30 maart 1853 – 29 juli 1890 door Wiel Lamers

Probus I Maastricht – 24 februari 2016

In het jaar 2015 heeft men uitgebreid het feit herdacht dat 125 jaar geleden is gestorven. Dat was voor mij een reden om het leven van de schilder wiens werk ik bijzonder waardeer nader te bestuderen. Vandaag wil ik deze verrassende zoektocht met U delen. Ik zal mijn voordracht in vijf delen splitsen. 1/ De eerste 27 jaar van zijn leven, 1853-1880 2/ Zijn eerste jaren als kunstenaar in Nederland, 1880-1886 3/ Zijn leven als kunstenaar in Parijs, 1886-1888. 4/ De jaren doorgebracht in Zuid Frankrijk en als eindstation Auvers iets ten noorden van Parijs, 1888-1890 5/ Nabeschouwing

1853 – 1880

Vincent van Gogh werd op 30 maart 1853 geboren in de hervormde pastorie van Zundert. Hij was het eerste levend geboren kind van het echtpaar van Gogh-Carbentus. Vincent was uiterlijk sprekend zijn moeder. Zijn moeder was opgegroeid in Den Haag in een groot gezin. Zij hoorden tot de gegoede burgerij en gedroegen zich daar ook naar. Anna was al dertig en nog steeds niet getrouwd terwijl haar jongste zus op het punt stond te huwen met Cent van Gogh. Zij werd toen gekoppeld aan een jongere broer van Cent, Theodorus van Gogh predikant in

1 Zundert, een dorpje in het katholieke zuiden van Nederland tegen de Belgische grens. Een grotere tegenstelling was nauwelijks mogelijk van Den Haag naar Zundert.

Theodorus (Dorus) Anna Cornelia van Gogh Carbentus 1822 - 1885 1819 - 1907

Kinderen van Gogh

30 maart 1852 Vincent (doodgeboren)

30 maart 1853 – 29 juli 1890 Vincent Willem

1855 - 1930 Anna Cornelia

1857 - 1891 Theo

1859 - 1916 Elisabeth (Lies) Huberta

1862 - 1941 Wilhelmina (Wil) Jacoba

1867 - 1900 Cornelis (Cor) Vincent

Zijn moeder was opgegroeid in Den Haag in een groot gezin. Zij hoorden tot de gegoede burgerij en gedroegen zich daar ook naar. Anna was al dertig en nog steeds niet getrouwd terwijl haar jongste zus op het punt stond te huwen met Cent van Gogh. Zij werd toen gekoppeld aan een jongere broer van Cent, Theodorus van Gogh predikant in Zundert, een dorpje in het katholieke zuiden van Nederland tegen de Belgische grens. Een grotere tegenstelling was nauwelijks mogelijk van Den Haag naar Zundert. Vincent had weinig tot geen contact met andere kinderen van zijn leeftijd. En zelfs binnen het gezin waar praktisch alles gezamenlijk werd gedaan trok hij zich terug. Hij

2 was enerzijds erg gesteld op het gezinsleven anderzijds erg op zichzelf . Hij ging het liefst alleen zwerven over de hei, erg tegen de wens van zijn moeder. Anna leerde de kinderen zelf schrijven en tekenen. Toen Vincent 7 jaar was ging hij naar de nieuwe openbare school recht tegenover de pastorie op de markt. Hij kreeg op school geen contact met andere jongens en werd erg gepest. Hierdoor werd hij in het begin van het tweede schooljaar door zijn ouders van school gehaald en namen ze een gouvernante in dienst om hem les te geven. In de loop van 1864, op 11 jarige leeftijd, werd besloten Vincent naar kostschool te sturen. De keuze viel op een kostschool in Zevenbergen, de privéschool van Jan Provily. In de zomer van 1866 ging hij naar de H.B.S. in Tilburg, de Rijksschool Willem II. Maart 1868, slechts enkele weken voor zijn vijftiende verjaardag, liep Vincent weg en maakte het tweede jaar niet af.

Interieur van de winkel van Goupil & Co in den Haag Wat nu? Gelukkig had oom Cent, de oudere broer van zijn vader waarnaar Vincent was vernoemd, in Den Haag een kunsthandel. In 1861 was hij gefuseerd met Adolphe Goupil die eenzelfde zaak had in Parijs en zo ontstond de firma Goupil & Co. met vestigingen in Parijs, Den Haag, Londen en Brussel. Juli 1869 zestien maanden nadat hij van school was gegaan ging Vincent in de leer bij zijn oom.

