Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus 4 1000 Brussel

KENNISGEVING

PLAN Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke Project TV3V nr. 4019

Juli 2010

TECHNUM Hasselt Ilgatlaan 23 3500 HASSELT P.000254 Kennisgeving

TEAM VAN DESKUNDIGEN1

Externe deskundigen:

ƒ Coördinator en deskundige Fauna-Flora en Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie

Nele Aerts, Technum-Tractebel Engineering NV

De discipline Mens – Hinder, Veiligheid en Gezondheid zal tevens op gepaste wijze door de coördinator worden behandeld.

ƒ Deskundige Bodem en Water

Francis Vansina, Technum-Tractebel Engineering NV

ƒ Deskundige Mens-Verkeer

Marc Jossa, Technum-Tractebel Engineering NV

ƒ Deskundige Geluid

Chris Neuteleers, Technum-Tractebel Engineering NV

ƒ Deskundige Lucht

Johan Versieren, Joveco BVBA

ƒ Deskundige Mens-Ruimtelijke aspecten

Marc Jossa, Technum-Tractebel Engineering NV

Interne deskundige:

Lucie Pertry, Dienstkringingenieur D413-, AWV

1 Zie ook paragraaf 0 “Samenstelling van het team van deskundigen”

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 2 P.000254 Kennisgeving

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding ...... 8

1.1 Waarom deze Kennisgeving? ...... 8

1.2 Leeswijzer ...... 8

1.3 Hoe wordt de inspraak op de Kennisgeving georganiseerd? ...... 9

2. Algemene inlichtingen ...... 11

2.1 Beknopte voorstelling van het plan ...... 11

2.2 De initiatiefnemer ...... 11

2.3 Toetsing aan de Plan-MER-plicht ...... 12

2.3.1 Juridisch/beleidsmatig kader...... 12

2.3.2 Toetsing van het plan en project ...... 12

2.4 Verplichting inzake Watertoets...... 15

2.4.1 Kenmerken van het instrument watertoets ...... 15

2.4.2 Integratie met milieueffectrapportage ...... 15

2.5 Samenstelling van het team van deskundigen ...... 16

3. Wettelijk kader millieueffectrapportage ...... 17

3.1 MER-Procedure ...... 17

3.2 RUP-proces ...... 20

3.2.1 Wat is een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP)? ...... 20

3.2.2 Waarom opmaak van een RUP?...... 20

3.2.3 Inhoud en proces ...... 20

3.2.4 Rol van het Plan-MER binnen de procedure van het RUP...... 21

3.3 Verdere besluitvorming ...... 22

4. Verantwoording van het plan ...... 23

4.1 Probleemstelling ...... 23

4.1.1 Kruispunt N49 - Vaartstraat...... 23

4.1.2 Lembeke ...... 25

4.2 Doelstelling ...... 25

4.2.1 Wegwerken gevaarlijk kruispunt ...... 25

4.2.2 Ombouw N49 tot autosnelweg ...... 25

4.2.3 Beperken hinder Lembeke ...... 26

5. Ruimtelijke, Administratieve, juridische en beleidsmatige situering ...... 27

5.1 Ruimtelijke situering ...... 27

5.2 Administratieve voorgeschiedenis ...... 27

5.3 Juridische en beleidsmatige situering ...... 28

6. Planbeschrijving ...... 51

6.1 Grenzen van het plangebied ...... 51

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 3 P.000254 Kennisgeving

6.2 Huidig gebruik van het plangebied ...... 51

6.3 Beschrijving van het plan ...... 51

6.3.1 Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke ...... 51

6.3.2 Omleidingsweg te Lembeke ...... 52

6.4 Interferentie met andere plannen en projecten ...... 52

6.4.1 Gemeentelijk RUP ‘KMO-zone, containerpark, technische dienst, brandweer’52

6.4.2 Gewestelijk RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Lotus Bakeries’ ...... 53

7. Alternatieven ...... 54

7.1 Te onderzoeken alternatieven in het MER ...... 54

7.1.1 Doelstellingsalternatieven ...... 54

7.1.2 Locatiealternatieven ...... 54

7.1.3 Uitvoeringsalternatieven ...... 66

7.1.4 Nulalternatief ...... 69

8. Relevante informatie uit bestaande onderzoeken ...... 70

9. Ingreep-effectanalyse ...... 72

10. Afbakening van het studiegebied, de referentiesituatie en geplande toestand ...... 76

10.1 Studiegebied ...... 76

10.2 Referentiesituatie en geplande toestand...... 76

11. Methodologie beschrijving referentiesituatie, effectvoorspelling en –beoordeling .. 78

11.1 Algemeen 78

11.2 Discipline Bodem ...... 78

11.2.1 Afbakening van het studiegebied ...... 78

11.2.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 79

11.2.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 79

11.2.4 Significantiekader...... 80

11.2.5 Milderende maatregelen ...... 81

11.3 Discipline Water ...... 81

11.3.1 Afbakening van het studiegebied ...... 81

11.3.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 81

11.3.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 82

11.3.4 Significantiekader...... 83

11.3.5 Milderende maatregelen ...... 84

11.4 Discipline Mens-Verkeer ...... 84

11.4.1 Afbakening van het studiegebied ...... 84

11.4.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 85

11.4.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 85

11.4.4 Significantiekader...... 86

11.4.5 Milderende maatregelen ...... 90

11.5 Discipline Geluid en Trillingen ...... 90

11.5.1 Afbakening van het studiegebied ...... 90

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 4 P.000254 Kennisgeving

11.5.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 91

11.5.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 94

11.5.4 Significantiekader...... 95

11.5.5 Milderende maatregelen ...... 96

11.6 Discipline Lucht ...... 96

11.6.1 Afbakening van het studiegebied ...... 96

11.6.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 97

11.6.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 99

11.6.4 Significantiekader...... 99

11.6.5 Milderende maatregelen ...... 100

11.7 Discipline Fauna & Flora ...... 101

11.7.1 Afbakening van het studiegebied ...... 101

11.7.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 101

11.7.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 102

11.7.4 Significantiekader...... 104

11.7.5 Milderende maatregelen ...... 105

11.8 Discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie ...... 105

11.8.1 Afbakening van het studiegebied ...... 105

11.8.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 106

11.8.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 107

11.8.4 Significantiekader...... 108

11.8.5 Milderende maatregelen ...... 110

11.9 Discipline Mens-Ruimtelijke aspecten...... 110

11.9.1 Afbakening van het studiegebied ...... 110

11.9.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 110

11.9.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 111

11.9.4 Significantiekader...... 112

11.9.5 Milderende maatregelen ...... 113

11.10 Discipline Mens-Gezondheid ...... 113

11.10.1 Afbakening van het studiegebied ...... 114

11.10.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 114

11.10.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 114

11.10.4 Significantiekader...... 114

11.10.5 Milderende maatregelen ...... 115

12. Reeds gekende onzekerheden of leemten in de kennis ...... 116

13. Grensoverschrijdende effecten ...... 118

14. Voorstel inhoudstafel van het MER ...... 119

15. Verklarende woordenlijst...... 120

16. Bijlagen ...... 124

16.1 Bijlage 1: Type-oplossingen kruispunten ...... 124

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 5 P.000254 Kennisgeving

FIGUREN

Figuur 3-1 Stroomschema van de plan-m.e.r-procedure, met situering van de terinzagelegging, ingeval geen grensoverschrijdende effecten van belang zijn...... 19

Figuur 3-2 Procedure voor de opmaak van een GRUP...... 21

Figuur 4-1 Het gevaarlijk kruispunt nr. 4019 ...... 23

Figuur 4-2 Aantal ongevallen met lichamelijk letsel in de periode 1999-2001 voor het segment tussen kilometerpunten 51,5 en 53,5 ...... 24

Figuur 4-3 Ernst letsels bij ongevallen in de periode 1999-2001 voor het segment tussen kilometerpunten 51,5 en 53,5 ...... 25

Figuur 5-1 Gewestelijk RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Lotus Bakeries te Kaprijke’ ...... 48

Figuur 5-2 Gemeentelijk RUP ‘KMO-zone – Containerpark – Technische dienst - Brandweer’ ...... 49

Figuur 5-3 Algemene en bijzondere plannen van aanpak ...... 50

Figuur 7-1 Scenario 1 – Omleidingsweg rond Lembeke ...... 55

Figuur 7-2 Scenario 2 – Omleidingsweg rond Lembeke ...... 56

Figuur 7-3 Scenario 3 – Omleidingsweg rond Lembeke ...... 57

Figuur 7-4 Scenario 4 – Omleidingsweg rond Lembeke ...... 58

Figuur 7-5 Scenario 5 – Omleidingsweg rond Lembeke ...... 59

Figuur 7-6 Scenario 6 – Omleidingsweg rond Lembeke ...... 60

Figuur 7-7 Scenario 7 – Omleidingsweg rond Lembeke ...... 61

Figuur 7-8 Alternatief 1: Concept met verlaagde N49 en minimale ingrepen op MV-niveau (Hollands complex) ...... 66

Figuur 7-9 Alternatief 2: Voorstel op basis van het AWV-concept met een brugconstructie (Halfklaverbladoplossing) ...... 67

Figuur 7-10 Alternatieven fietstunnel ...... 67

Figuur 7-11 Typedwarsprofielen ...... 69

Figuur 11-1 Studiegebied Geluid en Trillingen ...... 91

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 6 P.000254 Kennisgeving

TABELLEN

Tabel 4-1 Technische kenmerken van het gevaarlijke kruispunt nr. 4019 ...... 23

Tabel 4-2 Statistieken 1997-1999 (NIS) ...... 24

Tabel 5-1 Overzichtsmatrix juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ...... 29

Tabel 7-1 Locatiealternatieven omleidingsweg rond Lembeke...... 62

Tabel 9-1 Ingreep-effectenschema: potentiële te onderzoeken effecten ...... 73

Tabel 11-1 Beoordelingscriteria voor de discipline Bodem ...... 80

Tabel 11-2 Beoordelingskader discipline Bodem ...... 80

Tabel 11-3 Beoordelingscriteria voor de discipline Water ...... 83

Tabel 11-4 Beoordelingskader discipline Water ...... 83

Tabel 11-5 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens-Verkeer...... 85

Tabel 11-6 Theoretische capaciteit per type weg...... 86

Tabel 11-7 Betekenis scores verkeersdoorstroming ...... 87

Tabel 11-8 Betekenis scores capaciteitsbeoordeling rotonde en voorrangskruispunt ...... 87

Tabel 11-9 Betekenis scores capaciteitsbeoordeling VRI ...... 87

Tabel 11-10 Theoretische capaciteit in functie van de leefbaarheid per type weg ...... 88

Tabel 11-11 Betekenis scores verkeersleefbaarheid ...... 88

Tabel 11-12 Betekenis scores verkeersveiligheid ...... 89

Tabel 11-13 Betekenis scores openbaar vervoer ...... 89

Tabel 11-14 Betekenis scores langzaam verkeer ...... 89

Tabel 11-15 Betekenis scores bereikbaarheid ...... 90

Tabel 11-16 Beoordelingscriteria voor de discipline Geluid en Trillingen ...... 94

Tabel 11-17 Significantiekader voor de discipline Geluid ...... 95

Tabel 11-18 Koppeling van het significantiekader met milderende maatregelen ...... 96

Tabel 11-19 Beoordelingscriteria voor de discipline Lucht...... 99

Tabel 11-20 Effectgroepen, criteria, methodologie discipline Fauna & Flora ...... 103

Tabel 11-21 Significantiekader voor de discipline Fauna & Flora ...... 104

Tabel 11-22 Effectgroepen, criteria, methodologie discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie ...... 108

Tabel 11-23 Significantiekader voor de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie ...... 109

Tabel 11-24 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens – Ruimtelijke aspecten ...... 112

Tabel 11-25 Significantiekader discipline mens-ruimtelijke aspecten ...... 112

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 7 P.000254 Kennisgeving

1. INLEIDING

1.1 Waarom deze Kennisgeving?

In voorliggende kennisgeving voor het plan-milieueffectrapport (MER) voor de aanleg en exploitatie van een aansluitingscomplex op de N49 te Kaprijke en een omleidingsweg te Lembeke, vindt u een beschrijving van de manier waarop deze studie zal uitgevoerd worden. Het kennisgevingsdossier geeft informatie over het 'wat', 'waarom' en 'hoe' van het plan.

Milieueffectrapportage (mer) is een instrument om de doelstellingen en beginselen van het milieubeleid te helpen realiseren, namelijk het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen.

Milieueffectrapportage is een juridisch-administratieve procedure waarbij vóór dat een activiteit of ingreep (projecten, beleidsvoornemens zoals plannen en programma's) plaatsvindt, de milieugevolgen ervan op een wetenschappelijk verantwoorde wijze worden bestudeerd, besproken en geëvalueerd in overleg met de betrokken instanties. De achterliggende gedachte is dat het beter is om de voor het milieu schadelijke activiteiten (plannen en projecten) vanaf een vroeg stadium in de besluitvorming te detecteren en bij te sturen.

Milieueffectrapportage geeft de overheid de kans om mogelijke milieueffecten grondig in overweging te nemen vooraleer zij over de uitvoering van het plan of het project een besluit neemt.

Een MER is een informatief instrument en geen beslissingsinstrument. De conclusies van het MER moeten echter ook doorwerken in de besluitvorming. Het MER zal bij de formulering van de mogelijke alternatieven, milderende of compenserende maatregelen hiermee rekening houden. De beslissing die uiteindelijk zal genomen worden door de bevoegde overheid over het vergunnen van een project onderworpen aan de mer-plicht, zal naast met milieueffecten ook rekening houden met andere sectoren (sociale, economische en technische belangen) en met openbare inspraak.

