Historisch hart van de democratie Geschiedenis in parlementsrondleidingen van Nederland,

Duitsland en de Verenigde Staten

Koen Molenaars 10001596 0653744076 [email protected] Masterscriptie MA Publieksgeschiedenis Begeleider: Dr. P. Knevel Tweede lezer: Dr. J. Turpijn Universiteit van Amsterdam 8 januari 2016

Inhoudsopgave

Inleiding 2

1. Het parlementsgebouw als historisch hart van de democratie 7 ‘Traditionelle Architektur mit modernen Formensprache verknüpft’ 8 ‘Bouwen, aanbouwen, bijbouwen, verbouwen’ 13 ‘Defining for the ages the national skyline’ 21 Besluit 29

2. Bezoekerscentra in hun politieke cultuur 31 Politieke cultuur in de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland 32 ‘Winning hearts and minds’ 40 ‘Demokratie lernen durch Bildung und Partizipation’ 43 ‘De spelregels uitleggen van democratie en rechtsstaat’ 46 Besluit 48

3. Vrijheid, oorlog en democratie. Geschiedenis in de rondleiding 50 Introductiefilm 51 Rondleiding 55 Tentoonstelling 60 Besluit 65

Conclusie 67

Bronnen en literatuur 71

Illustratieverantwoording 77

Bijlagen 78 Bijlage I 78 Bijlage II 84 Bijlage III 89

1

Inleiding

Een eeuwig probleem in een democratie is de kloof tussen burger en politicus. De discussie over deze kloof komt sinds de opkomst van Pim Fortuyn en de consolidatie van de Partij voor de Vrijheid in de politiek in veel Nederlandse politieke vraagstukken terug. Het Sociaal en Cultureel Planbureau bracht in 2014 het rapport Verschil in Nederland uit, over hoe Neder- landers die kloof ervaren. Daarin kwam naar voren dat een aanzienlijk deel van de bevolking geen hoge achting heeft voor politici, maar hen eerder als ‘graaiers’ typeert, die met hun rug naar de samenleving staan.1 De laatste twee decennia besteedde de politiek ook meer aandacht aan die kloof door programma’s voor politieke vorming op te zetten. De fusie van twee poli- tieke vormingsinstellingen tot ProDemos in 2011 was het resultaat van een roep vanuit de politiek om democratie en rechtstaat meer naar de samenleving uit te dragen.2 De organisatie kreeg onder andere verantwoordelijkheid voor de rondleidingen op het Binnenhof. Het histo- rische gebouwencomplex is als hart van de democratie bij uitstek een geschikte plek om de betekenis van de Nederlandse democratische instellingen te tonen. Vergeleken met veel andere parlementsgebouwen is het Binnenhof een weinig impo- sant geheel, met de ijscoman en het fonteintje ter ere van een dertiende-eeuwse graaf in het midden van het plein –hoewel eerstgenoemde inmiddels een cultstatus heeft bereikt. Het enige gebouw met allure is de Ridderzaal, die ook al ruim zevenhonderd jaar op die plek te vinden is. Dat maakt het Binnenhof een unicum in de wereld, aangezien parlementen in andere lan- den doorgaans negentiende- of twintigste-eeuws zijn.3 De manier waarop geschiedenis en politieke vorming doorwerkt bij een bezoek aan het parlement, is daarom interessant in verge- lijkend perspectief. Daaruit volgt de vraag hoe geschiedenis bijdraagt aan de presentatie van de politieke omgeving van verschillende parlementsgebouwen. Ter vergelijking van het Binnenhof zijn het Capitool in Washington D.C. en het Rijks- daggebouw in Berlijn bijzondere cases. De Verenigde Staten en Duitsland gaan zeer verschil- lend om met het verleden. Waar veel Amerikanen in de Verenigde Staten vrijheid en demo- cratie als essentie van de Amerikaanse volksaard beschouwen, zien Duitsers juist een gevaar- lijke boodschap in hun eigen verleden door de totalitaire regimes van de twintigste eeuw. Hoe die visies doorwerken in de presentatie van het gebouw in architectuur, politieke cultuur en publieksrondleidingen vormt een belangrijk onderdeel van dit onderzoek.

1 C. Vrooman, M. Gijsberts en J. Beelhouwer, Verschil in Nederland. Sociaal en cultureel rapport 2014 (Den Haag 2014) 217. 2Projectbeschrijving Huis voor Democratie en Rechtstaat (z.p. 2009) 4. 3 L. J. Vale, Architecture, power and national identity (New Haven 1992) passim.

2

Dit onderzoek is in maatschappelijk opzicht relevant vanwege de publieke functie die een parlementsgebouw draagt. Rondleidingen zijn bij uitstek informerend van aard, wat in dit geval belangrijk is voor het creëren van begrip en bewustzijn voor de politiek. Bovendien is een parlementsgebouw ook een belangrijk symbool, dat staat voor de geschiedenis van een land en zijn politieke systeem. Bij de recent aangekondigde renovaties van het Binnenhof reageerden politici bijvoorbeeld verbolgen over het feit dat de Eerste en Tweede Kamer voor vijf jaar elders in de stad zouden moeten vergaderen. Tweede Kamerlid en voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie Ton Elias vond dat te lang, omdat hij het Binnenhof beschouw- de als het ‘kloppende hart van de democratie’.4 Elias’ uitspraak toont de waarde die politici zelf geven aan het gebouwencomplex. Hoe die symboolfunctie als centrum van democratie naar voren komt in de rondleiding is daarom het bestuderen waard. Vanuit wetenschappelijk perspectief biedt dit onderzoek eveneens vernieuwende in- zichten. De afgelopen decennia zijn verschillende historische NWO-onderzoeksprogramma’s uitgevoerd rondom democratie en politieke cultuur. Tussen 1995 en 2014 liep het onderzoeks- programma ‘De natiestaat. Politiek in Nederland sinds 1815’, waarin de politieke cultuur speerpunt was van onderzoek.5 In het kader daarvan onderzocht historicus Henk te Velde lei- derschapsstijlen in de Nederlandse politiek. Historicus Piet de Rooy schreef het boek ter af- sluiting van het programma, Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van modern Nederland (2014). In een ander onderzoeksprogramma, ‘Omstreden democratie’ (2007-2013), werkten verschillende wetenschappelijke disciplines samen om tot een analyse te komen van de stand van de democratie.6 Resultaat was het boek Omstreden democratie. Over de proble- men van een succesverhaal (2013).7 Hoewel beide programma’s een grote bijdrage leverden aan het onderzoek naar de Nederlandse politieke cultuur, waren ze zeer gericht op de gedra- gingen van politici, politieke instellingen en politieke legitimatie. De publieke kant van poli- tiek kwam daardoor summier aan bod en bleef meestal beperkt tot analyses van het populis- me. Andere publicaties besteden juist meer aandacht aan de publieke uitstraling van de politiek. De auteurs van de bundel Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (2011) beschrijven bijvoorbeeld zeer uitvoerig hoe het Binnen-

4 J. Verlaan, ‘Renovatieplannen Binnenhof overhaast doorgedrukt’ (2 april 2015). Website NRC. http://www.nrc.nl/nieuws/2015/04/02/renovatieplannen-binnenhof-overhaast-doorgedrukt (21 november 2015) 5 P. de Rooy, Ons stipje op de waereldkaart (Amsterdam 2014) 303. 6 Omstreden democratie. Onderzoeksprogramma 2006-2011(Den Haag 2006) 8. http://www.nwo.nl/onderzoek-en-resultaten/programmas/omstreden+democratie (26 november 2015) 7 R. Aerts en P. J. M. de Goede ed., Omstreden democratie. Over de problemen van een succesverhaal (Amster- dam 2013).

3 hof uitgroeide van grafelijk hof tot hart van de democratie.8 Daarbij is er niet alleen aandacht voor de gebouwen zelf en de historische omstandigheden waarin ze zijn ontstaan. De positie van het complex in Den Haag en de betekenis die mensen in heden en verleden aan het ge- bouw hebben gegeven, speelt eveneens een belangrijke rol in het boek. Het onlangs versche- nen proefschrift van historicus Diederik Smit sluit aan bij die gedachte, maar richt zich voor- namelijk op de negentiende en twintigste eeuw. In Het belang van het Binnenhof. Twee eeu- wen Haagse politiek, huisvesting en herinnering (2015) bespreekt hij hoe het gebruik van de gebouwen aan het Binnenhof samenliep met politieke besluiten en ideeën.9 Smit toont hoe het aanzien en het gebruik van het parlementscomplex sinds 1800 geregeld ter discussie heeft gestaan. Plannen tot verbouwingen waren omstreden, maar ook restauraties waren onderwerp van debat. In de Duitse en Amerikaanse literatuur is ook aandacht voor die publieke uitstraling. Kunst- en architectuurhistoricus Kirk Savage beschrijft in Monument Wars. Washington D.C., the National Mall, and the transformation of the memorial landscape (2009) hoe de Ameri- kaanse hoofdstad in tweehonderd jaar tijd veranderde van een ongerept natuurgebied in een monumentaal politiek en cultureel centrum. Het centrum van Washington D.C. werd een tijd- loze verzameling monumenten, ‘[with] no historic markers or plaques to remind visitors of what once existed before this remarkable place took shape.’10 Bezoekers verwachten die tijd- loosheid ook, zo stelt Savage, ook al is het centrum van Washington D.C. zo snel veranderd in de afgelopen eeuw. Teresa B. Lachin schreef een recensie over de Amerikaanse rondleiding door het parlementsgebouw. In The Public Historian spreekt ze over het bezoekerscentrum, waarbij ze de ontvangsthal vergelijkt met een ‘neotraditional train station’.11 Daarnaast be- spreekt Lachin ook de toonzetting van de rondleiding, die ze nationalistisch noemt, maar komt niet tot een fundamentelere beschouwing van de politieke cultuur. De betekenisgeving van het Rijksdaggebouw in Berlijn komt naar voren in de Duitse serie Erinnerungsorte (2001). Bernd Roeck beschrijft daarin de positie van het parlement en het gebouw in de loop van de tijd, te beginnen bij de Rijksdag in het Heilige Roomse Rijk.12 Hij heeft daarbij ook veel aandacht voor het gebouw als symbool en als decor van verschil-

8 H. te Velde, ‘Inleiding. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof’, in: H. te Velde en D. Smit ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 9-21, pas- sim. 9 D. Smit, Het belang van het Binnenhof (Amsterdam 2015) 20. 10 K. Savage, Monument wars. Washington D.C., the National Mall, and the transformation of the memorial landscape (Berkeley 2009) 7. 11 T. B. Lachin, ‘The Capitol Visitor Center’, The Public Historian 32:1 (2010) 133-138, aldaar 135. 12 Bernd Roeck, ‘Der Reichstag’, in: E. François en H. Schulze ed., Deutsche erinnerungsorte I (München 2001) 138-155, aldaar 140.

4 lende periodes van de Duitse geschiedenis. Over het gebouw is voornamelijk vanuit architec- tonisch perspectief geschreven, maar Roeck kijkt juist naar de betekenis van het gebouw. Hij beschrijft het gebouw als toeschouwer van het keizerrijk, de opkomst en neergang van zowel de Weimarrepubliek als nazi-Duitsland en de deling van Duitsland.13 Daarom is het een be- langrijk werk voor dit onderzoek, waarin die betekenis eveneens van belang is. Naast de inzichten uit de literatuur over de gebouwen, is informatie nodig met betrek- king tot de manifestatie van de politiek. Politieke cultuur is net als een parlementsgebouw zelf een historisch gegroeid fenomeen. Gedragingen, rituelen en gewoontes in de politiek verande- ren niet bij iedere verkiezing; zij kennen een lange voorgeschiedenis en een hoge mate van continuïteit.14 De manier waarop die politieke cultuur in de rondleiding doorschemert, is daarom een belangrijke invalshoek bij de bestudering van de politieke omgeving. Politieke cultuur werkt in op verschillende niveaus: het kan ten grondslag liggen aan de bezoekersorga- nisaties, of juist onderwerp zijn van de rondleidingen. Het kan daardoor enerzijds voor de structuur, toonzetting of thematiek en anderzijds een kijkje geven in het politieke bedrijf. In het eerste hoofdstuk zullen de parlementsgebouwen in hun historische context wor- den geplaatst. Het hoofdstuk introduceert de locaties en biedt een kijkje in de bouwgeschiede- nis. Hierbij ligt de focus vooral op de boodschap die het gebouw uitstraalde gedurende zijn bestaan. Politieke belangen, historische gebeurtenissen, de functie van het parlement en de artistieke keuzes werkten allemaal in op de symbolische betekenis van het parlementsgebouw. Deze vier aspecten veranderden in de loop van de tijd, maar lieten telkens hun sporen achter in het hart van de democratie. Die symbolische gelaagdheid vormt de kern van het hoofdstuk. De bezoekerscentra zullen in het tweede hoofdstuk aan bod komen. Hier is vooral van belang hoe zij hun taakopvatting omzetten in publieksdiensten, zoals rondleidingen en schoolpakketten. Bij die analyse is ook de politieke cultuur van groot belang. Dat begrip staat kort gezegd voor bepaalde waarden en gebruiken die ten grondslag liggen aan de politieke praktijk. De bezoekerscentra zijn, zoals zal blijken, een afspiegeling van die politieke cultuur. Het verhaal dat ze vertellen in educatiemateriaal, de website en in andere media, is sterk ver- bonden met denkbeelden die ook in de politiek een grote rol spelen. Naast de politieke cultuur zijn ook organisatorische aspecten van belang. Samen verklaren zij de werkwijze van die or- ganisaties en de ideeën die daarachter liggen.

13 Bernd Roeck, ‘Der Reichstag’, in: E. François en H. Schulze ed., Deutsche erinnerungsorte I (München 2001) 138-155, passim. 14 De Rooy, Ons stipje op de waereldkaart (Amsterdam 2014) 25.

5

Tenslotte staan in het derde hoofdstuk de rondleidingen zelf centraal. Geschiedenis zelf speelt een rol: welke historische gebeurtenissen worden overgeslagen en welke juist be- nadrukt? Welke gevolgen hebben die keuzes voor de boodschap die de rondleiding meegeeft? Hoe komt de politieke cultuur terug in de rondleidingen? Die vragen zijn te analyseren door de toonzetting, het perspectief en de keuzes met betrekking tot de geschiedenis tijdens de rondleiding tegen elkaar af te wegen. Het verschil tussen verschillende onderdelen van het parlementsbezoek is daarbij essentieel, omdat introductiefilms, de rondleiding zelf en de bij- behorende tentoonstellingen verschillende eigenschappen hebben. Tevens laat dit laatste hoofdstuk zien bij welke onderdelen de geschiedenis een grote meerwaarde had en waar het juist weinig toevoegde aan het bezoek. Concluderend kan worden opgemaakt hoe geschiedenis bijdraagt aan de presentatie van de politieke omgeving. De geschiedenis van het parlementsgebouw komt daarin samen met de organisatie, de politieke cultuur en de rondleiding. Door die drie samen te analyseren kan worden gekeken naar de vraag welke media geschikt zijn om mensen democratisch besef en legitimatie bij te brengen bij een bezoek aan het hart van de democratie. Geschiedenis is daarin bepalend: de toepassing ervan is een belangrijke factor voor de presentatie van de poli- tieke omgeving.

6

1. Het parlementsgebouw als historisch hart van de democratie

Bezoekers die een rondleiding door het centrum van de democratie willen nemen, komen niet zonder verwachtingen. Zij kennen het parlementsgebouw en hebben daar vaak hun eigen as- sociaties bij. Die parlementsgebouwen, in de loop der tijd uitgebreid en aangepast aan nieuwe behoeftes, wekken associaties op door de politieke geschiedenis en de actualiteit waarmee zij verbonden zijn. Daardoor staan zij ook symbool voor de nationale politiek. Sociaal geograaf en urbanist Lawrence J. Vale bespreekt in zijn boek Architecture, power and national identity (1992) een groot spectrum aan parlementsgebouwen vanuit dit symbolische perspectief.15 Hoewel hij zijn werk in de jaren negentig publiceerde, vormt het nog steeds een referentiepunt voor studies naar parlementsarchitectuur. Hij koppelt de architectuur, die varieert van classi- cisme tot postmoderne bouwkunst, aan de nationale identiteit en het democratische machtsbe- grip. Zijn punt is dat de gebouwen een specifiek karakter hebben, dat past bij de heersende opvattingen over de politiek. De statige Houses of Parliament in Londen verbeelden bijvoor- beeld het Britse traditionele politieke bestel, waarin het parlement en de monarchie wedijve- ren om de macht.16 Er zijn echter wel belangrijke opmerkingen te plaatsen bij Vale’s theorie. Hoewel het parlementsgebouw en zijn gebruikers verbonden zijn met elkaar, is het karakter van het ge- bouw niet automatisch verbonden aan het karakter van de politiek. Het aanzien van een par- lementsgebouw is vooral bepaald door de wensbeelden die de gebruikers hebben gehad. His- toricus Diederik Smit benadrukt in de inleiding van zijn proefschrift dat de sociaalweten- schappelijke benadering te statisch is geweest.17 Een parlementsgebouw is niet zo veranderlijk als de politiek die zijn bewoners bedrijven, waardoor de architectuur niet altijd correspondeert met de heersende politieke opvattingen. Het Rijksdaggebouw bestaat meer dan honderd jaar, het Capitool iets meer dan tweehonderd en de oudste delen van het Binnenhof in Den Haag zijn ruim zevenhonderd jaar oud. Het Haagse gebouwencomplex is in de loop der tijd uitge- breid, verbouwd en gerestaureerd, waardoor de chronologische gelaagdheid nog altijd is te zien. Ieder laagje is bedacht in een ander tijdvak, waarbij ook andere opvattingen horen over symboliek en de manier waarop die het beste tot uiting komt. Het uitgangspunt van Vale schiet in dit geval tekort. De huidige Eerste Kamer in Nederland vergadert bijvoorbeeld in een zaal wier iconografie verwijst naar de Staten van Holland en West-Friesland, de invloedrijkste

15 Vale, Architecture, power and national identity, 48. 16 Ibidem, 7. 17 Smit, Het belang van het Binnenhof, 15.

7 provincie van –op dat moment– een van de rijkste en machtigste landen ter wereld.18 Het aan- zien van de zeventiende-eeuwse Republiek is niet te vergelijken met het hedendaagse Neder- land. Het is daarom noodzaak telkens rekening te houden met veranderende historische con- texten waarin de gebouwen zijn neergezet, verbouwd en uitgebreid.

‘Traditionelle Architektur mit modernen Formensprache verknüpft.’19 De Britse Architect Norman Foster kreeg in de jaren negentig van de twintigste eeuw de op- dracht het Rijksdaggebouw te verbouwen. Na de hereniging van Oost- en West-Duitsland wilde de Bondsdag van Bonn naar Berlijn verhuizen en weer zitting nemen in het oude parle- mentsgebouw. Toen het na de verbouwingen opnieuw opende in 1999, stond de oude negen- tiende-eeuwse façade nog steeds overeind. Het interieur was echter geheel opnieuw vormge- geven in een internationale democratische stijl. Veel glas, open ruimtes en weinig ornament moesten conform deze stijl de transparantie van het democratische systeem weerspiegelen.20 De grote glazen koepel werd na de verbouwingen het voornaamste herkenningspunt van het gebouw (afb. 1). In praktisch opzicht functioneerde de koepel als ventilatiesysteem en zorgde voor zonlicht in de plenaire zaal. In symbolisch opzicht moesten bezoekers vanuit de koepel ook de zaal in kunnen kijken, als toeschouwers van het politieke spel en controleurs van het parlement. Tevens was de koepel een verwijzing naar de oude glazen koepel die op het ge- bouw stond. De aanpassingen van Norman Foster maakten het gebouw tot levend symbool voor openheid en democratie. Toen keizer Wilhelm II het Rijksdaggebouw in 1894 officieel opende was democratie allerminst de achterliggende gedachte. De samenstelling van de aanwezigen bij de opening was tekenend voor de situatie, aldus Bernd Roeck in zijn lieu-de-mémoire-beschrijving van de Rijksdag: ‘Gewoge und geglitzere von Uniformen (…) hier und da durch einige schwarze Punkte, Abgeordnete im Frack, unterbrochen.’21 Het Duitse Rijk had zijn bestaan niet aan een liberale revolutie de danken gehad, maar aan het Pruisische militaire optreden. Na de Frans- Pruisische oorlog van 1871 hadden Keizer Wilhelm I en kanselier Otto von Bismarck name- lijk het initiatief genomen de vele Duitse staten samen te smeden. Bismarck, een zeer conser- vatieve Realpolitiker, stemde toe met de instelling van een parlement, verkozen middels al- gemeen mannenkiesrecht. Vooral dat laatste was revolutionair in het Europa voor 1900, waar censuskiesrecht nog altijd een groot deel van de bevolking uitsloot van verkiezingsdeelname –

18 Ibidem, 113. 19 Bijlage II. 20 J. Gudehus, Der Deutsche Bundestag. Das Reichstagsgebäude, Architektur und Kunst (Berlijn 2001) 40-41. 21 Roeck, ‘Der Reichstag’, 147.

8 en het was al helemaal revolutionair voor een conservatieve politicus.22 Tegelijkertijd beperk- te Bismarck de macht van de Rijksdag, zoals het parlement zou heten. Alleen in de budgette- ring van het beleid had de volksvertegenwoordiging een stem. De rijkskanselier slaagde erin partijen telkens tegen elkaar uit te spelen, zodat hij zijn eigen agenda door kon voeren. Het parlement zocht niettemin wat meer statuur. De oude porseleinfabriek in Berlijn waar de volksvertegenwoordiging vanaf 1871 samenkwam, was geen locatie met allure. Het nieuwe Rijksdaggebouw moest een imposant gebouw worden, dat in zijn verschijning de Duitse natie moest representeren.23 Dat gebeurde op een betekenisvolle locatie. Het Berliner Stadtschloss van de Duitse keizer stond in het natuurlijke centrum van Berlijn, op het Spree-eiland. Het paleis deelde het eiland met de grote musea voor cultuurgeschiedenis en was zo verbonden met de grootste kunst- en cultuurverzamelingen van Duitsland. Deze centrale positie in geografisch en cultu- reel opzicht stond in groot contrast met die van het Rijksdaggebouw, dat in 1894 aan de rand van de stad bij de Brandenburger stadspoort werd neergezet. Die positie weerspiegelde de politieke situatie in Duitsland, waarin de Rijksdag weinig macht had tegenover de Duitse kei- zer. Hoewel Wallot een imposant gebouw neerzette, bleef het zowel in geografisch als po- litiek opzicht dus een marginaal instituut. De verering van keizer Wilhelm I nam bovendien een prominente plek in het gebouw in, met zijn initialen als veelgebruikt decoratief element. Ook herinnerde de Siegessaüle op het plein voor het Rijksdaggebouw aan de Duitse eenwor- ding, die aan de keizer te danken was geweest. De enige expliciet democratische verwijzing in het ontwerp was de tekst dem Deutschen volke, ‘voor het Duitse volk’, bovenop het voorpor- taal.24 Het zou echter nog twintig jaar duren voordat die tekst op het gebouw zou prijken. Kei- zer Wilhelm II had in 1888 de keizerstroon bestegen en hij vond dat de zinsnede teveel riekte naar volkssoevereiniteit. Bij de opening van het Rijksdaggebouw in 1894 was de tekst niet op de voorgevel te zien. Toen het keizerrijk tijdens de Eerste Wereldoorlog op zijn einde liep, werd de tekst alsnog geplaatst. Het Rijksdaggebouw herinnert ook aan de periode 1933-1945, toen Hitler met zijn na- tionaalsocialistische partij de dienst uitmaakte. In januari 1933 benoemde rijkspresident Paul von Hindenburg de nieuwe rijkskanselier Adolf Hitler, de partijleider van de kleinste coalitie- partij. Hindenburg hoopte hiermee de onrust onder de bevolking te temperen en zijn eigen

22 Juli Gudehus, Der Deutsche Bundestag. Geschichte und funktion des parlamentarismus (Berlijn 2001) 30. 23 Roeck, ‘Der Reichstag’, 150. 24 Ibidem, 153.

9 invloed te behouden. Hitler zou nooit een voet in het Rijksdaggebouw zetten, want amper een maand later ging het Duitse parlement in vlammen op. De vraag of het gebouw door de Ne- derlandse communist Marinus van der Lubbe of door de nazi’s zelf is aangestoken blijft tot op heden onbeantwoord, maar de brand was niettemin aanleiding voor Hitler om de grondwet buitenspel te zetten. ‘Der Weg in den Weltkrieg und nach Auschwitz – er führt über die Zer- störung des Reichstags.’25 De meerderheid in het parlement –leden van de communistische partij waren inmiddels opgepakt– stemde voor verregaande bevoegdheden voor de rijkskanse- lier. Tijdens het nazibewind zouden de nationaalsocialisten het Rijksdaggebouw vooral ge- bruiken voor propagandadoeleinden, tot de Sovjets in 1945 aan de poorten van Berlijn ver- schenen. De Russische generaals hechtten een grote waarde aan de verovering van het Rijks- daggebouw tijdens de slag om Berlijn. Hoewel het strategisch geen interessante locatie was, stond de verovering symbool voor de totale overwinning op het nazisme. De legendarische – geënsceneerde– foto van de wapperende Sovjetvlag op het gebouw symboliseerde de defini- tieve vernietiging van het Duitse Rijk. Na de oorlog deelden de geallieerden Duitsland en Berlijn op in sectoren. Het Rijks- daggebouw kwam in de Britse sector te liggen, aan de grens met de Russische. Door die lig- ging was het Rijksdaggebouw niet meer geschikt om als parlementsgebouw te dienen. Boven- dien omsloot het communistische Oost-Duitsland de West-Berlijnse bezettingszones van Frankrijk, de VS en Groot-Brittannië. Toen de relatie tussen West en Oost in de vijftiger en zestiger jaren nog sterker bekoelde, zou de Berlijnse Muur ongeveer vijf meter van de oostge- vel van het Rijksdaggebouw komen te staan. De Bondsdag kwam nog eenmaal in Berlijn bij- een, maar laagvliegende militaire Sovjetvliegtuigen intimideerden de West-Duitse volksverte- genwoordigers. Het Rijksdaggebouw had zijn politieke functie verloren, maar was nog steeds een poli- tiek symbool. Na de bouw van de Berlijnse Muur vonden er vele vrijheidsdemonstraties tegen het communistische Oost-Duitsland plaats bij het Rijksdaggebouw.26 Demonstraties verza- melden zich op de Platz der Republik voor het gebouw. Het Duits Historisch Instituut vestig- de zich in het gebouw, waar het instituut in 1971 een tentoonstelling opende over de Duitse geschiedenis. ‘Fragen an die Deutsche Geschichte’ toonde de geschiedenis van Duitsland en

25 Ibidem, 152. 26 H. Hammer-Schenk en X. Riemann, Von Paul Wallot bis Norman Foster. Der Reichstag, die Geschichte ein- des Denkmals (Berlijn 2002)16.

10 had als doel de bezoekers te doordringen van het belang van democratische waarden.27 Ook zonder parlement was het Rijksdaggebouw dus een symbool voor vrijheid en democratie. De betekenis van het oude parlementsgebouw veranderde wederom na de hereniging van Duitsland in 1990. Zoals gezegd maakte Sir Norman Foster als architect van het Rijks- daggebouw een nieuw symbool van de democratie. De zoektocht naar die symboliek was on- derworpen aan keuzes en politieke strijd tussen conservatieven en sociaaldemocraten over de selectie –en het belang– van de Duitse geschiedenis. Tijdens de verkennende werkzaamheden leidde een bijzondere vondst tot hevige discussies over de cultivering van het verleden. Bouwvakkers ontdekten achter een aantal schotten een grote verzameling graffiti van Russi- sche soldaten die tijdens de Slag om Berlijn in 1945 het gebouw hadden ingenomen. Namen van de soldaten zelf, steden die ze eerder hadden veroverd en allerlei andere teksten stonden op de muren gekalkt (afb. 2).28 De vraag was nu wat met deze vondst moest gebeuren. De Bondsdag hield verschillende debatten over de vraag of dit historische kladwerk een plaats verdiende in het nieuwe gebouw. De conservatieve FDP en leden van het confessi- onele CDU/CSU zagen de graffiti als vandalisme en vonden het daarnaast niet kies om ver- wijzingen naar een invasie van een buitenlandse macht in een nationaal en soeverein parle- ment te laten staan. Bovendien vonden die conservatieve stemmen het Cyrillische schrift niet passen op de muren van een Duits parlement, waar vooral plek moest zijn voor Duitse kunst. Andere, links georiënteerde partijen, zoals de socialistische PDS en de sociaaldemocratische SPD zagen in de graffiti juist een authentiek en krachtig symbool voor het einde van het nati- onaalsocialistische regime. De discussie liep zelfs uit tot een diplomatieke rel toen de Russi- sche ambassadeur aangaf dat ‘pogingen om de graffiti te verwijderen niet goed zouden zijn voor de verzoening en het vertrouwen tussen de twee volkeren’.29 Voor Foster was het behoud van de graffiti een zeer belangrijk punt. Door het te laten staan, zo stelde hij achteraf, toonde de graffiti het vermogen van Duitsland om eerlijk te re- flecteren op het eigen verleden, in het bijzonder het naziverleden. ‘Eerlijke reflectie’ was in de context van de graffiti echter niet direct een gepaste uitspraak.30 Leuzen als ‘Dood aan de Duitsers’ waren misschien eerlijk en representatief voor de stemming onder Sovjetsoldaten, maar niet zonder meer geschikt als wanddecoratie in een parlement. Diezelfde twijfel bestond bij de vrouwonvriendelijke en discriminerende teksten op de muur. Bovendien waren er

27 L. Gall, Fragen an die deutsche Geschichte. Ideen Kräfte, Entscheidungen von 1800 bis zur Gegenwart (Berlijn 1981) 22. 28 E. Chiemelewska, ‘The wall as witness-surface’, Lo Squaderno 8 (2008) 24-29, aldaar 25. 29J. Mieszkowski, ‘The writing is on the wall’, Postmodern culture 21:1 (2010) V. Website Project Muse. https://muse.jhu.edu/ (17 mei 2015) 30 Chiemelewska, ‘The wall as witness-surface’, 25.

11

Afb. 1: Het Rijksdaggebouw na de verbouwing van Sir Norman Foster, met het vele glaswerk en de glazen koepel.

