Vel 119. 431 Eerste Kamer.

29ste VERGADERING. — 28 JULI 1893.

Mededeeling van ingekomen stukken.

bij te wonen , de derde door ongesteldheid, de vierde en de vijfde wegens familie-omstandigheden, de laatstgenoemde uithoofde van ambtsbezigheden. Deze berichten worden voor kennisgeving aange- nomen. 2°. eene missive van den referendaris, tijdelijk belast 8te met het beheer van het Kabinet der Koningin, houdende 29 VERGADERING. mededeeling van de goedkeuring door Hare Majesteit de Koningin-Weduwe, Regentes, van het wetsontwerp, hou- dende goedkeuring van het Protocol betreffende de uit- voering van de op den 16den ^vember 1887 te 'sGra- venhage gesloten internationale overeenkomst tot het tegen- VERGADERING VAN VRIJDAG 28 JULI 1893. gaan der misbruiken , voortvloeiende uit den verkoop van sterken drank onder de visschers op de Noordzee buiten (OEOPEND DES NAMIDDAGS TE 2'/. UREN.) de territoriale wateren. Deze missive wordt voor kennisgeving aangenomen.

3°. de volgende Regeeringsbescheiden, ingezonden bij missives: Ingekomen: 1°. berichten van leden ; 2°. eene missive van het Departement van Buitenlandsche Zaken, een van den referendaris, tijdelijk belast met het beheer afdruk van de op 10 Maart 1893 te Brussel tusschen van het Kabinet der Koningin; 3°. Regeeringsbe- Nederland en Luxemburg gesloten evereenkomst totrege- ling der wederkeerige uitlevering vau misdadigers; scheiden ; 4°. drukwerken ; 5°. een afdruk van eene van het Departement van Justitie, het Verslag van de motie; 6°. wetsontwerpen. — Verslag uitgebracht lste afdeeling der Staatscommissie , bedoeld bij de wet van over een verzoekschrift. — Behandeling en ver- 19 Januari 1890 {Staatsblad n°. 1) over het onderzoek in zake de tramwegen, gehouden te 's Gravenhage; werping van een wetsontwerp. — Schorsing en van het Departement van Waterstaat, Handel en N ij- hervatting der vergadering. — Mededeeling van de verheid : de 62ste tot de 66ste aflevering van bet Bulletin benoeming van rapporteurs over wetsontwerpen. — international des douanes, alsmede de aanvullingsbladen noa. 1 tot de 56ste, n°. 3 tot de 7de, n°. 5 tot de 23ste, Voorlezing van Eindverslagen over wetsontwerpen; n". 2 tot de lste en n°. 2 tot de 21ste aflevering. bepaling van den dag der behandeling. — Behan- Deze stukken zullen op de griffie nedergelegd of deling en aanneming van wetsontwerpen. — ScheidiDg in de boekerij geplaatst worden. der Kamer tot nadere bijeenroeping. 4°. de volgende drukwerken : het Verslag van den toestand der provincie over 1892; het Verslag van den toestand der provincie Groningen Voorzitter: de heer v»n Naamen van Eenmes. over 1892. Deze drukwerken zullen worden geplaatst in de Tegenwoordig, met den Voorzitter, 35 leden, te weten boekerij der Kamer. de heeren: Kist, Fransen van de Putte, van Gennep, Alberda van 5°. een afdruk van eene motie aangenomen in de Zondag Ekenstéin, van Lier, J. Prins, Pijnappel, Vening Meinesz, 23 dezer te 's Gravenhage gehouden vergadering uitge- de Savornin Lohman , van Alphen, Rahusen , Regout, schreven door het centraal bestuur van het Algemeen A. Prins, Nijsingh, van Roijen, Fokker, Breebaart, Breu- Nederlandsen Werkliedenverbond. ning, Smitz, Wertheim, Nebbens Sterling, Merkelbach, Dit stuk zal ter griffie nedergelegd worden, ter Prinzen, van Nispen tot Pannerden, Sassen, L. van Nispen, inzage voor de leden. van Weideren Rengers, Six, Stork, Melvil van Lynden, Bultman, Viruly, Blijdenstein en Vlielander Hein, 6*. van de Tweede Kamer de volgende wetsontwerpen : en de heeren Ministers van Waterstaat, Handel en bepalingen omtrent overtreding van art. 1 van het Ko- Nijverheid, van Financien, van Koloniön en van Binnen- ninklijk besluit van 17 Februari 1819 (Staatsblad n°. 6); landsche Zaken. wijziging van hoofdstuk V der Staatsbegrooting voor 1893. De notulen van het verhandelde in de vorige vergade- ring worden gelezen en goedgekeurd. De Voorzitter: De Tweede Kamer heeft de welwil- lendheid gehad deze wetsontwerpen nog heden af te doen, ten einde ons in de gelegenheid te stellen die zoo spoedig De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen: mogelijk te behandelen en misschien daardoor eene nieuwe bijeenkomst uit te winnen. Aan een van die wets- 1°. berichten van de heeren van Swinderen en Cremers, ontwerpen is de fatale termijn verbonden van 1 September. ontvangen na afloop der vergadering van 20 Juli, dat zij Ik stel dus voor, beide voorstellen van wet heden namid- belet waren dien dag tegenwoordig te zijn, de eerste dag te vier uren in de afdeelingen te onderzoeken. Dit omdat zijne tegenwoordigheid elders vereischt werd, de voorstel geschiedt na gehouden overleg en in overeen- tweede wegens eene lichte ongesteldheid, en van de heeren stemming met de Centrale Afdeeling. van Swinderen , Coenen, Thooft, van Nagelt van Ampsen, Welt en Verheijen , dat zij verhinderd zijn de vergadering Daartoe wordt besloten.

Handelingen der Staten-Generaal. — 1892—1893. — I. 432

29ate VERGADERING. — 28 JULI 1893.

163. üvereenk. betr. de Geldersch-Overijsselsche locaalspoorwegen en den locaalapoorweg van Enschedé uaar Oldenzaal.

De beer 4e Savornln Lohman, lid der Commissie voor aankwam op de noodzakelijkheid dan wel op de wensehe- de Verzoekschriften, brengt bet volgende verslag uit. lijkheid van den maatregel, want in dat Staatsstuk zijn In handen van uwe Commissie is gesteld een adres van minder sterke uitdrukkingen gebezigd , en daarin wordt Jan Passchier Quant, gepensionneerd hoofdonderwijzer , te niet meer gezegd dan dat tegen bekrachtiging van deze den Helder, houdende eene klacht betreffende de uiet- overeenkomst » geen bezwaar" voor den Staat bestond. uitkeering van zijn pensioen , verzoek om vervolging van En waarom zou er dan nu noodzakelijkheid of wensche- den procureur Coheu Stuart te Alkmaar , en om onderzoek lijkheid bestaan voor den Staat om deze overeenkomst naar de leening voor den Rotterdamschen schouwburg. bekrachtigd te zien? Omdat de Hollandsche IJzeren Spoor- Verder heeft adressant bezwaren tegen de voorgestelde wet wegmaatschappij minder aan rente zal hebben te betalen op het faillissement en betoogt hij de wenschelijkheid om dan aan pacht, terwijl er eene overeenkomst bestaat tus- betere wetten te maken voor de samenleving Ten slotte schen den Staat en de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat- verzoekt adressant dat ieder vrijheid ontvange zijn recht schappij , ten gevolge waarvan onder zekere omstandigheden op pensioen te laten gelden en wenscht hij dat paal en de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij zich kan perk worde gesteld in zaken den godsdienst betreffende. overgeven aan den Staat; hoe minder verliesposten nu voor de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij hoe verder Uwe Commissie stelt voor, omdat in dit adres een en die naasting zal zijn verschoven, terwijl in elk geval de ander voorkomt op de wet op het faillissement betrekking winst van de Hillandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij hebbende, het neder te leggen ter griffie, ter inzage voor boven een zeker percentage voordeel geeft voor den Staat. de leden. Maar uit die indirecte voordeelen voor den Staat kan aller- De Kamer vereeuigt zich met de voorgestelde minst de noodzakelijkheid worden geboren voor den Slaat conclusie. om deze overeenkomst aan te nemen, doch hoogstens de wenschelijkheid, en ook deze alleen dan, wanneer tegen- over die indirecte voordeelen voor den Staat geen positieve Aan de orde is de behandeling van HBT ONTWERP VAN nadeelen staan. Maar ik meen dat uit deze overeenkomst WET TOT BEKRACHTIGING VAN KBNB OVEREENKOMST, BE- juist een positief nadeel voor den Staat kan ontstaan. Ik TREKFENDB DB GBLDBRSCH-OVBRIJSSBLSCHE LOCAALSPOOR- ga dit aantoouen. WEGBS EN DEN LOCAALSPOORWEG VAN ENSCHEDÉ NAAR De Staat die tot dusver vrij is tegenover de Geldersch- OLDBNZAAL. (163) Overijsselsche Locaalspoorwegmaatschappij en ook tegenover de lijn Enschedé-Oldenzaal, zal die vrijheid laten varen , De beraadslaging wordt geopend. zooals het heet om zich de beschikking te verzekeren over die spoorwegen, tegen opoffering van eene som van meer De heer Fokker: Vond het ontwerp Sittard-Herzo- dan f 4 000 000, veel meer, meen ik, dan op dit oogen- genrath bij mij geene instemming, in nog mindere mate blik die lijnen waard zijn. Dit is in confesso. ia dit bet geval met het wetsontwerp dat thans aan de Maar, zegt de Regeering, wij moeten ook op de toe- orde is gesteld. komst letten en al mogen op dit oogenblik die lijnen nog Wat wordt met dit wetsontwerp bereikt? Wij moeten niet veel waard zijn en zelfs verlies geven, het kan ver- natuurlijk bier onderscheiden de verschillende partijen die keeren, ja zelfs zijn er kenteekenen, dat het ook verkeeren hier in het geding zijn. In de eerste plaats dan despoor- zal; zoo de Staat de Hollandschen IJzeren Spoorwegmaat- weg Ensche ié-Oldenzaal en de Geldersch-Overijsselsche schappij naast, verzekert dit ontwerp — en dit is het Locaalspoorwegmaatschappij. Die laatste krijgt 112 pet. voordeel er van — aan den Staat de beschikking over van het aaudeelenkapitaal voor eene lijn die op het oogen- die lijnen, die een niet onbelangrijk deel van het Neder- blik met verlies geëxploiteerd wordt. De andere lijn landsche spoorwegnet uitmaken, en deze beschikking krijgt 110 pet. De tweede partij in dit geding is de zal — zoo meent de Regeering — de Staat niet dan op Hollaudsche Spoorwegmaatschappij, die door dit contract meer bezwarende voorwaarden kunnen krijgen, zoo hij aanvankelijk f 15 000 en later f 31 000 nakder aan rente vóór 1906 den Hollandsche IJzeren spoorweg mocht naasten. (aflossing buiten rekening gelaten) te betalen zal hebben Oppervlakkig zou op deze redeneering het antwoord dan zij nu aan buur betaalt en na 1897 aan huur zal voor de hand liggen: welnu, als dat zoo is, naast gij moeten betalen. Misschien zal de Hollandscbe Spoorweg eenvoudig niet. Maar als ik dat antwoord gaf, zou ik zich in zoover bevoordeelen, dat zij de som van f 384 000, toonen niet op de hoogte te zijn van den inhoud der ramp- die thans eene rentelooze boekschuld vormt ten laste van zalige spoorwegovereenkomsten, welke overeenkomsten de Geldersch-Overijsselsche Locaalspoorwegmaatschappij, eene bepaling bevatten, die het mogelijk maakt dat niet nu verzilverd zal krijgen, wanneer tot aankoop mocht de Staat de spoorwegen, maar de Spoorwegmaatschappijen worden overgegaan. En de Staat — de derde partij — de schatkist naasten , het is art. 42 in verband met art. 29. zal bereiken door deze overeenkomst, dat hij de bescbik- Immers de naasting heeft door die artikelen opgehouden king krijgt over een tal van kleine spoorwegen, die — te zijn eene bevoegdheid voor den Staat, maar is in zekere zooals de Regeering het noemt — bij eventueele naasting gevallen eene verplicüting geworden , waartoe zij gedwon- van den Hollaudschen spoorweg een onmisbare schakel gen kan worden. zijn van het geheele net. Het Rijk zal daarvoor betalen De mogelijkheid bestaat dus dat de Xederlandscbe Staat ruim 4 millio-n. vóór 1906 den Hollandsche IJzeren spoorweg tot zich zal Of die overeenkomst nu voordeelig is voor de Geldersch- moeten nemen, en dus zou het antwoord: >welnu, naast Overijsselsche Spoorwegmaatschappij of voor de Hollandsche dan niet", niet juist zijn. In Let voorbijgaan zij opge- Spoorwegmaatschappij , op dit punt wensch ik niet in te merkt — doch dit is voor mij geene hoofdbedenking tegen gaan. De onderstelling ligt voor de hand, dat die partijen de overeenkomst — dat art. 42 van de spoorwe

