
Raster. Jaargang 3 bron Raster. Jaargang 3. Polak & Van Gennep, Amsterdam 1969-1970 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ras001196901_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 2 [Nummer 1] Raster 69 In de eerste aflevering van de 3de jaargang zijn enkele opmerkingen over de dingen die gaan komen gewenst. Dit houdt geen teoretiese uiteenzetting in over een beleid dat de lezer uit zijn Rasterlektúur zelfstandig kan destilleren. Het betreft hier de aankondiging van een paar onderwerpen die in het komende jaar aan de orde zullen worden gesteld en waarvan de redaktie meent, dat het niet alleen belangrijk maar ook de hoogste tijd is om ze ter sprake te brengen. I. Raster III, nr. 2 (zomer '69) zal een reeks artikelen bevatten waarin verscheidene aspekten en problemen van de linguistiek zullen worden behandeld. In toenemende mate wordt men in literair-teoretiese opstellen en geschriften (en daarin niet alleen) met begrippen en termen uit de taalkunde gekonfronteerd, waarbij men wel kan vaststellen dat het grootste deel van de lezers, inklusief ondergetekende, die termen en begrippen niet kent. Zo nu en dan duiken ook in Raster-essays linguistiese sleutelwoorden op, welke op dat moment niet nader kunnen worden verklaard, dan wel bekend worden verondersteld. Het schijnt zelfs voor te komen dat enkele verhitte vertegenwoordigers van deze koele wetenschap zich in opinieweek-, en -maandbladen tebuitengaan aan langdurige debatten over brandende taalkundige vraagstukken, of iets dergelijks, maar dat verzuimd wordt de lezer een begeleidende kommentaar aan te bieden of mededeling te doen over: wat linguistiek is. Raster hoopt de lezers die geen linguisten zijn, maar die wel iets meer willen weten van wat er in de taalkunde van Moskou tot Massachusetts gaande is, een dienst te bewijzen met de publikatie van deze zakelijke kroniek, welke door een drietal jonge linguisten zal worden verzorgd: D. Betlem (historiese schets), Frits Kortlandt (enkele problemen van de hedendaagse linguistiek), en T.A. Van Raster. Jaargang 3 3 Dijk (de relatie tussen taal- en literatuurteorie). De filmmbriek zal hierop aansluiten met een bespreking door Rein Bloem van Christian Metz' Essays sur la signification au cinéma, en van andere publikaties die zich bezighouden met ‘de taal’ van de film. Het ‘linguistieknummer’ zal uiteraard ook de gebruikelijke bijdragen bevatten. II. In de 2de helft van 1969 verschijnt een speciale aflevering die gewijd zal zijn aan de Hedendaagse poëzie in internationaal perspektief. De poëtiese ontwikkelingen van de laatste 15 tot 20 jaar in een 8-tal grote taalgebieden zullen hierin aan een onderzoek worden onderworpen. Een bloemlezing van 40 tot 60 gedichten (voor elke taal worden er enkele door de betreffende essayist gekozen) zal aan deze opstellen worden toegevoegd om poëzie en betoog zo nauw mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Raster beoogt hiermee een greep te krijgen op, en informatie te verschaffen over poëtiese verschijnselen in het buitenland - welke wij niet of nauwelijks kunnen volgen. Tevens is het interessant om op de aldus verkregen gegevens te reageren vanuit de nederlandse poëtiese situatie, en - wellicht - te komen tot een plaatsbepaling van de nederlandstalige poëzie t.o.v. buitenlandse stromingen en ontwikkelingen. Aan het internationale poëzienummer zullen dichters en essayisten uit binnen- en buitenland meewerken. In de inleiding tot de betreffende aflevering zal nader op een en ander worden ingegaan. Er zijn oorspronkelijke bijdragen te verwachten van: Kenneth White Engeland Charles Grivel Frankrijk Karl Krolow Duitsland Edoardo Sanguineti Italië Branimir Donat Oost Europa Dr. G.A.M. Janssens Verenigde Staten Mevr. J. Vidal de Lorda Latijns Amerika Prof. Dr. C. Ouwehand Japan Een algemene beschouwing over de artistieke ontwikkelingen in verschillende kunsten, van de hand van Prof. Dr. Theodor W. Raster. Jaargang 3 4 Adorno, zal aan de poëziebeschouwingen voorafgaan, met het oogmerk de grenzen van het striktliteraire vakgebied - een Raster-‘traditie’ getrouw - te doorbreken. Alle essays zullen in een nederlandse vertaling worden gepubliceerd. Het beginsel van de beweeglijkheid dat het beleid van Raster in sterke mate beïnvloedt, heeft er toe bijgedragen dat een tendens tot internationalisering voor '69 kenmerkend zal zijn. Het spreekt vanzelf dat de publikaties van scheppend en essayisties werk van eigen bodem worden voortgezet op de wijze die tot nu toe gebruikelijk was. III. Raster prijst zich gelukkig in deze aflevering de nog niet eerder gepubliceerde tekst van een voordracht door Prof. Dr. Alexander Mitscherlich, Die Idee des Friedens und die menschliche Agressivität, te kunnen brengen. Hoewel de bijdrage van Prof. Mitscherlich niets heeft uit te staan met ‘de