Afb. 2: Rijksdaggebouw omstreeks 1900. De Siegessäule op de voor- Afb. 3: Fragment van de grond staat tegenwoordig aan de Großer Stern in de Tiergarten. overgebleven Sovjetgraffiti.

12 vraagtekens te zetten bij de reflecterende waarde van de graffiti. Hoewel Sovjetsoldaten in 1945 de graffiti aanvankelijk als persoonlijk statement zetten, werd het bekladden van het Rijksdaggebouw algauw een officieel bevel.31 Daarmee veranderde de graffiti van een indivi- duele boodschap in een propaganda-instrument. Soldaten schreven vervolgens alle muren van het Rijksdaggebouw vol. Daardoor was het nog maar de vraag of die graffiti de reflecterende werking kon hebben die Foster erin zag. De Bondsdag besloot uiteindelijk delen van de graffiti te behouden. Door te selecteren welke graffiti behouden zou worden, bracht Norman Foster tenslotte zijn eigen selectie aan in de wirwar van Cyrillische statements die in 1945 op de muren waren vastgelegd.32 Het over- grote deel werd verwijderd, waaronder de anti-Duitse en vrouwonvriendelijke leuzen. De overgebleven fragmenten verwezen vooral nog naar de eerder veroverde steden en enkele namen van Sovjetsoldaten. Bij nadere beschouwing gaat zijn uitspraak over eerlijke reflectie dus niet meer geheel op. Het feit dat de graffiti niet werd verwijderd, laat echter zien dat de politiek zich bewust was van de waarde van de geschiedenis, ondanks haar controversiële nalatenschap. Het huidige Rijksdaggebouw toont dus het samengaan van democratie en de zwarte bladzijdes uit het verleden. De façade herinnert aan het keizerrijk, maar ook aan de Rijksdag- brand die het begin van het naziregime betekende. Het interieur benadrukt de bevrijding van ditzelfde regime. De keuzes die daarin worden gemaakt, laten zien dat de historische uitstra- ling van het gebouw een selectie is in de overblijfselen van historische gebeurtenissen rondom het Rijksdaggebouw.

‘Bouwen, aanbouwen, bijbouwen, verbouwen.’ De uitstraling van het Binnenhof is een geheel andere dan die van het Rijksdaggebouw (afb. 4). Laatstgenoemde is neergezet als parlementsgebouw in 1894 en, hoewel van binnen gron- dig verbouwd, in uiterlijke vorm weinig veranderd. Vooral de symboliek en de gedachte ach- ter het gebouw veranderde in de loop der tijd. Het Binnenhof is echter een in de loop van ze- ven eeuwen organisch gegroeid complex, zonder overkoepelend decoratie- of bouwprogram- ma. Daardoor is het uiterlijk diffuus en straalt het niet één krachtige boodschap uit, tenzij die organische doolhofachtige constructie als metafoor gezien moet worden voor de Nederlandse staatsvorming, zoals enkele historici stellen.33

31 Mieszkowski, ‘The writing is on the wall’, IV. 32 Chiemelewska, ‘The wall as witness-surface’, 27. 33 Smit, Het belang van het Binnenhof, 10.

13

Afb. 4: De Ridderzaal op het Binnenhof, met daarvoor het fonteintje van Rooms-Koning Willem II. De Ridderzaal is in de loop van de tijd bijvoorbeeld sterk van betekenis en karakter veranderd. Gebouwd als feestzaal van graaf Willem II in de dertiende eeuw, is het tegenwoor- dig een symbool van monarchie en democratie. Tot in de negentiende eeuw stond het gebouw bekend als de Grote Zaal. Toen de Staten-Generaal zich in 1585 permanent in Den Haag ves- tigden en het Binnenhof in gebruik namen, was de Ridderzaal al een bouwval. Daardoor was de zaal niet meer geschikt voor officiële gelegenheden. In plaats daarvan diende het als markt en opslagplaats. Lange tijd hingen de vlaggen van veroverde –voornamelijk Spaanse– sche- pen die aan de steunbalken van de grote houten kap werden gehangen, als symbool voor het succes van de Republiek.34 In het begin van de negentiende eeuw stond de Grote Zaal er nog steeds slecht bij. Het dak lekte en de muren waren vervallen. Aan het einde van diezelfde eeuw zou de Grote Zaal echter een grote ceremoniële functie krijgen. Door de grote fascinatie voor de middeleeuwen in voornamelijk katholieke kringen in die tijd kreeg het gebouw weer meer aandacht en een nieuwe romantische bena- ming: de Ridderzaal. Architect en katholiek Pierre Cuypers maakte dankzij de invloedrijke cultuurambtenaar en geloofsgenoot Victor de Stuers in 1880 een begin met enkele belangrijke restauraties, waarbij hij de buitenkant van de Ridderzaal opknapte.35 Ter versterking van het middeleeuwse karakter bracht hij wapenschilden van de graven van Holland en de Bourgon-

34 P. Knevel, ‘Het Binnenhof in de zeventiende en achttiende eeuw’, in: D. Smit en H. te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 73-94, aldaar 86. 35 W. Krul, ‘Grote gebaren en een compromis. Bouwplannen op het Binnenhof (1848-1914)’, in: D. Smit en H. te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 209-232, aldaar 221.

14 dische vorsten aan, onder andere buiten op de overkapping van het trapje naar de ingang. In 1894 herstelde Cuypers vervolgens nog het houten kapgewelf en ontwierp de neogotische troon die in 1904 in de Ridderzaal kwam te staan.36 Vanaf dat jaar zou de vorst aldaar op Prinsjesdag de Troonrede voorlezen. Sinds recentelijke aanpassingen is er in het gebouw ook democratische symboliek te- rug te vinden. In 2006 werd op de schouw van de open haard artikel 1 van de Grondwet van 1848 geschilderd, die destijds het begin van de Nederlandse parlementaire democratie bete- kende. De provincievlaggen werden vervangen door wandkleden, waarop de wapens van alle provincies en overzeese gebiedsdelen werden afgebeeld.37 De kleden waren geïnspireerd op de kleden die Cuypers in 1904 aan de wanden van de zaal had laten hangen. Die wapens wa- ren vervlochten met een historisch document van betekenis voor Nederland, zoals de tekst van de Vrede van Münster. In de brochure van het Rijksvastgoedbedrijf over de laatste verbou- wingen staat over de rode draad die door de wandtapijten loopt:

‘Nederland is vormgegeven. Letterlijk door het stellen van grenzen en het zorgen voor lands- behoud ten opzichte van het water. Het zelfstandigheidsstreven komt veelvuldig naar voren. (…) De gekozen documenten geven vooral het succes van samenwerken aan. (…) Het is een rode draad die een differentiatie in groepen van de samenleving laat zien, het bereiken van een steeds grotere mate van inzicht en welvaart, een samenleving die zich zo ontwikkelde dat steeds meer groepen mensen –tot het individu toe– gelijkwaardige medeburgers konden wor- den.’38

Watermanagement, zelfstandigheid, samenwerking, welvaart en emancipatie klinken samen niet als een scherpe afbakening van wat Nederland is. Historicus Piet de Rooy verwoordde in een interview met het NRC echter scherper hoe de tapijten geïnterpreteerd zouden moeten worden. Volgens hem is de geografische indeling gecombineerd met de toenemende vrijheid van burgers.39 De weergave van de Blijde Inkomst voor Noord-Brabant toont bijvoorbeeld de onderhandelingspositie die steden hadden om privileges bij hun hertogen af te dwingen. De Vrede van Münster (op het tapijt met het Rijkswapen) toont de officiële onafhankelijkheid van de Nederlandse Republiek. Ook individuele rechten spelen een rol, wat te zien is op het Groninger tapijt, waar het verzoekschrift van Aletta Jacobs om toegelaten te worden tot de

36 A. J. C. van Leeuwen, Pierre Cuypers. Architect (1827-1921) (Zwolle 2007) 294. 37 Ridderzaal in ere hersteld (Den Haag 2010) 8. 38 Ridderzaal in ere hersteld, 5. 39 Ridderzaal in ere hersteld, 5.

15 universiteit is gebruikt als symbool voor de vrouwenemancipatie. De emancipatie van de ar- beider komt naar voren op het Friese tapijt met een gedicht van de socialist Pieter Jelles Troelstra. Op die manier is de inrichting van de tapijten toegespitst op vrijheden, op individu- eel, sociaal en nationaal vlak. Er zijn echter ook enkele opvallende keuzes gemaakt. Links naast de troon hangt bij- voorbeeld het Overijsselse tapijt, met daarop het pamflet Aan het volk van Nederland (1781) van Joan Derk van der Capellen tot den Pol.40 Het pamflet is een pleidooi voor de democratie, een van de ideeën die tijdens de Patriottenopstand rond 1780 opkwam. Tegelijkertijd is het document echter een aanklacht tegen stadhouder Willem V. Het feit dat dit document naast de troon van een afstammeling van de stadhouder is opgehangen, is een opvallende keuze. Het werkt relativerend, maar staat tegelijkertijd voor een democratische boodschap: ook over mo- narchie is discussie mogelijk. De tapijten beantwoorden dus allemaal aan een geografisch en aan een vrijheidsaspect. De symboliek is echter wel van een licht elitaire aard: veelal juridische en staatsrechtelijke documenten waarvan veel mensen niet direct een voorstelling hebben.41 Een heroïsche voor- stelling van een democratisch keerpunt of graffiti van een verloren oorlog spreekt wellicht meer mensen aan dan een grondwetsartikel of het Verdrag van Maastricht op een wandtapijt. Niettemin staan de documenten voor een bepaalde waarde, die tegelijkertijd een Nederlands karakter waarborgen. De Ridderzaal mag in de loop van de tijd aangepast aan veranderende waarden en ideeën omtrent de parlementaire democratie, de rest van het Binnenhof komt niet over als een complex waar de volksvertegenwoordiging zegeviert. Daarbij is dan ook van belang om op te merken dat de gebouwen, net als de Ridderzaal, werden neergezet lang voordat er sprake was van een democratie in Nederland. Terwijl parlementen in andere landen speciale gebouwen voor zichzelf lieten bouwen en uitbreiden, nam de Tweede Kamer zitting in de voormalige balzaal van stadhouder Willem V.42 Nadat de Tweede Kamer in 1848 haar eigen macht sterk had vergroot, kwamen dan ook stemmen op om deze nieuwe positie te bezegelen met een nieuw parlementsgebouw aan de Hofvijver, op de plek van de noordzijde van het Binnenhof. In de jaren zestig van de negentiende eeuw liet de Tweede Kamer daarom een prijsvraag uit- schrijven voor een ontwerp voor een nieuw Paleis voor de Staten-Generaal. In de tussentijd

40 E. Etty, ‘De stelling van Piet de Rooy. De vernieuwde canon biedt een mooie, intelligente canon’. website NRC. (16 september 2006) http://vorige.nrc.nl/opinie/article1724074.ece/De_stelling_van_Piet_de_Rooy_De_vernieuwde_Ridderzaal_biedt _een_mooie,_intelligente_canon (5 oktober 2015) 41 Etty, ‘De stelling van Piet de Rooy’ (22 november 2015). 42 Smit, Het belang van het Binnenhof, 102.

16 begonnen veel parlementariërs en ambtenaren echter de schoonheid en historische waarde van de verzameling gebouwtjes te waarderen. Door dat besef, politieke strijd over uitstraling van het gebouw, en de onwil om zoveel geld aan nieuwe huisvesting te besteden, faalde het plan om een nieuw regeringscentrum te bouwen.43 In plaats daarvan werden rond 1900 enkele grootschalige restauraties uitgevoerd, waaronder de harmonisering van de vijverzijde in een Hollandse renaissancestijl. De gebouwen behielden hiermee de onhandige interne indeling. Zo kwam het dat vanaf 1848 de Eerste Kamer van de Trêveszaal naar de zaal van de Staten van Holland en West-Friesland verhuisde. Vóór de grondwetswijziging van 1848 be- stond het instituut namelijk nog louter uit door de koning aangestelde leden die in besloten- heid konden debatteren. Vanaf 1848 verloor de koning de mogelijkheid om leden voor de Eerste Kamer uit te kiezen. Sindsdien werd de Eerste Kamer getrapt verkozen en werden de vergadering openbaar. Er moest een nieuwe locatie gevonden worden die de grotere groep senatoren, maar ook toeschouwers van de openbare vergaderingen konden herbergen.44 De zaal van de Staten van Holland voldeed aan die eisen (en was groot genoeg om twee balkons voor toeschouwers te plaatsen). De Provinciale Staten van Zuid-Holland moesten sindsdien hun vergaderzaal delen met de senaat. De zaal ademde echter nog de macht van de Staten van Holland en West-Friesland in de Republiek. Architect Pieter Post ontwierp de zaal in 1655 in opdracht van raadpensionaris Johan de Witt. Het Stadhouderloze Tijdperk was al vijf jaar gaande en De Witt wenste dat de Staten van Holland en West-Friesland een nieuwe zaal zouden krijgen in het Stadhouderlijke Kwartier.45 Stadhouders Maurits, Frederik Hendrik en Willem II hadden hun betrekking op het Binnenhof eertijds uitgebreid met tuinen en kamers. Door de nieuwe vergaderzaal mid- denin de stadhouderlijke vertrekken te plaatsen, maakten de Staten van Holland een state- ment. De zaal belichaamde de grootsheid van de machtigste provincie van de Republiek (afb. 5).46 Op het plafond stonden allerlei volkeren afgebeeld alsof zij met belangstelling de verga- deringen volgden, ter benadrukking van het belang van de Hollandse Staten in de wereld. De handel met al deze volkeren maakten de Republiek tot een van de rijkste en belangrijkste lan- den ter wereld. Daarnaast hingen er twee grote portretten van de Romeinse

43 J. Turpijn, Mannen van gezag (Amsterdam 2008) 81. 44 J. Alberts, E. Habben Jansen, D. Smit, Het Haagse Binnenhof. Acht eeuwen centrum van de macht (Den Haag 2013) 69; Smit, Het belang van het Binnenhof, 114. 45 M. Ebben, ‘De Staten-Generaal. Twee eeuwen te gast bij de Staten van Holland (1593-1795)’, in: D. Smit en H. te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 45-71, aldaar 46 en 51. 46 Knevel, ‘Het Binnenhof in de zeventiende en achttiende eeuw’, 81.

17

Afb. 5: De Eerste Kamer. In het midden ter hoogte van de tribune het schilderij van Mars, daarboven een geschilderd medaillon met Turken. Rechts: het portret van Koning Willem II.

Afb. 6: De schilderijen aan de muur van de Tweede Kamer symboliseren het democrati- sche debat.

18 oorlogs- en vredesgoden boven de twee schoorsteenmantels aan weerszijden van de ruimte. Waar Norman Foster bij zijn verbouwing van het Rijksdaggebouw oorlog met de inperking van vrijheid associeerde, stonden oorlog en vrede in de zaal van de Staten van Holland sym- bool voor de handelspolitiek van de Republiek. Ter verdediging van de handelsbelangen, macht en rijkdom van de Republiek was namelijk oorlog en soms ook vrede nodig.47 De relevantie van die boodschap was voor de Eerste Kamer echter gering. In plaats van beslissen over oorlog en vrede kon de Eerste Kamer echter alleen wetten goed- of afkeu- ren die de veel machtigere Tweede Kamer al waren gepasseerd. De volkeren die naar beneden staarden vanaf het plafond, keken niet langer neer op de afgevaardigden van de machtigste provincie, maar naar een secundair politiek orgaan. Het portret van koning Willem II (1792- 1849), die zojuist zijn politieke macht had verloren, was de enige toevoeging in de symboliek die refereerde aan de senaat zelf.48 Voor de Tweede Kamer gold een andere samenloop van omstandigheden. Sinds haar oprichting in 1814 vergaderde de Kamer in de Oude Zaal, de voormalige balzaal van stadhou- der Willem V, die haar in 1770 had laten bouwen.49 Het uiterlijk van de zaal was neutraler dan die van de Staten van Holland, waardoor er geen conflict ontstond tussen de gebruikers en de herinneringen aan de originele functie. Integendeel, het eerste democratisch verkozen par- lement van Nederland, de Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek, kwam in 1796 reeds bijeen dezelfde zaal. De Tweede Kamer zette die traditie vanaf 1813 voort. De enige toevoeging was de troon, die de koning op Prinsjesdag gebruikte voor zijn toespraak aan de Staten-Generaal, totdat dit evenement in 1904 naar de Ridderzaal werd verplaatst. In de jaren tachtig van de twintigste eeuw besloot de Tweede Kamer alsnog nieuw- bouw te ontwikkelen, maar dan naast het Binnenhof. Het parlement zocht nieuwe huisvesting omdat de parlementsleden de oude balzaal te krap vonden. Sinds 1956 zetelden namelijk 150 in plaats van 100 leden in de zaal, wat tot ruimtegebrek leidde. In 1980 schreef de Tweede Kamer een prijsvraag uit, die architect Pi de Bruijn uiteindelijk won.50 Het ontwerp van De Bruijn verwees op geen enkele manier naar de historische bouw van het Binnenhof. In plaats daarvan sloot het ontwerp aan bij de internationale democratische stijl, met veel glas en grote open ruimtes. De zaal van de Tweede Kamer refereerde aan een letterlijk politiek theater, in- clusief coulissen (afb. 6). Ondanks de afwezigheid van historische verwijzingen, verwees De

47 H. van den Heijer, ‘A public and private Dutch West India Interest’, in: G. Oostindie en J. V. Roitman ed., Dutch Atlantic connections, 1680-1800. Linking empires, bridging borders (z.p. 2014) 159-182, aldaar 166. 48 Smit, Het belang van het Binnenhof,195. 49 J. Rosendaal, ‘Den Haag. Binnenhof. Nederlandse eerste grondwet, 1798’, in: Maarten Prak ed., Plaatsen van herinnering. Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw (Amsterdam 2006) 485-494, aldaar 487. 50 H. te Velde, Van regentenmentaliteit tot populisme (Amsterdam 2010) 7.

19

Bruijns ontwerp naar een bepaald beeld van Nederland zelf, waardoor het nationale aspect toch op een ahistorische en abstracte manier zichtbaar was. De Kamerzetels waren bijvoor- beeld gemodelleerd naar de tulp, het groene tapijt en de zandkleurige steen verwezen respec- tievelijk naar het Nederlandse weide- en duinlandschap. Het geheel van gebouwen aan het Binnenhof toont dus een grote gelaagdheid in de ge- schiedenis, die deels een eenheid vormt en tegelijkertijd een diffuse –en soms anachronisti- sche– symboliek uitstraalt. Van een duidelijke democratische symboliek is verder echter am- per sprake. Dit blijkt ook uit de standbeelden die in de omgeving van het Binnenhof zijn neer- gezet.51 Van de vijf standbeelden in de omgeving is alleen Willem Drees een democratisch verkozen staatsman. De andere monumenten staan in het teken van de verbondenheid van het huis van Oranje met het Binnenhof en de politiek. In de jaren na de grondwetswijziging die de macht van het koningshuis inperkte, zou- den twee standbeelden van de Oranjes worden neergezet. De plaatsing op het Binnenhof zelf was te riskant bevonden, maar de uiteindelijke locaties aan de toegangspoorten tot het com- plex waren evengoed van betekenis.52 Ter herdenking van zijn rol voor de Nederlandse onaf- hankelijkheid werd in 1848 het beeld van Willem van Oranje als staatsman op het Plein ont- huld. In dat jaar was het tweehonderdjarige jubileum van de Vrede van Münster aanleiding tot het standbeeld. Tegelijkertijd moest het standbeeld de nationale trots aanwakkeren in het jaar waarin onrust onder de Europese bevolking al enkele regimes omver had geworpen. De auto- riteiten wilden dan ook geen groot volksvertoon bij de plechtigheden rondom de onthulling van het beeld, uit angst daarmee zelf een revolutionaire menigte op te trommelen.53 Aan de westelijke ingang van het Binnenhof kwam in 1854 het standbeeld van koning Willem II te staan, ter ere van de koning die van Nederland een parlementaire democratie had gemaakt. Hoewel er aanvankelijk voor een staand beeld was gekozen, verving de gemeente Den Haag deze in 1924 door een ruiterstandbeeld. Dat bekoelde de vraag naar meer monumenten niet. Nadat Thorbecke in 1872 over- leed, kwamen zijn politieke erfgenamen op het idee een standbeeld van hem op te richten op het Binnenhof, ter ere van de man die Nederland tot parlementaire democratie had gemaakt. Dat idee sneuvelde echter onder druk van de conservatieven in het parlement.54 Tien jaar daarna zou alsnog het eerste beeld midden op het Binnenhof verschijnen. Met de woorden van

51 J. Drentje, ‘Den Haag: het Plein. De grondwetswijziging van 1848, liberaal onder Oranjes hoede’, in: J. Bank en M. Mathijsen ed., Plaatsen van herinnering. Nederland in de negentiende eeuw (Amsterdam 2006) 149-160, aldaar 149. 52 Smit, Het belang van het Binnenhof, 187. 53 Drentje, ‘Den Haag: het Plein.’, 149. 54 Smit, Het belang van het Binnenhof, 187.

20

Herman Pleij in zijn essaybundel De herontdekking van Nederland: ‘Een fontein (…) vol tie- relantijnen, die bij nadere beschouwing een klein kereltje van goud op de top draagt met een kroontje op zijn hoofd.’55 Het door Cuypers ontworpen fonteintje met de beeltenis van Rooms-koning Willem II staat prominent in het hart van de democratie. De dertiende-eeuwse vorst maakte een begin aan het Binnenhof als residentie. Deze figuur bleek bij velen in de smaak te vallen. Controverse bleef uit en de meeste commentatoren in de media spraken lo- vend over de keuze voor de middeleeuwse graaf.56 Duidelijk verder van het Binnenhof verwijderd, aan de andere kant van de Hofvijver, verschenen later de standbeelden van de bekendste raadpensionarissen van de Republiek. In 1918 zou koningin Wilhelmina het standbeeld van Johan de Witt op de Plaats onthullen, naast de Gevangenpoort waar handlangers van stadhouder Willem III hem en zijn broer in 1672 lynchten. De koningin, die haar voorvader stadhouder Willem V eens voor ‘sufferd’ uitmaak- te, deed de onthulling van het monument niet met groot plezier.57 Raadpensionaris De Witt had immers haar voorvader het stadhouderschap had ontzegd. Na de Tweede Wereldoorlog verscheen tevens raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt aan de andere kant van de Hof- vijver, uitkijkend op het Binnenhof waar hij werkte en in 1619 ook werd onthoofd na de machtsstrijd met stadhouder Maurits van Oranje. Met deze raadpensionarissen waren de histo- rische helden van de liberalen ook in de omgeving van het Binnenhof gevestigd. De afstand tussen hen en de Oranjes aan de toegangspoorten maakte de hiërarchie echter duidelijk.

‘Defining for the ages the national skyline.’58 Het Capitool en zijn omgeving lijkt één groot tijdloos monument voor de Amerikaanse cul- tuur en politiek. Het gebouw op Capitol Hill in Washington D.C. is een groots symbool voor de Amerikaanse democratie. Het is in de loop der tijd aangepast en uitgebreid, maar altijd volgens een specifiek decoratieprogramma. Het decoratieprogramma is geïnspireerd op de Romeinse bouwkunst, vermengd met specifiek Amerikaanse symboliek. Een prominent thema binnen dat decoratieprogramma speelde ook al een rol in het Rijksdaggebouw en op het Bin- nenhof, namelijk de vraag hoe vrijheid, oorlog en vrede zich tot elkaar verhouden. Daarnaast is nationale trots een terugkerend thema in Washington D.C.. Het Capitool, maar ook zijn omgeving is ingericht aan de hand van die thema’s. De gehele Amerikaanse hoofdstad werd

55 H. Pleij, De herontdekking van Nederland. Over vaderlandse mentaliteiten en rituelen (Amsterdam 2003) 12. 56 Smit, Het belang van het Binnenhof, 188. 57 E. van Meerkerk, Willem V en Wilhelmina van Pruisen. De laatste stadhouders (Amsterdam 2009) 24. 58 Bijlage I.

21 namelijk vanuit het niets opgebouwd als politiek centrum.59 De ontwikkeling van de Mall, de lange weg die van de Potomacrivier naar Capitol Hill loopt, speelt ook een grote rol in de ver- anderende betekenis van het gebouw. De Romeinse connotaties van het gebouw symboliseren de macht van de Verenigde Staten, als erfgenaam van het grote rijk uit de Oudheid. De bijbehorende bouwstijl was in de eerste ontwerpfases rond 1790 al favoriet bij onder andere eerste president George Washing- ton en later Thomas Jefferson, die het parlementsgebouw vernoemde naar het Capitolijn, de heuvel in Rome waarop de tempel van oppergod Jupiter stond.60 In het midden van het ge- bouw kwam de Rotunda, een ronde zaal die op het Romeinse Pantheon was gebaseerd (afb.

7). De afbeelding van staatsmannen was aan het einde van de achttiende eeuw echter nog taboe. Washington zelf stelde dat ‘words, not stones or statues, preserved the memory of great men’. 61 Na de dood van Washington veranderde de consensus langzaam. Het Congres discus- sieerde volop over de oprichting van standbeelden. Die vorm van heldenverering associeerden veel leden met absolutisme, terwijl anderen daar juist een huldiging van de vrijheid in zagen. Het land was nog niet stabiel in de eerste decennia van zijn bestaan en het vereren van de ge- schiedenis met standbeelden kon het besef van eenheid versterken.62 Deze opvatting kreeg vanaf 1830 de overhand in het debat over de verbeelding van de Amerikaanse natie in de pu- blieke ruimte. Washington was de eerste die postuum –en dus tegen zijn zin in– een stand- beeld kreeg. Tussen 1841 en 1844 stond hij in de Rotunda, afgebeeld als de Romeinse god Jupiter.63 Veel indruk maakte het niet. Congresleden en bezoekers konden de Romeinse imita- tie niet waarderen, waardoor het monument bekend kwam te staan als ‘that marble absurdi- ty’.64 In de loop van de tijd werd er dan ook meer naar de eigenheid van de Verenigde Staten gezocht in plaats van naar de imitatie van het Oude Rome gestreefd. Het Congres liet het standbeeld van Washington uit de Rotunda naar buiten verplaatsen. De Rotunda van het Capitool bleef echter de plek om presidenten te eren. Het Congres had het idee om na Washingtons overlijden zijn kist in het midden van het gebouw, midden onder de koepel, in een grafkelder te begraven. Washington had in zijn testament echter aan- gegeven dat hij op zijn landgoed Mount Vernon in Virginia begraven wilde worden, waar een

59 Savage, Monument wars, 33. 60 G. Brown, History of the (New York 1970) 42. 61 Savage, Monument wars, 78. 62 Ibidem, 81. 63 Brown, History of the United States Capitol, 77. 64 Savage, Monument wars, 50.

22 meerderheid van het Congres uiteindelijk mee akkoord ging.65 Dat betekende zeker niet het einde van de verafgoding van Washington in het Capitool. In het begin van de negentiende eeuw breidden de VS zich verder uit, waardoor ook het Congres uit zijn voegen begon te bar- sten. Architect of Capitol Thomas U. Walter kreeg de opdracht om twee zijvleugels te bou- wen en de koepel naar verhouding te vergroten (afb. 8). Dat was het uitgelezen moment om de Rotunda van nog meer grandeur te voorzien. Schilder Constantino Brumidi kreeg in 1865 de opdracht om de Apotheose van George Washington in de nok van de nieuwe koepel te schilderen (afb. 9).66 Gezeten op een wolk wordt Washington op de afbeelding verheven tot god, te midden van de dertien maagden van de eerste dertien staten en de godinnen Libertas en Victoria. Sindsdien kwamen presidenten en grote Amerikanen na hun dood in aanmerking voor een nachtwake onder deze beeltenis, alsof ook zij tot god werden verheven. Tot die uitbreidingen hoorde ook een standbeeld bovenop de koepel. De besluitvor- ming rondom dit Statue of Freedom, dat in 1865 bovenop de vernieuwde koepel kwam te staan, verliep niet zonder discussie. De eerste ontwerpen van dit standbeeld verbeeldden vrij- heid als een Franse maagd met een pileus, een hoed die vrijgemaakte slaven in het Oude Ro- me mochten dragen als symbool van hun vrijheid. Tijdens de Franse Revolutie gebruikten de revolutionairen hetzelfde hoofddeksel als symbool voor de bevrijding van het ancien regi- me.67 Slavernij was destijds in het zuiden echter óók een van de pijlers van de Amerikaanse economie. Minister van Oorlog Jefferson Davis, tevens slavenhouder in Mississippi, had be- zwaren tegen de frivole maagd met een hoed die verwees naar geëmancipeerde Romeinse slaven. Daarop veranderde de beeldhouwer Thomas Crawford de beeltenis van de sierlijke vrouw in een stevige dame, die gekleed in een Indiaans uitziende omslagdoek en een Romein- se legerhelm met indianenveren woest uit haar ogen staarde.68 Het beeld symboliseerde de noodzaak om vrijheid te waarborgen door middel van oorlog. Opoffering was daarbij een be- langrijk element. Die boodschap zou in de loop van de twintigste eeuw navolging krijgen in de omgeving van het Capitool. De ontwikkeling van de Mall toont hoe de omgeving van het Capitool het gebouw volgde in thematiek. Met de grandeur van het uitgebreide parlementsgebouw moest ook de omgeving een groter aanzien krijgen. Het Capitool lag weliswaar aan het hoofd van de Mall,

65 Ibidem, 38. 66 K. Ahrens, ‘Constantino Brumidi’s “Apotheosis of Washington” in the Rotunda of the United States Capitol, Records of the Columbia Historical Society 49 (1974) 187-208, aldaar 190. 67 D. Hackett Fischer, Liberty and Freedom. A visual history of America’s founding ideas (Oxford 2005) 299. 68 Hackett Fischer, Liberty and Freedom, 299.

23

Afb. 7: Het Capitool in 1824, ontworpen door Benjamin Latrobe.

Afb. 8: Het Capitool. Afgezien van de grotere koepel is het middenstuk nog te herkennen als het ont- werp van Latrobe uit 1824.

Afb. 9: De Apotheose van George Washington (1865) door Constantino Brumidi.

