RUP open ruimte TOELICHTINGSNOTA – versie m.e.r. - s c r e e n i n g o k t o b e r 2 0 1 0

Gemeente Sint-Pieters-Leeuw Pastorijstraat 21 • 1600 Sint-Pieters-Leeuw tel. 02 371 22 11

D+A CONSULT, Studiebureau voor Ruimtelijke Planning, Infrastructuur en Bouw │ [email protected] │ www.daconsult.be │ Meiboom 26, 1500 Halle │ T 02 363 89 10 │ F 02 363 89 11 │ Borchtstraat 28, 2800 Mechelen │ T 015 56 09 56 │ F 015 56 09 59

RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

colofon

RUP open ruimte

Opdrachtgever: gemeente Sint-Pieters-Leeuw

Opdrachthouder:

D+A Consult

Opgemaakt door ondergetekende ontwerpers,

Ann Lambrechts,

Erkend ruimtelijk planner

Els Van Lier,

Bio-ingenieur land- en bosbeheer

fase document datum revisie versie 1 richtnota masterplan 27/09/2010 - evl ala 1.1 2 voorontwerp + m.e.r.-screening 28/10/2010 - evl ala 2.1

oktober 2010│P21832 1│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Inhoudstafel

0. Leeswijzer ...... 6

1. Inleiding: waarom het RUP open ruimte? ...... 9

2. Bestaande ruimtelijke toestand ...... 10

2 . 1 . Situering van het plangebied ...... 10

2 . 2 . Beschrijving bestaande toestand ...... 10

3. Relatie met de ruimtelijke structuurplannen .. 30

3 . 1 . Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen ... 30

3 . 2 . Ruimtelijk structuurplan Vlaams - B r a b a n t ...... 32

3 . 3 . Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan S i n t - P i e t e r s - L e e u w ...... 35

4. Bestaande juridische en planningscontext .... 46

4 . 1 . B e s t aande juridisch - administratieve a s p e c t e n ...... 46

4.1.1. Gewestplan ...... 46 4.1.2. Plannen van aanleg ...... 46 4.1.3. Ruimtelijke uitvoeringsplannen ...... 46 4.1.4. Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten ...... 51 4.1.5. Natuurdecreet – afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en SBZ ...... 52 4.1.6. Decreet integraal waterbeleid – watertoets...... 54 4 . 2 . Bestaande juridisch - technische aspecten ...... 54

4.2.1. Wegenis...... 54 4.2.2. Waterlopen ...... 54 4 . 3 . Relevante wetgeving, studies en plannen ...... 56

4.3.1. Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan ...... 56 oktober 2010│P21832 2│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

4.3.2. Landschapsatlas ...... 57 4.3.3. Biologische waardering ...... 59 4.3.4. Het Bruegelproject ...... 60

5. Ruimtelijke knelpunten en potenties ...... 61

5 . 1 . K n e l p u n t e n ...... 61

5 . 2 . P o t e n t i e s ...... 61

5 . 3 . Specifieke knelpunten en potenties ... 62

6. Doelstellingen, concepten en visie ...... 66

6 . 1 . Doelstellingen ...... 66

6 . 2 . C o n c e p t e n ...... 68

6 . 3 . Visie op de ontwikkeling ...... 70

6.3.1. Landbouwgebieden voor professionele landbouw ...... 70 6.3.2. Natuurgebieden ...... 73 6.3.3. Overkoepelende zones ...... 74 6.3.4. Visie deelgebieden ...... 75

7. Effecten van het RUP ...... 84

7 . 1 . Onderzoek tot m.e.r...... 84

7.1.1. Methodiek ...... 84 7.1.2. Toepassingsgebied ...... 85 7.1.3. Planonderdelen en afwegingskader ...... 85 7.1.4. Beoordeling milieueffecten ...... 94 7.1.5. Alternatieven ...... 110 7.1.6. Grensoverschrijdende effecten ...... 110 7.1.7. Besluit ...... 110 7 . 2 . Onderzoek tot passende beoordeling . 111

7.2.1. Toepassingsgebied ...... 111 7.2.2. Beoordeling van de effecten op de SBZ ...... 112 7.2.3. Besluit ...... 113 7 . 3 . W a t e r t o e t s ...... 113

7.3.1. Oppervlakte- en grondwaterhuishouding ...... 114 7.3.2. Besluit ...... 119

8. Gevolgen voor de juridisch bestaande

toestand ...... 120

oktober 2010│P21832 3│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

8 . 1 . Gewijzigde juridisch - administratieve a s p e c t e n ...... 120

8 . 2 . Register van percelen met mogelijke planbaten, planschade en bestemmings - wijzigingscompensatie ivm het grond - e n pandenbeleid ...... 121

8 . 3 . Gewijzigde juridisch - technische a s p e c t e n ...... 121

8.3.1. Wijziging rooilijnplannen ...... 121 8.3.2. Wijziging wegenis ...... 121 8.3.3. Gevolgen voor waterlopen ...... 121

9. Administratieve inlichtingen – overleg en

inspraak ...... 122

9 . 1 . Administratieve inlichtingen ...... 122

9 . 2 . Overleg en inspraak in kader van de m . e . r . - s c r e e n i n g ...... 122

9.2.1. Aanpassingen in gevolge van het advies van de dienst BGP m.b.t. de m.e.r.- screening ...... 122 9.2.2. Aanpassingen in gevolge van adviezen van de betrokken instanties m.b.t. de m.e.r.-screening ...... 122 9.2.3. Aanpassingen in gevolge van het besluit van de cel MER m.b.t. de m.e.r.- screening ...... 123 9 . 3 . Bijkomende inlichtingen vanuit de plenaire vergadering ...... 123

9 . 4 . Resultaat van het openbaar onderzoek ...... 123

9 . 5 . Advies van het college van burgemeester en schepenen ...... 123

10. Bijlagen ...... 124

1 0 . 1 . Bijlagen in het kader van de m.e.r. - s c r e e n i n g ...... 124

1 0 . 2 . K a a r t e n ...... 125

oktober 2010│P21832 4│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw Kaarten

Kaart 1: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: gewenste open ruimte structuur ...... 35 Kaart 2: Uittreksel gewestplan Halle--...... 46

Kaart 3: Gewestelijk RUP (in opmaak) in de zuidelijke kanaalzone met aanduiding van de gebieden gesitueerd binnen het plangebied RUP open ruimte ...... 47 Kaart 4: Herbevestigde agrarische gebieden ...... 48 Kaart 5: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten...... 51 Kaart 6: Afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en speciale beschermingszones ...... 52 Kaart 7: Belangrijkste waterlopen binnen het RUP ...... 54 Kaart 8: Traditionele landschappen, ankerplaatsen, relictzones en lijn- en puntrelicten ...... 57 Kaart 9: Biologische waarderingskaart ...... 59 Kaart 10: Afbakening planonderdelen ...... 85 Kaart 11: Afbakening deelplanonderdelen zone A, B, C en D ...... 85 Kaart 12: Bodemkaart met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) ...... 94

Kaart 13: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – verzuring met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) ...... 94

Kaart 14: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – eutrofiëring met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) ...... 94

Kaart 15: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – verdroging met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) ...... 94 Kaart 16: Drainageklassen met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) ...... 98

Kaart 17: Grondwaterkwetsbaarheidskaart met afbakening planonderdelen (bron: DOV, 2010) ...... 98

Kaart 18: Afbakening VEN en speciale beschermingszones met afbakening planonderdelen ...... 103 Kaart 19: Biologische waarderingskaart met afbakening planonderdelen ...... 103

Kaart 20: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – ecotoopverlies met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) ...... 103

oktober 2010│P21832 5│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

0. L EESWIJZER

Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat:

1. een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; 2. de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer; 3. een weergave van de feitelijke en juridische toestand in tekst en op kaart; 4. de relatie met het ruimtelijk structuurplan of de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is; 5. een zo mogelijk limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden; 6. het onderzoek tot significante milieueffecten (= m.e.r.-screening). De screening betreft het onderzoek naar het al dan niet voorkomen van aanzienlijke milieueffecten ten gevolge van het voorgenomen plan of programma; 7. in voorkomend geval een overzicht van de conclusies van het ruimtelijk veiligheidsrapport, het plan-MER, passende beoordeling en andere verplicht voorgeschreven effectenrapporten; 8. in voorkomend geval een, register, al dan niet grafisch, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, vermeld in artikel 2.6.1, een planbatenheffing, vermeld in artikel 2.6.4, of een compensatie, vermeld in boek 6, titel 2 of titel 3, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.

Het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (punten 1 en 2) hebben verordenende kracht. Voorliggende toelichtingsnota behandelt de punten 3 tot 8. Punt 3 wordt behandeld in deze bundel maar wordt ook grafisch weergegeven op het grafisch plan en het plan bestaande toestand. De toelichtingsnota bundelt álle inhoudelijke elementen en argumenten om de opties van het ruimtelijk uitvoeringsplan en de context waarbinnen het ingezet wordt, te kunnen begrijpen. Dit gebeurt ondermeer door de relatie met de ruimtelijke structuurplannen waarvan het een uitvoering is toe te lichten. De bundel is als volgt opgebouwd1:

1. Inleiding – waarom wordt dit RUP opgemaakt?

Het eerste hoofdstuk geeft een beknopte situering en afbakening van het RUP weer en kadert het RUP in het ruimtelijk structuurplan van de gemeente. Hier wordt ook het initiële programma van ruimtelijke acties voor het plangebied toegelicht.

2. Beschrijving bestaande ruimtelijke toestand

De bestaande ruimtelijke toestand geeft de ruimtelijk – morfologische aspecten van het gebied weer in tekst en op een gedetailleerde kaart waarbij eveneens de begrenzing van het RUP is aangeduid.

1 In de huidige fase van het planningsproces worden enkel de eerste 6 paragrafen opgenomen in deze nota samen met een aanzet tot grafisch plan en krachtlijnen voor stedenbouwkundige voorschriften. In een verdere fase zullen de resterende paragrafen uitgewerkt worden.

oktober 2010│P21832 6│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

3. Relatie met de structuurplannen

Hierbij wordt de relatie tussen RUP en ruimtelijk structuurplan toegelicht in zowel een globaal als gebiedsgericht geïnterpreteerd kader.

4. Relatie met de bestaande juridische- en planningscontext

De bestaande juridische toestand geeft een overzicht van de verschillende verordenende plannen die binnen de grenzen van het RUP zijn gelegen of die er een relevante binding mee bezitten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen juridisch-administratieve aspecten, juridisch–technische aspecten, en andere relevante, wetgeving, studies en plannen.

5. Ruimtelijke knelpunten en potenties

De knelpunten en potenties worden gedefinieerd op basis van de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur en de planningscontext.

6. Doelstellingen, concepten en visie:

Op basis van de analyse van vorige items worden doelstellingen, ruimtelijke concepten en een visie geformuleerd.

7. Onderzoek naar de effecten van het RUP  Onderzoek tot milieueffectrapportage of m.e.r.-screening. De milieueffectrapportage beschrijft en evalueert de te verwachten significante effecten van het voorgenomen plan of programma en de mogelijke alternatieven. Het onderzoek naar de significante milieueffecten dient in een vroeg stadium van het voorbereidende proces gevoerd te worden om rekening te kunnen houden met de milieueffecten van het plan of programma en met de milieueffecten van mogelijke alternatieven.  Onderzoek i.v.m. de watertoets. Bij elke beslissing over een plan, programma of vergunning moet de bevoegde overheid nagaan of er schade kan ontstaan aan het watersysteem.

8. Gevolgen voor de juridische – bestaande toestand:

In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van wijzigingen ten opzichte van de vroegere juridische toestand. Dit overzicht bevat een limitatieve opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden. In de gevolgen voor de juridische bestaande toestand wordt ook, in het voorkomend geval, het register opgenomen van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenheffing of compensaties betreffende het grond- en pandenbeleid.

9. Administratieve inlichtingen - overleg en inspraak:

Hier worden de gevolgen voor de juridisch–administratieve en juridisch-technische aspecten gevaloriseerd bij goedkeuring van het voorliggende RUP. Tevens wordt er een limitatieve opgave gegeven van de op te heffen voorschriften die strijdig zijn met het gewestplan of een ander geldig ruimtelijk uitvoeringsplan.

10. Bijlagen Naast deze bundel bevat het RUP stedenbouwkundige voorschriften en een grafisch plan.

Stedenbouwkundige voorschriften hebben verordenende kracht. Dat betekent dat iedereen (zowel overheden als burgers) gebonden is door de bepalingen ervan. In de stedenbouwkundige voorschriften kan je duidelijk zien wat al dan niet is toegelaten (bestemming, inrichting en beheer) volgens de aanduidingen van het grafisch plan.

oktober 2010│P21832 7│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Het grafisch plan heeft net zoals de stedenbouwkundige voorschriften een verordenende kracht.

oktober 2010│P21832 8│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

1. I NLEIDING : WAAROM HET RUP O P E N RUIMTE ?

Met de opmaak van het RUP open ruimte wenst de gemeente Sint-Pieters-Leeuw uitvoering te geven aan zijn gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (bindende bepaling nr. 4: opmaken open ruimte RUP). De afbakening van de geselecteerde open ruimtestructuren en de uitwerking van bijhorende ontwikkelingsperspectieven worden hierbij voorop gesteld.

De gemeente kent een specifieke ontwikkeling. Zijn oostelijk deel behoort tot het Vlaams strategisch gebied rond Brussel terwijl het grotere westelijk deel een uitgesproken landelijk karakter kent. Bij de uitwerking van het RUP staat het vrijwaren van de aanwezige open ruimte van verdere bebouwing voorop om een tegengewicht te bieden aan de bouwdruk vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en vanuit de verschillende kernen die verspreid in de open ruimte voorkomen. Dit zowel in de open ruimtegebieden in het westelijk deel van de gemeente als in de resterende open ruimte binnen verstedelijkt gebied. Naast de sterke verstedelijking in het oosten van de gemeente vormen de aanwezige structurerende beekvalleien die het plateaulandschap doorsnijden een belangrijk karakteriserend kenmerk voor de gemeente. Zij vormen de basis voor de natuurlijke structuur doorheen de open ruimte.

Het RUP open ruimte streeft naar de realisatie van een evenwicht tussen de doelstellingen vanuit landbouw en natuur. Hierbij moeten enerzijds voldoende ontwikkelingsperspectieven geboden worden voor de landbouwsector en anderzijds een ecologische netwerk doorheen de gemeente en een basisnatuurwaarde over de volledige open ruimte gecreëerd worden. Bij dit alles wordt de inbedding van landbouw en natuur in goed gestructureerde gehelen voorop gesteld.

oktober 2010│P21832 9│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

2. B ESTAANDE RUIMTELIJKE TOESTAND

2 . 1 . Situering van het p l a n g e b i e d

De gemeente Sint-Pieters-Leeuw situeert zich in het westen van de provincie Vlaams- Brabant en maakt onderdeel uit van het arrondissement Halle-Vilvoorde. Zijn ligging in de onmiddellijke omgeving van Brussel heeft gezorgd voor een ongewone ontwikkeling op zijn grondgebied. Het oostelijk deel behoort tot het Vlaams strategisch gebied rond Brussel terwijl het grotere westelijk deel een uitgesproken landelijk karakter kent. Het is voor de open ruimtegebieden in dit westelijk deel en resterende open ruimte binnen verstedelijkt gebied dat het RUP open ruimte zal opgesteld worden.

Ruimtelijk sluit het gebied aan op de open ruimtegebieden van , , en Halle. Binnen het open ruimtegebied zijn een aantal woonkernen gelegen, namelijk het centrum Sint-Pieters-Leeuw, Vlezenbeek, Sint-Laureins-Berchem en Oudenaken. De open ruimtegebieden bevinden zich rondom deze kernen en worden doorsneden door de structurerende beekvalleien.

│ Situering Sint-Pieters-Leeuw (bron: kaartenbundel gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Sint-Pieters- Leeuw)

2 . 2 . Beschrijving bestaande toestand

Algemeen wordt de open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw gekenmerkt door een golvend „open-field‟ landschap van akker- en weilanden, doorsneden door structurerende beekvalleien. Verspreid in het landschap komen ook karakteristieke hoogstamboomgaarden en kleine landschapselementen (KLE) voor. Per deelgebied zijn er echter een aantal specifieke kenmerkende eigenschappen waarneembaar die van belang kunnen zijn om het RUP open ruimte op een kwalitatieve manier te verwezenlijken. Bij de hier volgende beschrijving van de bestaande toestand zal de open ruimte dan ook opgesplitst worden in een aantal deelgebieden.

oktober 2010│P21832 10│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Aanduiding gebieden volgens welke de bestaande toestand wordt besproken (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking) Gebied 1: tussen Bergensesteenweg (N6) en Galgstraat

Dit deelgebied is gelegen langsheen een drukke verkeersas, de N6, en zeer dicht bij het stedelijk gebied rond Brussel. Toch kent het een uitgesproken open karakter met vergezichten op het glooiend akkerlandschap. Er bevinden zich ook een aantal zonevreemde bebouwingen, waaronder een aantal woningen, bedrijvigheid, een voetbalclub en het jeugdhuis. De Lotstraat doorsnijdt het gebied, maar door de lagere ligging van het wegdek heeft ze weinig invloed op de visuele beleving. Hiernaast zijn er nog een aantal andere holle wegen gelegen in het gebied.

│ Aanduiding gebied tussen Bergensesteenweg en Galgstraat (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking) oktober 2010│P21832 11│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Het voornaamste landgebruik bestaat uit akkerbouw met een aantal verspreide hoogstamboomgaarden en gegroepeerde bomen en struiken. Samen met het reliëf in het gebied resulteert dit in een zeer open landschap met vergezichten die reiken van de Galgstraat tot de Bergensesteenweg (foto 1). Het hoogste punt bevindt zich in het noordwesten van het gebied, langs de Galgstraat, tussen de Lotstraat en het woongebied ten noorden ervan. De hoogteligging daalt naar het noordwesten en het zuiden. Het hele zuidelijk deel wordt gekenmerkt door steilere hellingen in vergelijking met het noordelijk deel. In noordelijke richting ziet men in de verte het stedelijk gebied Brussel (foto 2). Noordwestelijk van dit gebied situeert zich het park Coloma binnen het woongebied van Sint-Pieters-Leeuw.

│ Uitgestrekte vergezichten in het centrum van het deelgebeid (foto 1)

│ Uitgestrekte vergezichten in het noorden van het deelgebied met zicht op het stedelijk gebied Brussel (foto 2) Gebied 2: tussen Galgstraat en Brusselbaan

Dit deelgebied wordt grotendeels gekenmerkt door de aanwezigheid van de beekvalleien. Centraal ligt de vallei van de Zuun. Dit zorgt voor een oriëntatie van de hoogtelijnen evenwijdig met de Zuun, waarbij de hoogteligging daalt van de Galgstraat en de Brusselbaan naar de Zuun. Net onder de Petrus Huysegomstraat ligt een additionele kleinere vallei. De vergezichten op de open ruimte zijn minder uitgesproken in dit deelgebied, wat wordt veroorzaakt door o.a. het reliëf, de aanwezige bebouwingen, boscomplexjes, hoogstammig loofhout en KLE. Er zijn wel een aantal kleinere gebieden binnen het deelgebied aanwezig waar men kan spreken van één open ruimtegeheel. Het gebied wordt doorkruist door een groot aantal wegen, zowel verhard als onverhard, waarvan een aantal holle.

In een smalle strook langs de Zuun zijn vele gronden niet onder antropogeen landgebruik en heeft natuur de kans om zich te ontwikkelen (foto 1 en 2). Het gaat hier om een combinatie van vochtige graslanden en loofhout. Dit loofhout bestaat gedeeltelijk uit populieraanplantingen, die ecologisch verrijkt zijn door de totstandkoming van een structuurverrijkende en ecologisch waardevolle tweede boomlaag en struiklaag. In de oktober 2010│P21832 12│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw ruimere omgeving van de Zuunbeek komen voornamelijk weiden voor in combinatie met akkers en hoogstammig loofhout, o.a. populier (foto 3). Ter hoogte van de woonwijk Zuun bevindt zich ten zuiden van de beek ook een zone met recreatieve voorzieningen zoals speeltuin, volleybalterrein, voetbalterrein, polyvalent gebouw … en een complex van visvijvers.

│ Aanduiding gebied tussen Galgstraat en Brusselbaan (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

│ Onmiddellijke en ruimere omgeving rondom de Zuunbeek (foto 1, 2 en 3)

Ten noorden van de Zuun en ten westen van de Petrus Huysegomstraat bevindt zich een groot open ruimtegebied (foto 4). Het voornaamste grondgebruik is akkerland, maar verspreid komen er ook weilanden en hoogstamboomgaarden voor. Net onder de Petrus Huysegomstraat loopt een zijbeek van de Zuunbeek. Deze beek wordt volledig omgeven door weilanden en verspreide bebouwing. Ten oosten van de Petrus Huysegomstraat is een kleiner open ruimtegebied gesitueerd, dat gekenmerkt wordt door akkerland en een sterke helling (foto 5).

│ Omgeving ten westen van de Petrus Huysegomstraat (foto 4)

oktober 2010│P21832 13│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Omgeving ten oosten van de Petrus Huysegomstraat (foto 5)

Het gebied ten zuiden van de Zuun beslaat een kleinere oppervlakte. Van echte vergezichten is hier dan ook geen sprake, mede door het aanwezige landgebruik. Dit bestaat uit een combinatie van akkerland, weiland en hoogstamboomgaarden (foto 6 en 7). Ook de aanwezigheid van KLE zoals verspreide bomen en struiken en gegroepeerde bomen en struiken op de perceelsranden speelt hierbij een rol. Bovendien is hier een klein woongebied gelegen en komen er verspreid zonevreemde constructies, voornamelijk woningen, voor. Het hooghout rondom de Zuun speelt een belangrijke rol in het visuele aspect van dit gebied.

│ Gebied ten zuiden van de Zuun (foto 6 en 7) Gebied 3: tussen Brusselbaan, Vlezenbeeklaan, gemeentegrens en Postweg

Dit gebied is gesitueerd in het noorden van Sint-Pieters-Leeuw, ten westen van het woongebied Negen Manneken, en sluit aan op het Brussels hoofdstedelijk gewest. Toch kent het gebied een uitgesproken landelijk karakter. Visueel zijn er zowel een aantal open ruimtegebieden als gebieden met meer gesloten landschappelijke kenmerken. Deze structuren zijn deels terug te linken tot het reliëf. Zones met sterk reliëf beschikken over minder uitgesproken vergezichten en het landgebruik is er overwegend weiland en hoogstamboomgaarden. In zones met een minder sterk reliëf is het landgebruik voornamelijk akkerland, waardoor er vergezichten op de open ruimte ontstaan. Verspreid in het gebied komen er ook heel wat zonevreemde constructies voor, voornamelijk woningen en landbouwbedrijven. Om het gebied beter te kunnen bespreken is het nuttig om te kijken naar een aantal deelgebieden met een specifiek karakter wat betreft visuele kenmerken en landgebruik.

oktober 2010│P21832 14│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Aanduiding gebied tussen Brusselbaan, Vlezenbeeklaan, gemeentegrens en Postweg (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

Het noordoostelijk en oostelijk deel omvat één groot open ruimtegeheel vlakbij Brussel. Het gaat om een zacht glooiend gebied met uitgestrekte vergezichten (foto 1). In het noorden reiken deze vergezichten tot Brussel met het Erasmusziekenhuis als visueel baken (foto 2). Het landgebruik bestaat overwegend uit akkerbouw met een aantal verspreide weilanden en hoogstamboomgaarden. KLE zoals individuele of gegroepeerde bomen en struiken komen slecht zeer sporadisch voor. In dit gebied bevinden zich ook een aantal zonevreemde constructies langsheen de wegen die het gebied doorkruisen. Het gaat hierbij voornamelijk om woningen en landbouwbedrijven.

│ Noordoostelijk deel van het deelgebied (foto 1)

│ Noordoostelijk deel van het deelgebied met Erasmusziekenhuis (foto 2)

De centrale zone die het deelgebied van zuid naar oost doorkruist en de zone ten noorden van de Vogel(en)zangbeek en ten westen van de Sobbroekbeek wordt gekenmerkt door een sterk variërend landgebruik (foto 3 en 4). Het gaat om een combinatie van hoogstamboomgaarden, weilanden, akkers en verspreide bebouwing. Bovendien komen er oktober 2010│P21832 15│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw een heleboel KLE voor in de vorm van verspreide en gegroepeerde bomen en struiken. Samen met het sterke reliëf zorgt dit ervoor dat de vergezichten in het gebied minder uitgesproken zijn. Bovendien heeft het reliëf er bijgedragen tot de vorming van een aantal holle wegen.

│ Centrale zone van het deelgebied (foto 3 en 4)

In het zuidwesten bevindt zich een tweede open ruimtegeheel met uitgesproken vergezichten (foto 5). Het landgebruik bestaat overwegend uit akkerbouw en weilanden. Hoogstamboomgaarden en KLE komen slechts sporadisch voor. Op een beperkt aantal zonevreemde constructies na is bebouwing nagenoeg afwezig in deze zone.

│ Zuidwestelijk deel van het deelgebied (foto 5)

In het noorden van het deelgebied bevindt zich de vallei van de Vogel(en)zangbeek. De aanwezige natuurwaarden zijn er echter eerder beperkt, aangezien nagenoeg de volledige zone onder antropogeen landgebruik is. Het gaat hier echter om een weinig intensief landgebruik, met overwegend weiland en KLE (foto 6). Dit is voornamelijk het geval langsheen het westelijk gelegen deel. Op deze wijze krijgt de natuur in de vallei toch een beperkte ontwikkelingskans. Langsheen de beek komen er echter ook een aantal woongebieden voor, die hier een hypotheek op vormen. Ter hoogte van Sobbroek splitst de Vogel(en)zangbeek zich in de Vogel(en)zangbeek en de Sobbroekbeek. Een klein deel van de Sobbroekbeek loopt nog door het deelgebied en wordt er hoofdzakelijk omgeven door weilanden en een bomenrij.

│ Vallei van de Vogel(en)zangbeek (foto 6)

oktober 2010│P21832 16│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Gebied 4: tussen oostelijke Postweg, gemeentegrens en Pedestraat

Tegen de noordergrens van Sint-Pieters-Leeuw ligt een open ruimtegebied dat aansluit op de open ruimte van Dilbeek. Bebouwing komt er voornamelijk voor langsheen de drukke verkeersassen, zowel in woongebieden als zonevreemd. Het gebied wordt doorsneden door de vallei van de Sobbroekbeek, die als groene as doorheen het gebied loopt. Rondom deze vallei zijn dan ook een aantal hellingen gesitueerd. Het deelgebied kent overwegend een zacht glooiend karakter.

│ Aanduiding deelgebied tussen de Postweg (oosten), gemeentegrens en de Pedestraat (bron: Google Earth, 2010)

Het landgebruik ten noorden van de vallei van de Sobbroekbeek bestaat hoofdzakelijk uit akkerland in combinatie met een aantal weilanden. Verspreid komen ook een aantal KLE zoals houtkanten en solitaire bomen voor. Het gaat hier om twee gebieden, een oostelijk en westelijk deel, waar uitgesproken vergezichten nog steeds aanwezig zijn (foto 1). Ten zuiden van de Sobbroekbeek is het landgebruik verschillend en wordt het voornamelijk gekenmerkt door een gevarieerd landgebruik van akkerland, weiland en een aantal verspreide hoogstamboomgaarden (foto 2). Ook hier zijn er een aantal locaties waar nog vergezichten op de omgeving aanwezig zijn gebleven, maar de open oppervlakteruimtes zijn minder groot dan ten noorden van de Sobbroekbeek.

│ Vergezicht in het noordwestelijk deel van het deelgebied (foto 1)

oktober 2010│P21832 17│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Gebied ten zuiden van de Sobbroekbeek (foto 2)

Rondom de Sobbroekbeek bevindt zich een boscomplex (foto 3). Populieren vormen hier de hoofdboomsoort, maar natuurlijke processen hebben hier kansen gekregen. Hierdoor zijn vele delen van het boscomplex geëvolueerd tot een rijk gestructureerde en gevarieerde vegetatiesamenstelling. Deze gebieden begeleiden de beek en waarborgen en versterken de natuurlijke waarden die hier aanwezig zijn. Verspreid komen er ook in beperkte mate natte gras- en hooilanden voor.

│ Gebied rondom de Sobbroekbeek (foto 3) Gebied 5: tussen westelijke Postweg, Appelboomstraat, Pedestraat en gemeentegrens

Zoals nagenoeg de volledige open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw wordt ook dit gebied gekenmerkt door een „open-field‟ landschap met een gevarieerd landgebruik. De typische hoogstamboomgaarden zijn hier echter nagenoeg volledig afwezig en worden vervangen door laagstamboomgaarden. Bebouwing, zowel in woongebieden als zonevreemd, komt voornamelijk voor langsheen de belangrijke verkeerassen en meer geconcentreerd in het zuiden rond de kern van Vlezenbeek. In het westen van het gebied loopt de vallei van de Laarbeek. Het gebied kent hoofdzakelijk een zacht glooiend reliëf, met een aantal steilere hellingen in het zuiden.

Het grote noordelijke deel van het gebied vormt één open ruimtegeheel met uitgesproken vergezichten (foto 1). Het landgebruik bestaat er uit een combinatie van akkers, weilanden en laagstamboomgaarden met zeer sporadisch geïsoleerde of gegroepeerde bomen en struiken langsheen de perceelsranden. Het uiterst zuidelijke puntje van het deelgebied bestaat uit een kleiner open ruimtegeheel, waar akkerbouw de bovenhand heeft (foto 2).

oktober 2010│P21832 18│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Aanduiding gebied tussen Postweg (westen), Appelboomstraat, Pedestraat en gemeentegrens (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

│ Vergezicht in het noordelijk deel van het deelgebied (foto 1)

│ Zuidelijk open ruimtegebied (foto 2)

De zuidelijke strook van het deelgebied, net boven de Postweg, wordt gekenmerkt door steilere hellingen, minder uitgesproken vergezichten en een verschillend landgebruik (foto 3). Voornamelijk laagstamboomgaarden en weilanden met verspreide akkers komen hier voor. De aanwezige bebouwing maakt hier ook in belangrijke mate onderdeel uit van het visuele karakter van het gebied.

oktober 2010│P21832 19│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Gebied boven de Postweg (foto 3)

Langsheen de westelijke grens van het deelgebied bevindt zich de vallei van de Laarbeek, welke ook meteen de grens vormt met de buurgemeente Lennik. In het noorden loopt deze vallei langsheen de site van Lindemans en wordt ze voornamelijk omgeven door weilanden (foto 4). Hierdoor krijgen natuurwaarden in beperkte mate ontwikkelingskansen. Het zuidelijker gelegen deel is ecologisch waardevoller en wordt omgeven door gevarieerde bosstructuren en hooilanden (foto 5 en 6). De Laarbeek vindt zijn oorsprong in de vijver op het domein rond het Kasteel van Groenenberg. Dit domein bestaat uit een afwisseling tussen boscomplexen en open graslanden en vormt een waardevolle aanvulling op de ecologische waardering van de vallei van de Laarbeek.

│ Noordelijk deel vallei van de Laarbeek (foto 4)

│ Zuidelijk deel vallei van de Laarbeek (foto 5 en 6) Gebied 6: tussen Postweg, Brabantsebaan en Hoogstraat

Ten westen van de kern Sint-Pieters-Leeuw en ten zuiden van de kern Vlezenbeek bevindt zich een groot open ruimtegebied doorsneden door beekvalleien. Voornamelijk in het zuidelijk deel komen een aantal beekvalleien voor, namelijk de Gaspeldorenbeek, de Baasbergbeek en een andere zijbeek van de Zuunbeek. In het noorden bevindt zich de Vogel(en)zangbeek. Het voornaamste landgebruik bestaat er uit een combinatie van akkers

oktober 2010│P21832 20│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw en weiland, samen met hoogstamboomgaarden. Bebouwing komt eerder sporadisch voor. Het reliëf wordt hoofdzakelijk bepaald door de aanwezige beekvalleien en kent voornamelijk in het zuidelijk deel van het gebied een uitgesproken hellingsgraad. Globaal kan het gebied worden onderverdeeld in twee deelgebieden, een noordelijk en zuidelijk deel, die een geleidelijke overgang kennen.

│ Aanduiding gebied tussen Postweg, Brabantsebaan en Hoogstraat (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

Het noordelijk deel sluit aan bij de kern van Vlezenbeek en de aanwezigheid van het Kasteel Nederlo en Kasteel De Bijtjes vormen een belangrijk bepalend element in de structuur van het gebied. Beide worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een ruim landgoed waar natuur, voornamelijk onder de vorm van bos, ontwikkelingskansen krijgt. Bovendien loopt de Vogel(en)zangbeek door deze gebieden, terwijl ze erbuiten maar zeer zwak ontwikkeld is. Aansluitend bij deze twee zones wordt het landschap gekenmerkt door een sterk variërend landgebruik, dat samen met het aanwezige relatief uitgebreide wegennetwerk en de eraan gerelateerde bebouwing zorgt voor een sterke compartimentering van de open ruimte (foto 1). Uitgesproken vergezichten zijn in dit uiterst noordelijk deel nagenoeg afwezig. Kenmerkend voor dit deelgebied is het voorkomen van een groot aantal maneges. Weiland vormt dan ook een belangrijk landgebruik, naast hoogstamboomgaarden en verspreide akkers. Binnen het deelgebied zijn eveneens tijdelijke overkappingen voor serreteelten (foto 2) en een voetbalveld terug te vinden.

│ Gecompartimenteerd open ruimtegebied ten zuiden van Vlezenbeek (foto 1)

oktober 2010│P21832 21│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Aanwezige tijdelijke overkappingen ten zuiden van Vlezenbeek (foto 2)

Zuidelijker gaat het landschap geleidelijk over naar een uitgesprokener open ruimtegebied. Akkerbouw vormt hier het belangrijkste landgebruik, gevolgd door weiland en hoogstamboomgaarden. Specifiek voor dit deelgebied is het veelvuldig voorkomen van weiland onder fruitbomen op hoogstam (foto 3). De aanwezige beekvalleien, van de Gaspeldorenbeek, de Baasbergbeek en een andere zijbeek van de Zuunbeek, en het ermee samenhangende reliëf vormen een belangrijk structuurbepalend element in het deelgebied. Globaal genomen zijn deze valleien bovendien goed ontwikkeld en zichtbaar vanuit de open ruimte dankzij de aanwezige boscomplexen (foto 4). Doorgaans gaat het hier om populierenaanplanten waar de onderlaag ontwikkelingskansen heeft gekregen (foto 5). Deze worden echter afgewisseld met meer natuurlijke en ecologisch waardevollere complexen, die spontaan ontwikkelden en waar inheemse soorten de bovenhand hebben. Hiernaast wordt het deelgebied ook gekenmerkt door de aanwezigheid van KLE, zoals bomenrijen, kleine boscomplexjes, hagen met inheemse soorten zoals meidoorn… Dit vormt een begrenzende factor voor de aanwezige vergezichten (foto 6). Het uitgesproken reliëf heeft doorheen het gebied gezorgd voor de vorming van holle wegen.

│ Weiland onder fruitbomen op hoogstam (foto 3)

│ Zicht op de vallei van de Baasbergbeek (foto 4)

│ Populierenaanplanting met structuurrijke en natuurlijk ontwikkelde onderlaag (foto 5) oktober 2010│P21832 22│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Aanwezigheid KLE in het landschap (foto 6) Gebied 7: tussen Brabantsebaan en gemeentegrens

Het westen van Sint-Pieters-Leeuw kent een uitloper met de deelgemeenten Sint-Laureins- Berchem en Oudenaken dat aansluit op het grondgebied van Pepingen en Halle. Het gaat om een open ruimtegebied dat doorsneden wordt door een aantal verkeersassen waarrond bebouwing zich heeft ontwikkeld. Het voornaamste landgebruik is akkerbouw, aangevuld met weiland en sporadisch hoogstamboomgaarden. Het reliëf wordt bepaald door de aanwezige beekvalleien, de Molenbeekvallei en de Zuunbeekvallei langs de zuidelijke grens van het plangebied. De Zuunbeekvallei is goed ontwikkeld en vormt een structuurbepalend element. Het landgebruik rond de beek bestaat hoofdzakelijk uit boscomplexjes (populier met ondergroei en natuurlijkere vormen) en weilanden (foto 1). Hierdoor hebben natuurwaarden de kans gekregen om zich te handhaven en te ontwikkelen. Voor de Molenbeekvallei kan hetzelfde gesteld worden, al is het hoofdzakelijke landgebruik hier weiland en zijn de natuurwaarden minder sterk aanwezig (foto 2).

Binnen het gebied zijn een aantal kleinere open ruimtegehelen aanwezig die van elkaar worden gescheiden door het wegennet en de beekvalleien. De vergezichten zijn dan ook minder uitgesproken dan in sommige andere delen van Sint-Pieters-Leeuw, maar wel prominent aanwezig (foto 3). Grote open ruimtegehelen aansluitend op de buurgemeenten zorgen langs de grenzen, samen met het aanwezige reliëf, voor indrukwekkende vergezichten. Voornamelijk centraal in het gebied bevindt zich een grote open ruimte tussen de Molenbeek en de woonzone in het westen met grote landbouwpercelen en weilanden. Ten oosten en westen hiervan is het landgebruik gevarieerder en komen er meer KLE en boscomplexjes voor. De open ruimte is er dan ook minder uitgesproken.

