O.D.M. in samenwerking met : − dBA-Plan

Leem - en zandwinning

MER – Niet-technische samenvatting

Augustus 2 007 0726/004 11. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

11.1. Inleiding

Op het grondgebied van de gemeente Huldenberg bevindt er zich aan de Nijvelsebaan een op het gewestplan aangeduid ontginningsgebied met een totale oppervlakte van ca. 19 ha.

De firma O.D.M. n.v. (Ontginningen Demets Moorslede) ontgint reeds vele jaren belangrijke hoeveelheden leem- en zandgrond. Leem wordt geleverd aan verschillende steenbakkerijen. Zand van goede bouwtechnische kwaliteit (zoals het zand van Brussel) kent een bredere toepassing (o.a. als funderingszand, opvulzand, metselzand en draineringsmateriaal en voor ophogingen van terreinen, het aanmaken van zandcementmengsel,….). De locatie van levering hangt af van de vraag op het moment van ontginning. Leem wordt zoveel mogelijk gerecupereerd uit andere bronnen (vb. uit infrastructuurwerken), maar daar dit geen continue bron vormt en de vraag naar leem daarentegen wel continu is, dient er een permanente bron (zoals ontginningsgebieden) voorhanden te zijn. De bestaande vergunde zandreserves in Vlaams-Brabant zijn bijna volledig uitgeput zodat het aansnijden van nieuwe ontginningsgebieden dan ook noodzakelijk is om een continue levering van zand met goede bouwtechnische kwaliteit te kunnen garanderen. Voor een uitgebreidere studie naar de leem- en zandbehoefte wordt verwezen naar ‘Het voorontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan’ (ANRE, november 2003) en het ‘Voorontwerp bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan de Vlaamse Leemstreek (van Avelgem tot Zichem-Zussen-Bolder)’ (oktober 2006, Aeolus bvba in opdracht van en in samenwerking met DNR).

In dit opzicht wenst O.D.M. een vergunning aan te vragen voor de ontginning van leem en zand voor een deel van het op het gewestplan aangeduide ontginningsgebied (nl. voor het deel ten oosten van de Nijvelsebaan, d.i. voor ca. 7,7 ha).

Een situering van het projectgebied op wegenkaart wordt weergegeven op Figuur 11.1., op topografische kaart op Figuur 11.2.

11.2. Administratieve, juridische en beleidsmatige situering

Overeenkomstig de lijst van MER-plichtige activiteiten (dd. 10/12/2004), valt voorliggend project onder volgende categorie (van Bijlage II): “Ontginningen in gebieden die volgens de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen bestemd zijn om oppervlaktedelfstoffen of grind te ontginnen en die een ontginbare oppervlakte hebben van 10 ha of meer ”. Voor een Bijlage II project kan in principe een ontheffing van de MER-plicht aangevraagd worden. Voor dit project is echter de volledige MER-procedure doorlopen.

De geplande ontginningszone is volgens het gewestplan gelegen in een gebied met als grondkleur agrarisch gebied en als hoofdcode ontginningsgebied (zie Figuur 11.3.). In het (voorlopig vastgestelde) BPA 65 ‘Plateau van en Lanevallei’ wordt het grensgebied tussen Overijse en Huldenberg, tussen Stokkembos en Vossebeek, ingekleurd als Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 181 - natuurgebied of natuurgebied met open karakter, en de landbouwwegen als openbaar domein, voet-, fiets- en landbouwwegen.

Vóóraleer de ontginning en de bijhorende activiteiten kunnen aanvangen, dienen er stedenbouwkundige en milieuvergunningen aangevraagd te worden. Het MER dient bij deze vergunningsaanvragen gevoegd te worden. Verder is volgend juridisch en beleidsmatig kader van toepassing op het project en/of het projectgebied:  Invulling Watertoets: studie van effecten op het grondwater- en oppervlaktewatersysteem en de daarin voorkomende levensgemeenschappen (overeenkomstig Decreet Integraal Waterbeleid).  Opvolging Vlarebo-wetgeving inzake grondverzet (nl. aanvoer van aanvulgronden).  Oppervlaktedelfstoffendecreet wijst op het duurzaam beheer van de oppervlaktedelfstoffen. In navolging van dit decreet is een algemeen oppervlaktedelfstoffenplan opgemaakt. Hierin gebeurde een raming van de behoefte aan de verschillende delfstoffen (zand, klei, leem,...) en werd een eerste aanzet gegeven van een voorstel voor afbakening van de toekomstige (te behouden of bijkomende) ontginningsgebieden. Hierin blijft voorliggend projectgebied geselecteerd als ontginningsgebied. Een verdere afbakening en milieubeoordeling van de voorgestelde ontginningsgebieden gebeurt in de Bijzondere oppervlaktedelfstoffenplannen.  Archeologische begeleiding tijdens de voorbereidende werkzaamheden (afgraven teelaarde) (overeenkomstig verdrag van de conventie van Malta).  Natuurbehoudsdecreet: het projectgebied ligt in het insijpelingsgebied van enkele GEN- en habitatrichtlijngebieden in de omgeving van het ontginningsgebied (in de valleigebieden van IJse en Laan); zie Figuur 11.4.  Decreet betreffende bescherming van landschappen (Vossekouter)  Het ontwerp Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan van Huldenberg wil het ontginningsgebied aan de Breembosstraat omzetten naar landbouwgebied; het ontwerp GRS van Overijse wil een natuurverbinding voorzien tussen Stokkembos en Vossebeek, gemotoriseerde recreatie en ander doorgaand verkeer op de veldwegen in de open ruimte vermijden, de bescherming en het bouwvrij houden van de structuurbepalende landbouwgebieden (o.a. plateau van Overijse) en de landschappelijke en agrarische waarde van het open gebied sparen van verdere versnippering door bebouwing, bebossing, harde recreatie, ontginning en aanleg nieuwe infrastructuur,…).  Het hfdst. ‘Natuur’ dat ter actualisatie van het GNOP van Huldenberg aan het Milieubeleidsplan werd toegevoegd beoogt de omzetting van het op het Gewestplan voorziene ontginningsgebied op de Vossekouter in landbouw- en natuurgebied.  Het aanvullend verkeersreglement van de gemeente Huldenberg beoogt o.a. het verkeer te regelen en te beperken op de Nijvelsebaan. Het aanvullend verkeersreglement van de gemeente Overijse beoogt enkel landbouwgebruik en fietsers toe te laten op de buurtwegen Terlanenveld.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 182 -

11.3. Beschrijving van het project

O.D.M. n.v. wenst dus een vergunning aan te vragen voor de ontginning van leem en zand over een oppervlakte van ca. 7,7 ha, nl. in het deel van het op het gewestplan aangeduid ontginningsgebied dat ten oosten van de Nijvelsebaan is gelegen. Het aanwezige leempakket (Quartair) heeft een dikte van ca. 4 m en zal volledig ontgonnen worden. Het aanwezige zandpakket (zanden van Lede en Brussel) heeft een dikte van ca. 50 m; er wordt gepland het zand te ontginnen tot op een niveau van ca. +70 mTAW of tot op een gemiddelde diepte van ca. 25 m (tot ca. 28 m diepte in het noordwestelijk hoger gelegen deel en tot op ca. 17 m diepte in het laagst gelegen deel t.h.v. de Vossekouter). De ontginningsdiepte van 25 m werd aangenomen op basis van gelijkaardige dieptes in andere zandgroeves in de streek en rekening houdend met de dikte van het beschikbare zandpakket en de praktische haalbaarheid. Er werd in de loop van het m.e.r.-proces nagegaan of een andere ontginningsdiepte zou aangewezen zijn, dit werd echter niet als alternatief in het MER weerhouden. Er kan hier algemeen opgemerkt worden dat bij een diepere ontginning meer zand maar iets minder leem kan ontgonnen worden (door de bredere te voorziene beschermingsstroken), dat de beschreven effecten onder de verschillende disciplines gelijkaardig zullen zijn, maar langduriger zullen zijn (indien de jaarlijks te ontginnen hoeveelheid in dezelfde grootte-orde blijft), dat de kwetsbaarheid van het grondwater tijdens de ontginning nog vergroot en dat een onderzoek naar mogelijke kwelvorming en bijgevolg naar het optreden van instabiliteit van de groevebodem dient uitgevoerd te worden. Een minder diepe ontginning daarentegen kan voorgesteld worden met het oog op het milderen van de te verwachten effecten en dan vooral de effecten m.b.t. het transport (zie ook verder). Door een minder diepe ontginning kan ofwel de totale ontginningsduur verkort worden (waardoor de termijn van hinder verkort) ofwel voor eenzelfde termijn de intensiteit verminderd worden (waardoor ook het vrachtwagenverkeer vermindert). De uiteindelijke keuze van ontginningsdiepte dient te gebeuren op hoger niveau. Het beleid dient immers een afweging te maken tussen de behoefte aan primaire grondstoffen en het principe van optimale ontginning enerzijds en de milieu-impact anderzijds.

De ontginning zal starten in het zuiden en zal zich verder noordwaarts uitbreiden. De toegangsweg wordt voorzien in de zuidwesteljike hoek (wordt aangenomen als uitgangspunt voor de effectbeoordeling). De toegang zou ook voorzien kunnen worden in de zuidoostelijke hoek. Dit werd niet als alternatief in het MER weerhouden daar de effectbeoordeling nagenoeg gelijkaardig is. Er kan wel algemeen opgemerkt worden dat in dit geval de impact voor de landschapsbeleving vanop de Nijvelsebaan geringer zou zijn, maar dat er een grotere rustverstoring zou optreden voor de fauna in het gebied van de Vossekouter en dat er een groter risico op stabiliteitsproblemen van de taludhellingen langs zuidelijke zijde zou ontstaan indien de toegangsweg op maaiveldniveau in de beschermingsstrook voorzien wordt.

Voor iedere ontginnigsfase worden de volgende stappen ondernomen:  In een eerste fase wordt een laag teelaarde van ± 30 cm afgeschraapt met een rupsbulldozer en ter plaatse gestockeerd (vb. in bermvorm rond de ontginningsput) om achteraf terug open te spreiden als eindafdeklaag;  Dan wordt de leem ontgonnen (ca. 1,5 m roodbakkende leem en ca. 2,5 m geelbakkende leem);  Daarna wordt het zand ontgonnen tot op een gemiddelde diepte van 25 m;

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 183 -

 Na ontginning wordt de groeve opgevuld met niet-verontreinigende gronden (overeenkomstig VLAREBO) in functie van de nabestemming agrarisch gebied; de opvulling zal niet hoger komen dan het huidige maaiveldpeil;  Tenslotte wordt de teelaarde terug open gespreid als eindafdek.

Hieronder volgen nog enkele algemene karakteristieken van de inrichting van de ontginningszone (zie ook Figuur 11.5.) en van de ontginningsactiviteiten:  In functie van de stabiliteit van aangrenzende percelen wordt er steeds rekening gehouden met een beschermingsstrook waarvan de breedte bepaald wordt door de ontginningsdiepte en de aanwezigheid van infrastructuren (wetmatig vastgelegd, afwijking kan mits overeenkomst met eigenaar aangrenzend perceel);  Wellicht zal er aan de rand van het ontginningsgebied een afsluiting (draad) voorzien worden (hoogte: ca. 2 m);  De taluds van de put worden voorzien met een helling van 4/4;  De leemontginning, de zandontgining en de opvulling zullen zo veel mogelijk tegelijkertijd verlopen met een minimale tussenafstand tussen leem- en zandontginning van ca. 20 m en tussen zandontginning en opvulling van ca. 40 m. De werkelijke meeschrijding hangt af van de vraag naar leem en zand en de beschikbaarheid van opvulgronden; door de grote dikte van het te ontginnen zandpakket t.o.v. leempakket, mag echter verwacht worden dat de zandontginning de leemontginning niet kan bijhouden en dat na verloop van tijd het volledige ontginningsgebied zal openliggen;  Werkuren: op weekdagen van 5u tot 17u en zeer uitzonderlijk op zaterdag van 5u tot 12u (eigenlijke ontginningsactiviteiten vanaf 7u, vóór 7u enkel opladen en afvoeren van leem); verlofperiode rond juli-augustus;  Het dagelijkse aantal vrachtwagens voor transport van leem, zand en opvulgronden kan moeilijk exact vastgelegd worden (immers afhangend van de vraag en de weersomstandigheden), maar wordt op basis van praktijkervaring geraamd op een gemiddelde van 20 vrachtwagens voor de afvoer van leem en 18 vrachtwagens voor de afvoer van zand (die tevens instaan voor de aanvoer van de opvulgronden), met maxima van 40, respectievelijk 50 vrachtwagens;  Enkele nevenactiviteiten in de ontginningsput: zeven van zand (zeefinstallatie, mobiel in functie van de diepte), mengen van zand (menginstallatie, ingesteld op een vaste locatie, nl. t.h.v. de ingang van de ontginningsput), opslag van brandstoffen, breken van eventueel voorkomende zandstenen (breekinstallatie, mobiel op bodem van ontginningsput);  Er wordt naar gestreefd om de landbouwer die actueel in het gebied actief is elders grond aan te bieden ter compensatie.

