Het geluid van de Beatles Ger Tillekens Het geluid van de Beatles Copyright 1998 © Ger Tillekens Oorspronkelijke uitgave: Het Spinhuis, Amsterdam, 1998 Digitale uitgave: Groningen, 2010 Op enkele kleinigheden na komt deze digitale uitgave overeen mer de oorspronkelijke boekuitgave. Slechts enkele typefouten en slordigheden zijn gecorrigeerd. Let op: door de overzetting is ook de paginanummering lichtelijk gewijzigd. Inhoud Voorwoord ..................................................................................................................... 7 1. De begeleiding van de beat ...................................................................................... 17 2. Een goede reden ...................................................................................................... 51 3. Vervangende akkoorden .......................................................................................... 89 4. Verbrokkelde kadensen ......................................................................................... 131 5. Merkwaardige modulaties ..................................................................................... 167 6. Verkeerde tonen ..................................................................................................... 207 7. Woorden en akkoorden .......................................................................................... 259 8. Het plezier van de popmuziek ............................................................................... 307 Nawoord .................................................................................................................... 355 Bijlage 1: Het onderzoeksmateriaal .......................................................................... 369 Bijlage 2: Compacte discografie ............................................................................... 379 Bijlage 3: Over gitaren en snaren ............................................................................. 393 Bijlage 4: Copyrights ................................................................................................ 403 Bijlage 5: Met dank achteraf ..................................................................................... 405 Literatuur ................................................................................................................... 407 Register ...................................................................................................................... 435 I’m the eggman, they are the eggmen, I am the walrus. I’m The Walrus (1967) Voorwoord Een kwestie van beschaving. Op de vijfde en zesde juni van 1964, op het hoogtepunt van de Beatlemania, brachten de Beatles een kort bezoek aan Nederland. Hysterisch, zo vatte Herman Stok zijn oordeel over het optreden van de groep zowel als het gedrag van het publiek kort en bondig samen. Met deze uitspraak bevestigde de toenmalige woordvoerder van de populaire muziek zijn reputatie als zegsman van het verzorgde, lichte lied dat toen nog de toon zette op de publieke radiozenders. Stoks houding was keurig afgestemd op het culturele klimaat van de jaren vijftig. Zijn laatdunkende opmerking sloot feilloos aan bij de heersende maatstaven van beschaving, waaraan de Beatles – daarvoor was dat ene woordje ‘hysterisch’ ruimschoots voldoende – overduidelijk niet voldeden. Net als vele andere volwasse- nen tilde hij echter niet ook weer niet al te zwaar aan het gedreven enthousiasme, waarmee de jeugd haar nieuwe favorieten welkom heette. Hij dacht dat de redelijk- heid en de goede smaak van de Nederlandse jongeren al gauw weer de overhand zouden krijgen en hij sprak dan ook de verwachting uit dat de rage weer snel zou overwaaien. In zijn opvatting stond Stok zeker niet alleen. Nog lang na de Tweede We- reldoorlog cultiveerde de spraakmakende pedagogische elite een idee van bescha- ving en beschaafd gedrag, dat we inmiddels als traditioneel hebben leren zien. Problemen hield men voor zichzelf. De vuile was mocht, letterlijk en figuurlijk, niet buiten worden gehangen. Er werd een strikte scheidslijn getrokken tussen de binnenwereld van het gezin – het domein van de vrouw – en de buitenwereld van de openbaarheid – het domein van de man. Hun identiteit ontleenden mensen aan hun statuspositie binnen die domeinen. In de vrije tijd waren zowel kleding als aan- spreekvormen daaraan aangepast en als gevolg daarvan waren rangen en standen in 7 Het geluid van de Beatles het straatbeeld duidelijk zichtbaar. De onderlinge verhoudingen werden gereguleerd door een fatsoenscode van beleefd respect voor autoriteit en gezag, waaraan met name kinderen en jongeren met strenge hand werden onderworpen. Discipline moest er zijn. Achter die stelregel ging een bepaalde opvatting schuil over emotionaliteit. Emoties werden gezien als primitief of ‘dierlijk’, een