Kerkuilen 2016: de kaap van 60 broedgevallen bereikt kerkuilenseizoen 2016 af. Zoals je op onderstaande gra- op de aanwezigheid van broedende vogels in het najaar,

werd gecontroleerd. Lees: het werkelijk aantal broed- rond de 35 broedende paren draai- jaar hadden we geen tweede broedsels, het jaar voordien Het is duidelijk, met de kerkuilen in IJzer en Polder gaat (2014) waren er dat acht stuks. Wanneer we die tweede het goed. Euforie is echter bij deze soort uit den boze : -

in vergelijking met vorig jaar.

In 41 gevallen werden het aantal jongen gecontroleerd tweede broedsels, namelijk een broedsel die we vaststel- en kregen ze dus de stempel ‘gecontroleerd broedgeval’ mee, in 13 gevallen werd enkel vastgesteld dat er een broedgeval was zonder meer (‘vastgesteld broedgeval’). tweede broedsels is waarschijnlijk maar een minimum: In 10 % van de broedgevallen mislukte het nest.

Aantal broedgevallen IJzer en Polder 70

60 60

50 50 43

40 36

30 25 25 24

20 12 9 10 8 8 6 5 3 0 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 7 6,00

5,03 5,00 4,14 3,87 4,00 3,27 3,22 3,32 3,35 3,26 3,00 3,00 2,66

2,50 2,50 2,69 2,00 2,42 2,25 2,10

1,00

0,00

Alveringem deed dit jaar haasje over met : met

Alveringem van 11 naar 16 broedgevallen. Niet alleen was Alveringem de gemeente met de beste cijfers, ook in het

met vijf en zes jongen waren gelegen in Alveringem.

Maar in Diksmuide deden ze het niet veel slechter met

Een speciaal woordje van dank aan Stefaan Beydts, Soet- kin Moors en Wim Vandenbussche voor het controlewerk.

Na de twee sterkhouders in de regio, volgen Houthulst en met elk zeven broedgevallen (met in het geval van Veurne één tweede broedsel inbegrepen). Na deze twee gemeenten volgt Lo-Reninge met vijf broedgevallen en vervolgens een reeks gemeenten met drie en twee broe- dende kerkuilen : en (drie met telkens één twee broedsel) en en (2). Alleen (slecht één zogenaamd ‘vrije’ broedgeval).

Na de hoogconjunctuur van de afgelopen twee jaren, was het dit jaar maar pover gesteld met het nestgemiddelde. 2,66 jongen per succesvol nest ligt toch een stuk lager dan het langjarig gemiddelde van drie jongen per nest.

2014 toen we meer dan vijf jongen gemiddeld in de nes- ten ontdekten. Deze gemiddelden gaan cyclisch mee met de stand van de (veld)muizen. Veel muizen betekent veel aanvoer van voedsel en dus veel eieren en weinig tot geen stervende jongen in het nest. We telden 14 nesten van drie jongen, 10 nesten van twee pulli, acht van één, zeven van vier, en telkens één nest van vijf en zes jongen (beiden in Alveringem). 8 Kortemark ; 2 Houthulst; 7 Veurne; 7

Nieuwpoort; 0

Lo-Reninge; 5

Diksmuide; 15

Alveringem; 16

De Panne; 3

Koksijde; 3

Gemeente Het aantal nestkasten dat onze vereniging reeds plaats- Alveringem 34 te is indrukwekkend. Zo maar liefst 222 nestkasten staan in onze regio te beschikking van de kerkuilen. Natuurlijk De Panne 8 zijn de meeste kerkuilennestkasten terug te vinden in die Diksmuide 54 Houthulst 13 Koksijde 11 te doet er toe. Zo komen we uit op 54 nestkasten in de grootste gemeente Diksmuide, kort gevolgd door Veurne Koekelare 6 (43), Alveringem (34) en Lo-Reninge (33). In de gemeen- Kortemark 5 ten Koekelare en Kortemark is het aantal nestkasten nog Lo-Reninge 33 Nieuwpoort 15 Veurne 43 222

Kris Degraeve

9