Het transport voor de afvoer van leem en zand wordt voorzien in zuidelijke richting, richting Overijse (nl. langs de Nijvelsebaan en de Terhulpensesteenweg tot aan de E411/A4 om van hieruit verder richting Brussel en te verlopen). Het zand zal deels ook in de streek aangewend worden, waarbij het via de Nijvelsebaan en verder via de N4 of via lokale wegen (afhankelijk van de afzetplaats) kan afgevoerd worden. Het eerste deel van de Nijvelsebaan (van projectgebied tot aan kruising met Bollestraat) bestaat uit aarde en steenslag en zal verhard worden met asfalt. Tevens worden er t.h.v. dit deel een aantal uitwijkstroken voorzien waar de vrachtwagens elkaar kunnen kruisen. Naast de geplande transportroute in zuidelijke richting werden er in het MER nog enkele alternatieve transportroutes beschouwd (op basis van transportroutes die actueel gebruikt worden door de firma De Kock bij transport van en naar 2 ontginningsgebieden in de Wolfshaegenstraat), nl. (zie ook Figuur 11.6.): 1) Alternatief 1 voor verkeer richting Leuven en Brussel: Vertrek via de Nijvelsebaan, links afslaan in de Stroobantstraat, verder via de Koxberg en de Elzasstraat tot aan de De Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 184 -

Peuthystraat (N253). Vandaaruit kan het verkeer naar links, richting Brussel of naar rechts, richting Leuven verlopen. 2) Alternatief 2 voor verkeer richting Leuven en Brussel: Vertrek in de Nijvelsebaan, Stroobantstraat kruisen en links afslaan in de Smeysberg tot aan de R. Borremansstraat (N253). Vandaaruit kan het verkeer naar links, richting Brussel of naar rechts, richting Leuven verlopen. 3) Alternatief 3 voor verkeer richting Leuven: Vertrek via de Nijvelsebaan, rechts afslaan in de Stroobantstraat, verder via de Wolfshaegenstraat en de Beekstraat tot aan de Dorpsstraat (N253). Vandaaruit kan het verkeer naar rechts, richting Leuven verlopen.

Op het gewestplan staat een ontginningsgebied aangeduid met een totale oppervlakte van ca. 19 ha. Dit MER heeft enkel betrekking op het deel van het op het gewestplan aangeduid ontginningsgebied ten oosten van de Nijvelsebaan (ca. 7,7 ha). Het valt echter niet uit te sluiten dat O.D.M. of een andere ontginner in de toekomst nog een vergunning wenst aan te vragen voor het deel van het ontginningsgebied ten westen van en onder de Nijvelsebaan. Tot op heden zijn dergelijke concrete initiatieven nog niet gekend. Er bestaat dan ook geen zekerheid over het feit of er ooit en zoja, wanneer er ten westen zou ontgonnen worden. Indien in het westelijk deel toch een ontginning zou komen (aansluitend op een ontginning in het oostelijk deel is dan het meest waarschijnlijk), dan zal de aard van de te verwachten effecten grotendeels gelijkaardig zijn aan de in dit MER bestudeerde effecten voor het oostelijk deel. Het belangrijkste is dat de tijdsduur van de effecten in dit geval in belangrijke mate zullen verlengd worden. In het meer onwaarschijnlijke geval dat de ontginning aan beide zijden van de Nijvelsebaan toch gelijktijdig zou plaatgrijpen, ontstaan er cumulatieve effecten (vb. verdubbeling transport, vergroting ontginningsoppervlakte,…) die het rustige, open en landschappelijk kwalitatieve karakter van het gebied nog meer zouden verstoren. Een gelijktijdige ontginning zou dan ook moeten vermeden worden. Sowieso dient voor een ontginning aan westelijke zijde eveneens een MER opgesteld te worden, dat de nieuwe en eventueel cumulatieve effecten beschrijft. Om geen onderschatting van de effecten te bekomen dient bij uitwerking van dergelijk toekomstig MER uitgegaan te worden van een referentiesituatie waarbij noch ten oosten, noch ten westen van de Nijvelsebaan ontgonnen is.

11.4. Bestaande toestand, milieueffecten en maatregelen

11.4.1. Bodem en grondwater a) Bestaande toestand

De laatste geologische afzettingen die voor het project van belang zijn, kunnen ondergebracht worden in het Quartair (= meest recente geologische afzetting) en het Tertiair. Het Quartair bestaat in het projectgebied uit een 4 à 4,5 m dik weinig doorlatend leempakket, bestaande uit een bovenste uitgeloogde laag welke na bakken een rode kleur geeft en een onderste met kalk aangerijkte laag welke na bakken een gele kleur geeft. Onder het Quartair komt het Tertiair voor. De bovenste lagen van het Tertiair (Formatie van Lede en Formatie van Brussel) bestaan uit zand en vormen een goed doorlatende watervoerende laag. Plaatselijk komen er (kalk)zandsteenbanken voor in het zand. Deze

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 185 - zandlaag wordt onderaan afgesloten door de zeer slecht doorlatende klei van de Formatie van Kortrijk.

De bodem in het projectgebied bestaat hoofdzakelijk uit een droge leembodem tot oostelijk een droge zandleembodem. De bodem in het projectgebied (akkerland op een leembodem in heuvelachtig gebied) wordt aangeduid als zijnde zeer erosiegevoelig (wellicht gekenmerkt door 40 tot 60 % afstroming van het neerslagwater, waarbij het afstromende neerslagwater dan grotendeels infiltreert t.h.v. de zuidoostelijk aanpalende lager gelegen weilanden en bosgebieden).

De grondwatertafel situeert zich rond het peil van +56 mTAW, d.i. op een diepte van ca. 43 m t.o.v. het hoogst gelegen deel van het projectgebied (grondwaterstand opgemeten op 7 maart 2005 in de grondwaterwinningsput bij Mr. Dumortier ten noorden van het projectgebied = benaderend). Volgens boorbeschrijvingen (juli 2002) werd er geen hangende grondwatertafel vastgesteld in het leempakket. Het plateaugebied is een infiltratiegebied met een belangrijke voedingsfactor voor de drinkwaterwinningen en de brongebieden en de kwelzones in de valleien (met uitzondering van de kwelzones in de Laanvallei welke gevoed worden vanuit een diepere watervoerende laag (Formatie van Hannut). Er mag verwacht worden dat het grondwater van de plateaugebieden naar de valleigebieden stroomt. Het grondwaterstromingspatroon in het bovenste deel van de watervoerende laag wordt bepaald door de topografie en verloopt in de richting van de Vossebeek en verder in de richting van de Laan (zie Figuur 11.7.). Het grondwater in het projectgebied wordt gekarakteriseerd als zijnde matig kwetsbaar door het voorkomen van een lemige deklaag en een onverzadigde zone van meer dan 40 m dik. In het oostelijk deel, waar deze deklaag dunner is, wordt het grondwater gekarakteriseerd als zijnde kwetsbaar. Het ontginningsgebied is gelegen in een nitraatgevoelige zone, welke bijgevolg als beschermingszone water wordt aangeduid waar dan ook een verstrengde bemestingsnorm van toepassing is. Uit kwaliteitsanalyses in verschillende peilputten gelegen in het interfluvium tussen de Laan en de IJse volgt dat het grondwater algemeen (t.o.v. de kwaliteit van het neerslagwater dat in 2+ - de ondergrond infiltreert) aangerijkt is aan Ca en HCO 3 . Daarnaast wordt er een verhoogde pH waargenomen. Deze parameters wijzen op een kalkoplossing van het oorspronkelijk aan kalk aangerijkte zand van Brussel. Dit wordt bevestigd door het (plaatselijk) voorkomen van kalkminnende vegetatie in de valleigebieden (zie ook verder onder ‘Fauna en flora’). Er wordt wel verwacht dat de kalk in de onverzadigde zone reeds grotendeels is uitgeloogd en dat de kalkuitwisseling vooral in het bovenste deel van de verzadigde zone plaatsgrijpt (bron: - Geologische Dienst van België). Daarnaast worden er ook verhoogde NO 3 -waarden aangetroffen welke vermoedelijk gekoppeld kunnen worden aan bemesting.

b) Effecten

Door de ontginning van quartair leem en tertiair zand zal er een stuk geologische structuur verloren gaan: matig negatief effect voor de leem wegens haar regionaal beperkt voorkomen en licht negatief effect voor het zand daar dit zandpakket geen uitzonderlijk wetenschappelijke waarde geeft. Daarnaast zal er ook 7,7 ha droge leem- en zandleembodem met textuur B-horizont verloren gaan (matig negatief effect wegens haar landbouwgeschiktheid en archeologische potenties, zie ook aspect ‘Mens’ voor afgeleid effect op landbouw). Wanneer de ontginningsput terug Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 186 - wordt opgevuld met grond, zal er lange tijd (tot honderden jaren) voor nodig zijn vooraleer er zich terug enig natuurlijk profiel ontwikkeld heeft.

Door het rijden met zwaar materiaal (vb. in het tot nu toe halfverharde deel van de Nijvelsebaan en t.h.v. de uitwijkstroken) of door het stapelen van gronden (vb. bermen in de beschermingsstroken) kan bodemverdichting optreden. Bodemverdichting brengt een korrelstructuur met een ongunstige water- en luchthuishouding van de bodem met zich mee, wat belangrijke effecten op de plantengroei met zich meebrengt (lagere doorwortelbaarheid).

In het te verharden deel van de Nijvelsebaan (tussen ontginningsgebied en Bollestraat) zal het neerslagwater van de weg vloeien en in de bermen terecht komen. Doordat er ook vervuilende deeltjes t.g.v. gemotoriseerd verkeer van de weg kunnen afspoelen, bestaat er risico op contaminatie van de bodem (en indirect ook op fauna en flora) (licht negatief effect).

Het projectgebied wordt reeds aangeduid als erosie gevoelig. Het bodemeroderend effect wordt versterkt na het verwijderen van de vegetatie- en teellaag met afvloeien van water en bodemdeeltjes naar de (zuidoostelijk) aangrenzende akkerland- en weilandpercelen tot gevolg. Voor het hoogst gelegen deel van het ontginningsgebied blijft erosie ook optreden tijdens ontgining van de bovenste lagen daar deze dan nog steeds hoger gelegen zijn dan het lager gelegen deel van het ontginningsgebied.

Bij ontginning wordt een deel van het pakket waar het neerslagwater door infiltreert, verwijderd. Hierdoor zal het neerslagwater de grondwatertafel sneller bereiken. Dit heeft echter geen impact op het globale grondwaterstromingspatroon . Bovendien wordt er ontgonnen tot boven de grondwatertafel zodat er niet bemaald wordt. Door het verwijderen van de lemige deklaag en een deel van de onverzadigde zone zal de kwetsbaarheid van het grondwater wel vergroten . Dit vergroot het risico op verontreiniging indien er zich calamiteiten zouden voordoen (vb. lekkende machines). Aangezien het grondwater veel dieper zit dan de ontginningsdiepte is een interventie mogelijk vooraleer een eventuele verontreiniging de grondwatertafel bereikt (niet significant tot matig negatief effect). Tevens bestaat er kans op een lichte wijziging van de grondwaterkwaliteit (o.a. in kalkgehalte) daar een deel van het geologische pakket waar er ionenuitwisseling kan optreden, wordt verwijderd. De invloed vermindert naarmate men zich van het projectgebied verwijdert. Voor het grondwater op zich is een lichte kwaliteitswijziging geen probleem. Anderzijds zullen er door het tijdelijk stilliggen van de landbouwactiviteiten (en dus stopzetting bemesting) wel minder eutrofiërende stoffen in het grondwater terechtkomen wat als licht positief wordt beoordeeld.

M.b.t. de stabiliteit van de ontginningsput zelf en van de aangelande percelen en gebouwen , zijn er verschillende factoren (o.a. instabiliteit taluds door afschuiving onder te steile hellingen of door supplementaire lasten, door grondwateruitsijpeling (beperkt door grondwatertafel op grote diepte) of neerslagwaterafspoeling, door krimpverschijnselen o.i.v. vorst-dooi cycli,…) die de stabiliteit kunnen beïnvloeden. Gedetailleerde stabiliteitsberekeningen werden niet uitgevoerd daar er geen grondmechanische proeven ter beschikking zijn. De inrichting van de groeve wordt na een eerste ontginningsfase gechekt en geëvalueerd. Uit praktijkervaring volgt dat er voor leemgronden geen stabiliteitsproblemen dienen verwacht te worden onder een (geplande) helling van 4/4. Zandgronden daarentegen zijn minder stabiel en taluds van 4/4 neigen eerder naar een natuurlijk profiel met een helling van Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 187 -

6/4 tot 8/4. Er dient ook nog opgemerkt te worden dat taluds niet eeuwig (maximaal 5 jaar) blijven bestaan zodat er best zo snel mogelijk terug aangevuld wordt tegen blootliggende taluds. Waar er geluidsbermen rondom de put voorzien worden, kunnen er zich onder het gewicht van de berm afschuivingen van het talud voordoen. De minimum veiligheidsafstand van de bermen tot de put dient dan ook nagegaan te worden in een controleberekening. Om stabiliteitsrisico’s voor de omgeving te voorkomen, worden er beschermingsstroken voorzien (breedte opgelegd in Vlarem-wetgeving). Afhankelijk van de getroffen voorzieningen (zie onder ‘Maatregelen’) wordt het effect van het risico op stabiliteitsproblemen als niet significant tot sterk negatief beoordeeld.

Na ontginning wordt de put terug opgevuld met gronden die van elders worden aangevoerd (hoofdzakelijk zandleem- tot leemgronden afkomstig uit infrastructuurwerken uit de omgeving). De aanvoer van gronden wordt strikt gereglementeerd door de Vlarebo-wetgeving om verontreiniging te voorkomen. Wegens de nitraatgevoeligheid van het gebied (met een snelle doordringing van nitraat door de ondergrond) en de kwetsbaarheid van de valleigebieden, wordt het grootste negatieve effect verwacht wanneer de put hoofdzakelijk wordt opgevuld met grond afkomstig van bemeste landbouwpercelen. Daar er verwacht wordt dat de opvulgronden een hoofzakelijk (zand)lemige textuur zullen hebben, mag er verwacht worden dat de doorlatendheid van de ondergrond afneemt. Dit heeft enerzijds een licht positief effect op de kwetsbaarheid van het grondwater. Anderzijds zal de doorsijpeling lokaal vertragen (licht negatief effect). Op het globale grondwaterstromingspatroon heeft dit echter geen invloed.

De nabestemming van het gebied is landbouwgebied . Na opvulling zal het nog een aantal jaren duren voor de grond terug landbouwgeschikt is. De grootte van de impact is moeilijk te voospellen en hangt samen met de aard van de opvulgronden en de wijze van aanbreng van de bovenste lagen. Knelpunten die kunnen verwacht worden, zijn o.a. bodemverdichting door het rijden met zwaar materiaal tijdens de aanvoer van de gronden (hoewel beperkt door het rijden met rupsbanden), het voorkomen van stenen, een beperkte doorwortelbare profieldiepte door de 2 bovenvermelde factoren, natte gronden, verzakkingen, een verminderd organisch stofgehalte in de taalaarde als gevolg van de stockage en erosie vlak na het terug openspreiden van de teellaag door ontbreken van bodemstructuur en vegetatie. Uit onderzoek van de Bodemkundige Dienst van België volgt dat de sterkste verbetering wordt vastgesteld na ca. 5 jaar.

c) Maatregelen

Om het risico op het optreden van calamiteiten tot het uiterste te beperken, is een goed onderhoud van de ingezette machines en vrachtwagens een vereiste.