29ste VERGADERING. — 28 JULI 1893.

163. Overeenk. betr. de Geldersch-Overijsselsche kcaalspoor wegen en den locaalspoorweg van Enschedé naar Oldenzaal.

De derde wijze is die van art. 39, waarbij worden o ver- mate zelfs, dat zij voor niet minder dan ruim 4 millioen genomen de bepaald in dat artikel aangeduide zaken. en tweehonderd tachtig duizend gulden (de koopsom plus Nu is bet echter de vraag hoe bet zal moeten gaan wanneer 2 pet. voor de kosten) te koop zullen zijn , betwijfel ik art. 35 of art. 36 moet worden toegepast. ten sterkste. De moeilijkheid zit daarin dat bij art. 35 b wordt bepaald Maar er is door de Regeering eene andere wijze van dat zal worden betaald >de helft van het bedrag waarmede berekening aangegeven. Men moet — zegt zij — geen de gezamenlijke baten overtreffen hare schulden, hetkapi- rekening houden met het verlies, maar met het stijgen taal en bet wiustsaldo". De waarde nu van deze activiteit is van de opbrengst. In de Memorie van Antwoord wordt nu in deze overeenkomst niet vastgesteld voor de gevallen daarvan eene berekening gemaakt, waaruit zou blijken, van art. 35 en 36 , wel vour dat van art. 39. dat de ontvangsten de exi loitatiekosten — zonder huur — Ik keer thans terug tot de stelling der Regeering dat hebben overtroffen in 1886 met f 34 843, in 1890 met de Staat bij naasting van den Hollandschen spoorweg vódr f 96 392, dus een vooruitgang van bet saldo gemiddeld 1906 voor deze lijn meer geld zal moeten geven dan nu met f 15 000 per jaar. Maar strekt men de rekening uit het geval is. Zal die stelling juist blijken te zijn, dan over 1891, dan komt men tot een vooruitgang van ge- moet er veel veranderen. Die lijnen hebben in de jaren middeld slechts —=— = f 5625, en neemt men 1892 1886-1891 een tekort opgeleverd van gemiddeld f 74 000. 5 Of de onder de exploitatiekosten in de Memorie van Toelich- ting vermeld , ook begrepen is de interest van de f 360000 er bij, dan komt men — de exploitatiekosten op 60 pet. door de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij aan de stellende — tot een gemiddeld van —-— =s f 11894. Geldersche maatschappij voorgeschoten voor kosten van aanleg, blijkt niet. Mocht dit niet het geval zijn, dan zou Berekent men dus het accres der zuivere opbrengst op de som der exploitatiekosten met de rente van dat voor- f 15 000, dan is dij rekening, wanteer men de jaren schot moeten worden vermeerderd. 1891 en 1892 medetelt, zeker geflatteerd. De uitkomsten Voor 1892 is het tekort niet bekend , daar de Hollandsche tot en met 1892 geven geen recht om, zooals in de Spoorwegmaatschappij geen afzonderlijke boekhouding meer Memorie van Antwoord aau de Tweede Kamer gezegd houdt van de exploitatie op de locaalspoorwegen , als reden wordt, aan te nemen, dat voor de jaren 1890 tot 1902 daarvoor opgevende dat »de scheiding tusschen de uitgaven een vooruitgang van f 6182 per jaar.» niet onwaarschijnlijk" voor tractie en vervoer op de hoofd- en locaallijnen moeilijk te achten is. is vol te hou len". Maar met die waarschijnlijkheidsrekening, waarbij zoo- In transitu moet ik op het mijns inziens bedenkelijke vele onbekende factoren voorkomen, behoeven wij ons van die handelwijze wijzen. eigenlijk niet bezig te houden. Wij hebben alleen te vragen: In de spoorwegwet van 1875 staat uitgedrukt (art. 49) welke is de positie van den Staat tegenover den Geldersch- op welke wijze naasting zal kunnen worden geprovoceerd Overijsselschen spoorweg, wanneer de Hollandsche "spoorweg door de Regeering en onder welke voorwaarde. Daarin vóór 1906 wordt genaast? Zal dan de Staat d-n spoorweg wordt gezegd: als maatstaf van naasting zal dienen de of de spoorweg den Staat noodig hebben? Wie van onzuivere opbrengst. beide zal in de sterkste positie verkeeren ? De Regeering Hoe zal men nu later die onzuivere opbrengst berekenen, meent, dat dit de Staat zal zijn, maar ik denk er anders wanneer de spoorwegmaatschappij niet meer afzonderlijk over. Die lijnen zijn door de Hollandsche IJzeren Spoor- boekhoudt van de kosten van tractie voor de locaallijnen ? wegmaatschappij in exploitatie genomen , toen zij nog in Wanneer bet ooit tot naasting mocht komen , dan zullen volle concurrentie was met den Rijnspoor en de Exploitatie- die kosten niet meer uit te maken zijn en zal dus ook maatschappij. de zuivere opbrengst niet meer te berekenen zijn. Toen verschafte die lijn aan den Hollandschen spoorweg Ik durf niet zeggen of de Regeering een wapen in de eene weikomen verbinding met Twente, en ook eene ver- hand heeft om de maatschappijen tot eene dergelijke binding met Duitschland , althans tot aan de grensstations. afzonderlijke boekhouding te dwingen, maar mocht dit Men had eene doorgaande verbinding over de Hollandsche niet het geval zijn, dan zou het zeker voor de Regeering lijn van Amsterdam over , , Neede, aanbeveling verdienen om reeds nu de maatschappij op Enschedé om dan te komen eenerzijds naar Gronau, ander- vormelijke wijze te wijzen op de later daaruit te ontstane zijds over Oldenzaal naar Salzbergen. Maai* na de spoor- moeilijkhedeu en haar reeds nu verantwoordelijk te stellen wegovereenkomsten is het groote belang voor het inter- voor de gevolgen die uit deze gebrekkige boekhouding nationaal of transito-verkeer vervallen , of liever de Hol- kunnen voortvloeien. landsche lijn is voor haar rechtstreeksch verkeer met Ia het tekort over 1892 niet bekend, wel zijn bekend Duitschland nu niet meer afhankelijk vanden Gelderschen de ontvangsten, welke in dat jaar bedroegen f265 518, Overijsselschen locaalspoorweg. De Hollandsche spoorweg dat is bij 1891 vergeleken niet een vooruitgang zooals kan van Amsterdam en Rotterdam te Salzbergen , Win- men gewoon was, maar een achteruitgang van f 2500, terswijk en Cleef komen zonder in aanraking te zijn ge- terwijl de vooruitgang in 1891 bij 1890 vergeleken was weest met den Geldersch-Overijsselschen locaalspoorweg. f 29500. Een blik op de spoorwegkaart maakt dit duidelijk. Ik kom op die cijfers alleen daarom , omdat, mijns in- De Hollandsche spoorweg heeft dus na de spoorweg- zieus , al is het geen direct bewijs , het toch eene adstructie, overeenkomsten den Geldersch-Overijsselschen locaalspoor- althans een argument is voor de stelling , in het Voorloopig weg niet meer noodig voor bet transito-verkeer met Verslag dezer Kamer gereleveerd en waarop ik later zal Duitschland en ook niet voor het rechtstreeksch verkeer terugkomer.: dat de toestand vac den Hollandschen spoorweg tusschen Amsterdam en een deel van Twente. De Hollandsche tegenover den Geldersch-Overijsselschen spoorweg veranderd lijn kan haar internationaal verkeer over bedoelde lijn is na de spoorwegovereenkomsten. Niet alleen toch zijn de leggen , maar noodig heeft zij die lijnen daarvoor niet. Kn onkosten hooger geworden , maar ook do ontvangsten zijn als de Hollandsche spoorweg die lijn niet noodig heeft, gedaald. nog veel minder zal de Staat die noodig hebbeu, want Neemt men met de Regeering aau , dat de exploitatie- de Staat zal den Hollandschen spoorweg alleen niet naasten, kosten niet meer dan 60 pet. zullen bedragen, een moyenne, maar zal tevens zorgen in het bezit te zijn van de lijnen die gewoonlijk aangenomen wordt als verhouding tusschen der Explotatie maatschappij. de ontvangsten en de uitgaven, dan beloopen de kosten De Regeering zal er niet aan denken om wanneer te zamen f298165 en dan is er een tekort van f32 647. zij den Hollandschen spoorweg wil of moet naasten, Of er nu groote waarschijnlijkheid bestaat, dat de lijnen concurrentie te voeren met de Exploitatie-maatschappij. die van 1886 — 1892 verlies hebben geleden en waarvoor Wanneer zij overgaat tot naasting zal zij zorg dragen met December 1897 f 15429 meer van hu ar moet betaald dat alle spoorwegen zijn in eene hand. En met de lijnen worden, vdór 1906 wiDSt zullen gaan afwerpen, in die der Exploitatie-maatschappij kan men in Duitschland 434

^———^————™ 1111 -- —,

29ste VERGADERING. — 28 JULI 1893.