Bij het opstellen van een MER moeten regels gevolgd worden die vastgesteld zijn in Titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en in het decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995. Het indienen van de kennisgeving is het formele begin van de m.e.r.- procedure, het geheel van wettelijk vastgelegde stappen voor het opstellen, beoordelen en gebruiken van een MER.

In voorliggende kennisgeving wordt beschreven welk plan de initiatiefnemer wenst uit te voeren en hoe de gevolgen voor de natuur en het milieu van het plan zullen worden bestudeerd. De kennisgeving geeft de blauwdruk aan van het MER, dat op basis van dit dossier en van de richtlijnen van de bevoegde administratie zal opgesteld worden.

Op basis van de kennisgeving krijgen het publiek en alle betrokken administraties de mogelijkheid om opmerkingen te geven over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport en over de planalternatieven die moeten bestudeerd worden, over de effecten die ermee samenhangen en over de manier waarop de effecten bestudeerd worden. Deze kennisgeving is dan ook te beschouwen als een uitnodiging aan alle betrokkenen om mee te denken over de gewenste inhoud van het milieueffectrapport.

1.2 Leeswijzer

Voorliggend document bevat informatie over het plan ‘Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke’ en over de wijze waarop de milieueffecten van dit plan zullen bestudeerd worden.

Deze kennisgeving omvat vijftien hoofdstukken, inclusief dit inleidend hoofdstuk (Hoofdstuk 1). Hieronder wordt kort de inhoud van de verdere hoofdstukken omschreven.

Hoofdstuk 2 geeft algemene inlichtingen met betrekking tot de initiatiefnemer van het plan en het team van erkende m.e.r.-deskundigen die het onderzoek voor het plan-milieueffectrapport zullen uitvoeren. Daarnaast wordt het plan getoetst aan de MER-plicht en aan de verplichting inzake watertoets.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 8 P.000254 Kennisgeving

In hoofdstuk 3 wordt het wettelijk kader voor milieueffectrapportage voor plannen op Vlaams niveau toegelicht. Tevens wordt de procedure voor de uitvoering van een plan-m.e.r. in Vlaanderen, waar deze ‘kennisgeving’ in past, beschreven en toegelicht.

Hoofdstuk 4 behandelt de probleemstelling die geleid heeft tot het uitwerken van het plan. Hier wordt aangegeven waarom het plan noodzakelijk is.

In hoofdstuk 5 worden de ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering van het plan beschreven.

In hoofdstuk 6 wordt het plangebied beschreven. Ook wordt er besproken met welke plannen en projecten het voorliggend plan kan interfereren.

Hoofdstuk 7 geeft aan welke alternatieven de initiatiefnemer in het MER wil laten onderzoeken.

Hoofdstuk 8 geeft een overzicht van de beschikbare relevante informatie uit bestaande onderzoeken.

In hoofdstuk 9 wordt een eerste analyse gemaakt van de te verwachten effecten op het milieu ten gevolge van de aanleg en de exploitatie van het voorgestelde plan. Een schema met de voornaamste oorzaak-gevolgrelaties van het plan wordt weergegeven op bladzijde 73.

In hoofdstuk 10 worden een aantal uitgangspunten voor de milieueffectrapportering vastgelegd: wat wordt bedoeld met plangebied en studiegebied, binnen welk gebied en welke periode worden effecten verwacht? Hoe wordt de impact van het plan bepaald?

Hoofdstuk 11 geeft per discipline aan welke methode zal gevolgd worden voor het bepalen van de milieu-impact, van welke basisgegevens daarbij zal gebruik gemaakt worden en welke normen eventueel worden gebruikt om de resultaten van de impactbepaling aan te toetsen.

Hoofdstuk 12 geeft aan over welke gegevens of onderzoeksaspecten er nu al leemten of onzekerheden bestaan.

In hoofdstuk 13 wordt nagegaan of grensoverschrijdende effecten verwacht worden.

Hoofdstuk 14 stelt de globale inhoudstafel van het op te maken milieueffectrapport (MER) voor.

Tot slot is nog een verklarende woordenlijst toegevoegd (hoofdstuk 15).

1.3 Hoe wordt de inspraak op de Kennisgeving georganiseerd?

Deze kennisgeving ligt maximaal 30 dagen ter inzage bij de gemeenten die gelegen zijn in het studiegebied van het voorgenomen plan.

Voor het plan ‘Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke’ is dat de gemeente Kaprijke.

Alle betrokkenen worden uitgenodigd om hun visie te geven op de volledigheid van het geplande onderzoek in het plan-MER. Het is de bedoeling dat er uit de inspraak zoveel mogelijk bruikbare ideeën komen om het onderzoek in de plan-m.e.r. te verbeteren en/of te vervolledigen. Het publiek, alsook het maatschappelijk middenveld en alle andere betrokken instanties krijgen de mogelijkheid om aanvullingen te geven over de nodige inhoud van het plan- MER en in het bijzonder over de noodzakelijk te onderzoeken effecten, planalternatieven of maatregelen.

Eventuele opmerkingen van burgers op het kennisgevingsdossier worden na ter inzage legging bij voorkeur ingediend bij de betrokken gemeente:

Gemeente Kaprijke MER Plan ‘Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke’ Veld 1 9970 Kaprijke

De opmerkingen kunnen ook rechtstreeks aan de bevoegde administratie voor de uitvoering van de m.e.r.- wetgeving van het Vlaams Gewest worden overgemaakt:

Vlaamse overheid

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 9 P.000254 Kennisgeving

Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Milieueffectrapportage Graaf de Ferrarisgebouw (3de verdieping) Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel 02/553.80.79 fax 02/553.80.75

Bij de milieuambtenaar van de gemeente kan meer informatie verkregen worden over de inspraakprocedure en de manier waarop geldige opmerkingen kunnen worden ingediend. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek http://www.mervlaanderen.be of bij de milieuambtenaar van de gemeente. De folder kan ook aangevraagd worden via [email protected].

Binnen de 30 dagen na de aanvang van de terinzagelegging bezorgt het college van burgemeester en schepenen de opmerkingen van de publieke inspraak en de eigen opmerkingen aan de administratie (de Dienst Mer). De Dienst Mer bestudeert en verwerkt de reacties en bepaalt welke opmerkingen en aanvullingen aanleiding geven tot uitbreiding of beperking van het onderzoek. De richtlijnen voor het MER die na de periode van terinzagelegging door de Dienst Mer worden opgesteld, vormen het eigenlijke onderzoekskader waar de m.e.r.-deskundigen die het MER zullen opmaken mee zullen werken.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 10 P.000254 Kennisgeving

2. ALGEMENE INLICHTINGEN

2.1 Beknopte voorstelling van het plan

Voorliggend plan kadert in het programma voor het wegwerken van de gevaarlijke punten en wegvakken in Vlaanderen. Er is een vijfjaren programma opgezet om deze projecten aan de pakken. Door de Vlaamse regering is hiervoor een budget voorzien van 100 miljoen € per jaar. Het huidige project wordt aangepakt in 2011.

Het plan voorziet het wegwerken van het gevaarlijk kruispunt 4019 in Kaprijke door middel van de inrichting van een aansluitingscomplex aan de N49 ter hoogte van de Vaartstraat (N456). De Beekstraat blijft hierbij aangesloten op de Vaartstraat, in de omgeving van het complex. Tevens wordt bij de bouw van het aansluitingscomplex, de aanleg van een omleidingsweg (N456) rond Lembeke voorzien.

Om het plan te kunnen verwezenlijken, dient voor beide deelplannen een RUP te worden opgemaakt.

In het MER zullen de effecten van de aanleg en exploitatie van het aansluitingscomplex en de omleidingsweg op het milieu onderzocht worden. Hierbij zullen volgende disciplines achtereenvolgens2 bestudeerd worden:

ƒ Bodem ƒ Water ƒ Mens – Verkeer ƒ Geluid en trillingen ƒ Lucht ƒ Fauna en flora ƒ Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ƒ Mens-Ruimtelijke aspecten ƒ Mens-Hinder, veiligheid en gezondheid

2.2 De initiatiefnemer

De initiatiefnemer van het plan is de instantie die het plan wil ondernemen. De initiatiefnemer die het plan gaat realiseren is AWV:

Vlaams Gewest Agentschap Wegen en Verkeer Koning Albert II-laan 20, bus 4 1000 Brussel Interne deskundige: Lucie Pertry, Dienstkringingenieur D413-Eeklo, AWV

2 Hierbij werden de disciplines in volgorde geschikt op basis van de input die de effectbespreking levert voor de daarop volgende disciplines.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 11 P.000254 Kennisgeving

2.3 Toetsing aan de Plan-MER-plicht

2.3.1 Juridisch/beleidsmatig kader

De wettelijke eisen van de inhoud van het MER zijn omschreven in het MER-VR decreet van 18 december 2002. Dit decreet is ondertussen gedeeltelijk gewijzigd door het plan-MER-decreet van 27 april 2007 (BS d.d. 20 juni 2007) dat nu van toepassing is. De Vlaamse Regering keurde op 12 oktober 2007 het ‘besluit betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma's’ goed. Het besluit geeft uitvoering aan het plan-mer-decreet van 27 april 2007 (B.S. 7/11/07).

Het decreet verplicht dat bepaalde plannen van administratieve overheden van gewestelijk, provinciaal of lokaal niveau worden onderworpen aan een milieueffectenstudie, vooraleer zij definitief worden goedgekeurd. Wie een plan met aanzienlijke milieueffecten wil opmaken, moet eerst de milieueffecten en de eventuele alternatieven in kaart brengen.

Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering over de categorieën van projecten waarvoor (al dan niet) een milieueffectrapport moet worden opgemaakt werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 10 december 2004 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 17 februari 2005. De categorieën van projecten waarvoor een project- MER moet worden opgesteld zijn vermeld in bijlage I en bijlage II van dit besluit.

Bijlage I projecten zijn hierbij steeds m.e.r.-plichtig.

Bijlage II projecten zijn eveneens m.e.r.-plichtig maar de initiatiefnemer kan een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van m.e.r.-plicht indienen bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). Ontheffing is mogelijk indien vroeger al een plan-MER over een plan of programma waarin het voorgenomen project past werd goedgekeurd of wanneer al een project-MER werd goedgekeurd over een project waarvan het voorgenomen initiatief een herhaling, voortzetting of alternatief is of indien aangetoond kan worden dat het voorgenomen project geen aanzienlijke gevolgen kan hebben voor het milieu en een nieuw project-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens over aanzienlijke milieueffecten kan bevatten.

2.3.2 Toetsing van het plan en project

Voor de realisatie van het aansluitingscomplex en de omleidingsweg dienen ruimtelijke bestemmingen te worden gewijzigd en is bijgevolg een Ruimtelijk Uitvoeringsplan noodzakelijk. Het ruimtelijke uitvoeringsplan bepaalt de bestemmingen waarbinnen het latere project gerealiseerd kan worden en vormt dus het kader waarbinnen stedenbouwkundige vergunningen voor een project kunnen toegekend worden. Voor dit plan dient volgens het decreet van 27 april 2007 bijgevolg onderzocht te worden of het onder de plan-MER-plicht valt.

Om al dan niet te kunnen besluiten of een plan MER-plichtig is, moeten geval per geval de volgende drie stappen doorlopen worden:

1. Valt het plan onder de definitie van plan of programma zoals gedefinieerd in het D.A.B.M?

Ja

D.A.B.M. Art. 4.1.1.

Plan of programma: Plan of programma, met inbegrip van die welke door de Europese Unie worden medegefinancieerd, alsook de wijzigingen ervan, dat: x door een instantie op regionaal, provinciaal of lokaal niveau wordt opgesteld en/of vastgesteld of dat door een instantie wordt opgesteld om middels een wetgevingsprocedure door het Vlaams Parlement of de Vlaamse Regering te worden vastgesteld, EN x op grond van decretale of van bestuursrechtelijke bepalingen is voorgeschreven.

2. Valt het plan onder het toepassingsgebied van het D.A.B.M.?

Ja

D.A.B.M. Art. 4.2.1

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 12 P.000254 Kennisgeving

Dit hoofdstuk is van toepassing op ieder plan of programma dat het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een project.

Dit hoofdstuk is eveneens van toepassing op ieder plan of programma, waarvoor, gelet op het mogelijke effect op gebieden, een passende beoordeling vereist is uit hoofde van artikel 36ter, §3, eerste lid, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

3. Valt het plan onder de plan-MER-plicht?

ƒ Deelplan ‘Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke’:

Het plan valt onder Rubriek 13 van bijlage II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004, waardoor het van rechtswege plan-MER-plichtig is. Tenzij kan worden aangetoond dat het RUP slechts ‘het gebruik bepaalt van een klein gebied op een lokaal niveau’ of dat het RUP slechts een ‘kleine wijziging inhoudt’.

Bijlage II, Rubriek 13:

‘Wijziging of uitbreiding van projecten van Bijlage I of II, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd en die aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (niet in Bijlage I opgenomen wijzigingen of uitbreiding).’

Conform artikel 4.4.7. §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening mag er voor kleine handelingen van algemeen belang steeds worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften.