De exploitant dient vooraf te bepalen -op basis van de nodige grondmechanische onderzoeken en berekeningen - wat de ideale taludhelling is opdat de minimum veiligheid ten allen tijde verzekerd wordt en zodat instabiliteit van het talud ook in de slechtste situaties vemeden wordt. Daarnaast dient de stabiliteit van de taluds tijdens de ontginning nauwgezet opgevolgd te worden en dienen indien nodig bijkomende maatregelen getroffen te worden. Omdat de stabiliteit van een talud ook niet eeuwig gegarandeerd blijft, dient de ontginningsput zo snel mogelijk terug opgevuld te worden. De exploitant stelt een systematische opvulling voor en dient dit dan ook te garanderen. Waar de taluds langer blijven bestaan (vb. t.h.v. de Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 188 - toegansgweg), dienen extra maatregelen getroffen te worden, zoals aanpassing taludhelling, inzaaiing talud,…). De stabiliteit van de taluds dient ook ten allen tijde nauw opgevolgd te worden. Controleberekeningen moeten tevens toelaten de minimum veiligheidsafstand te berekenen die nodig is tussen geluidsbermen en de rand van de put. Om erosie van de bermen zelf te voorkomen, worden deze best begroeid (zie ook onder ‘Monumenten en landschappen’).

M.b.t. het versterkt bodemeroderend effect na het verwijderen van de vegetatielaag en het afspoelen van water en bodemdeeltjes naar aangrenzende percelen wordt er aangeraden om de beschermingsstrook in te zaaien zodat deze deeltjes en het water worden tegengehouden binnen de site. Indien dit niet volstaat, kan er eventueel een dammetje voorzien worden.

Bij de aanvoer van opvulgronden dient de Vlarebo-regelgeving strikt opgevolgd te worden om het risico op bodem- en grondwaterverontreiniging te voorkomen. Omdat de site in een nitraatgevoelige zone gesitueerd is, wordt er hier specifiek gesteld dat de gronden bestemd voor opvulling niet afkomstig mogen zijn van bemeste landbouwpercelen (om nitraatuitspoeling naar het grondwater te vermijden).

Daar het projectgebied deel uitmaakt van het plateau- en infiltratiegebied, is het van belang dat deze ook na de opvulling haar infiltrerend vermogen behoud. In dit opzicht zou de put best opgevuld worden met materialen die een textuur hebben overeenkomstig de oorspronkelijke (om globaal tot een gelijkwaardige doorlatendheid te komen). Dit zal echter wel moeilijk haalbaar zijn, daar de gronden uit de omgeving vooral een (zand)leemtextuur hebben en dus geen zandtextuur. In dit laatste geval blijven de verwachte effecten bestaan. De watervoerende laag wordt bovenaan best afgesloten door een slechter doorlatend lemig materiaal.

Om slechte bodemkenmerken na afwerking te vermijden, dient er bij de aanbreng van de bovenste gronden en de teelaarde voor gezorgd te worden dat dit gebeurt in droge weersomstandigheden, dat er met rupsbanden gereden wordt en niet steeds volgens hetzelfde patroon, dat de bodem gefreesd wordt indien dit nodig blijkt na onderzoek, dat er geen depressies ontstaan bij de aanleg (tenzij dit gewenst wordt vanuit de disciplines ‘Monumenten en landschappen’ of ‘Fauna en flora’, zie verder) en dat de bovenste lagen zo homogeen mogelijk worden opgevuld en gelijkmatig worden verdicht. Verder dient er bij de aanvoer een strenge kwaliteitscontrole nageleefd te worden om de hoeveelheid stenen in de aangevoerde grond te beperken. Bovendien dient de gestockeerde teelaarde zo snel mogelijk terug aangebracht te worden om degradatie van het organisch stofgehalte zo veel mogelijk te vermijden. Vlak na het openspreiden van de teellaag dient deze ingezaaid te worden met (winter)tarwe of andere groenbedekkers om erosie van de structuurloze bodem te voorkomen.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 189 -

11.4.2. Oppervlaktewater a) Bestaande toestand

Het plateau van Maleizen (waartoe het projectgebied behoort) wordt in noordoostelijke richting naar de IJse ontwaterd via weinig ontwikkelde, droge depressies en in zuidoostelijke richting via de Vossebeek naar de Laan. De Vossebeek (= de dichtstbijzijnde waterloop bij het projectgebied) heeft over het algemeen niet te kampen met wateroverlast. In de nabije omgeving van het projectgebied bevinden er zich geen kleinere waterlopen.

b) Effecten

Daar er geen bemalingswater, noch neerslagwater uit de ontginningsput naar de Vossebeek (of een andere waterloop) wordt afgevoerd, wordt er geen effect verwacht op de Vossebeek. Ook via het grondwater wordt er geen versnelde toevoer naar de Vossebeek verwacht daar deze waterloop zich heeft ingesneden in een ca. 4 m dik leempakket en het percolerend grondwater eerder zijn weg zal zoeken door het onderliggende goed doorlatend zandpakket dan wel door het leempakket.

c) Maatregelen

Aangezien er geen effecten verwacht worden, dienen hier ook geen maatregelen voorgesteld worden.

11.4.3. Geluid en trillingen a) Bestaande toestand

Het omgevingsgeluid rond de geplande leem –en zandwinning te Huldenberg wordt momenteel bepaald door wegverkeer op de locale wegen, woon – en landbouwactiviteiten en vliegverkeer. De locatie ligt immers onder een vluchtroute van de luchthaven van . Ter bepaling van het huidige geluidsklimaat werden geluidsmetingen uitgevoerd over verschillende dagen aan de Nijvelsebaan 1A en Zavelstraat 7 te Huldenberg. Daarnaast werden er nog metingen uitgevoerd in het nabijgelegen natuurgebied en langs de mogelijke transportroute. Uit al deze metingen blijkt dat het omgevingsgeluid rond de geplande leem – en zandwinning te Huldenberg voldoet aan de milieukwaliteitsnormen voor landelijke gebieden. De grootste effecten ten gevolge de ontginning kunnen verwacht worden in de Nijvelsebaan, Breembosstraat en de Zavelstraat. De grenswaarde voor het specifiek geluid aan de meest nabijgelegen woningen bedraagt overdag 45 dB(A), ‘s avonds 40 dB(A) en ‘s nachts 35 dB(A).

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 190 - b) Effecten

Voor de bepaling van de effecten van de ontginning en opvulling werden volgende machines in rekening gebracht :

• Dumper type Volvo A35 (vermogen van 245 kW), tijdelijk • Rupsgraafmachine CAT 330 (vermogen 181 kW), tijdens volledige leemontginning • Wiellader (vermogen 120 kW), tijdens volledige zandontginning • Zeefinstallatie (zandontginning) • Zandmenginstallatie (zandontginning) • Vrachtwagens (type Scania), tijdens de volledige ontginningsduur • Breekinstallatie

De voorbereidende werken (uit elkaar duwen van grond) zal gebeuren met de rupsbulldozer CAT D6. Deze voorbereidende werken zullen meestal voor een overschrijding van de grenswaarde zorgen, maar dergelijke activiteiten komen slechts enkele dagen per jaar voor. Ook voor de aanleg van gronddammen zal dit noodzakelijk zijn.

Het grootste effect op het omgevingsgeluid zal echter geleverd worden door het transport van de vrachtwagens via de Nijvelsebaan 1A. Tijdens de leemontginning en cumulatief met de verdere zandontginning zal het frequent passeren van vrachtwagens aan deze woning een gemiddeld geluidsniveau van 55 dB(A) genereren. Tijdens de ontginning zal de grootste bijdrage op het omgevingsgeluid ten gevolge van de leemontginning voorkomen indien de beginlaag tot op een diepte van –2 m wordt afgegraven. Indien de ontginning op grotere diepte zit, zal het geluidsniveau afnemen, en blijft het transport het belangrijkste.

Indien de mobiele breekinstallatie wordt ingezet dan zal de specifieke bijdrage van de breekinstallatie naar dit meetpunt 1, Nijvelsebaan 1A, zelfs meer dan 60 dB(A) bedragen. Maar zoals reeds aangehaald werd, zal dit slechts sporadisch gebeuren.

Indien de leemwinning zich in het noordoostelijke deel van het ontginningsgebied op maaiveldhoogte bevindt zal de specifieke bijdrage aan de woningen op het kruispunt Nijvelsebaan/Zavelstraat meer dan 50 dB(A) bedragen. Ook hier zijn de effecten sterk negatief omdat het omgevingsgeluid enerzijds zal verhogen en anderzijds de grenswaarde van 45 dB(A) voor een nieuwe inrichting met meer dan 5 dB(A) wordt overschreden. Vanaf het moment dat de ontginning zich op maaiveldhoogte op minder dan 200 m van de woningen in de Zavelstraat/Nijvelsebaan bevindt, overschrijdt het specifiek geluidsniveau van de ontginning de grenswaarde. Vanaf dan zijn milderende maatregelen nodig.

Indien de ontginning zich op een diepte van –4 m bevindt, dan zal het specifiek geluidsniveau schommelen tussen 45 à 50 dB(A) afhankelijk of de zandontginning cumulatief in werking is. Vanaf het moment dat de activiteiten zich op een diepte bevinden zijn de effecten matig negatief .

Er werd naar de woningen in de Zavelstraat ook het effect van de mobiele breekinstallatie berekend. Door de hoge geluidsemissie van de mobiele breekinstallatie en de korte afstand tot de woningen in de Zavelstraat zal ook hier het specifiek geluidsniveau dan meer dan 60 dB(A) bedragen.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 191 -

De afvoer van leem en zand en de aanvoer van opvulgronden hebben een sterk negatieve impact op de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid en zorgt voor een verhoging van de geluidsniveaus en een risico op trillingshinder langs de transportweg.

c) Maatregelen

Hieronder worden kort de voorgestelde maatregelen voor geluid en trillingen aangehaald:

T.g.v. de ontginningsactiviteiten wordt er een verhoging van het actuele geluidsniveau verwacht met geluidshinder voor de omwonenden en de fauna als gevolg. Dit effect kan en dient beperkt te worden door het voorzien van (5 m hoge) bermen. Daar deze de geluidshinder niet volledig kan vermijden, wordt er bijkomend nog voorgesteld om niet vóór 7u en niet na 19u te werken (noch ontginning noch transport). De meeste hinder wordt verwacht tijdens de werking van de breekinstallatie, zodat het gebruik ervan dient beperkt te worden tot maximaal 72 minuten per dag en enkel tussen 8u en 16u óf dient geplaatst te worden op een diepte van 25 m. De locatie van de bermen wordt aangeduid op Figuur 11.8.a.

Bij afweging van de verschillende mogelijke en bestudeerde transportroutes (1 basisroute en 3 alternatieve routes, zie boven) wordt globaal genomen het basistracé (langs de Nijvelsebaan in de richting van Overijse) geselecteerd als het tracé met de minst te verwachten geluids – en trillingshinder.

11.4.4. Fauna en flora a) Bestaande toestand

Het ruimer gebied waarin het projectgebied gesitueerd is, met name het plateau van Maleizen, is landschappelijk heterogeen. Het westelijk en centraal deel heeft landschappelijk een meer gesloten karakter dan het oostelijk deel. In het westelijk deel is het landschap vrij sterk verstedelijkt (Ter Hulpen en delen van ), waardoor natuurgebieden sterker geïsoleerd zijn. In het oostelijk deel ligt één van de grootste bossen van het plateau: het Margijsbos.

De vlakke delen van het plateau kennen actueel vooral een akkergebruik, zoals ook de ontginningszone. Op de rand van het plateau stopt het akkerareaal meestal vrij abrupt en gaat daar over in een kleinschalig gecompartimenteerd landschap met grasland en hellingbosjes. De colluviale dalen met hellingsbosjes liggen vooral aan de zijde van de Laanvallei en staan alle vrijwel haaks op de richting van de valleien. De natuurrijke biotopen zijn momenteel vooral geconcentreerd in deze droge colluviale dalen, op de steilste hellingen van de IJse-, en Laanvallei en in de vallei zelf van de IJse en de Laan. De aanwezige biotopen kennen een grote verscheidenheid door de variatie van droog naar nat vanaf het plateau naar de vallei toe. Ook de aanwezigheid van verschillende bronnen op de hellingen zorgen voor specifieke vegetaties.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 192 -

Door de specifieke kenmerken van het gebied (bodemgesteldheid, waterregimes, bossen, weilanden) is het ruime studiegebied ook van belang voor een groot aantal diersoorten. Zo is het gebied van belang voor vleermuizen door de aanwezigheid van grote, oude loofbossen en het structuurrijk landschap. Verder herbergt de streek rond het projectgebied nog de meest vitale populatie van hamsters van Vlaanderen. De nabije omgeving van het projectgebied zelf is dan ook te beschouwen als potentieel verbindingsgebied of zelfs potentieel habitatuitbreidingsgebied voor de Hamster. Ook voor Das herbergt het gebied potenties (in de omgeving bevinden zich overigens nog een aantal oude dassenburchten). Daarnaast is de ruime omgeving van het studiegebied ook van belang (actueel of potentieel) voor soorten zoals Hazelmuis (struweelrijke omgeving, bosranden), Boommarter (uitgestrekte structuurrijke bossen), Bever (Laanvallei), Ree (omliggende bossen),… De ruime omgeving is verder ook van belang voor een groot aantal vogelsoorten, amfibieën en insecten.

Tussen de concentraties van de natuurrijke biotopen zijn de relaties momenteel niet sterk. Dwarsverbindingen via ecologische structuur tussen de IJse- en Laanvallei zijn namelijk weinig tot niet ontwikkeld. Dit is niet enkel veroorzaakt door bebouwing maar ook door intensieve landbouw en verkeersinfrastructuur.

