Liefst met Burroughs zijn boekjes op zak Amerikaanse natuurschrijvers en Jac. P. Thijsse Leen Dresen On his way with John Burroughs. American nature writers and Jac. P. Thijsse Jac. P. Thijsse was a key figure in the early nature protection movement in The Netherlands. When he started to promote his ideas on this subject, he was already well known as a nature writer. In his work he frequently expressed his admiration for American writers like John Burroughs, Henry David Thoreau and Ernest Thompson Seton. This article analyses how Thijsse used American authors and developments as a source of inspiration, and as examples that could help him to promote his own ideas about nature protection. Similarities are pointed out between Thijsse’s work and the writers mentioned above in three domains: a preference for studying nature close to home, around the town where one lives; camping vacations and outdoor sports, and establishing sanctuaries for wildlife as a practical way to protect nature. Rond 1900 begint in veel westerse landen wat in Nederland ‘natuurbescher- ming’ zou gaan heten: het aanwijzen en afschermen van gebieden met het doel om er reservaten van te maken ter bescherming van wilde planten en dieren.1 De geschiedenis van dit fenomeen is tot nu toe hoofdzakelijk per land apart onderzocht en beschreven. Ieder land eert de eigen reservaten en nationale par- ken en de pioniers en organisaties die een hoofdrol hebben gespeeld bij de start van de activiteiten. In Nederland vormden de oprichting van de vereniging Natuurmonumenten (1905) en de aankoop van het Naardermeer (1906) be- langrijke mijlpalen in dit verband, met Jac. P. Thijsse als hoofdrolspeler. Over deze zaken is in de loop der jaren dan ook het nodige geschreven.2 De gericht- 1 Een generatie eerder waren in de Verenigde Staten de parken van Yosemite (1864) en Yellowstone (1872) opgericht, toen echter met als doel ‘natuurwonderen’ zoals watervallen en geisers in publiek bezit te houden. Bij deze parken werd ook pas rond 1900 het beschermen van wilde dieren en planten een nieuwe doelstelling: zie Alfred Runte, National Parks. The American Experience. Vierde druk (Lanham 2010). 2 Recente voorbeelden zijn onder andere Frits Maas, Wind mee, stroom tegen. 100 jaar Natuurmonu- menten (’s-Graveland 2005) en Marga Coesèl, Van vuilnisbelt tot natuurmonument. Jac. P. Thijsse en het Naardermeer (Amsterdam/’s-Graveland 2016). Over Thijsse verscheen recent onder andere ook Marga Coesèl (red.), Wanhoop nooit aan vooruitgang. Brieven van Jac. P. Thijsse (Amsterdam 2012) en Sietzo Dijkhuizen, Jac. P. Thijsse. Een biografie. Natuurbeschermer, flaneur en auteur van Verkade- albums (Amsterdam 2005). Over natuurbescherming meer algemeen in Nederland zie bijvoorbeeld Henny van der Windt, En dan: wat is natuur nog in dit land? Natuurbescherming in Nederland 1880- 1990 (Amsterdam/Meppel 1995). 252 leen dresen heid van de geschiedschrijving hierbij op de nationale schaal is zeer begrijpe- lijk, omdat de invulling die in de meeste landen werd gegeven aan het idee van natuurbescherming ook nadrukkelijk nationaal van karakter was. Per land was het de nationale overheid of een nationale particuliere organisatie (zoals de ver- eniging Natuurmonumenten) die de te beschermen natuurgebieden ging aan- wijzen en beheren. De uitgekozen gebieden werden daarbij gepresenteerd als nationale schatten: kenmerkende landschappen waarvoor het een morele plicht was om deze zo ongeschonden mogelijk voor het nageslacht te behouden. Het bezit van deze natuurschatten droeg hiermee bij aan een nationale identiteit, zoals ook historische monumenten dat konden doen. Traditioneel wordt aangenomen dat het idee om ‘nationale parken’ in deze zin op te richten zich vanuit de Verenigde Staten over de wereld heeft ver- spreid, met in ieder land de benodigde aanpassingen aan de lokale omstandig- heden.3 Maar uit meer recente studies blijkt dat de internationale uitwisseling van ideeën op dit terrein complexer is dan een simpel patroon van diffusie van- uit de Verenigde Staten. Zo heeft Patrick Kupper laten zien hoe betrokkenen in de Verenigde Staten en in Zwitserland tussen 1900 en 1930 ieder over en weer naar elkaars nationale parken verwezen als een navolgenswaardig mo- del.4 Onder andere door het werk van Kupper neemt de belangstelling toe om nationale beschermings initiatieven zoals deze rond 1900 in verschillende landen ontstonden vanuit een transnationaal perspectief te gaan bestuderen. Dat wil zeggen: de ontwikkelingen in afzonderlijke landen niet alleen naast elkaar zetten, maar inhoudelijke uitwisselingen tussen initiatiefnemers in deze landen ook echt hoofdonderwerp van nieuw onderzoek maken. Werkten na- tionale natuurbeschermers uit verschillende landen actief samen, kenden zij elkaar persoonlijk en zo ja, op welke manier?5 Kenden zij elkaars