│ Aanduiding gebied tussen Brabantsebaan en gemeentegrens (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking) oktober 2010│P21832 23│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Boscomplexjes en weilanden rondom de Zuun (foto 1)

│ Boscomplexjes en weilanden rondom de Molenbeek (foto 2)

│ Vergezichten in het gebied tussen Brabantsebaan en gemeentegrens (foto 3) Gebied 8: tussen Hoogstraat, Bergensesteenweg, Europalaan en gemeentegrens

Dit gebied bevindt zich in het zuidwesten van Sint-Pieters-Leeuw en sluit aan op Halle in het zuiden en het westen. De oostelijke zijde kent een sterke bebouwing langsheen de N6 en de Europalaan en de kern van Sint-Pieters-Leeuw in het noordoosten. In het noorden vormt de Zuunbeekvallei een belangrijk structuurbepalend element dat centraal doorheen de volledige gemeente loopt. Samen met de valleien van de Ketelbeek, de Rode beek en de Labbeek, bepaalt ze, zoals overal in de gemeente het geval is, in belangrijke mate het reliëf in het gebied. Een ander belangrijk aspect dat bijdraagt tot de visuele beleving van de gemeente is de aanwezigheid van de VRT-mast (foto 1). Verspreid over het gebied komen een aantal open ruimgehelen voor. Vanop de verkeersassen is de beleving hiervan echter minder uitgesproken, aangezien de vergezichten vaak verstoord worden door aanwezige bebouwing. Globaal kan het gebied opgedeeld worden in twee deelgebieden.

oktober 2010│P21832 24│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Aanduiding gebied tussen Hoogstraat, Bergensesteenweg, Europalaan en gemeentegrens (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

│ VRT-mast (foto 1)

Het noordelijk deel, aansluitend op de Zuunbeekvallei, kent grote open ruimtestructuren waar akkerbouw en weiland het belangrijkste landgebruik vormen (foto 2). In de binnengebieden zijn uitgesproken vergezichten die reiken tot de buurgemeente Halle aanwezig. Het parkgebied Rukkelingen bevindt zich in dit deelgebied nabij de Ketelbeek en is zichtbaar vanuit de open ruimte. De Zuunbeek in het noorden van het gebied wordt in zijn vallei omgeven met weilanden en boscomplexen en kent hierdoor een noemenswaardige natuurlijke en ecologische waarde (foto 3). De vallei rond de Ketelbeek is minder uitgesproken ontwikkeld en het landgebruik bestaat er voornamelijk uit weiland.

oktober 2010│P21832 25│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

│ Groot open ruimtegeheel ten zuiden van de Zuunbeek (foto 2)

│ Vallei van de Zuunbeek (foto 3)

De vergezichten zijn minder uitgesproken in het zuidelijk deelgebied door de aanwezigheid van meer gecompartimenteerd landgebruik, het karakteristieke reliëf en de dooradering van het gebied met KLE (foto 4). Toch zijn ook hier kleinere open ruimtegehelen terug te vinden. Het landgebruik bestaat er uit een combinatie van akkerbouw, weiland en hoogstamboomgaarden. De Labbeek en de Rode beek komen naar voren in het landschap en worden hoofdzakelijk omgeven door weilanden met een beperkte, maar aanwezige ecologische waarde (foto 5 en 6). Ten zuiden van de Rode beek zijn de vergezichten opnieuw aanzienlijk en sluiten ze aan op de buurgemeenten.

│ Open ruimtegeheel doorsneden door KLE in het uiterste zuiden van Sint-Pieters-Leeuw (foto 4)

│ Vallei van de Rode Beek (foto 5) en de Labbeek (foto 6)

oktober 2010│P21832 26│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Gebied 9: Koning van Spanje tussen N6, kanaal Brussel-Charleroi, gemeentegrens en Ruisbroeksesteenweg

Dit gebied bevindt zich in het oosten van Sint-Pieters-Leeuw te midden van het stedelijk weefsel. Het gaat om een ingesloten landbouwgebied, waar het landgebruik overwegend bestaat uit landbouw afgewisseld met weiland. Aansluitend bij de bebouwing komen er ook een aantal zonevreemde woningen voor. Het gebied bestaat uit twee duidelijk afgebakende deelgebieden. Het westelijke deel wordt begrensd door de aanwezige bebouwing. De visuele beleving van het gebied wordt hier dan ook in belangrijke mate door bepaald, maar hierdoor vormt het eveneens een rustpunt in een dicht bebouwde omgeving (foto 1). Langsheen het kanaal komt een tweede klein ingesloten landbouwgebied voor (foto 2).

│ Aanduiding gebied Koning van Spanje tussen N6, kanaal Brussel-Charleroi, gemeentegrens en Ruisbroeksesteenweg (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

│ Geïsoleerd landbouwgebied in stedelijk gebied (foto 1)

│ Geïsoleerd landbouwgebied langs het kanaal (foto 2)

oktober 2010│P21832 27│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Gebied 10: tussen Lotbeek en gemeentegrens (Zenne)

Het gebied tussen de Lotbeek en de gemeentegrens is gesitueerd in het oosten van de gemeente, aansluitend op het stedelijk weefsel. Ondanks zijn ligging wordt het gekenmerkt door een grote aanwezigheid van natuur, voornamelijk onder de vorm van kleine bosgebiedjes en KLE. Populieren vormen een belangrijk aandeel van de aanwezige bomen in het gebied. Zo bestaan de boscomplexen ten oosten van de R0 overwegend uit populieren. Natuurlijke processen hebben echter gezorgd voor de totstandkoming van een structuurrijke onderlaag. Hiernaast is veeteelt een belangrijk landgebruik wat resulteert in de aanwezigheid van grote oppervlakten weilanden, afgewisseld met akkers (foto 1). De R0 doorsnijdt het gebied en vormt op deze wijze een belangrijke barrière. Samen met de aanwezige KLE en bosgebiedjes zorgt dit voor een begrenzing van de vergezichten in het gebied. Centraal is er eveneens een gemeentelijke sportinfrastructuur aanwezig.

│ Aanduiding gebied tussen Lotbeek en gemeentegrens (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

│ Open ruimtegeheel met weilanden, akkers en KLE (foto 1)

oktober 2010│P21832 28│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Gebied 11: tussen Jan Baptist Bosmansstraat, Ferdinand Uylenbroeckstraat, Beverbeemd en gemeentegrens

Het gaat hier om een klein gebiedje aan de rand van Sint-Pieters-Leeuw, gesitueerd in verstedelijkt gebied en in de nabijheid van het kanaal. Het gaat dan ook om een geïsoleerd landbouwgebied waar het landgebruik overwegend bestaat uit weilanden en in beperktere mate bebossing. Bomenrijen en andere KLE komen er veelvuldig voor.

│ Aanduiding gebied tussen Jan Baptist Bosmansstraat, Ferdinand Uylenbroeckstraat, Beverbeemd en gemeentegrens (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

oktober 2010│P21832 29│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

3. R ELATIE MET DE RUIMTE L I J K E STRUCTUUR PLANNEN

3 . 1 . Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

Sint-Pieters-Leeuw kent een zeer specifieke ontwikkeling van zijn grondgebied en dit wordt ook weergegeven door de beleidsopties vanuit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV)2. Het oostelijk deel van de gemeente wordt geclassificeerd als stedelijk gebied en onderdeel van het Vlaams strategisch gebied rond Brussel (VSGB) en het westelijk deel behoort tot het buitengebied, meerbepaald het Pajottenland. De open ruimte in de gemeente waar dit RUP betrekking op heeft situeert zich hoofdzakelijk in het buitengebied, maar een aantal ingesloten landbouwgebieden zijn terug te vinden binnen het stedelijk gebied. Sint-Pieters-Leeuw in het stedelijk gebied

Voor stedelijk gebied worden volgende doelstellingen voorop gesteld binnen het RSV:

 het stimuleren en concentreren van activiteiten;  het vernieuwen van de stedelijke woon- en werkstructuur door strategische stedelijke projecten;  het ontwikkelen van nieuwe woningtypologieën en kwalitatieve woonomgevingen;  het leefbaar en bereikbaar houden door andere vormen van stedelijke mobiliteit en locatiebeleid;  het verminderen van het ongeordend uitzwermen van functies.

Hiernaast maakt Sint-Pieters-Leeuw deel uit van „de Vlaamse Ruit‟. Dit stedelijk netwerk vormt een economisch knooppunt op internationaal niveau. Bij het verder uitbouwen ervan moet het aanwezige buitengebied echter zoveel mogelijk gevrijwaard blijven.

Specifiek voor de open ruimte stelt het RSV dat landbouw in stedelijke gebieden een eigen karakter heeft en de nodige ontwikkelingsmogelijkheden moet behouden. Hierbij moet rekening gehouden worden met de draagkracht van het stedelijk gebied en andere ontwikkelingsperspectieven die hier voorop gesteld werden. De natuurelementen die doordringen tot in het stedelijk weefsel moeten bovendien behouden blijven en ontwikkeld worden.

Meer specifiek is het plangebied gelegen binnen het Vlaams strategisch gebied rond Brussel (VSGB), een selectie binnen het stedelijk gebied in Vlaanderen. Het beleid is erop gericht om de bestaande en toekomstige stedelijke potenties maximaal te benutten. Ontwikkeling, concentratie en verdichting vormen hierin de uitgangspunten, maar steeds mits respect voor de draagkracht van het gebied. Het RSV stelt hiervoor een aantal gebiedsspecifieke ontwikkelingsperspectieven voorop. De ontwikkelingsperspectieven van belang voor de open ruimte kunnen als volgt worden samengevat:

 het behoud van de onbebouwde ruimte („groene gordel‟);

2 Goedgekeurd op 19/11/1997 door het Vlaams Parlement, herziening definitief vastgelegd bij besluit van de Vlaamse regering op 12/12/2003 en bij decreet bekrachtigd op 19/03/2004.

oktober 2010│P21832 30│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 het vermijden van bestemmingswijzigingen van zachte naar harde functies;  het vermijden van bijkomende wegeninfrastructuur en het maximaal benutten van de bestaande infrastructuur voor collectief vervoer. Sint-Pieters-Leeuw in het buitengebied

Het westelijke gedeelte van Sint-Pieters-Leeuw is gesitueerd in het buitengebied. Het gevoerde beleid in buitengebieden moet in de eerste plaats rekening houden met de aanwezige ruimtelijke structuur. De ruimtelijke structuur van het buitengebied wordt bepaald door de natuurlijke en de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en de infrastructuur. Binnen het kader dat gevormd wordt door deze ruimtelijke structuur kunnen activiteiten als wonen en werken plaatsvinden. Een gebiedspecifieke benadering en focus op de duurzaamheid van ontwikkeling is hierbij noodzakelijk.

In het kader van deze bepalingen worden in het RSV volgende algemene doelstellingen vastgelegd:

 het vrijwaren van het buitengebied voor essentiële functies;  het tegengaan van de versnippering van het buitengebied;  het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied;  het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen;  het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied;  het afstemmen van het ruimtelijk beleid en milieubeleid op basis van het fysisch systeem;  het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied.

De open ruimtestructuur wordt bepaald door de aanwezige natuurlijke, agrarische en landschappelijke structuur. Het RSV streeft naar de uitbouw van een samenhangend netwerk van rivier- en beekvalleien en van grote aaneengesloten open ruimtegebieden, verbonden door open ruimteverbindingen. Het behoud en de versterking van de open ruimte is in het RSV een kerndoelstelling voor het buitengebied. Recreatie en voornamelijk recreatief medegebruik kunnen een belangrijke nevenfunctie vormen binnen deze structuren. Hier moeten dan ook de nodige ontwikkelingsmogelijkheden aan geboden worden.

Als basis voor de ontwikkeling van de natuurlijke structuur stelt het RSV de aanduiding van een samenhangend en georganiseerd geheel van gebieden3 voorop. In deze gebieden zal er maximaal gestreefd worden naar het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur rekening houdend met een aantal randvoorwaarden, zoals de specifieke biologische waarde, de toekomstmogelijkheden, de bestaande gebruiksvormen en de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen. De afbakening van de gebieden die deel uitmaken van de natuurlijke structuur gebeurt in provinciale (natuurverbindingsgebieden) en gewestelijke (GEN, GENO en natuurverwevingsgebieden) ruimtelijke uitvoeringsplannen.

Naast de natuurlijke structuur speelt de agrarische structuur een belangrijke rol in de open ruimte en moeten ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst gegarandeerd worden. Hiertoe wordt de afbakening van de gebieden van de agrarische structuur in het RSV

3 Volgens het RSV bestaat de natuurlijke structuur uit:

 het samenhangend geheel van de rivier- en beekvalleien, de grotere natuur- en boscomplexen en andere gebieden waar de voor de natuur structuurbepalende elementen en processen tot uiting komen;  met aanvullend daarop de ecologische infrastructuur gevormd door lijn-, punt- en vlakvormige natuurelementen, door kleinere natuur- en boscomplexen en parkgebieden.

oktober 2010│P21832 31│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

vooropgesteld. Deze afbakening zal gerealiseerd worden via het herbevestigen van agrarische gebieden op het gewestplan en gewestelijke uitvoeringsplannen.

De landschappelijke structuur vormt een belangrijke randvoorwaarde bij het afwegen van activiteiten en functies binnen de natuurlijke en agrarische structuur. Het uitgangspunt hierbij is het behoud en de ontwikkeling van de diversiteit en herkenbaarheid van de landschappen in Vlaanderen.

Specifiek voor Sint-Pieters-Leeuw komen volgende aspecten naar voren uit het RSV. De gemeente is gedeeltelijk gesitueerd in de vallei van de Zenne, een structuurbepalende riviervallei op het niveau van Vlaanderen. Daarnaast ligt Sint-Pieters-Leeuw aan de rand van het grote open ruimtegebied ten zuiden van Gent en midden de open ruimtecorridor op het niveau van Vlaanderen tussen het Vlaams stedelijk gebeid rond Brussel en het stedelijk gebied Halle. Deze verbinding sluit aan op het Pajottenland.

3 . 2 . Ruimtelijk s tructuurplan Vlaams - B r a b a n t

Sint-Pieters-Leeuw is gesitueerd in de provincie Vlaams-Brabant en het provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant (RSVB)4 stelt een aantal kernprincipes voor het te voeren beleid voorop:

 herwaardering van het fysisch systeem;  een centrum-provincie met Brussel;  een provincie met diverse stedelijke kernen;  de Vlaamse Ruit geeft een duidelijke structuur;  mobiliteit als sturend gegeven.

Voor de verschillende structuren werden er beleidsintenties uitgewerkt, gebaseerd op deze kernprincipes. De beleidsintenties die relevant zijn voor het plangebied zullen hier kort besproken worden, evenals de situering van het plangebied binnen de deelruimtes „Verdicht Netwerk‟ en „Landelijke Kamer West‟. Deelruimte ‘Verdicht Netwerk’ – subgebied Halle-Waterloo-Brussel

Het „Verdicht Netwerk‟ wordt gekarakteriseerd door verschillende ruimtelijke structuren waarbij voortdurend een evenwicht moet gezocht worden tussen de diverse actoren. Meervoudig ruimtegebruik staat er dan ook voorop. Om in te spelen op de sterke versnippering van het „Verdicht Netwerk‟ kiest de provincie ervoor om het gebied op te delen in subgebieden. Een klein, oostelijk deel van Sint-Pieters-Leeuw, valt binnen het subgebied Halle-Waterloo-Brussel. Deelruimte ‘Landelijke Kamer West’

Het grootste, westelijke deel van Sint-Pieters-Leeuw is gesitueerd in de „Landelijke Kamer West‟. De open ruimte wordt er gereserveerd voor landbouw, natuur en water en er worden drie landschappelijke eenheden onderscheiden. Sint-Pieters-Leeuw maakt deel uit van het glooiend landbouwlandschap (ten zuiden van de Zuunbeek) en het ingesneden valleilandschap (ten noorden van de Zuunbeek).

4 Goedgekeurd op 07/10/2004 bij ministerieel besluit.

oktober 2010│P21832 32│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

In het „glooiend landbouwlandschap‟ dient het unieke „openveldlandschap‟ maximaal te worden bewaard en kent de agrarische functie een bepalende rol. Landschappelijk betekent dit onder meer dat door het strategisch behouden of ontwikkelen van kleine landschapselementen het „openveldlandschap‟ verbeterd kan worden. In tweede instantie is aandacht gewenst voor de aanwezige holle wegen. In het kader van de differentiatie van de agrarische structuur zullen zones non-aedificandi afgebakend worden. Tuinbouw onder glas of plastiek is niet gewenst. Structurele verbreding kan aansluitend bij oude hoeves en kasteelparken en met het oog op de versterking van recreatief medegebruik in de regio.

Bij het uitstippelen van het beleid in het „ingesneden valleilandschap‟ dient er aandacht geschonken te worden aan het beperken van de stedelijke druk vanuit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het maximale behoud van de open ruimte staat voorop. Structurele verbreding is mogelijk in bestaande gebouwen, maar nieuwe agrarische bedrijfszetels kunnen slechts ingeplant worden indien deze de kwaliteit van het omliggende landschap niet verstoren. Agrarische verbreding naar tuinbouw onder glas of plastiek is mogelijk in de nabijheid van economische knooppunten. Open ruimtestructuur

De provincie wenst een gedifferentieerd open ruimtebeleid te voeren waarvan de doorwerking gebeurt via:

 selectie en ontwikkelingsperspectieven van de natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang;  differentiatie van de agrarische macrostructuur;  ontwikkelingsperspectieven voor het landschap;  aandacht voor de groene dooradering in de afbakeningsprocessen van de kleinstedelijke gebieden en in de hoofddorpen en woonkernen;  gebiedsgericht open ruimtebeleid.

De provinciale natuurverbindingsgebieden (Kaart 6: Afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en speciale beschermingszones) vormen een aaneengesloten gebied waar de natuurfunctie ondergeschikt is aan de andere functies (zoals landbouw). Natuur vormt er wel een belangrijk aspect en het beleid is er op gericht om de bestaande kleine landschapselementen te versterken en uit te breiden. Op deze manier worden verbindingen gecreëerd tussen de grote eenheden natuur, de grote eenheden natuur in ontwikkeling en de verwevingsgebieden. Specifiek worden op het grondgebied Sint-Pieters-Leeuw volgende natuurverbindingsgebieden geselecteerd:

 NVBG 4b: Zuidelijke Zennevallei als belangrijk element naar boscomplex Brabants Plateau (rivier- en beekvalleigebonden natuurlijke structuurdrager, natte sfeer);  NVBG 4d: bovenlopen van de Laarbeek als belangrijk verbindingsgebied naar biologisch waardevolle delen van de benedenloop (rivier- en beekvalleigebonden natuurlijk gebied, natte sfeer);  NVBG 4e: bovenlopen van de Zuun als verbindingsgebied naar Kesterheid-Den Daal en vallei van de Zuun (rivier- en beekvalleigebonden natuurlijk gebied, natte sfeer);  NVBG 4f: Molenbeek-Neerpedebeek als belangrijke schakel naar Zuun;  NVBG 4g: Vogel(en)zangbeek-Vlezenbeek naar Zuun (rivier- en beekvalleigebonden natuurlijk gebied, natte sfeer).

Naast het afbakenen van de natuurverbindingsgebieden worden er in het RSVB ook een aantal ruimtelijke principes vooropgesteld om de natuurlijke structuur maximaal te behouden en uit te breiden:

oktober 2010│P21832 33│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 het netwerk van rivier- en beekvalleien als natuurlijke ruggengraat;  boscomplexen als natuurlijke clusters in de droge sfeer, waarbij beoogd wordt om zowel bestaande bosentiteiten uit te breiden en te versterken als nieuwe clusters te vormen die dienen als stapstenen;  unieke natuurwaarden gebonden aan geomorfologisch-landschappelijke kenmerken behouden en versterken;  aansluiting op de groene dooradering van het stedelijk weefsel.

De provincie streeft een duurzame ontwikkeling van de agrarische structuur na, namelijk een ontwikkeling waarbij de ecologische, maatschappelijke en economische componenten in evenwicht zijn. Om dit te bereiken wenst de provincie de agrarische structuur te vrijwaren en te versterken zodat het functioneren van de landbouw verzekerd kan worden. De landbouwactiviteit in Vlaams-Brabant wordt verder ondersteund door ruimte te reserveren voor de uitoefening van landbouw en bepaalde gebieden te optimaliseren in functie van landbouw. De landbouwer wordt dan ook erkend als de belangrijkste beheerder van de open ruimte. In dit alles speelt de differentiatie van de agrarische structuur een belangrijke rol.

Sint-Pieters-Leeuw wordt door de provincie grotendeels ondergebracht in het landbouwgebied Pajottenland. Dit gebied behoort gedeeltelijk tot de noordelijke zandlemige streek en tot de meer zuidelijke leemstreek. In het RSVB wordt het Pajottenland geclassificeerd als een gebied voor productielandbouw, waar de provincie de landbouwproductie ruimtelijk wenst te ondersteunen maar de uitbouw van complexen onder glas of plastiek wenst tegen te gaan. Het meer oostelijk gelegen landbouwgebied in de gemeente wordt geclassificeerd als landbouwgebied omheen het stedelijk gebied. Hier opteert de provincie in eerste instantie voor grondgebonden land- en tuinbouw waarbij beperkingen kunnen opgelegd worden in functie van de leefbaarheid van de steden en het behoud van de openheid. In de landbouwgebieden rondom de Zenne wordt grondgebonden landbouw gestimuleerd ter versterking van het openvalleigebied en het natuurlijk karakter ervan. Grondloze landbouw wordt geweerd en bij de uitoefening van agrarische activiteiten zal rekening moeten gehouden worden met de beperkingen vanuit natuurontwikkeling.

Binnen de landschapsstructuur wordt het kleinschalige landschap van het Pajottenland met zijn holle wegen opgenomen. De provincie wenst de kleinschaligheid te behouden en te versterken. De Zenne vormt één van de belangrijkste componenten van de rivier- en beekvalleien en een belangrijk structurerend element binnen de landelijke kamer west. De „Zuidelijke Zennebeemden‟ wordt aangeduid als gaaf landschap. Bovendien wordt het noordelijk deel van de gemeente aangeduid als kasteelsite „kastelengordel Brusselse rand‟. Deze moet gevrijwaard worden en krijgt een belangrijke structurerende rol binnen het landschap. Hiernaast kan het landschap in Sint-Pieters-Leeuw ondergebracht worden in het „glooiend landbouwlandschap‟ en het „ingesneden valleilandschap‟, zoals reeds besproken onder de deelruimte „Landelijke Kamer West‟. Toeristisch-recreatieve structuur

De provincie wenst een toeristisch-recreatief netwerk uit te bouwen met een rijke variatie aan ontspanningsmogelijkheden. In het oostelijk deel van Sint-Pieters-Leeuw kan toerisme en recreatie worden afgestemd op het zakenleven binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In het groter westelijk deel, waar bovendien het grootste aandeel aan open ruimte is gesitueerd, kan toerisme en recreatie gelinkt worden aan de landschappelijke kwaliteiten van het gebied. De provincie wenst de waardevolle en gevarieerde landschappelijke kwaliteiten in het Pajottenland maximaal te benutten bij de uitbouw van de toeristisch- recreatieve structuur. In eerste instantie worden hier laagdynamische vormen van toerisme

oktober 2010│P21832 34│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

en recreatie beoogd. Hiernaast kent de gemeente de mogelijkheid om toerisme en recreatie langsheen het kanaal verder te ontwikkelen.

In de Landelijke Kamer West gaat inzake toerisme en recreatie de aandacht voornamelijk naar cultuur-historisch erfgoed, landschappelijke waarden, boot- en kanaaltoerisme en de verdere uitbouw van het plattelands- en hoevetoerisme. Het kanaal Brussel-Charleroi wordt geselecteerd als een lijnelement waarlangs parallel een recreatief fietsroutenetwerk moet worden aangelegd.

3 . 3 . Gemeentelijk ruimtelijk s tructuurplan S i n t - P i e t e r s - L e e uw

Voorliggend RUP open ruimte wordt opgemaakt in uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan voor Sint-Pieters-Leeuw5. In het kader van de open ruimtestructuur zijn volgende basisdoelstellingen van toepassing:

 behoud van de grootschalige open ruimte en het versterken van de agrarische structuur;  versterken van het natuurlijke netwerk op basis van bestaande en potentiële natuurgebieden.

In de uitbouw van de gewenste open ruimtestructuur staan volgende principes centraal:

 tweeledige beleidsmatige benadering tussen elementen van de open ruimte in het invloedgebied van het stedelijk gebied en elementen in het buitengebied;  valleigebieden als kapstok voor de gewenste ontwikkeling;  behoud en versterking van de open ruimte in al haar functies.

De open ruimtestructuur wordt onderverdeeld in een agrarische, natuurlijke en landschappelijke structuur. De agrarische en natuurlijke structuur werden in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan ruimtelijk bepaald door het open ruimtegebied onder te verdelen in specifieke deelgebieden. De landschappelijke structuur behelst het landschapsbeeld dat wordt gevormd door de agrarische, natuurlijke en nederzettingsstructuur.

Kaart 1: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: gewenste open ruimte structuur Elementen van de agrarische structuur

Als element van de agrarische structuur werden „landbouwgebieden voor professionele landbouw‟ afgebakend. Binnen deze zones worden volgende algemene doelstellingen voorop gesteld:

 professionele landbouw met prioriteit voor de grondgebonden landbouw en de familiale bedrijven;  ruimte voor laagdynamisch recreatief medegebruik en plattelandstoerisme;  behoud en versterking landelijkheid;  versterking van landschapsvormende elementen;  aandacht naar erosiebestrijding en KLE‟s;  geen nieuwe niet-agrarische bebouwing toelaten.

5 Goedgekeurd op 5/02/2009 door de provincie Vlaams-Brabant.

oktober 2010│P21832 35│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Centraal in deze gebieden staat het vinden van een evenwicht tussen twee doelstellingen: het vrijwaren van de open ruimte en het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden voor de diverse agrarische activiteiten. Bovenop de algemene doelstellingen moet er binnen deze gebieden aandacht besteed worden aan de bestrijding van bodemerosie en de overstromingsproblematiek in de gemeente. Naast landbouw kan er ook ruimte geboden worden voor natuur en landschap, voornamelijk door het nastreven van vrijwillige beheersovereenkomsten en het streven naar de versterking van kleine landschapselementen met speciale aandacht voor holle wegen en markante taluds. Bijkomende bebouwing wordt er gebundeld aansluitend bij bestaande landbouwuitbatingen, mits zij landschappelijk ingekaderd is. Nieuwe bedrijfszetels kunnen niet ontwikkeld worden te midden van de open ruimte.

Ruimtelijk worden in Sint-Pieters-Leeuw drie hoofdzones afgebakend die vallen binnen „landbouwgebied voor professionele landbouw‟. Daarbinnen worden een aantal grotere en kleinere landbouwgebieden geselecteerd.

 zone AI – gecompartimenteerde landbouwgebieden op hellingsgronden en in valleien:  landbouwgebieden tussen de valleien en de plateaus (colluviale en alluviale gebieden);  landbouwgebied Mekingen (L1). het ruimtelijk beleid moet er gericht zijn op:  behoud van de typische, meer kleinschalige, percelering; . versterken van het groene netwerk gevormd door de KLE‟s; . begeleidende vegetatie van de taluds herstellen; . behoud van akkerflora door beheersovereenkomsten; . taluds tussen akkers te beplanten met inheemse struiken en bomen, zodat hier een houtkant gecreëerd wordt; . behoud van perceelsranden zodat voldoende nestgelegenheid en voedselaanbod wordt verkregen;  weilanden maximaal behouden;  behoud van onverharde wegen;  behoud en aandacht voor holle wegen met taludschouder en houtkanten;  struwelen te planten, gemengd met loofbomen langs de waterlopen gelegen in deze landbouwgebieden;  bestaande grootschalige gebouwen integreren in het landschap;  erfbeplanting aanmoedigen rond bedrijven, loodsen, en nieuwe boerderijen.

 zone AII – open landbouwgebieden op plateaugronden en de langgerekte leemgronden:  landbouwgebied Kwade Wegen – Nachtegaal (L2);  landbouwgebied Schamelbeek – Oudenaken (L3);  landbouwgebied Galgstraat – Bergensesteenweg (L4);  landbouwgebied tussen de Vlezenbeek en de Zuunbeek (L5);  landbouwgebied De Top – Rukkelingen (L6). het ruimtelijke beleid moet er gericht zijn op:  behoud open landschap met zijn huidig bodemgebruik;  aandacht voor erosiebestrijding op de plateauflanken;  het typische plateaulandschap met markante solitaire bomen op kruispuntjes van veldwegen, van voetwegen, ...versterken;

oktober 2010│P21832 36│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 aanleg wildakkers en grasbermen tussen de akkers via vrijwillige beheersovereenkomsten;  versterken van de akkervogelgemeenschap door middel van vrijwillige beheersovereenkomsten;  behoud en versterking van de resterende hoogstammige boomgaarden;  bestaande grootschalige gebouwen integreren in het landschap;  erfbeplanting aanmoedigen rond bedrijven, loodsen, en nieuwe boerderijen;  behoud van onverharde wegen.

 zone AIII – geïsoleerde landbouwgronden:  landbouwgebied Koning van Spanje (L7). het ruimtelijk beleid moet er gericht zijn op:  de resterende open ruimte vrijwaren als buffer tegen de hoge bouwdruk;  versterken van het groene netwerk gevormd door de KLE‟s;  woonwijken afschermen van akkerbouwgebieden;  randen van de omliggende woonwijken afwerken of wegwerken (eventuele afwerking bekijken vanuit de eventuele woonprogrammatie van het VSGB);  behoud van onverharde wegen. Elementen van de natuurlijke structuur

Als elementen van de natuurlijke structuur werden „natuurgebieden – valleigebieden‟, „landbouw – natuurverwevingsgebieden‟ en „parkgebieden‟ afgebakend. Voor de „natuurgebieden – valleigebieden‟ werden volgende algemene doelstellingen voorop gesteld:

 aanwezige natuurwaarde veilig stellen door verwerving;  medegebruik van beheerslandbouw met het oog op ecologische doelstellingen;  uitbouw van een netwerk van kleine landschapselementen;  ontwikkelen van verschillende valleigebonden kleinschalige bostypes;  verweving met laagdynamisch recreatief medegebruik;  geen nieuwe harde functies of bebouwing toelaten;  aandacht voor beekvalleien in functie van natuur en waterbeheer;  het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijke milieu en van landschapswaarden.

Ruimtelijk worden volgende zones afgebakend binnen de „natuurgebieden – valleigebieden‟:

 vallei van de Vlezenbeek – Sobbroekbeek (op lokaal niveau);  vallei van de Rode Beek (op lokaal niveau);  vallei van de Labbeek (op lokaal niveau);  vallei van de Zenne en de Lotbeek (VEN nr. 512);  vallei van de Zuunbeek (VEN nr. 507 en SBZ BE 240009-9, BE 240009-10);  vallei van de Molenbeek (VEN nr. 507 en SBZ BE 240009-9, BE 240009-10);  vallei van de Beisbeek (VEN nr. 507 en SBZ BE 240009-9, BE 240009-10);  vallei van de Laarbeek (VEN nr. 514 en Bruegelproject);

oktober 2010│P21832 37│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 bosgebied Koeweide6;  bosgebieden in de Zuunbeekvallei6;  bosgebieden in de Laarbeekvallei (Bruegelproject)6;  bosgebied in de Sobbroekbeekvallei6;  bosgebieden in de Molenbeek- en Beisbeekvallei6.

De voornaamste doelstelling is de versterking van vallei- en depressiestructuren. Natuurontwikkeling en landschapsbouw hebben in deze gebieden de prioriteit. De versterking van relicten van alluviale bossen en vochtig en moerassig hooiland staat voorop. Speciale aandacht moet gaan naar biologisch waardevolle gebieden onder de vorm van behoud en verwerving van percelen. De landbouwfunctie is er ondergeschikt aan de natuurfunctie, maar extensieve landbouw moet mogelijk blijven met het oog op het bewaren van de openheid van het gebied. Specifiek moet het ruimtelijk beleid gericht zijn op:

 natuurontwikkeling stimuleren door:  vegetatiebescherming langsheen de sloten;  versterken van de amfibieënpopulatie door uitbreiding en onderhoud van alluviale land– en waterbiotopen;  verbindingen creëren tussen geïsoleerde waardevolle biotopen;  ecologische structuur van de waterlopen herwaarderen en de waterkwaliteit verbeteren;  verschraling van de weiden zodat zich hier een soortenrijke vegetatie ontwikkelt: op lange termijn evolueren naar extensief hooiweide-beheer;  verwerven van de waterrijke gronden die een typische moerasvegetatie (dotterbloem, moerasspirea, valeriaan, rietgras, riet, ...) herbergen en beheren op een aangepaste manier.  voor de alluviale bosgebieden:  natuurgericht bosbeheer bij kleine broekbossen en populierenaanplanten;  het huidige populierenbestand omvormen naar inheemse loofboomsoorten zodat zich een waardevol bosecosysteem kan instellen;  variatie en diversiteit in bossen behouden en versterken;  uitbreiding van het bosareaal waar deze geen andere rijke natuurontwikkelingen hypothekeert;  bossen met elkaar in verbinding stellen zodat hier een uitwisseling van levensgemeenschappen kan gebeuren.  enkel passieve recreatievormen kunnen toegelaten worden. Indien het toelaten van passieve recreatie overwogen wordt, dient dit steeds beoordeeld te worden in het belang van de natuurwaarden van het gebied. In functie van de bescherming van de natuurwaarden wordt de toegankelijkheid van het gebied verboden of beperkt in tijd en ruimte. Zo kan beperkte natuurrecreatie worden toegelaten op welbepaalde tijdstippen en plaatsen.  waterbeheersmaatregelen door:  de waterlopen terug te laten meanderen;  maatregelen betreffende overstromingsproblematiek.

6 Fragmenten van de geselecteerde bosgebieden maken deel uit van bovenlokale elementen van de natuurlijke structuur.

oktober 2010│P21832 38│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Voor de „landbouw – natuurverwevingsgebieden‟ werden volgende algemene doelstellingen voorop gesteld:

 landbouw en natuur als evenwaardige open ruimtegebruikers en beheerders van de open ruimte;  aanwezige natuurwaarden vrijstellen en optimaliseren;  landschapszorg  versterking van de beekvalleien en KLE‟s;  behoud en versterking van de mozaïekstructuur gevormd door het patchwork van kleinschalige akkers, permanente graslanden en lijnvormige landschapselementen;  versterking en beschermen van beeldbepalende landschapskenmerken;  beekvalleien in het landschap aanwezig stellen door ruimte voor oevervegetatie en meandering.

Ruimtelijk worden volgende zones afgebakend binnen de „landbouw – natuurverwevingsgebieden‟:

 verwevingsgebied Vlezenbeek – Sobbroekbeek;  verwevingsgebied Beisbeek;  verwevingsgebied Molenbeek.

In deze gebieden dient een duidelijke verweving van de landbouw met natuur nagestreefd te worden. Er moet gezocht worden naar een ecologisch medegebruik van de landbouwgronden zonder de landbouwuitbating te hypothekeren. Specifiek moet het ruimtelijk beleid gericht zijn op:

 landbouw en landschapsbeheer gaan hand in hand met het doel een ecologische meerwaarde te creëren in dit landbouwgebied met mozaïekstructuur;  de van oudsher door de landbouw in gebruik zijnde percelen moeten echter voor de landbouw gevrijwaard blijven;  ontwikkeling en behoud van natuur- en landschapswaarden door:  het vrijwaren van de mozaïekstructuren als landschappelijke entiteiten binnen de gemeente;  het behoud en herstel van hoogstamboomgaarden;  de uitbreiding van het bosbestand door populieren te vervangen en/of inheemse bomen aan te planten;  natuurgericht bosbeheer bij kleine broekbossen en populierenaanplanten;  aangepast beheer op de graslanden;  het uitbreiden en versterken van het netwerk van kleine landschapselementen;  vegetatiebescherming langsheen de sloten;  het herstel van moerassige gebieden;  verbindingen te creëren tussen geïsoleerde waardevolle biotopen;  het versterken van de amfibieënpopulatie door uitbreiding en onderhoud van alluviale land- en waterbiotopen;  waterkwaliteit en –kwantiteit door:  behoud en herstel van het beekdallandschap: de waterrijke gronden moeten gevrijwaard blijven van drainering;  de ecologische structuur van de waterlopen te herwaarderen en de waterkwaliteit te verbeteren;  maatregelen te nemen betreffende overstromingsproblematiek;  de beek terug te laten meanderen;  oeverzones te verbreden; oktober 2010│P21832 39│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 enkel passieve recreatievormen kunnen toegelaten worden.

Sint-Pieters-Leeuw wenst het voortbestaan van zijn „parkgebieden‟ te garanderen en in de mate van het mogelijke te betrekken in de uitbouw van het socio-culturele, toeristisch- recreatief en/of socio-maatschappelijk beleid. Binnen de gemeente wordt een beleidsmatige differentiatie gemaakt tussen parkgebieden gelegen binnen de afbakening van het stedelijke gebied en de parkgebieden gelegen in het buitengebied. Voor de „parkgebieden in het stedelijk gebied‟ werden volgende algemene doelstellingen voorop gesteld:

 behoud van het groene parkkarakter van de gebieden;  behoud van het markant erfgoed in de parkgebieden;  behoud van bestaande open ruimten en de natuurwaarden in een maatschappelijke context;  behoud en uitbreiding van bestaande gebouwen in functie van:  wonen en verblijfsaanverwante functies (garages, zwembad, recreatievoorzieningen…);  horecavoorzieningen – deze kunnen worden toegelaten;  culturele, recreatieve en sociale functies op gemeentelijk niveau;  nieuwe bebouwing en constructies zijn toegelaten. De toe te laten infrastructuur dient gebiedsgericht geëvalueerd te worden.

Ruimtelijk worden volgende parken geselecteerd als „parkgebied in stedelijk gebied‟:

 Wilderpark;  Negenmanneken;  De Helle.