143 Overeenk. betr. de Geldersch-Overijsselsche locaalspoorwegen en den locaalspoorweg van Enschedé naar Oldenzaal.

komen van Amsterdam over Emmerik, Gronau en Salz- ééne hand mogelijk gemaakt, maar nu loopen er te veel bergen, zonder den Geldersch-Overijsselschen locaalspoor- parallelverbindingen en over die verbindingen te veel trei- weg te raken en van Rotterdam kan men Duitscbland in- nen van de beide maatschappijen. Op vele van die lange gaan langs Emmerik , Gronau , Salzbergen , Cleef en trajecten in één hand loopen te veel treinen van beide Wezel, mede zonder in aanraking te komen met de Gel- maatschappijen, terwijl er niet genoeg goederen en per- dersch-Overijsselsche locaalspoorwegen. souen te vervoeren zijn. Daarover, over dit nadeelig gevolg En zoo is het ook met bet zoogenaamd rechtsstreeksch van het libre parcours over groote afstanden wordt ge- verkeer tusschen Amsterdam en Twente. klaagd, zoowel in het verslag van de Exploitatie-maat- De RegeeriDg schijnt hieop te doelen op bladz. 3 van schappij als in dat van de Hollandsche Spoorwegmaatschappij haar Antwoord aan deze Kamer: » Wat eindelijk betreft en die passus, (bladz. 7 van het verslag der Hollandsche de bewering, in het Verslag aangeduid, dat als de Staat Maatschappij), was door mij lodoeld , toen ik in de af- de groote spoorwegen in handen heeft de Geldersch-Over- deelingen dit punt besprak. ijsselsche lijnen veel van haar vervoer zullen verliezen, zij Er zijn te veel parallellijnen en daarover loopen over te kon allerminst worden toegegeven. Bij de beoordeeling groote afstanden treinen van concurreerende maatschappijen. van deze vraag, behoort men, naar het schijnt, uit te De Staat zal geen behoefte hebben, zoo al de lijnen in gaan van de onderstelling, dat als de Staat de hoofdlijnen ééne hand komen, om dien toestand te doen voortbestaan, genaast heeft en deze zelf exploiteert, voor het vervoer hij zal de Geldersch-Overijselsche locaalspoorwegen niet tusschen twee plaatsen de voorkeur zal worden gegeven noodig hebben als strijdmiddel tegenover andere exploi- aan de kortste route, onverschillig of deze aan eene par- tauten; hij zal dus bij naasting voor of na 1906 niet zwak ticuliere spoorwegonderneming ten gosde komt of tot na- maar sterk staan tegenover de Geldersch-Overijselsche deel strekt. In die onderstelling nu zullen de belangrijkste Locaalspoorwegmaatschappij. Art. 49 van de spoorwegwet vervoeren, zooals van Enschedé naar Amsterdam of van van 1875 zou, wanneer het internationaal verkeer over Winterswijk naar Rotterdam, over de lijnen der Geldersch- die lijnen is verminderd en de bedoelde spoorwegen dus Overijsselsche Locaalspoorwegmaatschappij kunnen gaan. eer een lastpost dan een voordeel zijn geworden, dan een De afstand toch van Enschedé naar Amsterdam over uitkomst zijn.... niet voor de aandeelhouders, maar voor Hengelo-Almelo-Deventer-Amersfoort bedraagt 167 K. M.; den Staat, als deze zich dan over die lijnen mocht willen over Ruurlo-Zutphen daarentegen 163 K. M. En de afstand ontfermen. Het Staatsbelang vordert dus niet, verzet zich van Winterswijk naar Rotterdam over Zutphen-Amersf^ort veleer tegen bekrachtiging dezer overeenkomst. En waarom en Utrecht bedraagt 181 K. M., maar via -- zou de Staat voor veel geld zijne vrijheid prijsgeven? Utrecht 174 K.M." Deze vraag klemt te meer omdat, indien werkelijk vóór In den door mij voorgelezen passus geloof ik, dat de 1906 de naasting te duur mocht blijken te zijn, de wet Regeering op minder gelukkige wijze het aangestipte be- toelaat van de bevoegdheid, die zij geeft, geen gebruik zwaar tracht te ontgaan. De onderstelling, dat wanneer te maken. het tot Staatsexploitatie zal komen, men altijd de kortste En waarom zou de Staat zijne vrijheid prijsgeven ? Om route zal volgen, vind ik wel wat idyllisch. Het zou toch aan de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij eene ren- wel kunnen gebeuren , dat een omweg van 4 kilometers tebesparing te verschaffen en aan de Geldersch-Overijsselsche op 163 en van 7 kilometers op 174 kilometers, volgens Locaalspoorwegmaatschappij 112 pet. van haar kapitaal te het oordeel van de administratie van den spoorweg zal op- betalen; voorts om aan de Hollandsche Spoorwegmaat- wegen tegen het gemak en de geldelijke voordeelen , die schappij eene som van f 384 507 te verzekeren, die thans er aan verbonden zijn, dat het geheele vervoer in handen eene rentelooze vordering uitmaakt welke te niet gaat van ééne maatschappij is. Maar voor een oogenblik aan- zoo de Hollandsche Spoorwegmaatschappij zelf de lijnen vaard ik eens die idyllische onderstelling endan vraaagik: aankoopt. Dit is niet noodig en niet wenschelijk. zou de beste route Enschede» Amsterdam loopen over Ruurlo- Gesteld dat de Hollandsche IJzereu Spoorwegmaat- Zutphen ? Vergeet men niet, dat de weg Enschedé-Hen- schappij niet door den Staat genaast werd en ook niet gelo-Zutphen de kortste route is? Dat voor Rotterdam de zich aan den Staat overgeeft: de Staat wacht dan af; dan kortste route van Winterswijk over Zevenaar is kan ik zal de eene lijn niet vóór 1906 en de andere niet voor toestemmen, maar de internationale weg van Rotterdam 1911 voor naasting vatbaar zijn, maar dan zal de Staat naar Duitschland zal wel nooit over Winterswijk loopen ook kunnen overwegen of zij belang heeft om tot de en de dichtste haven van uitvoer voor Twente zal toch naasting over te gaan en dan geeft art. 49 der spoorwegwet vooreerst wel Amsterdam blijven. van 1875 de berekening aan, die dan zal moeten worden Op het transit en rechtstreeksch vervoer komt het vooral gevolgd. aan. Blijkens de Memorie van Antwoord bedroeg het ver- Ik zal de Regeering niet volgen in de berekening, die voer in 1889 36 164 ton in locaal en 99 329 ton in recht- zij daaromtrent op het voetspoor van het Voorloopig Ver- streeksch vervoer; het eene bracht op f 44 454, het andere slag der andere Kamer heeft gemaakt. Er zijn toch veel f 81 231 op. Dit is eenigszins in tegenspraak met de voor- te veel onbekenden bij deze berekening. Doch dit is zeker stelling door den Minister van Waterstaat in de Tweede dat er veel moet veranderen vóór dat het 23voud der zuivere Kamer gegeven , waaruit bleek dat het locaal verkeer de opbrengst een hooger cijfer geeft dan f 4 199 422 plus 2 hoofdzaak wa3 en het transit verkeer bijzaak. percent voor de kosten. Maar ik wensch een woord van Gesteld dat de Staat de spoorwegen overneemt vóór waarschuwing te doen booren. Er is door de Regeering 1906, wat zal dan geschieden; zal dan de Staat het inter- op gewezen dat art. 49 der spoorwegwet tot dusver niet nationaal of het rechtstreeksch verkeer langs die lijnen is toegepast en dat de toepassing aanleiding zal kunnen leiden, wanneer de Staat den Geldersch-Overijsselschen geven tot groote moeilijkheden. Dit argument komt mij voor spoorweg kan krijgen voor een prijsje? te zijn van zeer verre strekking en te gaan boven deportéevan Immers neen ! Amsterdain-Zutphen-Grouau of Salzber- deze overeenkomsten. Er zijn eene massa concessiën uitge- gen en Amsterdam-Emmerik of Amsterdam-Zutphen- geven, op welke de wet van 1875 toepasselijk is, en het Winterswijk, en voor het verkeer op Amsterdam de lijn zou mij leed doen in 's lands belang, wanneer de meening Enschedé-Hengelo-Zutphen-Amsterdam of Winterswijk- post vatte, dat de Regeering bang is art. 49 der wet van Ruurlo-Zutphen-Amsterdam, zullen dan de aangewezen 1875 toe te passen als dit noodig mocht zijn. Wanneer routen zijn. Tegen het gebruik maken van de Geldersch- dergelijke meening post vatte, dan zou de voordeelige Overijsselsche locaalspoorwegen voor internationaal en positie, die de Regeering met dit artikel in de hand thans rechtstreeksch verkeer zou — en hier kom ik terug op bet inneemt tegenover concessionarissen worden prijs gegeven. verslag der Hollandsche Spoorwegmaatschappij — na naas- Het obligo van den Staat uit de spoorwegovereenkomsten ting voor den Staat hetzelfde bezwaar bestaan dat zich is reeds zeer zwaar; zonder noodzaak word het niet ver- thans doet gevoelen: het libre parcours en de indeeling zwaard. Eene dergelijke meening is in het Voorloopig Tan den Rhijnspoorweg heeft vervoer over lange lijnen in Verslag ook verkondigd en de Regeering heeft die tirade Vel 120. 435 Eerste Kamer.