Art. 4.4.7. §2 (Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)

In een vergunning voor kleine handelingen van algemeen belang, of voor lijninfrastructuur- en nutswerken die een gemeentelijk karakter hebben of een kleine wijziging inhouden, mag steeds worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften, voor zover de betrokken handelingen de algemene bestemming en het architectonische en landschappelijke karakter van het gebied niet kennelijk in het gedrang brengen.

De Vlaamse Regering bepaalt welke handelingen van algemeen belang als klein worden beschouwd, en welke lijninfrastructuur- en nutswerken een gemeenlijk karakter hebben of een kleine wijziging inhouden.

ƒ Deelplan ‘Omleidingsweg te Lembeke’:

Het plan is niet van rechtswege plan-MER-plichtig. Ter volledigheid worden de relevante rubrieken vermeld.

Bijlage I, Rubriek 10

Aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, of verlegging en/of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken, indien de nieuwe weg, of het verlegde en/of verbrede weggedeelte een ononderbroken lengte van 10 km of meer heeft.

Bijlage II, Rubriek 10 e

x Aanleg van wegen met 4 of meer rijstroken over een lengte van 1 km tot 10 km. x Aanleg van wegen met 2 of meer rijstroken over een lengte van 10 km of meer. x Aanleg van verharde wegen die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied zijn gelegen.

Aangezien de omleidingsweg slechts 2 rijstroken telt, een maximale lengte heeft van 2,6 km en niet gelegen is in een bijzonder beschermd gebied, is het deelplan ‘Omleidingsweg te Lembeke’ niet van rechtswege plan- MER-plichtig.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 13 P.000254 Kennisgeving

Op 5 juni 2008 vond een overlegvergadering plaats met LNE, Dienst BGP, ARP en de Provincie Oost-Vlaanderen om de onduidelijkheden omtrent de procedurele aspecten voor dit plan uit te klaren. Tijdens dit overleg werd er beslist dat het Vlaams Gewest voor beide plannen gemeenschappelijk een Gewestelijk RUP opstelt en werd de opmaak van een plan-MER geadviseerd. Ter volledigheid worden in onderstaand kader de relevante paragrafen uit het vergaderingsverslag geciteerd.

Deelplan ‘Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke’

In het verleden hebben de Dienst Stedenbouwkundige Vergunningen van de Vlaamse Overheid en de toenmalige stedenbouwkundige ambtenaar van ROHM Oost-Vlaanderen gesteld dat de opname van een reservatiestrook op het gewestplan niet automatisch impliceert dat de aanleg van een op- en afrittencomplex hierbinnen steeds vergunbaar is. De reservatiestrook langs de N49 dient immers voor eventuele verbredingswerken van de hoofdweg, aanleg van parallelwegen of andere infrastructuurwerken. Bovendien werden op- en afrittencomplexen doorgaans afzonderlijk aangeduid op de gewestplan.

Een GRUP dringt zich dus zowiezo op voor de bouw van het complex. In deze context dient door de Minister van Openbare Werken aan de Vlaamse Regering een mededeling gedaan te worden dat er ter hoogte van Kaprijke een aansluitingscomplex voorzien wordt in afwijking op het RSV. Deze kan als basis dienen voor de aanvraag van de opmaak van een GRUP aan de Minister van Ruimtelijke Ordening.

Het project valt onder rubriek 13 van bijlage II, waardoor het van rechtswege plan-MER-plichtig is. Tenzij kan aangetoond worden dat het RUP slechts ‘het gebruik bepaalt van een klein gebied op lokaal niveau’ of dat het RUP slechts een ‘kleine wijziging’ inhoudt.

In dit specifieke geval adviseert LNE Dienst BGP zowiezo te opteren voor een plan-MER. Deze keuze wordt mee onderbouwd vanuit volgende vaststellingen:

x In het noorden van het kruispunt situeert zich een reservatiestrook voor de omlegging van de N456 richting Kaprijke dewelke binnen het op te maken GRUP mee kan opgeheven worden. x In de buurt situeert zich het beschermd monument ‘Hof Ter Cruysse’ hetwelk binnen het bestaande projectMER voor de N49 reeds aanleiding heeft gegeven tot een aantal uitspraken.

Deelplan ‘Omleidingsweg te Lembeke’

Vanuit het subsidiariteitsprincipe zou de opmaak van een RUP voor de vastlegging van een nieuw tracé voor de omleidingsweg een provinciale aangelegenheid moeten zijn. De Provincie meent echter dat in dit geval de opmaak van een RUP een gewestelijke aangelegenheid is omwille van de voorgeschiedenis van het dossier en de verbondenheid met het aansluitingscomplex. Het Vlaams Gewest is dan ook bereid dit RUP gewestelijk te behandelen tesamen met het GRUP voor het aansluitingscomplex.

Dit plan is niet van rechtswege planMER-plichtig. De Provincie dringt echter aan op de opmaak van een planMER gezien de aanleg van deze omleidingsweg maatschappelijk wel degelijk een impact zal hebben.

LNE Dienst BGP kan zich hierbij aansluiten en adviseert dat de opmaak van één globaal planMER voor beide dossiers hier de voorkeur geniet.

Bijgevolg wordt het plan als plan-MER-plichtig beschouwd.

Het doel van het plan-MER is om milieueffecten van een plan en zijn alternatieven te onderzoeken. Mogelijke effecten op lange termijn die ruimtelijke consequenties hebben, kunnen voorkomen of verminderd worden door het opleggen van voorwaarden en voorschriften in het plan (RUP).

In een latere fase zal voor de realisatie van het aansluitingscomplex bijkomend nog een project-MER dienen opgemaakt te worden. Doordat dit project valt onder bijlage II (rubriek 13), kan de initiatiefnemer hiervoor een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen. Met betrekking tot het aansluitingscomplex zal voorliggend plan-MER voldoende diepgaand worden uitgewerkt ter ondersteuning voor deze ontheffingsaanvraag.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 14 P.000254 Kennisgeving

2.4 Verplichting inzake Watertoets

2.4.1 Kenmerken van het instrument watertoets

Op 18 juli 2003 werd het decreet betreffende het Integraal Waterbeleid (IWB) (aangepast door decreet van 25 mei 2007) bekrachtigd door de Vlaamse regering. Dit decreet geeft uitvoering aan de Europese kaderrichtlijn Water en moet leiden tot een duurzaam waterbeleid in Vlaanderen.

In artikel 8 van het decreet is daarom de invoering van de watertoets voorzien. De overheid die over een vergunning, een plan of programma moet beslissen, draagt er zorg voor, door het weigeren van de vergunning of door goedkeuring te weigeren aan het plan of programma dan wel door het opleggen van gepaste voorwaarden of aanpassingen aan het plan of programma, dat geen schadelijk effect ontstaat of dit zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd.

Via de watertoets wordt inhoudelijk en procedureel een expliciete plaats gegeven aan waterbelangen in de totstandkoming van plannen, programma’s en vergunningsbesluiten. Het doel van de watertoets is in hoofdzaak het ontstaan van schadelijke effecten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken, en als dat niet kan, om de schadelijke effecten te herstellen of te compenseren.

Op 20 juli 2006 keurde de Vlaamse Regering het uitvoeringsbesluit voor de watertoets definitief goed. Dit besluit trad in werking op 1 november 2006 en bevat nadere regels over de toepassing van de watertoets zowel voor vergunningen als voor plannen en programma's. Het besluit bepaalt welke handelingen of activiteiten schadelijke effecten kunnen veroorzaken voor het watersysteem, en welke de gepaste voorwaarden zijn om het schadelijk effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren.

2.4.2 Integratie met milieueffectrapportage

In paragraaf 4 van artikel 8 van het decreet Integraal Waterbeleid is een koppelingsbepaling opgenomen, die de integratie van de watertoets in de discipline Water van het plan-MER beschrijft. Deze koppelingsbepaling bepaalt dat voor de vergunningspichtige activiteit, plan of programma dat onderworpen is aan een milieueffectenrapportage, de analyse en evaluatie van het al dan niet optreden van een schadelijk effect en de op te leggen voorwaarden om dat effect te vermijden, te beperken, te herstellen of te compenseren, in het rapport (MER) dient te gebeuren.

Ook in het besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake milieueffect- en veiligheidsrapportage van 9 maart 2004 (artikel 7.1 paragraaf 1, bijlage 7, 1.5) wordt de koppeling met de watertoets voorzien.

De watertoets voor het plan ‘Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke’ zal in het hoofdstuk ‘Water’, de synthese en de niet-technische samenvatting van het MER opgenomen worden.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 15 P.000254 Kennisgeving

2.5 Samenstelling van het team van deskundigen

Volgende deskundigen zullen het milieueffectrapport (MER) voor de aanleg en exploitatie van het aansluitingscomplex in Kaprijke en de omleidingsweg in Lembeke opmaken:

Erkende MER-deskundigen: coördinator en deskundige landschap, bouwkundig erfgoed & archeologie en fauna & flora

Nele Aerts, Technum-Tractebel Engineering NV Schutterslaan 35, 3670 Meeuwen (MB/MER/EDA/681 geldig tot 11/06/2010, procedure tot verlenging van de erkenning is lopende) Medewerker: Anne Devivier, Koenraad Van Meerbeek

De discipline Mens – Hinder, Veiligheid en Gezondheid zal tevens op gepaste wijze door de coördinator worden behandeld. deskundige bodem en water Francis Vansina, Technum-Tractebel Engineering NV

Wijnbergenstraat 49, 3010 Leuven (MB/MER/EDA/118/V3 geldig tot 03/10/2013) Medewerker: Anne Devivier, Koenraad Van Meerbeek deskundige mens-verkeer

Marc Jossa, Technum-Tractebel Engineering NV

Tomstraat 55, 3800 Sint-Truiden (MB/MER/EDA/146/V3 geldig tot 21/06/2015) deskundige geluid

Chris Neuteleers, Technum-Tractebel Engineering NV

Bonastraat 3, 3350 Linter (MB/MER/EDA/556/V-2 geldig tot 16/12/2012) Medewerker: Herbert Van Den Branden deskundige lucht

Johan Versieren, JOVECO BVBA

Kriesberg 29B, 3221 Holsbeek (MB/MER/EDA/059/V4 geldig tot 10/05/2015) deskundige mens-ruimtelijke aspecten

Marc Jossa, Technum-Tractebel Engineering NV

Tomstraat 55, 3800 Sint-Truiden (MB/MER/EDA/146/V3 geldig tot 21/06/2015)

Interne deskundige:

Lucie Pertry, Dienstkringingenieur D413-Eeklo, AWV

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 16 P.000254 Kennisgeving

3. WETTELIJK KADER MILLIEUEFFECTRAPPORTAGE

3.1 MER-Procedure

Het op te maken plan-MER voor het GRUP betreffende het aansluitingscomplex in Kaprijke en de omleidingsweg in Lembeke volgt de procedure zoals opgenomen in het decreet tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage (het MER/VR-decreet) dat op 18 december 2002 door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd en aangevuld door het decreet van 27 april 2007. De aanpassing van het decreet was nodig om Europese en internationale afspraken te kunnen uitvoeren. Door het decreet zijn de procedurestappen gevoelig uitgebreid ten behoeve van de publieke inspraak en het formuleren van richtlijnen. Het mer-proces vormt de praktijkinvulling van het wettelijk kader.

De procedure voor het opstellen van een plan-MER wordt gekenmerkt door vier fasen:

ƒ Een kennisgevingsfase: tijdens deze fase wordt het kennisgevingsdossier opgesteld en ingediend bij de bevoegde overheid (Dienst Mer). De fase wordt afgesloten met het volledig verklaren van de kennisgeving. ƒ In de richtlijnenfase worden de inhoud en de bijzondere richtlijnen voor het plan-MER vastgesteld door de Dienst Mer. ƒ In de uitvoeringsfase wordt door het team van erkende deskundigen het eigenlijke plan-MER opgesteld. ƒ Tijdens de beoordelingsfase wordt het plan-MER inhoudelijk getoetst en goed- of afgekeurd door de Dienst Mer. Het goedgekeurde plan-MER wordt samen met het plan, de richtlijnen en het goedkeuringsverslag onderworpen aan een openbaar onderzoek (cfr. Artikel 4.2.11 van het decreet van 27 april 2007).

De verschillende fasen en de erbij horende procedurestappen worden hieronder kort toegelicht.

Kennisgevingsfase

De initiatiefnemer controleert of de vergunningsplichtige activiteit moet onderworpen worden aan een milieueffectrapportage (toetsing aan het Decreet van 17 april 2007, aan het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s van 12 oktober 2007 en aan het Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage van 10 december 2004, zie paragraaf 2.3.2). Als de voorgenomen activiteit MER-plichtig is, stelt de initiatiefnemer een team van deskundigen samen.

Aan de hand van de kennisgeving brengt de initiatiefnemer de administratie op de hoogte van het voorgenomen plan en plan-MER.

In de kennisgeving zijn onder andere de voorgenomen activiteit, de aard, de ligging, doelstellingen en verant- woording van het plan beschreven en zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en namen van de uitvoerders van het milieueffectrapport vermeld. Ook geeft de initiatiefnemer hierin een overzicht van de juridische en beleidsmatige context en beschrijft hij de onderzochte alternatieven, bestaande en beoogde vergunningen en relevante gegevens uit vorige rapportages en goedgekeurde rapporten. Daarnaast beschrijft de initiatiefnemer de specifieke milieuaspecten die onderzocht en beschreven zullen worden in het plan-MER, inclusief de verdere aanpak voor de bepaling en de beoordeling van deze aspecten. Ook is het wenselijk dat de reeds gekende moeilijkheden en leemten in de kennis aangegeven worden. Indien er grensoverschrijdende effecten verwacht worden, vermeldt de initiatiefnemer de nodige gegevens die de Dienst Mer toelaten na te gaan of de bevoegde autoriteiten van naburige lidstaten betrokken dienen te worden bij de procedure.