Voor de „parkgebieden in het buitengebied‟ worden volgende algemene doelstellingen voorop gesteld:

 behoud van het groene parkkarakter van de gebieden;  behoud van het cultureel-historische karakter van de bestaande bebouwing;  behoud van bestaande open ruimten en de natuurwaarden en aansluiting zoeken bij elementen van de natuurlijke structuur;  wonen en laagdynamische cultuurrecreatieve nevenbestemming zijn toegelaten binnen de bestaande bebouwing en mits behoud van bestaande natuurwaarden;  behoud van bestaande gebouwen in functie van:  wonen en verblijfsaanverwante functies (garages, zwembad, recreatievoorzieningen…);  kleinschalige verblijfsrecreatie in functie van plattelandstoerisme beperkt tot maximaal 4 gastenkamers;  bovenlokale bestaande vergunde functies kunnen behouden blijven doch er worden geen nieuwe harde functies van dit niveau door de gemeente ondersteund.

Ruimtelijk worden volgende parken geselecteerd als „parkgebied in het buitengebied‟:

 Rattendaal (aansluitend bij het woonweefsel van de kernen);  De Bijtjes (aansluitend bij het woonweefsel van de kernen);  Coloma (aansluitend bij het woonweefsel van de kernen);  Nederlo (gelegen in de open ruimte);  Groenenberg (gelegen in de open ruimte);  Rukkelingen (gelegen in de open ruimte).

oktober 2010│P21832 40│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Elementen van de landschappelijke structuur

│ Gewenste ruimtelijk landschappelijke eenheden (bron: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan)

De gemeente wil zijn zeer gedifferentieerd en aantrekkelijk landschapsbeeld naar de toekomst toe maximaal veilig stellen. Om dit te verwezenlijken legde het in zijn ruimtelijk structuurplan een aantal gewenste landschappelijke eenheden vast:

 Zennebeemden met mozaïekstructuur: Deze landschapseenheid wordt binnen de gewenste landschappelijke eenheden geselecteerd als valleigebied. Het behoud van de gevarieerde mozaïekstructuur, gevormd door het patchwork van kleinschalige akkers, permanente graslanden en lijnvormige landschapselementen, staat, samen met de versterking en bescherming van beeldbepalende landschapskenmerken, voorop. Daarnaast worden volgende specifieke beleidselementen vooropgesteld:  storende bebouwing en activiteiten welke het landschap verstoren of ontsieren worden ofwel ingebufferd of op lange termijn afgebouwd;  de natuurlijke loop van de beekvallei wordt waar mogelijk hersteld;  bepaalde delen van het valleigebied kunnen worden opengesteld voor recreatief medegebruik;  waardevolle gebouwen worden in de mate van het mogelijke ingeschakeld in het recreatief netwerk van het valleigebied.

 centraal Pajottenland met het golvende plateaulandschap: Het centraal Pajottenland is een groot aaneengesloten reliëfrijk landelijk gebied met twee landschappelijke gedaantes, namelijk:  een fragmentatie van het landschap in de natte alluviale gebieden door bossen, perceelsrandbegroeiing en kleine percelen;  een open landschap op de minder steile hellingen en de plateaus. Het behoud van de vochtige valleibodems met weiden en perceelsrandbegroeiing (hagen, houtkanten en bomenrijen) staat, samen met de versterking van de beeldbepalende landschapselementen op de hellingen en de plateaus, voorop. Daarnaast worden volgende specifieke beleidselementen vooropgesteld:

oktober 2010│P21832 41│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 storende bebouwing en activiteiten (welke het landschap verstoren of ontsieren) worden ofwel ingebufferd ofwel op lange termijn afgebouwd;  de valleigebieden dienen versterkt te worden als een patchwork van permanente graslanden en lijnvormige landschapselementen;  de plateaugronden dienen hun openheid te behouden met ruimte voor recreatief medegebruik;  waardevolle gebouwen worden in de mate van het mogelijke ingeschakeld in het recreatief netwerk van het valleigebied (typerende kasteelparken).

 de lagergelegen leemgronden noordelijk van Vlezenbeek: Het gebied noordelijk van Vlezenbeek kenmerkt zich door de lagergelegen leemgronden versneden door de Sobbroekbeek. De vallei heeft nog steeds het gesloten landschap dat bestaat uit perceelsrandbegroeiing en broekbossen. Het beleid ten aanzien van deze landschappelijke eenheid omvat:  de bescherming van de brongebieden (van de Sobbroekbeek);  het stimuleren van de aanplanting van hoogstamboomgaarden;  storende bebouwing en activiteiten (welke het landschap verstoren of ontsieren) worden ofwel ingebufferd ofwel op lange termijn afgebouwd.

Binnen deze landschappelijke gewenste eenheden worden een aantal elementen geselecteerd die eveneens een belangrijke invloed hebben op het landschapsbeeld. De gemeente wil deze waardevolle elementen behouden en zo mogelijk versterken. Het gaat om:

 open ruimtecorridors: Het gaat hier om de realisatie van open ruimteverbindingen waarbij de nadruk ligt op een functionele of visuele verbinding van open ruimten, beekvalleien en natuurgebieden. Dit kan een belangrijke meerwaarde leveren aan de leefbaarheid van de bebouwde ruimte. Hiervoor worden een aantal algemene doelstellingen voorop gesteld:  klemtoon op behoud openheid landschap;  duidelijke randen tussen open ruimte en bebouwde ruimte;  nieuwe bebouwing alleen toelaten met respect voor de draagkracht van de omgeving;  bestaande vergunde constructies kunnen worden behouden;  groene linten door het bebouwde weefsel;  recreatief medegebruik;  nieuwe bebouwing is niet toegelaten in de open ruimtebestemmingen;  geen nieuwe herbestemmingen naar harde functies. Volgende open ruimtecorridors werden geselecteerd in het ruimtelijk structuurplan (Kaart 1: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: gewenste open ruimte structuur):  O1. ten oosten van Vlezenbeek tussen het landbouwgebied Kwade Wegen – Nachtegaal en het landbouwgebied tussen de Vlezenbeek en de Zuunbeek;  O2. ten oosten van Sint-Pieters-Leeuw tussen het landbouwgebied tussen de Vlezenbeek en de Zuunbeek en het landbouwgebied Galgstraat-Bergensesteenweg;  O3. ten zuiden van Sint-Pieters-Leeuw tussen het landbouwgebied Galgstraat-Bergensesteenweg en het landbouwgebied De Top – Rukkelingen – Mekingen.

oktober 2010│P21832 42│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 stapsteenverbindingen: Volgende algemene doelstellingen worden voor dit landschapselement vooropgesteld:  fragmentaire groene en open ruimteverbindingen met prioriteit voor de ecologisch waarden;  nieuwe bebouwing alleen toelaten in de bestaande harde bestemmingen;  ecologische dooradering van het bebouwde weefsel in functie van de realisatie van provinciale natuurverbindingsgebieden;  recreatief medegebruik;  nieuwe bebouwing is niet toegelaten in de open ruimtebestemmingen;  geen nieuwe herbestemmingen naar harde functies. Stapsteenverbindingen worden zowel binnen het bebouwde weefsel als binnen het landbouwgebied aangeduid. Binnen het bebouwde weefsel wil de gemeente de nog resterende, vaak gefragmenteerde groenelementen maximaal vrijwaren en waar mogelijk versterken. Daarom werden enkele stapsteenverbindingen binnen en doorheen het bebouwde weefsel geselecteerd (Kaart 1: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: gewenste open ruimte structuur):  S1. stapsteenverbinding Negenmanneken met de Vogelzangbeek als drager;  S2. stapsteenverbinding ter hoogte van Klein Bijgaarden met de Zuunbeek als drager;  S3. stapsteenverbinding ter hoogte van Brukom met de Rode Beek en de Labbeek als drager;  S4. stapsteenverbinding ter hoogte van Volsem met de Zuunbeek als drager. De stapsteenverbindingen binnen het landbouwgebied vormen een verfijning van de natuurverbindingsgebieden die op provinciaal niveau geselecteerd zijn (4g Vogelzangbeek – Vlezenbeek naar Zuun). Het gaat om (Kaart 1: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: gewenste open ruimte structuur):  S5. stapsteenverbinding Sobbroekbeek naar Groenenberg;  S6. stapsteenverbinding Vlezenbeek naar de Laarbeek.

 vergezichten: Binnen de open ruimte bestaan er nog vergezichten die uitkijken over de gemeente en de Zennevallei. De gemeente wil deze zichten vrijwaren door bijkomende lintbebouwing en aan elkaar groeien van landelijke woonkernen in de toekomst te vermijden. De gemeente selecteert hiervoor (Gewenste ruimtelijk landschappelijke eenheden):  1. Groenenberg;  2. Plateau in het landbouwgebied tussen de Vlezenbeek en de Zuunbeek;  3. Laekelinde – Hoge Paal;  4. Rukkelingen.

 visuele bakens in het landschap: Identiteitsgevoel en oriëntatie wordt gevoed en in stand gehouden door de karakteristieken van de fysieke omgeving. Bakens behoren tot herkenbare elementen van deze fysieke omgeving en de gemeente wenst ze te behouden en te beschermen. Volgende bakens werden geselecteerd (Gewenste ruimtelijk landschappelijke eenheden):  1. zendmast VRT; oktober 2010│P21832 43│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 2. kerk Sint-Pieters-Leeuw;  3. kerk Oudenaken;  4. watertoren;  5. kerk Vlezenbeek;  6. kerk Negenmanneken;  7. koeltoren elektriciteitscentrale;  8. molens van Ruisbroek;  9. kerk Ruisbroek.

In het realiseren van de gewenste landschappelijke structuur speelt landschapsbouw een belangrijke rol. Zo moet er gestreefd worden naar de versterking van open en gecompartimenteerde landbouwgebieden. Een visuele opwaardering kan hier gerealiseerd worden door concrete projecten inzake natuurbouw en landschapsinrichting, zoals algemeen het aanplanten van KLE‟s, het aanplanten van markante solitaire bomen op kruispunten… Daarnaast gaat binnen de gecompartimenteerde landbouwgebieden de nodige aandacht naar de aanleg en de opwaardering van boomgaarden. Waardevolle landschapselementen, zoals holle wegen en taluds, hoogstamboomgaarden en solitaire bomen op de plateaus moeten een maximale bescherming genieten. Dit alles zal naast het realiseren van een specifiek landschapsbeeld ook bijdragen tot het tot stand komen van een ecologisch netwerk. Hiernaast moet ook voldoende aandacht gaan naar de visueel landschappelijke inkadering van bebouwing en de buffering van (wegen)infrastructuur.

Naast de natuurlijke landschapskenmerken zijn er in de gemeente ook heel wat aantrekkelijke gebouwen aanwezig. Ook deze gebouwen ondersteunen de landelijke eigenheid van de gemeente en verhogen de recreatieve aantrekkingskracht. De gemeente wenst dat deze gebouwen nu en in de toekomst voorzien kunnen worden van een degelijke functie om zo de instandhouding van de gebouwen te verzekeren alsook hun waarde als markant erfgoed te bewaren.

De open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw wordt gekenmerkt door een gedifferentieerd en attractief landschap. De gemeente wenst dan ook de mogelijkheid te bieden om dit landschap maximaal te beleven door selectief de zachte recreatie verder te ontwikkelen en een selectief recreatief medegebruik te stimuleren. Gewenste toeristisch-recreatieve structuur

Wat betreft de toeristisch-recreatieve structuur zijn de richtlijnen omtrent de aanwezige maneges op het grondgebied van de gemeente belangrijk in het kader van de opmaak van het RUP open ruimte. De gemeente acht het niet wenselijk om nog nieuwe maneges toe te laten. Er bevinden zich drie maneges in de open ruimte die zich allen situeren rondom Vlezenbeek en zonevreemd gelegen zijn in landschappelijk waardevol agrarisch gebied. Gelet op hun concentratie streeft de gemeente naar een bundeling van deze drie maneges op één locatie of minstens op een betere afstemming van deze voorzieningen. Het uiteindelijke resultaat:

 mag geenszins leiden tot een som van de drie maneges;  mag geen bovenlokaal karakter krijgen;  moet van goede kwaliteit zijn;  goed ontsloten zijn via het bestaande wegennet;  geen hinder veroorzaken die niet door het nemen van maatregelen kan beperkt blijven tot de site.

Hiernaast wordt de uitbouw van een recreatief netwerk voorop gesteld in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Hiertoe moeten de verschillende recreatieve elementen (kastelen, oktober 2010│P21832 44│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw sportinfrastructuur, jeugdvoorzieningen… ) met elkaar verbonden worden door een net van wandel-, fiets- en ruiterpaden. In dit recreatief netwerk is er tevens plaats voor allerlei vormen van passieve recreatie (wandelen, fietsen, natuur-educatieve projecten…) in relatie met de open ruimte. De functie van de open ruimte (natuur, landbouw…) dient echter steeds te primeren, maar daarnaast kan aan het ontwikkelende plattelands- en hoevetoerisme kansen worden geboden. Ontwikkelingsperspectieven zonevreemde entiteiten

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan bevat een aantal richtlijnen in het kader van zonevreemde entiteiten. De zonevreemde entiteiten en hun ontwikkelingsmogelijkheden zullen worden opgenomen binnen het RUP zonevreemde woningen. In het kader van het RUP open ruimte zijn de ontwikkelingsperspectieven voor voormalige landbouwbedrijfszetels van belang. Verbouwen en herbouwen wordt toegestaan waarbij de huidige volumes naar architecturale aard en volume bewaarde moeten blijven. Uitsluitend authentieke historische gebouwen van de bedrijfszetel en het bestaande woonhuis, al dan niet authentiek, komen hiervoor in aanmerking. Het aantal wooneenheden wordt in elk geval beperkt tot:

 maximaal 5 voor de hoeves gelegen in de gewenste agrarische structuur;  maximaal 2 voor de hoeves gelegen in de gewenste natuurlijke structuur.

Een stedenbouwkundige vergunning voor uitbreiding en herbouw kan uitsluitend worden toegestaan indien deze vergezeld is van een nota die moet aantonen dat:

 de voormalige landbouwbedrijfszetel behoort tot het markant bouwkundig erfgoed van de gemeente door de architecturale kwaliteit, de zeldzaamheid, de materiële toestand en de historische beeldwaarde van de gebouwen en/of gebouwen ensembles;  de voorgestelde ingrepen geen afbreuk doen aan de beeldbepalende architecturale en cultuurhistorische karakteristieken van de voormalige landbouwbedrijfszetel;  het verbouw- of herbouwprogramma van het bouwkundig erfgoed gebiedsgericht is afgestemd op de gewenste agrarische, natuurlijke en landschappelijke structuur.

oktober 2010│P21832 45│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

4. B ESTAANDE JURIDISCHE E N PLANNINGSCONTEXT

4 . 1 . Bestaande juridisch - administratieve a s p e c t e n

4. 1.1. Gew estplan

Kaart 2: Uittreksel gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse Het plangebied wordt volgens het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse7 grotendeels ingevuld als agrarisch gebied, waarvan het merendeel landschappelijk waardevol is. Verspreid in de gemeente komen een aantal woongebieden en woongebieden met landelijk karakter voor. Deze zijn hoofdzakelijk gesitueerd rond de kernen van Sint-Pieters-Leeuw, Vlezenbeek, Sint-Laureins-Berchem en Oudenaken en in het oostelijk deel van de gemeente. Een groot deel van de aanwezige valleien zijn aangeduid als natuurgebieden, waarbij de vallei van de Zuun het meest opvalt als een groen lint centraal in Sint-Pieters-Leeuw.

4. 1.2. Plannen van aanleg

Op het grondgebied van Sint-Pieters-Leeuw is er geen APA (algemeen plan van aanleg) van kracht, maar wel verscheidene goedgekeurde BPA‟s (bijzondere plannen van aanleg). Bij de opmaak van het RUP werden alle zones onder een BPA‟s uit het plangebied gesneden. Een opsomming ervan met vermelding van de bestemming op het BPA, het gewestplan en de datum van goedkeuring is dat ook niet relevant.

4. 1.3. Ruimtelijke uitvoeringsplannen

Provinciale RUP’s

Binnen het plangebied zijn er geen provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht en zijn er eveneens geen provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen in opmaak. Gewestelijke RUP’s

Binnen de open ruimte bestaat er één gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, namelijk het GRUP Televisie- en radiozendemast Sint-Pieters-Leeuw8. Door de uitvoering van het RUP

7 Goedgekeurd bij Koninklijk Besluit op 07/03/1977 en gewijzigd bij Besluit van de Vlaamse Regering op 13/12/1995, 29/06/1999 en 17/07/2000.

8 Het GRUP Televisie- en radiozendmast Sint-Pieters-Leeuw werd definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 30/03/2010.

oktober 2010│P21832 46│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw krijgt deze zone gebied voor telecommunicatie-infrastructuur als bestemming. Bij de opmaak van het RUP werd de zone onder dit BPA uit het plangebied gesneden.

Gewestelijke RUP’s in opmaak in kader van de afbakening van het VSGB

In uitvoering van het RSV werd eind 2004 gestart met het afbakeningsproces en onderzoek naar de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden van het VSGB. Na een focusbepaling en tussentijdse besluitvorming van de Vlaamse Regering werden in een derde fase de beleidsopties voor het VSGB vastgelegd in het eindrapport van 14 november 2008. Dit rapport dient als basis voor de opmaak van de concrete RUP‟s voor de afbakening van het VSGB in een vierde fase die momenteel loopt. Een voorontwerp, versie plenaire vergadering, van het gewestelijk RUP ter afbakening van het VSGB en aansluitende open ruimtegebieden is opgemaakt in september 2010.

Een deel van het plangebied van het RUP open ruimte valt binnen de definitieve afbakening van het VSGB. Binnen het VSGB wordt er gestreefd naar het uitbouwen van de open ruimte tot een netwerk van zowel ecologisch, landschappelijk als recreatief belang. Dit netwerk bestaat uit verschillende soorten open ruimtes, zoals open kouters met grondgebonden landbouw, rivier- en beekvalleien, bossen en parken en ingesloten open ruimtegebieden. Cruciaal in de totstandkoming van het open ruimtenetwerk zijn open ruimte verbindingen, die de open ruimte tot een aaneengesloten netwerk uitbouwen. Het gedeelte van het plangebied binnen de afbakening van het VSGB wordt opgenomen in de deelruimte zuidelijk kanaalzone. Voor deze deelruimte worden volgende algemene concepten voor de open ruimtestructuur voorop gesteld:

 het vrijwaren en het versterken van bestaande (in hoofdzakelijk grensstellende) open ruimte waarden;  het verbinden van de grootschalige bovenlokale open ruimte structuren;  het infiltreren van toegankelijk groen tot diep in het bebouwd weefsel.

Kaart 3: Gewestelijk RUP (in opmaak) in de zuidelijke kanaalzone met aanduiding van de gebieden gesitueerd binnen het plangebied RUP open ruimte Binnen het plangebied van het RUP open ruimte situeren zich een aantal zones die vallen binnen de gewestelijke RUP‟s in opmaak:

 zone 1:  bestemming volgens gewestelijk RUP in opmaak: gebied voor wonen en park (artikel A4.2 );  gewenste open ruimte structuur volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: geïsoleerd landbouwgebied.  zone 2:  bestemming volgens gewestelijk RUP in opmaak: gebied voor recreatie (artikel A7.1 ), natuurgebied (artikel A7.5 ) en bouwvrij agrarisch gebied (artikel A7.9 );  gewenste open ruimte structuur volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: landbouw – natuurverwevingsgebied.  zone 3:  bestemming volgens gewestelijk RUP in opmaak: natuurgebied (artikel A7.5 );  gewenste open ruimte structuur volgens het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: natuurgebied – valleigebied.

oktober 2010│P21832 47│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Processen in voorbereiding van gewestelijke RUP’s in kader van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

Het RSV stelt het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies landbouw, natuur en bos voorop. Om dit te verwezenlijken werd er in 2004 gestart met de opmaak van een ruimtelijke visie voor de buitengebiedregio‟s. Deze geeft in grote lijnen aan welke gebieden behouden blijven voor landbouw en waar er ruimte kan zijn voor natuurontwikkeling of bosuitbreiding en vormt de basis voor de opmaak van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Concreet wordt deze visie vertaald in het herbevestigen van agrarische bestemmingen op het gewestplan en de opmaak van een operationeel uitvoeringsprogramma9.

Sint-Pieters-Leeuw is gesitueerd in de deelruimte Zuidelijk Pajottenland in de regio Zenne- Dijle-Pajottenland en volgende ruimtelijke concepten worden vooropgesteld voor de gewenste ruimtelijke structuur:

 ruimtelijk functioneel samenhangende gebieden vrijwaren voor de land- en tuinbouw met grondgebonden landbouw als drager van de open ruimte  behoud en versterken van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor natuurlijke waterberging;  beekvalleien versterken als natuurontwikkelingsgebieden;  samenhangende bos- en parkcomplexen behouden en versterken als structuurbepalende natuur- en/of landschapselementen;  behoud en versterking van natuurwaarden op getuigenheuvels;  behouden en versterken van de natuurfunctie op recreatieve terreinen, parkgebieden of Randstedelijke groengebieden;  ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen;  vrijwaren van waardevolle openruimteverbindingen;  vrijwaren van waardevolle reliëfelementen;  vrijwaren en versterken van waardevolle landschappen en erfgoedwaarden;  ruimtelijk begrensde stedelijke gebieden.

Naast de opmaak van deze visie werd een beleidsmatige herbevestiging van bestaande gewestplannen doorgevoerd voor Sint-Pieters-Leeuw. Volgende gebieden zijn herbevestigd als agrarisch gebied:

Kaart 4: Herbevestigde agrarische gebieden  gebied 99 (zie ook actie 99): Landbouwgebied Elingen-Oudenaken;  gebied 100 (zie ook actie 100): Landbouwgebied Breedhout-Sint-Pieters-Leeuw- Halle;  gebied 101 (zie ook actie 101): Landbouwgebied Vlezenbeek.

Deze herbevestiging van de agrarische gebieden maakt deel uit van de bindende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Gemeentelijke en provinciale planningsinitiatieven binnen deze gebieden mogen dan ook geen afbreuk doen aan de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur10.

9 Voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland keurde de Vlaamse Regering op 24 april 2009 de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen en een operationeel uitvoeringsprogramma goed.

10 De omzendbrief van 01/05/2010 bepaalt de mogelijkheden op vlak van vergunningenbeleid en bestemmingswijzigingen op gemeentelijk en provinciaal niveau.

oktober 2010│P21832 48│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

In het operationeel uitvoeringsprogramma voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland is aangegeven welke gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen de Vlaamse overheid de komende jaren zal opmaken voor de afbakening van de resterende landbouw-, natuur- en bosgebieden. Voor de gemeente Sint-Pieters-Leeuw zijn volgende acties in dit kader van belang:

Beleidsmatig herbevestigen bestaande gewestplannen voor landbouw, natuur en bos

 actie 99: Landbouwgebied Elingen-Oudenaken  bevestigen van de bestemmingen op de gewestplannen voor landbouw, natuur en bos.  binnen het herbevestigd agrarisch gebied wordt de beleidsmarge gelaten voor specifieke initiatieven i.f.v. de instandhouding van akkerfauna.  opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de aanduiding van de definitief aangeduide ankerplaats “Gaasbeek, Sint-Laureins- Berchem, Oudenaken en Elingen” als erfgoedlandschap en de ruimtelijke vertaling van de opties van de ruilverkaveling.  de zones in die in de ruilverkaveling Elingen voor natuur- of bosontwikkeling werden opgenomen en binnen de aanduiding van dit gebied liggen worden niet in vraag gesteld.  actie 100: Landbouwgebied Breedhout-Sint-Pieters-Leeuw-Halle  bevestigen van de bestemmingen op de gewestplannen voor landbouw, natuur en bos.  binnen het herbevestigd agrarisch gebied wordt de beleidsmarge gelaten voor specifieke initiatieven i.f.v. de instandhouding van akkerfauna.  opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de aanduiding van de definitief aangeduide ankerplaats “Gaasbeek, Sint-Laureins- Berchem, Oudenaken en Elingen” als erfgoedlandschap en de ruimtelijke vertaling van de opties van de ruilverkaveling.  de zones in die in de ruilverkaveling Elingen voor natuur- of bosontwikkeling werden opgenomen en binnen de aanduiding van dit gebied liggen worden niet in vraag gesteld.  actie 101: Landbouwgebied Vlezenbeek  bevestigen van de bestemmingen op de gewestplannen voor landbouw, natuur en bos.  binnen het herbevestigd agrarisch gebied wordt de beleidsmarge gelaten voor specifieke initiatieven i.f.v. de instandhouding van akkerfauna.

Uitvoeringsacties op korte termijn op te starten

 actie 105: Vallei van de Zuunbeek-Bosbeek, domein van Gaasbeek-Groenenberg, valleien van de Laarbeek en Molenbeek-Slagvijverbeek  opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: . de aanduiding van de definitief aangeduide ankerplaats “Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen” als erfgoedlandschap; . het versterken van de natuur- en bosstructuur rond kasteel van Gaasbeek en Groenendaal (richtcijfer bosuitbreiding 10 ha) en in de valleien van Laarbeek en de Molenbeek (Lennik); . het versterken van de natuurwaarden in de vallei van de Zuunbeek, Bosbeek en zijbeken en het hernemen van de agrarische bestemming voor de aangrenzende

oktober 2010│P21832 49│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

landbouwgebieden conform de opties van de ruilverkaveling Oudenaken-Elingen; . het nader uitwerken van de waterbergingsfunctie van de Zuunbeekvallei cfr. de opties van de goedgekeurde bekkenbeheersplannnen.

Uitvoeringsacties opstarten na voorafgaand specifiek onderzoek

 actie 115: Zuunbeekvallei Sint-Pieters-Leeuw  opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: . het versterken van de natuurwaarden in de vallei van de Zuunbeek en het nader uitwerken van de waterbergingsfunctie; . het hernemen van de agrarische bestemming voor de aangrenzende landbouwgebieden.  verder onderzoek en overleg nodig i.f.v. het gedetailleerd in kaart brengen van het landbouwgebruik en de landbouwbedrijfszetels, concrete mogelijkheden voor uitbreiden van natuur- of bosgebieden en mogelijkheden voor waterberging. Opmaken gevoeligheidsanalyse voor bestaande landbouwbedrijven in het gebied.

Uitvoeringsacties niet op te starten op korte termijn o.w.v. relatie met andere processen

 actie 88: Zennevallei Ruisbroek-- en Lotbeekvallei Lot  opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor: . het nader uitwerken van de verweving landbouw, natuur en bos en het versterken van de natuurlijke structuur in de vallei van de Zenne; . het nader uitwerken van de verweving landbouw, natuur en bos en het versterken van de natuurlijke structuur in de vallei van de Lotbeek.  afstemmen met de concrete inrichtingsprojecten vanuit het landinrichtingsproject Meigemheide.  actie 116: Beekstructuren Pajottenland: Vlezenbeek, Zobbroekbeek en Molenbeek  opstarten van een inrichtingsproject met als doelstelling het behoud, herstel en de ontwikkeling van de beekstructuren als lijnvormige ecologische infrastructuur door het landbouwgebied en het operationaliseren van de verweving tussen landbouw, natuur en waterberging in deze valleien.  opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de ruimtelijke verankering van de inrichtingsopties van het inrichtingsproject via het hernemen van de agrarische bestemming, het differentiëren van het agrarisch gebied als natuurverwevingsgebied en/of het bestemmen van bijkomende natuurgebieden.

Gemeentelijke RUP’s

Het RUP Vlezenbeek en RUP Sint-Laureins-Berchem en Oudenaken zijn momenteel in opmaak. Het plangebied van beide RUP‟s wordt integraal uit het plangebied van het RUP open ruimte verwijdert. Wel zal er bij de opmaak van de verschillende RUP‟s worden op toegezien dat ze maximaal op elkaar worden afgestemd en er een logische ruimtelijke invulling van het gebied tot stand komt.

oktober 2010│P21832 50│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

4. 1.4. Beschermde monumenten , landschappen en dorpsgezichten

Kaart 5: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten In volgende tabel worden de beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten binnen het plangebied weergegeven (toestand 08/2010). Voor Sint-Pieters-Leeuw zijn geen gebouwen, landschappen of dorpsgezichten opgenomen in de lijst van voorlopig beschermd erfgoed (toestand 08/2010).

nr. dossier- klassering benaming locatie datum kaart nummer / besluit object- nummer

1 DB000317 landschap landschap gevormd Vlezenbeek – Postweg 13/04/1953 door het kasteel 256 OB000772 “Hof Nederloo” en

omgeving

2 DB000317 monument Hof Nederloo Vlezenbeek – Postweg 13/04/1953 256 OB000773

3 DB002036 monument duiventoren van Ruisbroek – Karel 02/03/1997 kasteel de Helle Gilsonstraat 15 OB000744

4 DB002193 monument de watermolen van Sint-Pieters-Leeuw – 15/10/2003 Volsem Victor Nonnemanstraat OB001610 34

5 DB002193 dorpsgezicht de onmiddellijke Sint-Pieters-Leeuw – 15/10/2003 omgeving van de Victor Nonnemanstraat OB001611 watermolen van Volsem

│ Bron: Afdeling Monumenten & Landschappen: beschermd erfgoed

Alle werkzaamheden aan een beschermd monument of goed gelegen binnen een beschermd landschap of dorpsgezicht, die vergunningsplichtig zijn volgens het decreet op de ruimtelijke ordening worden voor bindend advies voorgelegd aan de afdeling Monumenten en Landschappen. Ook indien verondersteld wordt dat voor de werkzaamheden geen stedenbouwkundige vergunning vereist is, kan dat voor Monumenten en Landschappen wel vereist zijn. Elk besluit tot bescherming vermeldt immers de bijzondere beperkingen die met het oog op vrijwaring van de wezenlijke kenmerken van het beschermde monument, stads- of dorpsgezicht aan het eigendomsrecht worden gesteld. Daarom worden alle werkzaamheden aan beschermde Monumenten en Landschappen best beoordeeld door de afdeling Monumenten en Landschappen.11

11 Zie voor aanvullende info: decreet van 03/03/1976 tot bescherming van Monumenten, Stads- en Dorpsgezichten en wijzigingen en het Besluit van de Vlaamse Regering dd. 17/11/1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten.

oktober 2010│P21832 51│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

4. 1.5. Natuurdecreet – afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en SBZ

Het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu12 legt de fundamenten voor het natuurbeleid in Vlaanderen. Enerzijds worden er algemene doelstellingen en maatregelen ter bevordering van het natuurbehoud en de bescherming van het natuurlijk milieu vooropgesteld en anderzijds wordt een gebiedsgericht beleid uitgestippeld. Globaal is het beleid gericht op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, op de handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en op het scheppen van een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak.

De ruimtelijke repercussies volgen hoofdzakelijk uit het gebiedsgericht beleid dat wordt behandeld onder hoofdstuk V. Concreet wordt dit doorvertaald in de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN), het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON), natuurreservaten en speciale beschermingszones (SBZ), vogel- en habitatrichtlijngebieden. Hiernaast bestaat er een wisselwerking tussen de ruimtelijke ordening en maatregelen ter bescherming van het natuurlijk milieu zoals verwerving, natuurinrichting, natuurinrichtplannen… Het natuurdecreet en eventuele bijhorende uitvoeringsbesluiten kunnen dan ook belangrijke consequenties hebben op het vlak van ruimtelijke ordening. Afbakening van het VEN en het IVON

Kaart 6: Afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en speciale beschermingszones In het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu wordt de afbakening van VEN en het IVON voorop gesteld. Het IVON bestaat uit de natuurverwevings- en natuurverbindingsgebieden. Natuurverbindingsgebieden worden vastgelegd op provinciaal niveau en werden vastgelegd in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaams-Brabant. Een opsomming van deze gebieden binnen de afbakening van het RUP werd reeds gegeven in 3.2. Het plangebied bevat geen natuurverwevingsgebieden.

Het VEN wordt opgedeeld in Grote Eenheden Natuur (GEN) en Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO). Binnen deze gebieden wordt gestreefd naar het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijk milieu. Binnen het plangebied werden geen GENO afgebakend maar wel een aantal GEN:

 GEN 507: de vallei van de Zuunbeek en zijlopen;  GEN 514: de vallei van de Laarbeek en de Molenbeek;  GEN 512: de Zennebeemden Beersel-Ruisbroek. Afbakening natuurreservaten

Kaart 6: Afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en speciale beschermingszones

De Vlaamse regering kan terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur en/of het natuurlijke milieu selecteren als natuurreservaat. Voor elk natuurreservaat kunnen eveneens uitbreidingszones worden vastgesteld waarbinnen het recht van voorkoop van toepassing is.

Volgende natuurreservaten bevinden zich binnen het plangebied van het RUP open ruimte:

12 Goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse regering op 21/10/1997 en gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering op 19/07/2002, 27/04/2007, 03/04/2009 en 08/05/2009.

oktober 2010│P21832 52│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 E-095: Zuunvallei (erkend natuurreservaat13) – gedeeltelijk niet in VEN;  V-083: Middenloop van de Zuunbeek (Vlaams natuurreservaat14);  E-386: Zobbroekbeekvallei (erkend natuurreservaat) – niet in VEN;  V-048: Laarbeekvallei (Vlaams natuurreservaat).

De erkende natuurreservaten zijn grotendeels vervat binnen de contouren van het VEN met uitzondering van het natuurreservaat E-386 en een klein gedeelte van het natuurreservaat E-095 (de zone rondom de Gaspeldorenbeek). Afbakening speciale beschermingszones

Kaart 6: Afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en speciale beschermingszones

De SBZ bestaan uit vogel- en habitatrichtlijngebieden die worden afgebakend in uitvoering van de Europese Habitatrichtlijn 92/43/EEG15 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Deze richtlijn heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. De gebieden die in het kader hiervan worden afgebakend maken deel uit van een Europees ecologisch Natura 2000 netwerk. De lidstaten dienen er passende maatregelen te treffen om de doelstelling van de Europese Habitatrichtlijn te verwezenlijken. Binnen het plangebied bevindt zich het habitatrichtlijngebied BE2400009, Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heiden. De totale oppervlakte van dit gebied bedraagt 1832 ha en volgende waardevolle habitats komen er voor:

 droge heide (4030) op ca. 1% van de oppervlakte met een goede instandhouding, een beduidende representativiteit en algemeen waardevol;  voedselrijke ruigten (6430) op ca. 1% van de oppervlakte met een goede instandhouding, een goede representativiteit en algemeen waardevol;  beukenbossen van het type met Ilex- en Taxussoorten, rijk aan epifyten (Ilici- Fagetum) (9120) op ca. 7% van de oppervlakte met een uitstekende instandhouding, een uistekende representativiteit en algemeen uiterst waardevol;  beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum (9130) op ca. 27% van de oppervlakte met een uitstekende instandhouding, een uistekende representativiteit en algemeen uiterst waardevol;  overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae) (91E0) op ca. 8% van de oppervlakte met een uistekende instandhouding, een uistekende representativiteit en algemeen uiterst waardevol.

13 Een erkend natuurreservaat is een beschermd gebied dat, na advies van de MiNa-Raad, door de Vlaamse regering wordt erkend op verzoek van de eigenaar en/of diegene die het gebruiksrecht heeft, mits beider toestemming, of van de beheerder, mits de eigenaar ermee instemt.

14 Een Vlaams natuurreservaat is een beschermd gebied dat, na advies van de MiNa-Raad, door de Vlaamse regering wordt aangewezen op gronden die het Vlaams Gewest in eigendom of in huur heeft of die het daartoe ter beschikking worden gesteld.

15 Uitgevaardigd op 21/05/1992.

oktober 2010│P21832 53│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

4. 1.6. Decreet integraal waterbeleid – w a ter toe ts

Het decreet betreffende het integraal waterbeleid16 werd in het leven geroepen met het oog op het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van watersystemen. Hierbij staan het bereiken van randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van dit watersysteem als zodanig en het multifunctioneel gebruik, waarbij de behoeften van de huidige en toekomstige generaties in rekening worden gebracht, centraal.

Een belangrijk instrument om de overheid in staat te stellen de doelstellingen van het integraal waterbeleid na te streven is de watertoets. Elk ruimtelijk uitvoeringsplan moet hieraan worden onderworpen. Voor het RUP open ruimte zal de watertoets opgenomen worden bij het onderzoek tot MER in een latere fase van het planningsproces. Bij de opmaak van het grafisch plan zal bij de afbakening wel al rekening gehouden worden met relevante informatie uit de watertoetskaarten.

4 . 2 . Bestaande juridisch - technische aspecten

4. 2.1. We genis

Alle bestaande wegenis, zoals opgenomen in de atlas der buurtwegen, wordt behouden en gerespecteerd.