29,te VERGADERING. — 28 JULI 1893. 163. Overeenk. Letr. de GelderschOverijsstlsch locaalspcorwegen en den loeaalsioorwtg yan Enschedé naar Oldenzaal. niet goed gelezen, althans niet juist opgevat, want zij via Winterswijk verlangde en daarvoor een belangrijk heeft er de meening uit gelezen, dat onvoorwaardelijk ge- offer over had. weigerd zou moeten worden om het obligo van den Staat Het is ook Lekend dat bij het contract metde Holland- nog te vermeerderen. En te recht heeft zij geschreven dat sche IJzeren Spoorwegmaatschappij etne huur werd be- eene dergelijke opvatting wel eens kon blijken niet in 's lands dongen , die na 6 jaren zou opklimmen , zoodat die huur belang te zijn. Docli die meening is niet geuit. In het aanvankelijk f 123284 bedragende, thans f 138855 bedraagt Voorloopig Verslag dezer Kamer wordt gezegd dat het en na 1897 tot f 154 284 zal stijgen. In hetzelfde contract niet wenschelijk is het obligo voor den Staat niet te ver- was evenwel eene eventueele koopsom bepaald; doch aan- meerderen , >terwijl in het onderwerpelijk geval geene vankelijk zou koopen voor de Hollandsche IJzeren 8poor- aanleiding werd gevonden om eene uitzondering op dien wermaatschappij niet voordeelig geweest zijn , omdat de regel te wettigen". En de noodzakelijkheid voor de uit- rentelast dan bijna evenveel zou bedragen hebben als de zondering is door de Regeering niet bewezen. toen te betalen huur. Maar thans zou het voordeel bij Ik meen veeleer te hebben bewezen dat het niet wen- koop reeJs f 15 000 bedragen en na 1897 zal het klimmen schelijk is in dit geval het obligo te vermeerderen , dat tot ongeveer f 30 000. Wanneer men nu nagaat dat het er noch noodzakelijkheid noch wenschelijkheid bestaat in contract tusschen de Hollandsche IJzeren Spoor wegmaat- 's lands belang om deze overeenkomst te bekrachtigen. schappij en de Geldersch-Overijsselsche Locaalspoorweg- maatscliappij niet opzegbaar is, dan ligt het voor de hand De heer Lely, Minister van Waterstaat, Handel en dat koopen voor de Hollandse!,e IJzeren Spoorwegmaat- Nijverheid: Mijnheer de Voorzitter! Bij de beoordeeling van schappij voordeelig is. dit wetsontwerp schijnt het mij niet ondienstig een blik De vraag is of er van de zijde der Regeering tegen der- te slaan op de geschiedenis van het tot stand komen der gelijken koop bezwaar moet worden gemaakt. Het spreekt lijnen die ons bezighouden. vanzelf, dat de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij Toen van Staatswege overal spoorwegen werden aange- de lijn niet kon koopen, voordat zij zeker was, dat die zou legd , werd dit niet gedaan in het oostelijk gedeelte van overgaan op den Staat bij eventueele naasting , want het Gelderland , maar werd dit overgelaten aan het particulier kan niet van haar verwacht worden , dat zij , indien hare initiatief. Dit was onder andere ook het geval met de lijnen genaast worden, als eigen exploitant van de Geldersch- Westphaalsche spoorweglijn. Overijsselsche locaalspoorwegen in het leven zal blijven. En welk een juist inzicht particulieren daarbij hebben Ter beantwoording van de bedoelde vraag doen zich voor gehad , blijkt wel uit de verkregen uitkomsten. den Staat twee andere vragen voor , namelijk: 1°. is het in Tot den aanleg van den Westphaalschen spoorweg werd het Staatsbelang te achten, dat wanneer eenmaal de echter niet overgegaan dan nadat van Staatswege een Hollandsche IJzeren Spoorweg door den Staat wordt ge- subsidie was toegezegd van ongeveer 9 ton gouds. naast , ook de Geldersch-Overijsselsche locaalspoorwegen in En ds uitkomsten? Dat op dit oogenblik wordt uit- het bezit van den Staat komen, en 2°. gesteld dat dit gekeerd J0 pet., zoodat wanneer de Staat op dit oogenblik inderdaad wenschelijk is, is dan de som, die volgens het moest naasten, voor de lijn veel meer zou moeten worden thans aanhangige wetsontwerp betaald zal moeten worden, betaald dan de aanleg heeft gekost. van dien aard, dat er redelijke kans zou zijn, dat de lijn Niet lang na aanleg van deze lijn is door andere particu- later bij onderhandeling voor minder prijs zal zijn te ver- lieren in die streken een net van locaalspoorwegen aan- krijgen. gelegd, een net dat blijkens de uitkomsten met oordeel Om deze twee vragen te beantwoorden , moet men zich ontworpen was, zoowel wat aanleg als exploitatie betreft. voorstellen op welke wijze de Hollandsche IJzeren Spoorweg En nu wijs ik er al dadelijk op, dat bij den aanleg van aan den Staat zal kunnen overgaan. Zooals nu de zaken den Geldersch-Overijsselschen spoorweg niet op den voor- staan , geloof ik niet, dat er veel kans bestaat, dat de Staat grond werd gesteld het doen exploiteeren van de lijn door vooreerst vrijwillig tot naasting zal overgaan. eene andere maatschappij, althans de ondernemers hadden Doch mochten de omstandigheden veranderen en de Staat den moed de lijn aan te leggen zonder dat omtrent een vrijwillig tot naasting overgaan, dan zal daaraan vermoe- exploitatie-contract zekerheid was verkregen. De bedoeling delijk ten grondslag liggen de wensch om de exploitatie was dus zelf te exploiteeren. van onze spoorwegen op anderen voet in te richten, vermoe- Ik meen dat, waar de Maatschappij toen den moed had delijk om bepaaldelijk zeer lage tarieven te kunnen invoeren. de exploitatie op zich te nemen, het zeker niet onmo- En wanneer de Staat dat mocht willen doen , dan is het gelijk is , dat, nu de lijn levensvatbaarheid heeft getoond, duidelijk, dat hij voor gelijk doel ook de lijnen in het zij daartoe alsnog bereid zal zijn. oostelijk gedeelte van ons land in zijn bezit zal willen hebben. Dat de personen , die den weg geprojecteerd hebben, een Maar er is nog eene andere reden. Uit de kaart bevat- juist inzicht hadden in het belang der lijn, daarvan werd tende eene graphische voorstelling van het verkeer over het bewijs spoedig geleverd door de concurrentie van ver- onze spoorwegen welke hier voor mij ligt, blijkt, dat de schillende maatschappijen om de lijn in haar bezit ta krijgen. invoer uit Duitschland in Nederland het grootste is over Het is toch bekend hoeveel moeite de Exploitatie-maat- Winterswijk. Die invoer bedroeg in 1891 832 000 ton, terwijl schappij zich daarvoor gegeven heeft in verband met eene de gezamenlijke invoer over Emmerik-Cleef en Venlo 640 000 toen ontworpen lijn Elst-Zevenaar, en dat met de Hol- ton bedroeg. Hieruit blijkt dat de grootste invoer uit landsche Spoorwegmaatschappij een contract werd gesloten, Duitschland plaats heeft over Winterswijk en wel over waarbij aan de eigenares eene voordeelige huur werd ver- lijnen waarvan de Staat geen meester is. zekerd. Ik heb het geval beschouwd van vrijwillige naasting Dat de lijn van belang was, bleek ook later bij de van de spoorwegen. Ik geloof niet dat men daartoe licht zal regeling van het libre parcours tusschen de beide groote overgaan maar dat wanneer tot naasting wordt overgegaan spoorwegmaatschappijen , waarbij werd bepaald dat door dit niet zal zijn eene vrijwillige maar eene gedwongen de Exploitatie-maatschappij voor het gebruik van het naasting, die , men moge ze betreuren , mogelijk blijft. gedeelte Zevenaar-Winterswijk zal worden betaald f 50 000 De bestaande overeenkomsten kunnen daartoe aanleiding buur, en waarbij de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat- geven. schappij de verplichting op zich nam om, voor zooveel De vraag doet zich dan voor: indien eene gedwongen dat van haar afhing, de lijn Zevenaar-Winterswijk tot naasting plaats heeft, heeft de Staat dan belang bij het bezit hoofdspoor in te richten zoodra de Exploitatie-maatschappij van deze lijnen? Ik geloof dat de geachte spreker uit Zee- dit mocht verlangen. land zeer te recht als waarschijnlijk onderstelde, dat de Voorzeker een sterk bewijs van het belang aan die lijn Staat, eenmaal gedwongen een der maatschappijen over te verbonden, dat de Exploitatie-maatschappij , hoewel in nemen, vermoedelijk ten slotte wel zal moeten eindigen het bezit zijnde van de verbindingen met Duitschland over met ook de andere te naasten, maar men moet niet uit Emmerik, Gronau en Salzbergen, toch eene verbinding het oog verliezen, dat het toch een groot voordeel kan zijn,

Handelingen der Staten-Generaal. — 1892—1893. — I. 436

29ate VERGADERING. — 28 JULI l«i-3.

133. Overeeuk. Letr, de Geldersch-Overijsselsche locaalspoor wegen en den locaalspoorweg van Enschedé naar Oldenzaal. dat de Staat daartoe niet gedwongen kan worden en eene j er kans bestaat, dat de Staat later voor minderden eigen- opzegging van de tweede maatschappij kan afwachten. dom dier lijnen zal kunnen verkrijgen? Om dit te beoor» Immers, met het oog op de vastgestelde premie bij deelen moet men eerst vragen, wanneer heeft de Staat naasting van Staatswege zou deze veel duurder zijn dan het recht zich van die lijnen meester te maken ? Nu is bij naasting ten gevolge van opzegging door de maat- te recht door den geachteu afgevaardigde opgemerkt, dat schappij. Walmeer mei. bovendien nagaat welke omvang ver- art. 49 van de spoorwegwet bestaat en de Staat, zij het bonden is aan MM invoering van Staatsexploitatie en welke ook dat dit met moeilijkheden gepaard zal gaan, toch het veranderingen op wetgevend en reglementair gebied daar- recht heeft in 1906 zich van die spoorwegen meester te vour nocdig zijn , dan zal de Staat, gelwougen eene maat- maken. Ik kan dit niet ontkennen, maar ik geloof dat schappij over te nemen, ook reeds hierom wellicht niet het wel bekend is, dat eene naasting volgens art. 49 nog onmiddellijk besluiten tot eene vrijwillige naasting van nimmer is toegepast en eene dergelijke toepassing van dat de andere maatschappij. artikel, hoewel mogelijk, toch waarschijnlijk zou leiden De Hollandsche Spoorweg heeft ook bij naasting genoeg tot groote moeilijkheden wegens de spaarzame omschrijving verbindingen met Duitsehland, volgens den geacliten afge- in dit artikel van de te betalen waarde, in het bijzonder vaardigde uit Zeeland; ik beweer het tegendeel. Immers van hetgeen onder netto-ontvangsten is te verstaan. zoodra de Hollandsche IJzeren spoorweg genaast wordt, Gesteld echter dat krachtens en ingevolge art. 49 werd vervalt de libre-parcoursovereenkoinst tussehen de beide genaast, hoeveel zou de spoorweg dan gemiddeld moeten maatschappijen. Over den uitgang via Kleef zal dan de opbreugen om in 1906, volgens art. 49 een naastingsprijs Staat kunnen beschikken doch daarover heeft geen groot te iechtvaardigen even groot als thans de koopsom is? Die vervoer plaats. De uitgang greDS-Emmerik is thans uit- opbrengst zou dan pi. m. f 8,85 per dagkilometer moeten sluiteud geregeld bij de libre-parcours-overeenkomst en bedragen, indien men aanneemt dat de exploitatiekosten vervalt dus bij (naasting van den Hollandschen IJzeren 60 pet. der bruto ontvangsten bedragen. spoorweg, terwijl voor dat in Pruisen gelegen baanvak Is nu eene dergelijke opbrengst onwaarschijnlijk ? Ik ge- uit den aard der zaak niet op grond van art. 5 derspoor- loof het niet. Het vervoer op deze locaalspoorwegen is — ik wegwet het medegebruik kan worden opgelegd. heb er reeds in de andere Kamer op gewezen — behalve De uitgang Winterswijk is in handen van de Westphaul- locaalvervoer, ook rechtstreeksch vervoer en dit recht- sclie Spoorwegmaatschappij en van de Geldersch-Overijssel- streeksch vervoer (waaronder ik nu ook het transitvervoer sehe Locaalspoorwegmaatschappij, die thans beide in handen begrijp) zal in de toekomst allicht belangrijk toenemen. der Hollandsche Dieren Spoorwegmaatschappij zijn, doch Ik heb hier voor mij eene opgaaf van de uitkomsten der waarover bij naasting van deze de Staat geeue beschikking jaren 1886 tot 1890. Het jaar 1891 heb ik buiten rekening heeft. gelaten, omdat toen zoowel de ontvangsten als da uitgaven De uitgang SalzSergen is dan in handen van de Spoor- door de tommalige buitengewone omstandigheden aauzien- wegmaatschappij Alrnelo-Salzbergen. lijk zijn gestegen. Van 1886 tot 1890 zijn de ontvangsten Hetzelfde geldt voor den uitgang greus-Gronau hetgeen gestegen van f 166,635 tot f 238,093. Per dagkilometer zooeven omtrent grens-Emmerik is gezegd. bedroeg de stijging f 1,50. Ik geloof, dat indien eeu dergelijk geval zich voordoet, Indien nu de stijging van 1890 tot ]90o, dus in 16 dat ik niet onmogelijk acht, het voor den Staat van jaren in plaats van f 1,50 in vier jaar of f 6 in zestien overwegend belang kau zijn ten minste over één belangrijken jaar, slechts f 3,89 bedraagt, dan zal reeds eene opbrengst uitweg naar Duitsehland, zooals die over Winterswijk is, van f 8,85 verkregen zijn. En die stijging is zelfs waar- te kunnen beschikken, ten einde althans, zonder afhan- schijnlijk met het oog op de volgende omstandigheid. hankelijk te zijn van bijïondere lijnen, het vervoer naar De Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij is thaos te en van Duitsehland over de alsdan door den Staat te Zevenaar en de mogelijkheid is dus voor haar geboren om exploiteeren lijnen te kunnen bedienen. het vervoer uit Twente te leiden over deze lijnen naar Weliswaar zou in een dergelijk rjeval ook de regeling Rotterdam en het Zuiden. Vraagt men waarom zij het vervallen van het gemeenschappelijk gebruik binnen onze vervoer daarheen langs deze route zou leiden in plaats van, grenzen , doch daarin zou door toepassing van de spoor- zooals thans, over Rvurlo en Amsterdam, zoo is het wegwet zij het dan ook niet zonder moeilijkheden , voor- antwoord als volgt: De Hollandsche IJzeren Spoorweg- zien ki-nnen worden. maatsc appij heeft een contract met de Westphaalsche De vrees is geopperd, dat ten gevolge van de slechte Spoorwegmaatschappij, waarin bepaald is, dat zij aan uitkomsten van de spoorweg-exploitatie spoedige opzegging die Maatschappij , behalve eene vaste huur, zal betalen zo ï zijn te verwachten door een der groote maatschappijen. 25 pet. van hetgeen de netto ontvangsten meer bedragen Het is moeilijk daaromtrent in beschouwingen te treden, dan f 7000 per jaar-kilometer. Nu heriuuerde ik er reeds want niemand kan iets omtreot de toekomst daarvan voor- aan dat de Westphaalsche Spoorweg zeer gunstige resul- spellen ; doch ik acht het althans geenszins onmogelijk taten oplevert en iu de laatste tien jaren een zeer belangrijk dat deze vrees nog niet in de eerstvolgende jaren zal be- accres van opbrengst heeft vertoond , hetgeen blijkt uit de waarheid worden. Bovendien bestaat er hier te lande over stijging der opbrengst per dagkilometer, die in 1882 het algemeen weinig geneigdheid om tot Staatsexploitatie f 13,92 en in 1892 f 27,67 bedroeg. van de spoorwegen over te gaau , zoodat zelfs, indien de Nu ligt het in den aard der zaak dat de HollaEdsche toestand zoo ianig mocht worden dat de overeenkomsten IJzeren Spoorwegmaatschappij te Zevenaar een nieuwen werden opgezegd , het nog de vraag zou zijn of niet op uitweg van de Geldersch-Overijsselsche spoorwegen op hare andere wijze door particulieren in de expl itatie zou kunnen eigene lijnen verkregen hebbende, daarvan op den duur ruim voorzien worden en de beide maatschappijen in het leven gebruik zal maken, liever dan , gelijk zij tot dusver wel ge- zouden blijven. En is dit het geval, dan zou het koop- noodzaakt was te doen, al het goed via Ruurlo naar Zut- contract zeer zeker geen bezwaar opleveren, om''at dan phen , tot nu toe haren eenigen uitweg, te vervoeren. Want toch het contract tussehen de Hollandsche IJzeren Spoor- van eiken gulden die thans van Winterwijk naar Zutphen wegmaatschappij met de Geldersch-Overijsselsche Spoor- verdiend wordt, moet zij, vermits de opbrengst van den wegmaatschappij zou blijven bestaan , waarboven de koop Westphaalschen spoorweg per jaarkilometer belangrijk meer bepaald de voorkeur verdient. dan f 7000 bedraagt, 25 cents aan dezen spoorweg afstaan. Ik kom thans tot het meest gewichtige gedeelte van Deze extra-uitkeering bedroeg over 1892 niet minder dan dit wetsontwerp, dat is de prijs die voor de spoorwegen f 34 071,54. Het is dus te voorzien dat een groot gedeelte van moet worden betaald. Wanneer men toch aanneemt, dat het het vervoer van Winterswijk naar Rotterdam , dat tot dusver weuschelijk is om in het bezit te zijn van de Geldersch- den Westphaalschen spoorweg over 43V, kilometer, den Overijsselsche locaalspoorwegen bij eventueele naasting van afstand van Winterswijk naar Zutphen, ten goede kwam, een van de beide groote maatschappijen of van beide, dan over Zevenaar zal geleid worden. En het is daarom geen doet zich de vraag voor: is de prijs van dien aard , dat gewaagde voorspelling; indien men een belangrijk accres 437