Ter hoogte van het ontginningsgebied zelf bevinden zich akkers die biologisch minder waardevol zijn. Ter hoogte van de geplande transportweg bevinden zich voor een groot deel verruigde, relatief weinig soortenrijke bermen die onder invloed staan van de omliggende akkerlanden. Ter hoogte van de kruising met de Speylaertstraat bevindt zich wel een waardevolle berm, mede door de aanwezigheid van houtige begroeiing.

b) Effecten en maatregelen

De geplande ontginning zal weinig rechtstreekse negatieve effecten veroorzaken op fauna en flora, aangezien geen waardevolle vegetaties ingenomen worden. Er worden immers enkel intensief gebruikte akkerlanden en een beperkte oppervlakte weinig waardevolle bermvegetatie ingenomen. De belangrijkste te verwachten negatieve effecten zijn de volgende:  Indien geen maatregelen genomen worden m.b.t. geluid zal er verstoring voor dieren bestaan tot op 190 m van de ontginning (totaal 19 ha waarvan ca. 1 ha een zeer waardevol bos). Er wordt in het MER dan ook voorgesteld om ook –naast de voorziene geluidsbermen ter bescherming van de woningen- een geluidsberm aan te leggen aan de oostelijke en zuidelijke zijde (met achter de berm een houtkant). Veder wordt voorgesteld om de breekinstallatie, die het meest lawaai produceert max. 72 min/dag te gebruiken of de breekinstallatie op een diepte van minimum 25m te plaatsen. Mits deze maatregelen zou de geluidsverstoring van de ontginningsactiviteiten slechts zeer tijdelijk zijn en niet meer t.h.v. waardevolle gebieden.  Door het gepland transport op de Nijvelsebaan wordt een barrière-effect gecreëerd. Aangezien het gebied belangrijk is als verbindingsgebied voor verschillende dieren, wordt hier voorgesteld om de maximum snelheid voor vrachtwagens te beperken tot 30 km/h.  Door het permanent verwijderen van de leemlaag worden de potenties als leefgebied voor bv. hamsters tenietgedaan. Daarom wordt voorgesteld om zeker de bovenste 1,5 à 2 m terug op te vullen met lemige grond zonder aanwezigheid van veel stenen.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 193 -

 Door opvulling van de groeve met allerlei gronden bestaat er een risico op beïnvloeding van de grondwaterkwaliteit (vb. te veel nutriënten, specifieke ionen). Rekening houdend met de strikte wetgeving (VLAREBO) worden echter geen verontreinigingen verwacht. Desalniettemin kan een dit op lokaal niveau een invloed hebben op de ionenbalans van het grondwater wat op zich een invloed kan hebben op bv. de aanwezige bronbosjes in de nabije omgeving, die zeer gevoelig zijn voor kwaliteitswijzigingen in het grondwater. De invloed zal echter sowieso relatief beperkt zijn, aangezien het projectgebied slechts een beperkt deel van het infiltratiegebeid vormt. Om echter het risico op enige beïnvloeding te vermijden wordt in het MER gesteld dat de groeve enkel met zuivere gronden zonder te hoog nutriëntengehalte mogen opgevuld worden.

Voor het overige wordt er in het MER nog op gewezen dat er t.h.v. de transportweg moet voor gezorgd worden dat schade aan de taluds van het stukje holle weg ten allen tijde dient vermeden te worden door de chauffeurs te informeren, te sensibiliseren en te controleren.

Tenslotte kan er hier nog op gewezen worden dat uit het MER blijkt dat er geen invloed te verwachten is t.h.v. de habitatrichtlijngebieden (SBZ-H) aan de Laanvallei en de IJsevallei aangezien deze gebieden niet gevoed worden door grondwater vanuit het projectgebied.

11.4.5. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie a) Bestaande toestand

Het studiegebied situeert zich in de leemstreek op het Brabantsplateau ten zuidoosten van Brussel. Het Brabantsplateau is een versneden plateau met hoge ruggen en zuidwest- noordoost gerichte valleien. Deze valleien verdelen het plateau in verschillende ‘subplateaus’. Het studiegebied ligt op het (sub)plateau van Maleizen, tussen de IJse en de Laan. Het gebied maakt deel uit van de groene rand rond Brussel en ligt in het traditioneel landschap ‘Serreland van Hoeilaart-Overijse’. Het plateau van Maleizen is een open kouterlandschap met wijdse vergezichten, overwegend akkerbouw en weinig tot geen kleine landschapselementen. In de valleien van de Ijse en de Laan daarentegen zijn er veel kleine landschapselementen, boscomplexen, weilanden en zijn er concentraties van bebouwing. Langs het projectgebied loopt de Nijvelsebaan welke vermoedelijk een onderdeel is van de Romeinse Heerweg Keulen-Bavay. Deze weg wordt voorgesteld als aan- en afvoerroute. Deze weg is ongeveer 3 meter breed en verhard met kiezel. In het zuidoosten van het ontginningsgebied maakt een strook van 40 meter deel uit van het beschermde landschap ‘Vossekouter’. Dit landschap is beschermd omwille van zijn esthetische, wetenschappelijke, geomorfologische en botanische waarde. Om de zone te ontginnen welke beschermd is, is een toelating nodig van de Vlaamse regering of haar gemachtigde. In de omgeving van het ontginningsgebied zijn reeds verschillende archelogische relicten gevonden. Rekening houdend met deze vondsten en de aanwezigheid van een Romeinse Heerweg is de kans groot dat ook in het te ontginnen gebied archeologische relicten aanwezig zijn.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 194 - b) Effecten

De voorbereidende werken bestaan uit het verwijderen van de vegetatie en het afgraven van de bovenste laag teelaarde . Dit gebeurt door een rupsgraafmachine. Dit biedt de mogelijkheid om archeologisch controle uit te voeren. Er is wel een kans dat archeologisch materiaal verdwijnt aangezien het afgegraven materiaal wordt afgevoerd voor de aanleg van bermen. Het afgraven leidt tot het verwijderen van de vegetatie wat het landschapsbeeld wijzigt. Vooral ter hoogte van het droogdal (depressie, beschermd landschap) zal dit leiden tot een ernstige aantasting van de esthetische en geomorfogische eigenschappen van het gebied. Hier rijst eveneens het gevaar van erosie.

De afgegraven teelaarde wordt gestockeerd onder de vorm van onderbroken bermen van 5 meter hoog. Deze bermen beperken de wijdsheid van het landschap maar bufferen anderzijds de activiteit. Door de grote hoogte en het niet continue karakter van de bermen zullen ze manifester in het landschapsbeeld aanwezig zijn wat als negatief wordt beoordeeld. Ten aanzien van deze stockage worden dan ook milderende maatregelen voorgesteld.

De ontginning zelf leidt tot het vernietigen van aanwezige archeologische elementen. In de wetgeving zijn hiervoor maatregelen opgenomen om dit te beperken.

Het landschapsbeeld zal er ernstig wijzigen. Het open kouterlandschap en het droogdal verdwijnen en worden een ontginningslandschap (machines, stapeling van materiaal, enz.). De groeve leidt eveneens tot het genereren van vrachtverkeer waardoor deze eveneens manifest aanwezig zullen zijn in het landschap (gemiddeld 7 vrachtwagenbeweging per uur tot maximaal 17 per uur). Op het vlak van landschapsbeleving leidt het wijzigen van het landschapsbeeld tot sterke negatieve effecten. Het rustige open kouterlandschap met vergezichten verdwijnt door de ontginningsactiviteit zelf en het bijhorende transport.

De relatie van het ontginningsgebied met het omgevende landschap gaat eveneens verloren.

Het transport wordt voorzien langs de Nijvelsebaan. Hiervoor dient de weg verhard te worden en dienen uitwijkstroken aangelegd te worden. Deze ingrepen kunnen leiden tot het vernietigen van archeologische relicten. De weg is immers een restant van een Romeinse Heerweg. Het landschapsbeeld wijzigt door de weg te voorzien van een asfaltlaag. Het landelijke karakter van de weg verdwijnt. Er zal een sterke toename zijn van het verkeer langs deze weg. De beleving van de weg als landelijk, ongerept verdwijnt. De huidige rust langs de weg zal door het ontginningstransport verdwijnen. De huidige weg is in harmonie met het landschap en haar omgeving. Door de weg te verharden en te voorzien van uitwijkstroken wordt de weg als het ware een corridor die het landschap doorsnijdt.

c) Maatregelen

Om de diverse negatieve effecten ten aanzien van landschap, onroerend erfgoed en archeologie enigszins te beperken worden volgende maatregelen voorgesteld: − archeologische vooronderzoek door middel van het graven van proefsleuven met een rupsgraafmachine; − tegengaan van erosie door het aanleggen van grasbuffers (zie discipline Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 195 -

bodem); − realiseren van een continue berm rond het gebied (2 meter hoog) met zacht hellende talud en begroeid met streekeigen groen; − beschermd droogdal vrijwaren van ontginning (150 meter lang en 40 m breed) − 4 uitwijkstroken van telkens 40 meter beperken tot drie uitwijkstroken van telkens 20 meter; − weg niet volledig asfalteren maar voorzien van twee stroken asfalt met er tussen een strook van 1,7 meter bestaande uit steenslag (dit om sluipverkeer te voorkomen en toch voldoende rijcomfort te bieden aan de vrachtwagens en het recreatieve verkeer); − opbreken van de verharding bij het beëindigen van de ontginning; − invoeren van snelheidsbeperking om de rust en impact op belevingswaarde te beperken; − opmaak landschapsherstelplan voor de start van de ontginning.

11.4.6. Mens – ruimtelijke ordening – mobiliteit a) Bestaande toestand

Het gebied (7,73 ha) ligt op de waterscheiding tussen de valleien van de IJse en de Laan op het grondgebied van de gemeente Overijse (grenzend aan Huldenberg). Het is een versnipperde open ruimte gebied. De belangrijkste kernen in de omgeving zijn Huldenberg in het noorden (op 1 km) en Overijse in het westen (3 km). De bebouwing van de kern Huldenberg heeft een zuidelijke uitloper onder de vorm van lintbebouwing tot aan het ontginningsgebied. Tussen de woonlinten is er een lappendeken van bosfragmenten, weilanden en akkers. Op het gewestplan is de zone (7,73 ha) aangeduid als ontginningsgebied (totale oppervlakte van het ontginningsgebied is 19 ha). Het is vandaag de dag in gebruik als akkerland en deels als weiland. De bodem is geschikt tot zeer geschikt voor diverse landbouwgewassen en behoort tot de vruchtbaarste bodems van België.

Langs het gebied (ten noordwesten) loopt de Nijvelsebaan. Dit is een grindpad dat in zuidwestelijke richting loopt. Ter hoogte van ‘Kerselaar’ wordt de Nijvelsebaan een 2x1 betonweg die ter hoogte van de N4 (Waversesteenweg) aansluit op de N218 en verder op de N253 (Terhulpensesteenweg). Het kruispunt met de Waversesteenweg is aangeduid als gevaarlijk punt. De bouw van een rotonde moet dit kruispunt minder gevaarlijk maken en de verkeersafwikkeling verbeteren. Enkel langs de Terhulpensesteenweg (N253) is er langs weerszijden een aanliggend fietspad. Langs deze wegen staan in totaal een 20-tal woningen, is er een containerpark, een tuinmeubelcentrum en een camping. Deze route is basistracé voor de aan- en afvoer van grond.

In noordelijke richting komt men via Stroobantstraat Koxberg en de Elzasstraat op de N253 (R. Borremansstraat) in het centrum van Huldenberg ( alternatief 1 ). Deze route wordt vandaag de dag reeds als problematisch ervaren gezien de sterke lintbebouwing, het smalle wegprofiel, het bochtig en heuvelachtig verloop van de weg en de doortochten van Huldenberg, Loonbeek en Neerijse (mobiliteitsplan Huldenberg) met eveneens diverse

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 196 - kruispunten. Langs deze route zijn er diverse voorzieningen zoals kinderopvang, scholen, centrumfuncties van Huldenberg, enz. Tijdens de spitsuren is er op de N253 reeds druk verkeer.

Een andere mogelijke ontsluiting is alternatief 2 via Nijvelsebaan, Smeysberg, N253 (richting Leuven). Langs deze route staan ongeveer 55 woningen. Deze route gaat niet door het centrum van Huldenberg. De Smeysberg heeft een sterke helling (17 %) waardoor veilig vrachtverkeer bemoeilijkt wordt. Het tracé kent weinig bochten. Langs de N253 is er af ten toe een fietspad. De N253 kent er een heuvelachtig en bochtig verloop met een smal wegprofiel. De wegcapaciteit is er tijdens de spits reeds overschreden.

Een derde alternatieve ontsluiting van het ontginningsgebied is via de Nijvelsebaan, de Stroobantsstraat, de Wolfshaegen en de Beekstraat tot aan de N253. Tot aan de N253 staan langs het tracé ongeveer 45 woningen. Daarnaast bevinden er zich 3 campings en een verzorgingstehuis met 108 bewoners. Langs het tracé tot de N253 zijn er veel kruispunten. De weg is er eveneens smal en bochtig. De aansluiting op de N253 situeert zich in het centrum van Neerijse. Op de N253 zijn er net als in de andere alternatieven, capaciteitsproblemen. Richting Leuven worden eveneen diverse dorpskernen doorkruist.

De ontsluiting in noordelijke richting (Huldenberg) verloopt via de Nijvelsebaan en Moskesstraat en is onderdeel van de toeristisch-recreatieve wandelroute (Justius Lipsiuswandeling / Terlanenwandeling); diezelfde Moskesstraat en Speylaert maken deel uit van een mountainbikeroute (De Twee Valleien). De Nijvelsebaan en de Bollestraat zijn opgenomen in het provinciaal (functioneel) fietsroutenetwerk.

b) Effecten

De ontginning van het gebied leidt tot een ‘tijdelijk’ verlies aan landbouwareaal. Niet het gehele gebied wordt direct ontgonnen. De eerste vijf jaar zou ongeveer de helft van het terrein in ontginning zijn. Dit is ongeveer 10 % van het totale landbouwareaal van de desbetreffende landbouwer. Daarna wordt aangenomen dat het gehele gebied in ontginning is, dit is 20 % van het totale landbouwareaal van de betrokken landbouwer. Na opvulling duurt het nog ongeveer vijf jaar vooraleer de grond geschikt is voor landbouwactiviteiten (veel hangt af van de aard van de niet verontreinigde opvulgrond, zie ook eerder onder ‘Bodem en grondwater’).