3 Door zijn slechte sociale vaardigheden verliep het contact met klanten zeer moeizaam. Ook in zijn privéleven lukte het hem niet vriendschappen te sluiten. Meer gedreven door zijn eenzaamheid dan door zijn libido begon hij het gezelschap van prostitués op te zoeken. Deze levenswandel kon moeilijk verborgen blijven voor zijn superieuren en zijn ouders. En onder het mom van promotie werd hij in 1873 overgeplaatst naar Londen. Daar had de firma Goupil & Co een groothandel. Maar hoewel er geen contact was met klanten was ook dit geen succes. Hij gleed af naar de onderkant van de maatschappij en zocht zijn heil opnieuw bij prostitués. Hij raakte depressief en begon zich te verwaarlozen. Oom Cent liet hem 26 oktober 1874 tijdelijk overplaatsen naar de hoofdvestiging in Parijs. In januari 1875 keerde hij weer terug naar Engeland. Er zou nu een galerie worden geopend. Het werd echter al snel duidelijk dat hij totaal ongeschikt was. En half mei 1875 werd hij weer overgeplaatst naar Parijs. Parijs was in die tijd in de ban van de impressionisten. Aan Vincent ging dit totaal voorbij. De godsdienst had hem in zijn greep. Hij had zich verdiept in en leefde volgens de “Imitatio Christi” van Thomas a Kempis Zijn werk in de galerie van Goupil & Co verliep desastreus. De Parijse dames vonden hem maar een merkwaardige figuur. Hij werd door hen ‘ce hollandais rustre’ genoemd. Ook zijn kleding was afkeurenswaardig. Hij gedroeg zich naar Thomas a Kempis die zegt “ Goddelijkheid vermijdt niet wat sjofel is , en maalt niet om het dragen van oude en gehavende kleren”. Toen kerstmis naderde ging Vincent zonder toestemming van zijn superieuren naar huis, naar Etten, om kerstmis in huiselijke kring te vieren. Zijn vader was in 1875 beroepen tot dominee in Etten. Bij zijn terugkeer begin januari 1876 kreeg hij direct ontslag per 1 april. Zijn eerste baan was een mislukking geworden. Juli 1869 t/m 1 april 1876: werkzaam bij Goupil & Co, Den Haag, Londen en Parijs: Ontslag wegens slecht functioneren.

Nog steeds in de ban van Thomas a Kempis vertrok Vincent naar Engeland om daar les te gaan geven op een school voor arme kinderen. Toen Vincent met Kerstmis 1876 thuis

4 kwam had zijn vader een echte baan geregeld als boekhouder bij de boekhandel Braam in Dordrecht. Vincent echter wilde in de voetsporen van zijn vader treden. Hij ging iedere zondag naar de kerk, het gaf niet welke zelfs de katholieke kerk sloeg hij niet over. Zomer 1877 stemden zijn ouders toe. Hij ging naar Amsterdam om Latijn en Grieks te studeren voor het staatsexamen dat nodig was voor de theologische studie. In februari 1878 werd de studie afgebroken omdat de resultaten bij herhaling zeer slecht waren. Zijn vader regelde een evangelistenopleiding in Brussel. Maar na drie maanden werd hij van school verwijderd. In die dagen las hij een artikel over de Borinage, de streek waar de kolenmijnen waren gevestigd in het zuiden van België. Hij besloot daar heen te gaan en zich in te zetten voor de armste der armen. In december 1878 kwam Vincent aan in de Borinage en ging daar werken als voorganger in een kleine gemeente in Wasmes. Maar in juli 1879 werd hij weer ontslagen. Theo kwam naar Mons om met Vincent te praten. Hij beschuldigde hem zijn ouders en de familie alleen maar onheil te hebben gebracht. Dit kwam hard aan. Vincent raakte in een crisis en ging zwerven in de Borinage. Deze zwerftocht eindigde tenslotte in Etten Zijn vader vond de situatie zo ernstig dat hij hem wilde laten opnemen in het krankzinnigengesticht in Geel. Vincent werd woedend. Wanhopig vluchtte hij weer naar de Borinage. In deze uitzichtloze situatie schreef hij een brief aan Theo. Het was een litanie van protest en zelfmedelijden in de langste brief die hij ooit had geschreven. Tenslotte kwam de hartenkreet: ‘Zo iemand weet zelf niet altijd wat hij zou kunnen doen, maar instinctmatig voelt hij: toch ben ik ergens goed voor! Ik voel dat mijn bestaan een reden heeft!(…) Waarvoor zou ik nuttig kunnen zijn, waarvoor zou ik dienst kunnen doen? Er is iets in mij, wat is het toch!.” En dan op 20 augustus 1880 schreef hij: “ Ik schrijf je terwijl ik aan het tekenen ben en ik wil er snel weer mee verder gaan.”