29ste VERGADERING. — 28 JULI 1893.

15S. Overeet.k. Letr. de Geldersch Overijssehcbe locaalspoorwegen en een loeaalsf oorweg van Enschedé naar Oldenzaal. van inkomsten op de Geldersch-Overijsselsche Iocaalspoor- noemd artikel der spoorwegovereenkomsten de Staat ook wegen in uitzicht stelt, omdut die voorspelling op feiten aan het personeel van bedoelde locaallijnen tot het 65ste berust, te weten het bekende enorme vervoer over den Neder- jaar de uitbetaling der traktementen en de rechten op landsch-Westpbaalschen spoorweg, dat voortaan v.:or een bevordering waarborgen. Maar de Gcldersch-0verijs8el- deel eerstbeloelde spoorwegen in den schoot zal vallen. sche Spoorwegmaatschappij heeft zich tegenover de Doch bet is mogelijk, zegt men, dat de naasting der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij wel verbonden Hollandsche Spoorwegmaatschappij nog vóór 1906, ja om bij het eindigen van het exploitatiecjntract het materieel, wellicht reeds zeer spoedig zal plaats hebben omdat de maar niet om het personeel over te nemen. Onderhan- Hollandsche spoorwegmaatschappij gebruik zal maken van delingen zullen dus noodig zijn en het is de vraag of baar recht haar bij de spoorwegovereenkomsten gegeven die maatschappij in het geheel wel tot overneming bereid om ds overeenkomst op te zeggen. En, zoo vraagt men , zal zal zijn der verplichtingen van den Staat tegenover bedoeld dan dat accres reeds werkelijkheid zijn ? Het zij vergund personeel, dat thans uit 252 personen bestaat en gezamenlijk met eene wedervraag to antwoorden. aan traktement ontvangt pi. m. f 127 000. Het is dus Wanneer kan de naasting, ik zeg niet de opzegging, zeer wel mogelijk, dat bij de onderhandelingen over koop maar de wezenlijke naastiug plaats hebben ? Ik meen dat of buur der locaallijnen, nadat de Hollandsche spoorweg voor het eerst van opzegging1 sprake kan zijn in 1894, genaast is, de Staat niet de sterkste partij zal zijn en indien de uitkomsten van de exploitatie even ongunstig dat dan een koop onder nog bezwarender voorwaarden dan blijven als thans. In elk geval is dan volgens deovereen- de nu aangebodene plaats zal moeten hebben. Op dien grond komst de maatschappij toch altijd nog verplicht de ex- heeft de Regeering gemeend tegen de goedkeuring der ploitatie twee jaren voort te zetten. Van naasting zou dus overeenkomst geen bezwaar te moeten maken. eerst sprake kunnen zijn in 1896 of 1897. In het Verslag der Kamer wordt de opmerking gemaakt, In dat jaar is echter naasting, van de Geldersch-Overijssel- dat uitstel wenschelijk is, dat er volstrekt geen haast is sche lijnen nog niet mogelijk en is als lan het accres waarop bij de zaak. Ik geef toe: bepaalde baast is er niet, maar ik doelde reeds te verwachten, dan is de Staat volstrekt vraag tevens: welk belang zal uitstel kunnen hebben ? niet, zooals de geachte afgevaardigde uit Zeeland meent, Het eenige resultaat zal zijn, dat de Hollandsche IJzeren in veel sterker positie dan de Geldersch-Overijselsche Locaab Spoorwegmaatschappij , wanneer zij blijft bestaan , eenige spoorwegmaatsebappij bij eveutueele onderhandelingen en jaren langer eene hoogere huur zal moeten betalen. Ook zal de Staat geenszins kunnen verkrijgen al wat hij ver- zou wachten gerechtvaardigd zijn als de Staat ten allen langt. Immers het is natuurlijk, dat niemand gaarne afstand tijde voor 112 pet. kon koopen. Dit is echter het geval doet van zijn eigendom tejren eene mindere waarde dan zijn niet en ik moet opmerken, dat in het contract tusschen eigendom vertegenwoordigt en dat die waardein 1897,dus de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij en de Gel- nadat de nieuwe exploitatie-toestand enkele jaren heeft le- dersch-OverijsselscheSpoorwegmaatschappij, eerstgenoemde staan, belangrijk kan zijn, meen ik zooeven te hebben maatschappij wèl het kooprecht heeft gekregen maar dat aangetoond. de Staat thans buiten dit contract slaat. En als de Hol- Is het mogelijk mag men vragen , dat de Geldersch- landsche Spoorwegmaatschappij de overeenkomst van 1890 Overijselsche maatschappij , als de Staat den Hollandschen heeft opgezegd of indien de Staat de naasting heeft aan- spoorweg heeft genaast en over hare lijnen geene beschik- gezegd, dan zal men toch niet kunnen verwachten, dat kiLg heeft, de exploitatie zelf op zich neemt. Ik geloof dat de Hollandsche Spoorwegmaatschappij nog, om de Regee- dit zeer wel mogelijk is, want, zooals ik reeds in den aan- ring te believen, van haar kooprecht gebruik maakt. hef van mijne rede zeide, bij den aanleg van de lijn heeft De geachte afgevaardigde uit Zeeland beeft nog eene men het voornemen gehad zelf te exploiteereu en waarom opmerking gemaakt omtrent de considerans van het zou men dat thans niet durven doen nu de eerste jaren wetsontwerp. Hij meerit dat daarin niet mecht gesproken waarbij verlies werd geleden voorbij zijn en nu de bruto worden van eene noodige, maar wel van eenewenschelijie opbrengsten reeds zoodaoig zijn gestegen, dat zij niet alleen regeling. Zijn bezwaar komt mij echter niet gegrond voor. voldoende zijn om de exploitatiekosten te dekken, maar De vraag is of de koop wenschelijk moet geacht worden. tevens om reeds eenig dividend van het aandeelen-kapitaal Heeft men die vraag eenmaal bevestigend beantwoord, uit te keeren ? In bet gedachte geval toch zal de Geldersch- dan is ook eene regeling noodig. Overijselsche maatschappij, evenals thans, f 34 000 als rente Ik meen ten slotte tegenover de opmerking van den geach- van bare tegenwoordige obligatieleening moeten betalen, ten spreker omtrent eene uitbreiding van het obligo van den terwijl zij voorts zal moeten aanschaffen materieel tot een Staat te mogen stellen, dat men elke zaak op zich zelf bedrag van ongeveer f 600 000 en aan de Hollandsche moet beoordeelen en dat men bij elke zaak tegenover de Maatschappij zal moeten betalen plus minus f400 000 aan voordeelen moet stellen de nadeelen, om die tegen elkaar uitbreidingswerken. Een en «nder te zamen genomen zal te doen opwegen. Voor het aanhangige ontwerp nu is het jaarlijks pi. m. f 74 000 aan rente voor obligatie-leeningen der Regeering voorgekomen , dat de belangen die in ver- moeten worden opgebracht, zoodat dus reeds in 1890 de schillende omstandigheden aan het bezit der lijnen van de ontvangsten voldoende zouden zijn geweest om na aftrek Geldersch-Overijsselsche Spoorwegmaatschappij voor den van de exploitatiekosten en den rentelast der obligatie- Staat verbonden kunnen zijn, voldoende de daarvoor ver- leeningen eenig dividend over het aandeelenkapitaal, dat eischte uitbreiding van het obligo wettigen. f 1 900 000 bedraagt, uit te keeren. Hoeveel zou nu de opbrengst per dag-kilometer moeten De beraadslaging wordt gesloten. stijgen om een dividend van 4 pet. over dit aandeelen- kapitaal te kunnen betalen ? Door eene eenvoudige bere- keuing vindt men als antwoord op deze vraag f 7,40; dat Het wetsontwerp wordt in stemming gdbracht en met is dus slechts p. m. f2 meer dan de tegenwoordige 29 tegen 5 stem men verworpen. opbrengst, welke ongeveer f 5,50 bedraagt. De Gelderscb- Overijsselscbe Locaalspoorwegmaatschappij zal dus minder Voor hebben gestemd de heeren L. van Nispen, van zwak staan dan de geachte afgevaardigde uit Zeeland ver- Weideren Rengers, Blijdenstein, Kist en Wertheim. moedt. Daarentegen zal de positie van den Staat minder Tegen hebben gestemd de heeren Prinzen, van Nispen sterk zijn dan men zou meenen indien men niet let op het tot Pannerden, Sassen, Six, Stork, Melvil van Lynden, bepaalde in art. 63 der overeenkomst van 21 Januari Bultman, Viruly, Fransen van de Putte, van Gennep, 1890 tusschen den Staat en de Hollandsche IJzeren Spoor- Alberda van Ekenstein, van Lier, J. Prins, Pijnappel, wegmaatschappij. Vening Meinesz, de Savornin Lohman, van Alphen, Het personeel der bedoelde locaalspoorwegen is in Rahusen, Regout, A. Prins, Nijsingh, van Roijen, Fokker, dienst der Hollandsche Spoorwegmaatschappij en , als deze Breebaart, Breuning, Smitz, Nebbens Sterling, Merkel- door den Staat wordt genaast, dan moet krachtens ge- bach en de Voorzitter. 438