kwalificatie die destijds nog geen bijzonder positieve bijklank had en zeker niet waar het om seksualiteit ging. De opvoeding was er op gericht om dergelijke lustgevoelens zo niet te onderdrukken, dan toch op zijn minst te sublimeren in lichamelijke en geestelijke activiteiten op het gebied van sport, spel en kunst. Emoties dienden te worden beteugeld en op een hoger plan gebracht. Waardigheid en zelfbeheersing waren de deugden die telden. Binnen die traditionele, neostoïcijnse denkwereld vormde vooral de ontlui- kende seksualiteit van jongens en zeker die van meisjes een voortdurende bron van opvoedkundige zorg. Om die reden trok de huwelijksmarkt, de plekken waarop jongens en meisjes elkaar konden ontmoeten, de nodige aandacht van pedagogische zijde. Men trachtte opgroeiende jongeren van de straat te houden door ze in jeugdverenigingen en dansscholen zorgvuldig te onderrichten in de geldende regels van wederzijds respect, verantwoordelijkheidsgevoel en beschaafd gedrag. Tot diep in de jaren vijftig bleef dit beschavingsideaal toonaangevend. “Poets je tanden en zeg U,” zo bezong de Nederlandse popgroep Doe Maar met terugwerkende kracht nog in de jaren tachtig de combinatie van lichamelijke en morele hygiëne, die de grondslag vormde van de eertijds geldende opvoedingspraktijken. Op dat moment was er al het nodige veranderd. De culturele omslag van de jaren zestig. In cultureel opzicht duurden de jaren vijftig langer dan de tien jaar die een decennium telt. Historici omschrijven deze periode daarom wel eens als de ‘lange jaren vijftig’. Dat tijdvak begint dan na de afloop van de politionele acties in Indonesië en loopt door tot bijna in het midden van de jaren zestig, vrijwel precies tot op het moment dat met het traditionele beschavingsideaal ook de bijbehorende opvoedingsleer achter de coulissen van het maatschappelijke toneel verdween. Dat was niet de enige verandering. Het domein van de vrije tijd nestelde zich als een bufferzone tussen de werelden van het gezin en van de school en het werk. Publieke omgangsvormen werden meer gelijkwaardig en maakten zich los van gezin en werk. Beleefdheidsfrasen werden gemoedelijker en vertrouwelijker. Modieuze vrijetijdskleding vlakte de scherpe kantjes van de zichtbare statusverschillen af. De vorming van een persoonlijke identiteit werd niet 8 Voorwoord langer gedefinieerd als het aanleren van algemene normen en waarden, maar als een verinnerlijking van individuele keuzes. Opvallend is vooral de herwaardering die de emotionaliteit ten deel viel. Het beleven en uitdrukken van gevoelens kreeg een positieve betekenis. Een moderne gevoelshuishouding – het vermogen om reflexief en flexibel met emoties en gevoelens om te gaan – werd een belangrijk doel van de opvoeding (Kapteyn, 1985; Wouters, 1985). In het verlengde daarvan werd in de opvoedingspraktijk zelf disciplinering vervangen door onderhandeling. Dat vormde een blijvend erfstuk van de culturele revolutie van de jaren zestig. De introductie van dat nieuwe concept van beschaving wordt meestal in verband gebracht met de jeugdcultuur die zich in diezelfde tijd luid en duidelijk manifesteerde. Dat ligt voor de hand. Emotionaliteit en onderhandeling vormen immers de belangrijkste pijlers onder het bouwsel van jeugdstijlen waaraan jongeren in die jaren vormgaven. Samengebracht in het begrip communicatie legden deze elementen het fundament, waarop de jeugd met zijn eigen attributen van popmuziek, kleding en taalgebruik een cultureel alternatief vervaardigde voor het traditionele beschavingsideaal. De opkomst van een zelfstandige jeugdcultuur ging gepaard met nieuwe op- vattingen en ideeën over beschaving en emotionaliteit. Maar, hoe kwam die jeugdcultuur zelf tot stand? Daarvoor weten sociologen doorgaans een hele reeks verklaringen te noemen. Vooraan in de rij van oorzaken en achtergronden staan de stijgende economische welvaart, de opkomst van de consumptiemaatschappij en de culturele hegemonie van Amerika. Ze verschaften de financiële mogelijkheden en de culturele middelen voor een nieuw consumptiepatroon. De groei van de middenklas- se zorgde voor een gretig en aandachtig publiek. Vooral de jongeren uit deze sociale categorie werd een dankbare doelgroep voor de consumptie-industrie. Het aantal scholieren steeg en dat niet alleen door de naoorlogse geboortegolf, maar ook door de verlenging van de schoolgaande leeftijd en de puberteitsfase. Samen schiepen deze factoren, zo zegt men, de mogelijkheden voor en daarmee tegelijk een behoefte aan een grotere individuele vrijheid, die vooral bij jongeren tot uiting kwam. Ongetwijfeld liggen deze ontwikkelingen ten grondslag aan de culturele revolutie van de jaren zestig. Zonder uitzondering zijn het evenwel allemaal trends die geleidelijk
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages452 Page
-
File Size-