5 Vincent en ook Theo hadden echter geen hoge dunk van de krabbels. Hij schreef aan Theo: “Niet dat die alleen de moeite waard zijn dat ge er voor uit de trein stapt.” En Theo beaamde dit.

De jaren in Nederland 1880 – 1886

Vincent ging naar Brussel waar hij zijn intrek nam in café-logement “Aux Amis de Charleroi”. Hij kreeg een toelage van zijn ouders, die hen zwaar belastte. Gelukkig had Theo promotie gemaakt en nam hij de taak van zijn ouders over. Dit was het begin van een levenslange financiële afhankelijkheid van Theo. Met Pasen 1881 ging Vincent naar huis in Etten.

“Pastorie en kerk te Etten” – potlood en pen op papier 9,5x17,8 cm Op dat moment logeerde een nicht van Vincent bij zijn ouders, Kee Vos met haar zoontje, de dochter van de oudste zus van zijn moeder. Zij was kortgeleden weduwe geworden. Vincent werd verliefd op haar maar zij wees hem resoluut af. Zijn verliefdheid nam echter groteske vormen aan en half november ging hij haar opzoeken in Amsterdam om haar ten huwelijk te vragen, uiteraard zonder resultaat. Terug in Etten kwam het tot een grote ruzie met zijn vader. Hij beschuldigde zijn ouders van een hetze tegen zijn oprechte liefde voor Kee Vos. Tijdens de kerstdagen van 1881 bereikte de ruzie met zijn vader een climax, waarop Vincent uit huis werd gezet..

6 Kee Vos, dochter van Wilhemina (Mina) Catharina Gerardina Carbentus en Johannes Paulus Stricker

Hij vertrok naar Den Haag waar hij leerling werd van Mauve een geslaagde schilder die getrouwd was met een nicht van zijn moeder. Dit duurde nog geen maand. Er ontstond een hooglopende ruzie en Vincent werd door Mauve op straat gezet. Inmiddels had hij een onderkomen gevonden in Den Haag, Schenkweg 138. Hier woonde hij met Christien Hoorn, genaamd, een prostitué die zwanger was. Theo wilde dat Vincent deze verhouding verbrak, maar Vincent deed meestal het tegengestelde van wat van hem werd verlangd. Alleen met een extra toelage lukte het Theo Vincent in het najaar van 1882 te laten vertrekken naar Drenthe.

7

Hier begon hij met olieverfschilderijen aangemoedigd door Theo. Hij trok er op uit om talloze impressies van het landschap vast te leggen. Het waren allemaal heel donkere en sombere doeken. Hij had geen contact met de bevolking en er ontstond een grote eenzaamheid. Hij werd steeds labieler en vlak voor Sinterklaas 1883 vertrok hij naar Nuenen waar zijn vader inmiddels was benoemd.

Thuis ontstond direct weer discussie met zijn vader en die liep zodanig uit de hand dat hij met Kerstmis 1883 vertrok naar Den Haag om de kerstdagen door te brengen met Sien en haar kind. 17 Januari 1884 kwam zijn moeder ten val en liep een beenbreuk op. Vincent wierp zich nu op als verpleger en de verhouding met zijn ouders klaarde zienderogen op.20 Maart 1884 huurde hij een tweekamerappartement aan de Kerkstraat zo’n driehonderd meter van de pastorie om in te richten als atelier.

8 Intussen had Vincent kennis gemaakt met Margot Begemann.

Zij was de jongste dochter van een voorganger van zijn vader. Margot was geboren in 1841 in Nuenen, thuis opgeleid en nooit buiten Nuenen geweest. Zij leerde elkaar kennen bij de verzorging van zijn moeder en kregen een heimelijke verhouding. Op een gegeven moment werden zij door een nicht van Margot betrapt. Dat veroorzaakte een groot schandaal. Margot werd verbannen naar Utrecht en Vincent werd persona non grata bij de Begemannsen. Op 26 maart 1885 kwam zijn vader terug van een etentje met collegae. Bij thuiskomst kreeg hij een beroerte waaraan hij bezweek. De begrafenis had plaats op 30 maart, Vincents verjaardag. Alle familieleden waren naar Nuenen gekomen. Vincent hield zich echter afzijdig.