29ste VERGADERING - 28 JULI 1893. lfO. Verhooging van hoofdstuk I der begrooting van uitgaven van Nederlandsch-Indiö voor het dienstjaar 1893.

Afwezig was de heer Vlielander Hein. tisch gestemd , ben ik in opiumzaken zoo bang als een wezel. Mijne herinnering te dier zake is zeer levendig, maar ik zal daaromtrent niet in bijzonderheden treden, De vergadering wordt voor een half uur geschorst, en om het verwijt van den Minister te ontgaan dat zij alittle daarna hervat. aut oj date zijn. Mocht ik ze in één stelling samenvatten dan zou het deze zijn, dat wanneer de Regeering meent De Voorzitter deelt mede: een Chinees bij zijn staart te hebben, deze de Regeering gewoonlijk bij den neus heeft. Eu met de inlanders, die dat tot leden van de Commissie van Rapporteurs over zich met opiumzaken bezig houden , is het al niet veel beter. de heden ingekomen wetsontwerpen zijn gekozen de heeren Nu geef ik toe dat, wanneer de bekwame adviseur, van Nispeu tot Pannerden, van Alberda van Ekeustein, Neb- door wiens oogen de Regeering in deze blijkt te zien, zegt: Lens Sterling, J. Prins en Six.; ik neem de verantwoordelijkheid niet op mij, tenzij gij die grootere verpakki gen bezigt, het dan moeilijk voor dat de Commissie van Rapporteurs gereed is met hare de Regeering is om anders te handelen. Toch had ik, in Eindverslagen over die wetsontwerpen. plaats van dat wachtwoord , w«l de reden willen weten Deze stukken worden door den heer griffier voor- waarop dat advies steunt. De Regeering kon zich toch niet, gelezen en op voorstel des Voorzitters wordt be- aan handen en voeten gebonden , aan den adviseur over- sloten om de beide wetsontwerpen , als van eenvoudigen geven , maar dient de redenen te weten waarop het wacht- aard, te behandelen na afloop van het nog aan de woord berust; daarvan wordt ons echter niets medegedeeld. orde gesteld wetsvoorstel. Jk voor mij kan dus niet beoordeelen of de proefneming zonder die grootere verpakkingen al dan niet mogelijk is; Aan de orde is de behandeling van de wetsontwerpen: ik beschouw de zaak slechts als jurist; maar dan is ook de groote illusie door de nieuwe methode van verpakking I. VERHOOGING VAN HOOFDSTUK I DER BEGROOTING VAN opgewekt, door de voorgestelde wijziging , voor mij althans, UITGAVEN VAN NKDERLANDSCH-INDIË , VOOR HET DIENST- weggevallen. JAAR 1893. (ISO) Zal ik daarom tegen het wetsontwerp stemmen? Neen. Omdat ik het betere niet kan bereiken . wil ik het goede, De heer van Gennep: Mijnheer de Voorzitter! Mijne dat wellicht met de proefneming verkregen zal worden, ingenomenheid met eene proefneming voor de bereiiing niet versmaden en zal ik vóór stemmen. en verpakking van opium in eigen beheer is zeer getenv Eene andere vraag is of ik door die stem vóór het wets- perd door het gewijzigde voorstel, dat wij thans omtrent ontwerp tevens stem voor eene proefneming met den verkoop die verpakking ontvangen hebben. Ik had mij zeer er over van opium in het klein; wat meer is of reeds door de verheugd, dat de Regeering er toe had kunnen komen vroegere stem , over de eerste aanvrage van gelden uit- om het opium uitsluitend te verpakken in hulzen van gebracht, die goedkeuring heeft plaats gehad. Het is eene hoogstens een halve matte. Ik meende in dat voorstel, vraag , toenmaals niet behandeld , maar die eene bijzondere toen daarop de goedkeuring der Wetgevende Macht ge- actualiteit verkregen heeft door de wijze waarop dit wets- vraagd en verkregen werd, de vrucht te mogen zien van ontwerp in de andere Kamer behandeld is, en waarvan een wel doordacht stelsel, dat ten doel had om in het al een terugslag in ons Voorloopig Verslag gevonden wordt. of niet aanwezig zijn van opium in een gesloten gouver- Ik geloof dus dat het nuttig is zich er over uit te spreken nementsverpakkiug het criterium te vinden van al dan en dan wil ik wel zeggen dat ik ze volmondig ontkennend niet smokkel-opium. beantwoord. Thans echter blijkt, dat het een onrijpe vrucht was , De Regeering heeft bij gelegenheid der eerste aanvrage waarvan men in Indie niet gediend is geweest. Wij zul- van gelden voor eene proefneming met de bereiding en len nu komen tot eene serie van grootere verpakkingen , verpakking in eigen beheer — ik erken het gaarne — waarvan, na opening, de inhoud.niet voor onmiddellijk duidelijk verklaard dat het hare bedoeling was aan die verbruik'vatbaar is, en waardoor dus het groote doel dat proef eene andere proefneming te koppelen , namelijk met men zich met de verpakking voorstelde te kunnen berei- den verkoop in eigen beheer, maar zij heeft toen niet ken, voor een groot deel wordt gemist. Voor opium , niet minder uitdrukkelijk verklaard, dat zij omtrent het stelsel in gouvernementsverpakkiug gevonden , zal het criterium dat aan de proefneming ten grondslag zou liggen , niet blijven bestaan; maar voor opium, wèl in zoodanige ge- de minste inlichting kon geven en later daarvoor gelden opende verpakking gevonden, zal deze niet meer het be- zou aanvragen. wijs kunnen leveren of het is echte of gesmokkelde opium. Die proefneming, tenzij men kan onderstellen dat de Men vervalt dan weer in al den omslag van een chemisch wetgever iets zal goedkeuren waarvan de inhoud onbekend onderzoek, waarvan de resultaten bovendien in ocs Voor- is en waarvoor later gelden zullen worden aangevraagd , loopig Verslag onzeker worden genoemd. De Minister was dus toen niet aan de orde, maar zou later aan de meent, dat dit laatste niet het geval is, maar ik verwijs hem orde komen als de benoodigde gelden werden aangevraagd. naar het rapport van den heer Groeneveldt over zijns be- Onder die omstandigheden was er voor de Kamer geen vinding in Cochin-China, waar de zaak tot moeilijkheden aanleiding om zich met het stelsel dat aan de proefneming heeft aanleiding gegeven , niettegenstaande het chemisch ten grondslag zou liggen in te laten. En in diezelfde po- onderzoek daar aan uitstekende handen was toevertrouwd. sitie verkeeren wij nog heden , nadat verklaard is dat eerst Onder die omstandigheden kan de nieuwe verpakking zelfs op de begrooting van 1894 daarvoor geld aangevraagd zal een middel worden om den sluikhandel te bevorderen. zal worden. Dan zal het oogenblik daar zijn om overeen Bij aanwezigheid in eene gouvernementsverpakking is dergelijk stelsel van gedachten te wisselen. de presumtie daar dat. het echte opium is, en men kan Het eenig onderscheid tusschen toen en thans is dat de toch niet, zonder groote bemoeilijking, voortdurend alle Regeering nu eenige inlichtingen heeft gegeven, doch zij blikken die men zelf heeft afgeleverd weder gaan onder- zal toestemmen dat die nog geheel onvolledig zijn en nog zoeken om de vraag op te lossen, of die opium werkelijk sterk aangevuld moeten worden alvorens over de doelma- wel echt is. En wanneer men eene gelegenheid opent om tigheid der proefneming een oordeel kan worden geveld. te smokkelen, dan kan men zeker zijn dat er gebruik Ofschoon de verstrekte inlichtingen van gewicht zijn, zoo van gemaakt wordt. zal voor een ernstig onderzoek bij beide Kamers nog heel De Regeering heeft beweerd dat men in het laatste jaar wat te vragen overblijven. Reeds de verstrekte inlichtingen meer heeft geleerd omtrent den smokkelhandel dan in alle doen nieuwe vragen rijzen. voorafgaande jaren. Het verheugde mij dit te vernemen, Verkoop van opium door personen zonder belang bij den maar heel gerust over al die Regeeringswijsheid ben ik niet. verkoop maar met uitzicht op promotie is een oeconomisch Ofschoon van nature eerder optimistisch dan pessimis- denkbeeld dat niet maar zoo voor het grijpen ligt. Vel 121. 439 Eerste Kamer.

29ste VERGADERING. — 28 JULI 1893.