literatuur’, acht de redaktie publikatie ervan, overeenkomstig het boven geformuleerde beginsel, op deze plaats alleszins gerechtvaardigd en zinvol. Ik wil hier mijn dank uitspreken aan degenen die mij - van verschillende zijden - bij de voorbereiding van een en ander adviezen en hulp hebben geboden. H.C. ten Berge Raster. Jaargang 3 5 Alexander Mitscherlich | De vredesgedachte en de menselijke agressiviteit In de televisieuitzending (d.d. 24/XI/'68) van Professor Mitscherlichs lezing werd ten onrechte vermeld, dat deze werd gehouden naar aanleiding van het 80 jarig bestaan van Paviljoen 3. Dit was niet zo. Iets plechtigs of bijzonders zou alleen kunnen worden georganiseerd naar aanleiding van het slopen, niet naar aanleiding van het nog bestaan van Paviljoen 3. We kunnen dat nu zeggen zonder teveel bitterheid, aangezien de plannen voor een nieuwe psychiatrische universiteitskliniek in vergevorderd stadium zijn. Mitscherlichs lezing was er een uit een reeks, hij komt regelmatig spreken in mijn staf. Ik, al of niet vergezeld van mijn medewerkers, ga af en toe naar het Sigmund Freud Institut in Frankfurt waarvan Mitscherlich de leider is. Onze groepen hebben intensieve contacten, ontstaan in de periode 1958 tot 1965 waarin ik regelmatig eenmaal in de drie weken een seminarie gaf in Heidelberg - dit om de psychoanalyse in Duitsland, die door de Nazi's was uitgeroeid, weer op gang te helpen. Hierbij moet U bedenken dat vele analytici joods waren; het Nazidom was uiteraard ook op grond van zijn ideologie tegen de psychoanalyse, een wetenschappelijke stroming die kiest voor de vrijheid van het individu. Mitscherlich heeft bij de herintroductie van de psychoanalyse in Duitsland en de duitssprekende landen een belangrijke rol gespeeld - eerst als hoogleraar in de psycho-somatiek te Heidelberg, later als oprichter van het Sigmund Freud Institut te Frankfurt. Belangrijk in zijn werk vind ik de verbinding van de psychoanalyse met sociologische gezichtspunten vooral uit de neomarxistische hoek (Horkheimer, Adorno, Habermas), men leze ‘Auf dem Weg zur vaterlosen Gesellschaft’, Piperverlag, München 1963 en ‘Die Unfähigkeit zu trauern’, Piperverlag, München 1967, geschreven in samenwerking met zijn vrouw Margarete Mitscherlich. Er zijn geborneerde psychoanalytici en geborneerde neomarxisten die menen dat men marxistische en freudiaanse gezichtspunten niet verbinden kan. Het werk van Mitscherlich kan omtrent dit Raster. Jaargang 3 6 probleem opheldering verschaffen en leren dat verbinding dezer gezichtspunten mogelijk is, zonder in een pseudowetenschappelijke hutspot te verdrinken. Mitscherlichs radio-uitzendingen, doortrokken van marxistische en psychoanalytische geest, doen van tijd tot tijd stof opwaaien door de vehemente reaktie van ‘de reaktie’. P.C. Kuiper Het thema dat ik mij gesteld heb, is oeroud zoals Ernst Bloch nog onlangs in de Pauluskerk aantoonde; maar het is moeilijk toegankelijk, om niet te zeggen ontoegankelijk gebleven. Ik zou twee citaten als motto, d.w.z. als gangmakers voor mijn overweging willen gebruiken. Bij het woord vrede een uitlating van C. Wright Mills: ‘Vrede is een zo door en door “goed” woord, dat men ervoor moet oppassen. Van oudsher hebben de meest verschillende mensen er de meest uiteenlopende betekenis aan toegekend. Anders zouden zij niet allen zo bereidwillig en algemeen met het begrip vrede hebben kunnen instemmen...’1. Bij het fenomeen agressiviteit een stelling van Sigmund Freud: ‘Het is voor de mensen blijkbaar geen gemakkelijke opgave om van de bevrediging van hun neigingen tot agressie af te zien; zij voelen zich er niet prettig onder.’2. Het woord ‘wereldvrede’ behoort weliswaar in de gebedsmolens van politieke communiqué's en het wordt ontelbare keren uitgesproken en neergeschreven, maar de pogingen om tot een structurele voorstelling ervan te komen hoe een dergelijk wereldomspannend leven in vrede er uit zou moeten zien, zijn daarbij vergeleken uiterst gering. Tal van politici of onderzoekers durven hun denkbeelden over een wereldvrede of over de onbereikbaarheid daarvan ook niet kenbaar te maken uit angst voor utopisten of cynici te worden aangezien. Dit gevaar wil ik uit uit de weg gaan en de vraag aan de orde stellen of het aanhoudend bezweren van een wereldvrede niet inderdaad sporen moet uitwissen, en wel de sporen van het feit dat een soortgelijk vooruitzicht in eerste instantie weliswaar aanlokkelijk is, maar vervolgens ook afschrikt. Ik twijfel er daarbij niet aan dat wij bewust naar vrede verlangen, maar ik waag het desondanks te Raster. Jaargang 3 7 stellen dat wij deze als wereldorde ook vrezen. En wel in de dieper gelegen, meer verborgen lagen van onze psychische constellatie, die evenwel ook de grote ervaringen
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages597 Page
-
File Size-