24 maar het bood nog allerminst de grote zichtas van tegenwoordig.69 Het gebied was destijds voornamelijk bos, waar herten en ander wild leefden en mensen zich in de natuur konden wa- nen (afb. 10). Er liep een kanaal langs de zijkant en om de Mall heen vond het alledaagse le- ven van de inwoners van het stadje plaats. Er waren allerlei gemakken te vinden, van markt- hallen tot hoerenkasten. Het gebied leek wat dat betreft nog helemaal niet op het politieke en culturele centrum van vandaag. Alleen de grote obelisk van het Washington Monument stak vanaf 1885 boven alle bossen en bebouwing uit. Landschapsarchitect Fredrick Law Olmsted zag echter meer mogelijkheden voor het gebied. Hij wilde de as Capitool-Washington Monument openleggen. De enorme obelisk stond verdwaald in het heuvelachtige landschap, op de kruising van de zichtassen op het Capi- tool en het Witte Huis. De commissie onder voorzitterschap van senator James McMillan, waar Olmsted een leidende rol in speelde, deed voorstellen om het bos weg te halen en zo het Washington Monument te integreren in het geheel.70 De heuvels op de Mall en de Constituti- on Gardens werden grotendeels platgewalst en de bomen gekapt. Hierdoor ontstond een grote zichtas van het Capitool, via het Washington Memorial tot aan de Potomacrivier (afb. 11). De herinrichting van de Mall maakte de weg vrij voor meer symboliek in de omge- ving. Er was meer ruimte gekomen om de thema’s uit het decoratieprogramma ook in de om- geving in te bedden. Het Washington Memorial stond er al, maar in de twintigste eeuw zou- den er meer bij komen. Het Lincoln Memorial verrees in 1922 als een klassieke tempel, even- als het (1930).71 Het Lincoln Memorial was gemaakt naar het voorbeeld van de Olympische tempel van Zeus, waar volgens de overlevering een reusachtig beeld van de oppergod op een troon te zien was. Abraham Lincoln werd op dezelfde wijze in het tem- pelachtige monument vereeuwigd. Opgericht als monument voor de president die zorgde voor het abolitionisme en de eenheid van het land behield, droegen gebeurtenissen in de nabijheid van het memorial ook bij aan de symboliek. In 1963 zou Martin Luther King jr. op de trappen van het monument de legendarische woorden ‘I have a dream’ uitspreken. Lincoln, de president die de slavernij afschafte, stond op de achtergrond van een nieuwe doorbraak in de weg naar burgerrechten voor de Afro-Amerikaanse bevolking. In 2003 liet de National Park Service op het bordes van het monument een herdenkingstegel plaatsen, op de plek waar King had gestaan tijdens zijn

69 Savage, Monument Wars, 174. 70 Ibidem, 176. 71 Ibidem, 126.

25 speech.72 Die actie sloot aan bij de grotere nadruk op de emancipatiegeschiedenis in het Ame- rikaanse historische erfgoed. De Statue of Freedom bovenop het Capitool toonde al hoe een vrouw in militaire uit- rusting symbool kon staan voor de vrijheid. Meer dan een eeuw later zou dit –weliswaar op een geheel andere wijze– wederom tot uitdrukking komen in het Vietnam Veterans Memorial (1982), het Korean War Veterans Memorial (1995) en het World War II Memorial (2008), waarbij leuzen als ‘Here we mark the price of freedom’ en ‘Freedom is not free’ refereren aan de onlosmakelijke verbondenheid van oorlog en vrijheid in de Amerikaanse cultuur.73 Het Capitool, gelegen aan de andere kant van de Mall, belichaamt daardoor diezelfde vrijheid waarvoor Amerikaanse soldaten zijn gesneuveld. De monumenten weerspiegelen oorlog dus niet als het verlies van vrijheid of de verdediging van handelsbelangen, zoals respectievelijk in Duitsland en Nederland gebeurt. In plaats daarvan tonen de monumenten de opoffering van Amerikanen ter verdediging van hun vrijheid en hun vaderland. Oorlog komt daarmee dus voort uit liefde voor die vrijheid, wat een groot contrast is ten opzichte van de duistere associ- aties met oorlog in Duitsland. De manier waarop die vrijheid en opoffering door de kunstenaars werd verbeeld, ver- anderde echter wel ten opzichte van de negentiende-eeuwse en vroeg-twintigste-eeuwse crea- ties. Het Vietnam Veterans Memorial, met de zwarte stenen muur verzonken in het gazon waarin alle namen van de gevallen slachtoffers staan gegraveerd, bood een contemplatieve ervaring. Kunstenares Maya Lin richtte zich met het monument niet op de grootsheid van de Verenigde Staten, maar op de rouw om de gevallen soldaten. Naar Amerikaanse maatstaven was het ontwerp dan ook ongebruikelijk minimalistisch.74 Dat was tevens de gedachte van de American Battle Monuments Comission, dus mocht beeldhouwer Frederick Hart twee jaar na de onthulling van het originele monument een nieuw element toevoegen. Dit werd ‘The three soldiers’, een groen en geel standbeeld van drie militairen waarvan het leek alsof ze net slag hadden geleverd. Met geweer over de schouder en ontknoopt hemd staarden zij vanaf 1984 ernstig naar de zwarte muur van het originele monument. Het Korean War Veterans Memorial (1995) volgde deze laatste ontwikkeling. Beeldhouwer Frank Gaylord maakte negentien pa- trouillerende militairen in een driehoekig perk met bomen en struikgewassen. Met ieder nieuw monument verandert de betekenis van de gehele omgeving. In 2004 onthulde president George W. Bush het World War II Memorial, aan de voet van het Wa-

72 Ibidem, 259. 73 Ibidem, 154 en 302. 74 R. Wagner-Pacifici en Barry Schwartz, ‘The Vietnam Veterans Memorial. Commemorating a difficult past’, American Journal of Sociology 2 (1991) 376-420, aldaar 399.

26

Afb. 10: De Mall in 1904.

Afb. 11: De Mall in 1980.

Afb. 12: Het World War II Memorial.

27 shington Memorial (afb. 12). Landschapsarchitect Elizabeth K. Meyer bekritiseerde het mo- nument vanwege de locatie, midden op de as tussen het Capitool en het Lincoln Memorial. Het monument doorbrak daardoor de zuivere zichtas, wat de harmonie van de gehele Mall tenietdeed.75 Bovendien sloot het nieuwe monument niet aan met de legendarische plek op de Mall, aldus Meyer. Het monument stond op de locatie waar duizenden mensen in de jaren zestig stonden, om te luisteren naar de toespraak van Martin Luther King jr.. Die herinnering was vervangen door het nieuwe monument. Daarbij stipt Meyer ook de kritiek van andere (landschaps)architecten aan, die stellen dat het monument ironisch genoeg lijkt op de fascisti- sche bouw uit de jaren dertig in Duitsland en Italië. Een wrange vergelijking voor het monu- ment dat de overwinning over deze landen (en Japan) moest symboliseren.76 In de loop van de twintigste eeuw zou de Mall ook het walhalla worden voor de Ame- rikaanse cultuur. Onder andere het National Museum of Natural History (1910), American History (1964) en Air and Space (1974) tonen de grote verworvenheden van het land, zoals de vlag waarop het Amerikaanse volkslied is gebaseerd. Daarmee bekrachtigen die musea de betekenis van het gebouw dat aan het hoofd van deze museumstrook ligt: het Capitool.77 De National Archives (1931), waar sinds de jaren vijftig de Onafhankelijkheidsverklaring, de U.S. Constitution en de Bill of Rights te zien zijn, verbindt het politieke centrum nog sterker met het culturele centrum. Het Capitool is daardoor de kroon op de Mall als belichaming van de Amerikaanse culturele identiteit. Een opvallende toevoeging aan dit nationale epos is het Holocaust Memorial Museum (1993). De monumenten waren al politiek van aard, maar dit museum was dat al helemaal. Savage beschrijft hoe het idee voor het museum opkwam onder invloed van de Golfoorlogen in Irak (1980-1991) en de steun aan Israël.78 De Midden-Oostenpolitiek maakte dus dat de Holocaust werd toegevoegd aan het pantheon van de Amerikaanse cultuur, ondanks dat de Verenigde Staten zelf niets te maken hadden met de genocide. In plaats van een therapeuti- sche plek om bijeen te komen, was de bedoeling van het museum om bezoekers te choqueren. Daarmee steekt het scherp af tegenover bijvoorbeeld het Vietnam Veterans Memorial, dat juist een contemplatief karakter heeft. Savage stelt zelfs dat de aanwezigheid van het museum de VS hun eigen positie in de Tweede Wereldoorlog verbloemen. Het museum gaat voorbij aan de immigratiestop van de VS voor joden voor de oorlog en de slechte behandeling van

75 E. K. Meyer, ‘Urban prospect to retrospect. Lessons from the World war II Memorial debates’, Journal of architectural education (2008) 57-63, aldaar 58. 76 Meyer, ‘Urban prospect to retrospect’, 60. 77 Savage, Monument Wars, 166. 78 Ibidem, 285.

28

Japanse Amerikanen.79 Daarmee is het een groot voorbeeld van de manier waarop geschiede- nis een rol speelt in de hedendaagse politiek. Sinds de millenniumwisseling is op de Mall ook plaatsgemaakt voor de nieuwste toe- voeging aan het nationale epos: de emancipatie. De gedenksteen uit 2003 voor Martin Luther King op het bordes van het Lincoln Memorial kwam al ter sprake, maar dat was slechts het begin. In 2012 werd een monumentaal standbeeld van hem onthuld tussen de presidentiële monumenten aan de Mall. Naast dit monument opende in 2004 ook het National Museum of the American Indian, om ook de ‘native Americans’ een plek te bieden aan de Mall. De nieuwste toevoeging voor dit nieuwe emancipatieverhaal is de National Museum of the Afri- can American History and Culture, dat naar verwachting in 2016 zijn deuren zal openen. Ook in het Capitool zelf is de tendens naar de emancipatiegeschiedenis zichtbaar. Zo liet het Congres rond 2010 in de Rotunda plek maken voor de drie belangrijkste vrouwen voor de vrouwenkiesrechtbeweging en een buste van Martin Luther King jr.. Een standbeeld van Rosa Parks werd in de , de nationale beeldengalerij in het Capitool, geplaatst. Deze keuzes omtrent de plaatsing van monumenten toont de wijze waarop het Con- gres de emancipatiegeschiedenis meer onder de aandacht probeert te brengen.80 Ook de ont- vangsthal van het in 2008 geopende Capitol Visitor Center (verder: CVC) droeg hieraan bij. Het Congres besloot de hal om te dopen tot ‘Emancipation Hall’, ter nagedachtenis van de slaven die tussen 1790 en 1865 de stenen van het Capitool hieuwen. Op die manier staat het Capitool niet alleen symbool voor de Amerikaanse cultuur, voor vrijheid en opoffering, maar ook voor de emancipatie van minderheden.

Besluit Het Capitool was een zorgvuldig uitgedacht monument met een eenduidig decoratieprogram- ma. Alles in het gebouw weerspiegelde de grootsheid van de Verenigde Staten. Het was het resultaat van verschillende verbouwingen in de loop der tijd, die allemaal aansloten bij het concept van het gebouw, zowel in iconografie als stilering. De betekenis van het gebouw als monument voor vrijheid in democratie is daardoor ook eenduidig. Ook het Rijksdaggebouw werd ooit neergezet als krachtig statement voor het parlement. Hoewel gelegen vlak buiten het centrum van de stad en in politiek opzicht eveneens gemarginaliseerd, getuigde het ge- bouw van ambitie. Door het naziregime en de deling van Duitsland kon het echter niet meer

79 Ibidem, 287. 80 ‘Rosa Parks’. Website Architect of Capitol. (15 december 2015) http://www.aoc.gov/capitol-hill/other-statues/rosa-parks (3 januari 2016)

29 als parlementsgebouw functioneren tot na de hereniging in 1990. Transparantie was het sleu- telwoord bij de verbouwing, maar verschillende elementen in het gebouw benadrukten ook de beladen Duitse geschiedenis, als waarschuwing voor de nieuwe generaties parlementsleden. De historische verwijzingen zijn in alle drie de gebouwen het resultaat van de nationa- le of politieke geschiedenis, die vervolgens bewust is gecultiveerd of aangepast. Het Rijks- daggebouw en het Capitool zijn sinds hun bouw voor het parlement bestemd, maar dat geldt niet voor het Binnenhof. Dat bestond al ruim vijfhonderd jaar voordat er een democratisch verkozen parlement in zou gaan huizen. De decoraties in en op de gebouwen vormen door die geschiedenis een anachronisme ten opzichte van de nieuwe staatsvorm in de negentiende eeuw. De Eerste Kamer huist bijvoorbeeld in de zaal van de oude Staten van Holland, ooit het machtigste orgaan van de Republiek. De nieuwbouw van de Tweede Kamer uit de jaren ne- gentig is in dezelfde internationale transparante stijl opgetrokken als het Rijksdaggebouw, maar kende geen historische verwijzingen meer. Alleen de Ridderzaal is tegenwoordig nog als historisch symbool voor de Nederlandse democratie te zien. De ontwikkeling van de omgeving draagt ook sterk bij aan de beleving van de parle- mentsgebouwen. Ieder monument heeft effect op de beleving van de omgeving. De situering van de standbeelden van de Oranjes aan de poorten van het Binnenhof kreeg extra betekenis toen de raadpensionarissen aan de overzijde van de Hofvijver werden vereeuwigd. In de Verenigde Staten kwam de omgeving in het teken te staan van opoffering en emancipatie. De symboliek bloeide niet alleen op door de oprichting van monumenten, maar ook door gebeur- tenissen, zoals de speech van Martin Luther King jr. bij het Lincoln Memorial. Bij het Rijks- daggebouw is vooral interessant hoe de positie aan de rand van de stad in 1894 door stadsuit- breidingen werd ingehaald.

30

2. Bezoekerscentra in hun politieke cultuur

De bezoekerscentra bij de parlementsgebouwen zijn verantwoordelijk voor de tours. Daardoor hebben zij invloed op hoe bezoekers die gebouwen zien. Hierbij zijn twee componenten van belang. Enerzijds is de organisatie van het bezoekerscentrum essentieel. Wat dat betreft be- staan er grote verschillen tussen het Capitol Visitor Center, de Besucherdienst der Deutschen Bundestag (BDB) en ProDemos. Die verschillen hebben vooral betrekking op de taakopvat- tingen, de mensen achter de rondleidingen en de producten die het bezoekerscentrum verder aanbiedt. De organisaties waar de centra onder vallen speelt daarbij ook een rol. Anderzijds is de achterliggende politieke cultuur van invloed op de rondleidingen. Bepaalde rituelen en thema’s die in de politiek voorkomen, beïnvloeden ook het karakter van het bezoek aan het parlement. De term politieke cultuur verdient nadere uitleg. In verschillende landen is veel ge- schreven over deze term en zij heeft sinds haar ontstaan ook een ontwikkeling doorgemaakt. Historicus Piet de Rooy beschrijft deze ontwikkeling in zijn boek Ons stipje op de waereld- kaart. De term ‘politieke cultuur’ vindt, aldus De Rooy, zijn herkomst in de politicologie. In de loop van de tijd ontstonden er twee gangbare benaderingen. Aanvankelijk zochten weten- schappers vooral naar enkele fundamentele eigenschappen van een land, die als een soort ‘na- tionaal karakter’ de politiek reguleerden.81 Volgens deze opvatting vloeiden politieke gedra- gingen en opvattingen voort uit de politieke cultuur. Vanaf de jaren tachtig kwam een nieuwe benadering op, die de politieke cultuur meer zou typeren als het resultaat van politieke gedragingen en opvattingen. Volgens De Rooy werd bij die benadering een meer antropologische blik gebruikt ‘om politieke opvattingen en gedrag begrijpelijk te maken door na te gaan hoe in het publieke debat waarden, opvattingen, overtuigingen en verwachtingen betekenis kregen’.82 Studies naar de politieke cultuur waren bovendien lang gefocust op vergelijkingen tussen landen, waardoor de nadruk op de verschil- len kwam te liggen. Het gevolg was dat een aantal essentiële onderdelen van de politieke cul- tuur onderbelicht bleven die gemeengoed zijn in iedere democratie. De Rooy richtte zich in zijn boek bijvoorbeeld op de grondwet, een essentieel document in iedere democratie, maar bekeek vervolgens de nationale overtuigingen en gedragingen in het debat omtrent het docu-

81 De Rooy, Ons stipje op de waereldkaart, 15. 82 Ibidem, 15.

31 ment.83 Daarmee volgt De Rooy de cultuurhistorische en antropologische kijk op de politieke cultuur. Dit hoofdstuk zal verder ingaan op de democratische identiteit van de bestudeerde lan- den. Welke betekenis heeft democratie in een land? Welke ideologie schuilt er in de politieke rituelen en gedragingen? De analyse van dit deel van de politieke cultuur biedt inzicht in hoe het parlement zich verhoudt tot de bevolking. Het nationalisme in de Verenigde Staten heeft bijvoorbeeld een andere uitwerking op de publiekspresentatie dan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog op het bezoek van het Duitse Rijksdaggebouw heeft. Nederland valt wat dat betreft tussen de twee landen in, omdat noch nationale trots, noch schaamtegevoel een rol speelt. Bij de bezoekerscentra is ook de inrichting van de organisatie van belang. Die kan meer politiek of meer cultureel gericht zijn en een bredere of juist engere taakopvatting heb- ben.

Politieke cultuur in de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland Politieke rituelen in de Verenigde Staten hebben veel te maken met nationalisme. De grond- wet staat daarin centraal. De U.S. Constitution, maar ook de Onafhankelijkheidsverklaring genieten een heilige status.84 De documenten hangen samen met de betekenis van de Onaf- hankelijkheidsoorlog als ontstaansmythe. Het destijds nieuwe democratische systeem, zonder een koning of keizer, is samen met de individuele vrijheid tot zelfontplooiing de belangrijkste verworvenheid van de Onafhankelijkheidsoorlog. Dat maakt de bijbehorende documenten tot onfeilbare symbolen, die de essentie van goed bestuur, burgerschap en democratie belicha- men. De strekking kan alleen veranderen door amendementen aan te brengen, die genummerd worden toegevoegd: the First, Second, Third Amendment etc.. In 1920 werd bijvoorbeeld het Eighteenth Amendment aangenomen, waardoor het verbod op alcohol grondwettelijk was verankerd.85 In 1933 moest het Congres een nieuw amendement aannemen om dat verbod ongedaan te maken, maar het Achttiende Amendement bleef in de grondwet staan. Er zit ook keerzijde aan die positieve kracht van het Amerikaanse nationalisme en de Onafhankelijkheidsoorlog. Een –misschien wel essentieel– onderdeel daarvan is namelijk het wantrouwen jegens machthebbers, of het nu het oude Britse moederland ten tijde van de vrij-

83 Ibidem, 25. 84 J. E. Zelizer, On Capitol Hill. The struggle to reform Congress and its consequences, 1948-200 (Cambridge 2004) 74. 85 S. Schaeffer, ‘The legislative rise and populist fall of the Eighteenth Amendment. Chicago and the failure of Prohibition’, Journal of law and politics 26 (2011) 385-424, aldaar 403.

32 heidsstrijd betreft of de federale instellingen van het onafhankelijke land.86 Waar in landen als Nederland en Duitsland de staat een meer leidende rol neemt en redelijk vertrouwen geniet onder de bevolking, is de Amerikaanse overheid juist klein en speelt wantrouwen jegens die overheid een rol op de achtergrond van veel discussies. Een voorbeeld is het debat over wa- penbezit. Pleidooien voor meer ‘gun control’ raken aan de fundamentele vraag of de staat een geweldsmonopolie zou mogen hebben. In de Constitution staat in het Second Amendment dat wapenbezit niet verboden mag worden bij het vormen van milities.87 In 2008 boog het Su- preme Court zich over de vraag of deze zinsnede individueel wapenbezit uitsloot. Het hof oordeelde dat het amendement vanuit de geest van de makers individueel wapenbezit niet verbood.88 De uitspraak was een wapenfeit in de eeuwige strijd tussen federale politiek en de zelfbeschikking van individuele staten. Dit voorbeeld laat zien dat de autoriteit van de federa- le overheid geen voor de hand liggend principe is. Daar komt nog bij dat een van de funda- mentele oorzaken van de Amerikaanse Burgeroorlog de onvrede wasover de federale staat.89 De zuidelijke staten stichtten daarom in 1861 de ‘Confederate’ States of America, als tegen- hanger van de ‘United’ States in het noorden. Hoewel de noordelijke staten de burgeroorlog wonnen, toont de strijd wel aan hoe nationalisme en de staat niet per definitie samengaan in de Verenigde Staten. Een andere complicerende factor is het huidige gepolariseerde politieke klimaat. Ken- merkend voor de Amerikaanse politiek is de breuklijn tussen Republikeinen en Democraten.90 Hoewel er meningsverschillen binnen de partijen bestaan, is de strijd tussen de partijen alles- bepalend. In het tweepartijensysteem levert één partij de president, waardoor de andere partij in de oppositiebanken zit. Die tweedeling werkt vanzelfsprekend polarisatie in de hand. In de laatste jaren van Obama’s presidentschap is duidelijk hoe de twee partijen tegenover elkaar staan. Republikeinen weigerden in 2013 bijvoorbeeld voor een verhoging van het schulden- plafond te stemmen, waardoor alle overheidsgebouwen tijdelijk sloten. Ook blokkeerde de oppositie de eerder genoemde restricties op wapenbezit en probeerden de Republikeinen de werking van de Affordable Healthcare Act (Obamacare) op alle mogelijke manieren proberen te vertragen.91

86 A. Brown, The myth of the strong leader. Political leadership in the modern age (New York 2014) 344. 87 M. Waldman, The second amendment. A biography (New York 2014) 121. 88 Waldman, The second amendment, 122. 89 M. Olasky, The American leadership tradition. Moral vision from Washington to Lincoln (New York 1999) 63. 90 C. Hare en K. T. Poole, ‘The polarization of contemporary American politics’, Polity 45 (2014) 411-429, al- daar 416. 91 Hare, ‘The polarization of contemporary American politics’, 423.

33

In landen als Duitsland en Nederland is die polarisering minder sterk aanwezig, omdat er meer dan twee partijen in het parlement zetelen en partijen vaak een coalitie vormen. Daar- naast zijn de spelregels van de Amerikaanse politiek ook meer toegerust op oppositie voeren. De filibuster is bijvoorbeeld een bekend fenomeen. Op het moment dat een wetswijziging met zekerheid door de Senaat zal gaan, kunnen de tegenstanders proberen met lange speeches, pauzes en andere tactieken de doorvoering van de wet vertragen. In Filibustering. A political history of obstruction in the House and Senate laat Gregory Koger zien dat het Congres al sinds haar oprichting gebruikmaakt van de methode. Tijdens de bespreking van de wet voor gelijke behandeling voor Afro-Amerikanen in 1964, wist de oppositie het besluit bijvoorbeeld 57 dagen te rekken. 92 In Nederland zijn de debatten in de laatste jaren juist gestructureerd. De Tweede Kamer stemde in met inperking van interrupties en spreektijd om de duur van debat- ten juist in te perken.93 De Amerikaanse manier van oppositie voeren is in landen als Neder- land en Duitsland dan ook onvoorstelbaar. In Duitsland ontstond de nadruk op vreedzaam overleg na de Tweede Wereldoorlog. Wat onder Duitse kunstenaars en intellectuelen na 1945 als Stunde Null bekend zou komen te staan, gold ook voor de politiek. De Republiek van Weimar was weliswaar een democratie geweest, maar overleg speelde op den duur geen rol meer.94 Rijkspresident Paul von Hinden- burg en rijkskanselier Heinrich von Brüning passeerden vanaf 1930 geregeld het parlement door met presidentiële decreten maatregelen door te voeren. Na de machtsovername van Adolf Hitler in 1933 zou het geheel gedaan zijn met de democratie. In 1945, zo vonden de nieuwe machthebbers, moest de West-Duitse staat niet nog een keer in handen kunnen komen van het totalitarisme en nationaalsocialisme. De overheid gaf zichzelf daarom de taak om haar bevolking democratisch op te voeden. Die opvatting is te vangen in het woord Bildung. In het Nederlands vertaald zou ‘algemene vorming’ het meest in de buurt komen, maar de lading van het Duitse woord kent een diepere betekenis, die verder teruggaat dan de periode na de Tweede Wereldoorlog. Het ontstaan van Bildung is tot in de Oudheid terug te voeren, maar rond 1800 werkte de Duitse wetenschapper en filosoof Wilhelm von Humboldt het woord uit tot kernbegrip van het onderwijs in Pruisen. Als ambtenaar had hij in 1809 alle universiteiten en scholen laten nationaliseren. Een jaar later stichtte hij zijn eigen universiteit op basis van het ‘bildungsprin- cipe’, de Humboldt Universiteit in Berlijn. Zijn opvatting was dat de bovenste lagen van de

92 G. Koger, Filibustering. A political history of obstruction in the House and Senate (Chicago 2010) 108. 93 Reglement van Orde (Den Haag 2015) 17-20. 94 P. Dassen, Een sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog (Amsterdam 2014) 310.

34 samenleving een brede opleiding moesten genieten, tegenover de beroepsopleidingen voor de onderste klassen.95 Zo zou de elite in staat zijn om over intellectuele zaken te reflecteren, waaronder natuurwetenschappen, politieke vorming, nationale geschiedenis en filosofie. Niet alleen kennis, maar ook kritisch denken en moreel besef hoorden bij deze Bildung. Door mensen op deze manier te onderwijzen, zouden zij volgens Humboldt betere burgers worden. De creatie van het Bildungsbürgertum, een gegoede burgerlijke stand van breed opgeleide Duitsers was het maatschappelijke doel van deze brede zelfontplooiing.96 De gebildete Duitsers zouden ideale burgers zijn, en de gemeenschap dienen. Deze burgerlijke ontwikkeling lag ook ten grondslag aan de verschillende liberale bewegingen die de Duitse staten wilden verenigen tot een democratisch Duitsland. Het Frankfürter Parlement uit 1848 is hiervan het grootste voorbeeld. Het parlement nodigde de Pruisische koning Frederik Willem IV keizer te worden van deze eenheidsstaat. Pruisen was de grootste en belangrijkste onder de Duitse staten, waardoor Frederik Willems deelname cruciaal was voor het slagen van de een- wording. De koning weigerde echter democratisch als keizer te worden verkozen. Na deze mislukking verloren de liberalen hun politieke invloed aan de conservatieve pleitbezorgers van een verenigd Duits rijk.97 Deze conservatieve stromingen zouden onder kanselier Otto von Bismarck de eenwor- ding alsnog bewerkstelligen, wat resulteerde in een conservatief keizerrijk. Het karakter van het bildungsonderwijs veranderde door deze ontwikkelingen echter niet en bleef belangrijk in de ontwikkeling van de bovenlagen in de samenleving. Na de Eerste Wereldoorlog raakte het Bildungsbürgertum gedesillusioneerd. Het opgelegde Verdrag van Versailles, de angst voor communistische groeperingen en de economische malaise na de beurskrach van 1929 droegen bij aan een antidemocratisch en autoritair sentiment onder de gebildete burgerij.98 Deze sen- timenten speelden uiteindelijk Hitler in de kaart, die na zijn benoeming tot rijkskanselier grote populariteit onder te bevolking verwierf. Na de Tweede Wereldoorlog trad het democratische bildungsbegrip opnieuw op de voorgrond. West-Duitsland ontwikkelde zich na het nazitijdperk tot een nieuwe democrati- sche staat. Zoals gezegd, heerste onder de naoorlogse politieke elite onder leiding van bonds-

95 S. Franzel, ‘Recycling bildung. From the Humboldt-Forum to Humboldt and back’, Seminar. Journal of Ger- man Studies (2014) 379-392, aldaar 381. 96 Franzel, ‘Recycling bildung’, 381. 97 F. Boterman, Cultuur als macht. Cultuurgeschiedenis van Duitsland, 1800-heden (Amsterdam 2013) 172 en 182. 98 Dassen, Een sprong in het duister, 323.

35 kanselier Konrad Adenauer het besef dat die ontsporing niet opnieuw mocht plaatsvinden.99 In 1952 besloot de Bondsdag daarom tot de oprichting van de Bundeszentrale für Heimatdienst, later omgedoopt tot Bundeszentrale für Politische Bildung (verder: BPB). Het instituut moest ervoor zorgen dat mensen doordrongen zouden raken van het belang van democratie, rechts- staat en in het bijzonder mensenrechten. De overheid zag daarin voor zichzelf een Bildungsauftrag: Het ging hier al niet meer om de elitaire opvatting van Humboldt en het late- re keizerrijk. In het kader van Vergangenheitsbewältigung, om in het reine te komen met het naziverlezen, had Bildung betrekking op iedere burger in de Duitse samenleving.100 De toonzetting van die nieuwe bildungsboodschap is te vatten in een andere Duitse term, namelijk het Verfassungspatriotismus. Politicoloog Rudolf Sternberger en filosoof Jür- gen Habermas, ontwikkelden deze term vanaf de jaren zeventig om een alternatief te vinden voor de natiestaat. Door de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog was het Duitse nationa- lisme na de capitulatie in onbruik geraakt; het was onlosmakelijk verbonden geraakt met het totalitarisme en antisemitisme van het nazitijdperk.101 Bovendien was wat ooit de Duitse natie heette, verdeeld in twee landen. Van een natiestaat was strikt genomen geen sprake meer. Dat bemoeilijkte het nationalisme nog verder, zeker toen de Bondsrepubliek en de Democratische Republiek verder uit elkaar groeiden in de jaren zestig. Vaderlandsliefde en saamhorigheid moesten volgens Sternberger en Habermas gekoppeld zijn aan de Verfassung, oftewel de grondwet.102 Het Verfassungspatriotismus moest uitkomst bieden en zo alsnog een vorm van zingeving bieden aan de West-Duitse burgerbevolking. Het begrip was –en is nog steeds– niet onomstreden. Verschillende wetenschappers vragen zich af of een dergelijke vorm van patriottisme vruchtbaar zou kunnen zijn. Historicus en politicoloog Jan-Werner Müller stelt bijvoorbeeld dat de term Verfassungspatriotismus paradoxaal is.103 Het staat enerzijds voor een vorm van nationale identiteit, maar probeert dat te bereiken door burgers te verbinden aan de hand van universele, en dus grensoverschrijden- de, waarden. Daarbij rijst volgens Müller de vraag of deze vorm van patriottisme daarmee het begrip van mensenrechten nationaliseert en opnieuw een soort exclusiviteit oproept. Hij waardeert het concept echter wel als essentieel onderdeel van de moderne samenleving, waar- in etnische en geografische grenzen steeds minder synchroon lopen. De term draagt in die zin

99 J. Spoden en H. Golz, ‘Viel mehr als dicke bücher.‘ (21 november 2012). Website BPB. https://www.bpb.de/die-bpb/149546/viel-mehr-als-dicke-buecher (13 oktober 2015) 100 B. M. Puaca, Learning democracy. Education reform in West Germany, 1945-1965 (New York 2009) 144. 101 Boterman, Cultuur als macht, 696. 102 D. Sternberger, Drei Wurzeln der Politik (Frankfurt 1978) 403. 103 J. W. Müller, ‘Three objections to constitutional patriotism’, Constellations 14:2 (Oxford 2007) 192-209, aldaar 197.