Na het opstellen van het kennisgevingsdossier, dient de initiatiefnemer het dossier in bij de bevoegde overheid, namelijk de Dienst Mer, afdeling Milieu-, Natuur en Energiebeleid, van het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie. Na het ontvangen van de kennisgeving onderzoekt de Dienst Mer of de kennisgeving volledig is en betekent deze beslissing binnen een termijn van 20 dagen na ontvangst van de kennisgeving.

Richtlijnenfase

Na de volledigverklaring van de kennisgeving stuurt de Dienst Mer het kennisgevingsdossier door naar de betrokken gemeentebesturen, de provincie, de vergunningverlenende overheid en de door de Vlaamse regering

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 17 P.000254 Kennisgeving aangewezen administraties. Daarnaast organiseert de Dienst Mer de bekendmaking en terinzagelegging ten behoeve van het publiek.

Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente, waar het plan gelegen is, organiseert een terinzagelegging. De gemeente kondigt dit aan de burgers op gepaste wijze aan. Op deze kennisgeving kunnen de burgers reageren. Door nuttige inspraakreacties van inwoners van de betrokken gemeenten kan het onderzoek voor het milieueffectrapport inhoudelijk bijgestuurd worden. Meer informatie is beschikbaar in een folder die de Dienst Mer daarover heeft opgesteld. Deze folder vindt u op de webstek www.mervlaanderen.be of bij de milieuambtenaar van uw gemeente. De folder kan u ook aanvragen via [email protected]. Binnen de 30 dagen vanaf de datum van de beslissing bezorgt het college de bij hen binnengekomen reacties van inwoners en eigen opmerkingen aan de Dienst Mer.

Op basis van inspraakreacties van de inwoners en reacties van de aangeschreven administraties en openbare besturen en na een informele vergadering met de betrokkenen, stellen de medewerkers van de Dienst Mer richtlijnen op die de initiatiefnemer moet volgen bij het opstellen van het plan-MER.

De Dienst Mer betekent onverwijld deze richtlijnen aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, provincie en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen.

Uitvoeringsfase

Tijdens de uitvoeringsfase stelt het team van erkende deskundigen het plan-MER op onder leiding van een MER- coördinator. Dit gebeurt in overeenstemming met het m.e.r.-richtlijnenboek, de opgelegde inhoudsafbakening, de bijzondere richtlijnen en eventuele bijkomende schriftelijke richtlijnen. Meestal wordt er tussentijds een ontwerp- MER opgesteld dat informeel besproken wordt door de initiatiefnemer, het team van deskundigen, de Dienst Mer en aangeschreven administraties en openbare besturen.

Beoordelingsfase

Na indiening van het definitief MER bij de Dienst Mer controleert deze of het MER beantwoordt aan de inhoudelijke vereisten van de richtlijnen. Daarna keurt de Dienst Mer het MER goed of af binnen 50 dagen na ontvangst van het rapport en stellen ze een goedkeurings- of afkeuringsverslag op. Deze goed- of afkeuring wordt onverwijld betekend aan de initiatiefnemer, de betrokken overheden, administraties, de MER-coördinator en het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeentebesturen.

De resultaten van het plan-MER en de gemaakte opmerkingen en adviezen worden verwerkt in het uiteindelijke plan. Het goedgekeurde plan-MER wordt samen met het aangepaste ontwerpplan (hier de RUPs) in openbaar onderzoek gebracht in de gemeente waar het gelegen is gedurende 60 dagen. Daarna wordt het plan definitief goedgekeurd of vastgesteld.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 18 P.000254 Kennisgeving

Figuur 3-1 Stroomschema van de plan-m.e.r-procedure, met situering van de terinzagelegging, ingeval geen grensoverschrijdende effecten van belang zijn.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 19 P.000254 Kennisgeving

De verschillende procedurestappen die in elk van de fasen doorlopen dienen te worden, worden in Figuur 3-1 vereenvoudigd weergegeven (voor een plan zonder grensoverschrijdende effecten3).

3.2 RUP-proces

3.2.1 Wat is een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP)?

RUPs worden opgemaakt ter uitvoering van ruimtelijke structuurplannen. Ze betekenen een juridische verankering van de beleidsopties uit het structuurplan. RUPs scheppen de ruimtelijke mogelijkheden (onder andere inzake bestemming, inrichting en beheer) voor de realisatie van een toekomstvisie met betrekking tot de ordening van woongebieden, commerciële centra, bedrijven en diensten, verkeers- en vervoersinfrastructuur, groene ruimten, recreatie enz… .

RUPs kunnen worden opgemaakt op 3 niveaus, nl. gewestelijk, provinciaal of gemeentelijk. Voor het plan ‘Aansluitingscomplex te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke’ wordt 1 gemeenschappelijk Gewestelijk RUP opgemaakt.

3.2.2 Waarom opmaak van een RUP?

De opname van een reservatiestrook op het gewestplan impliceert niet dat de aanleg van een op- en afrittencomplex hierbinnen steeds vergunbaar is. De reservatiestrook langs de N49 dient voor eventuele verbredingswerken van de hoofdweg, aanleg van parallelwegen of andere infrastructuurwerken. Op- en afrittencomplexen worden doorgaans afzonderlijk aangeduid op de gewestplannen. Bijgevolg dient er voor het deelplan ‘Aansluitingscomplex te Kaprijke’ een GRUP te worden opgesteld.

Met betrekking tot de omleidingsweg om Lembeke is er op het gewestplan een reservatiestrook voorzien. Als gevolg van de goedkeuring van het Gewestelijk RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Lotus Bakeries te Lembeke’ werd een deel van deze reservatiestrook opgeheven. Om de realisatie van deze omleidingsweg toch mogelijk te maken, dient deze te worden opgenomen in een Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Gezien echter de lange voorgeschiedenis van het dossier en de verbondenheid van de omleidingsweg met het aansluitingscomplex is de Provincie van oordeel dat de opmaak van dit RUP een gewestelijke aangelegenheid is. Het Vlaams Gewest is bereid dit RUP gewestelijk te behandelen tesamen met het GRUP voor het aansluitingscomplex.

3.2.3 Inhoud en proces

Gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt ter uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Een RUP bevat een grafische voorstelling van het gebied waarover het gaat en bevat de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming van dat gebied, de inrichting ervan en het beheer van dat gebied.In een RUP wordt in eerste instantie toegelicht welke randvoorwaarden en bepalingen betrekking hebben op het plangebied.

De procedure voor opmaak van een GRUP wordt voorgesteld in Figuur 3-2.

Volgens het decreet Ruimtelijke Ordening verloopt het opstellen van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) in 7 stappen:

ƒ een voorbereidende fase, met informatievergadering en de opmaak van een voorontwerp van het RUP ƒ een plenaire vergadering, waarin het ontwerp RUP wordt voorgelegd aan verschillende administraties ƒ de voorlopige vaststelling van het RUP door de Vlaamse Regering ƒ een openbaar onderzoek ƒ de verwerking van de resultaten van het openbare onderzoek ƒ de definitieve vaststelling van het RUP door de Vlaamse Regering ƒ de publicatie van het RUP in het Belgisch Staatsblad

3 In geval er grensoverschrijdende effecten verwacht worden, worden de genoemde termijnen voor het vaststellen van de richtlijnen en de goedkeuring van het MER verlengd. Daarnaast dienen de kennisgeving, de richtlijnen en de beslissing ook naar de Espoo-verdragspartij te worden verstuurd. Voorliggend plan zal geen grensoverschrijdende effecten tot gevolg hebben (zie hoofdstuk 13).

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 20 P.000254 Kennisgeving

Figuur 3-2 Procedure voor de opmaak van een GRUP.

3.2.4 Rol van het Plan-MER binnen de procedure van het RUP

Het mer-proces dient te fungeren als effectenonderzoek op basis waarvan het plan (RUP) op een zo verantwoord mogelijke wijze gerealiseerd kan worden. Het MER focust hierbij op het onderzoek van de effecten op “het milieu”. Hierbij dient “het milieu” zeer ruim begrepen te worden en omvat dit (zoals eerder reeds aangegeven);

ƒ de bodem ƒ het water (grondwater en oppervlaktewater) ƒ de mens, mobiliteitsgerelateerde situatie ƒ het geluidsklimaat ƒ de luchtkwaliteit ƒ de fauna en flora ƒ het landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ƒ de mens, ruimtelijke aspecten ƒ de mens, gezondheidsaspecten

Er wordt bijgevolg ruim gekeken naar de mogelijke effecten van het plan.

Bij het onderzoek van de effecten wordt gezocht naar een zo milieuvriendelijk mogelijke wijze (het meest milieuvriendelijke alternatief) om het plan uit te voeren. Waar mogelijk zullen milderende of compenserende maatregelen op planniveau voorgesteld worden.

Het plan-MER zal bijgevolg bruikbaar zijn als milieuafweging voor de op te maken RUP’s.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 21 P.000254 Kennisgeving

3.3 Verdere besluitvorming

De initiatiefnemer dient verschillende vergunningen aan te vragen om het plan te kunnen uitvoeren:

Stedenbouwkundige vergunning: De initiatiefnemer moet een stedenbouwkundige vergunning aanvragen voor elke activiteit die, volgens art. 99 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, aan de stedenbouwkundige vergunningsplicht onderworpen is.

Het door de Dienst Mer goedgekeurde project-MER of ontheffingsdossier moet als bijlage bij het stedenbouwkundige vergunningsaanvraagdossier voor het plan gevoegd worden. De stedenbouwkundige vergunning wordt aangevraagd bij het Agentschap Ruimtelijke Ordening Oost-Vlaanderen Afdeling Stedenbouwkundig beleid en Onroerend Erfgoed beleid.

Voor MER-plichtige werken, zoals voorliggend plan, dient bij de beoordeling van de stedenbouwkundige vergunning een openbaar onderzoek te worden georganiseerd. Tijdens deze periode van 30 dagen kunnen bezwaarschriften en opmerkingen ingediend worden. Het goedgekeurd project-MER of ontheffingsdossier dient als bijlage van het vergunningsaanvraagdossier ter beschikking te zijn tijdens het openbaar onderzoek.

Kapvergunning Voor het vellen van hoogstammige bomen, alleenstaand, in groeps- of lijnverband is een stedenbouwkundige vergunning nodig, als ze geen deel uitmaken van een bos. Als hoogstammige boom wordt beschouwd elke boom die op een hoogte van 1 meter boven het maaiveld een stamomtrek van 1 meter heeft.

Vrijstellingen: voor het vellen van hoogstammige bomen is geen stedenbouwkundige vergunning vereist, mits aan alle van de volgende vereisten voldaan is:

ƒ ze maken geen deel uit van een bos, zoals bedoeld in het bosdecreet en zijn uitvoeringsbesluiten; ƒ ze zijn gelegen in een woongebied of in een industriegebied, of in een daarmee vergelijkbaar gebied, en niet in een woonparkgebied of in een daarmee vergelijkbaar gebied; ƒ ze bevinden zich op huiskavels van een vergunde woning of vergund bedrijfsgebouw, maar niet op de grens met het openbaar domein; ƒ ze zijn gelegen binnen een straal van maximaal 15 meter rondom de vergunde woning of het bedrijfsgebouw;

Milieuvergunning Voor de exploitatie van een nieuwe wegenis is geen milieuvergunning vereist. Het is echter wel mogelijk dat een tijdelijke milieuvergunning nodig is voor de werfinrichting en/of bemaling tijdens de aanlegfase.

Ontheffing van het ontbossingsverbod Een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing is noodzakelijk, tenzij in zones met bestemming woongebied/industriegebied in ruime zin. Er kan een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van het ontbossingsverbod worden aangevraagd. Een compenserende bebossing kan slechts, met inachtneming van alle wettelijke en reglementaire bepalingen, worden uitgevoerd op terreinen die nog niet bebost zijn. Deze bebossing mag afhankelijk van de bestemming van een grond al dan niet plaatsvinden. Daarnaast kan een compenserende bebossing niet gebeuren op terreinen die reeds buiten het kader van artikel 90 bis van het bosdecreet (zie hoger) dienen bebost of herbebost te worden.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 22 P.000254 Kennisgeving

4. VERANTWOORDING VAN HET PLAN

4.1 Probleemstelling

4.1.1 Kruispunt N49 - Vaartstraat

4.1.1.1 Technische kenmerken van het kruispunt

Het kruispunt is lichtengeregeld en is opgebouwd uit de N49 en de Vaartstraat. Het kruispunt bevindt zich buiten de bebouwde kom. Hieronder wordt een overzicht gegeven van de technische kenmerken van het kruispunt.