geschriften en maakten zij gebruik van buitenlandse voorbeelden – al dan niet strategisch – voor binnenlandse doeleinden? Deelden zij doelen en vocabulaires over natio- nale grenzen heen, of overheerste vooral ieders nationale agenda? Op dit gebied valt nog veel onderzoek te verrichten. Misschien wel de be- langrijkste vraag is wat ten diepste de doelen waren van de natuurbeschermers die rond 1900 in verschillende landen actief waren. Ging het bij het oprichten van nationale parken om een ‘internationaal nationalisme’, zoals Marita Ma- thijsen dit aanwees voor de romantiek in de letterkunde: dus om een internati- onaal optredend verschijnsel dat gericht was op nationale doelen, zoals het ver- 3 Een klassieke weergave in deze zin is bijvoorbeeld J.-P. Harroy & R. van Osten (red.), World natio- nal parks. Progress and opportunities (Brussel 1972). 4 Patrick Kupper, ‘Science and the national parks. A transatlantic perspective on the interwar years’, Environmental History 14 (2009) 58-81. Kupper noemt zijn benadering nadrukkelijk ‘transnationaal’. 5 Rond 1900 werd ook al samengewerkt aan internationale maatregelen, bijvoorbeeld ter bescherming van trekvogels, maar ik bedoel hier samenwerking over nationale grenzen heen ten behoeve van natio- nale projecten. Zie over vroege internationale natuurbescherming bijvoorbeeld: Raf De Bont, ‘Dieren zonder grenzen – Over wetenschap en internationale natuurbescherming, 1890-1940’, Tijdschrift voor Geschiedenis 125 (2012) 520-535. liefst met burroughs zijn boekjes op zak 253 sterken van de nationale identiteit?6 Of ging het eerder om wat we omgekeerd een ‘nationaal internationalisme’ zouden kunnen noemen: om de activiteiten van een internationaal netwerk van actoren, die begrepen dat de natiestaat een zeer geschikte arena was om hun idealen van (wereldwijde) natuurbescherming in te kunnen realiseren. Een overkoepelend antwoord op deze vraag heeft veel studies van concrete gevallen nodig. In dit artikel wil ik aan deze grotere vragen een bijdrage leveren door middel van een inhoudsanalyse van een specifiek aspect van het natuurjournalistieke werk van Jac. P. Thijsse. Ik zal me hierbij richten op zijn omgang met het werk van een drietal Amerikaanse natuurschrijvers, die rond 1900 in de Verenigde Staten veel gelezen werden. Thijsse prees het werk van deze drie schrijvers – John Burroughs, Henry David Thoreau en Ernest Thompson Seton – bij zijn Nederlandse lezers met veel enthousiasme aan, allereerst als prachtige na- tuurboeken. Maar hij zette elementen uit het werk van deze schrijvers ook in bij zijn pleidooien voor nieuwe natuurbeschermingsmaatregelen in Nederland. In de navolgende paragrafen ga ik nader in op deze Amerikaanse schrijvers en hun plaats in het werk van Thijsse, aan de hand van een drietal thema’s: een gedeelde voorliefde voor de alledaagse natuur dicht bij huis, de geneugten van ‘outdoor’ vakanties in de bossen en de relaties tussen dierenverhalen en (ver- schillende vormen van) dierenbescherming. Ter inleiding echter eerst nog een enkele kanttekening bij de persoon van Thijsse en het idee van ‘natuurbescherming’, dat rond 1900 nog geen vast- omlijnde betekenis had. Thijsse zelf speelde een grote rol bij de invulling die dit begrip in Nederland zou krijgen, onder andere doordat hij ervoor ijverde om gebieden veilig te gaan stellen waarin kenmerkende wilde planten en die- ren leefden. Vanaf 1901 ijverde hij hiervoor vanuit verschillende verenigin- gen, waarin hij actief was als medeoprichter en bestuurslid.7 Maar minstens zo belangrijk als deze organisatorische betrokkenheid was de rol die Thijsse speelde als popularisator van natuurkennis. Al voor de eeuwwisseling kreeg Thijsse samen met collega-onderwijzer Eli Heimans landelijke bekendheid op dit terrein, onder andere met hun tijdschrift De Levende Natuur.8 Het was deze bekendheid die Thijsse een platform gaf voor het lanceren van zijn ideeën over natuurbescherming, voorafgaand aan de oprichting van de vereniging Natuurmonumenten. Deze combinatie van een (belangrijke) rol spelen als natuurschrijver en tegelijk ook als natuurbeschermer is internationaal gezien niet uniek: in de Verenigde Staten bijvoorbeeld combineerde John Muir deze 6 Marita Mathijsen, ‘De paradox van het internationale nationalisme in Nederland 1830-1840’, in: Nele Bemong e.a. (red.), Naties in een spanningsveld. Tegenstrijdige bewegingen in de identiteitsvor- ming in negentiende-eeuws Vlaanderen en Nederland (Hilversum 2010) 49-64. 7 Naast de reeds genoemde vereniging Natuurmonumenten ook vanuit: de Nederlandse Natuurhis- torische Vereniging (opgericht 1901) en de Nederlandse Ornithologische Vereniging (opgericht 1901). 8 De Levende Natuur startte in 1896 met als redacteuren Heimans, Thijsse en J. Jaspers
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages110 Page
-
File Size-