Ten aanzien van eventuele stofhinder nabij het te ontginnen gebied of langs de mogelijke ontsluitingswegen worden maatregelen genomen om dit te vermijden (besproeiien vrachtwagens, wielwasinstallatie, borstelveegmachines, …). Als gevolg van de ontginningsactiviteiten wordt geluidsoverlast verwacht ter hoogte van de boerderij in de Nijvelsebaan 1A en dit zowel tijdens de voorbereidende werken als tijdens de ontginning in het westen. De woningen (20-tal) ter hoogte van het kruispunt van de Nijvelsebaan met de Breembossstraat/Zavelstraat hebben geluidshinder tijdens de voorbereidende werken en tijdens de ontginning in het oosten. Bij het inzetten van een breekinstallatie is er voor de respectievelijke woningen sterke geluidshinder. (Ten aanzien van het verkeer wordt verwezen naar de paragraaf verkeersleefbaarheid)

Het gebied heeft een hoge belevingswaarde voor de bewoner maar eveneens voor de recreant. Als gevolg van de ontginning zal de heersende rust verstoord worden door de ontginningsactiviteit zelf maar eveneens door de aan- en afvoer. De geluidsbermen zullen de Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 197 - wijdse zichten beperken. In de omgeving van het project zijn diverse recreatieve netwerken (fietsen en wandelen). Het transport langs deze wegen komt in confict met deze recreatieve functie zowel op het vlak van verkeersveiligheid als op het vlak van landschapsbeleving. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat dit recreatieve verkeer zich vooral in het weekend en tijdens de vakantieperiodes situeert. In het weekend wordt er niet ontgonnen en in de maanden juli/augustus is er gedurende drie weken eveneens geen activiteit. De overige zes weken tijdends de maanden juli/augustus kan dit tot problemen leiden langs de diverse wegen.

In de bestaande toestand werden de kenmerken van de verschillende mogelijke transportroutes beschreven. Voor de verschillende voorgestelde routes werd bepaald wat de effecten zijn op het vlak van verkeersleefbaarheid. In onderstaande tabel zijn deze samengevat weergegeven. Hierbij werd uitgegaan van een gemiddelde belasting van 7 vrachtwagens per uur.

Kwalitatieve Verkeers- Verkeers- Verkeers- Kwalitatieve verkeersleefbaarheid doorstroming organisatie veiligheid verkeersleefbaarheid op mesoniveau op macroniveau tot aansluiting op het hoofdwegennet Basistracé: zwak negatief effect geen geen zwak tot geen significant effect Nijvelsebaan , significante significante matig negatief Terhulpensesteenw impact impact effect eg (N253) Alternatief 1: sterk negatief effect sterk negatief sterk negatief sterk negatief sterk negatief effect Nijvelsebaan, effect effect effect Stroobantsstraat, Koxberg, Elzasstraat, N253 Alternatief 2 matig negatief effect matignegatief zwak negatief sterk negatief sterk negatief effect Nijvelsebaan, effect effect effect Smeysberg, N253 Alternatief 3: sterk negatief effect sterk negatief sterk negatief matig negatief sterk negatief effect Nijvelsebaan, effect effect effect Stroobantsstraat , Wolfshaegen, Beekstraat, N253

Uit deze beoordeling leiden we af dat het basistracé het minst ongunstige tracé is. De verschillende alternatieven zijn aldus niet aan de orde. c) Maatregelen

Als gevolg van de ontginning zijn er binnen de discipline mens – ruimtelijke ordening – mobiliteit diverse negatieve effecten. Om deze in de mate van het mogelijke te milderen worden volgende maatregelen voorgesteld:  beperken geluidsoverlast voor woningen door aanleg geluidsbuffers van 5 meter hoog;  beperken inzet breekinstallatie (maximaal 72 minuten per dag en tussen 8 en 16 uur), breekinstallatie (bij voorkeur) plaatsen op 25 meter diepte;  voorzien van een meldpunt (‘groen’ telefoonnummer, contactpersoon) waar bewoners terecht kunnen met eventuele klachten;  bufferen ontginningsgebied met een optimale visuele inpassing in het landschap;  maatregelen om stofhinder te beperken moeten opgevolgd en gecontroleerd worden daarnaast dient het gestockeerde zand nat gesproeid te worden.  basistracé is het minst ongunstige, de alternatieve tracé zijn aldus niet aangewezen;

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 198 -

 conflict tussen ontginningsverkeer en recreatief verkeer (fietsen, wandelen) en functioneel langzaam verkeer milderen door aanleg vrijliggend pad voor fietsers en voetgangers langs de Nijvelsebaan.  plaatsen van gepaste verkeersborden om sluipverkeer te ontmoedigen (vb. ‘uitgezonderd plaatselijk verkeer’).

Naast deze maatregelen worden enkele suggesties voorgesteld:  aanbrengen van voet- en fietpaden lang het volledige basistracé;  wijzigen tracé van het functioneel fietsroutenetwerk via Grotstraat – Bollestraat als verbinding tussen Terlanen en Overijse.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 199 -

11.5. Synthese van de milieueffecten en milderende maatregelen

In onderstaande Tabel 11.1. worden de verschillende effecten en voorgestelde maatregelen tabelmatig samengevat. De belangrijkste effecten en bijhorende maatregelen worden ook weergegeven op Figuur 11.8.a. (t.h.v. het projectgebied) en 11.8.b. (t.h.v. de transportroutes). Zoals reeds eerder aangehaald werd, gebeurt de beoordeling van de effecten en van de resterende effecten voor elk van de aspecten a.d.h.v. volgende indeling: -3 : sterk negatief +3 : sterk positief -2 : matig negatief +2 : matig positief -1 : zwak negatief +1 : zwak positief 0 : geen significant effect

De effecten worden opgesplitst in ‘tijdelijke’ (T) (= effecten tijdens de ontginningsfase en dus verwacht op maximum 20 jaar) en permanente (P) (= effecten die ook na ontginning en afwerking blijven bestaan). De ‘tijdelijke’ effecten slaan vooral op effecten tijdens de ontginnings- en afwerkingsfase (kan tot 20 jaar zijn); de permanente effecten op effecten die ook na de afwerking blijven bestaan. Bij de maatregelen en suggesties wordt het al dan niet dwingend karakter aangegeven, (D = Dwingend).

De beoordeling gebeurt in de meeste gevallen o.b.v. expert judgement en is niet direct gebaseerd op cijfermatige gegevens of cijfermatige klasse- indelingen. De uitdrukking van het belang van de effecten o.b.v. expert judgement wordt precies toegepast omdat het belang van het effect in de meeste gevallen niet via directe cijfergegevens kan uitgedrukt worden. Aan de hand van de grootte van de cijfergegevens zal kunnen afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect belangrijk vinden en in hoeverre een maatregel vereist is en welke de impact is van de maatregel (resterend effect).

In dit MER werden er 3 alternatieve transportroutes bestudeerd (zie ook Figuren 11.6.a. en 11.6.b.). De basisroute en de 3 alternatieve routes worden hieronder nog eens kort geschetst (afvoerroute voor leem en zand en aanvoerroute voor opvulgrond en andere materialen; beschrijving vertrekkend vanuit het ontginningsgebied):  Basisroute: Nijvelsebaan richting Overijse en verder langs de Terhulpensesteenweg (N253) tot aan de E411/A4;  Alternatief 1: Nijvelsebaan, links afslaan in de Stroobantstraat, verder via de Koxberg en de Elzasstraat tot aan de De Peuthystraat (N253);  Alternatief 2: Nijvelsebaan, Stroobantstraat kruisen en links afslaan in de Smeysberg tot aan de R. Borremansstraat (N253);  Alternatief 3: Nijvelsebaan, rechts afslaan in de Stroobantstraat, verder via de Wolfshaegenstraat en de Beekstraat tot aan de Dorpsstraat (N253).

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 200 -

In onderstaande Tabel 11.1. worden de effecten beoordeeld die optreden tijdens en/of na de ontginningsactiviteiten en als gevolg van de transportactiviteiten, als ook de resterende effecten indien rekening wordt gehouden met de voorgestelde maatregelen. Bij de beoordeling in deze tabel wordt rekening gehouden met de voorgestelde basistransportroute langs de Nijvelsebaan en de Terhulpensesteenweg. De beoordeling van de effecten langs de 3 bestudeerde alternatieve routes en een afweging van de meest haalbare transportroute wordt onder de tabel weergegeven.

Tabel 11.1. : Beoordeling van de effecten die kunnen optreden tijdens en/of na de ontginningsactiviteiten + beoordeling van de resterende effecten na maatregelen Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect Bodem en grondwater Tijdens de Verlies geologische structuur: / ontginnings-  Quartair leem  -2 (P)  -2 activiteiten  Tertiair zand  -1 (P)  -1

Verlies van 7,7 ha droge leem- en zandleembodems -2 (P) / -2 Verdichting van de bodem: Na de werken freezen van de bodem t.h.v. de akkers (D)  waar de gronden gestapeld worden (vb. bermen)  -1 (P)  0/-1  t.h.v. het te asfalteren deel Nijvelsebaan  -1 (P)  -1  t.h.v. de uitwijkstroken langs de Nijvelsebaan  -2 (P)  -1 Versterking bodemeroderend effect na verwijderen -1 (T) Inzaaiing van de beschermingsstroken aan oostelijke en 0 vegetatie én tijdens leemontginning in hoogst gelegen zuidelijke zijde + eventueel voorzien van een dammetje deel van ontginningsgebied met afzetting van indien voorgaande niet voldoende blijkt bodemdeeltjes op aanpalende percelen (akker en weiland) Geen wijziging globaal grondwaterergime door 0 / 0 verwijderen leem- en zandpakket Verhoging kwetsbaarheid grondwater door wegnemen 0/-3 (T) Calamiteiten vermijden + snelle interventie indien er zich 0/-1 lemige deklaag en deel onverzadigde zone met extra toch een calamiteit zou voordoen (D) risico op verontreiniging tijdens calamiteiten (vb. lekkende machines) Verminderde toevoer van eutrofiërende stoffen door 0/+1 (T) / 0/+1 stilliggen landbouwactiviteiten (en bemesting) op site Lichte wijziging grondwaterkwaliteit (o.a. afname kalk) 0 (P) / 0 door wegnemen geologisch pakket waar uitwisselingen optreden: effect op grondwaterstromingspatroon ten oosten van site + afnemend in functie van de afstand tot Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 201 -

Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect de site Risico op stabiliteitsproblemen in de ontginningsput, 0/-3 (T)  Ideale taludhelling vooraf te bepalen o.b.v. 0/-1 van geluidsbermen rond de put en naar de omgeving grondmechanisch onderzoek en berekeningen (D als (afhankelijk van getroffen maatregelen) voorwaarde in de vergunning);  Idem voor geluidsbermen + voorzien van begroeiing (zie ook ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’) (D);  Effectief put zo snel mogelijk en systematisch terug opvullen (D);  Waar taluds langer blootliggen (vb. t.h.v. toegangsweg): extra controle + eventueel zachtere helling of inzaaiing taluds (D). Risico op contaminatie van de bermen (t.h.v. te -1 (T) / -1 verharden gedeelte van de Nijvelsebaan) door van de weg afvloeiend regenwater Na de Geringere kwetsbaarheid grondwater indien volledige +1 (P) / +1 ontginnings- opvulling met zandlemig tot lemig materiaal (zoals activiteiten overeenkomstig de projectbeschrijving verwacht wordt) Geringere doorlatendheid t.o.v. oorspronkelijk goed Streven naar globaal een gelijkaardige doorlatendheid door doorlatend zand indien volledige opvulling met aanvulling met materiaal met gelijkaardige textuur als de zandlemig tot lemig materiaal: oorspronkelijke (wellicht moeilijk haalbaar daar gronden uit  invloed op globaal grondwatersysteem  0 (P) omgeving voornamelijk zandleem- tot leemtextuur zullen  0  invloed op kwelgebieden Laanvallei  0 (P) hebben; maatregel wordt niet dwingend gesteld)  0  invloed op bron- en kwelgebieden IJsevallei  0 (P)  0  invloed op bronnen Laanvallei  0/-1 (P)  0/-1 Risico op bodem- en grondwaterverontreiniging door 0/-2 (P)  Strikte opvolging van Vlarebo-wetgeving voor het 0/-1 opvulling (met extra risico op nitraatuitloging en gebruik van uitgegraven bodem als bodem (D) nitraataanrijking grondwater daar gebied in zone  Vermijden van gebruik van gronden (vooral teelaarde) gesitueerd is waar nitraat diep de ondergrond kan afkomstig van recent bemeste landbouwpercelen indringen) zonder dat deze nadien beplant werden (D) Lichte wijziging grondwatersamenstelling in bronnen 0/-1 (P) Zie ook maatregelen hierboven m.b.t. kwaliteit 0/-1 Laanvallei door opvulling met andere materialen dan de aangebrachte grond oorspronkelijke Ongunstige bodemkenmerken (voor agrarisch gebruik) -1/-3 (T/P)  Uitvoering van de werken in droge omstandigheden -1/-2 vooral gedurende de eerste jaren na opvulling (vooral belangrijk bij aanbreng van de bovenste Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 202 -

Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect meters) (D);  Rijden met ruspbanden (voorzien in projectbeschr.) (D);  Hetzelfde patroon van rijden vermijden (D);  Freezen van de bodem (indien nodig blijkt na onderzoek);  Strenge kwaliteitscontrole bij aanvoer om stenigheid te voorkomen (D);  Creatie van een vlak, convex of licht hellend macroreliëf (tenzij andere disciplines dit anders wensen, zie ook ‘Monumenten, bouwkundig erfgoed en archeologie’ en ‘Fauna en flora’);  Homogene aanvulling + gelijkmatige verdichting;  Gestockeerde teelaarde zo snel mogelijk terug aanwenden (D);  Inzaaien van de bodem vlak na terug openspreiden teellaag om erosie te vermijden (zeker vóór najaar) (D).  Bovenste meter opvullen met materiaal met leemtextuur (D) Oppervlakte- Geen debietsverhoging in de Vossebeek daar er geen 0 (T) / 0 water bemalingswater, noch neerslagwater wordt afgevoerd naar deze beek Geluid en Voorbereidende werkzaamheden/aanleg geluidsberm -2 (T) trillingen tijdelijke aard Ontginning op maaiveldhoogte -3 (T) Enkel dagperiode en aanleg geluidsberm van 5 m (D), - 2 locatie berm zie Figuur 11.8.a. Ontginning in de ontginningsput -2 (T) Enkel dagperiode en aanleg geluidsberm van 5 m (D), -1 locatie berm zie Figuur 11.8.a. Breekinstallatie -3 (T) Slechts occasioneel gebruik (maximaal 72 minuten per dag) -1 of (bij voorekur) plaatsing op 25 m diepte (D) Transportverkeer basistracé thv Nijvelsebaan -2 (T) -2 Transportverkeer basistracé op N253 -1 (T) -1 Transportverkeer alternatieven -2/-3 (T) -2/-3 Fauna en flora Verwijderen vegetatie op intensief akkerland 0 (T) / 0 Afgraven teellaag (met gedegradeerde zaadvoorraad) 0 (T) / 0 Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 203 -

Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect Verlies van ca. 80 à 200 m² weinig waardevolle -1 (T) Bij wegaanpassing geen verbreding van de weg (geen -1 wegbermvegetatie en herstel of ontwikkeling van innames van bermen) en beperken van de uitwijkstroken; bermvegetatie niet mogelijk tijdens ontginning (300 à zowel aantal (maximaal 4) als omvang (op 3 locaties 3m x 480 m²). 20m en op 1 locatie 3 m x 40 m) => inname van 300 m² Asfalteren van de halfverharde weg met indirecte -1 (T) Berm t.h.v. bocht Speylaert niet afgraven (wordt door -1 effecten zoals wijziging waterhuishouding, vergroot initiatiefnemer ook niet gepland). barrière-effect, schade aan stroken naast de weg,… Indien technisch mogelijk: voorzien van 2 stroken asfalt met daartussen steenslag i.p.v. volledig asfalt (zie ook onder ‘Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’). Inrichting in overleg met plaatselijke besturen en vzw Trage Wegen. Geen wijziging in grondwaterstromingspatroon door 0 (P) / 0 ontginning, wel kans op lokale wijziging grondwaterkwaliteit (minder nitraten, minder kalk) echter zonder te verwachten effect op meest nabijgelegen (op ca. 950 m) bronbosje. Geluids- en visuele verstoring tot op ca. 190 m door -2 (T) Aanleg geluidsbermen aan oostelijke zijde, waarbij achter -1 ontginning op maaiveldniveau (worst-case). Dit de berm een houtkant aangebracht wordt => invloedsgebied betekent een invloedsgebied van ca. 19 ha (vooral t.h.v. tijdelijk ca. 1 ha (door breekinstallatie blijft grotere akker- en weilanden en t.h.v. 1 ha zeer waardevol bos). invloedsstraal; daarom breekinstallatie max. 72 min/dag of Door breekinstallatie tijdelijke invloed tot op ca. 300 à breekinstallatie (bij voorkeur) op 25 m in groeve te 400 m (gebied van ca. 35 ha waarvan 6 ha zeer plaatsen; zie geluid) (D) waardevol bos) Werken best enkel overdag om nachtactieve dieren niet te storen Schade door transport aan strook naast de transportweg -1/-2 (P) Schade aan taluds van holle weg ten allen tijde vermijden -1 en mogelijk lokale schade aan taluds van de holle weg. door informeren en sensibiliseren chauffeurs en regelmatige controle (D) Barrière-effect in de omgeving van de aan te passen -2 (T) Maximum snelheid van vrachtwagens beperken tot 30 km/h -1 transportweg door vrachtverkeer (D) Permanent verwijderen van de leemlaag t.h.v. -2 (P) Oorspronkelijke teellaag terug aanbrengen + er voor zorgen -1 ontginningsgebied met verlies van habitatvereisten voor dat de bovenste 1,5 à 2 m opnieuw leemgrond wordt bvb. hamster aangebracht zonder aanwezigheid van te veel stenen (D) Gewijzigde grondwaterkwaliteit (afhankelijk van aard 0/-3 (P) Opvulling van de groeve enkel met zuivere gronden zonder 0 aangevoerde materialen) met mogelijk (maximaal op te hoog nutriëntengehalte (D) lokaal niveau) indirecte gevolgen op kwaliteit bronwater Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 204 -

Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect en zeer waardevolle bronbosjes Na ontharding van de Nijvelsebaan zullen de natuurlijke 0/-1 (P) Frezen van de verdichte bodems, zodat de bodem zich kan 0 processen weer hersteld worden. Plaatselijk worden wel herstellen en zich een bermvegetatie kan ontwikkelen bodemverdichtingen verwacht Kansen laten aan kolonisatie van oeverzwaluwen t.h.v. +1 (T) Niet verwijderen van wanden met kolonies oeverzwaluwen +1 bepaalde wanden tijdens de ontginning Suggesties voor landbeheer na ontginning: • invoeren perceelsranden • verbouwen van graangewassen i.p.v. maïs (hamster) • groenbedekkers in winter (hamsters) • ontwikkelen mantelzoomvegetatie aan rand Vossekouterbos Indien uitgegaan wordt van de mogelijkheid dat gebied ontw. Scen. ingericht wordt als verbindingsgebied (ontwikkelingsscenario) worden de hierboven vermelde barrière- en verstoringseffecten belangrijker. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Afgraven Verlies archeologische artefacten als gevolg van het -1 (P) Effectief afgraven met rupsgraafmachine (D) -1 teelaarde verwijderen van de vegetatie en afgraven van bovenste laag teelaarde met een rupsgraafmachine Aantasting erfgoedwaarde door vergravingen ter hoogte -3 (P) Zone rond droogdal niet ontginnen (aanduiding zone op 0 van droogdal (beschermd landschap) Figuur 11.8.a.) Wijzigingen belevingswaarde door afgraven teelaarde -1 (T) Wijziging belevingskwaliteit door stockage teelaarde -2/-1 (T) Afgegraven teelaarde aanwenden voor een betere -1/0 landschappelijke integratie van de ontginning (vb. in bermvorm, zie ook andere disciplines) (D) Ontginning Verdwijnen of wijzigen archeologische erfgoedwaarde -3 (P) Archeologisch vooronderzoek (D) +1 als gevolg van de ontginning Verdwijning erfgoedwaarde door ontginning van het -3 (P) Zone rond droogdal niet ontginnen (aanduiding zone op 0 droogdal (beschermd landschap) Figuur 11.8.a.) Bijkomend verkeer gemiddeld 38 met maximum van 90 -3/-2 (T)

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 205 -

Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect voertuigen per dag Nieuwe abiotische landschapselementen (= machines) -2 (T) Aanleg buffer ± 2 meter hoog (D) 0 Plaatsen groen geplastificeerde afsluitingsdraad -1 (T) Aanleg buffer voor de afsluiting (D) 0 Verstoring landschappelijke harmonie -3 (T) / -3 Ordeloosheid plaatsen materieel en machine wijzigt de -1 (T) Ordenen + aanleg buffer 0 belevingskwaliteit Verstoring landschappelijke rust -3 (T) Aanleg bermen (D) -2 Wijziging landschappelijke structuur en relaties -2 (P) Opmaak landschapsherstelplan -1 Vernietiging wijzigen aanwezig erfgoed ter hoogte van -3 (P) Archeologisch vooronderzoek (D) +1 de toegangsweg (=Romeinse Heirweg) Inrichting aan- en Vernietiging erfgoed door aanleg uitwijkstroken -3 (P) Beperken aantal en lengte uitwijkstroken (voorstel voor 0 afvoerweg locaties, zie Figuur 11.8.a.) + archeologisch vooronderzoek Wijziging perceptieve elementen door aanbrengen -2 (T) 1° Gebruik van 1 van de bestudeerde alternatieve routes, -1 asfalt, toename verkeer en aanleg uitwijkstroken OF 2° Beperken gebruik van asfalt (2 asfaltstroken waartussen steenslag van 1,7 m) + beperken aantal en lengte uitwijkstroken Aantasting landelijkheid van de weg + sterke toename -3 (T) Snelheidsbeperking Zone 30 + verbod claxonneren -2 van het verkeer Toename afval (sluikstorten) langs de weg door -1 (T) Weg enkel toegankelijk maken voor plaatselijk verkeer met -1 toename toegankelijkheid eventuele fysische afsluiting + weginrichting Relatie tussen percelen langs weerszijden langs de weg. -2 (T) / -2 De weg wordt een corridor door het landschap Na ontginning Landschapsherstel 0 Uitvoeren landschapsherstelplan +1

Mens– Oppervlakteverlies landbouwareaal tijdens ontginning - 2 (T) Opvulling en afwerking zo snel mogelijk laten volgen op -1 ruimtelijke ontginning (D) ordening– mobiliteit Ongeschiktheid landbouwgrond eerste jaren na - 3 (T) Zie bodem en grondwater -2 opvulling Geschiktheid landbouwgrond op lange termijn 0 (P) Zie bodem en grondwater 0 Subjectieve ervaring van mogelijk risico op instabiliteit - 1 (T) Zie bodem en grondwater 0/-1 gebouwen in onmiddellijke omgeving

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 206 -

Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect Verlies woonkwaliteit t.g.v. geluidshinder bij inzet van - 3 (T) Beperkt inzetten van de breekinstallatie (enkel tussen 8u en - 1 de breekinstallatie (niet-continu effect) 16u en maximaal 72 minuten/dag) of (bij voorkeur) inplanting op 25 m diepte (D) Verlies woonkwaliteit t.g.v. geluidshinder bij gewone - 2/-3 (T) Aanleg aarden wallen, zie Figuur 11.8.a. (aanleg wal in 0 ontginning (grootte effect afhankelijk van de positie en westelijke hoek in overleg met bewoners van Nijvelsebaan de diepte) 1A) (D) Verlies woonkwaliteit t.g.v. geluidshinder tijdens de - 2/-3 (T) / -2/-3 voorbereidende werkzaamheden Dalende belevingswaarde voor recreanten - 3 (T)  Aanleg aarden wallen (visueel ingepast in het - 2 landschap): aanleg zuidwestelijke berm in overleg met bewoners Nijvelsebaan 1A + aanleg noordelijke berm vóór de geluidsbelastende activiteiten er aanvangen (wel rekening houdend met toegankelijkheid bewerkbare percelen voor landbouwer) (D)  Vermijden stofhinder bij droog weer (inzet borstelveegmachine, wielwasinstallatie + eventueel natsproeien zand in vrachtwagen en/of transportwegen of afdekken zand) Dalende beeldwaarde van de omgeving - 2 (T) / -1 Verkeersleefbaarheid bij gemiddelde intensiteit op - 1 / - 2 (T) Suggesties: -1/-2 mesoniveau  Vrachtverkeer zoveel mogelijk buiten de begin- en eindpunten van werk- en schooluren (D)  Verkeerslichtenregeling op kruispunt Nijvelsebaan/N4 (met vraagafhankelijke groenfase voor Nijvelsebaan)  Aanbrengen van vrijliggende voet- en fietspaden langs het volledige tracé Verkeersdoorstroming 0 (T) / 0 Verkeersorganisatie 0 (T) / 0 Verkeersveiligheid zachte weggebruiker op - 2 / - 3 (T) Aanleg vrijliggend fiets- en wandelpad (eventueel op kruin - 1 Nijvelsebaan holle weg indien geen ruimte). Alternatieve routes te overleggen met gemeente en provincie (vb. Grotstraat-Bollestraat voor fietsverbinding Overijse-Terlanen) Zie ook suggesties hierboven Verkeersveiligheid op N253 - 1 / - 2 (T) / - 1 / - 2 Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 207 -

Aspect Effecten Beoordeling Maatregelen Beoordeling effect resterend effect Conflict vrachtverkeer - landbouwverkeer - 1 (T) / - 1 Veiligheid kruispunt Nijvelsebaan – N4 - 2 (T) (zie ook ‘suggesties’ hierboven) + rotonde 0/-1 Kwalitatieve verkeersleefbaarheid op macroniveau 0 (T) / 0 Uitbouw fietsnetwerk (ontwikkelingsscenario) - 2 (P) Aanleg vrijliggend fiets- en wandelpad +2

Hieronder wordt een opsomming gegeven van de te verwachten effecten en de grootte van deze effecten indien het transport langs 1 van de voorgestelde alternatieve tracés verloopt. Deze effecten zijn vooral van toepassing op de aspecten ‘Geluid en trillingen’ en ‘Mens – sociaal- organisatorische aspecten’, in geringere mate op de aspecten ‘Monumenten, bouwkundig erfgoed en archeologie’ en ‘Fauna en flora’ en in zeer beperkte mate op ‘Bodem en grondwater’ en Oppervlaktewater’. Zie ook Figuur 11.8.b.

Alternatief 1: Nijvelsebaan, links afslaan in de Stroobantstraat, verder via de Koxberg en de Elzasstraat tot aan de De Peuthystraat (N253)

 Effect op verkeersleefbaarheid: sterk negatief wegens de talrijke bebouwing en de aanwezigheid van centrumfuncties t.h.v. het kruispunt Elzasstraat/N253.  Effect op verkeersdoorstroming: sterk negatief wegens de reeds aanwezige capaciteitsproblemen langs de Elzasstraat en de N253.  Effect op verkeersorganisatie: sterk negatief wegens de ongeschiktheid van dit tracé voor doorgaand zwaar vrachtverkeer.  Effect op verkeersveiligheid: sterk negatief wegens het feit dat de Koxberg en de Elzasstraat sterk hellend zijn met scherpe bochten en wegens het kruisen van het reeds onveilige kruispunt Elzasstraat/N253.  Indien verder verloop richting Leuven langs de N253: sterk negatief effect wegens de doorloop door verschillende dorpskernen en de onveiligheid van deze weg (sterk bochtig en heuvelachtig verloop, op vele plaatsen fietspad en/of voetpad afwezig + reeds regelmatig voorkomen van ongevallen).