9 Theo had gevraagd een schilderij te maken voor de Salon in Parijs, een prestigieuze tentoonstelling waar iedereen graag wilde exposeren. Hij wilde een boerenfamilie schilderen, de nu beroemde ‘aardappeleters’. De familie de Groot diende als model. Het werk wilde echter niet vlotten. Hij begon steeds opnieuw en bleef veranderingen aanbrengen. Uiteindelijk stuurde hij het in mei naar Theo. Maar deze keurde het af . Liet echter niets merken aan Vincent.

Intussen was het al enige tijd bergafwaarts gegaan met Vincent. Hij kreeg waandenkbeelden en ging zich kleden als een vagebond. Hij at nauwelijks en vermagerde. Hij werd door zijn omgeving gezien als de ‘gek van Nuenen’. Zijn zuster Anna (32), die na de dood van zijn vader de touwtjes in handen had genomen, stelde Vincent voor de keuze of zijn leven beteren of vertrekken. Eind mei 1885 vertrok hij uit huis en ging naar zijn atelier aan de Kerkstraat. In de zomer van 1885 bleek Gordina de Groot, een van de modellen van de aardappeleters, zwanger en Vincent werd beschuldigd de vader te zijn. De katholieke geestelijkheid trok fel van leer tegen hem. Dit maakte het werken in de streek totaal onmogelijk.

10

Oktober 1885 ging Vincent naar Amsterdam om het Rijksmuseum te bezoeken dat net was geopend. Hij was erg onder de indruk van de oude meesters. Hij schreef aan Theo:

“ Wat mij bijzonder heeft getroffen bij het terug zien der oud Hollandse schilderijen is dat zij meestal snel zijn geschilderd. Dat deze groote meesters als een Hals, een Rembrandt (…) zoveel mogelijk du premier coup [ineens] aanzetten – en niet zoo heel veel er op terug komen.”

Toen hij in november in zijn atelier zocht naar iets om de trouweloze boeren als model te vervangen, stuitte hij op de bijbel van zijn vader. Zijn moeder had deze aan hem gegeven om naar Theo te sturen. Hij begon direct te schilderen. En hij schreef ogenblikkelijk aan zijn broer “ Ik schilderde die in eens, op één dag.”.

11

Plotseling één week voor Sinterklaas vertrok Vincent voorgoed uit Nederland en ging naar Antwerpen. Op 18 januari 1888 begon Vincent met een cursus op de Academie aan de Mutsaardstraat. Dit duurde echter maar kort. In februari bestookte hij Theo met brieven dat hij naar Parijs wilde komen.

De jaren in Parijs van 1886 tot1888

Februari 1888 enkele dagen nadat hij antwoord van Theo had gekregen met het voorstel eerst zijn moeder te helpen met inpakken voor haar verhuizing naar Breda vertrok Vincent naar Parijs zonder zijn verfrekeningen en de tandarts te betalen. Aangekomen in Parijs stuurde hij een briefje naar Theo met de volgende inhoud: “Neem me niet kwalijk dat ik regelrecht ben gekomen. Ik heb er zo lang over nagedacht en ik geloof dat we op deze manier tijd winnen. – Ben in het Louvre vanaf twaalf uur of eerder, als je wilt. (…) We regelen de zaak wel, dat zul je zien. – Kom dus zo snel mogelijk.” Een van de voornaamste redenen waarom Vincent naar Parijs was gekomen was de hereniging met Theo. Hij ging naar de kapper, bezocht een tandarts om zich een

12 prothese te laten aanmeten en begon zich goed te kleden. Ze lieten zich overal zien en waren snel bekend als “les frères van Gogh”.

Theo had intussen voor hem een plaats geregeld bij de tekenacademie van .

13 De twee leerlingen die de dienst uitmaakten waren Louis Anquetil, en Henri de Toulouse-Lautrec. Nieuwkomers werden ontgroend onder leiding van deze twee. Bij Vincent gaf dat snel problemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn verblijf bij de tekenacademie slechts een paar maanden heeft geduurd. In juni 1886 gingen Vincent en Theo verhuizen naar een ander onderkomen. Vooral op aandringen van Vincent huurden zij een appartement in een bocht van de Rue Lepic. Al snel richtte hij in het nieuwe appartement de grootste kamer in als atelier. Het lukte Vincent echter niet modellen te vinden, zodat hij weer zijn toevlucht tot prostitués zocht met een wisselend succes.