4. 2.2. Wa ter lope n

Kaart 7: Belangrijkste waterlopen binnen het RUP Volgende waterlopen bevinden zich binnen het plangebied van het RUP open ruimte.

naam categorie VHAG-code beheerder

bevaarbaar

Kanaal naar Charleroi 18201 Waterwegen en Zeekanalen nv (Kanaal Brussel-Charleroi) – Afdeling Zeekanaal

niet-bevaarbaar

Zuunbeek (Beringenbeek eerste categorie 6554 provincie Vlaams-Brabant of Bruggeplasbeek)

Zenne eerste categorie 6552 Afdeling Operationeel Waterbeheer

Lotbeek (Lakebeek) tweede categorie 7129 provincie Vlaams-Brabant / derde categorie Sint-Pieters-Leeuw / onbekend niet geklasseerd

Vogel(en)zangbeek tweede categorie 7116 provincie Vlaams-Brabant / (Vlezenbeek) derde categorie Sint-Pieters-Leeuw / onbekend niet geklasseerd

16 Goedgekeurd door de Vlaamse regering op 18/07/2003 en meermaals gewijzigd.

oktober 2010│P21832 54│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Molenbeek tweede categorie 6973 provincie Vlaams-Brabant / (Slagvijverbeek) niet geklasseerd onbekend

Laarbeek tweede categorie 6763 provincie Vlaams-Brabant / niet geklasseerd onbekend

Baasbergbeek (Beisbeek) tweede categorie 7078 provincie Vlaams-Brabant / niet geklasseerd onbekend

Lubbeek tweede categorie 7134 provincie Vlaams-Brabant

Rodebeek derde categorie 7131 Sint-Pieters-Leeuw / onbekend niet geklasseerd

Sobbroekbeek derde categorie 7122 Sint-Pieters-Leeuw

Gaspeldorenbeek derde categorie 7103 Sint-Pieters-Leeuw / onbekend niet geklasseerd

Ketelbeek derde categorie 7089 Sint-Pieters-Leeuw / onbekend niet geklasseerd

Beek derde categorie 7120 Sint-Pieters-Leeuw

Beek derde categorie 7108 Sint-Pieters-Leeuw

Beek derde categorie 7095 Sint-Pieters-Leeuw / onbekend niet geklasseerd

Oude gracht niet geklasseerd 7137 onbekend

Broekgracht niet geklasseerd 7127 onbekend

Waterloop (Oud nr. 8) niet geklasseerd 7106 onbekend naamloos niet geklasseerd 15789, 15788, Sint-Pieters-Leeuw 16027, 15787, 15786, 7074, 15791, 13961, 15792, 15782, 15783, 15780, 15781 naamloos niet geklasseerd 13948, 13946, onbekend 13947, 13955, 13954, 7112, 15793, 13952, 13953, 13956, 13957, 13950, 7080, 13949, 15779, 13998, 14000, 13999, 15794, 7135, 13958, 13962, 13965

│ Bron: AGIV Vlaams Hydrografische Atlas(VHA), 2010

oktober 2010│P21832 55│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

4 . 3 . R e l e v a n t e w e t g e v i n g , studies en plannen

4. 3.1. Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan

Het Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP) van Sint-Pieters-Leeuw17 deelt de gemeente op in een aantal landschapseenheden waarvoor specifieke doelstellingen voorop gesteld worden. Binnen de afbakening van het RUP open ruimte situeren zich volgende landschapseenheden met eraan gerelateerde doelstellingen:

 valleien met weilanden of valleibosjes (Zuunbeekvallei, Molenbeek- en Beisbeekvallei, Onbenoemde Beekvallei, Gaspeldoornbeekvallei, Laarbeekvallei, Zobbroekbeekvallei, Vlezenbeekvallei, Lakebeek en Oude Grachtvallei, Ketelbeekvallei-Top-Rukkelingen en Rodebeekvallei-Mekingen):  weiden: . langsheen de perceelsranden kunnen de KLE‟s uitgebreid worden; . alle bestaande hoogstamboomgaarden worden behouden, hersteld en uitgebreid; . versterken van de amfibieënpopulatie.  bossen: . omvormen van populieren in hooghoutetage naar inheemse bomen; . bestaande bossen uitbreiden waar dit geen dilemma vormt met de landbouw of andere natuurontwikkelingsmogelijkheden; . bosrandzones voorzien om een geleidelijke overgang naar een bosecosysteem te creëren.  waterrijke gronden: . hun behoud moet voorop gesteld worden en vergt dus een vrijwaring van drainage en een aangepast beheer.  beekbegeleidende vegetatie: . waar een beekbegeleidende vegetatie ontbreekt kan men oeverstroken aanleggen.  open landschappen die benut worden door de akkerbouw (gebied ter hoogte van de Schamelbeek en gebied tussen Galgstraat en Bergensesteenweg):  het landschap is open en biedt mogelijkheden tot vergezichten, om dit rijkelijk visuele aspect te behouden streeft men volgende doelstellingen na: . behoud open landschap; . herstellen en uitbreiden van houtkanten; . versterken akkervogelgemeenschap.  gemengde landschappen waar men zowel akkers als weiden of boomgaarden terugvindt (Kwade Wegen, cultuurlandschap tussen Vlezenbeek en de Zuunbeek en gebied rond „Koning van Spanje‟):  deze landschappelijke waarde behouden betekent: . behoud, herstel en uitbreiding van hoogstamboomgaarden;

17 Goedgekeurd door AMINAL, afdeling Natuur in januari 1997.

oktober 2010│P21832 56│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

. beplanting taluds; . versterking holenbroeders- en akkervogelgemeenschap.

4. 3.2. Landschapsatlas

Kaart 8: Traditionele landschappen, ankerplaatsen, relictzones en lijn- en puntrelicten In de periode 1996-2000 is de Afdeling Monumenten en Landschappen gestart met het opstellen van provinciale landschapsatlassen. Die werden in 2001 samengevoegd en herwerkt tot één landschapsatlas voor Vlaanderen. In de periode 2005-2006 werd deze geactualiseerd door het Vlaams Instituut voor Onroerend Erfgoed (VIOE). De landschapsatlas is een inventaris van waardevolle landschappen in Vlaanderen. Het gaat om gebieden waar de historisch gegroeide landschapsstructuur tot op vandaag herkenbaar gebleven is en ze worden aangeduid als relicten van traditionele landschappen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen relictzones, ankerplaatsen en lijn- en puntrelicten. Traditionele landschappen

De indeling steunt op zowel fysische en natuurlijke kenmerken zoals reliëf en bodemgesteldheid, als op cultuurlandschappelijke kenmerken zoals bewoningsvormen, landgebruik, percelering en landschapstype. Sint-Pieters-Leeuw wordt gekenmerkt door het traditionele landschap nr. 220140 Pajottenland. Dit landschap wordt gekarakteriseerd door een golvende topografie, asymmetrische valleien, bossen en kleine kerndorpen. Uitgestrekte vergezichten komen veelvuldig voor en worden hoofdzakelijk begrensd door de topografie en de vegetatie. Hiernaast komen talrijke kleine landschapselementen voor. In het uiterste zuidoosten, tegen Lot, komt het traditioneel landschap nr. 921060, de Zennevallei, voor. Ankerplaatsen

Ankerplaatsen zijn de meest waardevolle landschappelijke plaatsen die bestaan uit complexen van gevarieerde erfgoedelementen die een geheel of ensemble vormen. Ze zijn uitzonderlijk inzake gaafheid of representativiteit of nemen ruimtelijk een plaats in die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving. Bij het aanduiden (aflijnen en beschrijven) van de ankerplaatsen werd steeds die definitie voor ogen gehouden.

In Sint-Pieters-Leeuw komt ankerplaats nr. A20027 – Gaasbeek, St.-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen voor. Het gaat hier om een definitief aangeduide ankerplaats18 ten oosten van Sint-Kwintens-Lennik dat de dorpskernen van Gaasbeek, Sint-Laureins- Berchem, Elingen en Oudenaken omvat. Het gebied kent een duidelijk uitgesproken contrast tussen de gesloten valleien en de open ruggen. Enerzijds vormt de herhaling van dit patroon een repetitief element en anderzijds zorgt variatie in reliëf en vegetatie ervoor dat er telkens een nieuw zicht opduikt. Deze landschappelijke variatie maakt deze streek tot de mooiste van het Pajottenland met een uitzonderlijk hoge esthetische waarde. Hiernaast kent het gebied ook een grote historische (ontginningen vanaf Gallo-Romeinse periode, vierkantshoeves van Frankische oorsprong, kastelen…), wetenschappelijke (aanwezigheid van bijzondere dendrologische en floristische waarde in de kasteelparken) en sociaal- culturele waarde. Het behoud en optimaliseren van deze waarden wordt voorop gesteld.

18 Besluit van de Vlaamse Regering op 24/12/2008.

oktober 2010│P21832 57│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Relictzones

Relictzones zijn gebieden met een grote dichtheid aan punt- of lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen en zones waarin de samenhang tussen de waardevolle landschapselementen belangrijk is voor de gehele landschappelijke waardering. De landschappelijke waarde is er door de eeuwen heen goed bewaard gebleven en de erfgoedwaarde is er hoog. De aanduiding gebeurt maximalistisch, doch zonder scherpe grenzen te definiëren. Zowel verspreid voorkomende elementen als het ruimtelijke patroon zijn hier belangrijk. Afzonderlijke objecten worden niet op kaart aangeduid, wel de zone waarin ze voorkomen. In Sint-Pieters-Leeuw zijn volgende relictzones aangeduid:

 nr. R20016 – brongebieden en bovenlopen in Noord-Pajottenland Dit gebied herbergt verschillende biotopen en een aantal zeldzame planten en kent dan ook een grote biologische waarde. Ook landschappelijk en historisch is het gebied waardevol. Het landschap in de valleitjes is grotendeels behouden gebleven zoals het was ten tijde van Ferraris en bestaat uit perceelsrandbegroeiing en bossen.  nr. R20008 – centraal Pajottenland Centraal Pajottenland is een groot aaneengesloten landelijk gebied dat overeenkomt met het Zuunbeekbekken waarbinnen heel wat bronnen gesitueerd zijn. Deze bronnen liggen aan de oorsprong van de talrijke beken die de karakteristieke asymmetrische valleitjes in het gebied vorm gaven. De vochtige valleibodems zijn veelal ingenomen door weiden met perceelsrandbegroeiing (hagen, houtkanten en bomenrijen) en populieraanplantingen. Op de hellingen en de plateaus wordt aan akkerbouw gedaan in een open landschap. De eerste ontginning van deze streek dateert uit de Gallo-Romeinse periode en over de eeuwen heen hebben deze ontginningen heel wat sporen nagelaten in het landschap. Karakteriserend voor het gebied is de aanwezigheid van holle wegen en taluds. Hiernaast kent het een rijke architectuur met tal van kastelen met hun kasteelparken die het landschap vaak domineren, vierkantshoeves en landelijke gehuchten en dorpjes.  nr. R20017 – Zennebeemden ten zuiden van het Brussels Gewest In dit gebied stroomt de Zenne in haar natuurlijke bedding in de onmiddellijke omgeving van het Brussels Gewest. Tot het begin van 1900 waren de beemden opgedeeld in kleine percelen weiden met bomenrijen als perceelsrandbegroeiing. De meeste hiervan verdwenen echter na de aanleg van de E19. De aanwezige populierenaanplantingen dateren van de laatste 50 jaar. Het beleid wenst verdere aantasting van de natuurlijke rijkdom te vermijden en het gebied uit te bouwen als natuurgebied voor weide en watervogels. Lijn- en puntrelicten

In Sint-Pieters-Leeuw komen talrijke lijnrelicten (voetwegen, holle wegen en waterlopen) en puntrelicten voor. Deze laatste komen meestal geconcentreerd voor in de kernen (monumenten) en de ankerplaatsen (parken en monumenten). Ter volledigheid wordt ook nog een opsomming gegeven van de lijnrelicten en puntrelicten, volgens de Landschapsatlas en gelokaliseerd in het RUP open ruimte.

oktober 2010│P21832 58│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

puntrelicten

id-nummer naam id-nummer naam

P20458 Groenenbergkasteel P20474 Hof ter Heide

P20457 Hof Nederloo P20465 Molen van Molsem

P20462 Sint-Laureinskerk P20463 Hof te Gaspeldoren

P20466 Kasteel Colona P20475 Hof ten Brukom

P20540 Kasteel De Helle P20541 Duiventoren van Kasteel De Helle

P20657 Rattendaalkasteel P20477 Zwarte Poorthoeve

│ Bron: www.onroerenderfgoed.be, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), 2010

lijnrelicten

id-nummer naam id-nummer naam

L20021 Zuun-Beringenbeek L20029 kanaal Charleroi-Brussel

L12004 Zenne

│ Bron: www.onroerenderfgoed.be, Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE), 2010

4. 3.3. Biologische waardering

Kaart 9: Biologische waarderingskaart De BWK19 is een uniforme inventarisatie en evaluatie van de biotopen van het Vlaamse gewest en vormt zo een landschapsecologische analyse van het gebied. Om tot een categorisering te komen wordt een inventarisatie gemaakt van het grondgebruik, de plantengroei en KLE. Op basis van deze inventarisatie wordt een evaluatie, het toekennen van een waardecijfer, doorgevoerd op basis van vier criteria, nl. zeldzaamheid, biologische kwaliteit, kwetsbaarheid en vervangbaarheid. De mogelijke waardecijfers zijn: biologisch zeer waardevol, biologisch waardevol, biologisch minder waardevol, complex van minder waardevolle en waardevolle elementen, complex van minder waardevolle en zeer waardevolle elementen, complex van minder waardevolle en waardevolle tot zeer waardevolle elementen en complex van waardevolle en zeer waardevolle elementen. Hiernaast worden er eveneens faunistisch belangrijke gebieden aangeduid.

Dit alles maakt de BWK tot een potentieel belangrijk afwegingsinstrument bij het opmaken van ruimtelijke uitvoeringsplannen. Het kan dienst doen als een basisdocument dat een referentiekader vormt bij de inschatting van de aanwezige ecologische waarden in een gebied. Binnen het plangebied van het RUP open ruimte zijn de biologisch zeer waardevolle

19 In 1987 werd gestart met de opmaak van een biologische waarderingskaart (BWK) door de toenmalige minister van Volksgezondheid en Leefmilieu. Sinds 1990 staat het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) in voor de verdere opbouw en publicatie van de BWK voor het Vlaamse grondgebied.

oktober 2010│P21832 59│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

en waardevolle gebieden voornamelijk gesitueerd in de beekvalleien. Vooral de Zuunbeekvallei kent grote oppervlakten aan ecologisch waardevolle gebieden. Hiernaast bevinden er zich in de landbouwgebieden eveneens verspreide of aaneengesloten ecologisch waardevolle gebieden.

4. 3.4. Het Bruegelproject

Het Bruegelproject is een initiatief van de Vlaamse Regering (2001). Het gaat om een samenwerkingsproject tussen de administraties Cultuur en Leefmilieu, de VDAB en vzw De Rand met als doelstelling de Vlaamse groene rand rond Brussel zowel ecologisch als cultureel te sluiten en ontsluiten. De belangrijkste missie hierbij is de uitbouw van één collectieve gordel van patrimonium- en groenbezit met een culturele- cultuurhistorische, educatieve, ecologische en Europese dimensie. Hierbij zullen de bestaande individuele kastelen, domeinen, parken, bossen en natuurgebieden in eigendom van het Vlaamse gewest de basis vormen voor de realisatie en verdere invulling van een coherent en functioneel ecologisch netwerk. Op deze wijze wil het project o.a. versnippering tegengaan en de ruimte voor bos en natuur in de gordel uitbreiden.

Binnen het plangebied van het RUP open ruimte komen een aantal entiteiten voor die deel uitmaken van dit project. Concreet gaat het om het domein Coloma, het domein Groenenberg dat de toegangspoort tot de natuur van de Bruegelvallei is, alsook grensoverschrijdend het domein van Gaasbeek (op grondgebied Lennik) en de Laarbeekvallei met o.a. de Lindemansbrouwerij. De Laarbeek vormt de verbinding met Sint- Anna-Pede aan de Pedebeek.

oktober 2010│P21832 60│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

5. R UIMTELIJKE KNELPUNTE N E N POTENTIES

Uit de bestaande toestand volgen een aantal algemene ruimtelijke knelpunten en potenties voor het plangebied RUP open ruimte. Een aantal deelgebieden kennen eveneens een aantal specifiekere knelpunten en potenties. Al deze knelpunten en potenties vormen samen de basis voor de ontwikkeling van doelstellingen, concepten en een visie voor het plangebied.

5 . 1 . K n e l p u n t e n

 doorsnijding, compartimentering en verstoring van de open ruimte door aanwezigheid woonclusters, verspreide bebouwing in de open ruimte en verlinting langsheen (verbindings)wegen;  doorgedreven vertuining met proliferatie van bijgebouwen wat zorgt voor een verstoring van het landschapsgeheel;  oprukkende verstedelijking vanuit het Brussels hoofdstedelijk gewest;  beperkt areaal aan open ruimte in het verstedelijkt gebied;  afname van het areaal aan landbouwgebied door oprukkende bebouwing en vertuining;  hoge erosiegevoeligheid over nagenoeg het volledige plangebied en voornamelijk op de steilere hellingen langsheen de beekvalleien;  inkrimpen van de gestructureerde beekvalleien, voornamelijk de kleinere beekvalleien;  grote arealen in de beekvalleien onder populieraanplantingen wat een beperking vormt op de ecologische waarde van deze gebieden;  geïsoleerd voorkomen van aanwezige natuurwaarden;  bedreiging van natuurwaarden door eutrofiëring, vermesting en verzuring vanuit de landbouwgebieden.

5 . 2 . P o t e n t i e s

 unieke ligging van de gemeente Sint-Pieters-Leeuw op de grens tussen het Pajottenland en het Vlaams strategisch gebied rond Brussel, waardoor zowel een hoge voorzieningsgraad als waardevolle open ruimtegehelen aanwezig zijn;  aanwezigheid van operationele landbouwbedrijven verspreid over de gemeente met een differentiatie in landbouwteelten, afgewisseld met veeteelt en tuinbouw;  voorkomen van weilanden op de minder waardevolle landbouwgronden in de beekvalleien;  doorkruising van het plangebied door een aanzienlijk aantal waterlopen die hebben gezorgd voor het ontstaan van gestructureerde beekvalleien en het huidige reliëf;  aanwezigheid van belangrijke ecologische waarden die zich voornamelijk situeren in de beekvalleien;  relatief grote oppervlakten aan (kasteel)parken met een belangrijke ecologische en recreatieve waarde;

oktober 2010│P21832 61│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 aanwezigheid van KLE (o.a. holle wegen) en hoogstamboomgaarden en de eraan gerelateerde landschappelijke, historische en ecologische waarden;  waardevol en kwaliteitsvol landschap gevormd door grote open ruimtegehelen, KLE en beekvalleien;  het gevarieerde en aantrekkelijke landschap zorgt voor een hoge belevingswaarde en vormt zo een belangrijke recreatieve aantrekkingspool;  aanwezigheid van architectonisch, historisch en esthetisch waardevolle constructies, landschappen en dorpsgezichten;  voorkomen in stedelijke omgeving van landbouwgebied Koning van Spanje en resterende open ruimte in het uiterste oosten van de gemeente.

5 . 3 . Specifieke knelpunten en potenties

Naast de algemene knelpunten en potenties die hierboven werden besproken kennen een aantal deelgebieden20 specifieke knelpunten en potenties. De reeds aangehaalde knelpunten en potenties gelden in meer of mindere mate voor alle deelgebieden en worden hier dan ook enkel aangehaald indien ze een belangrijk aspect vormen in het planningsproces. Gebied 1

Knelpunten:

 grenzend aan het verstedelijkt gebied (ervan gescheiden door de N6) wat zorgt voor hoge bouwdruk;  het voorkomen van een aantal verspreide constructies en bebouwing.

Potenties:

 aanwezigheid van groot open ruimtegeheel en uitgesproken vergezichten;  park Coloma ten westen van het gebied;  beperkt aantal wegen die visueel een geringe impact hebben. Gebied 2

Knelpunten

 grenzend aan het verstedelijkt gebied, het centrum van Sint-Pieters-Leeuw en verspreide woonclusters wat zorgt voor een hoge bouwdruk, voornamelijk langs het oosten en het westen;  aanwezigheid aantal woonlinten en verspreide bebouwing in het zuiden;  twee zones met een verzameling aan landbouwpercelen zijn door bebouwing geïsoleerd van het uitgestrekt landbouwgebied;  populier als belangrijke boomsoort in de boscomplexjes rond de Zuunbeek;  beperkte ontwikkeling van de natuur langs de zijbeek van de Zuunbeek.

Potenties

 aanwezigheid uitgesproken vergezichten;  parkgebied Wilderpark langs de Zuunbeek;  goed ontwikkelde groenstructuur rond de Zuun;

20 Het gaat hier om de deelgebieden zoals besproken onder de bestaande toestand in 2.2.

oktober 2010│P21832 62│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 aanwezigheid hoogstamboomgaarden en KLE in het zuiden. Gebied 3

Knelpunten

 grenzend aan het verstedelijkt gebied wat zorgt voor hoge bouwdruk en een visuele impact heeft op het gebied;  voorkomen van verspreide bebouwing, serreteelt en uitgebreid wegennetwerk in het noorden en centraal in het deelgebied;  beperkte ontwikkeling van de beekvalleien en de ermee gerelateerde natuur.

Potenties

 aanwezigheid uitgesproken vergezichten in het noordoosten en het zuiden van het gebied;  aanwezigheid Vogel(en)zangbeek en Sobbroekbeek en plaatselijk goed ontwikkelde natuur;  relatie met de open ruimte ten noorden van het deelgebied;  aanwezigheid hoogstamboomgaarden, KLE en uitgesproken reliëf centraal in het gebied. Gebied 4

Knelpunten

 woonlinten doorsnijden het gebied;  nabijheid wooncluster Vlezenbeek;  populier als belangrijke boomsoort in de boscomplexjes rond de Sobbroekbeek.

Potenties

 uitgesproken vergezichten in het noordoosten van het gebied die reiken tot over de gemeentegrens;  aanwezigheid Sobbroekbeek;  groot areaal aan weilanden, sporadisch akkers en KLE tussen Vlezenbeek en de Sobbroekbeek;  relatief goed ontwikkelde groenstructuur rond de Sobbroekbeek. Gebied 5

Knelpunten

 doorsnijding van het gebied door woonlinten;  nabijheid wooncluster Vlezenbeek;  ontbreken van een verbinding tussen de natuur in de vallei van de Sobbroekbeek en in de vallei van de Laarbeek;  ontbreken van een verbinding tussen de natuur in de vallei van de Vogel(en)zangbeek en het parkgebied rond kasteel Groenenberg;  beperkte ontwikkeling van de Laarbeekvallei en de ermee gerelateerde natuur in het noorden.

Potenties

 uitgesproken vergezichten die reiken tot over de gemeentegrens;  parkgebied rond het kasteel van Groenenberg;  goede ontwikkeling van de Laarbeekvallei en de ermee gerelateerde natuur in het zuiden;  voorkomen laagstamboomgaarden rond Vlezenbeek.

oktober 2010│P21832 63│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Gebied 6

Knelpunten

 voorkomen van woonlinten, verspreide bebouwing, serreteelten en maneges in het noorden van het gebied, tegen Vlezenbeek;  voorkomen van serres en landbouwbedrijven tussen de beekvalleien in het zuiden;  populier als belangrijke boomsoort in de boscomplexjes rond de beken;  beperkte ontwikkeling van de linkse arm van de Gaspeldorenbeek en de ermee gerelateerde natuur.

Potenties

 voorkomen van serreteelten, laagstamboomgaarden en maneges in het noorden van het gebied, tegen Vlezenbeek;  uitgesproken vergezichten in het zuiden van het gebied, doorsneden door de aanwezige beekvalleien;  parken van kasteel Nederlo en kasteel De Bijtjes;  aanwezigheid waardevolle natuurlijke (bos)complexen in de beekvalleien. Gebied 7

Knelpunten

 doorsnijding van het gebied door een aantal woonkernen die een lintvorm hebben aangenomen;  populier als belangrijke boomsoort in de boscomplexjes rond de Zuunbeek;  beperkte natuurontwikkeling rond de Molenbeek.

Potenties

 uitgesproken vergezichten reiken tot over de gemeentegrens;  weinig bebouwing buiten de woonkernen;  voorkomen van weilanden rond de Molenbeek;  goed ontwikkelde valleistructuur en ermee gerelateerde natuurwaarden rond de Zuunbeek. Gebied 8

Knelpunten

 voorkomen van woonlinten en verspreide bebouwing, voornamelijk centraal in het gebied, deze vormen een belemmering voor de visuele beleving van het gebied;  populier als belangrijke boomsoort in de boscomplexjes rond de Zuunbeek;  beperkte ontwikkeling van de valleistructuur en de natuurwaarden rond de Ketelbeek, Rode Beek en Lubbeek.

Potenties

 uitgesproken vergezichten in het noorden en het zuiden van het gebied, waarvan sommigen reiken tot over de gemeentegrens;  park Rukkelingen;  voorkomen van weilanden rond de Ketelbeek, Rode Beek en Lubbeek op minder waardevolle landbouwgronden;  goed ontwikkelde vallei van de Zuunbeek, ingevuld met seminatuurlijke boscomplexen en weilanden wat zorgt voor ecologische waarden.

oktober 2010│P21832 64│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Gebied 9

Knelpunten:

 geïsoleerd voorkomen in stedelijke omgeving;  gesitueerd binnen het verstedelijkt gebied wat zorgt voor hoge bouwdruk;  een woonlint doorsnijdt het landbouwgebied.

Potenties

 voorkomen van open ruimte in stedelijke omgeving;  resterend landbouwareaal. Gebied 10

Knelpunten

 geïsoleerd voorkomen in stedelijke omgeving;  gesitueerd binnen het verstedelijkt gebied wat zorgt voor hoge bouwdruk;  barrière in het gebied gevormd door de R0;  beperkte ontwikkeling natuur rond de beekstructuren in het westelijk deel;  populier als belangrijke boomsoort in de aanwezige boscomplexen en bomenrijen;  overstromingsgevoelig gebied.

Potenties

 voorkomen van open ruimte en natuur in stedelijke omgeving;  boscomplex ten oosten van de R0, langs de Zenne;  voorkomen van weilanden, boscomplexen, bomenrijen en KLE in het westelijke deel. Gebied 11

Knelpunten

 gesitueerd aan de rand van het verstedelijkt gebied wat zorgt voor een hoge bouwdruk;  geïsoleerd open ruimtegeheel;  overstromingsgevoelig gebied.

Potenties

 open ruimte in stedelijke omgeving welke doorloopt op het grondgebied Beersel;  voorkomen van weilanden, boscomplexjes, bomenrijen en KLE.

oktober 2010│P21832 65│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

6. D OELSTELLINGEN , CONCEPTEN EN VISIE

6 . 1 . Doelstellingen

Globaal kunnen er een aantal algemene doelstellingen voor het RUP open ruimte worden vooropgesteld:

 in uitvoering brengen van de beleidswensen voor de open ruimte zoals opgenomen in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Sint-Pieters-Leeuw;  maximale vrijwaring van grootschalige open ruimtegebieden;  inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen afgestemd op gebiedsspecifieke kenmerken en de kenmerken van het fysische systeem;  verdere versnippering van het landbouwareaal, de open ruimte en natuurgebieden voorkomen;  vrijwaren en versterken van de agrarische structuur om behoud en ontwikkeling van de landbouwsector te ondersteunen;  specifieke ontwikkelingsperspectieven voor landbouwgebieden in stedelijk gebied;  specifieke ontwikkelingsmogelijkheden voor serreteelten en maneges;  maximaliseren van de ecologische potenties door de realisatie van een ecologisch netwerk onder de vorm van natuurgebieden rondom de rivier- en beekvalleien en in natuur- en boscomplexen en de ontwikkeling van KLE en aangepaste beheermaatregelen in landbouwgebieden;  ontwikkeling recreatief netwerk met nadruk op laagdynamisch recreatief medegebruik en plattelandstoerisme;  vrijwaren kastelengordel Brusselse rand en opname in recreatief en ecologisch netwerk.

Naast deze algemene doelstellingen worden er per gebied een aantal specifieke doelstellingen vooropgesteld. Deze doelstellingen volgen uit de specifieke knelpunten en potenties van de deelgebieden zoals besproken onder 5.3. Gebied 1

 tegengaan van de oprukkende verstedelijking;  het behoud van de uitgesproken vergezichten;  park Coloma als een knooppunt in het recreatief netwerk. Gebied 2

 stoppen van de oprukkende bebouwing;  behoud en versterking uitgesproken vergezichten en aanwezige hoogstamboomgaarden en KLE;  parkgebied Wilderpark als een knooppunt in het recreatief netwerk;  versterken van de valleistructuren en de ermee gerelateerde natuurwaarden;  afstemmen ontwikkelingsperspectieven landbouwgebied op gebiedskenmerken. Gebied 3

 stoppen van de oprukkende bebouwing;

oktober 2010│P21832 66│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 behoud en versterking uitgesproken vergezichten in het noordoosten en het zuiden van het gebied;  aansluiting van de open ruimte op het open ruimtegeheel ten noorden van het deelgebied;  behoud en versterking van de aanwezige hoogstamboomgaarden en KLE centraal in het gebied;  afstemmen ontwikkelingsperspectieven landbouwgebied op gebiedskenmerken;  versterken van de valleistructuren rond de Vogel(en)zangbeek en de Sobbroekbeek;  verder ontwikkelen van de natuur en het natuurlijk milieu in de beekvalleien;  ontwikkelingsperspectieven bieden voor de aanwezige serreteelten. Gebied 4

 behoud en versterking uitgesproken vergezichten in het noordoosten;  afstemmen ontwikkelingsperspectieven landbouwgebied op gebiedskenmerken;  versterken van de valleistructuur en de ermee gerelateerde natuurwaarden. Gebied 5

 behoud en versterking uitgesproken vergezichten in het noorden;  parkgebied rond het kasteel van Groenenberg als een knooppunt in het recreatief netwerk;  afstemmen ontwikkelingsperspectieven landbouwgebied op gebiedskenmerken;  creëren van een ecologische verbinding tussen de vallei van de Sobbroekbeek en de vallei van de Laarbeek enerzijds en de vallei van de Vogel(en)zangbeek en het parkgebied rond kasteel Groenenberg anderzijds;  versterken van de valleistructuur en de ermee gerelateerde natuurwaarden. Gebied 6

 behoud en versterking uitgesproken vergezichten in het noorden;  ontwikkelen parkgebieden van kasteel Nederlo en kasteel De Bijtjes volgens specifieke behoeften;  ontwikkelingsperspectieven bieden voor maneges en serreteelten;  afstemmen ontwikkelingsperspectieven landbouwgebied op gebiedskenmerken;  versterken van de valleistructuur en de ermee gerelateerde natuurwaarden. Gebied 7

 behoud en versterking aanwezige uitgesproken vergezichten;  afstemmen ontwikkelingsperspectieven landbouwgebied op gebiedskenmerken;  versterken van de valleistructuren en de ermee gerelateerde natuurwaarden;  realiseren van een evenwicht tussen de landbouw- en natuurdoelstellingen op de weilanden rond de Molenbeek. Gebied 8

 behoud en versterking uitgesproken vergezichten in het noorden en het zuiden van het gebied;  ontwikkelen park Rukkelingen als knooppunt in het recreatief netwerk;  afstemmen ontwikkelingsperspectieven landbouwgebied op gebiedskenmerken;  versterken van de valleistructuren en de ermee gerelateerde natuurwaarden. Gebied 9

 bieden van specifieke ontwikkelingsperspectieven; oktober 2010│P21832 67│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 vrijwaren van verdere bebouwing;  behouden van de open ruimte. Gebied 10

 vrijwaren van verdere bebouwing;  ontwikkelen van de natuur rond de beekstructuren in het westelijk deel;  behouden en versterken van boscomplex langs de Zenne;  realiseren van een evenwicht tussen de landbouw- en natuurdoelstellingen in het gebied ten westen van de R0. Gebied 11

 realiseren van een evenwicht tussen de landbouw- en natuurdoelstellingen;  vrijwaren van verdere bebouwing.

6 . 2 . C o n c e p t e n

Behoud en versterking open ruimte

De open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw kent een grote bebouwingsdruk vanuit het stedelijk gebied. Het RUP wil hier een tegengewicht voor vormen en streeft naar een maximaal behoud van de open ruimte. Zowel landbouw- als natuurgebieden spelen hierin een belangrijke rol.

Afstemmen op de omgeving

De ontwikkelingsperspectieven voor de open ruimte zullen maximaal afgestemd worden op de aanwezige fysische karakteristieken en gebiedskenmerken. Zo wordt natuur voornamelijk gepositioneerd in de beekvalleien en landbouw op de plateaugronden. Het landbouwgebied kent eveneens een differentiatie in ontwikkelings- perspectieven. De omgevingskenmerken (o.a. nabijheid stedelijk gebied, dorpskern, wooncluster…) spelen hierbij een belangrijke rol.

oktober 2010│P21832 68│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Uitbouwen van een ecologisch netwerk en ecologische basiswaarde De uitbouw van een ecologisch netwerk doorheen de gemeente wordt vooropgesteld. De valleien vormen, als dragers van de natuurlijke structuur, hierbij de belangrijkste component. Naast het ecologisch netwerk wordt er gestreefd naar de realisatie van een ecologische basiswaarde doorheen de volledige open ruimte.

Uitbouwen van een recreatief netwerk

Het ecologisch netwerk en het uitgestrekte plateaulandschap vormen belangrijke aantrekkingspolen voor recreatief medegebruik en plattelandstoerisme. De realisatie van een recreatief netwerk doorheen de open ruimte wordt nagestreefd. De natuurgebieden in de beekvalleien vormen hierin belangrijke assen met een fijnmaziger netwerk doorheen het plateaulandschap. Verspreid komen er eveneens een aantal recreatieve zwaartepunten voor, waar de aanwezige parkgebieden onderdeel van uitmaken.

Open versus gecompartimenteerd landschap

Het na te streven landschap is een geperceleerd cultuurlandschap. Hierbij kan in de landbouwgebieden onderscheid gemaakt worden tussen twee grote typeringen: het gecompartimenteerde en het open landschap. Beiden worden gekenmerkt door een aantal oktober 2010│P21832 69│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

specifieke aspecten (kleine vs. grote percelen, veel vs. weinig KLE, grotere variatie in gewassen…). Deze aspecten zorgen voor een groot verschil in visuele beleving. In het gecompartimenteerd landschap wordt de open ruimte doorsneden door KLE, bomenrijen, solitaire bomen… wat zorgt voor een beperking van de vergezichten. In het open landschap zijn uitgestrekte vergezichten daarentegen in belangrijke mate aanwezig.

6 . 3 . Visie op de ontwikkeling

Bovenstaande doelstellingen en concepten kunnen vertaald worden in een concrete visie op de toekomstige ontwikkeling van het plangebied. Hiertoe worden zones afgebakend binnen de open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw waarbinnen een specifieke ontwikkeling voorop wordt gesteld. Globaal kan de open ruimte onderverdeeld worden in de landbouwgebieden en de natuurgebieden waarbinnen een verdere opdeling plaatsvindt om tegemoet te komen aan gebiedsspecifieke kenmerken en behoeften. Een derde globale categorie zijn de lijninfrastructuren zoals wegen en waterlopen.

In deze sectie zal in eerste instantie ingegaan worden op de hoofd- en nevenfuncties en de gewenste ontwikkeling binnen de afbakeningszones (6.3.1, 6.3.2 en 6.3.3). In 6.3.4 zullen de deelgebieden, zoals besproken in de bestaande toestand (2.2), kort behandeld worden. Voor elk deelgebied zal een visie op de toekomstige ontwikkeling voorop gesteld worden met hieraan gekoppeld een indeling in gebiedscategorieën.

6. 3.1. Landbouwgebieden voor professionele landbouw

In de landbouwgebieden voor professionele landbouw staat het optimaliseren van de landbouwfunctie en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouwsector voorop. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan grondgebonden landbouw en familiale bedrijven. Hiernaast wordt er eveneens een gewenst landschapsbeeld vooropgesteld. Bij de invulling van de gebieden wordt er steeds een afweging gemaakt tussen deze twee doelstellingen, optimaliseren landbouw en realisatie gewenst landschapsbeeld, om tot een gebiedsgericht en kwalitatief resultaat te komen. De landbouwgebieden van het gewestplan en voornamelijk de herbevestigde agrarische gebieden vormen de basis voor de afbakening van de landbouwgebieden binnen het RUP open ruimte.

Voor het gewenste landschapsbeeld wordt globaal behoud en versterking van de open ruimte, de landelijkheid en landschapsvormende elementen beoogd. Afhankelijk van gebiedsspecifieke en fysische eigenschappen wordt dit gewenst landschapsbeeld echter verfijnd per zone. Op deze wijze kan een differentiatie van de agrarische macrostructuur tot stand komen. Deze differentiatie wordt ruimtelijk vertaald door de opdeling van het landbouwgebied voor professionele landbouw in drie zones: open landbouwgebied, gecompartimenteerd landbouwgebied en geïsoleerd landbouwgebied. Om de differentiatiemogelijkheden te vergroten, meer te kunnen inspelen op specifieke gebiedskenmerken en op deze wijze een kwalitatief eindresultaat te verwezenlijken worden er bovenop deze drie basiszones twee zones in overdruk gelegd, namelijk een zone voor landbouwuitbating met bebouwing en een zone met bouwbeperkingen.

Om de globale aspecten van het gewenste landschapsbeeld te realiseren zijn volgende algemene beleidskeuzes van toepassing in landbouwgebieden voor professionele landbouw. Een eerste belangrijk aspect hierbij is het maximaal beperken van bijkomende bebouwing. Zo is de oprichting van niet-agrarische bebouwing niet toegelaten, moet de

oktober 2010│P21832 70│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw uitbouw van achterbouw en bijgebouwen beperkt worden en vinden uitbreidingen van aanwezige landbouwbedrijven in eerste instantie gebundeld en aansluitend bij bestaande landbouwuitbatingen plaats. Bij dit alles moet er maximaal aandacht besteed worden aan de landschappelijke inkadering en de bescherming van waardevolle constructies zoals vierkantshoeves. Een belangrijk kenmerk van het landschap in Sint-Pieters-Leeuw zijn de hoogstamboomgaarden, al dan niet in onbruik geraakt en met al dan niet weiland onder. De gemeente wenst het behoud hiervan maximaal te ondersteunen op haar grondgebied.