36 ook meer een aspiratie uit dan dat het een allesomvattend alternatief voor de natiestaat zou moeten zijn. De betekenis van de grondwet en het naziverleden blijft daar echter groot. De Duitse binnenlandse veiligheidsdienst heet niet voor niets het Bundesamt für Verfassungsschutz: ‘Bondsambt ter Bescherming van de Grondwet’. Toch speelt de vraag of het nationalisme constitutioneel of etnisch telkens op in politieke discussies. Het politieke debat in Duitsland is omgeven met historische argumenten, zoals historicus Peter Steinbach laat zien in Geschichte im politischen Kamp. Wie historische Argumente die öffentliche Meinung manipulieren. Hoewel hij zeer kritisch is over het gebruik van de geschiedenis als een politieke moraliteit, maakt Steinbach een scherpe analyse van de historische argumenten. Die argumenten leggen een eenzijdige interpretatie op aan de grondwet en de politieke besluitvorming, aldus Stein- bach.104 In het vluchtelingendebat speelt bijvoorbeeld niet alleen de Holocaust in het achter- hoofd mee; ook de twaalf miljoen Duitsers die na 1945 uit Centraal-Europa werden verjaagd naar Duitsland maakt onderdeel uit van het politieke debat. Zoals in de Verenigde Staten de grondwet samenhangt met de Onafhankelijkheidsoorlog, zo hangt die in Duitsland samen met het naziverleden. Daarom was Duitsland ook het eerste land dat de eerste twintig artikelen van de grondwet in het Arabisch vertaalde, zodat vluchtelingen uit het Midden-Oosten direct ken- nis zouden kunnen nemen van de fundamenten van de Duitse democratie.105 In Nederland is er geen sprake van een Stunde Null of een ontstaansmythe van waaruit idealen als het Verfassungspatriotismus zijn ontsprongen. De Nederlandse geschiedenis is daar veel te geleidelijk voor verlopen. Dat probleem stak ook op bij de viering van 200 jaar Koninkrijk tussen 2013 en 2015. Met vijf evenementen, uitgesmeerd over twee jaar, werden vijf verworvenheden gevierd.106 ‘Persoonlijke rechten en vrijheden’, ‘actief burgerschap’, ‘internationale oriëntatie’, ‘bestuurlijke stabiliteit en rechtstaat’ en ‘eenheid in verscheiden- heid’ vormden de ruggengraat van de viering. Historicus Jouke Turpijn stelde in zijn opiniear- tikel in De Volkskrant al dat de verworvenheden weinig tot niets te maken hadden met de pe- riode 1813-1815. ‘Persoonlijke rechten en vrijheden’ waren in de Bataafse Staatsregeling van 1798 bijvoorbeeld veel sterker gewaarborgd dan in de grondwetten van 1813 of 1815. Laatst- genoemde liet bovendien veel macht bij de koning en was weinig democratisch van opzet, waardoor in politiek opzicht in ieder geval weinig ‘ruimte’ was ‘voor actief burgerschap’.

104 P. Steinbach, Geschichte im politischen Kampf. Wie historische Argumente die öffentliche Meinung manipu- lieren (Bonn 2012) 53. 105 ‘Kultur des Willkommens‘. Website SPD. https://www.spd.de/fileadmin/Dokumente/Sonstiges__Papiere_et_al_/GG/artikel1_20_arab.pdf (3 januari 2016) 106 Jouke Turpijn, ‘Herdenking 200 jaar Koninkrijk is bizar feest’. Website De Volkskrant (26 november 2013). http://www.volkskrant.nl/opinie/-herdenking-200-jaar-koninkrijk-is-bizar-feest~a3551751/ (4 september 2015)

37

Ook de algemene kenmerken van de huidige Nederlandse democratie zijn niet in het keurslijf 1813-1815 te passen. De eenheidsstaat, de eerste grondwet en het eerste democra- tisch verkozen parlement dateren uit de tijd van de Bataafse Republiek, tussen 1795 en 1801.107 Vanuit het perspectief van de huidige monarchie is die republikeinse periode echter geen aantrekkelijk begin. Voordat Willem I officieel de troon besteeg was Nederland overi- gens al eens een koninkrijk geweest, toen de Franse keizer Napoleon Bonaparte zijn broer Lodewijk Napoleon als koning installeerde in 1805. In 1811 voegde Bonaparte het koninkrijk alsnog bij zijn Franse keizerrijk. Nadat hij in 1813 officieel was afgezet, zou Koning Willem I het ‘nieuwe’ koninkrijk leiden. Het duurde echter nog tot 1848 voordat er daadwerkelijk spra- ke zou zijn van een parlementaire democratie. De verworvenheden hebben in die zin meer te maken met de viering van hedendaagse wensbeelden dan een historische herdenking. Een alternatief is echter moeilijk te vinden. Van een crisismoment, zoals de Tweede Wereldoorlog voor Duitsland, is bijvoorbeeld ook geen sprake. Ondanks het feit dat de 4- en 5-meivieringen sterk verbonden zijn met vrijheid en eveneens een nationaal verbindend ka- rakter hebben, was Nederland zelf geen grote speler in het conflict. De Nederlandse Opstand (1568-1648), oftewel de Tachtigjarige Oorlog dan? Met de Acte van Verlatinghe als onafhan- kelijkheidsverklaring? Op basisscholen markeert die periode nog steeds het begin van Neder- land.108 Van een rechtstaat was echter nog geen sprake, noch van een democratisch verkozen parlement. Dat maakt deze oorlog niet geschikt in vergelijking met bijvoorbeeld de Ameri- kaanse Onafhankelijkheidsoorlog, die tevens de start vormde van de Amerikaanse democratie. Vanuit historisch perspectief is dus alleen de geleidelijke verandering van Nederland te be- lichten, van de losse verzameling provinciën tot de moderne democratische rechtsstaat in het Koninkrijk. Die geleidelijkheid komt echter ook terug bij beschouwing van de Nederlandse poli- tieke cultuur. Zonder teveel in stereotyperingen te vervallen, is de Nederlandse politiek bij- voorbeeld altijd sterk bestuurlijk van aard geweest. Het politieke stelsel van de Republiek maakte het belang van overleg zeer belangrijk. Niemand had een doorslaggevende stem, waardoor regenten elkaar moesten overtuigen, provinciale en stedelijke belangen moesten afwegen en vervolgens compromissen moesten sluiten.109 Deliberatie en persuasie waren de pijlers van de staatsinrichting in de Republiek. Los van enkele extremiteiten, zoals de ont- hoofding van Johan van Oldenbarnevelt op het Binnenhof in 1619, verliep besluitvorming in

107 De Rooy, Ons stipje op de waereldkaart, 40. 108 J. Blokker, Waar is de Tachtigjarige Oorlog gebleven? (Amsterdam 2006) 5. 109 M. Ebben, ‘Twee eeuwen te gast’, 50.

38 de Republiek via stroperig overleg tussen de stedelijke en adellijke afvaardiging in de zeven Provinciën. Die bestuurlijke houding is ook typerend voor het Koninkrijk der Nederlanden. Op enkele uitzonderingen na, zoals ARP-leider Abraham Kuyper, brengen Nederlandse politici niet bepaald grote massa’s in vervoering. Henk te Velde stelt in zijn boek Stijlen van leider- schap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl (2002) dat de saaiheid van politiek weliswaar deels overdreven is en grotendeels aan de periode Lubbers-Kok toegeschreven kan worden, maar dat veel van hun voorgangers evengoed een pragmatische en onideologische koers voeren als minister-president: ‘besturen in Nederland is slechts zelden een opvallende zaak geweest.’110 Politiek en bestuur vallen in Nederland dus sterk samen. Twee belangrijke kanttekeningen zijn daarbij te plaatsen. De eerste beschrijft Te Velde in zijn boek Van regentenmentaliteit tot populisme (2010) over de opkomst van de populisti- sche bewegingen van de 21e eeuw. Pim Fortuyn en Geert Wilders veroorzaakten beiden op- schudding in, maar ook buiten de Tweede Kamer. Deze figuren verzetten zich expliciet tegen de ‘regentenmentaliteit’ van de Nederlandse politieke cultuur, waardoor het uitzonderingen lijken die de regel juist lijken te bevestigen.111 Nederlandse politiek blijft dus minder een zaak van vertegenwoordiging of het horen van de stem van het volk, maar eerder een zaak van de- gelijk bestuur. Soortgelijks valt te zeggen over de tweede helft van de negentiende eeuw, na de grondwetswijziging van 1848. Jouke Turpijn beschrijft in zijn boek Mannen van gezag dat die periode een dynamisch tijdperk is in de Nederlandse politiek.112 De periode vóór 1848, waarin de Tweede Kamer eerder als een ceremonieel parlement functioneerde, was veel rustiger dan na de grondwetswijziging. Thorbecke en zijn metgezellen trachtten een nieuwe politieke cul- tuur op te bouwen, waarbij de ratio voorop stond. Zijn invloed was na 1848 echter tanende. Langzaamaan ontdekte de oppositie echter haar nieuwe mogelijkheden, die ‘tussen 1852 en 1862 [uitgroeiden] van onschuldige medewetgevende instrumenten tot dodelijke politieke wapens’.113 Deze nieuwe orde kon echter alleen floreren door het behouden van de tradities, waardoor veranderingen alsnog zeer geleidelijk plaatsvonden. Die bestuurlijkheid heeft ook te maken met de ontwikkeling van representatie in Ne- derland. Steden waren aanvankelijk de machtigste bestuurlijke eenheden. De Staten-Generaal dienden als vergadering om met de Bourgondische en Habsburgse vorsten te onderhandelen

110 H. te Velde, Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl (Amsterdam 2002) 242. 111 Te Velde, Van regentenmentaliteit tot populisme, 20. 112 Turpijn, Mannen van gezag 206. 113 Ibidem, 207.

39 over belastingen en privileges. Die vorsten legitimeerden hun macht bij de gratie Gods, terwijl de gewestelijke besturen vooral bestonden uit lieden met een belangrijke economische en so- ciale positie in de steden. De Staten-Generaal was de instelling waar de afgevaardigden uit de gewesten samenkwamen. Na het afzweren van de Spaanse koning Filips II nam deze decen- trale verzameling provincies zelf het heft in handen. Zoals gezegd waren ze genoodzaakt met elkaar te onderhandelen en te overleggen om besluiten door te voeren. Bovendien hadden de regenten uit de burgerij een goede reputatie in hun steden en hielden de gegoede families zich ook bezig met welvaart en welzijn van de stad. Van democratie was geen sprake, maar het zwaartepunt van de macht lag lokaal, waardoor de regenten dicht bij de bevolking in de ze- ventiende-eeuwse Republiek stonden.114 Tijdens de democratische omwentelingen in de wereld vanaf het midden van de acht- tiende eeuw zou de volksvertegenwoordiging een nieuwe vorm van teweegbrengen. In de Bataafse Republiek (1795-1805) kozen alle burgers hun vertegenwoordigers in de Nationale Vergadering, in plaats van de regentenfamilies.115 Die volkssoevereiniteit verdween echter na de creatie van het Koninkrijk Holland in 1806. Koning Willem I kreeg na de creatie van het Koninkrijk der Nederlanden in 1813-15 te maken met een Eerste en Tweede Kamer, maar door het strenge censuskiesrecht, kiesdistricten en de macht van de koning was de politieke invloed van de burgerij beperkt.116 In 1848 zou de macht weer verschuiven naar het parle- ment. De uitbreiding van het kiesrecht, resulterend in het algemeen kiesrecht in 1919 evolu- eerde het Nederlandse parlement waar de gehele bevolking voor mocht stemmen.

‘Winning hearts and minds’ In 1979 kwamen de eerste ideeën om het Capitool uit te breiden met een bezoekerscentrum. Zo wilde het Congres ruimte maken voor een uitgebreider bezoekerservaring en het hoofd bieden aan de rijen bezoekers die vooral tijdens de zomer in de hitte buiten het gebouw ston- den.117 Dat bezoekerscentrum mocht het uiterlijk van het Capitool echter niet schaden. Archi- tectenbureau RTKL Associates kreeg de opdracht een ondergronds centrum te creëren. In 1998 begon de bouw, maar het ontwerp onderging noodgedwongen enkele veranderingen. Na een schietincident bij het Capitool in datzelfde jaar en de aanslagen van 11 september drie jaar later moest het bezoekerscentrum aan meer veiligheidseisen voldoen, waardoor de kosten

114 Te Velde, Van regentenmentaliteit tot populisme, 35. 115 H. de Smaele en J. Tollebeek, ‘Politieke representatie. De geschiedenis van een begrip’, in: H. de Smaele en J. Tollebeek, Politieke representatie (Leuven 2002) 9-34, aldaar 19-21. 116 Turpijn, Mannen van gezag, 10-12. 117 Lachin, ‘The Capitol Visitor Center’, 135-137.

40 aanzienlijk hoger uitvielen en de bouw sterk vertraagde. De oorspronkelijke kostenraming van het gebouw was 71 miljoen dollar, de uiteindelijke kosten kwamen neer op bijna het tienvou- dige, 621 miljoen.118 Toen het CVC op 2 december 2008 zijn deuren opende, konden bezoe- kers het Capitool betreden via de nieuwe ‘Emancipation Hall’ (afb. 13). Bovendien waren in het centrum een tentoonstellingsruimte en twee filmzalen opgenomen, waar voorafgaand aan de rondleiding een film kon worden vertoond. De missie van het CVC is ‘working together for Congress to inform, involve and in- spire every visitor to the United States Capitol’.119 De functie van het bezoekerscentrum is dus toegesneden op het Congres en het Capitool zelf en niet op de politiek in de Verenigde Staten in het algemeen. Vanuit organisatorisch perspectief is dit te verklaren doordat het CVC onder het gezag van de Architect of Capitol (AOC) staat. Die is verantwoordelijk voor het onder- houd van alle gebouwen van het Congres, van de kantoren tot de botanische tuin aan de voet van Capitol Hill. Met het CVC raakt de taak van het AOC ook direct de publiekservaring.120 Dat de producten van het bezoekerscentrum meer gefocust zijn op het gebouw en de architec- tuur dan de politiek zelf is dan ook niet verwonderlijk. De nadruk op het culturele in plaats van het politieke komt ook terug in de samenstel- ling van de staf van het CVC. De acht medewerkers komen voornamelijk uit de culturele sec- tor.121 CEO Beth Plemmons was bijvoorbeeld actief bij Mount Vernon, het landgoed van Ge- orge Washington dat als museum is opengesteld. De vice-CEO Nik Apostolides heeft een achtergrond in de Smithsonian’s National Portrait Galley en hij adviseerde verschillende mi- nisteries. Bovendien doceert hij museumstudies aan verschillende universiteiten. Hoewel een enkeling in de directie voor een Congreslid heeft gewerkt, heeft de meerderheid ervaring in de museale wereld op het terrein van communicatie, ‘content’ en bezoekersservice. De mogelijkheden voor het CVC om juist algemener over politiek te spreken zijn bo- vendien beperkt door de politieke cultuur: de federale overheid kan in de Verenigde Staten bijvoorbeeld geen politieke opvoeding geven, omdat dat geen verantwoordelijkheid van de staat is.122 Voorstanders van een kleine federale overheid vatten die inmenging op als propa- ganda voor de staat. In vergelijking met Nederland of Duitsland is die wantrouwende houding

118 Ibidem, 133. 119 ‘About the Capitol Visitor Center’. Website U.S. Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/about-capitol/about-capitol-visitor-center (10 september 2015) 120 ‘About the Capitol Visitor Center’. (5 januari 2015) 121 ‘U.S. Capitol Visitor Center staff’. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/for-the-press/press-materials/us-capitol-visitor-center-staff (12 oktober 2015) 122 P. A. Lawler, ‘MacWilliams and the problem of American political education’, Perspectives on political science 35:4 (2006) 213-218, aldaar 215.

41 opvallend. Zoals we zullen zien, zijn in beide landen de programma’s voor politieke (burger- schaps)vorming juist de kern van de publieksinstellingen voor politiek. In het Capitool verzorgt het CVC hoofdzakelijk de reguliere tour door het gebouw. Die begint met een introductiefilm, waarna onder begeleiding van een gids de crypte, de Ro- tunda en Statuary Hall –de voormalige zaal van het Huis van Afgevaardigden– worden be- zocht. In het bezoekerscentrum is ook een tentoonstellingsruimte te vinden. Ontwikkeld door het museale productiebedrijf Ralph Applebaum Associates in samenwerking met de Library of Congress en de historici van het Congres, toont het een geschiedenis van het Amerikaanse Congres aan de hand van belangrijke documenten.123 Voor scholen organiseert het CVC les- materiaal ter voorbereiding van een bezoek aan het Capitool. Het lesmateriaal richt zich voor- al op de architectuur van het gebouw en de symboliek achter het gebouw. Het lesmateriaal gaat echter bijna niet in op staatsinrichting of de politiek zelf, wat logisch is vanuit het wan- trouwen jegens de federale overheid.124 Naast de organisatie van de reguliere tour regelt het bezoekerscentrum ook de speciale tours, zoals de Brumidi Corridor Tour.125 Die tour loopt door een lange versierde gang waarin speciale episodes van de Amerikaanse geschiedenis zijn afgebeeld. Constantino Brumidi leg- de ooit de basis met medaillons van bekende figuren uit de Onafhankelijkheidsoorlog, omge- ven door Romeinse en christelijke afbeeldingen en motieven. Later zijn daar nieuwe episodes bij geschilderd, zoals de maanlanding van de Apollo 11. Ook die tour gaat dus weinig over de politieke inhoud van het gebouw. Door de geschiedenis van het land en het Congres aan elkaar te verbinden, komt het belang van de federale politiek sterker –maar impliciet– naar voren. De trots op de Ameri- kaanse cultuur en geschiedenis staan los van het Congres, maar het CVC probeert te bena- drukken hoe essentieel de rol van het Congres is geweest voor het succes van de Verenigde Staten. De taak van het CVC is dus eigenlijk om door een bezoek aan het Capitool meer draagvlak te creëren voor het Congres. In het volgende hoofdstuk zal aan het licht komen hoe deze moeilijke opgave wordt uitgewerkt in de rondleiding door het Capitool.

123 Lachin, ‘The Capitol Visitor Center’, 137. 124 ‘My Capitol. Discover historic treasures in exhibition hall and explore the U.S. Capitol grounds’. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/education/resources-and-activities (12 oktober 2015) 125 ‘Special Activities at the U.S. Capitol Visitor Center’, Website U.S. Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/plan-visit/special-activities-us-capitol-visitor-center (26 augustus 2015)

42

‘Demokratie lernen durch Bildung und Partizipation’126 De positie van het Duitse bezoekerscentrum is bijna omgekeerd ten opzichte van het Ameri- kaanse centrum. In plaats van wantrouwen vormt het creëren van democratisch bewustzijn de basis van het handelen. Samen met de opening van het grondig verbouwde Rijksdaggebouw in 1999 riep de Bondsdag daarom de BDB in het leven. Om de bezoekersstromen in goede banen te leiden, kreeg de BDB de taak om de bezoekers te begeleiden en activiteiten te ont- plooien in en over het Rijksdaggebouw. Zoals we zagen, speelden bezoekers al een rol in Fos- ters ontwerp, omdat zij door het glas kijkend als het ware het parlement controleerden.127 De glazen koepel op het dak, als blikvanger van het gebouw, gaf bezoekers zowel de kans om over Berlijn als in de plenaire zaal van de Bondsdag te kunnen kijken. De meeste bezoekers gaan alleen de koepel in, maar de BDB biedt ook rondleidingen aan die door het hele gebouw lopen.128 Daarnaast moet via de BDB ook het bijwonen van een plenair debat of een etentje in het dakrestaurant worden geregeld. Voor scholen heeft de dienst speciale programma’s ont- wikkeld. Een daarvan is een combinatie van een rondleiding en een simulatie van een Bonds- dagzitting, waarbij het hele wetsproces persoonlijk door de leerlingen kan worden ervaren. Naast het bezoekerscentrum is ook de Bundeszentrale für Politische Bildung (BPB) interessant om te bekijken. De BPB is het belangrijkste instituut voor het uitdragen van poli- tiek, democratie en rechtsstaat in Duitsland. Ze heeft een online platform waarop bijna alles over die onderwerpen te vinden is. De website behandelt speciale thema’s als lobbyisme en Europa, maar ook algemenere verhalen zoals de geschiedenis van het nationaalsocialisme. Tevens zijn er naslagwerken over de Duitse democratie en politieke ideologieën te vinden. De BPB stelt zich als doel om actuele thema’s vanuit politiek-didactisch perspectief te belich- ten.129 Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld de ‘Kopftuchstreit’. Bij de bespreking van dat onderwerp stelt de BPB onder andere de vraag of een hoofddoek uitdrukking is van onderge- schiktheid van de vrouw of van een individuele keuze. De organisatie plaatst het debat ver- volgens in een breder kader door vragen te stellen over de betekenis van godsdienstgelijkheid en in hoeverre de Koran een hoofddoek voorschrijft. In een artikel ‘Das Kopftuch als Zeichen mangelnden Integrationswillens?’ bespreekt de organisatie hoe verschillende landen met dit

126 W. Gaiser, W. Krüger en J. de Rijke, ‘Demokratie lernen durch bildung und participation‘. Website Bundes- zentrale für Politische Bildung. https://www.bpb.de/apuz/31655/demokratielernen-durch-bildung-und-partizipation?p=all (11 oktober 2015) 127 Gudehus, Das Reichstagsgebäude, 24. 128 ‘Führungen durch den Deutschen Bundestag‘, website Duitse Bondsdag. https://www.bundestag.de (3 september 2015) 129 ‘Was ist unser Auftrag?’. Website BPB. http://www.bpb.de/die-bpb/52218/was-ist-unser-auftrag (2 oktober 2015)

43

Afb. 13: Emancipation Hall, de ontvangsthal van het Capitol Visitor Center met in het midden het gipsmodel van de Statue of Freedom.

Afb. 14: De vestiging van ProDemos tegenover het Binnenhof.

44 religieuze gebruik omgaan.130 De BPB biedt daarmee een platform om de actualiteit van his- torische, maatschappelijke en politieke context te voorzien. De Besucherdienst biedt een algemener platform voor politieke vorming in de vorm van een tentoonstelling. In de Deutscher Dom aan de Gendarmenmarkt te Berlijn is sinds 2002 een permanent museum over de ontwikkeling van de Duitse democratische geschiedenis gevestigd. De tentoonstelling is een bewerking van de historische tentoonstelling uit de jaren zeventig, ‘Fragen an die Deutsche Geschichte?’, die een belangrijke rol speelde bij de omgang met het verleden in Duitsland.131 In de tentoonstelling is naast vele aspecten van de Duitse politieke geschiedenis, onder andere informatie te vinden over de DDR, parlementsarchitec- tuur, wetsprocedures en staatsinstellingen.132 In het museum staat de democratische geschie- denis duidelijker centraal. De geschiedenis begint bijvoorbeeld niet in 1870, maar in 1848, bij het uitroepen van het eerste democratische parlement in de Duitse gebieden, het Frankfürter Parlament. De grote hoeveelheid drukwerk die gratis meegenomen kan worden in het Rijksdag- gebouw duidt tevens op de opvoedende rol die de overheid zichzelf stelt. Naast een boekje van 154 pagina’s over architectuur, kunst en functies van de Bondsdaggebouwen, is er ook een boekje Parlamentsdeutsch. Lexikon der parlamentarischen begriffe verkrijgbaar, dat als basiswoordenboekje geldt voor de politiek.133 Zowel algemene begrippen als heel specifieke gebruiken van de Bondsdag komen daarin aan bod. Bij democratie valt bijvoorbeeld te lezen:

‘In dieser Staatsform übt das Volk die Herrschaftsgewalt aus. Demokratien zeichnen sich un- der anderem durch Achtung der Menschenrechte, Gewaltenteilung, Verantwortlichkeit der Regierung, Unabhängigkeit der Gerichte, Gesetzmäßigkeit der Verwaltung, ein Mehrparteien- system sowie freie, gleiche und geheime Wahlen aus.’134

Dergelijke teksten laten zien hoe het Verfassungspatriotismus doorwerkt. Een flyer over de Nederlandse democratie dat op het Binnenhof verkrijgbaar is, rept bijvoorbeeld met geen woord over de grondwet.135 Waar de Nederlandse flyer zakelijk de taken van de Eerste en

130 H. Östreich, ‘Das Kopftuch als Zeichen mangelnden Integrationswillens? Vorbehalte gegen muslimische Kopftücher gibt es überall in Europa’ (20 december 2004). Website BPB. http://www.bpb.de/politik/innenpolitik/konfliktstoff-kopftuch/63305/einstieg-in-die-debatte (25 november 2015) 131 Gall, Fragen an die deutsche Geschichte (Bonn 1981) 5. 132 ‘Wege, Irrwege, Umwege’, website Duitse Bondsdag. https://www.bundestag.de (3 september 2015) 133 G.Rauer, Parlamentsdeutsch. Lexikon der parlamentarischen begriffe (Berlijn 2014) passim. 134 Rauer, Parlamentsdeutsch, 25. 135 Nederlandse democratie (Den Haag 2013).

45

Tweede Kamer bespreekt, gaat de Duitse definitie van democratie uit van de basisfundamen- ten voor democratie.

‘De spelregels uitleggen van democratie en rechtsstaat’136 De bezoekersorganisatie van het Binnenhof is ProDemos (afb. 14). Voormalig Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Guusje Ter Horst begon in 2008 samen met een werkgroep van Kamerleden met het schrijven van de projectbeschrijving voor de nieuwe or- ganisatie.137 Plannen voor een Nationaal Historisch Museum waren gesneuveld, waardoor er nieuwe projecten gestart werden omtrent burgerschapsvorming. Het doel was bezoekers te informeren, enthousiasmeren en aan te zetten tot participatie. Als fusie van het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP) en de Stichting Bezoekerscentrum Binnenhof (SBB) moest Pro- Demos de taken van beide instituten overnemen en zich daarnaast meer richten op jongeren- programma’s. Het nieuwe ‘Huis voor democratie en rechtsstaat’ kreeg daarmee een breed pakket aan taken en verantwoordelijkheden. Het SBB verzorgde tot de oprichting van Pro- Demos de rondleidingen voor publiek. Het IPP organiseerde al lezingen en (school)activiteiten omtrent burgerschapsvorming. Zo was het instituut ook verantwoordelijk voor de StemWijzer en ‘de Haagse Tribune’, een programma voor schoolbezoeken aan het Binnenhof. In dat programma werden schoolklassen uitgedaagd om met elkaar in gesprek te gaan. Door leerlingen met een andere geografische of sociale achtergrond te combineren, zouden jongeren veel van elkaar kunnen leren. ProDemos moest vooral voortbouwen op dat programma.138 In vergelijking met de Duitse en Amerikaanse bezoekerscentra is de Nederlandse be- zoekersorganisatie dus veel breder georiënteerd in haar taakopvatting. Zo heeft ProDemos Democracity ontwikkeld, een programma voor scholieren waarin ze leren hoe gemeentelijke politiek in zijn werk gaat. Naast staatsinrichting en de werking van politieke organen, is Pro- Demos ook het ‘Huis van de Rechtsstaat’.139 De organisatie gaat over het promoten van en informeren over grondrechten, wetten en de opbouw van het rechtssysteem. Daarbij richt ze zich vooral op programma’s en lesmateriaal voor scholen. Dat laatste komt ook terug in de samenstelling van de organisatie. Kars Veling en

136 ‘Over ProDemos’. Website ProDemos. https://www.prodemos.nl/Over-ProDemos/ (7 september 2015) 137 Projectbeschrijving, 3. 138 Ibidem, 31. 139 ‘Democracity. Interactief spel op het gemeentehuis’. Website ProDemos. https://www.prodemos.nl/Voor-gemeenten/Jongerenparticipatie2/Democracity-interactief-spel-op-het- gemeentehuis (7 september 2015)

46

Eddy Habben Jansen staan aan het hoofd van ProDemos. Veling heeft veel politieke ervaring als voormalig Eerste en Tweede Kamerlid tussen 1991 en 2003, terwijl Habben Jansen al be- trokken was bij IPP sinds 1991.140 In de educatieve dienst, verantwoordelijk voor de inhoude- lijke presentatie, werken vooral mensen met een politicologische achtergrond, een historicus en tot leraar maatschappijleer opgeleide medewerkers. In vergelijking met het Capitol Visitor Center wijst de samenstelling op een sterkere nadruk op politiek en rechtstaat. Wat dat betreft lijkt ProDemos meer in de Duitse traditie van politieke vorming te staan. De educatieve dienst ontwikkelt met name (les)materiaal voor ‘moeilijk bereikbare bevolkingsgroepen’, zoals kinderen in het praktijkgerichte onderwijs, die vanuit zichzelf wei- nig politieke interesse ontwikkelen.141 Tot de moeilijk bereikbare groepen behoren ook nieu- we Nederlanders en mensen met een verstandelijke beperking. In dat materiaal speelt vooral de vraag wat de politiek concreet voor mensen betekent een rol en in mindere mate hoe de politiek precies in zijn werk gaat. Voor scholen heeft ProDemos het DemocratieLab ontwik- keld, een interactieve methode waarbij leerlingen aan de hand van 24 vragen op een tablet in een laboratoriumachtige ruimte opdrachten moeten oplossen. De vragen gaan daar niet zozeer over het Binnenhof, maar vooral over meningsvorming en wat rechtsstaat precies inhoudt. De rondleiding is een van de meest prominente publieksactiviteiten van ProDemos. Gidsen van de organisatie leiden groepen mensen rond door enkele belangrijke zalen van de Nederlandse parlementaire democratie. ProDemos biedt drie soorten rondleidingen aan: een combinatie van de Ridderzaal en de Eerste Kamer, de Ridderzaal en de Tweede Kamer en de totale Staten-Generaaltour. Bij de eerste twee is ook een introductiefilm inbegrepen. De Rid- derzaal krijgt duidelijk de meeste aandacht: de drie mogelijke combinaties voor de rondlei- ding bieden allemaal de Ridderzaal, terwijl de rest optioneel is.142 In verband met het gebruik van de twee parlementszalen is dat niet verwonderlijk. De Ridderzaal geniet bovendien de grootste bekendheid onder het grotere publiek. Geassocieerd met middeleeuwse romantiek, Prinsjesdag en de Gouden Koets, is de Ridderzaal de blikvanger van het Binnenhof.143 De politieke cultuur komt ook naar voren in de projecten van het Nederlandse bezoe- kerscentrum. Kijkend naar de activiteiten van ProDemos, richt het instituut zich weinig op de

140 ‘Educatie’. Website ProDemos. https://www.prodemos.nl/Over-ProDemos/Medewerkers/Educatie (22 november 2015) 141 J. Verbeek, De effecten van DemocratieLab (Den Haag 2015) 3-9. 142 ‘Rondleidingen Binnenhof’, website ProDemos. https://www.prodemos.nl/KOM-Naar-politiek-Den-Haag/ProDemos-Binnenhof-voor-bezoekers/Rondleidingen- Binnenhof (1 september 2015) 143 W. Willems, ‘“Een magistraal geschiedverhaal”. De verbeelding van het Binnenhof in de twintigste eeuw’, in: H. te Velde en D. Smit ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnen- hof (Den Haag 2011) 275-299, aldaar 280.