Waarschijnlijk heeft hij bij deze zoektocht kennis gemaakt met de Italiaanse eigenares van het café “Le Tambourin” aan de Boulevard de Clichy. De galerie aan de Boulevard Montmartre, waar Theo de gerant was, werd door de firma Goupil & Co aangewezen als plaats waar de avant garde kunstenaars hun werk konden aanbieden. Theo reserveerde de entre sol als plaats waar hij in deze kunst handelde. Zo ontstond er een groep kunstenaars rondom de frères van Gogh. De werken van Vincent hadden echter op de entre sol totaal geen aftrek. Ook in de Tambourin hing hij de wanden vol met schilderijen zonder succes.

14 In oktober 1887 organiseerde Vincent een tentoonstelling van zijn werk in het restaurant du Chalet. Maar voordat de tentoonstelling opende kreeg hij ruzie met de eigenaar. Het was al afgelopen voordat het was begonnen. Toen plotseling als een donderslag bij heldere hemel vertrok Vincent in februari 1888 uit Parijs en vestigde zich in in de Provence.

De laatste jaren in Arles en Auver sur Oise 1888 – 1890

Bij zijn aankomst was Arles bedekt met sneeuw. Hij huurde een kamer boven Restaurant Carrel. Door het slechte weer begon zijn syfilis op te spelen.

In maart brak het voorjaar aan. Hierdoor kreeg Vincent zowel fysiek als psychisch een opleving. Hij ging driftig aan het werk en schilderde de ene fruitboom na de andere. Helaas werd geen enkel schilderij of tekening verkocht. Bij de tentoonstelling van de Salon des Indépendants ontkwam zijn inzending maar net aan de vuilnisbak.

15

Elke maand kreeg hij van Theo 150 franc (Het dubbele van een leraarssalaris) en daar kwamen nog de kosten voor grote hoeveelheden verf en doek bij en toch bleef hij Theo bestoken voor meer geld en materiaal. Vincent had binnen de kortste keren ruzie met de eigenaar van het hotel en ook met de plaatselijke bevolking.

16 In de zomer van 1888 verhuisde Vincent van Restaurant Carrel naar het Gele Huis. Hij schreef aan Theo: “Mijn huis hier is van buiten in fris botergeel geschilderd met hard groene luiken.” Op de dag dat hij het contract tekende schreef hij aan Theo: “Ik zou desnoods met z’n tweeën in het nieuwe atelier kunnen wonen en dat zou ik best willen. Misschien komt Paul Gauguin naar het Zuiden.” Hij had zich in zijn hoofd gehaald een kunstenaarskolonie te stichten. Eind mei 1888 schreef hij aan Gauguin: “Mon cher copain Gauguin Wilde je nu schrijven dat ik hier in Arles pas een huis heb gehuurd met 4 kamers. En dat ik denk dat als ik een andere schilder vind die zin heeft het Zuiden te verkennen en die, net als ik, zo opgaat in z’n werk dat hij erin kan berusten om te leven als een monnik die eens in de twee weken naar het bordeel gaat (…) dat een goede zaak zou zijn. (…) Hoe dan ook, als mijn broer ons 250 franc per maand stuurt voor ons tweeën, zou je dan willen komen, dan delen we. (…) En je geeft mijn broer één schilderij per maand.” Gauguin reageerde echter niet. Vincent had inmiddels de omgeving van Arles ontdekt. En dat resulteerde in een groot aantal schilderijen.

17 In de zomer van 1888 overleed Oom Cent. In augustus werd het testament geopend en hierin stond vermeld: “Ik wil nadrukkelijk bepalen dat het mijn wil is dat Vincent Willem van Gogh, de oudste zoon van mijn broer Theodorus van Gogh, niet zal delen in mijn nalatenschap.” Theo en zijn moeder kregen wel aanzienlijke legaten. Bovendien bepaalde Cent dat na de dood van zijn vrouw een kwart van zijn nalatenschap naar de kinderen van Dorus zou gaan uitgezonderd Vincent. De onterving van Vincent vond Theo niet eerlijk. Daarom gebruikte hij zijn erfdeel om de samenwerking van Gauguin en Vincent mogelijk te maken. Hij bood Gauguin dezelfde regeling aan als Vincent: een maandelijkse toelage van 150 franc in ruil voor 12 schilderijen per jaar. Bovendien zou hij Gauguins schulden en reiskosten betalen. Hierop besloot Gauguin het aanbod aan te nemen en 23 oktober 1888 kwam hij in Arles aan. In deze tijd waren zonnebloemen voor Vincent een dwingend onderwerp. Hij maakte talloze schilderijen met gele zonnebloemen die van het doek af spatte.