Naast de hoofdfunctie, namelijk landbouw, zullen natuur en recreatie een belangrijke nevenfunctie vormen in de landbouwgebieden voor professionele landbouw. Er wordt voorop gesteld om de natuurwaarde in het gebied te verhogen door het nemen van maatregelen ter vergroting van de ecologische potenties en het laagdynamisch recreatief medegebruik en plattelandstoerisme te bevorderen. Hiernaast wordt er gestreefd naar het afsluiten van vrijwillige beheerovereenkomsten met de landbouwers. Deze overeenkomsten zijn gericht op soortenbescherming, botanisch beheer, perceelsrandenbeheer, verminderde bemesting, beheren van KLE en erosiebestrijding. Open landbouwgebied

In open landbouwgebieden wordt het gewenste landschapsbeeld voor landbouwgebieden voor professionele landbouw verder verfijnd. Het behoud van de aanwezige vergezichten en het typische plateaulandschap wordt hier centraal gesteld. Om dit te verwezenlijken wordt er o.a. gestreefd naar het behoud van de meestal grootschalige percelering, het huidig bodemgebruik, markante solitaire bomen en aanwezige hoogstamboomgaarden. Het verder ontwikkelen van KLE zoals haagkanten, houtwallen… wordt slecht in beperkte mate voorop gesteld. Ze mogen de visuele beleving niet te sterk beperken. Indien het gebied niet gelegen is in een zone voor landbouwuitbating met bebouwing (overdruk) of een zone met bouwbeperkingen (overdruk) is bebouwing onder de vorm van grondgebonden landbouwbedrijven en para-agrarische bedrijven toegelaten, mits voldaan wordt aan voorwaarden wat betreft de landschappelijke inpassing ervan en de relatie met de omgeving. Zowel nieuwe als aanwezige constructies moeten maximaal geïntegreerd worden in het landschap en erfbeplanting wordt er aangemoedigd. Nagenoeg alle open landbouwgebieden zullen echter een overdruk kennen waardoor verdere beperkingen met het oog op het behoud van de vergezichten en het typische plateaulandschap worden opgelegd. Voornamelijk zones in de nabijheid van het stedelijk gebied komen in aanmerking voor een categorisering als open landbouwgebied zonder overdruk. Omwille van hun situering zijn ze de meest aangewezen locatie voor para-agrarische bedrijven in de strikte zin. Para-agrarische bedrijven in de strikte zin zijn deze die een nauwe verwantschap kannen met de grondgebonden landbouw. Gecompartimenteerd landbouwgebied

Gecompartimenteerde landbouwgebieden onderscheiden zich van open landbouwgebieden door een typische, meer kleinschalige percelering, de aanzienlijke aanwezigheid van KLE en minder uitgesproken vergezichten. Bovendien bevinden zich er doorgaans meer constructies dan in de open landbouwgebieden. Deze gebieden situeren zich voornamelijk in de buurt van aanwezige woonclusters. Het behoud en de versterking van de karakteriserende eigenschappen zoals de kleine percelen en de aanwezigheid van KLE wordt vooropgesteld in het beleid. Indien het gebied niet gelegen is in een zone voor landbouwuitbating met bebouwing (overdruk) of een zone met bouwbeperkingen (overdruk) is bebouwing onder de vorm van grondgebonden landbouwbedrijven en bestaande maneges toegelaten. Deze zones zonder overdruk situeren zich hoofdzakelijk rond de kern van Vlezenbeek, waar ze inspelen op de huidige situatie. In de overige gecompartimenteerde landbouwgebieden zorgt een overdruk voor bijkomende beperkingen. oktober 2010│P21832 71│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Geïsoleerd landbouwgebied

Binnen het stedelijk gebied bevindt zich een geïsoleerd landbouwgebied dat de gemeente wenst te vrijwaren voor de toekomst en in te zetten als buffer tegen de hoge bouwdruk in het gebied. Centraal in het beleid staat het behoud van de open ruimte en de ontwikkeling van een eigen karakter van het landbouwgebied. Om dit te verwezenlijken worden er ontwikkelingsmogelijkheden geboden rekening houdend met de draagkracht van het stedelijk gebied. Zo zal elke vorm van bebouwing uitgesloten worden. Zone voor landbouwuitbating met bebouwing

De zone voor landbouwuitbating met bebouwing vormt een overdruk in de open en gecompartimenteerde landbouwgebieden. Deze overdruk heeft als doel een evenwicht te realiseren tussen het maximaal vrijwaren van de open ruimte en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor landbouwers. Het belangrijkste beleidsaspect in deze zones is een beperking van de bouwmogelijkheden. Enkel bebouwing onder de vorm van landbouwbedrijven is toegelaten, mits voldaan wordt aan voorwaarden wat betreft de landschappelijke inkadering van de constructies en de relatie met de omgeving. Zone met bouwbeperkingen

Evenals de zone voor landbouwuitbating met bebouwing vormt de zone met bouwbeperkingen een overdruk in de open en gecompartimenteerde landbouwgebieden. In deze zones wordt heel specifiek het behoud van de open ruimte en de aanwezige vergezichten voorop gesteld. Om dit te verwezenlijken is geen enkele vorm van bebouwing toegelaten met een uitzondering van schuilhokken voor dieren. De aanwezige landbouwbedrijven zullen in beperkte mate echter wel nog ontwikkelingsmogelijkheden krijgen. Overzicht bebouwingsmogelijkheden binnen de landbouwgebieden

voor professionele landbouw

zone zone met zone

– –

zone voor voor zone met zone

– –

compartimenteerd compartimenteerd

open landbouwgebied landbouwgebied open met landbouwuitbating voor bebouwing landbouwgebied open bouwbeperkingen gecompartimenteerd landbouwgebied gecompartimenteerd landbouwgebied bebouwing met landbouwuitbating ge landbouwgebied bouwbeperkingen landbouwgebied geïsoleerd bebouwingstype landbouwgebied open agrarische bebouwing x x x x x x x nieuwe x x o x x o o landbouwbedrijfszetels para-agrarische x o o o o o o bebouwing maneges o o o x o o o windturbines x x o x x o o schuilhokken voor x x x x x x x dieren

Bovenstaande zoneringen (open landbouwgebied, gecompartimenteerd landbouwgebied en geïsoleerd landbouwgebied) en de twee overdrukken (zone voor landbouwuitbating met bebouwing en zone met bouwbeperkingen) zorgen voor een variatie aan mogelijkheden oktober 2010│P21832 72│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

voor de al dan niet toegelaten bebouwing. Om hier een duidelijk beeld van te krijgen worden de belangrijkste bebouwingstypes en of ze al de niet toegelaten zijn binnen bepaalde zones samengevat in bovenstaande tabel (x = toegelaten en o = niet toegelaten).

6. 3.2. Natuurgebieden

Naast de landbouwgebieden voor professionele landbouw vormen de natuurgebieden de tweede grote categorie binnen het RUP open ruimte. Hun afbakening kadert in het uitbouwen van een ecologisch netwerk in de open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw om zo bij te dragen tot een toename van de natuurlijke en ecologische waarden. De natuurgebieden op het gewestplan, het VEN, het IVON, de natuurreservaten en habitatrichtlijngebieden vormen hierbij een belangrijke basis. Het gaat hier voornamelijk om gebieden in de beekvalleien die een kleiner landbouwkundig belang hebben dan de gronden op de uitgestrekte plateaus. Belangrijke aanvullende informatie is de biologische waardering van percelen volgens de biologische waarderingskaart.

Net als voor de agrarisch structuur wordt er ook voor de natuurlijke structuur een differentiatie volgens gebiedsspecifieke en fysische kenmerken doorgevoerd. De gebiedscategorieën voor de natuurlijke structuur zijn landbouw – natuurverwevings- gebieden, natuurgebieden, parkgebieden in de open ruimte en parkgebieden in stedelijk gebied. Voor elke categorie wordt er een specifiek toekomstperspectief met eraan gekoppelde beleidswensen voorop gesteld. Landbouw – natuurverwevingsgebied

In de landbouw – natuurverwevingsgebieden worden landbouw en natuur als evenwaardige open ruimtegebruikers en beheerders van de open ruimte gezien. Enerzijds staat het creëren van een ecologische meerwaarde in het gebied voorop en anderzijds mag de landbouwuitbating er niet gehypothekeerd worden. Het gewenste landschapsbeeld is een patchwork van kleinschalige akkers, permanente graslanden, lijnvormige landschapselementen en percelen waar natuurlijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. Om dit alles te verwezenlijken moeten landbouw en landschap- en natuurbeheer hand in hand gaan en vormt ecologisch medegebruik van de landbouwgronden een extra aanvulling bij de realisatie van de natuurwaarden. Hiernaast moet er gestreefd worden naar het vrijstellen en optimaliseren van aanwezige natuurwaarden en het behoud en de versterking van beekvalleien en het aanwezige landschapspatchwork. De realisatie van nieuwe harde functies of bebouwing is niet toegelaten, met uitzondering van schuilhokken voor dieren, en laagdynamisch recreatief medegebruik wordt nagestreefd.

Deze gebieden situeren zich hoofdzakelijk in de beekvalleien waar landbouw nog een belangrijk bodemgebruik vormt en waar het inrichten van de gebieden als natuurgebied een significante aantasting van het landbouwareaal zou teweegbrengen. Bovendien beschikken deze gebieden reeds over een grote ecologische waarde en sluiten ze aan op de natuurgebieden. Natuurgebied

De natuurgebieden zijn bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden. Ze situeren zich hoofdzakelijk in de beekvalleien en kennen reeds een belangrijke ecologische en landschappelijke waarde. Het beleid binnen deze gebieden is erop gericht om deze ecologische en landschappelijke waarden verder te versterken om zo enerzijds een ecologisch zwaartepunt te vormen binnen het ecologisch netwerk en anderzijds de belevingswaarde van de open ruimte te vergroten. Bij de realisatie hiervan staan natuurontwikkeling en landschapsbouw centraal.

oktober 2010│P21832 73│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Een aantal concrete maatregelen hierbij zijn het versterken van de vallei- en depressiestructuren, waterbeheermaatregelen, ondersteunen, versterken en uitbreiden van de alluviale kleinschalige bostypes en vochtige en moerassige hooilanden, het uitwerken van een netwerk van KLE en het omvormen van populierenaanplanten tot een meer natuurlijke bosstructuur. Met het oog op ecologisch doelstellingen en het bewaren van de openheid in sommige gebieden is de toepassing van beheerlandbouw eveneens een mogelijkheid. Bij dit alles is de inrichting van nieuwe harde functies of bebouwing niet toegelaten en wordt laagdynamisch recreatief medegebruik van de natuurgebieden voorop gesteld. Parkgebied in het buitengebied

Binnen het plangebied situeren zich een aantal parkgebieden in de open ruimte. Ze maken deel uit van de kastelengordel rond Brussel en beschikken over een belangrijke historische, ecologische, faunistische en recreatieve waarde. Omwille van deze karakteristieken zijn ze dan ook uitermate geschikt om uit te bouwen tot een zwaartepunt in enerzijds het recreatief netwerk en anderzijds het ecologisch netwerk van Sint-Pieters-Leeuw. De ontwikkelingsperspectieven die geboden worden zullen hierop afgesteld worden, rekening houdend met hun landelijke omgeving. Parkgebied in stedelijk gebied

Binnen het plangebied situeren zich ook een aantal parkgebieden in het stedelijk gebied. Ze maken eveneens deel uit van de kastelengordel rond Brussel en kennen dezelfde belangrijke, historisch, ecologische, faunistische en recreatieve waarde als de parkgebieden in de open ruimte. Ze zijn dan ook geschikt om uit te bouwen tot een zwaartepunt in enerzijds het recreatief netwerk en anderzijds het ecologisch netwerk van Sint-Pieters- Leeuw. De ontwikkelingsperspectieven die geboden worden zullen hierop afgesteld worden, rekening houdend met hun stedelijke omgeving. Zo worden nieuwe harde functies of bebouwing niet toegelaten, terwijl deze mogelijkheid wel geboden wordt bij parkgebieden in de open ruimte. Bovendien vormen ze een belangrijke groene structuur binnen het stedelijk gebied en verhogen ze de woonkwaliteit in de omgeving.

6. 3.3. Overkoepelende zones

Zone voor open ruimtecorridor

De zone voor open ruimtecorridor vormt een overdruk in de open landbouwgebieden (al dan niet met overdruk zone voor landbouwuitbating met bebouwing of zone met bouwbeperkingen), de gecompartimenteerde landbouwgebieden (al dan niet met overdruk zone voor landbouwuitbating met bebouwing of zone met bouwbeperkingen) en de natuurgebieden. Het gaat om een concretisering van de openruimtecorridors die werden aangeduid in de open ruimtestructuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. In deze zones wordt het behoud van de openheid van het gebied specifiek voorop gesteld en worden de open ruimtecorridors die werden aangeduid in de gewenste open ruimte structuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan vertaald naar het RUP open ruimte. De open ruimte moet er maximaal gevrijwaard worden en visueel hinderende elementen moeten vermeden worden. Concreet kan dit zich ondermeer vertalen in het vermijden van bijkomende bebouwing en constructies in landbouwgebied, met uitzondering van beperkte ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande agrarische bebouwing, en bijkomende boscomplexen en bomenrijen in natuurgebied.

oktober 2010│P21832 74│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Zone voor ecologische verbindingen

De zone voor ecologische verbindingen vormt een overdruk in de open landbouwgebieden (al dan niet met overdruk zone voor landbouwuitbating met bebouwing of zone met bouwbeperkingen) en de gecompartimenteerde landbouwgebieden (al dan niet met overdruk zone voor landbouwuitbating met bebouwing of zone met bouwbeperkingen). Het gaat om een concretisering van de stapsteenverbindingen die werden aangeduid in de open ruimtestructuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Deze overdruk heeft als doel verbindingen te creëren tussen de natuurgebieden doorheen landbouwgebied, aangegeven als stapsteenverbindingen in de gewenste open ruimtestructuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Naast het realiseren van de hoofdbestemming staat het maximaliseren van de aanwezige natuurwaarden hier centraal. Erfgoedlandschap

Het erfgoedlandschap vormt een overdruk in het westen van de open ruimte van Sint- Pieters-Leeuw. Het gaat hier om de vertaling van de definitief aangeduide ankerplaats nr. A20027 – Gaasbeek, St.-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen naar de voorschriften in het RUP. Binnen dit gebied wordt er nog meer dan in de andere delen van de open ruimte ingezet op het behoud en de versterking van het typische Pajottenlandschap. Onroerende erfgoedwaarden, cultuurhistorische en landschappelijke waarden moeten maximaal gevrijwaard en verbeterd worden in hun ruimtelijke samenhang. De afbakening van het erfgoedlandschap is grotendeels gebaseerd op de afbakening van de definitief vastgelegde ankerplaats.

6. 3.4. Visie deelgebieden

│ Aanduiding deelgebieden (bron: Google Earth, 2010 + eigen verwerking)

oktober 2010│P21832 75│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Gebied 1: tussen Bergensesteenweg (N6) en Galgstraat

Dit deelgebied beschikt over uitgesproken vergezichten en situeert zich bovendien in de onmiddellijke omgeving van het verstedelijkt gebied. Het is dan ook wenselijk om deze vergezichten in de toekomst te vrijwaren. Om dit te realiseren moet in eerste instantie de grondgebonden landbouw behouden blijven en moet bijkomende bebouwing vermeden worden. De ontwikkeling van KLE moet slechts in beperkte mate gestimuleerd worden, behoud van de aanwezige KLE en hoogstamboomgaarden staat wel voorop.

Deze toekomstperspectieven worden concreet vertaald door volgende categorisering van het gebied. Het volledige gebied wordt aangeduid als open landbouwgebied. Het overgrote deel krijgt een overdruk als zone met bouwbeperkingen waardoor alle vormen van bebouwing uitgesloten worden (met uitzondering van bv. schuilhokken voor vee). Enkel de uiterst noordelijke punt die ingesloten ligt tussen bebouwde zones krijgt geen overdruk. Het park Coloma dat gelegen is in het woongebied van Sint-Pieters-Leeuw wordt gecategoriseerd als parkgebied in het buitengebied. Het zal gevrijwaard worden voor de toekomst en de nodige ontwikkelingsperspectieven worden geboden.

In de gewenste open ruimte structuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd aan de Europalaan een zone voor open ruimtecorridor geselecteerd. Deze corridor kruist de Europalaan welke volledig omgeven is door bebouwing langs minstens één straatzijde. Dit vormt een belangrijke beperking bij de realisatie van een open ruimte corridor. Vertaling van deze corridor naar het RUP open ruimte wordt dan ook niet doorgevoerd. Gebied 2: tussen Galgstraat en Brusselbaan

Dit gebied kent een sterke variatie in zijn bestaande toestand, de gewenste ontwikkeling zal dan ook verschillen naargelang de huidige situatie en de potenties van elke zone. Globaal wordt het behoud van de open ruimte en de landbouwfunctie voorop gesteld in combinatie met de vrijwaring en de versterking van de natuur rond de aanwezige beekstructuren. Om deze natuurversterking te realiseren worden natuurgebieden afgebakend rond de beken. Aangezien de zones rondom de natuurgebieden overwegend geselecteerd zijn als herbevestigd agrarisch gebied, worden de grenzen van het gewestplan gerespecteerd (uitgezonderd de zijbeek van de Zuunbeek waar landbouwgronden niet binnen herbevestigd agrarisch gebied vallen). De zone rond de Zuun in het oosten van dit gebied kent naast zijn natuurfunctie eveneens een belangrijke recreatieve functie. Het behoud en de verweving van deze twee functies wordt voorop gesteld. Deze zone wordt dan ook aangeduid als parkgebied (zoals reeds het geval was op het gewestplan en in het GRS van de gemeente). Zijn situering zorgt voor de categorisering parkgebied in stedelijk gebied. Vrijwaring van het parkkarakter, de aanwezige natuurwaarden en de recreatieve functie staat voorop.

Langsheen deze groenstructuren bevinden zich de landbouwgebieden. Het gebied ten zuiden van de Zuun kent geen uitgesproken vergezichten en er komen in belangrijke mate hoogstamboomgaarden en KLE voor. Het behoud van dit landschapsbeeld en de eraan gerelateerde natuurwaarden wordt vooropgesteld. Dit resulteert in een categorisering als gecompartimenteerd landbouwgebied. Aangezien verdere bebouwing niet gewenst is, kent het gebied een overdruk als zone met bouwbeperkingen.

Ten noorden van de Zuun komen wel uitgesproken vergezichten voor. Het gebied wordt dan ook gecategoriseerd als open landbouwgebied. Om de landbouwfunctie blijvend te ondersteunen in de toekomst wenst de gemeente voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden aan de landbouwers. Dit in overweging nemen zorgt samen met de situering van het gebied voor de keuze om de zone ten westen de zijbeek van de Zuun in overdruk aan te duiden als zone voor landbouwuitbating met bebouwing (agrarische bebouwing is dus

oktober 2010│P21832 76│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw toegelaten). De zone ten oosten ervan sluit aan op het stedelijk gebied en krijgt geen overdruk (agrarische bebouwing en para-agrarische bedrijven zijn toegelaten).

In de gewenste open ruimte structuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd dwars over de Zuunbeek een zone voor open ruimtecorridor aangeduid. Het RUP wenst deze corridor ruimtelijk te vertalen in een zone voor open ruimte, waarbinnen het behoud van de openheid van het gebied centraal staat. Binnen deze zone bevindt zich geen boscomplex in natuurgebied en een beperkte bebouwing in landbouwgebied, wat het gebied geschikt maakt voor deze zonering. Gebied 3: tussen Brusselbaan, Vlezenbeeklaan, gemeentegrens en Postweg

Drie globale zones kunnen in dit gebied onderscheiden worden. Op basis van de gebiedskenmerken worden per zone dan ook verschillende ontwikkelingsperspectieven voorop gesteld. Kenmerkend voor de volledige zone is het landbouwgebruik en dit moet in de toekomst zeker gevrijwaard worden. In het noorden, aan de grens met het Brussels Hoofdstelijk Gewest, bevindt zich een open landbouwgebied met uitgesproken vergezichten. Behoud hiervan voor de toekomst staat voorop en de zone wordt dan ook gecategoriseerd als open landbouwgebied met overdruk zone met bouwbeperkingen. De zone in het zuiden van het gebied kent eveneens uitgesproken vergezichten en overeenkomstige ontwikkelingsperspectieven. Dezelfde categorisering zal er dan ook gelden.

Centraal doorheen het gebied loopt een strook van west naar oost die gekenmerkt wordt door een sterk variërend landgebruik: hoogstamboomgaarden, weilanden, akkers en verspreide bebouwing. Dit zorgt ervoor dat uitgesproken vergezichten niet aanwezig zijn en dat de ontwikkeling van deze zone tot een gecompartimenteerd landschapsbeeld opportuun is. Hierbij wordt het behoud van het sterk variërend landgebruik voorop gesteld samen met de verdere uitbouw en ontwikkeling van KLE. Hetzelfde geldt voor het gebied ten noorden van de Vogel(en)zangbeek en ten westen van de Sobbroekbeek.

Binnen dit gecompartimenteerd landbouwgebied zijn er echter nog sterk verschillende eigenschappen aanwezig. Zo wordt de zone in het oosten gekenmerkt door zijn nabijheid bij het stedelijk gebied, aanwezige bebouwing en serres. De gemeente wenst in de toekomst de mogelijkheid tot serreteelten te behouden op haar grondgebied, maar dit echter in specifieke zones. De locatie van deze zone en de aanwezige serreteelten, maken het een geschikte plaats om serrebouw mogelijk te maken. Deze zone krijgt dan ook geen overdruk. Hetzelfde geldt voor de zone ten noorden van de Vogel(en)zangbeek en ten westen van de Sobbroekbeek. Verspreide bebouwing is hier in belangrijke mate aanwezig, wat bijdraagt tot de beslissing om hier geen overdruk te plaatsen. Serreteelten, maneges en agrarische bebouwing zijn er dus toegelaten. De meer westelijke zone is hier minder geschikt voor en krijgt dan ook een zone voor landbouwuitbating met bebouwing als overdruk. Hierdoor is enkel de bouw van agrarische bedrijven mogelijk. Dit met het oog op het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouwers. Bovendien gaat het hier om een zone waar verspreide bebouwing reeds in belangrijke mate aanwezig, wat ze geschikt maakt voor deze classifisering. De iets meer noordwestelijke zone is hiervoor echter minder geschikt aangezien bebouwing nagenoeg afwezig is en ze aansluit op het open landbouwgebied, zone met bouwbeperkingen. Deze zone krijgt dan ook zone met bouwbeperkingen als overdruk.

In het noorden van het gebied bevindt zich de vallei van de Vogel(en)zangbeek en de vallei van de Sobbroekbeek. Om de natuurontwikkeling en de ecologische waarden binnen de gemeente te stimuleren wordt rond deze beekstructuren een natuurgebied afgebakend. Binnen deze zone krijgt de beek alle ruimte en kan natuur zich ontwikkelen. Aangezien dit oktober 2010│P21832 77│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw gebied zich bevindt in herbevestigd agrarisch gebied, is de afbakening van het natuurgebied in belangrijke mate gebaseerd op het gewestplan. Het oostelijk deel van de vallei van de Vogel(en)zangbeek kent nog een belangrijk landbouwgebruik en de aanwezige natuurwaarden zijn er bovendien minder uitgesproken. Daarom werd er reeds in het GRS geopteerd om deze zone aan te duiden als landbouw - natuurverwevingsgebied. In deze zone moet er dus een evenwicht gezocht worden tussen de landbouw- en de natuurfunctie. Op deze wijze kent het natuurgebied een uitloper in de richting van het stedelijk gebied, waardoor ze kan aansluiten op stedelijk groen en zo het ecologisch netwerk van de gemeente en de buurgemeenten verder versterken.

In de gewenste open ruimte structuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd dwars over de Vogel(en)zangbeek een open ruimtecorridor aangeduid. Het RUP wenst deze corridor ruimtelijk te vertalen in een zone voor open ruimtecorridor, waarbinnen het behoud van de openheid van het gebied centraal staat. Binnen deze zone bevindt zich geen boscomplex in natuurgebied en een beperkte bebouwing in landbouwgebied, wat het gebied geschikt maakt voor deze zonering. Gebied 4: tussen oostelijke Postweg, gemeentegrens en Pedestraat

Ten noorden van de Sobbroekbeek wordt dit gebied gekarakteriseerd door uitgesproken vergezichten die moeten gevrijwaard worden voor de toekomst. Bovendien sluiten ze aan op de open ruimtegebieden van de aangrenzende gemeenten. Om deze vrijwaring te realiseren worden ze gecategoriseerd als open landbouwgebied met overdruk zone met bouwbeperkingen.

Het landschap ten zuiden van de Sobbroekbeek kent andere visuele karakteristieken. Vergezichten vormen hier een minder belangrijk aandeel in de visuele beleving. Een meer cruciale rol is weggelegd voor het aanwezige landgebruik, variatie tussen akkerland, weiland en hoogstamboomgaarden, en de KLE. Deze zone wordt dan ook gecategoriseerd als gecompartimenteerd landbouwgebied. Omwille van zijn nabijheid bij het natuurgebied rond de Sobbroekbeekvallei en zijn reeds aanwezige basisnatuurwaarde door weilanden en KLE, wordt er bovendien een zone met bouwbeperkingen als overdruk afgebakend.

Rondom de Sobbroekbeek bevinden zich een aantal boscomplexen van populieren. Ontwikkeling tot een natuurlijke bosstructuur die aansluit op het ecologisch netwerk van de gemeente staat hier voorop. Rondom de Sobbroekbeek wordt hiertoe een natuurgebied afgebakend. Deze afbakening is gebaseerd op het gewestplan (omliggende landbouwgronden bevinden zich in herbevestigd agrarisch gebied). Gebied 5: tussen westelijke Postweg, Appelboomstraat, Pedestraat en gemeentegrens

Globaal kan dit gebied onderverdeeld worden in twee zones. De zone in het noorden en het uiterste zuiden waar uitgesproken vergezichten aanwezig zijn en de centrale en zuidelijke zone waar het landschap eerder een gecompartimenteerd gegeven is. In deze tweede zone zijn een belangrijk aantal laagstamboomgaarden aanwezig die bijdragen tot het gecompartimenteerde karakter samen met KLE en de aanwezige bebouwing. Deze zone zal dan ook gecategoriseerd worden als gecompartimenteerd landbouwgebied. Binnen dit gecompartimenteerd landbouwgebied wordt er echter nog een onderscheid gemaakt tussen de zone ten noorden van de Konijnestraat en deze ten zuiden ervan. Het verschil zit hem voornamelijk in de aanwezige bebouwing en de visuele impact hiervan op het gebied. De zone ten zuiden van de Konijnestraat kent meer bebouwing. Samen met zijn situering dicht bij de kern van Vlezenbeek maakt dit deze zone geschikt voor het toelaten van bijkomende agrarische bebouwing in beperkte mate. Ze krijgt dan ook een zone voor landbouwuitbating met bebouwing als overdruk. De zone ten noorden van de Konijnestraat kent minder oktober 2010│P21832 78│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw bebouwing en sluit aan op het open landbouwgebied met zone met bouwbeperkingen. Ze krijgt dan ook een zone met bouwbeperkingen als overdruk.

De zone in het noorden van het deelgebied kent uitgesproken vergezichten die gevrijwaard moeten worden voor de toekomst. Het wordt dan ook gecategoriseerd als een open landbouwgebied met als overdruk zone met bouwbeperkingen. De zone in het uiterste zuiden kent eveneens uitgesproken vergezichten. Hier wordt er echter voor geopteerd om agrarische bebouwing mogelijk te maken met het oog op het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouwers. Om deze beleidsintentie concreet te vertalen is het noodzakelijk dat er verspreid over de open ruimte zones worden afgebakend waar agrarische bebouwing mogelijk is. Zones waar bebouwing als een zeer storend element zou ervaren worden, worden hiervan gevrijwaard. In deze zone is dat niet het geval en ze krijgt dan ook zone voor landbouwuitbating met bebouwing als overdruk.

De vallei van de Laarbeek bevindt zich in het westen van dit deelgebied. Er wordt een natuurgebied aangeduid volgens de afbakening van gewestplan (landbouwgebied bevindt zich in herbevestigd agrarisch gebied). Op deze wijze wordt het behoud en de ontwikkeling van aanwezige natuurwaarden veilig gesteld voor de toekomst. Deze vallei sluit in het zuiden aan op het kasteeldomein rond Groenenberg. Dit gebied wordt gecategoriseerd als parkgebied in het buitengebied en het behoud en de verdere ontwikkeling ervan wordt voorop gesteld, rekening houdend met de aanwezige historische, ecologische en recreatieve waarden.

In de gewenste open ruimte structuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werden binnen dit gebied twee stapsteenverbindingen aangeduid. Het RUP wenst deze ruimtelijk te vertalen in een zone voor ecologische verbindingen die loopt doorheen de aanwezige landbouwgebieden. Het gaat om een verbinding tussen de Vogel(en)zangbeekvallei en de Laarbeekvallei / kasteelpark Groenenberg en een verbinding tussen de Sobbroekbeekvallei en de Laarbeekvallei. De landbouwfunctie blijft het belangrijkste landgebruik binnen deze zone, maar hiernaast moet er aandacht besteed worden aan een vergroting van de natuurwaarden in het gebied.

Een gedeelte van dit gebied valt binnen de afbakening van het erfgoedlandschap (de zuidwestelijke punt) en zal onderworpen worden aan striktere voorschriften en bepalingen om de maximale vrijwaring van de onroerende erfgoedwaarden, cultuurhistorische en landschappelijke waarden te garanderen. Gebied 6: tussen Postweg, Brabantsebaan en Hoogstraat

Dit gebied vormt één van de grotere open ruimtegebieden in de gemeente. Het kent geleidelijke overgangen tussen het meer gecompartimenteerd landschapsbeeld in het noorden, het open landschapsbeeld met uitgesproken vergezichten centraal in het gebied en in het zuiden het open landschapsbeeld met vergezichten doorsneden door beekvalleien. De toekomstige ontwikkeling moet zorgen voor een behoud en versterking van deze landschapsbeelden samen met een optimalisering van de aanwezige functies, voornamelijk landbouw.

Het noordelijk deel sluit aan op de kern van Vlezenbeek, kent een sterk variërend landgebruik, een uitgebreid wegennet en eraan verbonden verspreide bebouwing. Dit zorgt voor een gecompartimenteerd landschapsbeeld zonder uitgesproken vergezichten. Het gebied wordt dan ook gecategoriseerd als gecompartimenteerd landbouwgebied. Bovendien wordt het gekenmerkt door de aanwezigheid van verschillende maneges, laagstamboomgaarden en een aantal serres. De gemeente wenst deze mogelijkheid in de toekomst te behouden. Daarom wordt er geopteerd om in deze zone geen overdruk te leggen. Binnen dit noordelijk deel situeren zich aan de Postweg twee parkgebieden rond

oktober 2010│P21832 79│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw een kasteel, kasteel de Bijtjes en kasteel Nederlo. Deze worden gecategoriseerd als parkgebied in het buitengebied. Er wordt gestreefd naar een optimalisering van de synergie tussen de verschillende functies en historische, ecologische en recreatieve waarden.

Meer zuidelijk krijgt het landschap een opener karakter met uitgesproken vergezichten. Dit gebied wordt gecategoriseerd als open landbouwgebied. Binnen dit open landbouwgebied is een differentiatie in ontwikkelingsperspectieven aangewezen, gebaseerd op de huidige gebiedskenmerken en het gewenste toekomstbeeld. Zo krijgt de centrale zone waar spectaculaire vergezichten aanwezig zijn een overdruk zone met bouwbeperkingen. Dit maakt nieuwe bebouwing onmogelijk en zorgt voor een bestendiging van de open ruimte en de vergezichten. Meer zuidelijk wordt het open landbouwgebied doorsneden door beekvalleien. Vergezichten zijn hier nog steeds aanwezig maar worden begrensd door de boscomplexen in de valleien. Bovendien kennen deze zones een verspreide bebouwing, met een belangrijk aandeel landbouwbedrijven. Dit maakt ze dan ook geschikt om te categoriseren als zone waar agrarische bebouwing in de toekomst mogelijk is. Ze krijgen zone voor landbouwuitbating met bebouwing als overdruk. Hetzelfde geldt voor de westelijke strook van het open landbouwgebied en een kleine zone in het noorden gesitueerd tegen het gecompartimenteerd landbouwgebied. Op deze wijze wordt eveneens de geleidelijke overgang tussen het gecompartimenteerd en het open landbouwgebied verder versterkt.

In het noorden van het gebied loopt de Vogel(en)zangbeek en in het zuiden de Gaspeldorenbeek, de Baasbergbeek en een andere zijbeek van de Zuunbeek. Rondom deze beken wordt een natuurgebied afgebakend waarbinnen natuurbehoud en -ontwikkeling voorop gesteld wordt. Het natuurgebied rond de Vogel(en)zangbeek is gebaseerd op het gewestplan, aangezien de landbouwgebieden er rond herbevestigd agrarisch gebied zijn. Het landbouwgebied rond de beken in het zuiden behoort niet tot herbevestigd agrarisch gebied. Rekening houdend met de biologische waardering van de percelen wordt het natuurgebied hier ruimer afgebakend. In de zuidelijke zone rond de Baasbergbeek vormt landbouw een belangrijk landgebruik. Dit vormt samen met zijn situering langs de kern van Sint-Laureins-Berchem een belangrijk argument om de zone aan te duiden als landbouw – natuurverwevingsgebied. Dit zijn eveneens de beleidswensen van de gemeente zoals vastgelegd in zijn gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

Een gedeelte van dit gebied valt binnen de afbakening van het erfgoedlandschap (de westelijke zone) en zal onderworpen worden aan striktere voorschriften en bepalingen om de maximale vrijwaring van de onroerende erfgoedwaarden, cultuurhistorische en landschappelijke waarden te garanderen. Gebied 7: tussen Brabantsebaan en gemeentegrens

Globaal kunnen er binnen dit gebied drie zones onderscheiden worden met een verschillend landschapbeeld. De zone in het uiterste westen (ten westen van de woonzone) kent een gecompartimenteerd landschapsbeeld door o.a. de aanwezigheid van KLE en de begroeiing in de Zuunbeekvallei. Ze wordt dan ook gecategoriseerd als gecompartimenteerd landbouwgebied met als overdruk zone voor landbouwuitbating met bebouwing. Dit sluit alle bebouwing, behalve agrarische, uit. Er wordt geopteerd om agrarische bebouwing toe te laten met het oog op het bieden van voldoende ontwikkelingsperspectieven voor de landbouwsector. Voor de zone ten oosten van de Molenbeekvallei rondom Sint-Laureins- Berchem geldt hetzelfde.

Tussen deze twee zones bevindt zich een uitgesproken open ruimtegeheel met overwegend akkerbouw als landgebruik. Bovendien is bebouwing er nagenoeg afwezig. Deze zone wordt gecategoriseerd als open landbouwgebied met zone met bouwbeperkingen als overdruk. Op deze wijze wordt het open ruimtegeheel veilig gesteld voor de toekomst. Enkel oktober 2010│P21832 80│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw in het westen en het oosten kent het open landbouwgebied een andere overdruk, namelijk zone voor landbouwuitbating met bebouwing. Dit met het oog op het bieden van voldoende ontwikkelingsperspectieven voor de landbouwsector.

In het zuiden van het gebied loopt de Zuunbeek. De vallei is goed ontwikkeld en het landgebruik bestaat er hoofdzakelijk uit boscomplexjes en weiland. Om deze natuurwaarden veilig te stellen en verder te ontwikkelen wordt een natuurgebied afgebakend (gebaseerd op de afbakening van het gewestplan). Rond de Molenbeekvallei wordt er eveneens geopteerd om de natuurwaarden verder te versterken. Landbouw vormt er echter nog een belangrijk landgebruik. Samen met zijn situering lans de kern van Sint-Laureins-Berchem een belangrijk argument om de zone aan te duiden als landbouw – natuurverwevingsgebied. Dit zijn eveneens de beleidswensen van de gemeente zoals vastgelegd in zijn gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Een kleinere zone wordt afgebakend als natuurgebied, het gaat hier om een onderdeel van het VEN-gebied 514, de vallei van de Laarbeek en de Molenbeek.

Het volledige gebied valt binnen de afbakening van het erfgoedlandschap en zal onderworpen worden aan striktere voorschriften en bepalingen om de maximale vrijwaring van de onroerende erfgoedwaarden, cultuurhistorische en landschappelijke waarden te garanderen. Gebied 8: tussen Hoogstraat, Bergensesteenweg, Europalaan en gemeentegrens

Globaal kunnen er in dit gebied drie deelgebieden worden onderscheiden met een verschillend landschapsbeeld en eraan gerelateerde ontwikkelingswensen: het noordelijk gebied, het centraal gebied en het gebied ten zuiden van de Rode beek. De Zuunbeekvallei vormt een belangrijk structuurbepalend en ecologisch element. Verdere versterking van de beekstructuur en de natuurwaarden staat er voorop. Hiertoe wordt een relatief breed natuurgebied afgebakend (grotendeels gebaseerd op het gewestplan met aantal kleine uitbreidingen in niet herbevestigde agrarische gebieden met een belangrijke biologische waarde). De Ketelbeekvallei sluit aan op de Zuunbeekvallei en wordt eveneens afgebakend als natuurgebied. Op deze wijze wordt het ecologisch netwerk in de gemeente verder versterkt. In het zuiden bevinden zich de Rode beek en de Labbeek. Het landgebruik bestaat er overwegend uit weilanden. De gemeente wenst de beekstructuur en de natuurwaarden te versterken en bakent hiertoe een natuurgebied af rond beide beken (gebaseerd op het gewestplan).

Het noordelijk deel van het gebied wordt gekenmerkt door uitgesproken vergezichten waarvan de visuele beleving plaatselijk echter beperkt wordt door aanwezige bebouwing. Bij de ontwikkelingsperspectieven staat het behoud en de versterking van deze vergezichten centraal. Bijkomende bebouwing is dan ook niet opportuun. Dit vertaalt zich in de categorisering van deze zone als open landbouwgebied met overdruk zone met bouwbeperkingen. Het gebied tussen de Ketelbeek en parkgebied Rukkelingen wordt doorkruist door een relatief groot aantal wegen waarrond bebouwing zich situeert. Dit zorgt samen met de boscomplexjes rond de Ketelbeek en het parkgebied voor een limitering van de vergezichten. Deze zone is dan ook geschikt om de ontwikkeling van agrarische bebouwing toe te laten om de landbouwsector maximaal te ondersteunen. Het gebied wordt eveneens afgebakend als open landbouwgebied maar kent als overdruk zone voor landbouwuitbating met bebouwing. Het parkgebied Rukkelingen wordt gecategoriseerd als parkgebied in het buitengebied en de ontwikkelingsperspectieven zullen hier dan ook op afgestemd worden.