47 nationale politiek. Daar staat een sterke nadruk op lokale organisatievormen van democratie en wat het begrip inhoudt voor individuen tegenover. Door democratie op die manier uit te leggen, kan ProDemos haar bezoekers laten zien wat politiek voor hen betekent. De ligging van het bezoekerscentrum naast het Binnenhof verandert niets aan het feit dat de focus van ProDemos niet op de nationale politiek ligt, maar juist op de lokale politiek en burgerschaps- vorming gericht zijn.

Besluit Vanuit organisatorisch perspectief bezien zijn er grote verschillen tussen de bezoekerscentra. De BDB valt direct onder de Bondsdag zelf en is ook in zijn aanbod aan scholieren en andere bezoekers sterk gericht op democratie en de werking van de politiek. In tegenstelling tot de Verenigde Staten, waar de kunst en architectuur van het gebouw centraal staat, omdat het CVC onder het gezag van de Architect of Capitol valt. In Nederland staat ProDemos los van het parlement, hoewel de organisatie wel is opgericht op initiatief van het Ministerie van Bin- nenlandse Zaken. Afgezien van de parlementsrondleiding zijn veel programma’s dan ook niet direct gericht op de nationale politiek, maar eerder op burgerschapsvorming en wat democra- tie en rechtsstaat voor individuen betekent. Ook in politiek-cultureel opzicht biedt de analyse van de bezoekerscentra interessante verschillen. Het wantrouwen jegens de overheid is in de Verenigde Staten een belangrijke factor waar het CVC rekening mee moet houden bij de presentatie van het Capitool. De focus ligt niet op het Congres, dat sterk verdeeld is in twee partijen, maar op het Capitool en de na- tionale samenbindende symboliek van het gebouw. Daarmee probeert het bezoekerscentrum het Capitool te incorporeren in het Amerikaanse nationalisme, ondanks de moeilijke relatie tussen het centrale gezag en de bevolking daarin. De symboliek die in het Capitool te vinden is, biedt aanknopingspunten hiertoe. In Nederland valt de bestuurlijkheid van Kamerleden op bij beschouwing van de poli- tieke cultuur. Kamerleden zijn doorgaans meer bestuurder dan volksvertegenwoordiger, waardoor burgers zich minder snel verbonden voelen met hun verkozen politici. Afgezien van de rondleiding lijkt ook ProDemos zich meer te richten op burgers dan op de nationale poli- tiek. De Nederlandse geschiedenis is te complex om een ontstaansmythe te creëren met de- zelfde kracht en uitstraling als de Onafhankelijkheidsoorlog in de Verenigde Staten. Uitleggen hoe de Nederlandse democratie is ontstaan en waar die voor staat is daardoor ook moeilijker. In Duitsland was de bildungstraditie van belang om de handelswijze van het bezoe- kerscentrum voor de Bondsdag te begrijpen. Von Humboldt gebruikte bildung rond 1800 als

48 brede politieke, culturele en wetenschappelijke opleiding voor de Duitse elite en later de bur- gerij, maar gold na de Tweede Wereldoorlog ook voor de onderste lagen van de bevolking. De gruwelen van de Tweede Wereldoorlog bracht de overheid tot het besef dat zij hun bevol- king democratie moesten leren. Het Verfassungspatriotismus zou burgers met elkaar verbin- den, met de grondwet als ruggengraat van de democratische samenleving. Hoewel het de vraag was of het grondwettelijke patriottisme in de praktijk met dezelfde bezieling kon func- tioneren, vormde het wel een basis voor bijvoorbeeld de BPB om mensen democratie aan te leren. De koppeling tussen de bezoekerscentra en de politieke cultuur, laat zien hoe politieke rituelen uitstralen op de publiekspresentatie. De bezoekerscentra stellen de betekenis van de- mocratie voor een land dan ook niet ter discussie. In plaats daarvan vloeien ze eruit voort. Dat biedt een interessant perspectief op het bezoek aan het parlement door een bezoeker. Tijdens een rondleiding kan de bezoeker alsnog kennismaken met de politiek van dichtbij. In hoeverre dat ook daadwerkelijk gebeurt, is dus nog de vraag.

49

3. Vrijheid, oorlog en democratie. Geschiedenis in de rondleiding

De parlementsrondleidingen zelf zijn in verschillende onderdelen op te delen. In de Verenigde Staten en Nederland begon de rondleiding bijvoorbeeld met een introductiefilm, terwijl in de koepel van het Rijksdaggebouw een fototentoonstelling de geschiedenis van het Rijksdagge- bouw overbracht. In Nederland en Duitsland liep de tour vervolgens langs de parlementsza- len, in de Verenigde Staten langs de Rotunda en de voormalige zaal van het Huis van Afge- vaardigden –tegenwoordig Statuary Hall– te zien waren.144 In alle drie de landen was er daar- naast nog een optionele tentoonstelling te bezichtigen. Onder de Ridderzaal op het Binnenhof biedt ProDemos een tentoonstelling over Prinsjesdag, het bezoekerscentrum van de Bondsdag beheert ook een tentoonstelling over de Duitse democratie in de Deutscher Dom aan de Gen- darmenmarkt te Berlijn. Exhibition Hall in het CVC toont tenslotte de geschiedenis van het Congres. In de vorige hoofdstukken kwamen de praktische en historisch-culturele factoren uit de geschiedenis, (architectonische) symboliek, fysieke omgeving, onderliggende politieke cultuur en de organisaties die de rondleidingen uitvoeren al naar voren. Voordat bezoekers aan een rondleiding deelnemen, sturen die elementen al het beeld dat bezoekers zich van de parlementsgebouwen vormen. Met dit in het achterhoofd rijst echter de vraag welke van bo- vengenoemde perspectieven in de rondleiding terugkomen. De gids moet van de omgeving een verhaal maken, waardoor bezoekers meer te weten kunnen komen over de achtergrond en betekenis van de plekken die ze bezoeken. Dit hoofdstuk richt zich op die betekenis en kijkt in hoeverre de achterliggende boodschap consequent wordt uitgedragen, of dat er tegenstellingen ontstaan tussen het vertelde en het getoonde. Om de verschillende rondleidingen te vergelijken, is het hoofdstuk opgedeeld in de verschillende onderdelen van het parlementsbezoek. Niet alleen de geboden informatie, maar ook de achterliggende gedachte die de rondleiding aan bezoekers meegeeft, is bepalend voor de analyse van de rondleiding. Daardoor komen de specifieke eigenschappen sterker naar vo- ren en wordt duidelijk hoe het parlementsgebouw en de politieke cultuur inwerkt op de rond- leiding zelf. Vooral geschiedenis is belangrijk voor deze analyse, maar de informatie die de gids over politiek en staatsinrichting is soms eveneens essentieel. De manier waarop de gids democratie in een historische context plaatst, hangt af van beide elementen. Zo biedt de ana- lyse ook openingen voor suggesties voor een zinvollere toepassing van geschiedenis bij de rondleidingen.

144 Bijlage I, II en III.

50

Introductiefilm De introductiefilm zet de toon voor de rest van de rondleiding met een geschiedenis van het Capitool. De Hollywoodachtige technieken, met dramatische muziek, gelikte beelden en hero- ische teksten benadrukken telkens het exceptionele karakter van de Verenigde Staten als land van heldhaftigheid, vrijheid en emancipatie. In de film vormen drie oorlogen de rode draad van de Amerikaanse geschiedenis: de Onafhankelijkheidsoorlog, de Anglo-Amerikaanse Oor- log van 1812 en de Amerikaanse Burgeroorlog. Daarmee past de film binnen de ideeën over opoffering, oorlog en vrijheid die ook in het Capitool zelf en de Mall al naar voren kwamen, of zoals de voice-over het dramatisch samenvat: ‘the price of becoming the independent peop- le, is paid by the blood of soldiers and sacrifice of families.’145 Tijdens de eerste oorlog week- ten de onzekere verzameling Amerikaanse staten zich los van hun Britse machthebbers. De tweede oorlog bevestigde het bestaansrecht van het land, ondanks het feit dat de Britten Wa- shington D.C. en het Capitool in vuur en vlam zetten. De Burgeroorlog zorgde uiteindelijk voor de afschaffing van de slavernij, waarna ook de Afro-Amerikanen vrije burgers konden zijn. De film presenteert de politieke ontwikkeling dus hand in hand met de sociale bewegin- gen voor gelijke rechten. Hoewel deze opbouw resulteert in een verhaal met een sterke boodschap, is het ook een simplificatie en verdichting van de Amerikaanse geschiedenis. De afschaffing van de sla- vernij in 1865, die in de Amerikaanse Burgeroorlog werd bevochten, betekende immers al- lerminst het einde van rassendiscriminatie en de tweederangspositie van Afro-Amerikanen.146 De ondergeschikte positie ten opzichte van witte mensen in het openbare leven bleef nog on- geveer honderd jaar na de afschaffing van de slavernij bestaan. Denk bijvoorbeeld aan de ra- cistische Klu Klux Klan, die nog ten tonele zou verschijnen. De groep blanken in witte gewa- den zouden na de Burgeroorlog beginnen met het lynchen van Afro-Amerikanen in de zuide- lijke staten. In de jaren 1930 oordeelde de Supreme Court dat de segregatie van rassen niet in tegenspraak was met de constitutie. Dankzij de acties van Martin Luther King jr. zou daar in 1964 officieel verandering in komen door de Civil Rights Act. Ook de rellen in Ferguson en Baltimore in 2014 naar aanleiding van politiegeweld tegen Afro-Amerikanen laten zien dat tot op de dag van vandaag er nog een rassenprobleem bestaat in de Verenigde Staten.147 De in- troductiefilm doet echter vermoeden dat het sinds 1865 al goed was.

145 Bijlage I. 146 Brown, The myth of the strong leader, 77 en 106. 147 ‘Ferguson legt fundamenteel racisme bloot’. Website NOS. (25 november 2014) http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2005632-ferguson-legt-fundamenteel-racisme-bloot.html (3 januari 2016).

51

De introductiefilm probeert daarnaast de politieke constellatie van de Verenigde Staten op idealistische wijze weer te geven. Aan de hand van citaten uit de Constitution worden de ‘three branches of government’ uitgelegd. Op die manier benadrukt de film dat het Congres is voortgekomen uit een van de heilige nationale documenten. De film sluit uiteindelijk af met de woorden:

‘[This is] the center of our experiment of political freedom. Curving walls set on a foundation graceful and right at heart. The U. S. Capitol is our national stage. Congress is the crucible where feuds and ideas from every corner of the country is expressed, examined and debated, considered again. Congress is where we can find our common ground.’148

Dat dit een zeer rooskleurige en heroïsche voorstelling van zaken is, blijkt uit de vergelijking met de alledaagse praktijk van de Amerikaanse politieke cultuur, zoals in het vorige hoofd- stuk geschetst. In plaats van het vinden van een ‘common ground’ zijn polarisering en partij- strijd juist tekenend voor de hedendaagse Amerikaanse politiek. Op allerlei manieren gaat de introductiefilm, maar ook de rondleiding later, voorbij aan breuklijnen in de samenleving. In politiek opzicht maken de introductiefilm en de gids ook nooit onderscheid tussen Democra- ten en Republikeinen.149 Een ander voorbeeld van het vermijden van tegenstellingen komt naar voren in het fragment over de Amerikaanse Burgeroorlog. Noord en Zuid gingen volgens de voice-over niet met elkaar op de vuist, noch viel het land bijna uiteen in een ‘United’ en een ‘Confederate States’. In plaats daarvan ging ‘the country (…) to war with itself’.150 Op subtiele wijze spreekt de voice-over op die manier nooit over twee groepen tegenover elkaar, maar benadrukt het commentaar juist de gezamenlijke opoffering. Het negeren van het ideologische conflict, ten behoeve van een nationaal verhaal, valt binnen de Amerikaanse bezweringsrituelen die een grote rol spelen in vele populaire histori- sche publicaties en tentoonstellingen. De Onafhankelijkheidsverklaring en de grondwet func- tioneren daarin als fundamenten van alle deugdelijke verworvenheden van de VS. Historische episodes komen vervolgens in het teken te staan van die deugden. Een voorbeeld daarvan is de Amerikaanse Burgeroorlog. De ideologische aard van het conflict is op de achtergrond geraakt in de populaire historiografie, zoals historicus David W. Blight beargumenteert in zijn boek Race and reunion. The Civil War in American memory (2001). Geruime tijd benadrukten Noord en Zuid hun verschillen. De racistische noties die in het Zuiden opgeld deden na de Burgeroorlog, verdwenen in de tweede helft van de twintigste eeuw. In het Noorden kwam de

148 Bijlage I. 149 Bijlage I. 150 Bijlage I.

52 oorlog symbool te staan voor de emancipatie van de Afro-Amerikaanse bevolking. De derde lezing, waarin de nadruk lag op verzoening, de heldhaftigheid en opoffering voor het vader- land, won tijdens de Koude Oorlog aan populariteit. De VS trachtte zich te profileren als vrij- heidslievend en eendrachtig. Het idee dat alle slachtoffers van de Burgeroorlog Amerikanen waren die voor hun vrijheid streden, paste in dat plaatje. Deze kijk op de Burgeroorlog komt ook veel terug bij re-enactments en de Civil War battle sites in de Verenigde Staten.151 De introductiefilm hanteert datzelfde verzoeningsperspectief, maar combineert het met de bur- geroorlog als motor van de emancipatie. In de introductiefilm voor het Binnenhof komt vooral de strijd tussen de stadhouder en de raadpensionaris voren. Zoals we in het eerste hoofdstuk zagen, breidden de bewoners het Binnenhof geleidelijk uit met nieuwe vertrekken. In dat verhaal is geen sprake van een harts- tochtelijk nationalistisch narratief zoals in het Capitool. De leidraad is het ontstaan van het organische geheel van het hedendaagse Binnenhof. Politieke gebeurtenissen en personen wor- den dan ook voornamelijk in die context opgenoemd. Daardoor biedt de film een overzicht van ruim zeven eeuwen gebeurtenissen in en om het Binnenhof.152 De Staten-Generaal kwa- men er bijvoorbeeld samen vanaf de Nederlandse Opstand, Maurits bouwde er een toren, de Staten van Holland hun vergaderzaal. De introductiefilm geeft echter geen overstijgende betekenis aan de geschiedenis. De Tachtigjarige Oorlog, als symbool voor vrijheid, komt er bekaaid van af. ‘Er is veel onvrede’ over het verbod op de protestantse godsdienst en de hoge belastingen, zegt de voice-over za- kelijk over de oorzaken van de Opstand.153 Opvallend is ook het ontbreken van het thema tolerantie ten tijde van de Republiek. Hoewel de mate van religieuze tolerantie discutabel was gezien de positie van katholieken en protestantse minderheden, was de ruimte voor menings- uiting betrekkelijk groot.154 Pamfletschrijvers en andere publicisten verzetten zich weinig te- gen de bestaande orde, maar zelfs rond de Patriottenopstand van 1780 zagen zowel patriotten als prinsgezinden het belang in van persvrijheid en open debat. In plaats van dat verhaal gaat de film in op het feit dat de Staten-Generaal en de stadhouder sinds de Opstand ‘de regering’ van de Republiek vormden. Een slechte vergelijking, aangezien er geen sprake van een sterk centraal gezag was in de Republiek.

151 D. W. Blight, Race and Reunion. The Civil War in American Memory (Cambridge 2001) 2 en 339. 152 Bijlage II. 153 Bijlage II. 154 D. Haks, Vaderland en vrede 1672-1713. Publiciteit in de Nederlandse Republiek in oorlog (Hilversum 2013) 63.

53

Die nuchtere zakelijkheid blijkt ook uit de slotboodschap van de Nederlandse intro- ductiefilm. Waar de Amerikaanse introductiefilm nog met heroïsch taalgebruik een idealis- tisch beeld neerzet van de werking van politiek als ‘finding our common ground’, zijn de laat- ste woorden in de Nederlandse film:

‘Het Binnenhof is na al die eeuwen nog steeds het politieke centrum van Nederland, waar de minister-president werkt in het Torentje, de ministerraad vergadert, de koning op Prinsjesdag de Troonrede voorleest en de Kamer besluit over wetten.’155

Deze bewoordingen benadrukken het zakelijke karakter: de Amerikaanse film stelt dat poli- tiek staat voor het vinden van een compromis tussen alle mensen in het land, terwijl de film in Nederland dat aspect overslaat en politiek als een bestuurlijke aangelegenheid voorstelt, met Prinsjesdag als herkenbaar ceremonieel feest. Vanuit de Nederlandse politieke cultuur gere- deneerd is deze presentatie goed te verklaren, gezien het feit dat degelijk bestuur boven een harde ideeënstrijd staat.156 De intentie van ProDemos om meer in te gaan op wat democratie betekent voor mensen zelf, zoals bij de andere educatieprogramma’s en -projecten die de or- ganisatie aanbiedt, komt daardoor echter niet tot uitdrukking in de introductiefilm. In tegenstelling tot de Amerikaanse film is er ook geen aandacht voor sociale ontwik- kelingen, zoals de kiesrechtstrijd of de afschaffing van de slavernij. De ontwikkelingen in Nederland die het grootste effect hadden op de politieke en sociale mogelijkheden van gewo- ne burgers worden daarmee volstrekt genegeerd. In de introductiefilm in het Capitool komt ‘the right to vote’ meerdere keren terug en wordt bovendien verschillende keren gerefereerd aan het volk.157 Amerikaanse slaven hieuwen bijvoorbeeld de stenen voor het Capitool en tijdens de Burgeroorlog waren het de bouwvakkers die doorwerkten aan de grote nieuwe koe- pel. De afschaffing van de slavernij had weliswaar meer effect in de Nederlandse koloniën dan in het thuisland zelf, maar kiesrecht of vrouwenemancipatie verdienen evenzeer aandacht. Dat zou ervoor hebben gezorgd dat de politiek in de introductiefilm minder in zichzelf ge- keerd overkomt. De afstandelijkheid van de Nederlandse politiek blijkt ook uit andere fragmenten. Over de Bataafse Republiek vertelt de voice-over bijvoorbeeld wel over de eerste vrije ver- kiezingen, maar de film werkt dat begrip vervolgens niet uit. Vlak voor het einde zegt de voice-over nog wel iets over de invloed die mensen uit kunnen oefenen: ‘Het Binnenhof is

155 Bijlage II. 156 H. te Velde, Stijlen van leiderschap, 242. 157 Bijlage I.

54 een plek waar iedereen terecht kan om zijn of haar vertegenwoordiger aan te spreken of te controleren.’158 Maar terwijl de voice-over dit uitspreekt, laten de beelden een demonstreren- de menigte zien die door de politie verhinderd wordt het Binnenhof probeert te betreden. Het beeld spreekt daarmee de voice-over geheel tegen. Door het vertonen van dit fragment komt de rol van de burger in de introductiefilm neer op een groep ontevreden mensen die door de politie van het Binnenhof wordt geweerd. In werkelijkheid is het aanspreken van een verte- genwoordiger ook beperkt, maar de makers hadden charmanter beeldmateriaal kunnen ge- bruiken. Het aanbieden van een verzoekschrift of petitie behoort tot de mogelijkheden, alsook het bijwonen van een politiek debat of roepen naar een politicus die toevallig het Binnenhof moet oversteken. Kleine demonstraties worden soms toegelaten op het Plein, maar zoals de film wél laat zien is het Binnenhof zelf geen toegestane plek voor grotere demonstraties.

Rondleiding In de rondleiding door het Rijksdaggebouw is er veel aandacht voor de verschillende functies en historische lagen van het gebouw: de plenaire zaal, de graffiti, de verdieping met werk- ruimtes voor de partijen in de Bondsdag en twee kunstwerken –het Archiv der Deutschen Abgeordneten van Christian Boltanski en Installation for the Reichstag Building van Jenny Holzer. Ook gaat de rondleiding kort door het aanpalende Paul-Löbehaus, waar Bondsdag- commissies vergaderen.159 In dit modernere gebouw speelt geschiedenis een rol door middel van de vele architectonische verwijzingen naar de hereniging van Duitsland. Het verhaal van de gids was vooral gericht op deze historische aspecten en de functionele invulling van het gebouw. Na de rondleiding was er de ruimte om in de koepel een fototentoonstelling te bekij- ken en over Berlijn uit te kijken. De rondleiding besteedde veel aandacht aan het belang van de democratie, telkens gedemonstreerd aan de hand van de geschiedenis. Zo besprak de gids het naziregime aan de hand van enkele kunstwerken in het Rijksdaggebouw.160 In Boltanski’s Archiv der Deutschen Abgeordneten liet de gids zien hoe de kunstenaar alle namen van de Rijks- en Bondsdagleden tussen 1919 en 1990 op roestige tinnen doosjes vast had gelegd, waaronder ook Hitler. Zwarte balkjes onder verschillende personen benadrukten hun lot als slachtoffer van nazigeweld. Eén zwart doosje verwees naar het nazitijdperk, de periode waarin er geen verkiezingen meer werden gehouden. De gids richtte zich alleen op die waarschuwende betekenis van het kunst-

158 Bijlage II. 159 Bijlage III. 160 Bijlage III.

55 werk. Dat is opvallend, want het werk laat tegelijkertijd de continuïteit zien van de jaren tus- sen 1919 en 1990, van de eerste verkiezingen in de Weimarrepubliek tot de hereniging van Oost en West.161 De interpretatie van het kunstwerk door de gids ging zo voorbij aan het an- dere idee van de kunstenaar, namelijk dat de democratische traditie ook belangrijk is voor het begrip van de Duitse politiek. De verwijzingen naar Koude Oorlog droegen eveneens bij aan de waarschuwende functie van de rondleiding. In de gangen rond de plenaire zaal stond de gids stil bij de graffiti. Ze legde herhaaldelijk uit wat de Cyrillische woorden betekenden, doorgaans plaatsnamen.162 Tevens bleef het feit dat de Berlijnse Muur vlak achter het Rijksdaggebouw door liep niet onbesproken. De gids vertelde ook over de symboliek van het Paul-Löbehaus. Het gebouw is gelegen op de plek waar de Spree het grensgebied was tussen Oost- en West-Duitsland. De brug die van het Paul-Löbehaus naar het Marie-Elisabeth-Lüdershaus over de Spree loopt, symboliseert verzoening van Oost- en West-Duitsland in 1990. De focus in de rondleiding lag dus sterk op de zwarte bladzijdes uit de geschiedenis. Dit was ook het geval met de fototentoonstelling, waar naast eerder genoemde periodes ook het keizerrijk en de Republiek van Weimar aan bod kwamen (afb. 16). De tentoonstelling is te omschrijven als een verhaal in woord en beeld, een soort lieu de mémoire-beschrijving van het gebouw zelf.163 De tentoonstelling laat zien hoe verschillende groepen het gebouw ge- bruikten als decor. De Republiek van Weimar staat vooral in het teken van crisis en het opdo- emende nationaalsocialisme: ‘Die Weimarer Republik ist geprägt von Parteienvielfalt und ideologischem Gegeneinander, belastet durch wirtschaftliche Probleme und antidemokrati- sche Gesinnung’.164 Die lezing is opvallend, want die periode was ook geschikt geweest om de continuïteit te benadrukken van de democratische traditie in Duitsland, zonder af te doen aan de opkomst van het nationaalsocialisme. De periode tussen de Rijksdagbrand in 1933 en de verovering van Berlijn door de Sovjets in 1945 komt in de tentoonstelling slechts en pas- sant aan bod. In die periode was het Rijksdaggebouw dan ook buiten gebruik. Het gebouw zag het machteloze parlement van het keizerrijk, de impopulaire Weimarrepubliek en was na de Tweede Wereldoorlog getuige van de deling van Duitsland en achtergronddecor van demon- straties en concerten op de Platz der Republik.

161 A. Wege en A. Böger, “Who decides what is ‘Hauptstadkultur,’ and what is not?” 89 (October 1999) 127- 138, aldaar 134. 162 Bijlage III. 163 Bijlage III. 164 Bijlage III.

56

De aandacht voor de democratische traditie in het keizerrijk en vooral de Republiek van Weimar is dus zeer summier. De Republiek functioneert in de tentoonstelling vooral als opmaat naar de opkomst van het nationalisme. In Sprong in het duister. Duitsland en de Eer- ste Wereldoorlog (2014) laat historicus Patrick Dassen zien dat door een dergelijke blik noe- menswaardige aspecten verloren gaan. Dassen schetst zowel de tegen- als voorstanders van de Weimarrepubliek, waaruit blijkt dat het ook waardevol is de democratische traditie te tonen, naast het bekende beeld van hyperinflatie, het straatgeweld en het cultuurpessimisme. Een massale staking van twaalf miljoen arbeiders, die heel Berlijn en delen van Duitsland platleg- de, voorkwam bijvoorbeeld de putsch die de extreemrechtse Wolfgang Kapp in 1920 trachtte te plegen.165 Daarnaast toont Dassen dat tot 1939 verreweg de meeste mensen geen zin had- den in een nieuwe oorlog en miljoenen aangesloten waren bij pacifistisch georiënteerde orga- nisaties. Tot de Grote Depressie ging het bovendien wel degelijk langzaamaan beter met Duitsland. Zonder de onrust in het land te bagatelliseren, zouden de positieve krachten in de Weimarrepubliek ook kunnen bijdragen aan het begrip van democratie. Over de Duitse politieke cultuur is hetzelfde te zeggen. De waarschuwende functie die het Rijksdaggebouw door zijn geschiedenis heeft gekregen, wordt in de rondleiding nadrukke- lijk benut om aan mensen uit te leggen waarom democratie belangrijk is.166 Door de talrijke verwijzingen naar het naziregime en de DDR tijdens de rondleiding komt die boodschap over. Politieke Bildung speelt dus een belangrijke rol. Een bombastische aanpak zoals in het Capi- tool past daar niet bij, de meer zakelijke benadering van het Binnenhof evenmin. In plaats daarvan neemt de gids mensen mee om iets te leren, maar zonder trots of nationalisme tentoon te spreiden. De gids legt de symboliek van het Rijksdaggebouw uit aan de bezoekers en kop- pelt die aan de geschiedenis. Die aanpak illustreert de plicht die de staat voelt om haar burgers op te voeden. Des te opvallender is het dat de kernwaarden van de democratie en Verfassungspatrio- tismus weinig terugkwamen in de rondleiding.167 De transparantie van het gebouw kwam wel- iswaar ter sprake en ook vertelde de gids op verschillende plekken over politieke partijen en de bondskanselier, maar de grondwet of grondwettelijke waarden bleven onbesproken. Hoe- wel de Tweede Wereldoorlog meerdere malen ter sprake kwam, maakte de gids nooit con- creet voor welke kernwaarden de huidige Duitse democratie staat. De waarschuwing was dus duidelijk aanwezig, maar de democratische waarden van nu kregen verder geen aandacht.