Ondertussen werd de verhouding tussen Vincent en Gauguin steeds moeilijker mede door het feit dat de schilderijen van Gauguin wel en die van Vincent niet werden verkocht. Eind november wilde Gauguin al weer vertrekken uit Arles. Door toedoen van

18 Theo liet hij zijn plan varen. Maar naarmate Kerst naderde, nestelde zich in Vincent zijn hoofd waanideeën. Op zondag 23 december 1888 sloeg de vlam in de pan. Gauguin ging de deur uit en Vincent dacht dat hij vertrok uit Arles. Deze teleurstelling ging hij te lijf met drank. Terug op zijn kamer in het gele huis passeerde zijn tot nu mislukte leven de revue. Hij liep naar de badkamer pakte het scheermes en verwondde daarmee zijn oor.

Op kerstavond kreeg Theo via een koerier de mededeling dat Vincent ernstig ziek was en dat hij onmiddellijk moest komen. Toen hij op kerstochtend in het ziekenhuis in Arles aankwam sprak hij met Félix Rey de drieëntwintigjarige arts assistent.

19 Deze stelde Theo gerust met de mededeling dat Vincent binnen een paar dagen weer naar huis zou kunnen. Dit was voor Theo het bericht dat hij het liefste hoorde. Nu kon hij weer terug gaan naar Parijs waar een nieuw leven met Jo Bongers op hem wachtte. Toen Vincent echter merkte dat Theo weer terug was naar Parijs was dat een geweldige desillusie en raakte hij in een crisis. Op 7 januari 1889 keerde Vincent terug naar het gele huis met hulp van postbode Joseph Roulin en dominee Frédéric Salles, zijn enige vrienden. Theo was vol van zijn nieuwe geluk en was druk doende een huis te zoeken voor als hij met Jo zou zijn getrouwd en kinderen zou krijgen. Om de financiën op orde te brengen schreef hij Vincent om een begroting te maken zodat alles beter in de hand kon worden gehouden. Op Vincent had dat een verkeerde uitwerking. Hij kreeg schuldgevoelens en vroeg Theo prompt een verhoging van de toelage. Het ging van kwaad tot erger. Hij werd paranoïde en begon te hallucineren. Hij liep soms brabbelend over straat. Het kon dan ook niet uitblijven dat de politie hem oppakte en naar het ziekenhuis bracht waar hij werd opgenomen. Van 25 februari tot 23 maart 1889 werd hij op de gesloten afdeling van het ziekenhuis te Arles behandeld.

20 Dominee Salles bestookte Theo om iets te doen aan de toestand van zijn broer. Uiteindelijk werd hij vrijwillig opgenomen in het aan de katholieke kerk verbonden krankzinnigengesticht Saint-Paul-de-Mausole in Saint-Rémy 25 kilometer ten noordoosten van Arles begin mei 1889. De directeur van de inrichting was dr. Théophile Peyron (1827-1895). Hij had eerst als arts bij de marine gewerkt en had daarna als oogarts zijn brood verdiend. Nu tegen zijn pensioen aan lopend was hij hier komen werken. In Arles was de diagnose epilepsie gesteld die door Peyron werd bevestigd. Voor Vincent was dit een uitkomst. Nu was hij ziek. Binnen een paar dagen na aankomst kreeg hij toestemming om een atelier in te richten in een grote kamer op de begane grond. Hij had van hieruit toegang tot de tuin. Hij ging ogenblikkelijk de planten in de tuin schilderen. Hij begon met irissen. Een doek helemaal gevuld met irissen zonder ook maar een plekje lucht. Was in Arles de kleur geel de overwegende kleur hier was het violet.

Eind mei, nog geen maand na aankomst, was Vincent helemaal op zijn gemak en hij schreef Theo: “Ik voel me hier op mijn plaats”

21 Hij vroeg en kreeg toestemming naar Arles te gaan om zijn meubels op te halen. Daar aangekomen bleek dominee Salles met vakantie en Joseph Roulin was niet thuis, de enige vrienden waar hij terecht kon in Arles. Dus ging hij naar het bordeel waar hij zich te buiten ging aan drank. Dit alles onder het toeziend oog van zijn bewaker. Terug in Saint-Rémy kreeg hij een aanval die duurde van half juli tot eind augustus 1889. Toen hij weer hersteld was ging hij als een bezetene schilderen. Hij schreef aan Theo: “Het werk leidt me oneindig meer af dan wat dan ook. Het sterkt de wil en geeft dus die geestelijke inzinkingen minder kans.” Tijdens zijn verblijf in de inrichting te Saint-Rémy maakte hij 100 tekeningen en 150 schilderijen. Hij begon ook weer portretten te schilderen onder anderen van Trabuc een bewaker van de inrichting.