170. Verhooging van hoofdstuk I der begrooting van uitgaven van Nederlandscb-Indië voor het dienstjaar 1893.

Verkoop van opium als tak van dienst opgedragen aan namelijk van '/,, 1, 2,5, 121/», 25 en 50 mata's moet inlandsche jongelieden van goeden huize en eene combi- ik volstrekt vasthouden." natie van denkbeelden die een Indisch oud-gast zeker de Het is het lid van den Raad van Indië, die met de voor- haren te berge zou doen rijzen en in allen gevalle wel bereiding van de zaak belast is , die dit zegt: » Bij verdere aanleiding geeft om rijpelijk te worden overdacht en be- afwijking van het verpakkingsstelsel der pacht — vervolgt sproken. hij — zou ik de zaak niet aandurven." Ik voor mij vereenig mij dus met hen — en bij het Hetzij men, Mijnheer de Voorzitter, eene proef neemt afdeelingsonderzoek waren er velen — die door hunne met de regie , hetzij men de verpakte opium aan de pach- goedkeuring van dit ontwerp niets wenschen te beslissen ters geeft, in ieder geval moet men het voorzichtig doen , omtrent de tweede proefneming, maar daarvoor de toege- den boog niet te sterk spannen , en dit brengt mede dat men lichte cijfers wenschen af te wachten. In het algemeen niet te veel op eens van het bestaande afwijkt; de man , wil ik wel zeggen dat ik veel geruster met bei.Ie proef- die de zaak a fond bestudeerd heeft, verklaart, de heeren nemingen zoude raedegaan, als ik de zekerheid had dat hebben het gehoord, pertinent, dat men dit doen zou, men, na ze op gang gebracht te hebben , de zaak ette- wanneer men in eens overging van twintig verschillende lijke jaren zou laten rusten. verpakkingen, waarvan sommige heel wat grooter zijn dan Ik vrees echter dat in onzen heet gebakerden tijd al nu in het plan ligt, tot verpakkingen van '/» mata. spoedig op conclusiën zal worden aangedrongen. In opiurn- Nu heeft de geachte afgevaardigde uit Zuidholland ons zaken zou ik dit zeer bedenkelijk achten. De ondervin- gezegd: Thans is het mooie er af, en de heer van Gennep ding leert, wat trouwens vanzelf spreekt, dat de gebreken heeft het voorgesteld alsof die grootere tubes bet herkennen van een stelsel zich niet dadelijk, wanneer de vijanden er van gesloken opium bijna onmogelijk zouden maken. van rog onvoorbereid zijn, maar eerst op den langen duur De grootere tubes zullen, dat merk ik in de eerste plaats doen gevoelen. op, alleen worden verstrekt in de centra, waar de grootste Met de pacht is dat nu het geval. Daarvan hebben wij schuivers voorkomen. nu alle gebreken voor oogen, maar van een nieuw stelsel bemerkt men ze eerst na verloop van tijd. De heer van Gennep: Men mag ze toch hebben in In Cochin-China, waar men eerst dol ingenomen was andere plaatsen. met de regie in den vorm aldaar aangenomen , is eerst na 4 of 5 jaren de ontgoocheling begonnen , toen men stond Ue heer van Dedem , Minister van Koloniën: Neen, tegenover verminderende inkomsten voor de schatkist, de zaak zal, mijns inziens , zoo geregeld kunnen worden , niet als gevolg van verminderd gebruik, maar van toene- dat zij elders niet mogen voorkomen. Het doet mij groot menden smokkelhandel. Ik geloof daarom dat het zijn nut genoogen , dat de interruptie van den geachten afgevaar- kan hebben reeds nu , zelfs voordat de proef met een geheel digden doet blijken, dat zijn argument thans voor het nieuw stelsel is vastgesteld, tegen overijlde conclusiën te grootste deel van het gebied vervalt, maar in de tweede waarschuwen. plaats kan ik den geachten afgevaardigde volstrekt Diet Ten slotte wensch ik mij aan te sluiten bij het denkbt.eld, toegeven , dat wanneer die grootere tubes weer met ge- dat, naar ik meen, hier voor het eerst van gezagheb- sloken opium worden aangevuld, het middel om te her- benden zijde is voorgebracht en ook elders instemming kennen of dit geschied is, geheel gemist zou worden. heeft gevonden , namelijk om te gelijk met andere proef- In transitu merk ik op, dat het natuurlijk slechts met nemingen, voor zooveel daartoe besloten mocht worden, ééue tube zal kunnen geschieden. Zoodra er tubes in de ook eene proef te nemen met verkoop van door het Gou- wandeling worden gebracht, meer bevattende dan tegelijk vernement bereide en verpakte opium door een pachter. geschoven pleegt te worden, moet men totlaten het bezit Wanneer de proef met verkoop in eigen beheer mocht van één tube, die nog gedeeltelijk vol is; maar natuurlijk worden afgewezen, dan zou daardoor volstrekt niet ver- niet van meer dan één tube. Grootere schuivers, die ge- worpen zijn het denkbeeld van eigen bereiding en ver- smokkelde waar rookon , zullen in den regel wel meer dan pakking. 18 gram. de inhoud der grootste tube , in hun bezit hebben; Evenmin zal dit het geval zijn wanneer de proef met het zou hun dus niet veel baten die hoeveelheid onkenbaar verkoop in eigen beheer mislukt. Daardoor toch zou vol- te maken; ik erken echter dat er op de groote centra ook strekt niet uitgemaakt zijn dat niet met goed gevolg eigen kleine consumenten zijn , voor wie dit niet geldt. bereide en verpakte opium aan den pachter kan worden Dit, zooals ik zei, alleen io transitu. Waar het hier op aan- verstrekt. Daarom komt het mij veel ratioueeler voor om komt, is dat de gesloken opium , volgens onzen deskundige , de beide proeven te gelijker tijd te nemen. Tevens zal men ook in eene geopende tube nog te herkennen zal zijn. Door daarmede ondervinding opdoen , door vergelijking , die aan bijmenging en chemisch onderzoek naar de bijgemengde stof eene eindbeslissing ten goede zal komen. Ik zou daarom zal dit, volgens zijne verklaring, bereikt worden. Dittelle wel willen vragen of de Minister, die niet tegen de zaak de geachte afgevaardigde niet te licht. Hij is waarschijnlijk is , maar haar aan den Gouverneur-Generaal wenscht over afgegaan op zijne herinnering aan deoude commissiën van te laten , niet een stap verder zou willen gaan en , zonder keuring. Door dezen werd eenvoudig geproefd of het corpus bepaalde lastgeving., toch eene warme aanbeveling aan delicti al of niet in smaak overeenkwam met het gewone den Gouverneur-Generaal zou willen doen om, des mogelijk kooksel van de pacht. Het waren commissiën , waarvan geacht, het noodige te verrichten , ten einde casu quo de leden als de augurs elkander niet ernstig konden aan- beide proefnemingen gelijktijdig te doen plaats hebben. zien. Nu echter hebben wij een chemicus aan het werk, die ons reeds heel wat verder heeft gebracht dan de heer De heer van Dcdem , Minister van Koloniën: Mijn- Groeneveldt was, toen hij uit Cochin China kwam en die heer de Voorzitter! Ik zal beginnen met den geachten verschillende laboratoria heeft bezocht om zich volledig op afgevaardigde mede te deelen waarom ik gemeend heb de hoogte van de wetenschap op dit stuk te stellen. Ik met de Indische Regeering te moeten medegaan , toen zij geloof dus — al heb ik vroeger erkend dat ik liever gezien voorstelde om tubes van 7 verschillende grootten in te had dat men zicb aanstonds bij tubes van '/» mata had voeren. In een rapport van den aanvang van dit jaar kwam kunnen bepalen — dat de nadeelen, aan de afwijking van de bepaalde verklaring uit Indie: het oorspronkelijk idee verbonden, door den geachteafge- >In aanmerking nemende dat op Java de tjandoe bij vaardigde zeer overdreven zijn opgevat. Het ligt bovendien pi. m. 20 verschillende gewichtshoeveelheden wordt ver- in de bedoeling om de grootere tubes loste laten, al naar kocht, is eene reductie tot 7 soorten van tubes zeker voor- gelang men zich meer meester vau den smokkelhandel gaat loopig belangrijk genoeg. Voor de regie-proef 2al hetnoodig gevoelen ; als er dus een nadeel in het gebruik daarvan zijn deze 7 grootten van tubes te leveren". ligt, zal dit van voorbijgaanden aard zijn. En in een nader rapport wordt gezegd: >Aan den eisch, De tweede tegeuwerping van den geachten afgevaar- dat 7 tubes van verschillende grootte geleverd worden, digde betreft het plan om een proef te nemen met de

Handelingen der Staten-Generaal. — 1892—1893. — I. 440

29ste VEBGADERING. — 28 JULI 1893.