165 Dassen, Een sprong in het duister, 314 en 334-339. 166 Bijlage III. 167 Bijlage III.

57

Ook tijdens de rondleiding op het Binnenhof kwamen deze waarden nauwelijks naar voren, maar om geheel andere redenen. Ten eerste besteedde de rondleiding geen aandacht aan het feit dat democratie begint en eindigt bij het volk.168 In de introductiefilm lag de focus, zoals we zagen, al sterk op de politieke elite en die insteek bleef ook tijdens de rondleiding aanwezig. Bezoekers kregen een kijkje in de kamers van de macht, maar het verband tussen de bezoeker en de democratische instellingen werd niet uitgelegd. Ten tweede was er geen overkoepelend verhaal dat het Binnenhof verbond met achterliggende waarden, zoals de rechtsstaat of wat het betekent om in een democratisch land te leven. Een pregnante bood- schap die mensen na afloop mee naar huis konden nemen, was er dan ook niet. Daardoor waren de vertelde verhalen weinig verdiepend. In iedere zaal kwam kort de geschiedenis van de ruimte aan bod, waarna de gids vertelde over de huidige functie. Het ver- band tussen beide elementen kwam veelal niet duidelijk naar voren.169 In de Tweede Kamer kwam bijvoorbeeld aan de orde hoe de zaal was ingedeeld, met Vak K voor het kabinet, de voorzittersstoel en de Kamerzetels. Op een uitgedeelde flyer was de zetelschikking te zien, van rechts tot links. De gids vertelde over verschillende soorten vergaderingen die in de zaal plaatsvinden, zoals het Vragenuurtje en de plenaire debatten. Ook de karakteristieken van de zaal kwamen aan bod, waarbij de gids op de invalidenvoorzieningen wees, zoals een ontbre- kende Kamerzetel en een balkje op de grond bij de interruptiemicrofoons om het woord te vragen. Na een vraag vanuit de groep begon de gids over de symboliek van de zaal, met de schilderijen die het democratische debat vertolken en de blauwe tulpvormige stoelen. In alle zalen sloot de gids ook af met een vermakelijke anekdote. Zo begon de gids over een vallende ster in de Tweede Kamer. Architect Pi de Bruijn wilde de sterrenhemel symboliseren met de lampen in het plafond van de plenaire zaal. Toen er een naar beneden viel tijdens een debat, was er dus sprake van een vallende ster. Over de betekenis van het gebouw als symbool voor democratie kwam niet veel naar voren in de vergaderzalen van het Binnenhof. De bezoeken aan de zaal van de Eerste en Tweede Kamer toonden waar de Staten-Generaal vergaderde, maar de gids bracht geen con- nectie tussen de bezoeker en het parlement tot stand en verlevendigde het begrip democratie evenmin.170 De Ridderzaal, het hoogtepunt van de rondleiding, veranderde dit niet. De gids vertelde over de renovatie rond 1900 en het gebruik als zaal voor de Troonrede, met de troon en de ingelegde letters van Willem-Alexander op de baldakijn. Ook het grondwetsartikel op

168 Bijlage II. 169 Bijlage II. 170 Bijlage II.

58 de schouw kwam even ter sprake, als verwijzing naar de Grondwet van 1848 en de inperking van de macht van de vorst. Als anekdote wees de gids ditmaal op de hoofdjes met grote oren die in het houten dakgewelf te zien zijn en legde uit dat die in de Middeleeuwen in de voor- malige rechtszaal achter de Ridderzaal hingen, om te controleren of de verdachte de waarheid sprak.171 Een ervan wees hij in het bijzonder aan, omdat die op prinses Beatrix zou lijken. Hoewel Prinsjesdag in de Ridderzaal zeker aandacht verdient, zou net als in de bespreking van de Tweede Kamer meer aandacht besteed kunnen worden aan de betekenis van de zaal. De wandtapijten in de zaal hadden aanleiding kunnen zijn voor een betekenisvolle lading aan het gebouw, als centrum van vrijheid, emancipatie, democratie en monarchie tegelijk. De connectie met de betekenis van democratie voor ‘gewone’ mensen zou daardoor een inhoude- lijker invulling krijgen. Het Binnenhof spreekt voor bezoekers het meest tot de verbeelding vanwege Prinsjes- dag. Via televisie volgen vele mensen de rit van de Gouden Koets naar de Ridderzaal en de Troonrede die de koning binnen voordraagt. Wim Willems beschrijft de bijna schizofrene wereld van het Binnenhof. ‘Het mocht het symbool zijn van de vrijheid van de burger, het was ook gewoon het terrein van de ijscoman,’ stelt Willems.172 Vorstelijk vertoon, politiek gekon- kel en toeristische charme lopen langs elkaar heen op de middeleeuwse binnenplaats. De rondleiding borduurt hierop voort door de nadruk op de Ridderzaal, het Prinsjesdagceremoni- eel en de summiere aandacht voor de Kamers en de waarde van democratie. De rondleiding door het Capitool slaagde er juist wel in om bezoekers aan te spreken op die verschillende aspecten. Eerder kwam de nadruk op sociale ontwikkelingen in de intro- ductiefilm al ter sprake, dat het publiek meer betrok bij een begrip als democratie. De gids zette deze lijn door in de rondleiding. Tussen de vele standbeelden pikte de gids er verschil- lende uit die tot de verbeelding spraken en een mogelijkheid tot identificatie boden. Zo kwa- men onder anderen Martin Luther King jr., Rosa Parks en een aantal vrouwen van de kies- rechtbeweging ter sprake.173 Daarnaast was er de ‘running gag’ John Gorrie, een van twee mannen die Florida vertegenwoordigden in de Statuary Hall (afb. 15). Gorrie dankte zijn plaats in de nationale eregalerij aan zijn uitvinding, de airconditioning. Door in te gaan op deze figuren en nadruk te leggen op ‘our history’, bleef de afstand tussen het Capitool en de bezoeker klein.

171 Bijlage II. 172 Willems, ‘“Een magistraal geschiedverhaal”’, 282 en 291. 173 Bijlage I.

59

Net als in het Rijksdaggebouw staan de objecten in het Capitool symbool voor het de- mocratische ideaal, dat de gids vervolgens uitlegde aan de bezoekers. De bombastische toon- zetting van de film komt terug in de architectuur en de kunstwerken die verder te bezichtigen waren. De grote koepel van de Rotunda, met de Apotheose van George Washington, be- schreef de gids ook daadwerkelijk als een belichaming van de Verenigde Staten: George Wa- shington in het midden en de eerste dertien staten als maagden om hem heen.174 De helden uit de Amerikaanse geschiedenis, zoals Abraham Lincoln, George Washington en Benjamin Franklin, spraken tot de verbeelding bij de bezoekers van Amerikaanse afkomst. Zoals gezegd was bij deze rondleiding geen bezoek aan de vergaderzalen van het Con- gres inbegrepen. Een essentieel onderdeel van de democratie bleef daardoor onzichtbaar. Dit sloot echter wel aan bij de opbouw van de rondleiding, aangezien de politieke praktijk en te- genstellingen werden genegeerd ten gunste van een idealistische kijk op de democratie. Toch zijn de zalen onmisbaar als toonbeeld van de democratie en ‘the branch most connected to the people’.175 De afwezigheid van die zalen in de tour, te verklaren uit praktische bezwaren en veiligheidsoverwegingen, was mede door het bevlogen verhaal van de introductiefilm opval- lend.

Tentoonstelling In het Capitool had de tentoonstelling een belangrijke toegevoegde waarde. Exhibition Hall vormde een belangrijke nuance op het nationalistische verhaal tijdens de rondleiding. Hier werd nu en dan wel het onderscheid gemaakt tussen Democraten en Republikeinen en kwa- men bovendien verschillende aspecten van de politieke praktijk aan bod.176 Zo waren de par- lementaire debatten hier live te volgen, wat het gemis van een blik in de parlementszalen tij- dens de rondleiding verzachtte. Ook maakten de tentoonstellingsteksten bezoekers bekend met typisch Amerikaanse politieke begrippen, zoals filibusters en impeachment. Aan de hand van zes tijdsperiodes en zes maquettes van de omgeving van Capitol Hill werd de politieke ontwikkeling van de Verenigde Staten uiteengezet (afb. 17).177 De periodi- sering was dezelfde als die in Amerikaanse schoolboeken, met een enkele samenvoeging van tijdperken. Daaronder vielen de gebruikelijke ‘The Young Republic’ (1789-1815), ‘The Ex- pansion Era’ (1815-1851), ‘Civil War’ en ‘Reconstruction Era’ (1851-1877), ‘Progressive Era’ (1877-1913), vervolgens een tijdvak met de twee wereldoorlogen en de Grote Depressie

174 Bijlage I. 175 Bijlage I. 176 Bijlage I. 177 Lachin, ‘The Capitol Visitor Center’, 138.

60

Afb. 15: Statuary Hall, de voormalige zaal van Afb. 16: De fototentoonstelling in de Rijks- het Huis van Afgevaardigden in het Capitool. dag-koepel loopt in een cirkel om de glazen oculus boven de plenaire zaal heen.

Afb. 17: Exhibition Hall, met de zes nissen over zes tijdvakken uit de Amerikaanse geschiedenis.

61

(1913-1945) en tenslotte het ‘1945-heden’-tijdvak. Allemaal hadden ze eigen memorabilia en foto’s. Telkens was er één wand voor het Huis, één wand voor het Capitool en één wand voor de Senaat beschikbaar. In het tijdvak 1851-1877 (‘Reconstruction Era’) lag in de vitrine van de Senaat bijvoorbeeld een ticket voor het bijwonen van de ‘U.S. Senate impeachment of the President’, de zitting waarin de Senaat besloot Andrew Johnson uit zijn presidentiële ambt te zetten. Ook foto’s van de stemming en het briefje waarop de telling van ‘yays’ en ‘nays’ was bijgehouden tijdens de Senaatszitting waren te zien.178 In de periode 1945-heden kwam het verschijnsel filibuster aan de orde in een onderschrift bij een afbeelding:

‘The question in the summer of 1964 was not whether senators would approve a civil rights bill, but whether they would vote on one. Using classic filibuster techniques (long speeches and procedural delays), opponents of the 1964 Civil Rights Act delayed a vote for 57 days. On June 10, 1964, for the first time since the Reconstruction era just after the Civil War, a coali- tion uniting many Republicans with northern and western Democrats successfully ended the filibuster. ’179

Door dit soort beschrijvingen komt de politieke praktijk in de tentoonstelling nu en dan om de hoek kijken. De laatste zin van dit citaat toont bovendien een ander aspect uit de Amerikaanse poli- tiek dat in de rondleiding werd verzwegen. Hier staat duidelijk vermeld dat Republikeinen en Democraten voor het eerst sinds negentig jaar een gelegenheidscoalitie sloten. De toonzetting benadrukt weliswaar de samenwerking, maar bevestigt tegelijkertijd dat dit een unicum was in de Amerikaanse geschiedenis. De polarisatie en partijstrijd in de politiek krijgen zo alsnog aandacht in het bezoek aan het parlement. Qua behandeling van de recente geschiedenis valt op dat de nadruk heel sterk op ligt op nationale zaken, terwijl de Verenigde Staten vanaf de Tweede Wereldoorlog juist een grote rol op het wereldtoneel bekleedden. Zoals in bovenstaand citaat was te lezen, is de Burger- rechtenbeweging bijvoorbeeld een belangrijk thema. Ook de Watergate-affaire passeert de revue, waar de Republikeinse president Nixon het hoofdkantoor van de Democraten liet af- luisteren.180 De Koreaanse en Vietnamoorlog komen echter zeer summier aan bod, terwijl die

178 ‘The Senate 1851-1877’, History of Congress and the Capitol. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline/president-trial?page=3 (3 november 2015) 179 ‘The Senate 1945-Present’, History of Congress and the Capitol. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline/rights-all-americans-1964 (3 november 2015) 180 ‘1945-Present’, History of Congress and the Capitol. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline/rights-all-americans-1964 (10 november 2015)

62 een grote impact hadden op het imago van de Verenigde Staten, met de frictie tussen het land van vrijheid en de oorlogsmisdaden in Azië. De enige foto daarover was van een jong meisje dat treurt bij het graf van een gesneuveld familielid op de militaire begraafplaats Arlington Cemetery. Tenslotte zijn de aanslagen op 11 september opgenomen in de tentoonstelling, met als onderschrift: ‘unprecedented attacks on September 11, 2001, thrust the United States into a war against terrorism’. Het onderschrift lijkt te willen stellen dat de Verenigde Staten buiten eigen wil om werden meegetrokken in een ‘war against terrorism’, terwijl het juist George W. Bush was die die oorlog uitriep.181 Ook in Berlijn was de tentoonstelling een waardevolle aanvulling op de rondleiding. Deze was elders in de stad te vinden, maar kwam wel ter sprake tijdens de rondleiding en de audiotour door de Rijksdagkoepel. De tentoonstelling in de Deutscher Dom, Wege, Irrwege, Umwege verenigt de Bildung uit de rondleiding met Verfassungspatriotismus.182 Vijf etages behandelen verschillende onderwerpen: het Paulskirchenparlement van 1848, de parlementai- re democratie in Duitsland, het parlementarisme in het keizerrijk en de Weimarrepubliek, de nationaalsocialistische staat, DDR-schijnparlementarisme en tenslotte parlementsarchitectuur. Meer dan tijdens de rondleiding in het Rijksdaggebouw is er aandacht voor de waarde van democratie aan de hand van de Duitse geschiedenis. Zelf rondlopen is mogelijk, maar gidsen zijn ook gratis beschikbaar. Met het oog op dit onderzoek is de verdieping over de parlementsarchitectuur van bij- zondere betekenis. In een cirkel staan het Rijksdaggebouw in 1894, de geplande Volkshalle uit het nazitijdperk, het oude Palast der Republik van de DDR, het parlement in Bonn en het vernieuwde Rijksdaggebouw.183 Vanuit een architectonisch perspectief vertelt de gids over de verschillen tussen de gebouwen, waarmee tegelijkertijd ook de politieke verschillen worden blootgelegd. Op alle verdiepingen van het museum waren verschillende brochures te verkrij- gen met een historisch overzicht. Die over de Republiek van Weimar gaat bijvoorbeeld in op de radicalisering van de Duitse politiek, waarbij aan de hand van de verkiezingsuitslagen de ondergang van de Republiek wordt geschetst. De tekst maakt duidelijk hoe extreemlinkse en – rechtse bewegingen de democratie uiteindelijk ondermijnden.184 Net als in het Rijksdagge- bouw zelf was de informatievoorziening bij de tentoonstelling zeer uitgebreid.

181 ‘1945-Present’, History of Congress and the Capitol. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline/unprecedented-attacks-september-11-2001-thrust-united- states-war-against (25 november 2015) 182 ‘Wege, Irrwege, Umwege’. Website Duitse Bondsdag. https://www.bundestag.de/deutscherdom (12 november 2015) 183 Bijlage III. 184 Historical exhibition presented by the German Bundestag. Elections in the Weimar Republic (Berlijn 2014) 1.

63

De verdieping over de huidige Duitse parlementaire democratie toonde meer van het Verfassungspatriotismus, wat in de rondleiding door het Rijksdaggebouw juist miste. De an- dere, meer historisch geladen verdiepingen droegen eveneens bij aan het constitutionele patri- otisme. De bespreking van het Paulskirchenparlament van 1848 liet bijvoorbeeld zien dat de gedachte van de Duitse eenheid en nationalisme net zo goed voortkwam uit een democratisch ideaal en niet alleen vanuit autoritaire en totalitaire krachten geïnspireerd door ‘Blut und Ei- sen’ of ‘Blut und Boden’.185 De toonzetting daarin was informerend en lag niet op het in ver- voering brengen van bezoekers, zoals in de Verenigde Staten. Tegelijkertijd was de informe- rende toon ook anders dan de zakelijke toon bij de Nederlandse bezoekerservaring, omdat het belang van de informatie werd onderstreept door de totalitaire geschiedenis. Het aankweken van begrip voor de onderliggende van het functioneren van de demo- cratie is, zoals we al eerder zagen, een belangrijke opdracht voor de Bondsdag.186 Het gedeel- te over de Duitse parlementaire democratie gaat dan ook over de val van de Berlijnse Muur en de Duitse grondwet. Daarna komen de thema’s parlementsgebouwen, verkiezingen en het wetgevingsproces aan bod. Allemaal bieden ze interactieve mogelijkheden voor bezoekers om meer te weten te komen. Het normaal ingewikkelde schema van idee tot wet is via touch- screenschermen uit elkaar te halen en bij iedere fase is er ruimte voor meer uitleg en verdie- ping. Over het algemeen is op deze verdieping het verband tussen volk en parlement een be- langrijk motief, zoals bij het gedeelte over de afgevaardigden van de Bondsdag te lezen is: ‘Die Mitglieder des Bundestages sind Vertreter des ganzen Volkes. Sie sind an Aufträge und Weisungen nicht gebunden und nur ihrem Gewissen verpflichtet’ en ‘Mehr als 100 Berufe sind im Parlament vertreten, darunter Pfarrer, Ärzte, Hausfrauen, Seelsorger und Künstler.’187 Door het benadrukken van de functie als volksvertegenwoordiger en de gevarieerde afkomst van de parlementariërs tracht de tentoonstelling de politiek dichterbij mensen te brengen. Zowel in de Verenigde Staten als in Duitsland is de tentoonstelling een waardevolle toevoeging aan de standaard rondleiding door het parlementsgebouw. Op het Binnenhof is dit echter niet het geval. De tentoonstelling in de kelder van de Ridderzaal draaide om Prinsjes- dag, wat ook al bij de introductiefilm en in de Ridderzaal ter sprake kwam.188 Oude, ietwat verstofte kostuums en hoeden die door lakeien, cavalerie en andere deelnemers aan de stoet worden gedragen, staan er tentoongesteld. Veel informatie over de inhoud van Prinsjesdag is

185 Boterman, Cultuur als macht, 170. 186 Gesprek met de gids in de Deutscher Dom am Gendarmenmarkt. 187 Wege, Irrwege, Umwege. Website Duitse Bondsdag. https://www.bundestag.de/deutscherdom (12 november 2015) 188 Bijlage II.

64 er verder niet te vinden. Wel is er een poppenstoet te zien van een Prinsjesdag tijdens Julia- na’s koningschap. Dat de tentoonstelling verouderd aandoet is niet verwonderlijk. In de ruim- te was vroeger het bezoekerscentrum te vinden en de tentoonstelling dateert uit die periode.

Besluit De rondleidingen in beschouwing nemend, valt op dat ze zeer verschillen in hun relatie tot geschiedenis. Bij die van het Binnenhof kwam de geschiedenis wel aan bod, maar niet vanuit een betekenisvol kader dat de politieke omgeving in een bredere context kon zetten. Het be- zoek vergrootte niet het begrip van democratie en betrok de bezoeker ook niet bij het gebouw. In plaats daarvan was er sprake van een beperkte interpretatie van politiek, een die vooral om de activiteiten op het Binnenhof draaide. Daarbij gingen de film of de gids niet in op wat die betekenden, maar leken het meer losstaande beweringen. Bepaalde thema’s zouden de rondleiding samenhangender kunnen maken en boven- dien een duidelijke boodschap kunnen geven aan bezoekers. Ook sociale bewegingen zouden daarbij een grotere rol mogen spelen, zoals de vrouwenemancipatie. Bovendien zou het ver- haal in de gehele rondleiding meer nadruk kunnen leggen op een begrip als ‘verkiezingen’ en andere termen die duiden op de democratische (grond)rechten van mensen die geen onderdeel uitmaken van ‘het Haagse’. Daarmee kan de rondleiding het idee overstijgen dat het Binnen- hof vooral de plek is van een gesloten politieke elite. In het Capitool ontbrak het niet aan verwijzingen naar ‘het volk’ of minderheden. Die kregen juist extra aandacht. De rondleiding aldaar negeerde daarentegen iedere vorm van on- enigheid in de politieke arena. In plaats daarvan werd een nationalistisch verhaal van eenheid in verscheidenheid gepresenteerd. Daarbij kwam echter wel duidelijk naar voren hoe demo- cratie functioneert, zij het in een meer abstracte formulering. De rondleiding zou echter meer elementen uit de tentoonstelling in Exhibition Hall kunnen integreren. Daar is wel meer ruim- te voor nuance en politieke strijd, zonder dat daarmee de betekenis van het gebouw of het aankweken vaderlandslievendheid gevaar lopen. De behandeling van de geschiedenis van de emancipatie van de Afro-Amerikanen blijft moeizaam. De introductiefilm stopte bij de vol- tooiing van het Capitool en de afschaffing van de slavernij, terwijl er toen nog honderd jaar zouden verstrijken voordat de Afro-Amerikaanse bevolking dezelfde politieke status verkre- gen als witte Amerikanen. In het Rijksdaggebouw lag de nadruk sterk op de zwarte bladzijdes in de Duitse ge- schiedenis, die als les dienen en het bestaansrecht van de democratie legitimeren. Dit kwam duidelijk tot uitdrukking in de interpretatie van de kunstwerken in het gebouw en de accenten

65 die de gids telkens legde tijdens de tour. Tot een concrete verwoording van de verworvenhe- den van de huidige democratie kwam het echter niet. Bovendien was de aandacht voor de Duitse democratie ook summier, waardoor de gids het contrast met het nazitijdperk en de DDR tegenover de huidige staat niet expliciet kon benoemen. Van Verfassungspatriotismus was geen sprake. Dit kwam beter tot zijn recht in de tentoonstelling van de bezoekersdienst. Daar begon de tentoonstelling met de eerste democratische bewegingen in 1848, wat meer aandacht creëerde voor de democratische traditie van Duitsland. Met betrekking tot het gebruik van verschillende media zijn ook enige observaties van belang. Een rondleiding biedt een waardevolle ervaring, omdat bezoekers direct in aanraking komen met de centra van de democratie. De keerzijde is echter dat het verhaal van de gids niet ver kan afwijken van het gebouw zelf. Een introductiefilm is daar in mindere mate aan gebonden. Die kan eenvoudig met aanvullend materiaal werken en de historische omgeving inleiden met een verhaal, beeld en muziek. Tevens schetst de film een kader van waaruit be- zoekers de zalen en gebouwen bekijken. De Amerikaanse introductiefilm zond een zeer helde- re boodschap uit, die aansloot bij de rondleiding die erop volgde. De authenticiteit speelt bij de film echter een kleinere rol, omdat er geen directe ervaring met oude objecten plaatsvindt. Een tentoonstelling verenigt de directe ervaring met meer mogelijkheden om een verhaal te vertellen dat losstaat van het parlementsgebouw. De bespreking van het Frankfürter Parlement in Berlijn of de oude documenten in de Exhibition Hall van het Capitool laten dat zien.

66

Conclusie

Geschiedenis is een belangrijk onderdeel van de rondleidingen door de parlementsgebouwen. De gebouwen zelf, de politieke cultuur en de bezoekerscentra zijn het resultaat van historische gebeurtenissen en tradities die in leven worden gehouden. De vraag is echter welke rol die geschiedenis heeft in presentatie van de parlementsgebouwen. Is er veel aandacht voor het verleden? Op welke manier komt de geschiedenis naar voren? Gebeurt dit op een zinvolle manier? Of is een parlementsrondleiding überhaupt niet geschikt om historisch besef omtrent democratie over te brengen? De ruimte, tijd en bewegingsvrijheid zijn immers beperkt in de gebouwen die dagelijks gebruikt worden door ambtenaren en volksvertegenwoordigers. Een beschouwing van de rondleidingen door het Binnenhof, Capitool en Rijksdagge- bouw laat zien dat geschiedenis zeer belangrijk is voor de verbeelding van de democratie. In het Capitool werkte geschiedenis vooral als toonbeeld van de Amerikaanse vrijheid en eman- cipatie. De creatie en ontwikkeling van de Verenigde Staten liepen synchroon met de onaf- hankelijkheid en de uitbreiding van rechten voor allerhande bevolkingsgroepen. Het was ech- ter geen evenwichtig verhaal, maar een nationalistische mythe, waarbij historische gebeurte- nissen zeer selectief aan bod kwamen of soms juist uitdrukkelijk werden genegeerd. Die past in de Amerikaanse politieke cultuur, waarin het nationalisme in de Verenigde Staten vaak samengaat met wantrouwen jegens de federale staat. De film lijkt een poging de federale poli- tiek in te bedden in het nationale verhaal. Om dat te bewerkstelligen is het benadrukken van eenheid een vereiste, waardoor in de rondleiding van het Capitool het onderscheid tussen Democraten en Republikeinen werd genegeerd. Juist in de Verenigde Staten is de politiek sterk gepolariseerd. Door daarnaast in de Amerikaanse Burgeroorlog het wederzijdse slachtof- ferschap van zuiderlingen en noorderlingen te benadrukken, komt de pretentie van eenheid nog meer over op de bezoeker. Op die manier presenteert de rondleiding een nationalistisch en positief narratief van nationale trots, vrijheid, emancipatie en opoffering. Bij het Rijksdaggebouw was juist het tegenovergestelde zichtbaar. Via kunstwerken en architectuur benadrukte de gids telkens de geschiedenis van het nationaalsocialisme en het communisme. Deze totalitaire ideologieën vormden een waarschuwing die in het hele Rijks- daggebouw weerklonk. In plaats van een positief soort nationalisme, staat het Duitse parle- mentsgebouw vooral in het teken van schaamte en schuldbewustzijn. Democratie en vrijheid zijn geen vanzelfsprekendheid, zoals in het Capitool, maar meer iets dat geleerd en uitgedra- gen moet worden. Dit valt binnen de traditie van Bildung, die na de Tweede Wereldoorlog in

67 het teken kwam te staan van politieke vorming in het kader van ‘nie wieder Krieg’. De demo- cratische traditie kwam daardoor tijdens de rondleiding op de achtergrond te liggen, terwijl ook die wel degelijk besloten ligt in de stenen van het Rijksdaggebouw. Op het Binnenhof is geschiedenis vooral aanleiding om uit te wijden over de geschie- denis van de gebouwen. In de acht eeuwen dat het gebouwencomplex tot stand is gekomen is er veel aangebouwd, afgebroken en verbouwd. De focus van de rondleiding ligt op de histori- sche gebeurtenissen die daarmee te maken hebben. De ontwikkeling van de democratie komt daardoor op de achtergrond te staan, evenals de vraag wat democratie voor de bezoekers zelf betekent. De rondleiding biedt bovendien meer een kijkje door het glas van de ‘Haagse kaas- stolp’ dan dat de bezoeker zelf wordt betrokken bij de betekenis van de democratie. Dit in tegenstelling tot het Capitool en het Rijksdaggebouw, waar de waarde van democratie juist heel expliciet op mensen overkomt. Dit is ten eerste te verklaren vanuit de bestuurlijke traditie in de Nederlandse politiek. In plaats van een harde ideologische strijd zoals in de Verenigde Staten, is de Nederlandse politieke cultuur al sinds de Republiek sterk gericht op consensus en compromis. Ten tweede speelt ook het verloop van de Nederlandse geschiedenis een rol. In de Verenigde Staten is er een duidelijk startpunt bij de Amerikaanse Revolutie en in Duitsland is er sprake van een Stunde Null na de Tweede Wereldoorlog. Nederland is echter zeer langzaam veranderd. Aspecten als onafhankelijkheid, eenheidsstaat, democratie en monarchie zijn tus- sen 1581 en 1919 ontstaan. Door die geleidelijke veranderingen is ook een krachtige bood- schap omtrent democratie moeilijker te formuleren. Moeilijker, maar niet onmogelijk. Kijkend naar de geschiedenis van het parlementsge- bouwen en de Nederlandse politieke cultuur, zijn er wel degelijk aspecten die meer samen- hang zouden kunnen brengen in de rondleiding. De ontwikkeling van representatie en burger- schap in de Nederlandse geschiedenis zou bijvoorbeeld uitkomst kunnen bieden. De nadruk zou dan kunnen liggen op het karakter van de gewestelijke afvaardiging in de Staten- Generaal, die zich ontwikkelde van instelling voor verzoeken aan de vorst tot een –weliswaar zwak– centraal orgaan waarin de steden van de Republiek overlegden. De Eerste Kamer zou een geschikte locatie kunnen zijn om dit verhaal te vertellen, aangezien de rijkelijk gedeco- reerde zaal niet door de Staten-Generaal maar door de Staten van Holland werd gebruikt. In de Bataafs-Franse Tijd volgde vervolgens de kennismaking met een democratisch parlement, eenheidsstaat en monarchie, die daarna in 1813-15 terugkwam onder de kroon van het Huis van Oranje. Op de binnenplaats van het Binnenhof zou hiervoor verwezen kunnen worden naar de voormalige balzaal van Willem V, die geruime tijd als parlementszaal diende. Van een volwaardige parlementaire democratie is echter pas na1848 sprake, waarna ook veel soci-

68 ale veranderingen plaatsvinden. In de Ridderzaal kan meer aandacht gegeven worden aan die sociale veranderingen door te wijzen op de symboliek van de wandtapijten. Tevens is hier ruimte om meer over de monarchie uit te leggen. Bij het bezoek aan de Tweede Kamer kan de moderne democratie ter sprake komen, met meer aandacht ook voor wat democratie betekent voor mensen in plaats van toeschouwer te blijven van een politiek theater. Over de rondleidingen door het Capitool en het Rijksdaggebouw zijn ook verschillen- de op- en aanmerkingen te maken. Zo resulteerde de nationalistische toonzetting van eerstge- noemde in een opgepoetste geschiedenis. Een wat genuanceerder blik tijdens de rondleiding zou een breder begrip voor de werking van federale politiek opleveren. Nu was de rondleiding vooral toegespitst op het ideaalbeeld van de democratie. In het Rijksdaggebouw was juist weinig aandacht voor de democratische tradities, terwijl die wel te vinden zijn in het Tweede Keizerrijk en de Republiek van Weimar. Kunstwerken in het Rijksdaggebouw laten die conti- nuïteit ook zien, maar de rondleiding richt zich alleen op de waarschuwing voor het totalita- risme. Het verschil met het Nederland is echter dat in de politieke cultuur van Duitsland en de Verenigde Staten al een legitimatie voor democratie ligt. In Nederland is de politieke praktijk elitairder van karakter, met in de politiek een grote nadruk op besturen in plaats van verte- genwoordigen. Het idee daarbij is dat legitimatie tegenover burgers niet nodig is, omdat dege- lijk bestuur zichzelf bewijst en inmenging van burgers ook afbreuk doet aan dat goede be- stuur. In de rondleiding klinkt deze houding door in de manier waarop de politieke geschiede- nis beperkt blijft tot de bestuurders van het land. De weinige en ongelukkige verwijzingen naar burgers in het verhaal komen daar nog eens bovenop. In Duitsland en de Verenigde Sta- ten waren respectievelijk de waarschuwing voor totalitarisme en het nationalisme juist op een manier gebracht die aansloot bij de belevingswereld van mensen. Daarbij komt nog dat de tentoonstellingen in het Rijksdaggebouw en het Capitool de bezwaren van de rondleiding grotendeels compenseerden. In Exhibition Hall van het CVC toonde de tentoonstelling meer onderscheid tussen Republikeinen en Democraten, was er meer aandacht voor de twintigste-eeuwse geschiedenis –hoewel daar de zwarte bladzijdes niet in voor kwamen– en was de politieke praktijk ook meer in beeld door de live streams van par- lementsdebatten en de onderwerpen in de tentoonstelling, zoals impeachment en filibusters. In de tentoonstellingsruimtes kwamen ook de beperkingen van het parlementsgebouw naar voren. Een tentoonstelling is een ander medium, waarbij het mogelijk is om een sfeer te creëren die niet met de directe omgeving verbonden is, zoals bij de rondleiding. Zo is in de Deutscher Dom een verdieping gewijd aan het Frankfürter Parlement van 1848. Hoewel on-

69 derdeel van de Duitse democratische traditie, houdt het geen verband met het Rijksdagge- bouw. Tijdens de rondleiding is er dan ook geen plek waar dat onderdeel van de geschiedenis op een natuurlijke wijze aan bod kan komen. De verwijzingen en symboliek in het gebouw vormen de handvatten voor de rondleiding en het verhaal van de gids kan daar niet te ver van afwijken. Dit geldt wederom in mindere mate voor het Binnenhof, gezien de sterk verouderde Prinsjesdagtentoonstelling in de kelder van de Ridderzaal. ProDemos heeft weliswaar ook vernieuwende methoden en middelen, maar die zijn voorbehouden aan bezoekende school- klassen. Hoewel die methodes gericht zijn op de rechtsstaat, zou het tevens ingezet kunnen worden voor een zinvolle benutting van de geschiedenis in een openbare tentoonstelling. Voor volwassenen en andere dagjesmensen zou wat meer informatie dan een waardevolle toevoe- ging zijn aan het bezoek van het Binnenhof. Rondleidingen door parlementsgebouwen blijken geschikte dragers van een democra- tische boodschap. De oude gebouwen herbergen het hedendaagse hart van de democratie. Om die staatsvorm uit te kunnen leggen, speelt het parlementsgebouw een onmisbare rol. De ge- schiedenis die dat gebouw ademt, dient daarom ook een zinvolle functie te bekleden in een rondleiding. Als product van de politieke cultuur en die omgevingsfactoren kan een rondlei- ding die verbanden het beste leggen. Voor een volledig begrip van de democratie is een aan- vullende tentoonstelling echter ten zeerste aanbevolen. Die kunnen verdere verdieping en nu- ance bieden en geven de rondleiding de mogelijkheid om in de parlementsgebouwen te laten zien wat de waarde is van democratie.