In december 1889 kwamen de aanvallen weer terug. Kerstmis was altijd een beladen tijd voor Vincent. Bovendien was Theo en de rest van de familie vooral bezig met de geboorte van Theo’s eersteling. De eerste dagen van 1890 was hij weer zover opgeknapt dat hij naar Arles mocht. Maar daar vond hij niet wat hij zocht en keerde gedesillusioneerd terug naar Saint-Rémy.

22 Prompt kreeg hij weer een aanval waarbij hij al tierend geheel buiten zinnen was. Toen Theo en Jo eind januari 1890 een brief ontvingen waarin Peyron hen informeerde over zijn toestand was Jo juist een brief aan Vincent aan het schrijven waarin zij hem vertelde dat in het prestigieuze Parijse blad Mercure de France van begin januari 1890 een lovend artikel stond over Vincent van de criticus Albert Aurier. 42

Toen in maart 1889 de jaarlijkse Salon des Indépendants werd geopend koos Theo 10 schilderijen uit die kwamen te hangen naast die van Seurat, Toulouse-Lautrec, Signac, Anquetil, Pisarro, Guillaumin en anderen.

23 , een Belgische kunstschilderes, kocht het schilderij, de rode wijngaard van Vincent voor 400 franc. Dit was het eerste schilderij dat werd verkocht. In 1909 verkocht zij het voor 10.000 franc aan galerie Bergheim in Parijs en in hetzelfde jaar werd het verkocht aan een Russische textielhandelaar voor 33.000 gouden roebel. Op 16 mei 1889 werd Vincent als genezen ontslagen uit de inrichting in Saint Remy Hij stapte op de trein richting Parijs waar hij werd opgewacht door Theo. Na drie dagen vertrok hij naar Auvers sur Oise, een plaatsje ten noorden van Parijs gelegen aan een zijrivier van de . Hij nam zijn intrek in de van de gelijknamige familie. De keuze voor Auvers was ingegeven door het feit dat dokter hier woonde, een arts die kunstenaars als Manet, Renoir en Cézanne tot zijn patiënten rekenden. 8 Juni 1890 kwam Theo op bezoek met zijn gezin. Het werd een geweldige dag voor Vincent. Hij genoot met volle teugen en liet ze alle mooie plekjes van Auvers zien. Enige dagen later schreef hij aan Theo “Ik heb een heel prettige herinnering overgehouden aan zondag. Ik hoop dat we elkaar vaak zullen terug zien.” Vincent was inmiddels bevriend geraakt met dokter Gachet en maakte een portret van hem.

24 Op zondag 27 juli keerde Vincent na een ochtend schilderen terug voor zijn middagmaal in de Auberge. Toen hij klaar was pakte hij zijn spullen bij elkaar en vertrok weer om verder te gaan met zijn werk, net zoals hij wekenlang bijna iedere dag had gedaan. De familie Ravoux en enkele pensiongasten waren op deze zomeravond op het terras blijven hangen. ’s Avonds zagen zij Vincent strompelend naderen zonder zijn schilders benodigdheden. Hij hield zijn buik vast en zijn jasje was dichtgeknoopt. Zonder een woord te zeggen ging hij rechtstreeks naar zijn kamer. Gustave Ravoux, die zich zorgen maakte, luisterde onder aan de trap. Toen hij gekreun hoorde, klom hij naar Vincents zolderkamer. Vincent bleek op bed te liggen, ineengekrompen van de pijn. De volgende dag kwam Theo uit Parijs over om zijn broer bij te staan. De toestand van Vincent ging zienderogen achteruit. En Theo schreef aan Jo; “Arme kerel, hem werd het geluk niet in groote mate toegedeeld, en illusie’s blijven hem niet over. Het wordt hem soms zwaar, hij gevoelt zich zo alleen” Theo concludeerde dat Vincent niet meer in het leven geloofde. Om half een ’s nachts op 29 juli stierf Vincent in de armen van zijn broer.

De volgende dag 30 juli werd Vincent begraven in Auvers sur Oise. Een half jaar later overleed ook Theo enkele weken voor de eerste verjaardag van zijn zoontje. Hij werd begraven naast zijn broer

25 Korte nabeschouwing

Tenslotte wil ik nog even stilstaan bij de ziektegeschiedenis van Vincent en als laatste zijn suicide Over de ziektegeschiedenis van Vincent van Gogh zijn boekenkasten vol geschreven. Ik wil me echter beperken tot twee auteurs. Op de eerste plaats de neuroloog P. Voskuil en tenslotte de psychiater Erwin van Meekeren. Na het bewuste oor-incident is Vincent enkele keren opgenomen geweest in Arles, waar de diagnose epilepsie werd gesteld en in de inrichting Saint Paul de Mausole werd deze diagnose overgenomen. Voskuil publiceert hier uitgebreid over in Soma & Psyche in 1990.

