Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –––projecten–projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 [email protected] www.omgevingvlaanderen.be Scopingsadvies Project-MER Windpark Tongeren-Riemst Initiatiefnemer: EDF Luminus Markiesstraat 1 1000 Brussel & Elicio John Cordierlaan 9 8400 Oostende 02/07/2018 PRMER-3087-SA 1. Inleiding Het voorgenomen project van Elicio en EDF Luminus beoogt de oprichting en exploitatie van 13 windturbines in Riemst en Tongeren. Het projectgebied ligt ten oosten van Tongeren en ten westen van Riemst. De zone sluit aan bij het industriegebied Tongeren-Oost (en de uitbreiding ervan), de autosnelweg E313, de 380kV hoogspanningsleiding van Elia. In de omgeving van het projectgebied bevinden zich de dorpskernen Millen, Mal, Sluizen, Elst en Genoelselderen. Het gebied is deels bestemd als industriegebied en deels als Landbouwgebied. Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit 1, met name: Bijlage II 3 i “Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie voor zover de activiteit betrekking heeft: a) Op 20 windturbines of meer, of b) Op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied.” Bijlage III 13 b Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage II genoemde drempelwaarden (niet in bijlage I of in rubriek 13. a) van bijlage II opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage II voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de reeds vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van bijlage II. Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. Door de initiatiefnemer wordt echter afgezien van dit verzoek. De dienst Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 21/03/2018. Er werd in deze fase van het m.e.r.-proces nog geen openbare raadpleging georganiseerd door de initiatiefnemer van het project. De initiatiefnemer heeft er voor gekozen om op basis van het scopingsadvies de aanmelding eerst verder uit te werken tot een ontwerptekst. Op basis van deze ontwerptekst zal een openbare raadpleging georganiseerd worden bij de betrokken gemeentes. Na de openbare raadpleging kiest de initiatiefnemer ervoor om een tweede scopingsadvies te vragen bij de dienst Mer. In het kader van dit eerste scopingsadvies vroeg de dienst Mer adviezen bij de administraties en openbare besturen (zie bijlage). Gezien de ligging van het project nabij Nederland en Wallonië werden de bevoegde autoriteiten geraadpleegd. 1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. Dienst Mer – scopingsadvies PR3087 2 Windpark Tongeren-Riemst De dienst Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de inhoudsafbakening/methodologie van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM 2, de ontvangen adviezen en met het scopingsoverleg van 14/05/2018. Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn. 2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden: o In het MER wordt berekend hoeveel CO 2 emissies er uitgespaard worden door dit project door gebruik te maken van alternatieve energiebronnen. Hiervoor werd echter geen volledige levenscyclusanalyse in beschouwing genomen. Het opmaken van een LCA ligt buiten de scope van dit project-MER. o In het MER zal een algemene overzichtskaart opgenomen waarop de bestaande/vergunde windturbines (cfr. fig. 1-2 en fig. 1-3) staan aangevuld met de gewenste windturbines van dit project en de windturbines van de ontwikkelingsscenario’s. Ook de bestaande windturbines in Bassenge en Juprelle (Wallonië) moeten daarop weergegeven worden. Zoals in de aanmelding vermeld, moet het MER de volgende alternatieven onderzoeken en beoordelen: o nulalternatief Het MER moet bijkomend de milieueffecten van volgende alternatieven onderzoeken en beoordelen: o Op vraag van het Departement Landbouw & Visserij moet als inplantingsalternatief bekeken worden om de WT zo kort mogelijk bij de verkavelingsweg te plaatsen. Als de inplanting toch in het midden van een perceel moet, dan moet deze inplanting gemotiveerd worden. De randvoorwaarden en de negatieve effecten van dergelijke inplanting moeten ook duidelijk beschreven worden in het MER. Inzake uitvoeringsalternatieven : • In het MER zal bekeken worden of er alternatieven mogelijk zijn voor de permanente werkplatformen, bv. rijplaten. De conclusie moet gemotiveerd worden in het MER. • Voor de inplanting van de windturbines moet in het MER aandacht besteed worden aan: o WT’s zo veel mogelijk op 1 middenspanningscabine aansluiten, indien mogelijk op industriegebied plaatsen; o Nagaan welke mogelijkheden er zijn om de transfo in de mast te steken in plaats van buiten de mast; o Intraparkkabels zoveel mogelijk aan de randen van de percelen en maximaal langs bestaande wegen voorzien; o Landbouwuitbater maximaal vrijwaren; o WT’s zo dicht mogelijk bij de toegangswegen plaatsen; o Permanente verharding maximaal beperken. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM). Dienst Mer – scopingsadvies PR3087 3 Windpark Tongeren-Riemst 3. Algemene en methodologische aspecten De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart. Als referentiesituatie beschouwen we de situatie op datum van dit scopingsadvies, waarin alle bestaande en vergunde windturbines vervat zitten. In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline. Andere windturbineprojecten in de omgeving moeten als ontwikkelingsscenario in het MER meegenomen worden, voor zo ver de informatie erover beschikbaar is. De volgende ontwikkelingsscenario’s moeten minstens meegenomen worden: - 3 windturbines langs de E313 (Eneco) o de stedenbouwkundige vergunning werd verleend op 23/11/2017, maar de milieuvergunning werd geweigerd. - 4 windturbines in Vreren (Eneco/Storm) o In vergunningsaanvraag - 2 windturbines in Tongeren (Limburg Wind(t)) o gelegen ten westen van de E313, aansluitend bij de 3 bestaande windturbines van Limburg Wind(t). o in vergunningsaanvraag Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar boven komen, moeten deze toegevoegd worden. Volgende relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden dienen bijkomend te worden aangepast, opgevolgd of aangevuld: • Principe van zuinig ruimtegebruik (HAG) (23 DECEMBER 2005. — Omzendbrief RO/2005/01 betreffende de beleidsmatige herbevestiging van de gewestplannen in het kader van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) • Vlaamse risicoatlas voor vleermuizen • RUP Uitbreiding Tongeren Oost Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden. De afstand tot waar cumulatieve effecten onderzocht moeten worden, hangt af van de reikwijdte van de effecten. Op p.19 van de aanmelding wordt voor de afbakening van de cumulatieve effecten verwezen naar wat de ‘relevante’ windturbines zijn volgens de interpretatiehandleiding Windturbines van de dienst Mer. Deze verwijzing is niet correct omdat die tekst en methodiek in de interpretatiehandleiding bedoeld is om een windturbinepark af te bakenen, maar niet om de afstand voor cumulatieve effecten af te bakenen. In het MER moet ook bekeken worden of er windturbines op Waals grondgebied zijn waarbij cumulatieve effecten optreden. Dienst Mer – scopingsadvies PR3087 4 Windpark Tongeren-Riemst De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages10 Page
-
File Size-