1ÏO. Verhooging van hoofdstuk I der begrooting van uitgaven van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1893. regie. Daarop nu was ik volstrekt niet voorbereid. Toe/i j ontwikkeld zal kunnen worden, den uitslag geheel be- vroeger eene kleinere som werd aangevraagd , werd daarbij I heerscht. Hoe tegen de sluikerij te ageeren, heeft het onder- bepaaldelijk medegedeeld dat men eene proef met de regie werp uitgemaakt van het onderzoek eener commissie , waar- wenschte te nemen. I van de bekende hoofdinspecteur voor de opiumaangelegen- Ja, zegt de geachte afgevaardigde, maar toen zijn ons i heden, de heer Te Mechelen, lid was. Ook in dat opzicht geene details gegeven en ook thans weder niet. Wan- I zal men , om nog verder te komen, al doende moeten leeren. neer de Eerste Kamer mij wat meer tijd had gelaten Het zou mij dan ook leed doen, wanneer thans alleen gelden om het Voorloopig Verslag te beantwoorden, dan had ik ! werden toegestaan voor de verpakking , en de quaestie, of reeds eenige meerdere details kunnen mededeelen , maar ' eene proef met de regie zou worden genomen, daarvan werd mij dunkt toch dat die details ook niet zoo bepaald noodig afgesneden. Ik vermeen, dat eene bepaalde uiting van de waren om in beginsel tot de proef te besluiten; de wijze Kamer daartoe noodig zou zijn, want voor een proefneming van uitvoering zal natuurlijk nader ter sprake kunnen met de regie wordt door mij geld gevraagd. komen wanneer het daarvoor verder benoodigde geld zal Wat betreft de vraag omtrent bet gelijktijdig nemen worden gevraagd. eener proef met de verpakking onder de werking der Over de nadeelen , aan de opiumverpachtiog verbonden , pacht, blijf ik er bij, dat dit een punt van uitvoering zijn hier zoowel als in de Tweede Kamer herhaaldelijk is en dus aan de Indische Regeering moet overgelaten zeer ernstige klachten opgegaan; misschien zijn de ver- worden. De wijze, waarop de heer van de Putte nog on- wijten wel eens wat overdreven geweest, maar dat zal, ge- langs de taak der Indische Regeering heeft geschetst, kan loof ik, de geachte afgevaardigde toch niet tegenspreken, hem niet doen vorderen dat ik hieromtrent al eene be- dat de pacht een imperium in imperiois.dat zij een massa paalde belofte afleg. In ieder geval zal eene proef binnen corruptie kweekt en niet zeilen terrorisme aan de berei- eeu verpacht gebied het volgend jaar niet kunnen plaats king van haar doel dienstbaar maakt; in één woord dat hebben. zij eene groote schaduwzijde van ons bestuur vormt. Merkwaardig is het dan ook , dat geen enkel resident op De heer Fransen van de Putte: In het Voorloopig Java in zijn uitgebracht rapport niet warm heeft toege- Verslag van deze Kamer komt het volgende voor: juicht het vooruitzicht, dat met de pacht zou worden » Bedoelde leden wenschten dau ook aan hunne eventueele gebroken, en althans getracht een aD'leren weg in te slaan. stem voor dit ontwerp geene andere beteekeniste hechten Slechts één grief hoorde ik tegen de proef aauvoeren. dan die van goedkeuring der uitgaven, welke voor de In het gebied, waar de proef zal worden genomen, zal bereiding en de verpakking van het opium werden aan- het Gouvernement door zijn eigen agenten doen verkoopen gevraagd." tegen eene vaste bezoldiging. De geachte afgevaardigde Ditzelfde is herhaaldelijk ook mondeling hier gezegd, acht het niet rationeel, dat iemand wordt belast met ver- toen de eerste aanvraag bij de Eerste Kamer is gedaan. koop zonder zelf daarbij voordeel te genieten. Hetzelfde Men kon toen niet anders doen, omdat het een post op zal echter in dit opzicht geschieden als bij den verhoop de Indische begrooting gold. van post- en andere zegels gebeurt. Nu is mijn verzoek aan den Minister van Koloniën: De heer Fransen van de Putte schijnt dit niet met mij stel de Kamer niet voor een fait accompli maar stel de eens te zijn, doch ik geloof dat de overeenkomst uit het Kamer in staat te beoordeelen niet bij een post op de oogpunt waaruit ik thans de zaak beschouw, vrij groot is. Indische begrooting, maar bij een afzonderlijk wetsontwerp Men geeft een zeker getal tubes om te debiteeren tegen 1 alvorens definitieve beslissing worde genomen. een bepaalden prijs aan degene :, dieeroin komen vragen. Aanmoediging of bevordering van den verkoop ligt natuur- lijk allerminst op den weg der regie. Het zou een moord De heer van Gennep: De Minister het stelt voor, alsof zijn , aan het stelsel bedreven, wanneer men de agenten ik mij tegen de proefneming met verkoop in eigen beheer ging interesseereu bij het debiet. zou hebben verklaard. Ik heb alleen gezegd , dat ik door De quaestie is alleen hun belang te geven bij plichtsbe- mijne stem voor dit ontwerp te dien aanzien vrij wil trachting, bij het behoorlijk nakomen van hunne instructien. blijven en behoorlijk toegelichte voorstellen wensch af te En dit kan — iedereen zal mij dit wel toegeven —, even- wachten. Hoe zou ik trouwens goed- of afkeuring uitspre- goed als bij andere ambtenaren, gebeuren door het voor- ken over een onderwerp dat nog niet aan de orde is, uitzicht op promotie, door hen die het verdienen in eene daar nu uitsluitend sprake is van het toestaan van gelden hoogere klasse te brengen. voor eene proeve met de bereiding en verpakking van Ik kan mij voorstellen dat, wanneer er gevolg was opium in eigen beheer, die in ieder stelsel van verkoop gegeven aan het denkbeeld om in eens op geheel Java de past. regie in te voeren en ik hier met het voorstel was gekomen om daartoe in beginsel te besluiten , men dan vooruit met De heer Van Deden, Minister van Koloniën: Het is alle gevolgen had bekend willen zijn, bekend in allen mogelijk, dat ik mij verkeerd heb uitgedrukt; ik erken deele met de wijze waarop de regie zou werken. Juist dat ik niet begrepen had dat de heer van Gennep zich omdat ik niet in staat waa daaromtrent genoeg gegevens pertinent zou hebben verklaard tegen eene proefneming met te verschaffen en ik die niet kon krijgen zonder eene proef, de regie. .Maar ik meende, dat de beslissing reeds ge- heb ik het nemen van eene dergelijke proef voorgesteld. vallen was, en dat de geachte spreker dit voorbijzag; Nu geloof ik, dat men de mogelijke nadeelige gevolgen ik hecht aan die beslissing met het oog op de voorberei- van zulk eene proef niet zoo zwaar behoeft te tellen , dat dende maatregelen, die reeds te nemen zijn. men daarvoor zou moeten terugdeinzen omdat men de Indien de Eerste Kamer niet eene proef met de regie gegevens nog niet heeft, die alleen de proef verschaffen kan. wenschte, had zij daarvan , naar mijne overtuiging, bij De heer Groeneveldt heeft na zijne reis in Cochin de eerste gelegenheid moeten doen blijken. China de zaak veel grondiger kunnen onierzoeken. Men blijve daarom niet ann zijn rapport over die reis hangen ; De heer Fransen van de Putte : Toen hebben wij bovendien zijn de toestanden in Nederlandsch-Indië gelukkig het gedaan. anders dan in dat land. Had hij vastgehouden aan het bezigen van Europeesche debitanten , zooals hij , van Cochin China De heer Van Bedes*, Minister van Koloniën i Aange- terugkomende, aanvankelijk noodig oordeelde, dan zou nomen is het voorstel om een post op de begrooting te daarin een groot bezwaar hebben gelegen; met de ontworpen brengen voor het nemen van eene proef met verpakking verpakking acht hij de taak der debitanten echter zoo een- voor de regie. voudig — er werd reeds op gewezen — dat ze aan ordentelijke inlanders toevertrouwd kan worden. De heer Fransen van de Putte: Neen j de verpak - Het spreekt vanzelf dut de kracht, die tegen de sluikerij king, maar niet de regie ! 441

29ste VERGADERING. — 28 JULI 1893.

Behandeling van de wetsontwerpen n

De beer v»n Dedem, Minister van Koloniën: Ik laat oede komen, onverschillig in wiens handen zij zich berinden. verder de beslissing aan de Kamer over. Ik zal de wet get belang tusschen hoofd- en voedingslijnen onderling uitvoeren zooals ik meen ze te moeten uitvoeren. De is in allen gevalle te wederkeerig dan dat met gerustheid geachte afgevaardigde uit Zuidholland vroeg een afzonderlijk eene doelmatige regeling voor het geval van naasting der wetsontwerp; welnu, dat is het ontwerp, dat wij voor hoofdlijn kan worden afgewacht. ons hebben. Nog werd gewezen op de consequentie in het beginsel der voordracht, dat tot overname van alle voedingslijnen De beraadslaging wordt gesloten en het wetsontwerp zou moeten leiden. zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Ook de prijs der overname was niet geschikt om in deze beschouwing verandering te brengen. Voor de lijnen der Geldersch-Overijsselsche Spoorweg- II. WIJZIGING VAN HOOFDSTUK V DBK STAATSBBGROOTING maatschappij zou, bij eventueele naasting, een bedrag van VOOR 1892. (177) f 3 538 826,67 worden betaald, gelijkstaande met 112 pet. van het aanlegkapitaal, terwijl bovendien als natuurlijk III. BEPALINGEN OMTRENT OVERTREDING VAN ART. 1 VAN gevolg der overname, de restitutie wegens uitbreidingen HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 17 FEBRUARI 1819(STAATS- ad f 384 507,0* , waarvoor die Maatschappij, volgens art. BLAD N°. 6) (198) 20 van haar exploitatiecontract (zie Bijlage E der Memorie Deze wetsontwerpen worden achtereenvolgens zonder be- van Toelichting n°. 8) staat gedebiteerd, voor rekening raadslaging en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. van den Staat wordt gebracht. Haast om op zoodanige voorwaarden zich het eventueel De notulen van het verhandelde in deze vergadering bezit van verliesgevende locaallijnen te verzekeren was er worden, ingevolge art. 30 van het Reglement van Orde, volgens deze leden niet. gelezen en goedgekeurd. Enkele leden konden zich daarentegen wel met de voor- dracht vereenigen. Wordt de Hollandsche IJzeren Spoorweg- De Kamer gaat tot nadere bijeenroepiDg uiteen. maatschappij genaast, dan is haar contract met de locaal- spoorwegen ontbonden of kan zij het desverkiezende op eigen naam voortzetten. Men vreesde voor dat geval moei- VOORLOOPIG VERSLAG DER COMMISSIE VAN RAP- lijkheden , die aan eene doelmatige regeling van het verkeer PORTEURS over het ontwerp van wet tot bekrachtiging in den weg zouden staan. Bij eene voorbereiding van van eene overeenkomst, betreffende de Geldersch- Staatsexploitatie, waarop toch het beding van naasting Overijsselsche locaalspoorwegen en den locaalspoorweg doelt, achtten deze leden het goede politiek zich de ge- van Enschedé naar Oldenzaal. legenheid tot aankoop ten nutte te maken. De Staat mag daarbij niet speculeeren op de zwakheid der tegenpartij, Het onderzoek van het wetsontwerp in de afdeelingen maar moet een matigen prijs betalen. Aan deze voorwaarde gaf aanleiding tot de volgende opmerkingen en bedenkingen. werd door de overeenkomst voldaan en men zag daarin Zeer vele leden moesten bezwaar maken om met deze eene daad van verstandig en vooruitziend overleg. voordracht mede te gaan. In ééne af Jeeling werd verwondering uitgesproken, dat, Het mogelijk voordeel voor den Staat bij eenige ver- als de Regeering zwanger gaut van het denkbeeld om de mindering van exploitatiekosten , welke voor de Hollandsche spoorwegen en ook locaallijnen te naasten , zij dan geen IJzeren Spoorwegmaatschappij uit den aankoop der thans maatregelen neemt tot eventueele naasting van een der bij haar in huur bezeten Geldersch-Overijsselsche locaal- hoofdlijnen van ons land, die voor het grijpen ligt, namelijk spoorwegen zoude voortvloeien, werd te onzeker geacht van de lijn Boxtel—Wesel, althans voor zoover zij zich om bij de beoordeeling der ter bekrachtiging aangeboden op Nederlandschen bodem bevindt. overeenkomst een noemenswaardig gewicht in de schaal te leggen. Men meende zich daarbij uitsluitend te moeten Vastgesteld 24 Juli 1893. plaatsen op het standpunt, dat tot naasting dier Maat- schappij zal worden overgegaan. Herinnerd werd, in ver- VAN GENNEP. band hiermede, aan art. 29 der Spoorwegovereenkomsten van 1890 (Staatsblad n°. 134) krachtens hetwelk de Staat A. PRINS. onder zeer ongunstige omstandigheden tot naasting kan worden verplicht. NEBBENS STERLING. Over het algemeen reeds werd het op dien grond niet BREE BAART. wenschelijk geoordeeld het obligo van den Staat te ver- meerderen , terwijl in het onderwerpelijk geval geene aan- WELT. leiding werd gevonden om eene uitzondering op dien regel te wettigen. De over te nemen lijnen hebben blijkens de Memorie van Toelichting in de jaren 1886/91 een gemiddeld verlies opgeleverd van ruim f 74 000 'sjaars, dat ook bij vervan- EINDVERSLAG DER COMMISSIE VAN RAPPORTEURS ging van den huurprijs door de berekende rente der voor- over het ontwerp van wet tot bekrachtiging van eene gedragen koopsom pi. m. f 60 000 zoude hebben bedragen. overeenkomst, betreffende de Geldersch-Overijsselsche De verwachtingen , dat hierin eene verandering ten goede locaalspoorwegen en den locaalspoorweg van Enschedé zou komen, werden niet gedeeld. Men wees te dien aanzien op naar Oldenzaal. het verslag der Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij Nadat het Voorloopig Verslag der Commissie aan de over 1892 pag. 7 en in het algemeen op den gunstiger Regeering was medegedeeld, is van haar ontvangen de toestand voor het verkeer over deze lijnen tijdens de con- navolgende currentie dier Maatschappij met de Rhijn- en Staatsspoor- wegen, dan thans, na de overeenkomsten in 1890, laat MEMORIE VAN ANTWOORD. staan na eventueele naasting en Staatsexploitatie der spoor- wegen. Naar aanleiding der beschouwingen van het Voorloopig Ook uit een oogpunt van spoorweg-exploitatie werd door Verslag, veroorlooven de ondergeteekenden zich het vol- vele leden de noodzakelijkheid niet ingezien dat hoofd- gende in het midden te brengen. en voedingslijuen zich in een en dezelfde hand bevonden. De bloei van laatstgenoemden zal ook aan eerstgenoemde ten Toegegeven kan worden, dat het voordeel van den Staat