In deze tijd heeft hij steeds vaker aanvallen tot zijn ontslag begin mei 1890. Deze aanvallen bestonden uit periodes met bewustzijnsstoornissen, waanideeën en hallucinaties. Zij zijn pas begonnen in de tijd dat hij in Arles verbleef. In zijn vroege jaren is hij nog behandeld voor een gonorroe in Den Haag toen hij samen leefde met Sien. In Antwerpen is hij behandeld voor lues. Maar zoals we hebben gezien is zijn leven voordat hij naar Zuid Frankrijk vertrok psychisch alles behalve vlekkeloos verlopen. In het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde, december 2000, heeft psychiater Erwin van Meekeren een voortreffelijk artikel gepubliceerd over de psychiatrische ziektegeschiedenis van Vincent van Gogh.

26 Hij stelt hierin dat Vincent een zeer groot deel van zijn leven symptomen zou hebben vertoond die het best passen bij een Borderlinestoornis, (ofwel een persoonlijkheidsstoornis). Dat is een stoornis die wordt gekenmerkt door een sterke neiging tot impulsief handelen zonder rekening te houden met de gevolgen samen met emotionele instabiliteit. Impulsiviteit en stemmingswisselingen kunnen worden beschouwd als kernsymptomen van de borderlinestoornis. Hiervan zijn in Vincents levensgeschiedenis vele voorbeelden te vinden. Een ander kenmerk is zelfdestructief gedrag. Ook daar zijn veel voorbeelden van te vinden. Volgens Mendes da Costa deed hij in Amsterdam tijdens zijn studie aan zelfkastijding. Hij hield zijn hand in een vlam om het contact met Kee Vos af te dwingen. En later het bewuste oor-incident. Ook verlatingsangst is een kenmerk. Daar zijn eveneens veel voorbeelden van te vinden in het leven van Vincent. Dit is al te zien toen zijn vader hem naar de kostschool van Provily bracht. Later herinnerde hij zich dit als een zeer traumatische ervaring. De verlating door Gauguin kan als een luxerend moment gezien worden waardoor Vincents psychische evenwicht verstoord werd. Er ontstond een toestand met psychotische en epileptische verschijnselen. Er zijn sterke aanwijzingen dat Vincents ziektegeschiedenis al begonnen was lang vóór het oor-incident. De diverse verschijnselen en zijn instabiliteit in denken, voelen en handelen gedurende zijn volwassen leven maken de borderlinestoornis als hoofddiagnose zeer aannemelijk Tenslotte nog enkele woorden over de vermeende suicide van Vincent. Laten we voorop stellen dat, 125 jaar na dato, het erg moeilijk zo niet onmogelijk is achter de ware toedracht van zijn dood te komen. Al snel ging het verhaal dat Vincent een revolver had geleend van Gustave Ravoux, de eigenaar van de herberg. Men suggereerde dat hij de kraaien wilde verjagen. Maar hij zou een eindje de korenvelden ingelopen zijn daar zijn spullen neergelegd hebben en toen zichzelf hebben verwond. Hij raakte buiten bewustzijn. Toen hij weer bijkwam liep hij terug naar de herberg. Dit verhaal is in de loop der jaren een eigen leven gaan leiden. Het merkwaardige is echter dat zijn spullen en de revolver nooit zijn teruggevonden.

27

Dit is de reden dat er een nieuwe versie van het gebeuren is opgedoken in de laatste biografie van Vincent. René Secrétan, de zoon van een rijke en zeer geziene Parijse apotheker, bracht de zomer vaak met de familie door in Auvers op het platteland, waar ze een buitenhuis bezaten. René was een puber die met zijn vrienden de omgeving onveilig maakten en het vooral gemunt hadden op die rare schilder, een vriend van zijn broer Gaston die kunstzinnige ambities had. Deze René was in het bezit van een pistool. En tijdens de pesterijen jegens Vincent zou hij door een onvoorzien pistoolschot zijn getroffen. De jongens hebben toen de spullen opgeruimd. En Toen Vincent weer bijkwam is hij naar de herberg gestrompeld. Direct na deze gebeurtenis zijn de broers vertrokken naar de kust waar de familie ook een buitenhuis had Volgens deze versie zou het geheel meer een fataal ongelukje zijn geweest dan een zelfmoord.

28