Tak D

Tak C

Tak A

Tak B

Figuur 4-1 Het gevaarlijk kruispunt nr. 4019

Tabel 4-1 Technische kenmerken van het gevaarlijke kruispunt nr. 4019

Tak A Tak B Tak C Tak D

Beheerder AWV AWV AWV AWV Profiel 2 x 2 1 x 2 2 x 2 1 x 2 Opstelstroken 2 rechtdoor 1 rechtdoor + rechtsaf 2 rechtdoor 1 rechtdoor + rechtsaf 1 linksaf: 1 linksaf 1 linksaf: 1 linksaf conflictvrij conflictvrij 1 rechtsaf: bypass 1 rechtsaf: bypass Snelheid 90 (120 in tracé) 90 90 (120 in tracé) 70 Rood licht Ja Nee Ja Nee controle Voorzieningen: Fietsers Geen Aanliggende Geen Aanliggende fietspaden fietspaden Voetgangers Geen Bermen Geen Bermen Openbaar vervoer Geen Geen Geen Bushalte op 100m Parkeren Verboden Op de bermen Verboden Op de bermen

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 23 P.000254 Kennisgeving

Oversteken Zebrapad Geen Zebrapad Geen

4.1.1.2 Ongevallenanalyse

Op basis van de statistieken van 1997-1999 (NIS) werd het kruispunt N49 – N456 aangeduid als gevaarlijk kruispunt met prioriteitsfactor 35 (Tabel 4-2).

Tabel 4-2 Statistieken 1997-1999 (NIS)

Aantal ongevallen: 12 Waarvan ongevallen met fietsers: 0

Totaal doden 0 Waarvan fietsers 0

Totaal zwaar gewonden 6 Waarvan fietsers 0

Totaal licht gewonden 17 Waarvan fietsers 0

Prioriteitsfactor = 5* (aantal doden) + 3* (aantal zwaargewonden) + 1* (aantal licht gewonden) = 35

Het aantal ongevallen nam de volgende jaren nog toe. Onderstaande grafieken geven de ongevallen met lichamelijk letsel weer uit de periode 1999-2001 (provinciale informatie) voor het segment van de N49 tussen kilometerpunten 51,5 en 53,5.

Figuur 4-2 Aantal ongevallen met lichamelijk letsel in de periode 1999-2001 voor het segment tussen kilometerpunten 51,5 en 53,5

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 24 P.000254 Kennisgeving

Figuur 4-3 Ernst letsels bij ongevallen in de periode 1999-2001 voor het segment tussen kilometerpunten 51,5 en 53,5

In de loop van het jaar 2006 werden door de politiezone 11 ongevallen waargenomen ter hoogte van het kruispunt N49-N456. Bij 6 ongevallen ging het om een kopstaartaanrijding op de N49. Steeds werd een voor het verkeerslicht stilstaand of vertragend voertuig achteraan aangereden.

Op de N49 geldt een snelheidsregime van 120 km/u en 90 km/u ter hoogte van de verkeerslichten. Automobilisten houden wellicht te weinig rekening met de bijhorende remafstand en remmen te laat bij rood of oranje om nog tijdig tot stilstand te komen.

4.1.2 Lembeke

De huidige N456 loopt dwars door Lembekedorp, richting het kruispunt met de N49. Deze weg verzorgt het doorgaand verkeer door Lembeke, alsook het transport van vrachtwagens van en naar de Lotusfabriek.

In het Streefbeeld voor de N49/A11 en het MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak - Knokke’ wordt gesteld dat, door de realisatie van het aansluitingscomplex in Kaprijke, de verkeersdruk en de leefbaarheid op het onderliggende wegennet wordt aangetast (‘aanzuigeffect’). Om dit effect te milderen, wordt er in het MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak Zelzate - Knokke’ voorgesteld de omleidingsweg rond Lembeke te milderen.

4.2 Doelstelling

4.2.1 Wegwerken gevaarlijk kruispunt

Voorliggend plan kadert in het programma voor het wegwerken van de gevaarlijke punten en wegvakken in Vlaanderen. Hiervoor is een vijfjaren programma opgezet om deze projecten aan de pakken. Door de Vlaamse regering is hiervoor een budget voorzien van 100 miljoen euro per jaar. Voorliggend plan biedt een oplossing voor het gevaarlijk kruispunt nr. 4019 in Kaprijke.

4.2.2 Ombouw N49 tot autosnelweg

Voor de gewestweg N49 is eveneens een streefbeeldstudie opgemaakt. Deze weg zal worden omgebouwd tot autosnelweg. De bestaande, gelijkvloerse kruispunten worden ofwel afgesloten ofwel vervangen door ongelijkvloers

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 25 P.000254 Kennisgeving kruisingen met of zonder uitwisseling. Er wordt echter geen uitspraak gedaan over het al dan niet realiseren van een gelijkgrondse kruising ter hoogte van de Vaartstraat.

De aard en locatie van de verschillende aansluitingscomplexen op de N49 wordt onderzocht in het MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak Zelzate-Knokke’ (goedgekeurd in augustus 2004). Hierin wordt aanbevolen het aansluitingscomplex te realiseren. Als flankerende maatregel wordt het aanleggen van een omleidingsweg rond Lembeke voorgesteld.

Aansluitend op de conformverklaring van het MER werd aan de conclusies van het streefbeeld een beslisnota gekoppeld waarin geopteerd wordt om het aansluitingscomplex ter hoogte van de Vaartstraat aan te leggen. Voor de realisatie gaat het streefbeeld uit van een Hollands complex. De Beekstraat blijft aangesloten op de Vaartstraat, in de omgeving van het complex (Figuur 7-8).

Door AWV is vervolgens het complex technisch verder uitgewerkt als halfklaverbladoplossing, waarbij de op- en afritten rechtstreeks aansluiten op een dubbelstrooksrotonde (1 aan elke zijde van de N49). De brug over de N49 is volgens een westelijk gebogen tracé voorzien, conform de milderende maatregelen van het MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak Zelzate-Knokke’ (Figuur 7-9).

Eind 2007 wordt door het Agentschap Infrastructuur beslist om prioritair het aansluitingscomplex in Kaprijke te bouwen naar aanleiding van de budgetten die beschikbaar gesteld worden voor het versneld wegwerken van de gevaarlijke punten en wegvakken. Dit project is een eerste stap in de ombouw van de N49 tot autosnelweg. Na realisatie van het aansluitingscomplex kunnen vervolgens de overige aansluitingen op de N49 afgekoppeld worden.

4.2.3 Beperken hinder Lembeke

Het gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan voorziet voor de verkeers- en vervoersstructuur de volgende uitgangspunten:

ƒ Weren van doorgaand vrachtverkeer uit de verblijfsgebieden

ƒ Bevorderen van de verkeersleefbaarheid en de verkeersveiligheid (voornamelijk voetgangers en fietsers) ƒ Verbeteren van het bestaande wegennet

ƒ Voorzien van een comfortabele verblijfsomgeving voor de bewoners ƒ Veilige en comfortabele fiets- en wandelroutes door Kaprijke

In het mobiliteitsplan van Kaprijke (Trafficonsult, 2002) wordt de aanleg van een omleidingsweg, de N456d, rond de kern van Lembeke voorgesteld als oplossing voor de eerste twee bovenvermelde uitgangspunten. In het gewestplan was hiervoor al een reservatiestrook aangeduid. Maar door de goedkeuring van het RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Lotus Bakeries’ is die strook gedeeltelijk opgeheven en moet een nieuw RUP opgesteld worden. Momenteel wordt er gewerkt aan een update van het mobiliteitsplan; spoor 2 ‘Verbreden en Verdiepen’ wordt momenteel bewandeld.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 26 P.000254 Kennisgeving

5. RUIMTELIJKE, ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING

5.1 Ruimtelijke situering

Het plangebied situeert zich in het noorden van Oost-Vlaanderen, op grondgebied van de gemeente Kaprijke. Het aansluitingscomplex zal gerealiseerd worden op het kruispunt van de N49 met de Vaartstraat (N456). Het kruispunt ligt op de verbindingsweg tussen Kaprijke en deelgemeente Lembeke en vormt voor beide kernen de rechtstreekse ontsluiting naar de N49. Het kruispunt ligt in een agrarisch landschap. De omleidingsweg sluit aan op dit kruispunt en wordt verder zuidwaarts aangelegd. De weg loopt in een bocht rond Lembeke en sluit terug aan op de N456 op ca. 500 m ten noorden van het kruispunt met de N448. Kaart 1 geeft het plangebied weer.

5.2 Administratieve voorgeschiedenis

De N49/A11 is in het RSV aangeduid als 1 van de 21 hoofdwegen in Vlaanderen en maakt bovendien deel uit van de ‘Trans-European Networks (TEN)’, het Europese netwerk van transportassen.

De laatste decennia werden er reeds verschillende acties ondernomen om de N49/A11 om te bouwen tot autosnelweg:

x Vak Antwerpen-Zelzate: werd bij de Koninklijke Besluiten van 12 januari 1984 en 19 oktober 1984 ingedeeld bij de autosnelwegen. x Het vak -_Maldegem werd met het Ministerieel Besluit van 24 oktober 1991 ingedeeld bij de autosnelweg (Dit vak bevat het plangebied). x Het vak - Damme-Knokke-Heist werd bij het Koninklijk Besluit van 29 november 2002 ingedeeld bij de autosnelwegen.

De ombouw van de N49 verloopt gefaseerd. Het vak Antwerpen-Zelzate was onderwerp van een MER in 1995 (conformverklaring op 3 mei 1995). De ombouw tot autosnelweg werd hier reeds voltooid.

In 1998 werd er een startnota gemaakt voor het MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak Zelzate - Knokke’. Bij de bespreking van deze startnota werd beslist dat er eerst een ontwerp streefbeeld diende te worden opgesteld. In het ontwerp - streefbeeld werd het al of niet realiseren van een aansluitingscomplex in Kaprijke in vraag gesteld. Deze vraag werd in deze studie niet beantwoord. Er werd gesteld dat de keuze hiervoor kon gemotiveerd worden in een nog op te maken project-MER.

In 2001 werden de nodige stappen genomen om de in 1998 opgestarte MER-procedure opnieuw verder te zetten. De conclusie van de project-MER gaf een lichte voorkeur voor de bouw van een complex te Kaprijke. Als flankerende maatregel werd in het MER de realisatie van de omleidingsweg rond Lembeke gesuggereerd.

Aansluitend op de mer-procedure werd aan de conclusies van het ontwerp-streefbeeld een beslisnota gekoppeld waarin geopteerd wordt om het aansluitingscomplex in Kaprijke en de omleidingsweg in Lembeke te bouwen.

In juni 2003 werd voor Lotus Bakeries in Lembeke een GRUP opgemaakt om uitbreidingsmogelijkheden te bieden aan het historisch gegroeid bedrijf. In dit GRUP is een deel van de reservatiestrook voor de aanleg van de omleidingsweg rond Lembeke opgeheven zonder dat hiervoor een alternatief werd voorzien.

Eind 2007 werd door het Agentschap Infrastructuur beslist om prioritair het aansluitingscomplex in Kaprijke te bouwen naar aanleiding van de budgetten die beschikbaar gesteld werden voor het versneld wegwerken van de gevaarlijke punten en wegvakken.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 27 P.000254 Kennisgeving

5.3 Juridische en beleidsmatige situering

In Tabel 5-1 wordt een beknopt overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en hun relevantie voor voorliggend plan. Indien relevant, wordt verder ook verwezen naar de bijhorende figuren of paragrafen die de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden uitgebreider toelichten. In het MER zal de planrelevantie van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden verder toegelicht en meer uitgebreid besproken worden in de verschillende relevante hoofdstukken en milieudisciplines.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 28 P.000254 Kennisgeving

Tabel 5-1 Overzichtsmatrix juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

Juridische randvoorwaarden

Vlaamse Codex Ruimtelijke Omvat bepalingen inzake de organisatie, Ja Zie verder in deze tabel onder “Gewestplan”, Ontwikkelingsscenario Ordening planning, vergunningenbeleid en handhaving. (P) “Gemeentelijke plannen van aanleg” en Het voorziet onder meer in de opmaak van “Structuurplannen”. structuurplannen op drie niveaus (Vlaams, provinciaal en gemeentelijk) en legt de bevoegdheden van de genoemde beleidsniveaus vast. Ruimtelijke uitvoeringsplannen werken de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. Ruimtelijke uitvoeringsplannen komen in de plaats van plannen van aanleg en gewestplannen. Ruimtelijk Structuurplan Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling Ja Het structuurplan Vlaanderen wil de ruimtelijke Ontwikkelingsscenario Vlaanderen (RSV) van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van (P) basis leggen voor een duurzame mobiliteit, o.a. (23 september 1997, het ruimtelijk beleid naar de toekomst. door de verkeersveiligheid te vergroten en de wettelijke basis in het decreet bestaande infrastructuur maximaal te benutten. van 24 juli 1996) De N49 wordt in het RSV beschouwd als hoofdweg en als onderdeel van het Trans- European-Network. Volgende principes staan bij de aanleg en inrichting van de hoofdwegen voorop: ƒ De hoofdwegen worden uitgevoerd als autosnelwegen met ontwerp-standaarden op Europees niveau. De ontwerp-snelheden zijn hoger dan 100 km/u en de kans op files voor het lange afstandsverkeer is kleiner dan 5%. Deze hoofdwegen, tevens aangewezen als hoofdtransportas, hebben een filekans voor vrachtverkeer van maximaal 2%. ƒ Hoofdwegen zijn enkel toegankelijk voor gemotoriseerde weggebruikers. ƒ De kruispunten zijn uitsluitend ongelijkvloers. ƒ Er zijn geen toegangsmogelijkheden tot

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 29 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

particulier terrein.