70

Bronnen en literatuur

Bronnen

Gedrukte bronnen

Historical exhibition presented by the German Bundestag. Elections in the Weimar Republic (Berlijn 2014). Nederlandse democratie (Den Haag 2013). Projectbeschrijving Huis voor Democratie en Rechtstaat (z.p. 2009). Reglement van Orde (Den Haag 2015). Ridderzaal in ere hersteld (Den Haag 2010). Sternberger, D., Drei Wurzeln der Politik (Frankfurt 1978). Verbeek, J., De effecten van DemocratieLab (Den Haag 2015).

Online bronnen

Binnenhof ‘Democracity. Interactief spel op het gemeentehuis’. Website ProDemos. https://www.prodemos.nl/Voor-gemeenten/Jongerenparticipatie2/Democracity-interactief- spel-op-het-gemeentehuis ‘Educatie’. Website ProDemos. https://www.prodemos.nl/Over-ProDemos/Medewerkers/Educatie Etty, E., ‘De stelling van Piet de Rooy. De vernieuwde canon biedt een mooie, intelligente canon’. website NRC. (16 september 2006) http://vorige.nrc.nl/opinie/article1724074.ece/De_stelling_van_Piet_de_Rooy_De_vernieu wde_Ridderzaal_biedt_een_mooie,_intelligente_canon (5 oktober 2015) Omstreden democratie. Onderzoeksprogramma 2006-2011. http://www.nwo.nl/onderzoek-en-resultaten/programmas/omstreden+democratie ‘Over ProDemos’. Website ProDemos. https://www.prodemos.nl/Over-ProDemos/ ‘Rondleidingen Binnenhof’, website ProDemos.

71

https://www.prodemos.nl/KOM-Naar-politiek-Den-Haag/ProDemos-Binnenhof-voor- bezoekers/Rondleidingen-Binnenhof Turpijn, J., ‘Herdenking 200 jaar Koninkrijk is bizar feest’. Website De Volkskrant (26 no- vember 2013). http://www.volkskrant.nl/opinie/-herdenking-200-jaar-koninkrijk-is-bizar-feest~a3551751/ Verlaan, J., ‘Renovatieplannen Binnenhof overhaast doorgedrukt’ (2 april 2015). Website NRC. http://www.nrc.nl/nieuws/2015/04/02/renovatieplannen-binnenhof-overhaast-doorgedrukt

Capitool ‘1945-Present’, History of Congress and the Capitol. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline/unprecedented-attacks-september-11- 2001-thrust-united-states-war-against ‘About the Capitol Visitor Center’. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/about-capitol/about-capitol-visitor- ‘Ferguson legt fundamenteel racisme bloot’. Website NOS. (25 november 2014) http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2005632-ferguson-legt-fundamenteel-racisme-bloot.html ‘My Capitol. Discover historic treasures in exhibition hall and explore the U.S. Capitol grounds’. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/education/resources-and-activities ‘Rosa Parks’. Website Architect of Capitol. http://www.aoc.gov/capitol-hill/other-statues/rosa-parks ‘Special Activities at the U.S. Capitol Visitor Center’. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/plan-visit/special-activities-us-capitol-visitor-center ‘The Senate 1851-1877’, History of Congress and the Capitol. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline/president-trial?page=3 ‘The Senate 1945-Present’, History of Congress and the Capitol. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline/rights-all-americans-1964 ‘U.S. Capitol Visitor Center staff’. Website Capitol Visitor Center. https://www.visitthecapitol.gov/for-the-press/press-materials/us-capitol-visitor-center-staff

72

Rijksdaggebouw ‘Führungen durch den Deutschen Bundestag‘, website Duitse Bondsdag. https://www.bundestag.de/besuche/fuehrungen/fuehrung_app/245004 Gaiser W., W. Krüger en J. de Rijke, ‘Demokratie lernen durch bildung und participation‘. Website BPB. https://www.bpb.de/apuz/31655/demokratielernen-durch-bildung-und-partizipation?p=all ‘Kultur des Willkommens‘. Website SPD. https://www.spd.de/fileadmin/Dokumente/Sonstiges__Papiere_et_al_/GG/artikel1_20_ara b.pdf Östreich, H., ‘Das Kopftuch als Zeichen mangelnden Integrationswillens? Vorbehalte gegen muslimische Kopftücher gibt es überall in Europa’ (20 december 2004). Website BPB. http://www.bpb.de/politik/innenpolitik/konfliktstoff-kopftuch/63305/einstieg-in-die- debatte Spoden, J., en H. Golz, ‘Viel mehr als dicke bücher.‘ (21 november 2012). Website BPB. https://www.bpb.de/die-bpb/149546/viel-mehr-als-dicke-buecher ‘Was ist unser Auftrag?’. Website BPB. http://www.bpb.de/die-bpb/52218/was-ist-unser-auftrag ‘Wege, Irrwege, Umwege’. Website Duitse Bondsdag. https://www.bundestag.de/deutscherdom

Literatuur

Binnenhof Aerts, R., en P. J. M. de Goede ed., Omstreden democratie. Over de problemen van een suc- cesverhaal (Amsterdam 2013). Alberts, J., E. Habben Jansen, D. Smit, Het Haagse Binnenhof. Acht eeuwen centrum van de macht (Den Haag 2013). Blokker, J., Waar is de Tachtigjarige Oorlog gebleven? (Amsterdam 2006). Drentje, J., ‘Den Haag: het Plein. De grondwetswijziging van 1848, liberaal onder Oranjes hoede’, in: J. Bank en M. Mathijsen ed., Plaatsen van herinnering. Nederland in de negen- tiende eeuw (Amsterdam 2006) 149-160.

73

Ebben, M., ‘De Staten-Generaal. Twee eeuwen te gast bij de Staten van Holland (1593- 1795)’, in: D. Smit en H. te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 45-71. Haks, D., Vaderland en vrede 1672-1713. Publiciteit in de Nederlandse Republiek in oorlog (Hilversum 2013) 63. Heijer, H. van den, ‘A public and private Dutch West India Interest’, in: G. Oostindie en J. V. Roitman ed., Dutch Atlantic connections, 1680-1800. Linking empires, bridging borders (z.p. 2014) 159-182. Knevel, P., ‘Het Binnenhof in de zeventiende en achttiende eeuw’, in: D. Smit en H. te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 73-94. Krul, W., ‘Grote gebaren en een compromis. Bouwplannen op het Binnenhof (1848-1914)’, in: D. Smit en H. te Velde ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noord- zijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 209-232. Leeuwen, A. J. C. van, Pierre Cuypers. Architect (1827-1921) (Zwolle 2007). Meerkerk, E. van, Willem V en Wilhelmina van Pruisen. De laatste stadhouders (Amsterdam 2009). Pleij, H., De herontdekking van Nederland. Over vaderlandse mentaliteiten en rituelen (Am- sterdam 2003). Rooy, P. de, Ons stipje op de waereldkaart (Amsterdam 2014). Rosendaal, J., ‘Den Haag. Binnenhof. Nederlandse eerste grondwet, 1798’, in: Maarten Prak ed., Plaatsen van herinnering. Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw (Amster- dam 2006) 485-494. Smaele, H. de, en J. Tollebeek, ‘Politieke representatie. De geschiedenis van een begrip’, in: H. de Smaele en J. Tollebeek, Politieke representatie (Leuven 2002) 9-34. Smit, D., Het belang van het Binnenhof (Amsterdam 2015). Turpijn, J., Mannen van gezag (Amsterdam 2008). Velde, H. te, ‘Inleiding. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof’, in: H. te Vel- de en D. Smit ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschiedenis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 9-21. Velde, H. te, Stijlen van leiderschap. Persoon en politiek van Thorbecke tot Den Uyl (Am- sterdam 2002). Velde, H. te, Van regentenmentaliteit tot populisme (Amsterdam 2010).

74

Willems, W., ‘“Een magistraal geschiedverhaal”. De verbeelding van het Binnenhof in de twintigste eeuw’, in: H. te Velde en D. Smit ed., Van Torentje tot Trêveszaal. De geschie- denis van de noordzijde van het Binnenhof (Den Haag 2011) 275-299. Capitool Ahrens, K., ‘Constantino Brumidi’s “Apotheosis of Washington” in the Rotunda of the Unit- ed States Capitol, Records of the Columbia Historical Society 49 (1974) 187-208. Blight, D. W., Race and Reunion. The Civil War in American Memory (Cambridge 2001). Brown, A., The myth of the strong leader. Political leadership in the modern age (New York 2014). Brown, G., History of the United States Capitol (New York 1970). Hackett Fischer, H., Liberty and Freedom. A visual history of America’s founding ideas (Ox- ford 2005). Hare, C. en K. T. Poole, ‘The polarization of contemporary American politics’, Polity 45 (2014) 411-429. Koger, C., Filibustering. A political history of obstruction in the House and Senate (Chicago 2010). Lachin, T. B., ‘The Capitol Visitor Center’, The Public Historian 32:1 (2010) 133-138. Lawler, P. A., ‘MacWilliams and the problem of American political education’, Perspectives on political science 35:4 (2006) 213-218. Meyer, E. K., ‘Urban prospect to retrospect. Lessons from the World war II Memorial de- bates’, Journal of architectural education (2008) 57-63. Olasky, M., The American leadership tradition. Moral vision from Washington to Lincoln (New York 1999). Savage, K., Monument wars. Washington D.C., the National Mall, and the transformation of the memorial landscape (Berkeley 2009). Schaeffer, S., ‘The legislative rise and populist fall of the Eighteenth Amendment. Chicago and the failure of Prohibition’, Journal of law and politics 26 (2011) 385-424. Vale, L. J., Architecture, power and national identity (New Haven 1992). Waldman, M., The second amendment. A biography (New York 2014). Wagner-Pacifici, R., en Barry Schwartz, ‘The Vietnam Veterans Memorial. Commemorating a difficult past’, American Journal of Sociology 2 (1991) 376-420. Zelizer, J. E., On Capitol Hill. The struggle to reform Congress and its consequences, 1948- 200 (Cambridge 2004).

75

Rijksdaggebouw Boterman, F., Cultuur als macht. Cultuurgeschiedenis van Duitsland, 1800-heden (Amster- dam 2013). Chiemelewska, E., ‘The wall as witness-surface’, Lo Squaderno 8 (2008) 24-29. Dassen, P., Een sprong in het duister. Duitsland en de Eerste Wereldoorlog (Amsterdam 2014). Franzel, S., ‘Recycling bildung. From the Humboldt-Forum to Humboldt and back’, Seminar. Journal of German Studies (2014) 379-392. Gall, L., Fragen an die deutsche Geschichte. Ideen Kräfte, Entscheidungen von 1800 bis zur Gegenwart (Berlijn 1981). Gudehus, J., Der Deutsche Bundestag. Das Reichstagsgebäude, Architektur und Kunst (Berlijn 2001). Gudehus, J., Der Deutsche Bundestag. Geschichte und funktion des parlamentarismus (Berlijn 2001). Hammer-Schenk, H., en X. Riemann, Von Paul Wallot bis Norman Foster. Der Reichstag, die Geschichte eindes Denkmals (Berlijn 2002). Mieszkowski, J., ‘The writing is on the wall’, Postmodern culture 21:1 (2010). Website Pro- ject Muse. https://muse.jhu.edu/ Müller, J. W., ‘Three objections to constitutional patriotism’, Constellations 14:2 (Oxford 2007) 192-209. Puaca, B. M., Learning democracy. Education reform in West Germany, 1945-1965 (New York 2009). Roeck, B., ‘Der Reichstag’, in: E. François en H. Schulze ed., Deutsche erinnerungsorte I (München 2001) 138-155. Steinbach, P., Geschichte im politischen Kampf. Wie historische Argumente die öffentliche Meinung manipulieren (Bonn 2012). Wege, A., en A. Böger, “Who decides what is ‘Hauptstadkultur,’ and what is not?” 89 (Octo- ber 1999) 127-138.

76

Illustratieverantwoording

Voorpagina Westzijde van het Capitool, uit: WikiMedia Commons.

Rijksdaggebouw, uit: WikiMedia Commons.

Binnenhof aan de hofvijver, uit: WikiMedia Commons. p. 12 Afb. 1: foto door auteur.

Afb. 2: afkomstig uit collectie Library of Congress.

Afb. 3: foto door auteur. p. 14 Afb. 4: foto door auteur. p. 18 Afb. 5: afkomstig uit WikiMedia Commons.

Afb. 6: afkomstig uit WikiMedia Commons. p. 24 Afb. 7: afkomstig uit collectie Library of Congress.

Afb. 8: afkomstig uit WikiMedia Commons.

Afb. 9: afkomstig uit WikiMedia Commons. p. 27 Afb. 10: afkomstig uit collectie Library of Congress.

Afb. 11: afkomstig uit collectie Library of Congress.

Afb. 12: foto door auteur. p. 40 Afb. 13: afkomstig uit WikiMedia Commons.

Afb. 14: afkomstig uit WikiMedia Commons. p. 57 Afb. 15: foto door auteur.

Afb. 16: foto door auteur.

Afb. 17: afkomstig uit WikiMedia Commons.

77

Bijlagen

Voor zover mogelijk is zoveel mogelijk informatie tijdens de rondleidingen overgenomen. Audio-opnames waren verboden, daarom berusten de bijlagen op de uitwerking van de aante- keningen tijdens de rondleiding. Letterlijke uitspraken staan tussen aanhalingstekens. Dit is aangevuld met materiaal dat op internet te vinden is, maar ook letterlijk bij het parlementsbe- zoek inbegrepen zat. Bij de transcripties van de introductiefilm wordt alles tussen haken […] aangegeven dat niet door de voice-over wordt gezegd, maar in beeldfragmenten voorbijkomt.

Bijlage 1 In het Capitool te Washington D.C. begint de rondleiding in Emancipation Hall, het bezoe- kerscentrum. Hier moeten bezoekers zich aanmelden voor de rondleiding.

Introductiefilm De rondleiding begint met een korte film: https://www.youtube.com/watch?v=RKWYAg4y2vI Out of many states, cities and neighborhoods, out of such different perspectives and distinct personalities, so many free and fiercely independent people, emerges one country. One nation. How. How do we move forward as a single nation when our desires seem so different? Our views so varied? Not easily and not quietly. Answers in America don’t come from one voice, but from many. Out of freedom flows energy, ideas and passionate, legitimate differences. Peacefully resolving those differences, finding our common ground, is the challenge the free people face and the job of those we elect to Congress. One hundred senators elected for six year terms, 435 voting members of the House of Representatives elected for 2 year terms. On behalf of over 300 million American citizens. The House, the larger body, is designed to reflect the will of the majority. In the more intimate chamber of the Senate the voice of each member can be taken into greater account. The formation of the laws and policies we live by, the balancing of beliefs, opinions and de- sires happens here in the full dialogue and debate of a freedom hard earned.

[To know Congress, look to the country’s beginnings]

78

The price of becoming the independent people, is paid by the blood of soldiers and sacrifice of families. Out of eight years of struggle in the Revolutionary War emerges a new, at first uncertain country. More in fact, a collection of states. The question is how to create a strong nation while protecting the vital role of the state and the personal liberty of citizens. In Philadelphia delegates to the Constitutional convention cannot agree. How are the citizens and the states to be represented in this new republic? What emerged is today what is known as the Great Compromise. There shall be one Congress with two houses. In the Senate, each state will be equally represented with two senators. In the House, each state will have a number of representatives based on population. The Constitution of the United States creates three equal branches of government. Congress, the Presidency, and the judiciary. And article number one makes clear, that Congress is the branch most directly connected to the people. In Congress shall reside the powers to make all laws, to determine taxes, to regulate commerce, to establish post offices and courts, and, when necessary, to declare war. The delegates believed every power of government should be exercised carefully in full consideration of many points of view. The center of this new government, it’s capitol, shall be built on new ground, on a crest of a blove overlooking the Potomac river. At the heart of a new city called Washington D.C.. The design of the building is rooted in an ideal ages old, that citizens can build a government driven not by the whim of a dictator, king or tyrant, but based on the consent of the governed. This monumental structure built far from available supplies and resources would be the largest building of its time in North America. Workers, many of them enslaved African Americans, quarry stone, cut and saw timber lay brick and finish rough and fine carpentry. By 1811 the Capitol houses in its North wing the US senate, and the South wing the Representatives. The experiment of representative de- mocracy, of electing citizens to make the decisions of government, has been emerged, only incredibly to be torched. In 1812 British troops set ablaze the center of American self-government. That the thereafter burnt-down city would even remain the nation’s Capitol yields to the resolve of a now tested nation. [Op het scherm zijn verschillende wetten te zien die de nieuwe staten offi- cieel maakten en wetten waarmee de rechten van Indianen en Afro-Amerikanen werden inge- perkt] A nation pushing West. More members to the House. Congress is where the issues of building a nation unfold. One question overshadows all: will they be slave or free? In the end a nation cannot survive half slave, half free. The country goes to war with itself. The frame of the great dome of the Capitol sits unfinished but the builders decide to

79 continue, trusting that the nations will endure, that this is not the time to doubt America’s fu- ture. President Lincon takes hold. ‘If the people see the capitol is going on, it is a sign that we intend the union shall go on.’ Within a few years the white dome of the Capitol is topped by the statue called Freedom, defining for the ages the national skyline. [Nu verschijnen namen van emancipatiewetten op het scherm] The new dome reflects an ambitious country. Congress creates legislation to spur op- portunity and growth. While the research, the Library of Congress expands to a dramatic new building. Also growing is the basic right within this form of government, the right to vote. In Congress the debate who gets included. Through Congressional hearing, Constitutional amendments and landmark legislation the right to vote will be expanded and protected. The process of seeking solutions to the nation’s problems and unleashing the nation’s possibilities unfolded over time. It’s a cycle of listening to citizens, of creating and at times reshaping policy and legis- lation. Some bills as easily reflecting of wide consensus, others pass narrowly. Not every idea should become a law. And with time and perspective, some laws are changed or replaced with new legislation. Through the work of Congress, ours is a government of, by and for the peo- ple. We change our prospects and advance our cause through what happens here. This is the core. The center of our experiment of political freedom. Curving walls set on a foundation graceful and right at heart. The artistic care and … overtime reflect our histo- ry and settlement of a nation. We inaugurate our presidents here and come to bid them and others farewell. The U. S. Capitol is our national stage. We the people are represented in the votes of the members, the cadence of their own call, the balance between prudent compromise and then brought release. Congress is the crucible where feuds and ideas from every corner of the country is expressed examined and debated, considered again, Congress is where we can find our common ground. These walls have been tested, their strength does not break. E Pluribus Unum, Out of many, one.

Rondleiding Na de film worden bezoekers ingedeeld bij verschillende rondleiders. De eerste stop was in de crypte onder de Rotunda, het middelpunt van het Capitool. Hier staan dertien standbeelden van de Statuary Hall Collection en een replica van de Magna Carta. In deze ruimte vertelt de gids dat hier de ingang naar de crypte van George Washing- ton had moeten komen, die lijnrecht onder de koepel begraven moest worden. ‘George Wash-

80 ington was supposed to be put underneath the crypt, right there in the middle, but in his will he wrote he wanted to be buried on his estate Mount Vernon, a request which was honored by Congress.’ Daarna vertelt de gids over een van de standbeelden. ‘We are now standing next to the statue of from , one of the Founding Fathers, one of the drafters of the Declaration of Independence. Sherman was the only statesman that signed the three most important documents of our nation, the Declaration of Independence, Articles of Con- federation and the U.S. Constitution.’ Daarna wijst de gids nog op de replica van de Magna Carta, dat als voorbeeld diende voor de Amerikaanse Grondwet. ‘This version of the Magna Carta in this gold plated case was presented by England in honor of the bicentennial celebrations of our independence. It is a copy of one of the four remaining versions from 1215. It shows the rights and liberties in Great Britain and was of course the document upon which the Declaration of Independence was based.’ ‘The Crypt is situated directly underneath the Capitol Rotunda. The forty columns in this crypt support the floor of the Rotunda and the dome.’ In het midden van de ronde kamer is een windroos gelegd. Dit is het middelpunt van Washington D.C. en deelt de stad in vier sectoren, tussen Noord, Oost, Zuid en West.

Daarna leidt de gids de groep een verdieping hoger, in de Rotunda. Hier staan standbeelden van verschillende presidenten, Martin Luther King jr. en een gezamenlijk standbeeld van Cady Stanton, Susan B. Anthony and Lucretia Mott. Daarnaast hangen er acht schilderijen, een geschilderde fries en de Rotunda is overdekt met de typerende koepel. In de koepel is een fresco met George Washington te zien. ‘Currently you cannot see the dome very well because of the big donut [doeken die in de koepel gespannen waren in de vorm van een donut, KM] in the dome because of the con- struction work, but in the middle you can still see the Apotheosis of George Washington. The painter Constantino Brumidi was commissioned to make the fresco, in which Washington is honored as the first president of the United States. As you can see fifteen women encircle him and the national motto E Pluribus Unum, to symbolize the nature of the political environment. Two of them are the gods of victory and liberty and the others represent the first thirteen states of the US. Around them, different allegorical figures represent different aspects of gov- ernment and society. Of course you can see war, the woman directly under Washington. Left from war you can see science, and if you look closely you can see how the goddess of wisdom gives her knowledge to no one else than Benjamin Franklin.’

81

Als centrum van het gebouw moest het de grootsheid van de Verenigde Staten uitdrukken. ‘Under the donut you can see a belt with reliefs all around the Rotunda. Those were meant to be sculpted but are actually painted by Brumidi as well, but look natural. It depicts the history of America from Columbus till the Brothers Wright. Brumidi died while working on the Frieze, so to others had to finish it. Because of a miscalculation, there was some space left. Allyn Cox, who had been commissioned to finish the frieze, was able to choose new scenes to be depicted, such as the End of the Civil War, Gold in California, the Spanish-American war and the birth of Aviation. By painting in monochrome colours, Brumidi kept the character of sculpture as if it were real.’

Daaronder zijn acht schilderijen aan de muur te zien. Vier schilderijen werden vanaf 1817 vervaardigd en gaan over de Amerikaanse Revolutie. Het tekenen van de Onafhankelijkheids- verklaring, De overgave van Generaal Burgoyne, De overgave van Lord Cornwallis en Gene- raal Washington neemt ontslag van zijn commissie. Trumbull schilderde deze serie. Tussen 1840 en 1955 werden er vier nieuwe schilderijen aan toegevoegd, die de ontdekking en ver- overing van Amerika moesten voorstellen. De landing van Columbus, De ontdekking van de Mississippi, De doop van Pocahontas en Het Vertrek van de Pilgrims laten de vroege ontdek- kingsreizen zien. Trumbull liet zien hoe George Washington ontslag nam als generaal, om zich vervol- gens kandidaat te stellen voor het eerste presidentschap. Het ondertekenen van de Onafhanke- lijkheidsverklaring was een essentieel begin van de oorlog. De twee overgaven waren ook van groot belang en markeerden grote overwinningen. ‘When a president or great citizen dies, Congress could decide to lay them in honor in the middle of the Capitol Rotunda. Abraham Lincoln was laid in honor here, for example.’ ‘As you can see there are many statues in this room. Eight presidents are honored here in the Capitol Rotunda, among which Jefferson, Eisenhower and Lincoln. But more interest- ing is the bust of Martin Luther King and the statue of Cady Stanton, Susan B. Anthony and Lucretia Mott. Congress ordered them to be moved to the Rotunda because of their accom- plishments for civil and women’s rights.’

Hierna loopt de groep door naar de voormalige vergaderzaal van het Huis van Afgevaardig- den. Daar vertelt de gids over de slechte akoestiek, die ervoor zorgde dat mensen elkaar over- al konden horen en er geen orde gehouden kon worden. Dit demonstreert ze door op een ander

82 punt in de zaal naar de grond te praten, wat perfect te horen bleek vanaf de andere kant. Dit en de gebrekkige ruimte voor het groeiende aantal parlementsleden zorgde ervoor dat het Capi- tool uitgebreid moest worden. ‘Above the entrance there is a woman on a chariot and a clock, depicting history. With this statue, the House was reminded of the significance of the accom- plishments of ancestors and their own role in the history of man.’ ‘In 1870 Congress authorized the Statuary Hall Collection to be installed. Every state had to be represented by two statues in the collection. For a long time the collection was in- complete, because a position in the collection was permanent and many states did not want to fill both positions immediately. Since the 1970’s the statues are not permanently part of the collection. In the Statuary Hall there is one statue not part of the collection, which is Rosa Parks. Parks was laid in honor in the Capitol Rotunda after her death in 2005. Of course she is known for her accomplishments to the Civil Rights Movement. In that same year Congress commissioned a statue of her. The statue of Parks was unveiled here in 2013 and would be- come the first head-to-toe sculpture of an African American woman in the Capitol Building.’ ‘There are very special choices made in honoring people in the National Statuary Hall. Just right from Rosa Parks you can see one of the Florida statues, John Gorrie, who invented the air conditioning system.’

Exhibition Hall De teksten van de tentoonstelling zijn ook online te vinden: https://www.visitthecapitol.gov/exhibitions/timeline#t-prologue

Hier staat een expositie over de ontwikkeling van het Capitool, Washington D.C. en de Verenigde Staten. Zes maquettes van de stad rondom Capitol Hill tonen de veranderingen van het gebouw en de groei van andere gebieden, zoals de ontwikkeling van de Mall en de Smithsonian Museums, de Federal Triangle, het Supreme Court en de Library of Congress. Interactieve computers geven mensen de mogelijkheid om te kijken welke standbeel- den hun staat in de National Statuary Hall heeft staan, hoe het Congres wordt gekozen en wat ze doen, maar ook kunnen ze meer te weten komen over de kunst en de geschiedenis van het Capitool. Het is ook mogelijk om je kennis van deze thema’s te testen met een quiz. Een muur met de tekst ‘Towards a more perfect union…’ in de tentoonstelling toonde vitrines met wetgeving en objecten rondom wisselende thema’s. Nu stonden zij in het teken van de Anglo-Amerikaanse Oorlog van 1812. Op het gebied van ontdekkingen, defensie, een- heid, vrijheid, sociale zekerheid en kennis worden verschillende wetten en staatsdocumenten

83 getoond. De oorlogsverklaring, een schilderij van het verwoeste Capitool en een wet uit 1930, waarin het in die oorlog geschreven lied The Star-Spangled Banner als nationaal volkslied wordt vastgelegd, laten de historische en politieke betekenis van de oorlog zien. Op het ge- bied van ontdekkingen, sociale zekerheid en vrijheid werden andere objecten tentoongesteld. Het vluchtplan van de Apollo 11, de eerste aanzet tot een sociaal stelsel over ouderen tijdens de Grote Depressie en een toespraak van James Madison, waarin hij de Bill of Rights verde- digt. Bovendien worden vergaderingen live getoond en kunnen bezoekers filmpjes kijken over de werking van de twee kamers van het Congres. Ook is er informatie te vinden over het ‘checks and balances’-systeem en de werking van de Amerikaanse democratie.

Bijlage II

Introductiefilm Zeg Binnenhof en je denkt aan Ridderzaal, Prinsjesdag, de Gouden Koets, aan ministers, staatssecretarissen, Kamerleden en journalisten, aan politiek, aan regeren:

[Quote premier Rutte: ‘Het kabinet staat open voor ideeën, voor opvattingen, voor sugges- ties…’]

Op en rond het Haagse Binnenhof vinden we het centrum van onze democratie. Hier vergade- ren de Eerste en Tweede Kamer van ons parlement, de volksvertegenwoordiging. Beelden van de Tweede Kamer zien we vrijwel dagelijks op televisie en eenmaal per jaar, op Prinsjesdag, zijn alle ogen gericht op de Ridderzaal.

[Beelden Prinsjesdag: ‘Leve de Koning! Hoera! Hoera! Hoera!’]

De geschiedenis van dit gebouw begint ruim zevenhonderd jaar terug, tussen 1200 en 1300. De Hollandse graaf Floris IV zet hier een jachthuis neer, op de rand van bos en duin. Zijn zoon, graaf Willem II, laat een aantal nieuwe woonvertrekken bouwen. Het oudste deel van het kasteel is de huidige rolzaal, die achter de Ridderzaal ligt. Graaf Willem II begint ook met de bouw van de Ridderzaal. Hij is dan koning van het Heilige Roomse Rijk. Zijn zoon, Floris V, maakt de Ridderzaal af.