Ten zuiden van de Rode beek bevindt zich eveneens een gebied met uitgesproken vergezichten die reiken tot ver in de buurgemeenten. Hoewel het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan het westelijk deel van dit gebied voorbehoudt voor gecompartimenteerd oktober 2010│P21832 81│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw landbouwgebied, wordt hier geopteerd om dit mee op te nemen in het open landbouwgebied tussen de Rode beek en de Labbeek. De belangrijkste reden hiervoor zijn de vergezichten die reiken tot Halle en dit mede dankzij het aanwezige reliëf en de afwezigheid van bebouwing en visueel storende elementen. De volledige zone ten zuiden van de Rode beek wordt gecategoriseerd als open landbouwgebied met zone met bouwbeperkingen als overdruk. De gemeente wenst immers de open ruimte maximaal te vrijwaren en bijkomende bebouwing is niet gewenst.

Het gebied tussen deze twee zones kent een ander karakter. De vergezichten zijn er minder uitgesproken door de bebouwing langs de wegen, het reliëf, KLE… Het gewenste landschapsbeeld speelt hierop in en de zone wordt gecategoriseerd als gecompartimenteerd landbouwgebied. De gebiedskenmerken zoals hierboven beschreven maken het gebied ongeschikt voor de oprichting van serreconstructies e.d.. Bijkomende agrarische bebouwing moet echter wel mogelijk zijn met het oog op de ondersteuning van de landbouwsector. Het gebied krijgt dan ook een zone voor landbouwuitbating met bebouwing als overdruk. Voor de zone in het noordoosten van dit gebied, tussen de Pepingsesteenweg en de Mekingenweg, worden andere ontwikkelingsperspectieven voorop gesteld. Om maximaal aan te sluiten op het open landbouwgebied zone met bouwbeperkingen wordt er geopteerd om alle vormen van bebouwing hier uit te sluiten. Deze zone krijgt dan ook zone met bouwbeperkingen als overdruk.

In de gewenste open ruimte structuur van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd aan de Europalaan een open ruimtecorridor geselecteerd. Deze corridor kruist de Europalaan welke volledig omgeven is door bebouwing lans minstens één straatzijde. Dit vormt een belangrijke beperking bij de realisatie van een open ruimte corridor. Vertaling van deze corridor naar het RUP open ruimte wordt dan ook niet vooropgesteld.

Een gedeelte van dit gebied valt binnen de afbakening van het erfgoedlandschap (de noordwestelijke zone) en zal onderworpen worden aan striktere voorschriften en bepalingen om de maximale vrijwaring van de onroerende erfgoedwaarden, cultuurhistorische en landschappelijke waarden te garanderen. Gebied 9: Koning van Spanje tussen N6, kanaal Brussel-Charleroi, gemeentegrens en Ruisbroeksesteenweg

De gemeente wenst dit ingesloten landbouwgebied te vrijwaren van verdere bebouwing en aan te wenden als een toegankelijke open ruimte binnen het stedelijk gebied. Deze beleidswens werd vastgelegd in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Sint-Pieters- Leeuw. Dit RUP zal hier dan ook aan tegemoet komen en het gebied wordt aangeduid als geïsoleerd landbouwgebied. Centraal in de ontwikkelingsperspectieven staat het behoud van de landbouwfunctie, maar dit rekening houdend met de stedelijke omgeving waarbinnen het zich bevindt. Gebied 10: tussen Lotbeek en gemeentegrens (Zenne)

In het uiterste oosten van de gemeente bevinden zich de Zennebeemden en eromheen liggende gebieden die nog niet ten prooi vielen aan de bebouwingsdruk. Te midden van een stedelijke omgeving vormen ze een groen element met een belangrijke waarde voor de levenskwaliteit in de omgeving. Er wordt dan ook geopteerd om deze maximaal te vrijwaren als open ruimte in stedelijk gebied. Ten oosten van de R0 bevinden zich boscomplexen die overwegend bestaan uit populier. De ontwikkeling tot natuurlijke boscomplexen, eventueel afgewisseld met waardevolle graslanden langsheen de Zenne, staat hier voorop. Om dit te realiseren wordt het gebied gecategoriseerd als natuurgebied.

In het gebied ten westen van de R0 vormt landbouw nog een belangrijk landgebruik, voornamelijk veeteelt, wat resulteert in de aanwezigheid van grote oppervlakten weilanden. oktober 2010│P21832 82│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Hiernaast komen er ook boscomplexen en KLE voor. De landbouw- en natuurfunctie worden hier voorop gesteld, zijn evenwaardig en ondersteunen elkaar. Hiertoe wordt het gebied gecategoriseerd als landbouw – natuurverwevingsgebied. Kleinere zones worden aangeduid als natuurgebied. Het gaat om het centrale boscomplex en de zone rond een oude gracht. Gebied 11: tussen Jan Baptist Bosmansstraat, Ferdinand Uylenbroeckstraat, Beverbeemd en gemeentegrens

De aanwezigheid van weilanden, bebossing, bomenrijen en andere KLE en de situering nabij het stedelijk gebied maakt dit gebied geschikt voor categorisering als landbouw – natuurverwevingsgebied. De verweving van beide functies wordt hier voorop gesteld.

oktober 2010│P21832 83│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

7. E FFECTEN VAN HET RUP

7 . 1 . Onderzoek tot m.e.r.

De overheid kan niet langer een plan of programma dat kadervormend is voor het afleveren van vergunningen voor projecten - zoals het RUP open ruimte - goedkeuren als er geen onderzoek is gebeurd naar de milieueffecten. In een onderzoek tot m.e.r. worden de te verwachten effecten van het voorgenomen plan of programma en de redelijke alternatieven beschreven en geëvalueerd. Voor de plannen en programma‟s die aanzienlijke en significante milieueffecten met zich mee kunnen brengen geldt er een plan-MER-plicht.

De m.e.r. screening (onderzoek tot m.e.r.) wordt hier integraal geïntegreerd in de toelichtingsnota van het voorliggende RUP. Deze dient dan ook samen gelezen te worden met de andere hoofdstukken van de toelichtingsnota, de bestaande toestand, het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften. Op deze wijze heeft de lezer steeds volledige inzage in het RUP en specifiek in de bestaande toestand als referentiesituatie en de planningscontext waarbinnen het voorliggend RUP kadert.

7. 1.1. Me thodiek

Een eerste stap in het onderzoek tot m.e.r. is nagaan of het RUP niet „van rechtswege‟ plan- MER-plichtig is volgens de regelgeving zoals vastgelegd in het D.A.B.M. Indien dit niet het geval is kan overgegaan worden op de beschrijving en evaluatie van de te verwachten significante effecten van het voorgenomen plan en de redelijke alternatieven.

Om dit onderzoek op een kwalitatieve wijze te kunnen voeren, wordt het plangebied onderverdeeld in verschillende planonderdelen. Hierbij wordt gestreefd naar een opdeling waarbij elk planonderdeel dezelfde bestemming in het geldend verordenend plan en dezelfde mogelijkheden in het voorgenomen plan kent. Per planonderdeel worden de belangrijkste veranderingen ten opzichte van de huidige bestemmingsvoorschriften wat betreft mogelijke activiteiten, stedenbouwkundige voorschriften e.d. ten gevolge van de uitvoering van het RUP kort weergegeven. Aan de hand van deze informatie wordt het afwegingskader ingevuld samen met de kwetsbaarheid van de verschillende disciplines in een planonderdeel21. Dit afwegingskader doet dienst als toetsing van de relevantie van de verschillende disciplines waarbinnen milieueffecten kunnen optreden. De beoordeling kan variëren tussen zeer relevant, relevant, beperkt relevant en niet relevant. Afhankelijk van deze beoordeling zullen de disciplines meer of minder uitgebreid onderzocht en besproken worden.

Bij de beoordeling van de milieueffecten worden er per discipline volgende stappen ondernomen. In een eerste fase wordt de referentiesituatie besproken die een indicatie geeft voor de kwetsbaarheid van het plangebied voor de betreffende discipline. Indien het afwegingskader oordeelde dat een verder onderzoek naar de milieueffecten van de betreffende discipline noodzakelijk was, worden in een tweede fase de milieueffecten en

21 De kwetsbaarheid van de verschillende disciplines wordt afgeleid uit de referentiesituatie in het plangebied. De bespreking hiervan gebeurt bij de beoordeling van de milieueffecten.

oktober 2010│P21832 84│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

milderende maatregelen onderzocht. Hierbij kan he t gaan om zeer beknopte, beknopte of uitgebreide bespreking.

7. 1.2. Toepassingsgebied

Het RUP open ruimte is niet „van rechtswege‟ plan-MER-plichtig omwille van twee redenen:

 In het RUP worden geen vergunningen voor projecten mogelijk gemaakt die behoren tot de bijlage I en II van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage zoals opgenomen in het BVR van 10/12/2004.  Het onderzoek tot passende beoordeling (zie 7.2) in het kader van het artikel 36ter §3 van het natuurdecreet brengt geen betekenisvolle effecten op de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones aan het licht. De opmaak van de eigenlijke passende beoordeling is dan ook niet vereist.

Omwille van bovenstaande motivering dient besloten te worden dat het RUP „van rechtswege‟ niet plan-MER-plichtig is, maar wel screeningsplichtig. Naargelang het resultaat van het onderzoek naar mogelijke aanzienlijke milieueffecten, wordt er een oordeel geveld over de noodzaak van de opmaak van een plan-MER:

 indien er geen aanzienlijke milieueffecten kunnen zijn: geen plan-MER-plicht;  indien er wel aanzienlijke milieueffecten kunnen worden aangetoond voor één of meerdere criteria: wel plan-MER-plicht.

7. 1.3. Planonderdelen en afwegingskader

Kaart 10: Afbakening planonderdelen Om het onderzoek tot m.e.r. op een kwalitatieve wijze te kunnen voeren worden onderstaande planonderdelen afgebakend binnen het RUP open ruimte. Elk planonderdeel kent dezelfde bestemming in het geldend verordenend plan (het gewestplan) en dezelfde mogelijkheden in het voorgenomen plan (het RUP open ruimte) Het gaat hierbij om de grote categorieën. Categorieën die slechts een zeer kleine zone bestrijken worden op de kaart met planonderdelen aangeduid als overig, maar worden hier niet expliciet besproken.

gewestplan RUP open ruimte zone – opp.

(landschappelijk waardevol) agrarisch gebied landbouwgebied A – 2168,65 ha

natuurgebied B – 212,07 ha

natuurgebied (/ bosgebied) natuurgebied C – 301,32 ha

parkgebied parkgebied D – 69,70 ha

Zone A

Kaart 11: Afbakening deelplanonderdelen zone A, B, C en D Planonderdeel A behelst de zones die op het gewestplan gecategoriseerd zijn als agrarisch gebied, al dan niet landschappelijk waardevol, en die in het RUP open ruimte landbouwgebied worden. Binnen het landbouwgebied wordt in het RUP in eerste instantie een onderscheid gemaakt tussen open, gecompartimenteerd en geïsoleerd landbouwgebied. De overdrukken zone met bouwbeperkingen en zone voor landbouwuitbating met bebouwing zorgen hierbij voor bijkomende beperkingen. Om deze

oktober 2010│P21832 85│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw onderverdelingen op een gepaste wijze te kunnen verwerken in het onderzoek tot m.e.r. wordt planonderdeel A verder onderverdeeld in deelplanonderdelen:

 A1: open landbouwgebied;  A2: open landbouwgebied – zone voor landbouwuitbating met bebouwing;  A3: open landbouwgebied – zone met bouwbeperkingen;  A4: gecompartimenteerd landbouwgebied;  A5: gecompartimenteerd landbouwgebied – zone voor landbouwuitbating met bebouwing;  A6: gecompartimenteerd landbouwgebied – zone met bouwbeperkingen;  A7: geïsoleerd landbouwgebied.

Globaal kan gesteld worden dat voor zone A geen echte bestemmingswijziging wordt doorgevoerd. Wel zal er een verschil zijn in de bepalingen, voorschriften en dus ook bouwmogelijkheden volgens het gewestplan en het RUP open ruimte. Voor de verschillende deelplanonderdelen wordt hieronder een overzicht gegeven van de belangrijkste stedenbouwkundige voorschriften die van belang zijn voor het beoordelen van de milieueffecten. zone – opp. stedenbouwkundige voorschriften

gewestplan

A landschap 2168,65 ha  goede plaatselijke ordening van het gebied nastreven;  respecteren van de schoonheidswaarden in de landschappelijk waardevolle zones. landbouw  akkerbouw, tuinbouw, veeteelt en visteelt (eveneens onder glas met hydrocultuur). constructies en verhardingen  voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen en woning van exploitanten;  para-agrarische bedrijven zijn toegelaten.

RUP open ruimte

A1 landschap 49,16 ha  bewaren en versterken typische plateaulandschap en aanwezige vergezichten. natuur  gebruik streekeigen plantmateriaal;  vrijstellen bermen van akkers en behoud holle wegen en begeleidende vegetaties;  inrichten zone voor ontwikkeling waterlopen;  behoud hoogstamboomgaarden en historisch permanente graslanden. landbouw  akkerbouw, veeteelt en tuinbouw (grondgebonden, geen serreteelten en geen intensieve veeteelt);  para-agrarische bedrijven in de enge zin;  maatregelen in het kader van overstromings- en erosieproblematiek. constructies en verhardingen  voorwaarden bebouwing:  gelegen aan uitgeruste weg;  maximale bundeling;  landschappelijk ingepast.  enkel constructies en verhardingen gerelateerd aan (para-) agrarische bedrijven;  geen constructies in functie van hobbylandbouw;  schuilhokken voor dieren en windturbines zijn toegelaten;  speciale bepalingen voor voormalige landbouwbedrijfszetels.

oktober 2010│P21832 86│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

recreatief medegebruik  constructies in het kader van passief laagdynamisch recreatief en educatief medegebruik;  laagdynamische recreatieve voorzieningen en verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing. A2  idem A1; 292,11 ha  geen para-agrarische bedrijven.

A3  idem A2; 1101,17 ha  geen nieuwe landbouwbedrijfzetels ;  bestaande grondgebonden landbouwbedrijven kunnen behouden blijven, bij uitbreiding en herbouw maximaal bouwvolume van 1000 m³ voor de exploitantenwoning en maximaal 600 m² onder bebouwing;  geen windturbines.

A4 landschap 239,90 ha  bewaren en versterken gecompartimenteerd landschap met karakteriserende kleine landschapselementen. natuur  idem A1. landbouw  idem A1;  geen para-agrarische bedrijven. constructies en verhardingen  idem A1;  geen para-agrarische constructies en verhardingen;  bestaande maneges kunnen gebundeld behouden blijven. recreatief medegebruik  idem A1. A5  idem A4; 307,87 ha  geen maneges.

A6  idem A5; 139,87 ha  geen nieuwe landbouwbedrijfzetels ;  bestaande grondgebonden landbouwbedrijven kunnen behouden blijven, bij uitbreiding en herbouw maximaal bouwvolume van 1000 m³ voor de exploitantenwoning en maximaal 600 m² onder bebouwing;  geen windturbines.

A7 landschap 38,57 ha  bewaren en versterken geïsoleerd open landbouwgebied. natuur  gebruik streekeigen plantmateriaal;  vrijstellen bermen van akkers. landbouw  akkerbouw, veeteelt en tuinbouw (grondgebonden, geen serreteelten en geen intensieve veeteelt);  geen para-agrarische bedrijven. constructies en verhardingen  idem A1;  geen nieuwe landbouwbedrijfzetels en geen para-agrarische bedrijven;  bestaande grondgebonden landbouwbedrijven kunnen behouden blijven;  geen windturbines. recreatief medegebruik  idem A1.

Deze bepalingen en voorschriften zijn een belangrijke basis om te bepalen of er al dan niet milieueffecten kunnen verwacht worden binnen de verschillende disciplines in het

oktober 2010│P21832 87│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw onderzoek tot m.e.r.. Onderstaande tabel geeft hiervan een synthese en zal bepalen of het noodzakelijk is om een discipline aan een nader onderzoek te onderwerpen of niet. De invulling van deze tabel wordt verklaard in de tekstuele bespreking van de verschillende

disciplines onder 7.1.4.

en en

-

en en

-

gie

Bodem Bodem Ener grondstoffenvoorraden Grond oppervlaktewater trillingen en Geluid Lucht en Atmosfeer factoren klimatologische Licht flora en Fauna onroerend Landschap, archeologie en erfgoed ruimte Mens en referentiesituatie o/x o o o o/x o/x o o/x xx x beoordeling effect

A1 o/x o o/x o o/x o/x o o/x o o

A2 o/x o o/x o o/x o/x o o/x o o

A3 o o o/x o o/x o/x o o/x o o

A4 o/x o o/x o o/x o/x o o o o

A5 o/x o o/x o o/x o/x o o o o

A6 o o o/x o o/x o/x o o o o

A7 o/x o o/x o o/x o/x o o/x o o relevant? x o x o o/x o/x o x x x referentiesituatie: kwetsbaarheid van de discipline relevant?: relevantie van discipline bij beoordeling milieueffecten xx = zeer kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een significant effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = zeer relevant – uitgebreide bespreking aangewezen (relevantie) x = kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = relevant – beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o/x = neutraal (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt hoogstens een minimaal effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = beperkt relevant – zeer beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o = niet kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt geen / een positief effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = niet relevant – bespreking niet aangewezen (relevantie) t = het effect is tijdelijk van aard (beoordeling effect) Zone B

Kaart 11: Afbakening deelplanonderdelen zone A, B, C en D Planonderdeel B behelst de zones die op het gewestplan gecategoriseerd zijn als agrarisch gebied, al dan niet landschappelijk waardevol, en die in het RUP open ruimte natuurgebied worden. Het gaat hier uitsluitend om agrarisch gebied dat niet is opgenomen in het herbevestigd agrarisch gebied. Een onderscheid kan gemaakt worden tussen de natuurgebieden en de landbouw – natuurverwevingsgebieden. Om dit op een gepaste wijze

oktober 2010│P21832 88│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw te kunnen verwerken in het onderzoek tot m.e.r. wordt planonderdeel B verder onderverdeeld in de planonderdelen:

 B1: natuurgebied;  B2: landbouw – natuurverwevingsgebied.

In zone B, vooral in zone B1, kan er gesteld worden dat een bestemmingswijziging van agrarisch naar natuurgebied wordt doorgevoerd. Er zal dan ook een wezenlijk verschil zijn in de bepalingen, voorschriften en de bouwmogelijkheden volgens het gewestplan en het RUP open ruimte. Voor de twee deelplanonderdelen wordt hieronder een overzicht gegeven van de belangrijkste stedenbouwkundige voorschriften die van belang zijn voor het beoordelen van de milieueffecten. zone – opp. stedenbouwkundige voorschriften

gewestplan

B landschap  goede plaatselijke ordening van het gebied nastreven; 212,07 ha  respecteren van de schoonheidswaarden in de landschappelijk waardevolle zones. landbouw  akkerbouw, tuinbouw, veeteelt en visteelt (eveneens onder glas met hydrocultuur). constructies en verhardingen  voor het bedrijf noodzakelijke gebouwen en woning van exploitanten;  para-agrarische bedrijven zijn toegelaten.

RUP open ruimte

B1 landschap  maximaal behouden karakteriserende elementen. 116,39 ha natuur  gebruik streekeigen plantmateriaal;  nastreven ruime variatie en diversiteit in standplaatsgebonden habitats;  versterken vallei- en depressiestructuren, natuurlijke ontwikkeling waterlopen en natuurlijke waterhuishouding voorop stellen. landbouw  extensieve landbouw onder de vorm van beheerlandbouw. constructies en verhardingen  geen nieuwe constructies, bebouwing en verhardingen;  bestaande grondgebonden landbouwbedrijven kunnen behouden blijven, bij uitbreiding en herbouw maximaal bouwvolume van 1000 m³ voor de exploitantenwoning en maximaal 400 m² onder bebouwing;  schuilhokken voor dieren zijn toegelaten;  speciale bepalingen voor voormalige landbouwbedrijfszetels. recreatief medegebruik  constructies in het kader van passief laagdynamisch recreatief en educatief medegebruik;  laagdynamische recreatieve voorzieningen en verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing.

B2 landschap  nastreven van een patchwork van kleinschalige akkers, permanente graslanden, 95,68 ha percelen onder natuurlijke ontwikkeling en lijnvormige landschapselementen;  behouden en versterken karakteriserende elementen. natuur  idem B1;  40% van de percelen onder natuur (30% permanent en 10% tijdelijk); oktober 2010│P21832 89│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 inrichten zone voor ontwikkeling waterlopen;  vrijstellen bermen van akkers en behoud holle wegen en begeleidende vegetaties;  behoud hoogstamboomgaarden en historisch permanente graslanden. landbouw  akkerbouw en veeteelt (grondgebonden, geen tuinbouw en serreteelten en geen intensieve veeteelt);  maatregelen in het kader van overstromings- en erosieproblematiek. constructies en verhardingen  idem B1. recreatief medegebruik  idem B1.

Deze bepalingen en voorschriften zijn een belangrijke basis om te bepalen of er al dan niet milieueffecten kunnen verwacht worden binnen de verschillende disciplines in het onderzoek tot m.e.r.. Onderstaande tabel geeft hiervan een synthese en zal bepalen of het noodzakelijk is om een discipline aan een nader onderzoek te onderwerpen of niet. De invulling van deze tabel is gebaseerd op de tekstuele bespreking van de verschillende

disciplines onder 7.1.4.

en en

-

en en

-

Bodem Bodem Energie grondstoffenvoorraden Grond oppervlaktewater trillingen en Geluid Lucht en Atmosfeer factoren klimatologische Licht flora en Fauna onroerend Landschap, archeologie en erfgoed ruimte Mens en referentiesituatie x o x o o/x o/x o x xx x beoordeling effect

B1 o o o o o o o o o x

B2 o o o o o o o o o o relevant? x o x o o/x o/x o x x x referentiesituatie: kwetsbaarheid van de discipline relevant?: relevantie van discipline bij beoordeling milieueffecten xx = zeer kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een significant effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = zeer relevant – uitgebreide bespreking aangewezen (relevantie) x = kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = relevant – beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o/x = neutraal (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt hoogstens een minimaal effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = beperkt relevant – zeer beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o = niet kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt geen / een positief effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = niet relevant – bespreking niet aangewezen (relevantie) t = het effect is tijdelijk van aard (beoordeling effect) Zone C

Kaart 11: Afbakening deelplanonderdelen zone A, B, C en D Planonderdeel C behelst de zones die op het gewestplan gecategoriseerd zijn als natuurgebied of bosgebied en die in het RUP open ruimte natuurgebied worden. Hier kan

oktober 2010│P21832 90│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw opnieuw een onderscheid gemaakt worden tussen de natuurgebieden en de landbouw – natuurverwevingsgebieden. Om dit op een gepaste wijze te kunnen verwerken in het onderzoek tot m.e.r. wordt planonderdeel C verder onderverdeeld in de planonderdelen:

 C1: natuurgebied;  C2: landbouw – natuurverwevingsgebied.

Globaal kan er gesteld worden dat er geen echte bestemmingswijziging wordt doorgevoerd. Voor de zones die worden omgezet van bosgebied naar natuurgebied verdwijnt wel de mogelijkheid tot het vrij exploiteren van de bossen. Exploiteren zal nog steeds mogelijk zijn, maar wordt verbonden aan natuurbehoud. Voor de twee deelplanonderdelen wordt hieronder een overzicht gegeven van de belangrijkste stedenbouwkundige voorschriften die van belang zijn voor het beoordelen van de milieueffecten.

zone – opp. stedenbouwkundige voorschriften

gewestplan

C natuur 301,32 ha  bevatten bossen, heide, aanslibbingen, vennen, venen, moerassen, duinen, rotsen, stranden …. landbouw  geen agrarisch bodemgebruik, ontginningen…; constructies en verhardingen  oprichting jagers- en vissershutten is mogelijk, maar deze mogen geenzins dienst doen als woonverblijven;  schuilhokken voor dieren in functie van natuurbehoud.

RUP open ruimte

C1 landschap 300,98 ha  maximaal behouden karakteriserende elementen. natuur  gebruik streekeigen plantmateriaal;  nastreven ruime variatie en diversiteit in standplaatsgebonden habitats;  versterken vallei- en depressiestructuren, natuurlijke ontwikkeling waterlopen en natuurlijke waterhuishouding voorop stellen. landbouw  extensieve landbouw onder de vorm van beheerlandbouw. constructies en verhardingen  geen nieuwe constructies, bebouwing en verhardingen;  bestaande grondgebonden landbouwbedrijven kunnen behouden blijven, bij uitbreiding en herbouw maximaal bouwvolume van 1000 m³ voor de exploitantenwoning en maximaal 400 m² onder bebouwing;  schuilhokken voor dieren zijn toegelaten;  speciale bepalingen voor voormalige landbouwbedrijfszetels. recreatief medegebruik  constructies in het kader van passief laagdynamisch recreatief en educatief medegebruik; laagdynamische recreatieve voorzieningen en verblijfsrecreatie in bestaande bebouwing.

C2 landschap 0,34 ha  nastreven van een patchwork van kleinschalige akkers, permanente graslanden, percelen onder natuurlijke ontwikkeling en lijnvormige landschapselementen;  behouden en versterken karakteriserende elementen. natuur

oktober 2010│P21832 91│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 idem C1;  40% van de percelen onder natuur (30% permanent en 10% tijdelijk);  inrichten zone voor ontwikkeling waterlopen;  vrijstellen bermen van akkers en behoud holle wegen en begeleidende vegetaties;  behoud hoogstamboomgaarden en historisch permanente graslanden. landbouw  akkerbouw en veeteelt (grondgebonden, geen tuinbouw en serreteelten en geen intensieve veeteelt);  maatregelen in het kader van overstromings- en erosieproblematiek. constructies en verhardingen  idem C1. recreatief medegebruik  idem C1.

Deze bepalingen en voorschriften zijn een belangrijke basis om te bepalen of er al dan niet milieueffecten kunnen verwacht worden binnen de verschillende disciplines in het onderzoek tot m.e.r.. Onderstaande tabel geeft hiervan een synthese en zal bepalen of het noodzakelijk is om een discipline aan een nader onderzoek te onderwerpen of niet. De invulling van deze tabel is gebaseerd op de tekstuele bespreking van de verschillende

disciplines onder 7.1.4.

en en

-

en en

-

Bodem Bodem Energie grondstoffenvoorraden Grond oppervlaktewater trillingen en Geluid Lucht en Atmosfeer factoren klimatologische Licht flora en Fauna onroerend Landschap, archeologie en erfgoed ruimte Mens en referentiesituatie xx o o/x o o/x o/x o xx xx xx beoordeling effect

C1 o o o o o o o o o o

C2 o o o o o o o o o o relevant? x o x o o/x o/x o x x x

referentiesituatie: kwetsbaarheid van de discipline relevant?: relevantie van discipline bij beoordeling milieueffecten xx = zeer kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een significant effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = zeer relevant – uitgebreide bespreking aangewezen (relevantie) x = kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = relevant – beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o/x = neutraal (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt hoogstens een minimaal effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = beperkt relevant – zeer beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o = niet kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt geen / een positief effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = niet relevant – bespreking niet aangewezen (relevantie) t = het effect is tijdelijk van aard (beoordeling effect)

oktober 2010│P21832 92│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Zone D

Kaart 11: Afbakening deelplanonderdelen zone A, B, C en D Planonderdeel D behelst de zones die op het gewestplan gecategoriseerd zijn als parkgebied en die in het RUP open ruimte parkgebied worden. Binnen het RUP wordt een onderscheid gemaakt tussen de parkgebieden in stedelijk gebied en deze in buitengebied. Om dit op een gepaste wijze te kunnen verwerken in het onderzoek tot m.e.r. wordt planonderdeel D verder onderverdeeld in de planonderdelen:

 D1: parkgebied in buitengebied;  D2: parkgebied in stedelijk gebied.

Globaal kan er gesteld worden dat er geen echte bestemmingswijziging wordt doorgevoerd. Wel zal er een verschil zijn in de bepalingen, voorschriften en dus ook bouwmogelijkheden volgens het gewestplan het RUP open ruimte. Voor de verschillende deelplanonderdelen wordt hieronder een overzicht gegeven van de belangrijkste stedenbouwkundige voorschriften die van belang zijn voor het beoordelen van de milieueffecten.

zone – opp. stedenbouwkundige voorschriften

gewestplan

D algemeen 69,70 ha  parkgebieden in hun staat bewaren. recreatief medegebruik  sociale functie;  geen gemeenschapsvoorzieningen of openbare nutsvoorzieningen.

RUP open ruimte

D1 algemeen 47,68 ha  behoud en ontwikkeling parken;  minimale G/T van 70% en een maximale B/T van 25%. natuur  maximaal respecteren aanwezige waardevolle natuurwaarden. constructies en verhardingen  geen nieuwe harde functies of bebouwing. recreatief medegebruik  passieve recreatie;  laagdynamische recreatieve voorzieningen.

D2 algemeen 22,02 ha  behoud en ontwikkeling parken;  inrichten gemeenschapsvoorzieningen  minimale G/T van 55% en een maximale B/T van 40%. natuur  maximaal respecteren aanwezige waardevolle natuurwaarden. constructies en verhardingen  nieuwe harde functies of bebouwing na gebiedsspecifieke evaluatie. recreatief medegebruik  passieve recreatie;  recreatieve voorzieningen.

Deze bepalingen en voorschriften zijn een belangrijke basis om te bepalen of er al dan niet milieueffecten kunnen verwacht worden binnen de verschillende disciplines in het onderzoek tot m.e.r.. Onderstaande tabel geeft hiervan een synthese en zal bepalen of het noodzakelijk is om een discipline aan een nader onderzoek te onderwerpen of niet. De oktober 2010│P21832 93│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

invulling van deze tabel is gebaseerd op de tekstuele bespreking van de verschillende

disciplines onder 7.1.4.

en en

-

en en

-

rond

Bodem Bodem Energie grondstoffenvoorraden G oppervlaktewater trillingen en Geluid Lucht en Atmosfeer factoren klimatologische Licht flora en Fauna onroerend Landschap, archeologie en erfgoed ruimte Mens en

referentiesituatie x o o/x o o/x o/x o xx xx xx

beoordeling effect

D1 o o o o o o o o o o

D2 o o o o o o o o o o

relevant? x o x o o/x o/x o x x x

referentiesituatie: kwetsbaarheid van de discipline relevant?: relevantie van discipline bij beoordeling milieueffecten xx = zeer kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een significant effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = zeer relevant – uitgebreide bespreking aangewezen (relevantie) x = kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt een effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = relevant – beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o/x = neutraal (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt hoogstens een minimaal effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = beperkt relevant – zeer beknopte bespreking aangewezen (relevantie) o = niet kwetsbaar (referentiesituatie) = binnen het planonderdeel wordt geen / een positief effect op deze discipline verwacht (beoordeling effect) = niet relevant – bespreking niet aangewezen (relevantie) t = het effect is tijdelijk van aard (beoordeling effect)

7. 1.4. Beoordeling milieueffecten

Bodem

Kaart 12: Bodemkaart met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) Kaart 13: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – verzuring met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) Kaart 14: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – eutrofiëring met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) Kaart 15: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – verdroging met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) De effecten van de uitvoering van het RUP op de fysische bodemtoestand kunnen zich manifesteren onder de vorm van een toename in de verharde oppervlakte, een verstoring van de bodem en een verdichting. Wat betreft bodemkwaliteit zullen mogelijke effecten zich hoofdzakelijk uiten op het vlak van verzuring, eutrofiëring en verdroging. Per zone wordt eerst een korte beschrijving gegeven van de referentiesituatie, de kwetsbaarheid van de verschillende factoren, gevolgd door een bespreking van de mogelijke milieueffecten.

oktober 2010│P21832 94│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Zone A

Referentiesituatie

De bodem in zone A bestaat hoofdzakelijk uit een droge leembodem (overwegend zonder profiel). Hiernaast komen eveneens vochtige leembodems met een textuur B horizont voor. Kleine zones hebben een natte leembodem of een droge of vochtige zandleembodem. Aangezien het hier voornamelijk gaat om droge leembodems kan gesteld worden dat de bodem weinig kwetsbaar tot kwetsbaar is voor verdichting. Zone A is nagenoeg volledig erosiegevoelig (zie 7.3). Wat betreft verzuring wordt het grootste deel gecategoriseerd als niet kwetsbaar of niet tot weinig kwetsbaar. In vergelijking hiermee zijn de bodems iets kwetsbaarder voor eutrofiëring en verdroging. De grootse oppervlakten zijn hier niet kwetsbaar voor, maar er komen ook kleinere zones voor die niet tot weinig kwetsbaar, weinig kwetsbaar of weinig kwetsbaar tot kwetsbaar zijn. Globaal kan gesteld worden dat het hier gaat om een bodem die niet uitgesproken kwetsbaar is voor mogelijke milieueffecten op de bodem.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Binnen zone A vindt er geen echte bestemmingswijziging plaats. De zone blijft bestemd voor de landbouwexploitatie. In vergelijking met het gewestplan zullen er strengere voorwaarden gelden voor zowel de landbouwexploitatie als mogelijke bebouwing, verhardingen en constructies. Een uitgebreide bespreking van deze discipline in het kader van het onderzoek tot m.e.r. is dan ook niet aan de orde. Een aantal aspecten zullen hieronder kort aangehaald worden.

Ten opzichte van de bestaande toestand is bijkomende verharding en bebouwing mogelijk, hoofdzakelijk in zone A1, A2, A4 en A5. Wanneer dit echter wordt vergeleken met de huidige juridische toestand worden de mogelijkheden voor bijkomende verharding en bebouwing sterk ingeperkt. Verstoring, verdichting, verzuring, eutrofiëring en verdroging van de bodem zal nagenoeg ongewijzigd blijven, aangezien de landbouwfunctie behouden blijft. De voorschriften ter versterking van natuurwaarden en de ontwikkeling van natuurlijke waterlopen zullen hier een positieve invloed op hebben.

Zone A7 krijgt een nabestemming als gebied voor wonen en park. Wanneer deze wordt gerealiseerd zal dit wel een invloed hebben op de fysische bodemtoestand en de bodemkwaliteit. Bijkomende verhardingen zullen gerealiseerd worden. Anderzijds zal bodem uit landbouw gehaald worden en omgezet worden in parkgebied. Dit zal ervoor zorgen dat natuurlijke bodemprocessen kunnen plaatsvinden en de bodemkwaliteit en de fysische bodemtoestand op termijn zal verbeteren. Er kan dan ook gesteld worden dat er zowel positieve als negatieve gevolgen zullen zijn voor de bodem en dat er globaal geen significant negatief effect waarneembaar zal zijn.

Beoordeling

Het feit dat het hier gaat om een niet kwetsbare bodem en de landbouwexploitatie er grotendeels behouden zal blijven, zorgt ervoor dat de effecten van de uitvoering van het RUP op de fysische bodemtoestand en de bodemkwaliteit niet significant zijn.

Zone B

Referentiesituatie

Binnen zone B bestaat de bodem hoofdzakelijk uit droge en vochtige leem. In het oosten komen twee zones voor die bestaan uit natte leem en klei. Deze vochtige leem- en kleibodems zijn kwetsbaar voor verdichting. Zone B is grotendeels erosiegevoelig (zie 7.3). Wat betreft verzuring wordt het grootste deel gecategoriseerd als niet tot weinig kwetsbaar. Kleine zones worden echter aangeduid als kwetsbaarder. In vergelijking hiermee zijn de oktober 2010│P21832 95│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw bodems iets kwetsbaarder voor eutrofiëring en verdroging. De kwetsbaarheid varieert hiervoor van niet kwetsbaar tot zeer kwetsbaar en de meeste zones zijn weinig kwetsbaar tot kwetsbaar. Globaal kan gesteld worden dat het hier gaat om een bodem die matig kwetsbaar is voor mogelijke milieueffecten.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Zone B werd onderverdeeld in zone B1, natuurgebied, en zone B2, landbouw – natuurverwevingsgebied. Aangezien er hier een wezenlijk verschil zal zijn tussen de invulling van het gebied, worden de milieueffecten voor beide zones afzonderlijk besproken.

In zone B2 is er sprake van een gedeeltelijke herbestemming. Landbouwexploitatie blijft behouden, maar hiernaast krijgt ook natuurbehoud een belangrijke functie te vervullen. De omzetting van landbouw naar natuur zal een positief effect hebben op de bodemtoestand. Natuurlijke bodemprocessen kunnen opnieuw plaatsvinden, er komt een einde aan de grootschalige verstoring en verdere verdichting van de bodem. Bovendien zal een permanentere bodembezetting zorgen voor een afname van de erosie in het gebied. Op de percelen die onder landbouw blijven zal de huidige toestand behouden blijven en is er dus sprake van een status quo.

In zone B1 wordt het agrarisch grondgebruik volledig omgezet in natuur. Dit zal een uitgesproken positief effect hebben op de bodemtoestand. Bovendien wordt de oprichting van nieuwe constructies, bebouwing en verhardingen niet langer mogelijk gemaakt in de volledige zone B (op uitzonderingen onder specifieke voorwaarden na), terwijl dit wel het geval was volgens de bestemming van het gewestplan.

Beoordeling

De uitvoering van het RUP open ruimte zal er in zone B voor zorgen dat de matig kwetsbare bodems minder worden blootgesteld aan activiteiten met potentiële bodemdegraderende effecten. Vooral de afbouw van de landbouwexploitatie en het stoppen van de oprichting van nieuwe constructies, bebouwing en verhardingen zullen zorgen voor een positief effect op de bodemkarakteristieken. Er kan dan ook gesteld worden dat er in deze zone geen significant negatieve milieueffecten zullen optreden wat betreft bodemgesteldheid.