Provinciaal Ruimtelijk Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke Ja Het studiegebied wordt ondergebracht in de Ontwikkelingsscenario Structuurplan Oost- ontwikkeling van de provincie. (P) deelruimte ‘Het Westelijk Openruimtegebied’. Als Vlaanderen (Goedgekeurd potenties voor dit gebied worden volgende door de Vlaamse regering op aspecten aangehaald: 18 februari 2004) ƒ De bestaande landbouwbedrijvigheid vormt een stevige basis voor verdere ontwikkeling in die zin. ƒ Aan aantal onderdelen van de deelruimte hebben aanzienlijke ecologische en landschappelijke waarde: bosgordels, polderdijken en kreken. Deze kreken en bossen hebben eveneens potenties voor recreatief gebruik. Tevens is er potentie voor het herstel van heidevegetatie. ƒ De N456 is vanaf de Zuidstraat tot de N448 geselecteerd als secundaire weg type II, zowel met als zonder aansluiting op het hogere wegennet (nog te bepalen in het kader van de streefbeeldstudie en MER voor de N49). Indien er een aansluiting komt op de N49, moet de omleidingsweg rond Lembeke gerealiseerd worden. In het vermelde MER wordt aanbevolen het aansluitingscomplex Vaartstraat – N49 effectief te realiseren. Dit betekent volgens het PRS dus dat de omleidingsweg eveneens dient te worden gerealiseerd. Gemeentelijk Ruimtelijk Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke Ja Het mobiliteitsbeleid waarvoor wordt geopteerd, Ontwikkelingsscenario Structuurplan Kaprijke ontwikkeling van de gemeente Kaprijke. (P) staat voor het vrijwaren van de (Goedkeuring door de verplaatsingsbehoeften binnen de samenleving. Bestendige Deputatie van de Een selectieve verbetering en uitbouw van provincie Oost-Vlaanderen op verplaatsings- mogelijkheden is dan ook een 12 mei 2005) belangrijk uitgangspunt. In functie van dit plan zijn volgende beleidselementen van belang: ƒ Afstemmen van de inrichting van het wegennet aan de functionele categorisering

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 30 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

van het wegennet. ƒ De gemeentelijke overheid is steeds voorstander geweest voor de realisatie van het aansluitingscomplex N456/A11. Volgende argumenten zijn doorslaggevend: ƒ Indien er geen aansluitingscomplex komt, dan wordt de verkeersdruk op het onderliggend lokaal netwerk te groot, met als gevolg dat omliggende dorpskernen meer verkeer zullen te verwerken krijgen. ƒ De ontsluiting van de grotere kernen in het noordelijke deel van het Meetjesland moet gewaarborgd blijven. ƒ Bij niet-aansluiting komt de efficiënte hulpverlening door de hulpdiensten bij een ongeval op de A11 in het gedrang. ƒ Inrichten van de woonkernen en woongebieden als verblijfsgebieden. Dit houdt in het zoveel mogelijk ruimte scheppen voor de voetganger, fietser, straatmeubilair en groen. Onder andere de woongebieden van Kaprijke en Lembeke kunnen als verblijfsgebied worden ingericht. ƒ Uitwerken van een functionele en recreatieve fietsroutes. ƒ De oude spoorwegbedding biedt potenties voor de uitbouw van een recreatief wandel- en fietspad. Gewestplan Gewestplannen bevatten stedenbouwkundige Ja Het plangebied voor het aansluitingscomplex is Ontwikkelingsscenario Gewestplan nr. 9 ‘Eeklo- voorschriften inzake de bestemming, de (P) gelegen in agrarisch gebied, gedeeltelijk binnen ’ inrichting en/of het beheer van gronden. een reservatie- of erfdienstbaarheidsgebied Bestemmingswijzigingen gebeuren via (Kaart 2). Ten noorden van het kruispunt met de ruimtelijke uitvoeringsplannen. Zolang er geen Beekstraat ligt een woonzone met landelijk goedgekeurd ruimtelijk structuurplan is karakter. In de noordwestoksel van dit kruispunt opgemaakt, gebeurt een bestemmingswijziging is een reservatiestrook voorzien voor de via een BPA. Een ruimtelijk uitvoeringsplan rechttrekking van de N456 tussen de aansluiting (RUP) bevat stedenbouwkundige voorschriften op de N49 en het centrum van Kaprijke. inzake de bestemming, de inrichting en/of het Voor de omleidingsweg is een reservatiestrook beheer. Het RUP werkt de algemene afspraken voorzien op de gewestplan. Deze werd echter

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 31 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

van het structuurplan juridisch verder uit. RUP’s gedeeltelijk opgeheven door het RUP ‘Historisch komen in plaats van BPA’s en het gewestplan. gegroeid bedrijf Lotus Bakeries te Kaprijke’ (zie Zolang er geen goedgekeurd ruimtelijk verder). structuurplan is, kunnen geen ruimtelijke uitvoeringsplannen worden gemaakt zoals voorzien in het decreet van 18 mei 1999. RUP Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) is een Ja Volgende RUP’s zijn van belang voor het plan: Ontwikkelingsscenario instrument om uitvoering te geven aan het ƒ GRUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Lotus gewestelijk/provinciaal/ gemeentelijk ruimtelijk Bakeries te Kaprijke’ (goedgekeurd). structuurplan, waarin de grote beleidslijnen Als gevolg van dit RUP wordt de i.v.m. het ruimtelijk functioneren worden reservatiestrook voor de omleidingsweg rond weergegeven. Lembeke gedeeltelijk opgeheven. Dit tracé Een Ruimtelijk Uitvoeringsplan (RUP) bevat laat immers geen uitbreiding toe van Lotus stedenbouwkundige voorschriften inzake de Bakeries. Er wordt geen nieuwe bestemming, de inrichting en/of het beheer van omleidingsweg ingetekend in het RUP. In een een gebied. Ruimtelijke uitvoeringsplannen latere fase kan de provincie Oost-Vlaanderen komen in de plaats van de BPA’s en het in overleg met de gemeente bepalen in gewestplan. Zolang er geen goedgekeurd hoeverre een omleidingsweg wenselijk is, en ruimtelijk structuurplan is, kunnen geen kan deze worden opgenomen in een nieuw ruimtelijke uitvoeringsplannen worden gemaakt RUP (Figuur 5-1). zoals voorzien in het decreet van 18 mei 1999. ƒ GRUP KMO-zone – Containerpark – Het is echter niet de bedoeling om de volledige Technische dienst – Brandweer provincie te bedekken met RUP’s; deze worden (goedgekeurd) enkel opgemaakt indien noodzakelijk om de De opmaak van dit RUP kadert in de door de bestemming te wijzigen. gemeente gewenste ontwikkeling van een KMO-zone – containerpark – technische dienst (gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Kaprijke). In functie van dit RUP wordt aan de noordzijde van het plangebied rekening gehouden met een secundaire ontsluiting van deze KMO-zone (Figuur 5-2). Algemeen en Bijzonder Plan Algemene Plannen van Aanleg (APA) zijn Neen Het plangebied is niet gelegen binnen de van Aanleg (APA/BPA) gedetailleerde bodembestemmings- plannen met afbakening van een Algemeen of Bijzonder Plan toevoeging van steden- bouwkundige van Aanleg (Figuur 5-3). voorschriften voor de hele gemeente. Bijzondere De omleidingsweg rond Lembeke is gelegen net Plannen van Aanleg (BPA) zijn gemeentelijke ten oosten van de afbakening van het BPA bestemmings- plannen voor een deel van de ‘Dorpskom Lembeke’. Dit BPA bestaat gedeeltelijk gemeente die vroeger werden opgemaakt ter uit Dorpskern I en I bis, en werd goedgekeurd bij

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 32 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

verfijning van het gewestplan. K.B. van 07/01/1972. Later werden nog 3 Het decreet op de Ruimtelijke ordening bepaalt gedeeltelijke herzieningen opgesteld (KB dat de BPA’s vervangen worden door 01/06/79, MB 17/08/1992 en 02/05/2002). Het gemeentelijke Ruimtelijke UitvoeringsPlannen BPA bevat het woonuitbreidingsgebied ten zuiden (RUP), omdat deze steeds vertrekken vanuit de van de kern van Lembeke en is voorbehouden visie van een ruimtelijk structuurplan. voor sociale woningbouw (nog niet volledig ingevuld). De meest recente herzieningen uit De bestaande BPA’s blijven evenwel rechtsgeldig 1992 en 2002 waren o.a. nodig voor de uitbouw tot ze worden vervangen door een gemeentelijk van de gemeentelijke multifunctionele sporthal en ruimtelijk uitvoeringsplan. bijhorende omgevingwerken kaderend in de dorpskernvernieuwing van Lembeke. De omleidingsweg ligt nabij één van de 9 zonevreemde bedrijven die werden opgenomen in een sectoraal BPA ‘Zonevreemde bedrijven’. Dit BPA werd goedgekeurd op 15/12/2004. VLAREM I-II VLAREM I behandelt de milieuvergunnings- plicht Ja Hinderlijke inrichtingen Bodem en omvat een lijst met hinderlijke inrichtingen. (P+O) Water In VLAREM II zijn de milieuvoorwaarden, Specifieke voorwaarden inzake geluidshinder, gekoppeld aan de vergunning tot exploitatie van luchtemissies, … worden besproken onder de een hinderlijke inrichting opgenomen. respectievelijke disciplines Bodemsaneringsdecreet en Het decreet voorziet in een regeling voor de Ja De beschikbare gegevens binnen het studiegebied Bodem VLAREBO identificatie van verontreinigde gronden, een (P+O) worden opgevraagd bij OVAM en besproken in het Water Decreet van 22 februari 1995, grondinformatie-register, een regeling voor MER. gewijzigd op 18 mei 2001 nieuwe en voor historische bodemverontreiniging In het plangebied bevinden zich geen en een bijzondere regeling voor grondverzet. bodemonderzoeken of saneringen (Kaart 6). In de ruime omgeving zijn volgende dossiers bij OVAM beschikbaar: Oriënterend bodemonderzoek: 14015, 8041, 1905, 24472, 5140, 20092 Beschrijvend bodemonderzoek: 20585, 7230, 20018 Wet op de onbevaarbare Regelt het beheer van en werken aan de Ja De waterlopen die interfereren met het Water waterlopen onbevaarbare waterlopen. (P+O) plangebied zijn de Zuidakkerbeek ten noorden Basiswet van 28 december van de N49 en de Isabellastroom ten oosten van 1967 en later aangevuld door de omleidingsweg. het Decreet van 21 april 1983 Kaart 7 geeft de waterlopen in de omgeving van houdende de ruiming van het plangebied weer. onbevaarbare waterlopen.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 33 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

Kwaliteitsnormen Legt de kwaliteitsdoelstellingen van de Ja Alle waterlopen in de ruime omgeving van het Water oppervlaktewater waterlopen vast. (P+O) plangebied hebben als waterkwaliteitsdoelstelling Besluit van 8 december 1998 drinkwaterkwaliteit. en Besluit houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) van 1 juni 1995 (laatst gewijzigd op 7 januari 2005). Grondwaterdecreet Vormt de basis voor zowel de kwalitatieve Ja De werkzaamheden in het plangebied kunnen Water (24 januari 1984) bescherming van het grondwater als voor het (P+O) mogelijk de grondwaterkwaliteit beïnvloeden. grondwatergebruik en voorziet in de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningsgebieden. Besluit van de Vlaamse Heeft tot doel het grondwater dat gebruikt wordt Neen Het plangebied is niet gelegen in een Regering houdende voor drinkwater te beschermen. beschermingszone van een waterwingebied. reglementering van de In het westen grenst het plangebied van het handelingen binnen de aansluitingscomplex aan de beschermingszone watergebieden en de type III van de waterwingebieden Aalstgoed, beschermingszones. Eeklo-Kaprijke, Waaistraat en Moerstraat. (27 maart 1985) In het zuiden grenzen de verschillende omleidingsscenario’s aan de beschermingszone type III van de waterwingebieden Lembeke en Oosteeklo. Decreet Integraal Waterbeleid Er wordt gestreefd naar het gecoördineerd en Ja Doelstellingen van toepassing. Water (18 juli 2003) geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen (P+O) van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoel-stellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Besluit van de Vlaamse Het besluit van de Vlaamse Regering legt de Ja De watertoets kadert binnen het decreet integraal Water Regering tot vaststelling van richtlijnen vast voor de vergunningsverleners. (P+O) waterbeheer (zie boven). nadere regels voor de Daarmee beoogt de Vlaamse Regering een Als er sprake is van nadelige gevolgen, zal de toepassing van de watertoets, objectieve en uniforme toepassing door de vele overheid een aantal voorwaarden opleggen om dit tot aanwijzing van de beslissingnemende overheden. Deze richtlijnen gevolg te voorkomen of te beperken, of het te adviesinstantie en tot moeten vanaf 1 november 2006 toegepast herstellen of te compenseren. vaststelling van nadere regels worden op alle nieuwe vergunningen. voor de adviesprocedure bij De watertoets houdt in dat bij de beslissing over de watertoets. een vergunning, plan of programma, rekening gehouden wordt met de mogelijke nadelige

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 34 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