Dit alternatief scoort slechter dan het basistracé.

Alternatief 2: Nijvelsebaan, Stroobantstraat kruisen en links afslaan in de Smeysberg tot aan de R. Borremansstraat (N253)  Effect op verkeersleefbaarheid: matig negatief effect wegens aanwezigheid bebouwing, maar ontbreken van specifieke kwetsbare of sterk publieksaantrekkende functies;  Effect op verkeersdoorstroming: matig negatief;  Effect op verkeersorganisatie: zwak negatief wegens aanwezigheid talrijke erftoegangen en parkeerplaatsen, maar slechts 2 T-kruispunten; Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 208 -

 Effect op verkeersveiligheid: sterk negatief wegens sterke helling Smeysberg en smal tot ontbrekend voetgangers- en fietspad.  Bij verder transport langs de N253: sterk negatief effect omwille van dezelfde redenen vermeld onder alternatief 1.

Over het algemeen scoort dit alternatief beter dan alternatief 1, maar gezien het verdere verloop langs de N253 eveneens slechter t.a.v. het basistracé.

Alternatief 3: Nijvelsebaan, rechts afslaan in de Stroobantstraat, verder via de Wolfshaegenstraat en de Beekstraat tot aan de Dorpsstraat (N253)  Effect op verkeersleefbaarheid: sterk negatief effect wegens de talrijke bebouwing en 3 campings en aansluiting op N253 in centrum van Neerijse;  Effect op verkeersdoorstroming: sterk negatief wegens de reeds belangrijke verbindende functie van Stroobantsstraat en de capaciteitsproblemen op de N253 ter hoogte van Neerijse;  Effect op verkeersorganisatie: sterk negatief wegens talrijke aanwezigheid erftoegangen en (T-)kruispunten + bochtig verloop Beekstraat en aansluiting op N253 onder scherpe hoek en in helling;  Effect op verkeersveiligheid: sterk negatief wegens bochtig verloop tracé, de belangrijke verbindende functie en smal tot ontbrekend voetgangers- en fietspad.  Bij verder transport langs de N253 of langs de Leuvensebaan/Waversebaan richting E40: sterk negatief effect omwille van dezelfde redenen vermeld onder alternatief 1.

Over het algemeen scoort dit alternatief even slecht als alternatief 1 en dus eveneens slechter dan het basistracé.

Bij afweging van de verschillende mogelijke en bestudeerde transportroutes wordt globaal genomen het basistracé geselecteerd als het tracé met de minst negatieve impact (en dit vooral vanuit het aspect ‘Mens – sociaal-organisatorische aspecten’ in relatie met het aspect ‘Geluid en trillingen’). Met de keuze van dit tracé blijft de negatieve impact op het landschap (door asfaltering van een tot nu toe half verharde, rustige, voor recreatie gebruikte landweg (Nijvelsebaan)) en op de verbindingsfunctie voor fauna echter bestaan. Om deze effecten te milderen, dienen de maatregelen opgevolgd te worden die in Tabel 11.1. voorgesteld worden.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 209 -

11.6. Eindbespreking

De firma O.D.M. wenst leem en zand te ontginnen in een deel (ca. 7,7 ha) van het op het gewestplan aangeduid ontginningsgebied aan de Nijvelsebaan te Huldenberg (totaal op gewestplan: ca. 19 ha). Dit MER heeft enkel betrekking op het deel van het ontginningsgebied ten oosten van de Nijvelsebaan (= het deel waarvoor de vergunningsaanvraag zal ingediend worden). Indien een ontginning in het westelijk deel zou aansluiten op de in dit MER beschouwde ontginning (actueel nog geen concrete initiatieven gekend), dan mag verwacht worden dat de effecten die in dit deel verwacht worden, zich ook zullen voordoen bij ontginning in het westelijk deel. De tijdsduur van de effecten zal echter in grote mate verlengd worden. Bij een eventuele ontginning van het westelijk deel dient sowieso voor dat deel ook een MER opgemaakt te worden waarbij eveneens nieuwe en cumulatieve effecten dienen bestudeerd te worden en waarbij voor de referentiesituatie dient uitgegaan te worden van een toestand waarbij noch ten oosten, noch ten westen van de Nijvelsebaan ontgonnen is.

De ontginning kadert in het voldoen aan de behoefte van leem en zand. De huidige stand van zaken inzake de behoefte wordt verantwoord in het ‘Voorontwerp van het algemeen oppervlaktedelfstoffenplan’ en het ‘Voorontwerp bijzonder oppervlaktedelfstoffenplan de Vlaamse Leemstreek (van Avelgem tot Zichem-Zussen-Bolder)’. De ontginning zal gefaseerd gebeuren waarbij er telkens eerst ca. 30 cm teelaarde wordt afgegraven en gestockeerd, vervolgens ca. 4 à 4,5 m leem wordt ontgonnen en daarna zand wordt ontgonnen tot een gemiddelde diepte van 25 m (deze diepte werd aangenomen op basis van gelijkaardige dieptes in andere zandgroeves in de streek en rekening houdend met de dikte van het beschikbare zandpakket en de praktische haalbaarheid). Tenslotte wordt de put terug opgevuld met niet-verontreinigde gronden, waarna de teelaarde terug wordt opengespreid als eindafdeklaag. Daar het volledige gebied gefaseerd zal ontgonnen worden, zullen de leem-, de zandontginning en de opvulling grotendeels tegelijkertijd verlopen. Er wordt gepland de leem (gemiddeld 20 en maximum 40 vrachtwagens/dag) en het zand (gemiddeld 18 en maximum 50 vrachtwagens/dag) af te voeren via de Nijvelsebaan in de richting van Overijse naar de N4 en E411. Bij lokale vraag naar zand, kan dit ook over de lokale wegen verspreid worden. Naast dit basistracé werden er in het MER nog 3 alternatieve tracés onderzocht met vertrek in noordelijke richting en met aansluiting op de N253, nl. Alternatief 1 via Nijvelsebaan/Koxberg/Elzasstraat; Alternatief 2 via Nijvelsebaan/Smeysberg en Alternatief 3 via Nijvelsebaan/ Stroobantsstraat/Wolfshaegen/ Beekstraat.

Tijdens de ontginning worden er negatieve effecten verwacht (zowel t.g.v. de ontginningsactiviteiten op zich als t.g.v. het transport voor afvoer van leem en zand en de aanvoer van opvulgronden). Voor een overzicht van alle te verwachten effecten en bijhorende maatregelen wordt verwezen naar de samenvattende Tabel 11.1. en Figuren 11.8.a. en b. Hieronder worden kort de belangrijkste effecten en bijhorende voorgestelde maatregelen aangehaald:  T.g.v. de ontginnings- en nevenactiviteiten wordt er een verhoging van het actuele geluidsniveau verwacht met geluidshinder voor de omwonenden en de fauna als gevolg. Dit effect kan en dient beperkt te worden door het voorzien van (5 m hoge) bermen (locatie, zie Figuur 11.8.a.). Daar deze de geluidshinder niet volledig vermijden, wordt er bijkomend nog voorgesteld om niet vóór 7u en niet na 19u te werken (noch ontginning noch transport). De meeste hinder wordt verwacht tijdens de werking van de

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 210 -

breekinstallatie, zodat het gebruik ervan dient beperkt te worden tot maximaal 72 minuten per dag en enkel tussen 8u en 16u óf dient geplaatst te worden op een diepte van 25 m. T.b.v. een maximale landschappelijke integratie van de berm en een volledige afscherming van de ontginningsput wordt er voorgesteld om langs de Nijvelsebaan de berm als 1 aaneensluitende berm te voorzien i.p.v. als gefragmenteerde bermen en de berm in te planten met streekeigen groen.  De ontginning heeft een sterk negatieve impact op de open-zichtrelatie en de beleving (vanaf de Nijvelsebaan), hypothekeert het landbouwgebruik en verzwakt de verbindende functie voor fauna.  De afvoer van leem en zand en de aanvoer van opvulgronden hebben een sterk negatieve impact op de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid en zorgt voor een verhoging van de geluidsniveaus en een risico op trillingshinder langs de transportweg. Bij afweging van de verschillende mogelijke en bestudeerde transportroutes (1 basisroute en 3 alternatieve routes, zie boven) wordt globaal genomen het basistracé (langs de Nijvelsebaan in de richting van Overijse) geselecteerd als het tracé met de minst negatieve impact (en dit vooral vanuit het aspect ‘Mens – sociaal-organisatorische aspecten’ in relatie met het aspect ‘Geluid en trillingen’). Met de keuze van dit tracé blijft de negatieve impact op recreatie, op het landschap (door asfaltering van een tot nu toe half verharde, rustige, voor recreatie gebruikte landweg (Nijvelsebaan)) en op de verbindingsfunctie en rustverstoring voor fauna echter wel bestaan. Deze transportweg is dan ook enkel mogelijk indien er een aantal maatregelen opgevolgd worden om deze effecten te milderen, nl. voor het te verharden deel van de Nijvelsebaan: behoud van de aanwezige holle wegen, beperken asfaltverharding, beperking van het aantal en de lengte van de uitwijkstroken, de snelheid te beperken tot 30 km/u en het claxonneren te verbieden. De uiteindelijke inrichting van de weg dient, zoals voorgesteld in de projectbeschrijving, te gebeuren in overleg met de plaatselijke besturen en met de vzw Trage Wegen. Daarnaast wordt er nog gesuggereerd om een verkeerslichtenregeling op het kruispunt Nijvelsebaan/N4 te voorzien, om langs het volledige tracé vrijliggende voet- en fietspaden te voorzien en om het vrachtverkeer zoveel mogelijk buiten de begin- en eindpunten van werk- en schoolverkeer te voorzien.

Andere effecten en bijhorende maatregelen zijn:  Vernietiging van de landschappelijke waarde van het droogdal. Om dit te vermijden, mag de zone rond het droogdal niet ontgonnen worden (zone van 150 meter lang en 40 m breed zie Figuur 11.8.a.). Om de afstroming van bodemdeeltjes tegen erosie tegen te gaan en de infiltratie van neerslagwater te bevorderen, wordt tevens voorgesteld om deze zone in te zaaien (ook onmiddellijke inzaaiing na terug openspreiden teellaag).  Risico op stabiliteitsproblemen in de put, van de bermen en naar de omgeving toe. Deze dienen voorkomen te worden door de ideale taludhellingen en de minimale beschermingsstroken (met minimale afstand van bermen tot groeverand) vooraf te bepalen in een grondmechanisch onderzoek. De exploitant is hiervoor verantwoordelijk.  Daar de kans op de aanwezigheid van archeologische relicten groot is, dient er een archeologisch vooronderzoek te gebeuren waarbij de teelaarde dient afgegraven te worden met een rupsgraafmachine (zoals voorzien wordt -zie projectbeschrijving).  Risico op verspreiding van verontreiniging door opvulling met gronden van elders. Een strikte kwaliteitscontrole op opvulgronden (overeenkomstig VLAREBO-wetgeving) is dan ook van groot belang. Tevens dienen er een aantal maatregelen in acht genomen te worden bij opvulling van de bovenste laag om de bodem zo snel mogelijk terug geschikt te maken voor de nabestemming.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 211 -

 Algemeen is het voorzien van een contactpersoon naar de omwonenden toe (vb. via een ‘groen nummer’) van groot belang.

Besluitend kan gesteld worden dat het project negatieve milieueffecten creëert. De ontginningssite wordt immers ingeplant in een rustig, open en landschappelijk kwalitatief gebied. Een groot deel van de effecten kan gemilderd -doch niet volledig voorkomen worden- door het treffen van de gepaste maatregelen (zie hierboven en Tabel 11.1.). De uiteindelijke keuze van ontginning op deze locatie en de ontginningsdiepte dient te gebeuren op hoger niveau (i.k.v. het Algemeen en het Bijzonder Oppervlaktedelfstoffenplan – voorontwerp reeds beschikbaar, nog geen definitieve beslissingen genomen). Het beleid dient immers een afweging te maken tussen de behoefte, economische gegevens en het principe van optimale ontginning enerzijds en de milieu-impact anderzijds.