84

Zo wordt het Binnenhof de werkplek van de graven van Holland. Ook worden de ge- bouwen gebruikt voor rechtspraak. ‘Des Graven Haghe’ wordt het bestuurlijk centrum van Holland en Zeeland. Een aantrekkelijke plek voor ambachtslieden en handelaren. Zo wordt Die Haghe het belangrijkste dorp van het land. Rond 1500 zijn de Nederlanden een deel van het Spaanse koninkrijk. De Spaanse ko- ningen laten het bestuur van de Lage Landen over aan landvoogden en stadhouders. Onder druk van de snel opkomende steden komt hier een begin van inspraak tot stand. De Standen, of Staten. In Den Haag vergaderen de Staten uit alle provincies van de Nederlanden: de Sta- ten-Generaal. Omdat Den Haag een dorp is, en er dus geen bevoorrechting plaatsvindt van één bepaalde stad. Er is veel onvrede over het Spaanse bestuur. Nederlandse edelen hebben weinig te vertellen, maar moeten wel hoge belastingen betalen. Ook is de protestantse gods- dienst verboden. Reden genoeg om in opstand te komen tegen Spanje. Op het Binnenhof wordt in 1581 de Akte van Verlatinghe ondertekend. De Nederlan- den maken zich los van Spanje. Zo ontstaat in 1588 de Republiek der Zeven Verenigde Ne- derlanden. De Staten-Generaal, de vertegenwoordigers van alle gewesten, vormen de nieuwe regering van de Nederlanden. Ook de functie van stadhouder blijft bestaan. De eerste Oranje- stadhouder, Willem van Oranje, heeft hier nooit gewoond. Zijn zoon Maurits wel. Hij bouwt de toren op de hoek. De politieke meningsverschillen worden soms ook buiten de vergaderzaal uitgevoch- ten. Het bekendste voorbeeld is de ruzie tussen Prins Maurits en landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Van Oldenbarnevelt verliest de machtsstrijd en wordt op 13 mei 1619 voor de Ridderzaal onthoofd. Pas rond 1650 keert de rust terug. De Vrede van Münster is getekend en het landsbe- stuur wil orde op zaken stellen. Na de dood van stadhouder Willem II gaat de Republiek haar eerste stadhouderloze tijdperk in. De machtige Staten van Holland laten in een gedeelte van het Stadhouderlijk Kwartier een vergaderzaal bouwen, die een afspiegeling is van hun pas verworven rijkdom. Dit monument van de Gouden Eeuw is nu de vergaderzaal van de Eerste Kamer. Een ander voorbeeld van de weelde en welvaart uit die tijd is de zogenaamde Trêves- zaal. De representatieve ontvangst- en vergaderruimte van de Staten-Generaal, het hoogste gezag in de Nederlanden. Deze zaal ziet er nu nog net zo uit en wordt nu gebruikt voor de vergaderingen van de ministerraad. In het Rampjaar 1672 wordt de Republiek aangevallen door Engeland, Frankrijk, Keu- len en Münster. Het land is in paniek en raadpensionaris Johan de Witt lijkt niet tegen de situ-

85 atie opgewassen. De bevolking eist zijn aftreden. De jonge prins Willem III wordt stadhouder. Opgehitst door een woedende menigte worden Johan en zijn broer Cornelis de Witt door de Haagse schutterij bij de Gevangenpoort vermoord. In het Stadhouderlijk Kwartier woont weer een Prins van Oranje. De positie van stad- houder gaat steeds meer lijken op die van een vorst. Willem V bouwt rond 1790 een nieuwe vleugel aan de overkant van het Binnenhof. Een klein paleis met Franse allure. Het pronkstuk ervan, de imposante balzaal, is later de vaste behuizing van onze Tweede Kamer. Willem V heeft er weinig van kunnen genieten. Hij wijkt in 1795 uit naar Engeland. Een jaar later wordt de zaal ingenomen door de Nationale Vergadering, het parlement van de nieuwe Bataafse Republiek. Het is de eerste ook werkelijk door het volk gekozen vertegen- woordiging. Kort daarna komt Nederland onder bestuur van het Frankrijk van Napoleon. Het Bin- nenhof wordt in deze periode voor heel wat minder statige zaken. Op het Binnenhof komt een militaire school. De balzaal wordt ziekenverblijf, de Ridderzaal exercitieruimte. Nadat de Fransen in 1813 zijn verslagen wordt Nederland in 1815 een koninkrijk. Een constitutionele monarchie, met een Grondwet, een Koning van Oranje en een gekozen volks- vertegenwoordiging, de Staten-Generaal. Amsterdam wordt de hoofdstad, ook nu nog altijd de stad waar de nieuwe koning wordt ingehuldigd. Het regeringscentrum blijft echter in Den Haag.

[Willem Alexander tijdens inhuldiging: ‘Zo waarlijk helpe mij, God Almachtig’ Wapenkoning Peter van Uhm: ‘Koning Willem-Alexander is ingehuldigd!’]

Vanaf 1815 hoort België bij het grondgebied waar Koning Willem I over regeert. Dat Neder- land en België bij elkaar horen, is ook op het Binnenhof te merken. Daar vergadert namelijk voortaan de Eerste Kamer. De Belgische adel had Koning Willem I ervan overtuigd, dat het land voortaan geregeerd moet worden door twee Kamers. Dat systeem blijft ook na de af- scheiding van België bestaan. De Eerste Kamer verhuist in 1849 naar de huidige vergaderzaal. In die zaal hangt een portret van Koning Willem II, een herinnering aan de door hem goedgekeurde grondwetwijzi- ging van 1848. Een belangrijk moment voor onze democratie. De koning verliest zijn macht. Ministers krijgen politieke verantwoordelijkheid. Het parlement heeft voortaan het laatste woord. De Tweede Kamer vergadert vanaf 1815 in de balzaal van Willem V. Die zaal werd in de twintigste eeuw te klein. In 1992 verhuist de Tweede Kamer naar het nieuwe gebouw naast

86 het Binnenhof. Een ontwerp van de architect Pi de Bruijn. De Tweede Kamer behandelt wets- voorstellen van de regering en kan daarin ook wijzigingen aanbrengen. De Eerste Kamer be- handelt wetsvoorstellen op een aantal andere punten, bijvoorbeeld haalbaarheid. Zij kan alleen in zijn geheel een wet goed- of afkeuren. De Tweede Kamer onderscheidt zichzelf van de Eerste Kamer doordat zij zelf ook wetsvoorstellen kan indienen. In de Eerste en Tweede Ka- mer kan de stem van de burger doorklinken in de besluitvorming. Het Binnenhof is daarom een plek waar iedereen terecht kan om zijn of haar verte- genwoordiger aan te spreken of te controleren. Een plek waar je naartoe kunt gaan als er be- langen op het spel staan. De geschiedenis van het Binnenhof is een verhaal van bouwen, aanbouwen, bijbouwen en verbouwen. Met perioden van bloei en van verval. Er is zelfs wel eens over afbraak ge- dacht, maar rond 1900 is de Ridderzaal in oude luister hersteld. Sindsdien wordt zij voor aller- lei representatieve doeleinden gebruikt. Maar de belangrijkste gebeurtenis is Prinsjesdag. Iedere derde dinsdag van september, wanneer de koning de regeringsplannen voor het komend jaar bekendmaakt aan de Staten- Generaal.

[Willem-Alexander in de troonrede: ‘Huizen worden minder waard, pensioenen staan onder druk en de koopkracht blijft achter.’]

Het is een ceremonie vol traditie, van de koninklijke rijtoer en de Gouden Koets tot het terug- keren naar de alledaagse werkelijkheid als de minister van Financiën de miljoenennota aan- biedt. Het Binnenhof is na al die eeuwen nog steeds het politieke centrum van Nederland, waar de minister-president werkt in het Torentje, de ministerraad vergadert, de koning op Prinsjesdag de Troonrede voorleest en de Kamer besluit over wetten.

Rondleiding Vanaf daar vertrok de groep naar het Binnenhof. Eerst kwam de Ridderzaal aan bod. Daar wordt ieder jaar de troonrede gehouden. De W van Willem-Alexander is in de troon beves- tigd, wat dezelfde W is van eerdere koningin Wilhelmina. Daarvoor zat de B van Beatrix erin. Iedere provincie mocht een tekst kiezen om op een wandtapijt vast te leggen, die zijn opge- hangen aan de muur van de Ridderzaal. Hiermee wordt het middeleeuwse karakter versterkt en een nationaal verbindend element toegevoegd.

87

Soms zijn er ook recepties en andere ceremonies in de Ridderzaal, als er bijvoorbeeld iemand geridderd wordt of een speciaal banket wordt gehouden. De Ridderzaal heeft verschil- lende functies gehad in de geschiedenis. Het was een rechtszaal, maar ook werden er de trek- kingen van de Staatsloterij gehouden. Het dak is niet meer origineel, maar wel een exacte ko- pie. In het houten werk van het dak zijn ook hoofdjes met grote oren te zien. Die zouden toen het een rechtszaal was, luisteren naar de beschuldigde en horen of hij loog of niet. Theorieën dat Beatrix een eigen kopje heeft worden tegengesproken. In het geval van de Ridderzaal ging dit over onder andere over de functie als rechtszaal waar poppetjes met grote oren in het dakgewelf nog aan herinneren, de trekkingen van de Staatsloterij en het gebruik als archief. Daarna werd er meer verteld over de huidige aankle- ding en functie, zoals de twaalf wandtapijten, waarbij iedere provincie een document op heeft laten vastleggen en die het middeleeuwse karakter van de zaal moesten versterken. Ook het eerste artikel van de Grondwet van 1848, dat op de schouw van de haard is afgebeeld komt aan bod, maar de grondwet zelf is geen groot onderwerp van de gids. Daarna komt Prinsjes- dag aan bod, waarbij er aandacht is voor de troon en de manier waarop de zaal is ingericht. Iedere zaal werd afgesloten met een anekdote, waarbij in de Ridderzaal wordt gesproken over de poppetjes in het dakgewelf en de theorie dat één van het Beatrix zou zijn. De Eerste Kamer diende ooit als vergaderzaal van de Staten van Holland. De plafond- schilderingen tonen mensen die naar beneden kijken. Ze komen uit allerlei gebieden van de wereld en kijken met belangstelling naar de beslissingen die op de vloer genomen worden. Boven de twee schoorsteenmantels hangen tegenover elkaar Oorlog en Vrede, de goden Mars en Irene. De Staten van Holland balanceerden daarmee letterlijk tussen de twee uitersten. Ook is er een groot portret van Willem II, die na de Grondwetswijziging alsnog zijn positie al ko- ning wilde benadrukken door de Eerste Kamer zijn portret cadeau te doen, zodat hij ‘altijd nog bij ze kon zijn’. Op de muur zijn ook de hoofden van alle raadpensionarissen van Holland afgebeeld. Deze zijn later aangebracht en ogen donkerder dan het helder grijs-gouden plafond. Die is namelijk gerestaureerd en bleek veel lichter van kleur te worden. Een leuk opmerkelijk contrast. De Eerste Kamer mag alleen wetten goed- of afkeuren en worden gekozen via de Pro- vinciale Staten. Op de publiekstribune van de Tweede Kamer deelt de gids een flyer uit met de huidige zetelverdeling van het parlement. Links zit de Kamervoorzitter met ondersteuning, daarnaast de spreker, rechts daarvan ‘Vak K’, waar kabinetsleden zitting nemen. In het midden zitten de stenografen met voor hun de interruptiemicrofoons. In een halve ronde zitten de 150 Kamer-

88 leden voor de tribunes. De achterste rijen hebben geen tafeltje, omdat die voor ondersteunen- de ambtenaren zijn in plaats van Kamerleden. De blauwe kleur van de stoelen moeten neutraliteit uitstralen en het ontwerp is afge- leid van de tulp, die groeit uit de groene vloer, die het Nederlandse weideland moet uitbeel- den. De vele lampen in het plafond moeten de sterrenhemel voorstellen. Minister voor Volks- gezondheid Edith Schippers werd dan ook opgeschrikt door een vallende ster, toen een lamp vlak langs haar naar beneden viel tijdens een debat. De Kamer moet de regering controleren en mag zelf initiatief nemen, moties indienen, vragen stellen en amendementen indienen. Ook mogen ze het kabinet dwingen een (mogelijk) misstand te onderzoeken. Voor invaliden is er bij de interruptiemicrofoon ook een balk op de grond waarmee ze de microfoon aan kunnen zetten.

Bijlage III

Rondleiding In een gang aan de noordkant is de graffiti te zien die Russische soldaten achterlieten bij de bevrijding van Berlijn. Ze laten zien waar ze eerder hebben gevochten en schrijven hun na- men op. Deze teksten werden gevonden bij de ombouw door Sir Norman Foster en er werd besloten deze te behouden als aandenken aan het einde van de Tweede Wereldoorlog en nazi- Duitsland en het nieuwste begin van de Duitse democratie. Door de westhal door naar de maquette van het Rijksdaggebouw. Vroeger zat er een andere koepel op het gebouw, maar die was al lang verdwenen toen de nieuwe erop werd ge- zet. De maquette dient voor blinde mensen om ook de Rijksdag te kunnen ‘zien’. Door poppe- tjes te verplaatsen kunnen ze ook informatie krijgen over bepaalde delen van het gebouw. Het gebouw maakt veel gebruik van glas om de transparantie te benadrukken. Het oude gebouw heeft daarmee ook nieuwe symboliek gekregen. Naar de oostzijde van het gebouw. Nog meer graffiti en de deur van het kamertje van de voorzitter van de Bundestag. In de gang, met links de Duitse adelaar en rechts het oostpor- taal van het gebouw. De grote aluminium Duitse adelaar ‘Fette Henne’ was opzettelijk een beetje dikkig en ongevaarlijk gemaakt, maar met 50m2 blijft het een groot ding. Norman Fos- ter heeft bovenaan op de linkervleugel zijn handtekening gezet. Het symboliseert de Duitse eenheid en hangt boven de spreekstoel in het parlement.

89

Aan de overzijde van de gang is door het glas de straat te zien. Ten tijde van de deling van Duitsland liep vijf meter van deze ingang de Berlijnse Muur. De officiële grens lag min of meer bij de gevel, maar de muur werd er iets van af gezet. Daarna volgt de wachtruimte en de deur van het kantoortje in de Bundestag van Ange- la Merkel. Het kantoor is niet te bezoeken, maar het is mogelijk om foto’s te maken bij het naambordje bij de deur. Ook in deze ruimte is er nog graffiti te zien. De gids leidt de groep naar het noordelijke trappenhuis. Daar is een installatie aange- bracht van het plafond tot de vloer, waar alle parlementaire speeches tussen 1871 en 1992 als een lichtkrant naar beneden rollen. Het is daarmee een document van de Duitse parlementaire geschiedenis. Beneden is door Christian Boltanski het kunstwerk ‘Archives of Representatives’ ge- maakt, bestaande uit tinnen doosjes. Op ieder doosje staat de naam van een parlementslid dat in de Bonds- en Rijksdag is verkozen tussen 1919 en 1999. Een zwart doosje herinnert aan de nazi-periode, waarin het parlement werd opgedoekt. Ook is er apart aangegeven als de per- soon een slachtoffer is geweest van het nationaalsocialisme. Een lange gang met een historische tentoonstelling, waar niet bij wordt stilgestaan, waarna we aanbelanden in het Paul-Löbe-Haus. Hier zijn alle commissiezalen en werken veel persoonlijk medewerkers van Bondsdagleden. Aan de andere kant van de Spree ligt de biblio- theek van de Bondsdag. Terug in de Bondsdag op de publiekstribune vertelt de gids over de plaats waar Angela Merkel zit en waar de verschillende fracties van het parlement zetelen. Hier wordt gedebat- teerd, iemand ter verantwoording geroepen en worden besluiten genomen. Een verdieping naar boven kun je naar beneden in de Bondsdag kijken. Op deze etage zijn de politieke partijen gevestigd, in de vier torens van het gebouw. CDU/CSU, SPD, FDP en die Linke en die Grüne samen.

Fragmenten audiotour in de Rijksdagkoepel ‘Gleich sehen sie ein großen Neubau mit einem Sichtbetonfassade. Es ist das im Jahre 2003 eröffnete Marie-Elisabeth-Lüders-Haus. Frau Lüders war einer der ersten Frauen, die 1919 in das Parlament einzogen. Sie gehörte als FDP-politikerin auch dem Deutschen Bundestag an. In dem nach ihr benannten Neubau befindet sich unter anderem die Parlamentsbibliothek, die zu den größten ihren Art weltweit gehört.’

90

‘Die an die andere Spreeseite und mit den Brücken verbunden Gebäude, befindet sich das Paul-Löbe-Haus. Der SPD-Politiker Paul Löbe war fast die gesamte Zeit der Weimarer Re- publik Reichstagspräsident und 1949 Alterspräsident des Deutschen Bundestages in Bonn. Das Löbe-Haus beherbergt die Ausschusssitzungssäale. Hier werden Entscheidungen und Gesetzgebungsverfahren vorbereitet. Die öffentlichen Debatten und Schlussabstimmungen folgen dann im Plenarsaal. Das Paul-Löbe- und Marie-Elisabeth-Lüdershaus bilden mit dem gegenüberliegenden Bundeskanzleramt das Band des Bundes. Die Städtebauliche Idee dieser Ost-Westverbindung stammt von den Architekten Axel Schultes und Charlotte Frank. Das Bundeskanzleramt ist seit seiner Fertigstellung 2001, Sitz des Deutschen Regierungschefs, der Bundeskanzlerin beziehungsweise des Bundeskanzlers.’

‘Deutsche Bürger wählen jede vier Jahre ein neues Parlament. Das Parlament wählt die Bun- deskanzlerin, kontrolliert die Regierung und beschließt Gesetze. Die Bundesregierung führt die Gesetze aus.’

‘Als nächstes sehen sie das Brandenburger Tor. In 1791 fertiggestellt, dem Propyläen auf der Akropolis in Athen nachempfunden ist es das letzte erhaltene Stadttor der ehemaligen Preußi- schen Residenzstadt. Das Brandenburger Tor ist das wohlwichtigste Wahrzeichen Berlins, und zugleich ein Deutsches Nationalsymbol.’

‘Die Transparenz der Glaskonstruktion soll zugleich auf die Transparenz unserer demokrati- schen Staatswesen hinweisen.’

‘Der Plenarsaal ist das Herz der Demokratie. Er befindet sich unterhalb der Glasdecke im Zentrum des Gebäudes. Im Plenarsaal werden wichtige Entscheidungen getroffen. Hier wer- den alle Gesetze beschlossen. Hier wird die Regierung kontrolliert. In alle Regel tagt der Bundestag 22 Sitzungswochen pro Jahr. Im Plenarsaal wird dabei turnusmäßig von Mittwoch- Mittag bis Freitag-Nachmittag öffentlich debattiert und beschlossen. Bundesregierung und Bundesrat können ebenso wie die Mitglieder des deutschen Bundestages Gesetzentwürfe ver- ein bringen.’

‘Richten sie noch einmal dem Blick auf das Reichstagsgebäude selbst. Das Gebäude lag auf der Grenze zwischen dem Britischen und dem Sowjetischen Sektor. Die am 13. August 1961 errichtete Berliner Mauer führte direkt an der Ostseite des Hauses vorbei. Die Berliner Mauer

91 hatte zwischen beiden Stadthälften eine Länge von 43 Kilometer. Daran erinnert heute noch eine Steinwand im Straßenverlauf. Beim Reichstagsgebäude ist es Norman Foster gelungen, die traditionelle Architektur des 19. Jahrhunderts mit der Formensprache einer modernen und funktionalen Architektur zu verknüpfen. An die Ursprüngliche Architektur des 19. Jahrhun- derts, erinnern nur heute noch die Außenfassade und die vier markanten Ecktürme. Diese Ecktürme symbolisierten in der Zeit der Monarchie bis 1918, die vier Königreiche Preußen, Bayern, Sachsen, und Württemberg. Die Königreicher würden 1871 Teil des Deutschen Reichs. Die Giebelinschrift ‚Dem Deutschen Volke‘ wurde erst 1916 am Hauptportaal ange- bracht.’

Tentoonstelling in het midden van de koepel: Parlamentarische Arbeit im Reichstagsgebäude Das Reichstagsgebäude war fast 40 Jahre, von 1895 bis 1933, Sitz des demokratisch gewähl- ten Parlaments und darüber hinaus Symbol und Schauplatz der Politik. Es hat in seiner wech- selvollen Geschichte ebenso Jahre schwieriger Parlamentsarbeit im Kaiserreich erlebt wie die parlamentarisierung der Reichsverfassung gegen die Ende des Ersten Weltkrieges und die Unruhen in der Weimarer Republik. Es beherbergte jedoch nie das Scheinparlement der Zeit des sogenannten Dritten Reiches. Der Deutsche Bundestag bringt 1999 durch deinen Einzug in das Reichstagsgebäude die positive Tradition der in Bonn begründeten parlamentarischen Demokratie mit. Ab 16. Oktober 1871 tagen die Abgeordneten in der für diesen Zweck umgebauten ehemali- gen Königlichen Porzellanmanufaktur, Leipziger Str. 4. Die Abgeordneten des 1871 begründeten Deutschen Reiches tagen zunächst 23 Jahre in der Leipziger Strasse. 1882 fällt in einem Wettbewerb die Entscheidung für den Parlamentsneu- bau nach einem Entwurf des Frankfurter Architekten Paul Wallot. Grundsteinlegung für das Reichstagsgebäude am 9. Juni 1884 von Kaiser Wilhelm I., dem Architekten Paul Wallot (Mitte links) und Reichskanzler Otto von Bismarck (in weisser Uni- form). Blick von der – damals noch vor dem Reichstag stehenden – Siegessäule.

92

Blick aus dem Luftschiff auf das Reichstagsgebäude, auf das 1938 an den grossen Stern ver- setzte Bismarck-Denkmal, die Siegessäule (1930) und den Platz der Republik (bis 1926 Kö- nigsplatz). Weder Kaiser Wilhelm I. noch sein Enkel Wilhelm II. respektieren die Volksvertretung, nur zu gern sehen sie deren Gebäude ausserhalb der alten Stadtgrenzen. Die 397 Abgeordneten des Deutschen Reiches werden in allgemeiner, gleicher, direkter und geheimer Wahl in den Reichstag entsandt. Ihr Einfluss auf die Politik des Reiches beruht sich darauf, dass die Zustimmung des Reichstages zum Budget und bei der Gesetzgebung erforder- lich ist, sowie der Möglichkeit, Fragen der Reichspolitik vor dem Forum des Reichstages öf- fentlich zu erörtern. Allerdings ist der Reichskanzler politisch nicht dem Parlament, sondern dem Kaiser verantwortlich. Der Ausbruch des Ersten Weltkrieges wird von der Bevölkerung zunächst mit Begeisterung und grosser Solidarität begleitet. Das Wort des Kaisers „Ich kenne keine Parteien mehr, ich kenne nur Deutschland“ findet seine Entsprechung im Beschluss der Parteien zum „Burgfrie- den“ für die Dauer des Krieges und ihrer Zustimmung zu den Kriegskrediten. Vom Reichstag geht 1916 das Friedensangebot des Kaisers an die Entente aus; am selben Tag beginnt die Anbringung der Inschrift ‘Dem Deutschen Volke’, die der Architekt vorgeschlagen, der Kai- ser bis dahin aber abgelehnt hat. -- Ein Regierungssystem mit umfassender parlamentarischer Kontrolle führt Kaiser Wilhelm II. erst im Oktober 1918 ein, als die Oberste Heeresleitung die militärische Niederlage einge- steht. Die letzte Sitzung des Reichstages in der Monarchie findet am 24. Oktober 1918 statt. Aufstände in der Marine führen in Berlin zum Ausbruch der Novemberrevolution, in der Ar- beiter- und Soldatenräte die Macht übernehmen. Der Kaiser dankt ab. Die Republik wird aus- gerufen. -- Die Weimarer Republik ist geprägt von Parteienvielfalt und ideologischem Gegeneinander, belastet durch wirtschaftliche Probleme und antidemokratische Gesinnung. Die Wahl von Generalfeldmarschall Paul von Hindenburg zum Nachfolger Friedrich Eberts 1925 ist ein Signal gegen Republik und Demokratie.

93

Nach Einführung von Mikrofonen und Lautsprechern 1929 wird Reden und Zuhören im Ple- narsaal leichter. Rundfunkübertragungen aus dem Reichsplenum gibt es damals nur aus- nahmsweise bei wichtigen Feierstunden oder Reden. -- Von 1919 bis 1930 amtieren 14 Regierungen für durchschnittlich jeweils nur acht Monate; alle Reichstage werden vor Ende ihrer vierjährigen Wahlperiode aufgelöst. -- Die Wahlen im September 1930 bringen den Nationalsozialisten vor dem Hintergrund der Weltwirtschaftskrise einen sehr großen Zuwachs an Mandaten. Sie erschweren die demokrati- sche Arbeit des Parlaments absichtlich durch Diffamierungen, Blockademassnahmen und Auftritte in Uniform. -- Die wirtschaftliche und politische Krise spitzt sich zu, die Nationalsozialisten werden 1932 stärkste Fraktion und stellen den Reichstagspräsidenten. Bürgerkriegsähnliche Straßenkämpfe zwischen Nationalsozialisten und Kommunisten gefährden die parlamentarische Arbeit. Reichstagsbrand in der Nacht vom 27./28. Februar 1933. Durch die Berufung Adolf Hitlers zum Reichskanzler am 30. Januar 1933 kommen die Natio- nalsozialisten an die Macht. Den Reichstagsbrand am 27. Februar legen sie den Kommunisten zu Last, setzen Grundrechte ausser Kraft und richten erste Konzentrationslager ein. Das Par- lament tagt nun in der Kroll-Oper, wo das sogenannte Ermächtigungsgesetz am 23. März 1933 von der Mehrheit des Reichstages angenommen wird. Mit dem Gesetz ermachtet sich das Parlament selbst. Bei der entscheidenden Abstimmung stimmen als einzige Partei die So- zialdemokraten dagegen, die Plätze der kommunistischen Abgeordneten sind bereits leer, da die meisten von ihnen sich in Haft befinden, ins Ausland geflogen oder untergetaucht sind. Auch Mitglieder der SPD-Fraktion sind bereits verhaftet oder Repressionen und Einschüchte- rungsversuchen ausgesetzt. “Nach zwölf Jahren Diktatur und einem verheerenden Weltkrieg, der über 50 Millionen Opfer fordert, kapituliert das Deutsche Reich am 8. Mai 1945. Deutschland ist grossenteils zerstört. Das Kriegsende ist Befreiung und Hoffnung für die einen, Niederlage, Ernüchterung, Angst für die anderen.” --

94

Während der elfmonatigen Blockade der Westsektoren Berlins durch die UdSS wird der Platz der Republik zum Ort beeindruckter Freiheitskundgebungen, so vor allem am 9. September 1948. Nach den ersten Bundestagswahlen am 14. August 1949 stellt Bundeskanzler Adenauer am 20. September in Bonn dem Bundestag sein Kabinett vor und gibt seine Regierungserklärung ab. -- Deutschland wird nach dem Zweiten Weltkrieg geteilt. In der Bundesrepublik entsteht eine parlamentarische Demokratie nach westlichem Vorbild, in der DDR eine Scheindemokratie, die in Wahrheit ein Einparteiendiktatur ist. Die deutsche Teilung vertieft sich in den fünfziger Jahren. Von 1949 bis 1961 verlassen rund 2,7 Millionen Menschen die DDR, allein 300.000 im Jahr des Volksaufstandes vom 7. Juni 1953. 1955 beschliesst der Bundestag den Wiederaufbau des Reichstages, nach der Wiedervereini- gung soll Berlin wieder Hauptstadt ganz Deutschlands sein; Ost-Berlin ist de facto Hauptstadt der DDR. Am 13. August 1961 beginnt der Bau der Berliner Mauer, die Teilung Deutschlands scheint endgültig. Die Mauer vor dem Brandenburger Tor wird bereits im November 1961 erneuert und ver- stärkt. -- Uniformierte Arbeitskommandos bei der Vorverlegung der Sperrmauer vor dem Reichstag. -- Der Platz der Republik vor dem Reichstag wird zentraler Ort für Demonstrationen gegen die Teilung der Stadt; der Besuch an der Mauer zum Programmpunkt bei Staatsbesuchen. -- Der Reichstag wird nach einem Entwurf des Architecten Paul Baumgarten umgebaut und seit 11. November 1963 für parlamentarische Gremien (Ältestenrat, Ausschüsse, Fraktionen) ge- nutzt. Sitzungen des Bundestags dürfen nach dem Viermächteabkommen von 1971 nicht in

95

Berlin abgehalten werden. Die Bundesversammlungen zur Wahl des Bundespräsidenten 1954 bis 1969 finden in Berlin statt, doch nicht im Reichstagsgebäude. Michael-Jackson-Konzert (19. Juni 1988). -- Leben mit dem Reichstag und der Mauer. Neun Plenarsitzungen finden in der Zeit des geteil- ten Deutschlands in Berlin statt, u.a. am 7. April 1965 in der Kongresshalle und gestört von sowjetischen Tieffliegern. -- Die Ausstellung ‚Fragen an die deutsche Geschichte‘ im Reichstagsgebäude hat von 1971 bis zum Umbau 17 Millionen Besucher. -- Die Nachricht von der Öffnung der Mauer verbreitet sich blitzartig am Abend des 9. Novem- bers 1989 und leitet die Wiedervereinigung der 40 Jahre geteilten Nation ein. Am 10. No- vember wirkt die Szene fröhlich und gespannt zugleich. -- Am 18. März 1990 finden erstmals freie Wahlen zur Volkskammer statt. Am 1. Juli 1990 werden beide Deutsche Staten in einer wirtschafts-, Währungs- und Sozialunion vereinigt. Am 23. August beschliesst die Volkskammer mit 294 von 400 Stimmen den Beitritt der DDR zur Bundesrepublik Deutschland. -- Der 3. Oktober 1990 ist der Tag der Deutschen Einheit und löst als Nationalfeiertag in der Bundesrepublik den 17. Juni ab. Am 4. Oktober findet im Reichstagsgebäude eine Sitzung der Mitglieder des Deutschen Bundestages statt. Ergänzt um 144 Abgeordnete der aufgelösten Volkskammer aus den Neuen Ländern. -- Die konstituierende Sitzung des 13. Deutschen Bundestages am 13. November 1994 findet im Reichstagsgebäude statt, des Umzug des Parlamentes ist für 1999 geplant. Die letzte Bonner Sitzung des Deutschen Bundestages findet am 1. Juli 1999 statt und steht unter dem motto „Dank an Bonn“ für seine Rolle als Sitz des Parlamentes seit 1949; ab- schliessend wird der frühere Ministerpräsident von Nordrhein-Westfalen, Johannes Rau, in seinem Amt als achter Bundespräsident vereidigt.

96