(20 juli 2006) gevolgen ervan voor het watersysteem en voor de functies die het watersysteem voor de mens vervult. Besluit van de Vlaamse Het Vlaams Reglement inzake afvalvoorkoming Neen Het voorkomen en beheer van afval is niet regering tot vaststelling van en beheer (uitvoeringsbesluit van het relevant voor dit plan. het Vlaamse reglement afvalstoffendecreet) regelt het beheer en betreffende afvalvoorkoming voorkomen van afvalstoffen in Vlaanderen. Ook en –beheer het aanwenden van afvalstoffen als secundaire (5 december 2003) grondstof wordt hierin gereglementeerd. Richtlijn 2000/60/EG van het De hoofddoelen van de Europese kaderrichtlijn Ja Voor oppervlaktewateren geldt dat in principe 15 Water Europees Parlement en de Water zijn: bescherming van ecosystemen, (P+O) jaar na inwerkingtreding een ‘goede toestand’ Raad van 23 oktober 2000 tot duurzaam gebruik van de waterbronnen, de moet zijn bereikt. Ook voor grondwater geldt dat vaststelling van het kader van bescherming van het aquatisch milieu, de er een goede watertoestand moet bestaan. Naast communautaire maatregelen vermindering van de verontreiniging van het het bestaan van een evenwicht tussen betreffende het waterbeleid grondwater en de afzwakking van de gevolgen onttrekkingen en aanvullingen dient een goede (Europese kaderrichtlijn van overstromingen en perioden van droogte. chemische toestand te worden bereikt. Water). Deze doelstellingen hebben vooral betrekking op waterkwaliteitsaspecten en in mindere mate op waterkwantiteitsaspecten. Stedenbouwkundige Dit besluit omvat de minimale voorschriften voor Ja In de discipline water van het MER zal worden Water verordening inzake de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, nagegaan welke maatregelen dienen genomen te hemelwaterputten, infiltratie- afkomstig van verharde oppervlakken. Het worden. en buffervoorzieningen en algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat gescheiden lozing van hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk afvalwater en hemelwater. gebruikt wordt. In tweede instantie moet het Besluit goedgekeurd op 1 resterende gedeelte van het hemelwater worden oktober 2004. geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd. Kyotoprotocol Het in december 1997 goedgekeurde Protocol Ja Doelstellingen emissiereductie. Lucht (december 1997) van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties over klimaatverandering (UNFCCC) is voortgekomen uit de nieuwe houding van de internationale gemeenschap ten aanzien van klimaatverandering. In dit protocol hebben de industrielanden zich ertoe verbonden hun uitstoot van zes broeikasgassen (kooldioxide, methaan, distikstofoxide, fluorkoolwaterstoffen, perfluorkoolwaterstoffen en zwavelhexafluoride)

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 35 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

tussen 2008 en 2012 met ten minste 5% terug te dringen ten opzichte van de uitstoot in 1990. In dit kader hebben de EU-lidstaten zich ertoe verbonden hun emissies in bovengenoemde periode met 8% te verlagen. In 2003 lag het totale emissieniveau van de zes broeikasgassen in de Europese Unie 1,7% onder dat van 1990. Op 31 mei 2002 hebben de Unie en haar lidstaten het Kyotoprotocol geratificeerd. Na de ratificatie van het protocol door Rusland in 2004 is het op 16 februari 2005 in werking getreden en werd het voor de ondertekenende landen bindend. Göteborg Protocol Stelt internationale reductiedoelstellingen voor Ja Het Protocol van Göteborg stelt voor ieder land (30 november 1999) verzuring, eutrofiëring (vermesting) en vorming dat partij is, een maximaal emissieniveau van ozon voorop. (emissieplafond) vast voor vier (groepen) verontreinigende stoffen: zwavel, stikstofoxiden, vluchtige organische stoffen en ammoniak. Deze plafonds, die tegen 2010 moeten worden nageleefd, werden in onderling overleg vastgesteld op basis van wetenschappelijke evaluaties van de effecten van verontreiniging en de mogelijkheden om de emissies te beperken. Wanneer het protocol volledig ten uitvoer zal zijn gelegd, zullen de zwavelemissies in Europa met ten minste 63 %, de NOx- emissies met 41 %, de VOC-emissies met 40 % en de ammoniak emissies met 17 % zijn verminderd ten opzichte van 1990. Richtlijn 2001/81/EG inzake Deze richtlijn, veelal de NEC-richtlijn genoemd Ja Doelstellingen emissiereductie. nationale emissieplafonds (NEC: National Emission Ceilings, nationale voor bepaalde emissieplafonds), legt de lidstaten van de luchtverontreinigende stoffen Europese Unie absolute emissieplafonds op voor (NEC-richtlijn) de NOx, SO2, VOS (vluchtige organische stoffen (27 november 2001) – exclusief methaan) en NH3, waaraan vanaf 2010 moet voldaan worden. Daarnaast moeten de lidstaten een programma opstellen waarin wordt aangegeven op welke manier aan deze plafonds zal worden voldaan.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 36 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

Europese kaderrichtlijn Lucht Legt doelstellingen vast waaraan luchtkwaliteit (publicatie op 11/06/2008 van dient te voldoen. Omvat een eerder globale nieuwe kaderrichtlijn 2008/50 benadering maar legt concrete grenswaarden en EG) richtwaarden op, via dochterrichtlijnen, waaraan dient voldaan te worden. Richtlijn 1999/30/EG Richtlijn betreffende luchtkwaliteitsnormen voor (22 april 1999) SO2, NOx, fijn stof en lood. Luchtkwaliteitsdoelstellingen Omvat luchtkwaliteit-richtlijnen voor Europa. WHO Decreet betreffende het Regelt de bescherming, ontwikkeling, beheer en Ja In het plan-MER wordt de impact bestudeerd op Fauna & Flora natuurbehoud en het herstel van de natuur en de natuurlijke milieus. (P+O) zowel de biotiek als de abiotiek. Indien er zich natuurlijk milieu Op 9 juli 2002 werd het decreet aangepast, ernstige effecten voordoen die mogelijk de (21 oktober 1997) waarbij verschillende belangrijke punten in het natuurwaarden schaden worden milderende decreet zijn opgenomen, zoals: maatregelen voorgesteld. Het VEN: art 17 tot en met art 26bis beschrijven Het stand-still principe, een belangrijk principe de afbakening en de voorschriften in het VEN binnen dit decreet, vormt hierbij een duidelijk (Vlaams Ecologisch Netwerk). In het VEN gelden toetsingskader voor de discipline fauna & flora. een aantal algemene voorschriften. Het doel Het standstill principe betekent dat de bestaande hiervan is minstens de bestaande natuurkwaliteit minstens behouden dient te natuurkwaliteiten van het gebied te behouden. blijven. Op termijn zullen, in samenspraak met de Het plangebied is niet gelegen in VEN-gebied. Het verschillende gebruikers en eigenaars, ook dichtstbijzijnde VEN-gebied is ‘Het Bellebargiebos specifieke maatregelen worden afgesproken om en Het Leen’ en bevindt zich op ca. 4 km ten de bijzondere natuurwaarden te beschermen en zuiden van het plangebied. te ontwikkelen. Die afspraken worden vastgelegd in een natuurrichtplan. De vogel- en habitatrichlijngebieden (zie verder) Besluit van de Vlaamse Dit besluit legt de bepalingen vast voor het Ja De discipline Fauna & Flora gaat na of vegetaties Fauna & Flora Regering tot vaststelling van wijzigen van een vegetatie of van een klein of kleine landschapselementen beïnvloed worden. nadere regels ter uitvoering landschapselement. van het decreet van 21 Wijzigingen aan vegetaties of kleine oktober 1997 betreffende het landschapselementen zijn verboden of aan natuurbehoud en het voorwaarden verbonden. Dit laatste betekent dat natuurlijk milieu. voor de werken een natuurvergunning (23 juli 1998) aangevraagd moet worden of dat ze gemeld moeten worden aan het college van burgemeester en schepenen. Sommige handelingen zijn overal verboden; een

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 37 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

holle weg, graft, bron, moeras, ven, heidegebied, waterrijk gebied of duinvegetatie, mag nergens gewijzigd worden. Sommige werken aan kleine landschapselementen zijn natuurvergunningsplichtig, afhankelijk van de gewestplanbestemming4.

Vogelrichtlijngebieden (17 Behandelt de afbakening van speciale Neen Het plangebied is niet gelegen in een speciale oktober 1988) beschermingszones (SBZ) inzake het behoud beschermingszone. Habitatrichtlijngebieden (21 van de vogelstand, de natuurlijke habitats en Het dichtstbijzijnde Habitatrichtlijngebied is mei 1992) wilde flora en fauna en de waterrijke gebieden ‘Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: (wetlands). Ramsargebieden (22 februari oostelijk deel’. Dit bevindt zich op 1 km ten 1979) zuiden van het plangebied. Het dichtstbijzijnde Vogelrichtlijngebied is ‘Krekengebied’. Dit bevindt zich op 6 km ten noordoosten van het plangebied. Besluit van de Vlaamse Het besluit is o.a. van toepassing (art. 2) op Neen Het dichtstbijzijnde natuurgebied ‘Bourgoyen- Regering tot instelling van een gebieden met bepaalde groene bestemmingen Ossemeersen’ bevindt zich op ca 15 km ten vergunningsplicht voor de (natuurgebieden, bosgebieden, valleigebieden, zuiden van het plangebied. wijziging van vegetatie van agrarische gebieden met ecologische waarde,…). lijn- en puntvormige In deze gebieden, terreinen en landschappen is elementen. elke wijziging van vegetatie en/of wijziging van (4 december 1991) lijn- en puntvormige elementen verboden zonder voorafgaande en uitdrukkelijke schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen of van de ambtenaar aangewezen door de Vlaamse minister. Besluit van de Vlaamse Omvat gebieden die van belang zijn voor het Neen Het dichtstbijzijnde natuurreservaat Regering tot vaststelling van behoud en de ontwikkeling van natuur, ‘Meetjeslandse Krekengebied’ bevindt zich op ca 7 de voorwaarde voor de aangewezen of erkend door de Vlaamse km ten noordoosten van het plangebied en wordt erkenning van regering. beheerd door Natuurpunt. natuurreservaten en van

4 Voor werken die men wil uitvoeren in de groen-, park, buffer-, bos-, vallei-, bron- en natuurontwikkelingsgebieden, in de agrarische gebieden, in de agrarische gebieden met ecologisch, bijzonder en landschappelijk belang, in de Habitat- en Vogelrichtlijngebieden, Ramsargebieden, de duingebieden en in de gebieden van het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) moet men een natuurvergunning aanvragen bij het college van Burgemeester en Schepenen (CBS) van de gemeente waarin de werken plaatsvinden. Voor het CBS een beslissing neemt wordt ANB om advies gevraagd.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 38 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend terreinbeherende natuurverenigingen en houdende toekenning van subsidies. (27 juni 2003) Bosdecreet en Besluit van de Het bosbeheer wordt geregeld in het Bosdecreet. Ja De relevantie is vooral terug te vinden in Fauna & Flora Vlaamse Regering tot Dit decreet heeft tot doel het behoud, de (P+O) hoofdstuk VIII Bosbescherming art. 90bis. vaststelling van nadere regels bescherming, het beheer, het herstel van de Ontbossing is volgens dit decreet immers inzake compensatie van bossen en van hun natuurlijk milieu en de aanleg verboden tenzij in het geval van: ontbossing en ontheffing van van de bossen te regelen. Het is van toepassing Ontbossing met het oog op werken van algemeen het verbod op ontbossing. zowel op de openbare bossen als op de privé- belang bedoeld in artikel 103 van het decreet van (16 februari 2001) bossen. 18 mei 1999 houdende de organisatie van Om beboste zones maximaal te beschermen, is ruimtelijke ordening (zie hoger). de regeling globaal gebaseerd op de volgende Ontbossing in zones met de bestemmingen principes: woongebied of industriegebied in de ruime zin. Ontbossen is verboden, tenzij anders bepaald in Ontbossing in zones die volgens de geldende het Bosdecreet (noodzakelijk voor werken van plannen van aanleg of de ruimtelijke algemeen belang, in zones met bestemming uitvoeringsplannen gelijk te stellen zijn met de woongebied en industrie, op uitvoerbare delen bestemmingen woongebied of industriegebied in van een niet-vervallen verkaveling). de ruime zin. Als ontbossing niet verboden is, dan is een Ontbossing van de uitvoerbare delen in een niet- stedenbouwkundige vergunning vereist. Een vervallen vergunde verkaveling. stedenbouwkundige vergunning voor ontbossing Met het oog op het behoud van een gelijkwaardig of een verkavelingsvergunning voor beboste bosareaal wordt door de houder van de gronden kan niet verleend worden zonder stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing compensatie. compensatie gegeven voor de ontbossing. De compensatie wordt gegeven in natura, door storting van een bosbehoudsbijdrage of door een combinatie van beide. Indien ervoor gekozen wordt te compenseren door een bijdrage in natura uit te voeren, dient deze bebossing te gebeuren op gronden overeenkomstig dit besluit.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 39 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