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 212 -

Opgemaakt door het studiebureau Belconsulting N.V. Tielt, augustus 2007

ir. J. Vande Vyvere, Gedelegeerd Bestuurder

1/word/726-7570/Eindrapport Huldenberg volledigA.doc/AH/IW

Belconsulting n.v. MER : Leem- en zandwinning Huldenberg - 213 -

E 4 0 /A 2 MER leem- en zandwinning Huldenberg Figuur 11.1. :

Situering van de geplande

T ontginningszone op wegenkaart A

A

R

T

S

K

E G E B W B N N Bron: E O Rasterversie van de topografische kaarten E O T L op schaal 1/100000 door het Nationaal Geografisch Instituut S G R E B W

S O N L

A F ´ J T S S H

A 1:100000 E

G 0 750 1500 2250 Meter E

N T A A gewijzigd op 24 mei 2007 07260461.mxd MAN R E T R SS R O . B N R 4 Legende

R 0 situering geplande ontginningszone

G E W N W

E A E V E R S T E S S E T S E N E E N P W L E U G H R E T

E 4 1 1

Belconsulting NV K

O

X

B

E

R D L G B E R V E S E K E M E E B IE N O N S V MER leem- en zandwinning S E T L Huldenberg K R D A A

U A T Figuur 11.2. : S

D

E

L

L Situering van het projectgebied E op topografisch kaart 32/5 + aanduiding straatnamen Bedrijf in bouwmaterialen (oude steenbakkerij) T AA Bron: TR Rasterversie van de topografische kaarten LS op schaal 1/100000 door het Nationaal Geografisch Instituut VE ZA ´ 1:10000 N A 0 100 200 300 Meter A B E S gewijzigd op 24 mei 2007 07260462.mxd L E V IJ N Legende

geplande ontginningszone aan te passen wegdek ifv transport

S (te voorzien van asfalt) P

E Y actueel verhard met asfalt L

A

E

R

T

M O S K ES ST RA AT

BO LLE STRAAT

Belconsulting NV N N N N N N MER leem- en zandwinning Huldenberg P P Figuur 11.3.a. : N P Situering van het projectgebied N P N op het gewestplan Leuven N

Bron: N Digitale vectoriële versie van de geactualiseerde gewestplannen van Vlaanderen, toestand 01/01/2002, op schaal 1/10.000, N opgemaakt door MVG, LIN, AROHM, Afd. ruimtelijke planning, N uitgegeven door OC Gis- Vlaanderen Rasterversie van de topografische kaarten N op schaal 1/10.000 door het Nationaal Geografisch Instituut N ´ N 1:25000 N 0 250 500 750 Meter N N C N gewijzigd op 24 mei 2007 07260463.mxd

N C P N N N Legende PP C N geplande ontginningszone aan te passen wegdek ifv transport N (te voorzien van asfalt) N

N

N

N N N P N N Belconsulting NV MER leem- en zandwinning Huldenberg Legende Figuur 11.3.b. :

woongebied bestaande snelverkeerswegen woongebied met kultureel, historische en/of esthetische waarde aan te leggen snelverkeerswegen Legende gewestplan industriegebieden met nabestemming natuurgebied bestaande hoofdverkeerswegen woongebied met landelijk karakter aan te leggen hoofdverkeerswegen Bron: woonpark bestaande spoorwegen Rasterversie van de topografische kaarten op schaal 1/100000 door het Nationaal Geografisch Instituut woonuitbreidingsgebied aan te leggen spoorwegen gemengde woon- en industriegebieden bestaande afzonderlijke leidingen uitbreidingsgebied voor stedelijke functies aan te leggen afzonderlijke leidingen gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut ))) bestaande leidingstraten

dienstverleningsgebieden )) aan te leggen leidingstraten gewijzigd op 24 mei 2007 07260464.mxd recreatiegebieden - - bestaande hoogspanningsleidingen ------P parkgebieden aan te leggen hoogspanningsleidingen Legende T bufferzones aan te leggen waterwegen groengebied reservatiegebieden N natuurgebied R natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten bosgebieden agrarische gebieden landschappelijk waardevolle gebieden agrarische gebieden met ecologisch belang archeologische site industriegebieden milieubelastende industrieën ambachtelijke bedrijven en kmo's reservegebied voor industriële uitbreiding ontginningsgebieden uitbreiding van ontginningsgebieden bestaande waterwegen

Belconsulting NV MER leem- en zandwinning Huldenberg Figuur 11.4. : Situering van de VEN-, Habitat-, en Vogelrichtlijngebieden in de omgeving van het projectgebied

Bron: Vectoriële versie van de VEN – gebieden, MVG, LIN, AMINAL, Afd. natuur, toestand 17/10/2003, uitgegeven door OC Gis- Vlaanderen Vectoriële versie van de Habitatrichtlijngebieden, MVG, LIN, AMINAL, Afd. Natuur, toestand 24/05/2002, (GIS-Vlaanderen) Vectoriële versie van de Vogelrichtlijngebieden, opgemaakt door MVG, LIN, AMINAL, Afd. Natuur, toestand 22/07/2005 (GIS-Vlaanderen) Digitale rasterversie van de topografische kaarten op schaal 1/10.000 (NGI) ´ 1:50000 0 500 1000 1500 Meter

gewijzigd op 24 mei 2007 07260465.mxd

Legende

Geplande ontginningszone Aan te passen wegdek ifv transport (te voorzien van asfalt) Grote eenheden natuur (GEN) Habitatrichtlijngebied Vogelrichtlijngebied

Belconsulting NV

LEUVEN MER leem- en zandwinning Huldenberg Figuur 11.6.a. :

Voorstelling mogelijke alternatieve transportroutes

Bron: Rasterversie van de topografische kaarten op schaal 1/100000 door het Nationaal Geografisch Instituut ´ 1:45000 0 500 1000 1500 Meter

gewijzigd op 24 mei 2007 07260466.mxd

Legende BRUSSEL Geplande ontginningszone Geplande transportroute Alternatieve route 1 Alternatieve route 2 Alternatieve route 3

Belconsulting NV D

R

E E F T S A T A R R T S A S S O S A N C L T E H S H E O S E M O G N I T O D A E E . G A N G . E R T W A L B I S L S N E A N L E R M A A G . CA I M L HYST S N E MER leem- en zandwinning RA O AT S DE RR G T N BRUSSEL NE BO ER M R N . LA R SB Huldenberg A AN Y A E M T S ER Figuur 11.6.b. : ND O KL EINW AVE RST Detail

E R AAT

L

T Z alternatieve transportroutes A A A R S

T S S Y T

H R T U A

E A P

T E D Bron: Rasterversie van de topografische kaarten op schaal 1/100000 door het Nationaal Geografisch Instituut K T A A L A A R A L T D H S E E M S E IJ I K D C ´ E O H T S O RG F E 1:12500 SB AA M 0 100 200 300 Meter AF K AT K RA O T TS X Y RO gewijzigd op 24 mei 2007 07260467.mxd B GE E

R D L G B E R V S E S M E K E M E E E Y Legende B IE N O N S S V B S E E T L R K R D G A Geplande ontginningszone A U A

S T D Geplande transportroute E

L

L E Alternatieve route 1 Alternatieve route 2

T Alternatieve route 3 AA TR LS VE ZA

N AA B E S L E V IJ N

VOSSEKOUTER

S

P

E

Y

L

A

E

R

T

M O S K ES Belconsulting NV ST RA AT MER leem- en zandwinning Huldenberg Figuur 11.7. : Algemeen grondwaterstromings- patroon in bovenste deel watervoerende laag

Bron: kaart opgemaakt door Belconsulting in samenspraak met Prof. Dr. L. Lebbe en Dr. A. Vandenbohede van UG ´ 1:15000 0 100 200 300 Meter

gewijzigd op 24 mei 2007 07260468.mxd

Legende

Geplande ontginningszone Aan te passen wegdek ifv transport (te voorzien van asfalt) Waterscheidingskam Grondwaterstromingspatroon in bovenste deel watervoerende laag Bron Kalkrijk bronbos

Belconsulting NV KL EINW AVE RST

E R AAT L T Z A A A R S

T S S MER leem- en zandwinning Y T

H R T Huldenberg U A

E A P

T E D - Verlies 7,7 ha landbouwareaal op zandleem- en leemgrond Figuur 11.8.a. : met verlies habitatvereisten voor vb. hamster + verlies geologische structuur door ontginning Geringe landbouwgeschiktheid bodem eerste jaren na opvulling K - Verdwijnen of wijzigen archeologische erfgoedwaarde T A A ------A L A R A Maatregel: Overzicht van de belangrijkste L Maatregelen: T D H S E M S - Controle op aangevoerde grond en wijze E - Aanbrengen oorspronkelijke teellaag (indien minder danE IJ te verwachten effecten en I K van aanbreng (zie Tabel 6.1. voor details) D 5 jaar opgestapeld) C E O bijhorende maatregelen H - Afgraven teelaarde met rupsgraafmachine + archeTologisch vooronderzoek S O RG F E SB Bron: AA Rasterversie van de topografische kaarten op schaal - Verstoring landschappelijke harmonie M 1/10.000 door het Nationaal Geografisch Instituut AF - Wijziging landschapsbeleving K AT K RA O T ------TS X Y Maatregel: RO ´ B GE AT - Opvulling zo snel mogelijk laten volgen op ontginning E STRA R S - Bermen rond put voorzien van streekeigen groen en zachte taluds D NT L BA 1:10000 G OO B E STR R V 0 100 200 300 Meter E S S M E K E Wijziging landschappelijke structuur en relaties M E E E B IE N Y gewijzigd op 24 mei 2007 07260469.mxd ------O N Versterking bodemeroderend effecSt na verwijderen S V vegetatie met afvloeiing water en boBdemdeeltjes zolang Maatregel: S E E T L ontginningsvlak hoger gelegen is dan R(zuidoostelijk) - Opmaak landschapsherstelplan (herstel reliëf + K R D G suggestie voor versterken verbindende functie tussen IJse en Laan) A A aanpalende percelen U A T ------S Legende D Maatregel: Dalende belevingswaarde voor recreanten en E - inzaaiing beschermingsstroken + eventueel voorzien L

impact op landschapsbeleving + verminderde L van een dammetje E Geplande ontginningszone verkeersleefbaarheid zachte weggebruiker ------Aan te passen wegdek ifv transport Maatregelen: - Vermijden stofhinder (te voorzien van asfalt) - Aanleg aarden wal (5 m waar nodig voor geluidshinder + 2m als overgang langs Nijvelsebaan) + afsluitingsdraad T Actueel verhard met asfalt AA achter berm TR LS 2 m hoge berm - Aanleg vrijliggend fiets- en wandelpad VE - Alternatieve fietsroutes in overleg met gemeente en provincie ZA (vb. Grotstraat-Bollestraat voor verbinding Overijse-Terlanen) 5 m hoge geluidsbermen als H maatregel geluidshinder O L S T Uitwijkstroken (3m breedte) H E AN ID A Suggestie: E Droogdal B - zone rond droogdal niet ontginnen Toename sluipverkeer en afval langs weg E S ------L Maategel: Weg enkel toegankelijk maken voor plaatselijk verkeer E V rood: Effecten (en bijhorende maatregelen) Geluids- en trillingshinder t.g.v. transport IJ t.g.v. en tijdens de ontginningsactiviteiten ------N Risico op bodem- en grondwaterverontreiniging: Maatregel: Goed onderhoud van de (te verharden) weg - Door calamiteiten tijdens ontginning groen: Effecten (en bijhorende maatregelen) - Door opvulling na ontginning t.g.v. en na de ontginingsactiviteiten ------geel: Effecten (en bijhorende maatregelen) Verlies weinig waardevolle bermvegetatie + Maatregel: wijziging landschappelijke structuur en relaties + - Vermijden calamiteiten + snelle interventie indien t.g.v. en tijdens de transportactiviteiten wijziging perceptieve kenmerken door asfaltering toch calamiteit ------VOSSEKOU- STtErikRte toepassing Vlarebo-regelgeving en niet Maatregel: S opvullen met grond van bemeste landbouwgronden - Geen berminname bij wegaanpassing + P slechts 4 uitwijkstroken (3 van 3m x 20m en 1 van 3m x 40m, E Y zie aangeduide locaties) L A

met gebruik van verkeerslichten E - Beperken asfaltverharding (2 asfaltstroken R T Risico op stabiliteitsproblemen in ontginningsput, waartussen steenslag van 1,7 m breed) van de geluidsbermen en naar omgeving ------Maatregel: - Ideale taludhelling vooraf te bepalen o.b.v. grondmechanisch onderzoek en berekeningen + bermen en lang blootliggende taluds inzaaien M O S K E Geluidshinder (met rustverstoring fauna en verlies SS Maatregel: T woonkwaliteit) t.g.v. ontginningsactiviteiten (> 45 dB(A)) RA - Mogelijke schade aan holle weg te vermijden AT ------Maatregelen: - 5 m hoge bermen op voorgestelde locaties (ingepast in landschap, o.a. langs Nijvelsebaan verbonden door 2 m hoge berm) B - geen ontginning vóór 7u en na 19u O LL ESTRA - breker maximaal 72 min./dag en tussen 8u en 16u of inplanting op 25m diepte AT - algemeen: communicatie met omwonenden, onderhoud werfwegen en machines, capaciteit dumpers maximaal benutten, plaatsing machines achter terreinoneffenheden,... Conflict landbouwverkeer - vrachtverkeer

Barrière-effect voor fauna door vrachtverkeer + rustverstoring door verkeer ------Snelheidsbeperking tot 30 km/u + verbod claxonneren AT RA ST OS RB DE ON

N

E

E

R

P

O

O

R

T

E

N S Belconsulting NV T

R

A

A

T LEUVEN

T A A MER leem- en zandwinning R T S Huldenberg K E E B Figuur 11.8.b. : Overzicht van de belangrijkste te verwachten effecten langs de verschillende alternatieve transportroutes Transport langs N253: Algemeen sterk negatieve impact wegens doorloop door verschillende kernen + reeds onveilige weg Bron: Rasterversie van de topografische kaarten op schaal 1/100000 door het Nationaal Geografisch Instituut ´ Alternatief 2: 1:45000 - Bijkomende geluidshinder t.g.v. transport (-2/-3) - Trillingshinder: kans bestaande of met grote zekerheid te verwachten 0 250 500 750 Meter 3

- Matig tot sterk negatieve impact op verkeersleefbaarheid en - veiligheid 5 N 2

E N G gewijzigd op 24 mei 2007 07260470.mxd

E

A

H

S

F

Alternatief 1: L

- Bijkomende geluidshinder t.g.v. transport (-2/-3) BRUSSEL O - Trillingshinder met grote zekerheid te verwachten W Legende E - Matig tot sterk negatieve impact op verkeersleefbaarheid, L Z S

A M - organisatie, - veiligheid en - doorstroming E S Geplande ontginningszone S Y S T B R T E AA A Geplande transportroute KO R STR A X BERG G NTS T BA OO STR Alternatieve route 1 Alternatieve route 2 Alternatief 3: - Bijkomende geluidshinder t.g.v. transport (-2/-3) Alternatieve route 3 - Trillingshinder met grote zekerheid te verwachten t.h.v. de woningen - Matig tot sterk negatieve impact op verkeersleefbaarheid, - organisatie, - veiligheid en - doorstroming

AN EBA ELS NIJV

Geluids- en trillingshinder bij alternatief 1,2 en 3

Basistracé: - Bijkomende geluidshinder t.g.v. transport (-2) - Kans op trillingshinder gering - Dalende verkeersleefbaarheid en - veiligheid Algemene suggesties: T ES EENW S E G - Vrachtverkeer zoveel mogelijk buiten begin- en N E eindpunten werk- en schooluren P L - Verkeerslichtenregeling op kruispunt Nijvelsebaan/N4 (indien basistracé) U H - Vrijliggende fiets- en voetpaden langs volledige tracé van gekozen route R E T

Belconsulting NV