Zone C

Referentiesituatie

De bodem in zone C bestaat hoofdzakelijk uit natte en vochtige leem met een aantal kleine zones met natte klei. Deze bodems zijn door hun hoge vochtigheid kwetsbaar voor verdichting. Zone C is grotendeels niet erosiegevoelig (zie 7.3). Wat betreft verzuring wordt het grootste deel gecategoriseerd als niet tot weinig kwetsbaar of weinig kwetsbaar. Er situeren zich ook een aantal kleine zones die kwetsbaarder zijn. In vergelijking hiermee zijn de bodems iets kwetsbaarder voor eutrofiëring en verdroging. De kwetsbaarheid hiervoor varieert zeer sterk. Globaal kan gesteld worden dat de bodems weinig kwetsbaar tot kwetsbaar zijn voor eutrofiëring en kwetsbaar voor verdroging. In zone C gaat het dan oom om een bodem die kwetsbaar is voor mogelijke milieueffecten.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Zone C werd onderverdeeld in zone C1, natuurgebied, en zone C2, landbouw – natuurverwevingsgebied. In praktijk vallen alle gebieden in zone C2 echter binnen de zone voor ontwikkeling waterlopen. Langs beide zijden van de aanwezige waterlopen moet er immers 15 m vrijgehouden worden van de landbouwexploitatie. Binnen deze zone staat net als in zone C1 natuurbehoud voorop. Er is dan ook geen sprake van een bestemmingswijziging ten opzichte van het gewestplan. Een uitgebreide bespreking van deze discipline in het kader van het onderzoek tot m.e.r. is dus niet aan de orde. oktober 2010│P21832 96│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Beoordeling

Het behoud van de natuurbestemming zorgt ervoor dat de kwetsbare bodems binnen zone C ook in de toekomst niet kunnen worden blootgesteld aan activiteiten met potentiële bodemdegraderende effecten. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er geen significant negatieve milieueffecten op de bodemgesteldheid zullen optreden.

Zone D

Referentiesituatie

In zone D bestaat de bodem uit verschillende bodemtypes. De belangrijkste factor hierbij is de situering van het parkgebied op de plateaus of in de valleien. De bodem varieert hoofdzakelijk tussen antropogeen, droge leem, vochtige en natte leem. De kwetsbaarheid voor verdichting hangt voornamelijk af van de vochtigheid van de bodem. De vochtige en natte bodems zijn kwetsbaar voor verdichting. Ook hier geldt een variatie in de erosiegevoeligheid (zie 7.3) al naargelang de situering van het parkgebied, net als voor verzuring, eutrofiëring en verdroging. Het is dan ook moeilijk om een globale uitspraak te doen over de kwetsbaarheid van de bodems binnen zone D. Alles bij elkaar genomen kan gesteld worden dat de bodems matig kwetsbaar zijn.

Milieueffecten en milderende maatregelen

De bestemming van het gewestplan wordt binnen zone D volledig behouden. Een uitgebreide bespreking van deze discipline in het kader van het onderzoek tot m.e.r. is dus niet aan de orde. Een aantal relevante aspecten zullen wel kort aangehaald worden. Zo worden de bouwmogelijkheden verder beperkt dan het geval was onder het gewestplan. In zone D2 blijft de oprichting van bijkomende bebouwing, verhardingen en constructies mogelijk terwijl dit in zone D1 niet langer het geval is. Ten opzichte van de bestaande toestand is er sprake van een potentieel licht negatief effect op de bodemkarakteristieken, terwijl het ten opzichte van de huidige juridische toestand eerder gaat om een licht positief effect.

Beoordeling

Binnen zone D blijft de parkbestemming behouden met extra aandacht voor natuurwaarden en een vermindering van de bebouwingsmogelijkheden. Concluderend kan gesteld worden dat er geen significant negatieve milieueffecten op de bodemgesteldheid zullen optreden.

Besluit bodem

Voor de discipline bodem kan volgende conclusie getrokken worden wat betreft mogelijk significante negatieve milieueffecten. De bestemming van het gewestplan blijft over het volledige plangebied grotendeels behouden en bepalingen en voorschriften worden strikter. Dit is het geval voor zone A, C en D. Enkel in zone B is er sprake van een werkelijke bestemmingswijziging. Het gaat hier om agrarisch gebied dat wordt omgezet in natuurgebied en dit zal positieve gevolgen hebben voor de bodemgesteldheid. Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen significante negatieve effecten op de bodemgesteldheid zal teweeg brengen. Energie- en grondstoffenvoorraden

Voor alle zones geldt dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen wijzigingen in de aanwezige energie- en grondstoffenvoorraden zal veroorzaken.

oktober 2010│P21832 97│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Grond- en oppervlaktewater

Kaart 16: Drainageklassen met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010) Kaart 17: Grondwaterkwetsbaarheidskaart met afbakening planonderdelen (bron: DOV, 2010) De discipline grond- en oppervlaktewater valt uiteen in twee subdisciplines, namelijk de grond- en oppervlaktewaterhuishouding en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. De grond- en oppervlaktewaterhuishouding zal hier slechts zeer beknopt besproken worden. Deze komt uitgebreider aan bod in de watertoets in sectie 7.3. Vooraleer over te gaan tot een korte beschrijving van de referentiesituatie per zone, worden eerst een aantal algemenere aspecten van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in Sint-Pieters- Leeuw besproken. Deze gelden voor de verschillende zones. Bij de bespreking van de referentiesituatie en de milieueffecten en milderende maatregelen per zone zullen deze aspecten niet opnieuw aangehaald worden.

Het volledige plangebied bevindt zich in het Dijle- en Zennebekken en het wordt doorsneden door een groot aantal waterlopen (zie 4.2.2 en 7.3.1). Ze hebben een matige waterkwaliteit die, volgens de metingen van de Vlaamse Milieumaatschappij, sterk varieert tussen de verschillende waterlopen. Voor 6 van de 9 meetplaatsen voldoet minstens één gemeten parameter niet aan de basiskwaliteit voor de milieukwaliteitsnorm. De PIO22 en de BBI23 vormen twee indexen om de algemene kwaliteit van onze waterlopen kwantitatief te kunnen beoordelen. De PIO is overwegend matig verontreinigd en de BBI kent een matige tot zeer slechte kwaliteit.

Verspreid over het plangebied komen een aantal grondwatervergunningen voor. De activiteiten die mogelijk gemaakt worden door het RUP open ruimte zijn niet van die aard dat bijkomende grondwatervergunningen noodzakelijk zijn. Er bevinden zich geen beschermingszones voor grondwaterwinning of waterwingebieden te Sint-Pieters-Leeuw. Volgens het zoneringsplan van de Vlaamse Milieumaatschappij bevindt de aanwezige bebouwing zich hoofdzakelijk in individueel te optimaliseren buitengebied. Dit betekent dat er geen aansluiting is op een operationele afvalwaterzuiveringsinstallatie en dat deze er in de toekomst ook niet zal komen. De inrichting van een IBA (individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater) wordt hier voorop gesteld. Bovendien moeten de nodige maatregelen worden genomen om bij de afwatering van verharde oppervlaktes vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Elke stedenbouwkundige aanvraag dient tevens minimaal te voldoen aan de vigerende gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten e.a. en de provinciale stedenbouwkundige verordening hemelwater.

22 De Prati Index zuurstog (PIO) geeft aan of er al dan niet een probleem is met de zuurstofverzadiging in het water. Dit kan zowel gaan om zuurstofgebrek als verzadiging. (0,1 - 1: niet verontreinigd; 1 - 2: aanvaardbaar; 2 - 4: matig verontreinigd; 4 - 8: verontreinigd en >8: zwaar verontreinigd)

23 De Belgische Biotische Index (BBI) evalueert de kwaliteit van een waterloop als biotoop. Deze index is gebaseerd op de aan- of afwezigheid van met het blote oog zichtbare ongewervelde waterdiertjes. De BBI integreert twee factoren: de aan- of afwezigheid van verontreinigingsgevoelige soorten en het totale aantal aangetroffen soortengroepen. (9 - 10: zeer goede kwaliteit; 7 - 8: goede kwaliteit; 5 - 6: matige kwaliteit; 3 - 4: slechte kwaliteit; 1 - 2: zeer slechte kwaliteit en 0: uiterst slechte kwaliteit)

oktober 2010│P21832 98│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Zone A

Referentiesituatie

In zone A is de drainageklasse overwegend droog met een aantal matig natte of natte zones. Andere aspecten van de referentiesituatie voor de grond- en oppervlaktewaterhuishouding zullen besproken worden onder de watertoets in 7.3.

Concreet bevinden er zich binnen zone A geen geklasseerde waterlopen. Hiernaast wordt zone A gecategoriseerd als weinig kwetsbaar wat betreft de grondwaterkwetsbaarheid24. Er kan dan ook gesteld worden de zone A niet kwetsbaar is wat betreft de kwaliteit van zijn grond- en oppervlaktewater.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Milieueffecten en milderende maatregelen voor de grond- en oppervlaktewaterhuishouding worden besproken onder de watertoets in 7.3. Hier komt geen uitgesproken problematiek naar voren en bovendien worden er een aantal milderende maatregelen genomen om eventuele negatieve effecten op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding te minimaliseren.

Zowel voor bestaande als bijkomende bebouwing (A1, A2, A4 en A5) gelden de milderende maatregelen voor de kwaliteit en kwantiteit van het grond- en oppervlaktewater zoals hierboven besproken voor het volledige plangebied. Volgende aspecten zijn van het belang voor de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in zone A. De agrarische activiteiten zullen behouden blijven en kunnen zorgen voor het uitlogen van stoffen naar het grond- en oppervlaktewater (als gevolg van bemesting, het gebruik van bestrijdingsmiddelen…). De actuele wetgeving hieromtrent zorgt echter voor een beperking hiervan. Bovendien blijft de huidige situatie ongewijzigd en is er nu reeds sprake van deze nadelige effecten van de landbouwuitbating op de waterkwaliteit. De inrichting van zones van 30 m rond de waterlopen waarbinnen agrarische activiteiten niet langer kunnen plaatsvinden zal zorgen voor een verlaging van de uitloging naar de waterlopen en de waterkwaliteit ten goede komen.

Beoordeling

Binnen zone A blijft de agrarische activiteit behouden. Wel zullen er extra maatregelen genomen worden die zullen zorgen voor een verbetering van de situatie wat betreft de grond- en oppervlaktewaterhuishouding en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Er kan dan ook geenszins gesproken worden van een significant negatief milieueffect.

Zone B

Referentiesituatie

De drainageklassen in zone B zijn droog tot matig nat of nat. Andere aspecten van de referentiesituatie voor de grond- en oppervlaktewaterhuishouding zullen besproken worden onder de watertoets in 7.3.

Zone B wordt grotendeels gecategoriseerd als weinig kwetsbaar wat betreft de grondwaterkwetsbaarheid. De zone in het oosten is echter zeer kwetsbaar en deze in het zuidoosten uiterst kwetsbaar. Er kan dan ook gesteld worden dat zone B matig kwetsbaar is wat betreft de kwaliteit van zijn grond- en oppervlaktewater.

24 De grondwaterkwetsbaarheid van een gebied is een code die het risico op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag aangeeft (bron: DOV, 2010).

oktober 2010│P21832 99│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Milieueffecten en milderende maatregelen

Milieueffecten en milderende maatregelen voor de grond- en oppervlaktewaterhuishouding worden besproken onder de watertoets in 7.3. Hier komt geen uitgesproken problematiek naar voren en bovendien worden er een aantal milderende maatregelen genomen om eventuele negatieve effecten op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding te minimaliseren.

Bijkomende bebouwing is niet toegelaten en de reeds aanwezige bebouwing valt onder de milderende maatregelen voor de kwaliteit en kwantiteit van het grond- en oppervlaktewater zoals hierboven besproken. Hiernaast worden de agrarische activiteiten stopgezet in zone B1. Dit zal zorgen voor een positief effect op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater (uitloging van stoffen zal sterk verminderen). In zone B2 kunnen agrarische activiteiten wel behouden blijven, maar zal een vermindering ervan plaatsvinden. Bovendien zal het overwegend gaan om minder intensieve landbouwactiviteiten. Dit zal eveneens zorgen voor een positief effect op de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Een uitgebreide bespreking van deze discipline is binnen het onderzoek tot m.e.r. dan ook niet aan de orde.

Beoordeling

De agrarische activiteit in zone B wordt afgebouwd. Bovendien worden er maatregelen genomen die zullen zorgen voor een verbetering van de grond- en oppervlaktewaterhuishouding en de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. Er kan dan ook geenszins gesproken worden van significante negatieve milieueffecten.

Zone C

Referentiesituatie

Zone C kent matig natte tot zeer natte drainageklassen. Andere aspecten van de referentiesituatie voor de grond- en oppervlaktewaterhuishouding zullen besproken worden onder de watertoets in 7.3.

Binnen zone C bevinden zich een aantal geklasseerde waterlopen. Hiernaast wordt zone C gecategoriseerd als weinig kwetsbaar wat betreft de grondwaterkwetsbaarheid. Een uitzondering hierop zijn de Zennebeemden in het oosten, zij zijn zeer kwetsbaar. Globaal kan er gesteld worden dat zone C niet kwetsbaar is wat betreft de kwaliteit van zijn grond- en oppervlaktewater.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Milieueffecten en milderende maatregelen voor de grond- en oppervlaktewaterhuishouding worden besproken onder de watertoets in 7.3. Hier komt geen uitgesproken problematiek naar voren en bovendien worden er een aantal milderende maatregelen genomen om eventuele negatieve effecten op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding te minimaliseren.

Zone C werd onderverdeeld in zone C1, natuurgebied, en zone C2, landbouw – natuurverwevingsgebied. In praktijk vallen alle gebieden in zone C2 echter binnen de zone voor ontwikkeling waterlopen. Langs beide zijden van de aanwezige waterlopen moet er immers 15 m vrijgehouden worden van de landbouwexploitatie. Binnen deze zone staat net als in zone C1 natuurbehoud voorop. Er is dan ook geen sprake van een bestemmingswijziging ten opzichte van het gewestplan. Een verdere bespreking van deze discipline is dus niet aan de orde.

oktober 2010│P21832 100│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Beoordeling

De natuurbestemming in zone C blijft behouden. Dit zal blijvend zorgen voor een bescherming van de waterlopen, hun waterkwaliteit en dat van het grondwater. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat er geen significant negatieve milieueffecten op het grond- en oppervlaktewater zullen optreden.

Zone D

Referentiesituatie

De drainageklassen in zone D worden in belangrijke mate bepaald door hun situering. Ze variëren van droog tot nat. Andere aspecten van de referentiesituatie voor de grond- en oppervlaktewaterhuishouding zullen besproken worden onder de watertoets in 7.3.

Zone D wordt gecategoriseerd als weinig kwetsbaar wat betreft de grondwaterkwetsbaarheid. Globaal kan er gesteld worden dat het grond- en oppervlaktewater in zone D niet uitgesproken kwetsbaar is.

Milieueffecten en milderende maatregelen

De bestemming van het gewestplan wordt binnen zone D volledig behouden en bovendien worden de bouwmogelijkheden verder beperkt en worden milderende maatregelen opgelegd. Een uitgebreide bespreking van deze discipline is niet aan de orde.

Beoordeling

Het behoud van de bestemming als parkgebied en een vermindering van de bouwmogelijkheden zal niet resulteren in significant negatieve milieueffecten op het grond- en oppervlaktewater in zone D.

Besluit grond- en oppervlaktewater

Volgende algemene conclusie kan genomen worden voor de discipline grond- en oppervlaktewater. De huidige bestemmingen blijven grotendeels behouden. Dit is het geval in zone A, C en D. In zone B wordt landbouwgebied omgezet naar natuurgebied wat een positief effect zal hebben op het grond- en oppervlaktewater. Hiernaast worden in de voorschriften voor het volledige plangebied een aantal milderende maatregelen opgelegd die zullen zorgen voor een verdere bescherming van de kwantiteit en kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater. De uitvoering van het RUP open ruimte zal dan ook niet zorgen voor het optreden van significant negatieve milieueffecten op deze discipline. Geluid en trillingen

Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline mens en ruimte.

Door de aard van de activiteiten die binnen het RUP open ruimte worden mogelijk gemaakt is een bespreking van de discipline geluid en trillingen niet aan de orde. De geluidsbelasting zal over het volledige plangebied nagenoeg ongewijzigd blijven en de mogelijkheid tot de ontwikkeling van bijkomende geluidsbelasting wordt ten opzichte van de huidige mogelijkheden van het gewestplan verder beperkt. Er zullen dan ook geen significant negatieve milieueffecten als gevolg van de uitvoering van het RUP optreden binnen deze discipline. Lucht

Binnen deze discipline geldt er een overdracht naar de discipline mens en ruimte en de discipline klimaat en atmosfeer.

Er wordt geopteerd om de discipline lucht kort te bespreken zonder een onderscheid te maken tussen de verschillende planonderdelen. De bespreking voor de verschillende oktober 2010│P21832 101│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw planonderdelen zou immers sterk analoog zijn en de referentiesituatie is dezelfde over verschillende planonderdelen. Bovendien zijn de activiteiten die mogelijk worden gemaakt binnen het RUP open ruimte niet van dergelijke aard dat ze verregaande effecten zullen hebben op de luchtkwaliteit. Een uitgebreide bespreking per zone is dan ook niet aan de orde.

Referentiesituatie

De gegevens van de dienst lucht van de Vlaamse Milieumaatschappij met betrekking tot de luchtkwaliteit in Vlaanderen geven een beeld van de luchtkwaliteit in het plangebied25. Sint- Pieters-Leeuw valt binnen vijf verschillende zones. Volgende metingen werden er opgenomen.

zone jaargemiddelde NO2 jaargemiddelde PM10 daggemiddelde PM10 zone 1 13,5 22,7 13,7 zone 2 30,7 28,9 36,3 zone 3 11,3 23,1 13,3 zone 4 13,7 23,7 15,7 zone 5 20,7 26,4 22,3

1 2

3 4 5

Enkel in zone 2 is er een normoverschrijding waarneembaar voor het daggemiddelde PM10. Alle andere metingen vallen onder de grens van de normoverschrijding. Voornamelijk in zone 1, 3 en 4 kan de luchtkwaliteit als goed bestempeld worden. Er kan dan ook gesteld worden dat alle planonderdelen (zone A, B, C en D) niet uitgesproken kwetsbaar zijn wat betreft de discipline lucht.

Milieueffecten en milderende maatregelen

De activiteiten die mogelijk worden gemaakt binnen het RUP open ruimte zijn niet van dergelijke aard dat ze een negatief effect zullen veroorzaken op de luchtkwaliteit in het plangebied. Het afbouwen van de agrarische activiteiten, het beperken van bijkomende bebouwing, het uitsluiten van de ontwikkeling van milieubelastende activiteiten en het uitbreiden van de natuurbestemming (zone B) zullen zorgen voor een behoud of zelfs een

25 De polluenten NO2 (stikstofdioxide) en PM10 (fijn stof) zijn hiervoor de belangrijkste indicatoren in Vlaanderen. De huidig geldende Europees vastgelegde jaargrenswaarde bedraagt voor de betrokken polluenten NO2 en PM10 40

g/m³. Bovendien mag voor PM10 een daggemiddelde van 50 g/m³ niet meer dan 35 keer per jaar overschreden worden.

oktober 2010│P21832 102│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw verbetering van de luchtkwaliteit. Het behoud van de landbouwfunctie zal evenwel zorgen voor een blijvende emissie van ammonium (NH4) die in de lucht aanwezig blijft. Dit is een medeoorzaak voor o.a. de verzuring van de regen. Het gaat hier echter niet om een achteruitgang ten opzichte van de huidige situatie. Een verdere bespreking van deze discipline is dan ook niet noodzakelijk.

Beoordeling

Concluderend kan er gesteld worden dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen significant negatieve milieueffecten op de discipline lucht zal veroorzaken. Het behoud van de open ruimte impliceert eerder een positief effect. Atmosfeer en klimatologische factoren

Binnen deze discipline geldt een overdracht naar de discipline lucht.

Er wordt geopteerd om een korte bespreking van de discipline atmosfeer en klimatologische factoren te geven over de verschillende planonderdelen heen. Deze aspecten zijn immers een globaal gegeven met een veel grotere dimensie dan het planonderdeel van het RUP open ruimte. Bovendien zijn de activiteiten die mogelijk worden gemaakt binnen het RUP niet van dergelijke aard dat ze een verregaand effect op deze discipline teweeg zullen brengen. Toch zijn er een aantal aspecten die in dit kader kort dienen aangehaald te worden.

Bij deze bespreking is de opsplitsing van de planonderdelen volgens het al dan niet toelaten van agrarische activiteiten (zone A) en het vooropstellen van de natuurbestemming (zone B, C en D) het belangrijkste uitgangspunt. Globaal zal het RUP resulteren in een verkleining van het areaal onder agrarisch landgebruik en een vergroting van het areaal onder natuur. Dit zal de kwaliteit van de atmosfeer en de klimatologische factoren ten goede komen. Evenwel blijven grote arealen onder landbouwgebruik waardoor de emissies van de broeikasgassen methaan (CH4) en stikstofdioxide (N2O) behouden blijven. Deze twee gassen dragen bij tot de huidige klimaatverandering. Een toename van de uitstoot is echter niet aan de orde.

Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen significante negatieve milieueffecten op de discipline atmosfeer en klimatologische factoren zal teweeg brengen. Licht

Binnen deze discipline geldt een overdracht naar de discipline fauna en flora en de discipline mens en ruimte.

Het RUP open ruimte maakt geen activiteiten mogelijk die een significante invloed zullen hebben op de discipline licht. Een bespreking van deze discipline is dan ook niet aan de orde. Fauna en flora

Kaart 18: Afbakening VEN en speciale beschermingszones met afbakening planonderdelen Kaart 19: Biologische waarderingskaart met afbakening planonderdelen Kaart 20: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – ecotoopverlies met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010)

oktober 2010│P21832 103│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Zone A

Referentiesituatie

Zone A bevindt zich niet binnen het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) of een speciale beschermingszone (SBZ). De biologische waarderingskaart duidt het gebied overwegend aan als minder waardevol en als een complex van minder waardevolle en waardevolle elementen. Verspreid komen er een aantal waardevollere zones voor. Wat betreft ecotoopverlies is zone A voornamelijk weinig kwetsbaar. Verspreid komen er weinig kwetsbare tot kwetsbare en kwetsbare percelen voor. Globaal kan gesteld worden dat zone A matig kwetsbaar is wat betreft de discipline fauna en flora.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Het agrarisch landgebruik blijft binnen zone A behouden, er is dan ook geen sprake van een effectieve bestemmingswijziging. Een uitgebreide bespreking is binnen het kader van het onderzoek tot m.e.r. dan ook niet aan de orde. Wel worden hier een aantal belangrijke aspecten aangehaald. Fauna en flora vormen immers een cruciaal onderdeel bij het behoud van de open ruimte en verdienen hier dan ook de nodige aandacht.

In de bepalingen en voorschriften wordt er in vergelijking met de huidige juridische bepalingen (gewestplan) meer aandacht geschonken aan het behoud en de ontwikkeling van natuur. Zo wordt het behoud en de oprichting van KLE voorop gesteld. Dit is meer uitgesproken in zones A4, A5 en A6 dan in de andere zones. In het volledige gebied van zone A worden bovendien de wegbermen die zich situeren langs akkers uit de landbouwfunctie gehaald (min. 1 m). Langsheen de waterlopen wordt een zone van 30 m vrijgesteld van landbouwexploitatie. Bovendien wordt het behoud van hoogstamboomgaarden en historisch permanente graslanden voorop gesteld. Binnen zone A worden eveneens twee zones voor ecologische verbindingen in overdruk aangeduid. Deze zorgen voor een verbinding tussen natuurgebieden doorheen landbouwgebied en versterken op deze wijze het ecologisch netwerk van de gemeente.

Naast deze bepalingen in het kader van natuurbehoud wordt bebouwing aan strengere voorwaarden onderworpen en worden mogelijkheden tot bebouwing ingeperkt. Zo is de oprichting van nieuwe bebouwing, verhardingen en constructies niet langer mogelijk in zones A3, A6 en A7. Bovendien zijn er een aantal bepalingen die moeten zorgen voor een groenere invulling van de bebouwde percelen.

Beoordeling

Het grotere belang dat wordt gegeven aan natuur en de afbouw van bebouwingsmogelijkheden zorgt er samen met de lage kwetsbaarheid van de fauna en flora in zone A voor dat significant negatieve milieueffecten niet zullen optreden.

Zone B

Referentiesituatie

Zone B situeert zich gedeeltelijk binnen het VEN en een SBZ. De biologische waarderingskaart klasseert het gebied als een complex van minder waardevolle en waardevolle elementen, als waardevol en als zeer waardevol. Op het vlak van ecotoopverlies is zone B weinig kwetsbaar tot kwetsbaar, kwetsbaar en kwetsbaar tot zeer kwetsbaar. Globaal kan dan ook gesteld worden dat de fauna en flora in zone B matig kwetsbaar is.

oktober 2010│P21832 104│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Milieueffecten en milderende maatregelen

In zone B wordt het zwaartepunt door de uitvoering van het RUP verschoven van agrarisch landgebruik naar een natuurbestemming. In zone B1 wordt het volledig agrarisch gebied omgezet naar natuurgebied. In zone B2 gaat het om een omzetting van agrarisch gebied naar landbouw – natuurverwevingsgebied. Het vergrote belang van natuurbehoud binnen de volledige zone B zal zorgen voor een positief effect op de discipline fauna en flora. Een verdere bespreking van deze discipline is dan ook niet relevant.

Beoordeling

De omzetting van landbouwgebied naar natuurgebied zal een positief effect hebben op de discipline fauna en flora. Significant negatieve effecten zullen dan ook niet optreden.

Zone C

Referentiesituatie

Zone C situeert zich grotendeels binnen het VEN en een SBZ. Volgens de biologische waarderingskaart is het gebied hoofdzakelijk waardevol of zeer waardevol. In mindere mate komen er eveneens zones voor die geclassificeerd zijn als een complex van minder waardevolle en waardevolle elementen. De ecosysteemkwetsbaarheidskaart voor ecotoopverlies duidt de zone aan als kwetsbaar en kwetsbaar tot zeer kwetsbaar. Hieruit volgt dat de fauna en flora in zone C kan beschouwd worden als zeer kwetsbaar.

Milieueffecten en milderende maatregelen

In zone C wordt er een onderscheid gemaakt tussen natuurgebied op zich (C1) en landbouw – natuurverwevingsgebied (C2). In praktijk valt zone C2 echter binnen de zone voor ontwikkeling van waterlopen. Hier staat net als in zone C1 natuurbehoud voorop. De natuurbestemming van het gewestplan blijft dus behouden. Bovendien zullen de bepalingen en voorschriften zorgen voor een verdere bescherming van het natuurgebied en breiden ze de mogelijkheden voor verdere ontwikkeling uit. Op deze wijze zal de fauna en flora in de toekomst alle kansen krijgen om zich verder te ontwikkelen. Een uitgebreide bespreking van deze discipline in het kader van het onderzoek tot m.e.r. is dan ook niet aan de orde.

Beoordeling

Het behoud van het natuurgebied in zone C zal ervoor zorgen dat de fauna en flora zich in de toekomst verder kan ontwikkelen. De uitvoering van het RUP zal in deze zone dan ook eerder een positief effect teweegbrengen. Significant negatieve effecten zullen niet optreden.

Zone D

Referentiesituatie

Het parkgebied rond het kasteel van Groenenberg bevindt zich gedeeltelijk in het VEN. De andere parkgebieden situeren zich niet in het VEN of een SBZ. Zone D wordt volgens de biologische waarderingskaart grotendeels gecategoriseerd als waardevol tot zeer waardevol of als een complex van minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen. Voor ecotoopverlies zijn deze gebieden kwetsbaar en kwetsbaar tot zeer kwetsbaar. Er komen ook een aantal minder kwetsbare zones voor. Er kan dan ook gesteld worden dat zone D over het algemeen kwetsbaar is wat betreft de discipline fauna en flora.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Binnen de parkgebieden (zone D) wordt het behoud van het park voorop gesteld. Er is dus geen sprake van een bestemmingswijziging ten opzichte van het gewestplan. Wel worden de bepalingen en voorschriften verder uitgewerkt. Zo wordt er een belangrijke nadruk oktober 2010│P21832 105│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw gelegd op natuurbehoud en het maximaal respecteren van de natuurwaarden. Deze is sterker in zone D1 dan in zone D2. In zone D2 wordt de mogelijkheid geboden om nieuwe harde functies te ontwikkelen. De bepalingen en voorschriften beschermen de bestaande fauna en flora in belangrijke mate. Er zullen dan ook geen uitgesproken negatieve effecten op deze discipline optreden als gevolg van de uitvoering van het RUP open ruimte. Een uitgebreide bespreking van deze discipline is dan ook niet aan de orde.

Beoordeling

De bepalingen en voorschriften in zone D omtrent natuurbehoud zorgen ervoor dat er geen significant negatieve milieueffecten zullen optreden als gevolg van de uitvoering van het RUP open ruimte.

Besluit fauna en flora

Concluderend kan gesteld worden dat er geen significante negatieve milieueffecten zullen optreden op de discipline fauna en flora. De uitbreiding van het natuurgebied, het behoud van de huidige natuurgebieden en het opwaarderen van natuur in de landbouwgebieden zal eerder zorgen voor een positief effect op deze discipline.

De aanwezigheid van gebieden van de speciale beschermingszone habitatrichtlijngebied BE2400009 „Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heide‟ maakt de opmaak van een onderzoek tot passende beoordeling noodzakelijk. Hier zal gedetailleerder worden onderzocht of er mogelijke betekenisvolle effecten kunnen optreden op de natuurlijke kenmerken van de speciale beschermingszones (zie 7.2). Landschap, onroerend erfgoed en archeologie

Kaart 5: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten

Kaart 8: Traditionele landschappen, ankerplaatsen, relictzones en lijn- en puntrelicten

Er wordt geopteerd om bij de bespreking van de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie geen onderscheid te maken tussen de verschillende planonderdelen. De uitwerking van de referentiesituatie en bespreking van de milieueffecten en milderende maatregelen zou immers sterk analoog zijn over de verschillende planonderdelen.

Referentiesituatie

Verspreid over het plangebied van het RUP komen een aantal beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten (zie 4.1.4) en traditionele landschappen, ankerplaatsen, relictzones en lijn- en puntrelicten (zie 4.3.2) voor. Archeologische vondsten in de gemeente dateren van na de gallo-romeinse periode en zijn niet uitzonderlijk uniek in aard. Wel vormen de parkgebieden en de aanwezige kastelen een belangrijk historisch erfgoed. Uit dit alles kan geconcludeerd worden dat het plangebied kwetsbaar is wat betreft de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Wat betreft archeologie wordt een bepaling tot archeologische prospectie opgenomen in het RUP. Op deze wijze wordt gepoogd om de archeologische potenties van het gebied maximaal te exploreren. Een verdere bespreking van dit aspect is niet aan de orde binnen de context van het onderzoek tot m.e.r. van het RUP open ruimte.

Één van de centrale doelstellingen in het RUP is het versterken van het landschapsbeeld. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen open of gecompartimenteerde landbouwgebieden die doorsneden worden door natuurgebieden. De bepalingen en voorschriften zijn van dergelijke aard dat ze de bescherming en de versterking van het landschap voorop stellen. Bestaande en nieuwe bebouwingen en constructies moeten

oktober 2010│P21832 106│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw bovendien maximaal ingepast worden in dit typerende landschap en er moet aandacht gaan naar de architecturale kwaliteit ervan. Naast deze algemene bepalingen worden er twee zones afgebakend waarbinnen nog extra aandacht moet gaan naar de bescherming van het landschap. Een eerste zone is deze voor open ruimte. Het behoud van de vergezichten staat hier voorop en visueel storende elementen moeten dan ook vermeden worden. Hiernaast wordt in het westen van het RUP een erfgoedlandschap afgebakend. Het gaat hier om de vertaling van de definitief aangeduide ankerplaats „Gaasbeek, Sint-Laureins- Berchem, Oudenaken en Elingen‟ in het RUP. Binnen deze zone moeten onroerende erfgoedwaarden en landschappelijke waarden maximaal worden gevrijwaard en verbeterd in hun ruimtelijke samenhang.

Het aanwezige onroerend erfgoed geniet eveneens een bescherming binnen het RUP open ruimte. Voornamelijk waardevolle gebouwen, zoals vierkantshoeves, moeten gevrijwaard blijven en de architecturale en historische kwaliteiten ervan moeten voorop gesteld worden.

Een laatste belangrijke factor binnen deze discipline is het behoud van de parkgebieden en de aanwezige historische bebouwing. Dit draagt bij tot het vrijwaren van het historische erfgoed van Sint-Pieters-Leeuw.

Concluderend kan gesteld worden dat de bepalingen en voorschriften in het RUP open ruimte het landschap, onroerend erfgoed en archeologie als een belangrijk te behouden en versterken element hebben opgenomen. Een uitgebreide bespreking van de effecten van het RUP open ruimte op deze discipline is dan ook niet noodzakelijk.

Beoordeling

De bepalingen en voorschriften in het RUP open ruimte respecteren het belang van het landschap, onroerend erfgoed en archeologie in Sint-Pieters-Leeuw. Ze zijn zodanig opgesteld om negatieve effecten maximaal te vermijden en zullen in bepaalde gevallen eerder een positief effect hebben op deze discipline. Concluderend kan dan ook gesteld worden dat het RUP open ruimte geen significant negatieve effecten op deze discipline zal veroorzaken. Mens en ruimte

Vooraleer over te gaan tot een bespreking van de discipline mens en ruimte per planonderdeel worden een aantal algemene aspecten die gelden voor de verschillende planonderdelen aangehaald. Op het vlak van mobiliteit zal de uitvoering van het RUP open ruimte geen significante invloed hebben. Het zal niet leiden tot een wijziging in vervoersbewegingen. Het RUP maakt de ontwikkeling van stof- geur- en geluidproducerende activiteiten niet mogelijk. In zones waar nieuwe bebouwingen en verhardingen niet worden toegelaten krijgen de aanwezige wel nog ontwikkelingsperspectieven. De uitvoering van het RUP zal dan ook geen invloed hebben op deze subdisciplines binnen de discipline mens en ruimte.

Zone A

Referentiesituatie

Binnen zone A vormt agrarisch grondgebruik de belangrijkste invulling van de ruimte. Dit landgebruik situeert zich hoofdzakelijk op de plateaus met een aantal zones in de beekvalleien. Voor de landbouwers vormen deze gronden hun bron van inkomsten en de mogelijkheid om hun agrarische activiteiten te blijven uitoefenen. Het behoud van deze gronden is dan ook cruciaal voor hen. Voor de overige bewoners vormen deze landbouwgronden een essentieel onderdeel van het typerende landschap. Het gaat om een landschap met een hoge belevingswaarde dat bijdraagt tot het algemeen welzijn van de bevolking. Concluderend kan gesteld worden dat het behoud van de landbouwgronden oktober 2010│P21832 107│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw enerzijds en het behoud van de typerende landschappen anderzijds een belangrijk onderdeel uitmaken van het welzijn van de bevolking van Sint-Pieters-Leeuw. Deze twee aspecten gaan hand in hand. Behoud van landbouwgronden zorgt immers voor het behoud van het landschap indien dit op een gepaste manier met respect voor het landschap wordt gerealiseerd. Zone A kan beschouwd worden als kwetsbaar voor de discipline mens en ruimte.

Milieueffecten en milderende maatregelen

In het RUP open ruimte staat het behoud van de landbouwmogelijkheden en het typerende landschap (zie de discipline landschap, onroerend erfgoed en archeologie) in zone A centraal. Dit vormt een belangrijk aspect in het bevorderen van het welzijn van de bevolking, zowel de landbouwers als de overige bewoners. Hiernaast wordt de verdere ontwikkeling van passieve laagdynamische recreatie mogelijk gemaakt wat eveneens het welzijn van de bevolking ten goede zal komen. Bijkomende bebouwing en verhardingen kunnen enkel in zone A1, A2, A4 en A5 en onder strikte voorwaarden. Enerzijds zorgt dit ervoor dat er voldoende ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden voor de landbouwers en anderzijds zal dit het welzijn van de bevolking, gerelateerd aan de belevingswaarde van het gebied, nauwelijks beïnvloeden. De bepalingen en voorschriften zorgen er immers voor dat de impact op de omgeving zo minimaal mogelijk gehouden zal worden. Bovendien staat efficiënt ruimtegebruik voorop binnen het RUP open ruimte en wordt de ruimte hier maximaal behouden. Al deze bepalingen en voorschriften zullen eerder een positief effect hebben op de discipline mens en ruimte. Een uitgebreide bespreking van deze discipline is dan ook niet aan de orde.

Beoordeling

Het behoud van de landbouwmogelijkheden en het behoud en de versterking van het typerende landschap in zone A zorgt er samen met de bepalingen en voorschriften voor dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen significant negatieve milieueffecten teweeg zal brengen.

Zone B

Referentiesituatie

Binnen zone B vormt agrarisch grondgebruik de belangrijkste invulling van de ruimte. Dit landgebruik situeert zich hoofdzakelijk in de beekvalleien op minder waardevolle landbouwbodems. Voor de landbouwers vormen deze gronden hun bron van inkomsten en de mogelijkheid om hun agrarische activiteiten te blijven uitoefenen. Voor de overige bewoners vormen deze landbouwgronden een onderdeel van het typerende landschap met een hoge belevingswaarde. De landbouwgronden dragen dan ook bij tot het algemeen welzijn van de bevolking. Zone B kan beschouwd worden als kwetsbaar voor de discipline mens en ruimte.

Milieueffecten en milderende maatregelen

De landbouwgebieden in zone B worden gedeeltelijk omgezet in natuurgebieden. In zone B1 is deze omzetting volledig (enkel extensieve landbouw in het kader van natuurbehoud is toegelaten), terwijl het in zone B2 gaat om een gedeeltelijke omzetting (landbouw en natuur vormen er een gelijkwaardig grondgebruik). Deze omzetting zorgt voor het verloren gaan van landpercelen en maakt dus een einde aan de mogelijkheid om landbouwactiviteiten uit te oefenen op deze percelen. Het gaat echter om minder waardevolle landbouwgronden die niet gelegen zijn binnen herbevestigd agrarisch gebied, de omzetting in B2 is gedeeltelijk en de totale oppervlaktes zijn eerder beperkt. Toch kan dit beschouwd worden als een negatief effect voor de landbouwsector. Voor de overige bevolking gaat het eerder om een positief effect. Natuur krijgt immers een belangrijk aandeel en tegelijkertijd blijft het landschapsbeeld oktober 2010│P21832 108│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw behouden. Dit verhoogt de belevingswaarden en de mogelijkheden tot passief recreatief medegebruik. Hiernaast wordt de verdere ontwikkeling van passieve laagdynamische recreatieve voorzieningen mogelijk gemaakt wat eveneens het welzijn van de bevolking ten goede zal komen. Een toename in bebouwde oppervlakte en verhardingen is niet toegelaten (tenzij onder specifieke voorwaarden). Efficiënt ruimtegebruik staat voorop binnen het RUP open ruimte. De bestemmingswijzigingen, bepalingen en voorschriften in het RUP open ruimte zullen globaal geen negatieve milieueffecten veroorzaken. Een uitgebreide bespreking is dan ook niet noodzakelijk.

Beoordeling

De uitvoering van het RUP open ruimte zal in zone B enerzijds zorgen voor een licht negatief effect op de landbouwsector en anderzijds een positief effect voor de overige bevolking veroorzaken. Concluderend kan dan ook gesteld worden dat het RUP binnen zone B geen significant negatieve milieueffecten zal veroorzaken.

Zone C

Referentiesituatie

Op het gewestplan is zone C aangeduid als natuurgebied. Natuur vormt een belangrijke bijdrage tot het algemeen welzijn van de bevolking. Zone C kan dan ook beschouwd worden als zeer kwetsbaar wat betreft de discipline mens en ruimte.

Milieueffecten en milderende maatregelen

De bestemming volgens het gewestplan blijft behouden. Er wordt wel een onderscheid gemaakt tussen natuurgebied (C1) en landbouw – natuurverwevingsgebied (C2). In praktijk valt zone C2 echter binnen de zone voor ontwikkeling van waterlopen. Hier staat net als in zone C1 natuurbehoud voorop. De bepalingen en voorschriften maken een verdere bescherming en ontwikkeling van de natuur mogelijk en zorgen voor een maximaal behoud van de ruimte. Samen met de mogelijkheid om het passieve laagdynamische recreatieve netwerk verder uit te bouwen draagt dit bij tot een verhoging van de belevingswaarde van deze gebieden. De uitvoering van het RUP zal binnen deze zone dan ook eerder een positief effect hebben op de discipline mens en ruimte. Een uitgebreide bespreking is hier niet aan de orde.

Beoordeling

Het behoud van de natuurbestemming in zone C zal niet resulteren in de ontwikkeling van significant negatieve milieueffecten op de discipline mens en ruimte.

Zone D

Referentiesituatie

Zone D wordt volledig ingevuld als parkgebied. Ze beschikken over een belangrijke historische, ecologische, faunistische en recreatieve waarde en dragen bij tot een aantrekkelijk landschap. Ze vormen een zwaartepunt binnen het recreatieve netwerk van de gemeente en hebben een groot belang voor het welzijn van de bevolking. Zone D kan dan ook beschouwd worden als zeer kwetsbaar wat betreft de discipline mens en ruimte.

Milieueffecten en milderende maatregelen

Door de uitvoering van het RUP open ruimte zal het parkgebied in zone D behouden blijven. Hiernaast worden ontwikkelingsmogelijkheden geboden in het kader van recreatie, behoud en versterking van het parkkarakter en natuurwaarden… . Dit alles zal het welzijn van de bevolking ten goede komen. Een uitgebreide bespreking van deze discipline is hier dan ook niet aan de orde.

oktober 2010│P21832 109│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Beoordeling

Als gevolg van het behoud van de parkbestemming in zone D zullen zich geen significant negatieve milieueffecten op de discipline mens en ruimte ontwikkelen.

Besluit mens en ruimte

In zone A, C en D blijven de bestemmingen van het gewestplan behouden en zorgen de bepalingen en voorschriften van het RUP open ruimte voor een bijkomende bescherming van mens en ruimte. Dit zal dan ook zorgen voor een positief effect op deze discipline. Het verloren gaan van landbouwgronden in zone B zal resulteren in een negatief effect op de landbouw, maar een positief effect voor de overige bevolking van de gemeente. Over de verschillende zones kan dan ook gesteld worden dat het RUP open ruimte geen significant negatieve milieueffecten op de discipline mens en ruimte zal veroorzaken.

7. 1.5. Alternatieven

Als alternatief voor de uitvoering van het RUP open ruimte zal hier kort aandacht besteed worden aan het nulalternatief. In het nulalternatief zou de bestemming volgens het gewestplan en de ermee gerelateerde bepalingen en voorschriften behouden blijven. De belangrijkste plus- en minpunten worden hieronder aangehaald:

Pluspunten van het nulalternatief:

 behoud van de mogelijkheid tot landbouwexploitatie in zone B1.

Minpunten van het nulalternatief:

 beperkte mogelijkheden tot natuurbehoud, geen ontwikkeling van een ecologische netwerk;  geen ontwikkeling van specifieke landschapsbeelden;  niet vastleggen van specifieke bepalingen en voorschriften;  niet afstemmen van de invulling van de open ruimte op het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan.

7. 1.6. Grensoverschrijdende effecten

Gelet op de ligging van het plangebied RUP open ruimte (zo‟n 5 km van de grens met Wallonië), de lokale schaal van de ontwikkeling en het ontbreken van significante milieueffecten dient te worden geconcludeerd dat er geen gewest- of landgrensoverschrijdende effecten zullen voorkomen door de uitvoering ervan.

7. 1.7. Besl ui t

Er dient geconcludeerd te worden dat voor de activiteiten die binnen het kader van het RUP open ruimte kunnen worden gerealiseerd, er van rechtswege geen plan-MER-plicht is. Het resultaat van bovenstaande m.e.r.-screening toont aan dat de uitvoering van het voorliggende RUP eveneens geen aanzienlijke milieueffecten zal veroorzaken die de opmaak van een plan-MER noodzakelijk maken.

De bestemmings-, inrichtings- en beheersvoorschriften zijn niet van dergelijke aard dat ze de ontwikkeling van activiteiten met aanzienlijke milieueffecten toelaten. De bestemmingen van het gewestplan blijven grotendeels behouden en worden onderworpen aan strengere

oktober 2010│P21832 110│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

bepalingen en voorschriften die zullen zorgen voor een overwegend positief effect in het kader van het onderzoek tot m.e.r.. De belangrijkste bestemmingswijziging is terug te vinden in zone B waar agrarisch gebied gedeeltelijk wordt omgezet in natuurgebied. Dit zal positieve gevolgen hebben binnen de disciplines bodem, grond- en oppervlaktewater, fauna en flora en mens en ruimte en negatieve gevolgen voor de discipline mens en ruimte. De positieve gevolgen wegen binnen het onderzoek tot m.e.r. op tegen de licht negatieve gevolgen. Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen significante negatieve milieueffecten zal teweeg brengen.

7 . 2 . Onderzoek tot passende beoordeling

Het RUP open ruimte bevindt zich gedeeltelijk in het habitatrichtlijngebied „Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heide‟ (BE2400009). Omwille van deze ligging van het RUP wordt onderzocht of een passende beoordeling vereist is. Hierbij wordt nagegaan of de uitwerking van het RUP geen onherstelbare schade teweeg brengt of een belangrijke beperking vormt voor de instandhoudingdoelstellingen geformuleerd voor de SBZ. Indien dit het geval kan zijn dan is de opmaak van een passende beoordeling noodzakelijk.

7. 2.1. Toepassingsgebied

Op 21 mei 1992 werd de Europese richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, beter bekend als de Habitatrichtlijn, uitgevaardigd. Hiertoe worden speciale beschermingszones (SBZ) afgebakend, de zogenaamde Habitatrichtlijngebieden, die deel uitmaken van een Europees ecologisch Natura 2000-netwerk. Indien een activiteit, een plan of een programma een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een SBZ kan veroorzaken, moet deze onderworpen worden aan een passende beoordeling. De goedkeuring van de vergunning, het plan of programma kan slechts gebeuren indien de uitvoering ervan geen betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken zal veroorzaken, eventueel door het opleggen van voorwaarden.

Binnen het RUP open ruimte situeert zich een gedeelte van onderstaand habitatrichtlijngebied met zijn typerende habitats en zeldzame soorten.

Hallerbos en nabije boscomplexen met brongebieden en heide (oppervlakte: 1832 ha) habitats 4030 droge heide (alle subtypen) 6430 voedselrijke ruigten beukenbossen van het type met Ilex- en Taxus- 9120 soorten, rijk aan epifyten (Ilici-Fagetum) 9130 beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum overblijvende of relictbossen op alluviale grond 91E0 (Alnion glutinosa-incanae) vissen 1096 Lampetra planeri - Beekprik 1163 Cottus gobio ) - Rivierdonderpad amfibieën en reptielen 1166 Triturus cristatus - Kamsalamander invertebraten 1016 Vertigo moulinsiana - Zeggekorfslak

oktober 2010│P21832 111│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

7. 2.2. Beoordeling van de effecten op de SBZ

De effectenbeoordeling en besluitvorming inzake het al dan niet optreden van een betekenisvolle aantasting van de SBZ is gebaseerd op de bepalingen van de Habitatrichtlijn. Globaal wordt dit weergegeven door volgend aftoetsingskader:

 In welke mate is er een afname van geschikt habitat?  In welke mate treedt er verstoring op van de soorten?  In welke mate zijn deze effecten significant?

Onderstaande effectgroepen worden hierbij onderscheiden. De bespreking vond reeds grotendeels plaats in het onderzoek tot m.e.r. (7.1.4). Hier zullen de belangrijkste aspecten dan ook zeer kort aangehaald worden met een indicatie of het gaat om een positief (+) of een negatief (-) effect. Het habitatrichtlijngebied zit volledig vervat binnen zone B en C en krijgt natuurgebied als bestemming. Een aantal zones, B2 en C2 zijn landbouw – natuurverwevingsgebied waar natuur en landbouw een evenwaardig belang krijgen.

verstoringsfactoren beoordeling

oppervlaktegebonden

fysisch ruimtebeslag  uitbreiding zone onder natuurbestemming (+)

verandering in de kwaliteit van een habitat door  / fysische processen

verandering in de kwaliteit van een habitat of het  verbetering kwaliteit door uitbreiding zone leefgebied van een soort door wijziging in het onder natuurbestemming (+) landgebruik, het beheer of de functie  verbetering kwaliteit door aangepaste bestemmings- en beheervoorschriften (+)

verandering in kwaliteit van een habitat: grondwaterrelaties

verdroging / vernatting via grondwaterrelaties,  / inclusief wijziging kwelgebieden en impact op grondwaterkwaliteit door wijziging hoeveelheden grondwater / oppervlaktewater

verandering van het leefgebied van de soort  / tengevolge van wijziging leefgebied door verdroging / vernatting

verandering in kwaliteit van een habitat: oppervlaktewaterrelaties

verandering in oppervlaktewaterpeilen  opnieuw natuurlijke ontwikkeling van waterlopen (- / +) verandering in overstromingsfrequentie,  opnieuw natuurlijke ontwikkeling van dynamiek, stroomsnelheden waterlopen (- / +)  maatregelen in het kader van overstromings- en erosieproblematiek (-) verandering van de structuur van waterlopen,  opnieuw natuurlijke ontwikkeling van wijzigingen in morfologische processen van erosie waterlopen (- / +) en sedimentatie …  maatregelen in het kader van overstromings- en erosieproblematiek (-) verandering leefgebied van een soort tengevolge  mogelijke effecten op het leefgebied van een van bovenstaande processen soort; de leefgemeenschappen moeten maximaal afgestemd worden op de

standplaatskarakteristieken (- / +)

oktober 2010│P21832 112│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

veranderingen in ruimtelijke relaties, netwerken en processen

verandering in de barrière-werking (infrastructuur  aanwezige barrières worden verminderd door op wegen, waterlopen, toename bebouwde uitbreiding van het natuurgebied (+) oppervlakte …)  betere aansluiting op andere natuurgebieden (+)  creëren van een basisnatuurwaarde in de landbouwgebieden (+) versnippering (uiteenvallen van een leefgebied in  versnippering wordt tegengegaan, gescheiden kleinere gescheiden leefgebieden) leefgebieden worden met elkaar verbonden (+)

verstoring

verstoring van soorten (door geluid, licht,  laagdynamische passieve recreatie wordt trillingen, geur) – kwaliteitsverlies mogelijk gemaakt (-)

verstoring van soorten door beweging (machines,  laagdynamische passieve recreatie wordt mensen, golfslag …) mogelijk gemaakt (-)

verandering in de mortaliteit (luchtwervelingen,  / verkeersslachtoffers, slachtoffers van waterturbines …)

verandering in kwaliteit van een habitat: chemische processen

toevoer van voedingsstoffen / toxische stoffen via  inflow van stoffen uit de landbouwgebieden luchtrelaties, stof en depositie (atmosferische zullen verminderen (+) depositie)

verandering in kwaliteit van een habitat door fysico-chemische wijzigingen in waterrelaties

toevoer van nutriënten etc. via emissie in  inflow van stoffen uit de landbouwgebieden oppervlaktewater / grondwater zullen verminderen (+)

toevoer van toxische stoffen (zware metalen …) in  inflow van stoffen uit de landbouwgebieden oppervlaktewater / grondwater zullen verminderen (+)

ecotoxicologische effecten soorten  /

7. 2.3. Besl ui t

Concluderend kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen significante negatieve effecten zal teweeg brengen op de SBZ BE2400009. Kleine negatieve effecten kunnen optreden door verstoring als gevolg van passieve laagdynamische recreatie, het opnieuw natuurlijk laten ontwikkelen van de waterlopen en het nemen van maatregelen in het kader van overstromings- en erosiebestrijding. De uitbreiding van zones onder natuur, de vermindering van barrière-werking en de strengere voorschriften zullen o.a. zorgen voor een positief effect op de SBZ. Globaal kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP eerder positief is voor de instandhouding en de ontwikkeling van de natuurwaarden in de SBZ.

7 . 3 . W a t e r t o e t s

Sinds 24 november 2003 is met het nieuwe decreet integraal waterbeleid de watertoets in Vlaanderen in voege getreden. Deze geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de vergunningverlening. De betrokken overheid moet onderzoeken of de nieuwe activiteit, plan of programma schadelijke effecten kan veroorzaken als gevolg

oktober 2010│P21832 113│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

van een verandering in de toestand van het oppervlaktewater, het grondwater of de waterafhankelijke natuur.

Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering (20.07.2006, BS. 31.10.2006), regelt sinds 1 november 2006 de methodiek voor de uitvoering van de watertoets. De richtlijnen voor de watertoets staan in relatie tot 7 watertoetskaarten. Uit het beschikbare kaartmateriaal (AGIV, 2010) kan, rekening houdend met de karakteristieken van de verschillende zones zoals besproken in 7.1.3, het volgende geconcludeerd worden.

7. 3.1. Oppervlakte - en grondwaterhuishouding

Overstromingsgevoelige gebieden

De kaart met overstromingsgevoelige gebieden werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op overstromingsgevoeligheid zijn. Sint-Pieters-Leeuw wordt grotendeels gecategoriseerd als niet overstromingsgevoelig. De overstromingsgevoelige gebieden bevinden zich hoofdzakelijk in de beekvalleien. Langs de Zuun en de Molenbeek situeren zich een aantal effectief overstromingsgevoelige gebieden, terwijl de andere zones mogelijk overstromingsgevoelig zijn. Naast de overstromingsgevoelige stroken in de beekvalleien zijn twee grotere overstromingsgevoelige zones gesitueerd in de open ruimte. Het gaat om het gebied Koeweide in het zuidoosten van de gemeente, grenzend aan Beersel, en de Zennebeemden en de vallei van de Zenne en de Lotbeek in het oosten van de gemeente. Een gedeelte van deze zones is effectief overstromingsgevoelig en de rest is mogelijk overstromingsgevoelig. In de Zennebeemden en de vallei van de Zenne en de Lotbeek komen ook nog niet overstromingsgevoelige zones voor.

│ Watertoets: overstromingsgevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010)

De overstromingsgevoelige gebieden in de beekvalleien worden in het RUP open ruimte grotendeels ingevuld als natuurgebied of landbouw – natuurverwevingsgebied. Hier worden geen mogelijkheden geboden voor activiteiten en maatregelen die een negatief effect kunnen hebben op de overstromingsgevoeligheid. Binnen deze bestemming kunnen overstromingsgebieden worden ingericht en kunnen maatregelen genomen worden om een antwoord te bieden op de overstromingsgevoeligheid. Hiernaast krijgen de beekstructuren

oktober 2010│P21832 114│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw de kans om zich opnieuw vrijer te gaan ontwikkelen met minder vastgelegde oevers en oeverzones en plaatselijk vrije meandering.

Naast de overstromingsgevoelige gebieden in de natuurgebieden en landbouw – natuurverwevingsgebieden komen een aantal mogelijk overstromingsgevoelige zones voor in landbouwgebied of parkgebied. Het gaat hier echter steeds om eerder beperkte oppervlaktes. Bovendien worden in landbouwgebied of parkgebied slechts in beperkte mate activiteiten of maatregelen toegelaten die potentieel een invloed kunnen hebben op de overstromingsgevoeligheid. Het gaat hierbij voornamelijk om een toename in verharding en bebouwing. De voorwaarden voor nieuwe bebouwing en verharding of uitbreiding ervan zijn echter streng en de toename aan verharding zal dan ook beperkt van aard zijn en dus een minimale invloed hebben op de overstromingsgevoeligheid.

De grotere overstromingsgevoelige zones in het zuidwesten en het westen worden volledig ingevuld als natuurgebied of landbouw – natuurverwevingsgebied. Hiervoor geldt dus hetzelfde als voor de overstromingsgevoelige zones in de beekvalleien zoals hierboven besproken. De uitvoering van het RUP open ruimte zal geen negatief effect hebben op de overstromingsgevoeligheid in deze zones.

Globaal kan gesteld worden dat het RUP open ruimte geen negatief effect zal hebben op de overstromingsgevoeligheid in de open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw. De mogelijkheid tot inrichting van overstromingsgebieden en het nemen van maatregelen om de overstromingsgevoeligheid te beperken, kan zelfs zorgen voor een licht positief effect. Waterbeheerders (Vlaamse Hydrografische Atlas)

In het kader van de watertoets is het voornamelijk van belang de waterbeheerders te kennen van waterlopen in en/of nabij het plangebied. Onderstaande kaart geeft de waterbeheerders van de verschillende waterlopen weer. In 4.2.2 werd een overzicht gegeven van de waterlopen die geheel of gedeeltelijk gelegen zijn in het RUP open ruimte. Hierbij werd eveneens aangegeven wie de waterbeheerders van deze waterlopen zijn. Zo wordt het kanaal Brussel-Charleroi beheerd door Waterwegen en Zeekanaal en de Zenne en de Zuunbeek door de provincie en Vlaamse Milieumaatschappij. De kleinere waterlopen worden beheerd door de provincie, de gemeente of de beheerder ervan is onbekend.

│ Watertoets: Vlaamse Hydrografische Atlas (bron: AGIV, 2010)

oktober 2010│P21832 115│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Infiltratiegevoelige bodems

De kaart met de infiltratiegevoelige bodems werd opgemaakt om te kunnen nagaan in welke gebieden er relatief gemakkelijk hemelwater kan infiltreren naar de ondergrond. Infiltratie van hemelwater naar het grondwater is belangrijk omdat daardoor de oppervlakkige afstroming en dus ook de kans op wateroverlast afneemt.

│ Watertoets: infiltratiegevoelige bodems (bron: AGIV, 2010)

Sint-Pieters-Leeuw kent weinig zones die infiltratiegevoelig zijn en hetzelfde geldt dus voor het RUP open ruimte. Er komen slecht een aantal verspreide infiltratiegevoelige vlekken voor. Bovendien wordt binnen de bestemmingen van het RUP open ruimte niet de mogelijkheid geboden om activiteiten te ontwikkelen of maatregelen te nemen die een sterk negatief effect hebben op de infiltratiegevoeligheid van een gebied. Een toename in verharding en bebouwing kunnen zorgen voor een negatief effect op de infiltratiegevoeligheid. De voorwaarden voor nieuwe bebouwing en verharding of uitbreiding ervan zijn echter streng en de toename aan verharding zal dan ook beperkt van aard zijn en dus een minimale invloed hebben op de infiltratiegevoeligheid. Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

De kaart met grondwaterstromingsgevoelige gebieden werd opgemaakt om te kunnen beoordelen hoe belangrijk effecten van ingrepen op de grondwaterstroming zijn. Met grondwaterstroming wordt vooral de laterale beweging van grondwater doorheen de ondergrond en de toestroming door kwel bedoeld. Bij de watertoets gaat de aandacht in de eerste plaats naar de ondiepe grondwaterstroming. Sint-Pieters-Leeuw wordt grotendeels geclassificeerd als type 2, matig grondwaterstromingsgevoelig, en een aantal zones als type 1, zeer grondwaterstromingsgevoelig.

De zeer grondwaterstromingsgevoelige zones, type 1, situeren zich hoofdzakelijk in de beekvalleien die de open ruimte doorkruisen. Indien er in type 1 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Deze zones worden binnen het RUP open ruimte hoofdzakelijk bestemd voor natuurgebied of landbouw – natuurverwevingsgebied. De oprichting van ondergrondse constructies binnen deze bestemmingen is niet toegelaten. Het RUP open ruimte zal hier dan ook geen invloed hebben op de grondwaterstromingsgevoeligheid. Verspreid in de open ruimte komen er een aantal kleine zones voor die eveneens zijn geclassificeerd als type 1 gebied. Deze situeren oktober 2010│P21832 116│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw zich binnen het RUP open ruimte in landbouwgebied of parkgebied. Binnen deze bestemmingen kunnen constructies onder specifieke voorwaarden worden opgericht. Hierbij zal er echter normaliter geen sprake zijn van ondergrondse constructies met een diepte van meer dan 3 m of een horizontale lengte van meer dan 50 m. Deze constructies zullen dan ook geen significant negatief effect op de grondwaterstroming veroorzaken.

│ Watertoets: grondwaterstromingsgevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010)

De rest van het plangebied wordt geclassificeerd als type 2. Indien er in dergelijke gebieden een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5 m en een horizontale lengte van meer dan 100 m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie. Binnen het RUP open ruimte wordt de oprichting van dergelijke constructies echter niet mogelijk gemaakt.

Globaal kan gesteld worden dat het RUP open ruimte geen negatief effect zal hebben op de grondwaterstroming in de open ruimte van Sint-Pieters-Leeuw. Winterbedkaart

De winterbedkaart duidt gebieden aan waar verandering in bodemgebruik aanleiding kan geven tot een gewijzigd afvoergedrag bij overstromingen. Aangezien dit gewijzigd afvoergedrag enkel relevant is voor omvangrijke overstromingsgebieden, werd de winterbedkaart beperkt tot gebieden die onderhevig zijn aan overstromingen vanuit de bevaarbare waterlopen. Binnen Sint-Pieters-Leeuw komen er geen afbakeningen van de winterbedkaart voor. Hellingenkaart

De hellingenkaart werd opgemaakt om de gevoeligheid voor overstroming en erosie van het gebied te kunnen beoordelen. „Steile‟ of „sterke‟ hellingen kunnen aanleiding geven tot een grote hoeveelheid afvloeiend regenwater, wat de overstromings- en erosiegevoeligheid beïnvloedt.

Sint-Pieters-Leeuw wordt doorkruist door een relatief groot aantal beken die gezorgd hebben voor de vorming van beekvalleien. De gemeente kent een uitgesproken reliëf en er bevinden zich dan ook een groot aantal „steile‟ hellingen binnen het RUP open ruimte. Deze situeren zich hoofdzakelijk rond de beekvalleien. Het grondgebruik in het plangebied van het RUP is overwegend landbouw, waarbij weilanden zich meer situeren op de steilere oktober 2010│P21832 117│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw hellingen en akkers op de plateaus. De uitvoering van het RUP zal niet zorgen voor een belangrijke verandering in het landgebruik. Wel worden een aantal „steile‟ hellingen, die voorheen in landbouwgebied lagen, opgenomen in natuurgebied of landbouw – natuurverwevingsgebied. In vergelijking met landbouwgronden is de hoeveelheid afvloeiend regenwater er kleiner en zal er beduidend minder erosie optreden als gevolg van een permanentere bodembedekking.

│ Watertoets: hellingenkaart (bron: AGIV, 2010)

Globaal kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen negatief effect zal hebben op de overstromings- en erosiegevoeligheid in het gebied, bekeken vanuit het hellingenperspectief. Erosiegevoelige gebieden

De erosiegevoeligheidskaart werd opgemaakt om de gevolgen van wijzigingen in grondgebruik te kunnen inschatten. Deze kunnen immers aanleiding geven tot versnelde afstroming van oppervlaktewater en ermee gepaard gaande erosie.

│ Watertoets: erosiegevoelige gebieden (bron: AGIV, 2010)

oktober 2010│P21832 118│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

Nagenoeg volledig Sint-Pieters-Leeuw wordt geclassificeerd als erosiegevoelig. De uitvoering van het RUP open ruimte zal deze erosiegevoeligheid echter slecht in beperkte mate beïnvloeden. Het grondgebruik blijft overwegend bestaan uit landbouw. Wel worden een aantal landbouwgebieden in de beekvalleien omgezet in natuurgebied of landbouw – natuurverwevingsgebied. Aangezien er hier sprake zal zijn van een meer permanente bodembedekking dan op akkers, zal er een afname zijn van de erosiegevoeligheid in deze gebieden. Globaal kan gesteld worden dat de uitvoering van het RUP open ruimte geen significant negatief effect zal hebben op de erosiegevoeligheid in het plangebied.

7. 3.2. Besl ui t

De watertoets brengt voor het plangebied RUP open ruimte geen uitgesproken problematiek voor de oppervlakte- en grondwaterhuishouding aan het licht. Niettemin komen er een aantal speciale aandachtspunten naar voren waar het RUP zoveel mogelijk aan tegemoet komt. De uitvoering van het RUP maakt immers een toename in de bebouwde en verharde oppervlakte mogelijk, wat beperkte gevolgen kan hebben voor de waterhuishouding in het gebied. Hiernaast wordt de mogelijkheid tot uitoefening van de landbouwactiviteit bestendigd voor de toekomst. Eventuele potentieel nadelige effecten worden evenwel beperkt door volgende bepalingen:  wat betreft de grondwaterstromingsgevoeligheid moeten de bevoegde instanties gecontacteerd worden voor ondergrondse constructies met een diepte van meer dan 3 m en een breedte van meer dan 50 m in type 1 gebied en met een diepte van meer dan 5 m en een breedte van meer dan 100 m in type 2 gebied;  parkeervoorzieningen, toegangswegen en andere verhardingen moeten in de mate van het mogelijke gerealiseerd worden in waterdoorlatende materialen;  in de natuurgebieden kunnen maatregelen genomen worden die eventuele toekomstige overstromingen in het gebied kunnen beperken;  elke stedenbouwkundige aanvraag dient minimaal te voldoen aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. (GSV) en de provinciale stedenbouwkundige verordening hemelwater;  in de nabijheid van verhardingen en zones waar de infiltratie plaatselijk bemoeilijkt wordt wordt een afdoende wateropvang, infiltratie en vertraagde afvoer voorzien.

oktober 2010│P21832 119│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

8. G EVOLGEN VOOR DE JURI DISCH BESTAANDE TOESTAND

8 . 1 . Gewijzigde juridisch - administratieve a s p e c t e n

Opsomming van strijdige en op te heffen voorschriften

Volgende tabel geeft een opsomming van alle bestemmingen van het gewestplan door de uitvoering van het RUP open ruimte zullen opgehoffen en vervangen worden.

bestemming gewestplan bestemming RUP open ruimte

(landschappelijk waardevol) agrarisch gebied open landbouwgebied

gecompartimenteerd landbouwgebied

geïsoleerd landbouwgebied

natuurgebied

landbouw – natuurverwevingsgebied

natuurgebied natuurgebied

landbouw – natuurverwevingsgebied

parkgebied parkgebied in buitengebied

parkgebied in stedelijk gebied

Motivatie van de afwijkingen ten opzichte van de bestaande bestemmingsplannen

De uitvoering van het RUP open ruimte zal resulteren in een aantal afwijkingen t.o.v. de huidige bestemmingsvoorschriften volgens het gewestplan. De motivatie hiervoor wordt weergegeven in onderstaande tabel.

bestemming gewestplan bestemming RUP open motivatie ruimte

(landschappelijk waardevol) natuurgebied versterken van het ecologisch agrarisch gebied netwerk van de gemeente rekening houdend met herbevestigde agrarische gebieden, het VEN en de SBZ

landbouw – natuur- versterken van het ecologisch verwevingsgebied netwerk van de gemeente rekening houdend met herbevestigde agrarische gebieden, het VEN en de SBZ

Ruimtebalans

Binnen deze ruimtebalans worden de wijzigingen van zachte naar harde en van harde naar zachte bestemming gekaderd. Alle bestemmingen binnen het gewestplan en het RUP open ruimte zijn echter zachte bestemmingen. Er is dus geen sprake van een wijziging tussen zachte en harde bestemmingen.

oktober 2010│P21832 120│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

8 . 2 . R egister van percelen met mogelijke planbaten, planschade en bestemmings - wijzigingscompensatie ivm het grond - e n pandenbeleid

In uitvoering van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening26, wordt een register opgesteld van de percelen gelegen in het RUP waarop een bestemmingswijziging wordt doorgevoerd die in beginsel aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding27, planbatenheffing28 of compensaties zoals vermeld in het grond- en pandenbeleid29. Dit wordt grafisch weergegeven op het plan met planbaten en planschade in de bijlagen in de kaartenbundel.

8 . 3 . Gewijzigde juridisch - technische aspecten

8. 3.1. Wijziging rooilijnplannen

Niet van toepassing

8. 3.2. Wijziging wegenis

Niet van toepassing

8. 3.3. Gevolgen voor waterlopen

Niet van toepassing

26 In voege sinds 01/09/2010.

27 Art. 2.6.1 van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening.

28 Art. 2.6.4 van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening.

29 Bestemmingswijzigingscompensatie en compensatie ingevolge beschermingsvoorschriften – respectievelijk boek 6, titel 2 en 3 van het decreet grond- & pandenbeleid van 27/03/2009.

oktober 2010│P21832 121│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

9. ADMINISTRATIEVE INLIC HT I NG E N – OVERLEG EN INSP RAAK

9 . 1 . Administratieve inlichtingen

Datum van het Besluit van de Gemeenteraad houdende de beslissing van het opmaken van het plan.

9 . 2 . Overleg en inspraak in k a d e r v a n d e m . e . r . - s c r e e n i n g

In het kader van de m.e.r.-screening werd het dossier overgemaakt aan de dienst BGP waarna die zijn adviezen overbracht. In een volgende fase (de huidige fase) worden de betrokken instanties, die worden opgenomen op de lijst met te raadplegen instanties zoals aangeleverd door de dienst BGP, om advies gevraagd. Deze adviezen zullen verwerkt worden in een nota voor de cel MER, welke vervolgens een besluit zal uitbrengen Na advies van de cel MER worden de nodige aanpassingen doorgevoerd in het dossier.

9. 2.1. Aanpassingen in gevolge van het advies van de dienst BGP m.b.t. de m.e.r. -sc reen ing

De dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen (BGP) had in zijn contact op 12/11/2010 geen adviezen voor aanpassingen aan het ontwerpdocument, dit ten einde te garanderen dat het definitieve verzoek tot raadpleging zou voldoen aan alle decretale formele vereisten en opdat het alle informatie zou bevatten die de cel-MER nodig heeft om al dan niet te kunnen besluiten dat het RUP geen aanzienlijke milieueffecten kan hebben. Naar aanleiding van dit contact werden er dan ook geen aanpassingen doorgevoerd.

9. 2.2. Aanpassingen in gevolge van adviezen van de betrokken instanties m.b.t. de m.e.r. -sc reening

Volgende relevante betrokken instanties werden geraadpleegd om hun mening te formuleren over de vraag of het voorliggende RUP mogelijk aanzienlijke milieueffecten kan genereren. Deze lijst van relevante betrokken instanties werd aangeleverd door de dienst BGP:

 gemeente Sint-Pieters-Leeuw (initiatiefnemer);  provinciebestuur Vlaams-Brabant – directie Infrastructuur – dienst Ruimtelijke ordening;  agentschap Natuur en Bos – Vlaams-Brabant;  Vlaamse Landmaatschappij;  agentschap Ruimte en Erfgoed – Ruimtelijke Ordening Vlaams-Brabant;  agentschap Ruimte en Erfgoed – Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant;

oktober 2010│P21832 122│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

 departement Landbouw en Visserij – afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling – Vlaams-Brabant;  departement LNE – afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke rijkdommen – dienst Land en Bodembescherming;  Vlaamse Milieumaatschappij – afdeling Operationeel Waterbeheer.

9. 2.3. Aanpassingen in gevolge van het besluit van de cel MER m.b.t. de m.e.r. -sc ree ning

9 . 3 . Bijkomende inlichtingen vanuit de plenaire vergadering

9 . 4 . Resultaat van het openbaar onderzoek

9 . 5 . Advies van het college van burgemeester en schepenen

oktober 2010│P21832 123│125 RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

10. B IJLAGEN

1 0 . 1 . Bijlagen in het kader van de m.e.r. - s c r e e n i n g

 Lijst van de uit te nodigen instanties (aangeleverd door de dienst BGP)  Adviezen van de verschillende instanties:  provinciebestuur Vlaams-Brabant – directie Infrastructuur – dienst Ruimtelijke ordening;  agentschap Natuur en Bos – Vlaams-Brabant;  agentschap Ruimte en Erfgoed – Ruimtelijke Ordening Vlaams-Brabant;  departement Landbouw en Visserij – afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling – Vlaams-Brabant;  departement LNE – afdeling Land en Bodembescherming, Ondergrond, Natuurlijke rijkdommen – dienst Land en Bodembescherming;  Vlaamse Milieumaatschappij – afdeling Operationeel Waterbeheer.

oktober 2010│P21832 124│125 Adressenlijst aan te schrijven adviesinstanties (OHPL0925)

Provinciebestuur Dienst Ruimtelijke Directie Infrastructuur Provincieplein 1 3010 Leuven Vlaams-Brabant ordening ANB – Vlaams-Brabant Vaartkom 31 bus 9 3000 Leuven Vlaamse Gulden Vlieslaan 72 1060 Brussel Landmaatschappij Agentschap Ruimte en Ruimtelijke Ordening Blijde Inkomstraat 3000 Leuven Erfgoed Vlaams-Brabant 105 Agentschap Ruimte en Onroerend Erfgoed Blijde Inkomstraat 3000 Leuven Erfgoed Vlaams-Brabant 103-105 Departement Afdeling Duurzame Koning Albert II- Vlaams-Brabant 1030 Brussel Landbouw en Visserij Landbouwontwikkeling laan 35 bus 42 Afdeling Land en Bodembescherming, Dienst Land en Koning Albert II- Departement LNE Ondergrond, 1000 Brussel Bodembescherming laan 20 bus 20 Natuurlijke Rijkdommen Afdeling Operationeel Koning Albert II- VMM t.a.v. Bram Vogels 1000 Brussel Waterbeheer laan 20 bus 16

RUP open ruimte – Sint-Pieters-Leeuw

1 0 . 2 . K a a r t e n

De kaarten zijn terug te vinden in de aparte kaartenbundel. Kaartmateriaal:

Kaart 1: Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan: gewenste open ruimte structuur

Kaart 2: Uittreksel gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse

Kaart 3: Gewestelijk RUP (in opmaak) in de zuidelijke kanaalzone met aanduiding van de gebieden gesitueerd binnen het plangebied RUP open ruimte

Kaart 4: Herbevestigde agrarische gebieden

Kaart 5: Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten

Kaart 6: Afbakening VEN, IVON, natuurreservaten en speciale beschermingszones

Kaart 7: Belangrijkste waterlopen binnen het RUP

Kaart 8: Traditionele landschappen, ankerplaatsen, relictzones en lijn- en puntrelicten

Kaart 9: Biologische waarderingskaart

Kaart 10: Afbakening planonderdelen

Kaart 11: Afbakening deelplanonderdelen zone A, B, C en D

Kaart 12: Bodemkaart met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010)

Kaart 13: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – verzuring met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010)

Kaart 14: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – eutrofiëring met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010)

Kaart 15: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – verdroging met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010)

Kaart 16: Drainageklassen met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010)

Kaart 17: Grondwaterkwetsbaarheidskaart met afbakening planonderdelen (bron: DOV, 2010)

Kaart 18: Afbakening VEN en speciale beschermingszones met afbakening planonderdelen

Kaart 19: Biologische waarderingskaart met afbakening planonderdelen

Kaart 20: Ecosysteemkwetsbaarheidskaart – ecotoopverlies met afbakening planonderdelen (bron: AGIV, 2010)

Bestaande toestand: topografische kaart

Grafisch plan

oktober 2010│P21832 125│125