Besluit van de Vlaamse De Vlaamse Regering stelt vast voor welke Neen Er zijn geen bosreservaten aanwezig binnen het Regering tot vaststelling van bossen of bosgedeelten bijzondere studiegebied. regelen betreffende de beschermings- en beheersmaatregelen worden Het dichtstbijzijnde bosreservaat ‘Bellebargie’ ligt aanwijzing of erkenning en genomen omdat ze een ecologische en op 4 km ten zuiden van het plangebied het beheer van de wetenschappelijke functie te vervullen hebben. bosreservaten Deze bossen worden vanaf de aanwijzing of (20 januari 1993) erkenning bosreservaten genoemd. Besluit van de Vlaamse Dit decreet regelt: Ja De soorten die voorkomen in het plangebied en Fauna & Flora Regering met betrekking tot ƒ De inventarisatie en registratie van (P+O) die vermeld zijn in de desbetreffende besluiten en soortenbescherming en inheemse soorten, Rode lijst soorten en hun bijlagen, dienen beschermd te worden. soortenbeheer invasieve soorten ƒ Soortenbescherming en soortenbehoud ƒ Soortenbeheer ƒ De werking van opvangcentra voor wilde dieren ƒ Het houden van beschermde soorten in gevangenschap ƒ Toezichtsbepalingen Besluit van de Vlaamse Het bermbesluit werd genomen in uitvoering van Ja De bermen kaderend in het plan dienen aan deze Fauna & Flora Regering houdende de Wet op het natuurbehoud. De doelstelling van (P+O) regelgeving te voldoen, met name: maatregelen inzake het Bermbesluit is een natuurvriendelijk ƒ Verbod van biociden natuurbehoud op de bermen. bermbeheer te stimuleren en via een aangepast ƒ Niet maaien vóór 15 juni (27 juni 1984) maaibeheer met daartoe geschikt materieel en met het verbod tot gebruik van biociden. ƒ Maaisel afvoeren ƒ Niet lager dan 10 cm maaien Beschermde landschappen, Regelt de bescherming van monumenten, stads- Ja Binnen het plangebied zijn geen beschermde Landschap, monumenten, stads- en en dorpsgezichten en landschappen en de (P+O) landschappen, stads- of dorpsgezichten gelegen. Bouwkundig Erfgoed dorpsgezichten. instandhouding, het herstel en het beheer van Op 500 m ten noorden van het plangebied is het en Archeologie Kaderwet van 7 augustus beschermde landschappen. beschermde dorpsgezicht ‘Dorpskom Kaprijke’ 1931 op het behoud van gelegen. De ‘Dorpskern van Lembeke’ op ca 2 km Landschap, Bouwkundig ten zuiden van het plangebied is eveneens een Erfgoed en Archeologie, beschermd dorpsgezicht. gewijzigd bij decreet van 14 Binnen het plangebied komen geen beschermde juli 1993. monumenten voor. De meest nabijgelegen Decreet tot bescherming van beschermde monumenten bevinden zich in het monumenten en stads- en centrum van Kaprijke. dorpsgezichten (3 maart 1976, laatst gewijzigd bij het Kaart 18 geeft de beschermingen in de

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 40 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend decreet van 22 februari omgeving van het plangebied weer. 1995). Decreet betreffende de landschapszorg (16 april 1996, gewijzigd bij decreet van 8 december 2000, 21 december 2001, 19 juli 2002 en 13 februari 2004). Decreet archeologisch Regelt de bescherming, het behoud, de Ja Volgens de Centraal Archeologische Inventaris Landschap, patrimonium (30 juni 1993, instandhouding, het herstel en het beheer van (P+O) (Kaart 19) bevinden zich in het plangebied 2 Bouwkundig Erfgoed gewijzigd bij het decreet van het archeologisch patrimonium. zones waar in het verleden archeologische en Archeologie 18 mei 1999, 28 februari In het bijzonder is “de zorgplicht” (Art. 2. § 2) vondsten zijn gedaan: 32220: Hof Ten Kruizen, 2003 en 10 maart 2006). van belang: de eigenaar en de gebruiker zijn Middeleeuwen en 30392: Walgracht, Late Europees verdrag van 16 ertoe gehouden de archeologische monumenten Middeleeuwen. januari 1992 (Conventie van die zich op hun gronden bevinden te bewaren en Indien tijdens de werken toch een goed wordt Malta) te beschermen en ze voor beschadiging en aangetroffen, waarvan men redelijkerwijze kan vernieling te behoeden. vermoeden dat het een archeologisch monument In juni 1999 keurde de Vlaamse Regering de betreft, moet hiervan binnen de 3 dagen aangifte Europese Conventie ter bescherming van het gedaan worden aan het Vlaams Instituut voor het archeologisch erfgoed (Conventie van Malta) uit Onroerend Erfgoed, VIOE. De gevonden 1992 goed. De implementatie van de Conventie, archeologische monumenten moeten tot de 10e met daarbij behorende aanpassing van de dag na de melding in onveranderde toestand vigerende beleidsinstrumenten, is nog lopende. bewaard blijven, beschermd worden tegen beschadiging of vernieling en toegankelijk gesteld worden voor onderzoek door het VIOE zonder recht op schadevergoeding. Verdrag van Malta Het doel van deze conventie is de bescherming Ja Er moet voorkomen worden dat door de werken Landschap, (16 januari 1992) van het archeologisch erfgoed als een bron van (P+O) het historisch erfgoed vernietigd wordt zonder dat Bouwkundig Erfgoed het Europese collectieve geheugen en als een het op een wetenschappelijke wijze is en Archeologie instrument voor historische en opgenomen. Daarom wordt in dit verdrag het wetenschappelijke studie. archeologisch vooronderzoek voor MER-plichtige projecten gekoppeld aan het MER. Gewest- of Het verdrag inzake m.e.r. in grensoverschrijdend Nee Het plan is volledig gelegen op Vlaams (provincie grensoverschrijdende verband werd op 25 februari 1991 aangenomen (P) Oost-Vlaanderen) grondgebied. Het plangebied is wetgeving te Espoo (Finland) en ondertekend door de gelegen op meer van 50 km van de grens met (25 februari 1991) Europese Gemeenschap. De doelstellingen van Wallonië en op ruim 9 km van de Nederlandse het verdrag van Espoo zijn dezelfde als van grens. milieueffectrapportage in het algemeen, zij het dat vooral de nadruk wordt gelegd op de voorkoming, beperking en beheersing van

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 41 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten van voorgenomen activiteiten. Op 9 juni 1999 (B.S. 31/12/1999) heeft België via de ‘wet houdende instemming met het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, gedaan te Espoo op 25/02/1991’ het verdrag bekrachtigd. Verder kan er inzake gewestgrensoverschrijdende milieueffecten ook verwezen worden naar het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de Europese richtlijn van 27 juni 1985 betreffende de milieu- effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (85/337EEG), gewijzigd door de richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997.

Beleidsmatige randvoorwaarden

Vlaams Milieubeleidsplan Geeft de doelstellingen, acties, doelgroepen en Ja Relevante thema’s voor het plan zijn:Bodem 2003-2007 timing voor het milieubeleid weer. Het plan is (P+O) ‘Verontreiniging door fotochemische stoffen’ Water opgebouwd vanuit twaalf milieuthema’s (reductie van emissies ten gevolge van Fauna & Flora wegverkeer), ‘Verstoring door geluid’ (wegverkeer), ‘Verstoring van watersystemen’ Landschap, (lozing afvalwater), ‘tegengaan van versnippering Bouwkundig Erfgoed en habitatverlies’ (tegengaan ontbossing en op en Archeologie lange termijn streven naar boscomplexen van grote oppervlakte)... . Provinciaal Milieubeleidsplan Geeft in grote lijnen aan wat hetJa De provincie wil op het vlak van milieu en Ontwikkelingsscenario Oost-Vlaanderen (2005-2009) provinciebestuur wil bereiken op het vlak van (P+O) mobiliteit werken aan een betere leefmilieu, hoe ze dat wil doen, wat daarbij verkeersleefbaarheid langs de wegen en de belangrijk is en met welke middelen. schade van het verkeer aan mens, milieu en natuur terugdringen. De provincie maakt werk van een geïntegreerd beleid (mobiliteit, natuur en milieu). Ze mikt daarbij prioritair op 2 doelgroepen: fietsers en bedrijven. Om dit te verwezenlijken, worden onder andere volgende plandoelstellingen voorgesteld: ƒ Bestrijding van geluidshinder langs

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 42 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

provinciale wegen en waar mogelijk secundaire wegen; ƒ Tegengaan van verdroging bij aanleg en herstel van infrastructuur; ƒ Verdere versnippering voorkomen, vooral in VEN- en natuurverbindingsgebieden; ƒ Een betere ecologische en landschappelijke inpassing van infrastructuur vooral in VEN- en natuurverbindingsgebieden. Tevens worden 14 projecten voorgesteld. Deze projecten werden geselecteerd omwille van hun actuele en/of dringende aard. Het zijn deze projecten waar in de planperiode 2005-2009 extra aandacht aan wordt besteed. Ruimtelijke visie voor Deze nota bevat een analyse van de Ja Analyse van de bestaande, ruimtelijke structuren Verschillende landbouw, natuur en bos planningscontext en de bestaande ruimtelijke (O) in de omgeving van het plangebied disciplines ‘Analyse bestaande natuurlijke, agrarische en landschappelijke ruimtelijke structuur’ structuren. Deze analyse levert een (Februari 2007) onderbouwing van de ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor de buitengebiedregio Zenne-Dijle-Pajottenland. Nationaal Actieplan voor Dit actieplan dient als referentiekader voor het Ja Globale benadering maar niet projectspecifiek. Mens Milieu en Gezondheid (NEHAP) denkwerk rond het nemen van beslissingen over milieugezondheid

Bekkenbestuur, Elk rivierbekken, in de eerste plaats aangeduid Ja Het studiegebied bevindt zich op de grens van de Water bekkensecretariaat en de door de Vlaamse Regering, wordt aan een (O) bekkens ‘Gentse Kanalen’ en ‘Brugse Polders’. De bekkenraad. integrale bekkenplanning onderworpen die betreffende bekkencomités zijn bevoegd. betrekking heeft op de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en het natuur- en landschapsbehoud van de oppervlaktewateren. Deze bekkenplanning maakt deel uit van de gewestelijke algemene milieubeleidsplanning. De bekkencomités, waarin lokale en provinciale besturen, gewestelijke overheden (o.a. het Departement Leefmilieu, Natuur en Energie, VMM en AWZ), en polders en wateringen vertegenwoordigd zijn, moeten het bekkenbeleid uitvoeren. Vlaanderen is ingedeeld in 11

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 43 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

rivierbekkens en voor elk bekken wordt een comité opgericht. Ontwerp-bekkenbeheerplan Het actie- en maatregelen programma van het Ja Het studiegebied bevindt zich op de grens van 2 Water en bekkenbeheerplan van de Dijle en Zenne sluit (O) bekkens: ontwerpdeelbekkenbeheerplan aan op de watersysteemvisie en geeft de acties ƒ Het bekken ‘Gentse Kanalen’ ten oosten van weer die uitvoering geven aan de de Vaartstraat en ten noorden van de N49, watersysteemvisie alsook een aantal toe te met deelbekkens ‘Vlietbeek/ Zwartesluisbeek passen richtlijnen i.f.v. het waterbeleid en van monding 080/74001 tot Leopoldkanaal’. waterbeheer. ƒ Het bekken ‘Brugse Polders’ in het zuidwestelijke kwadrant van het kruispunt N49-Vaartstraat met deelbekken ‘Leopoldkanaal van stuw Sint Lauriens tot monding Moerhuizewatergang’. Kaart 7 Mobiliteitsplan Kaprijke Het gemeentelijk mobiliteitsplan onderzoekt de Ja Het gemeentelijk mobiliteitsplan van Kaprijke is Mens-Verkeer (Goedgekeurd door de verschillende knelpunten op het ganse definitief conform verklaard op 17 mei 2002 en in Gemeentelijke grondgebied van de gemeente en reikt adequate de gemeenteraad goedgekeurd op 17 juni 2002. Begeleidingscommissie op 24 oplossingen aan. Het bevat een samenhangend Volgens het plan moet het complex Vaartstraat - oktober 2002) geheel van maatregelen waarin de verschillende N49 worden gerealiseerd. De N456 wordt als verkeerssoorten op een evenwichtige wijze aan secundaire weg type II gezien, als ontsluiting bod komen. naar het complex. Momenteel wordt er gewerkt aan een update van het mobiliteitsplan; spoor 2 ‘Verbreden en Verdiepen’ wordt momenteel bewandeld. Mobiliteitsplan Vlaanderen Werkt de accenten van de beleidsnota’s Ja Inzake wegverkeer dient de bestaande Mens-Verkeer mobiliteit en openbare werken verder uit. (O) infrastructuur zo efficiënt en effectief mogelijk te worden beheerd met het oog op een sturend mobiliteitsbeleid. Ook de uitbouw van verkeerssturingssystemen en het wegwerken van knelpunten, via infrastructurele maatregelen, is belangrijk. Streefbeeld N49 In 2004 werd de beslisnota van het streefbeeld Ja In dit rapport wordt de keuze van de Mens-Verkeer opgemaakt betreffende de ombouw van de N49 aansluitingscomplexen vastgelegd. De vraag over tot autosnelweg. In deze nota worden alle het al dan niet realiseren van een complex te bestaande vragen uitgeklaard, de doelstelling en Kaprijke wordt echter opengelaten. de concepten van de gewenste ruimtelijke structuur van de weg worden vastgelegd, de keuze van de aansluitingscomplexen en de inpassing van de weg in zijn omgeving worden

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 44 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

geschetst. In dit rapport werden enkele vragen opengelaten waarover het project-MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg, vak Zelzate-Knokke’ een uitspraak diende te doen. Het betreft onder andere een afweging over het wel of niet realiseren van een aansluitingscomplex in Kaprijke. MER ‘Ombouw N49 tot Dit Project-MER werd opgesteld in het kader van Ja In het MER wordt aanbevolen een Alle disciplines autosnelweg vak Zelzate- het streefbeeld N49. In het MER worden de (O) aansluitingscomplex te voorzien ter hoogte van Knokke’ Milieueffecten beschreven van de omvorming de Vaartstraat. (conform verklaard in van N49 tot autosnelweg. Deze omvorming Vanuit de discipline ‘Landschap, Bouwkundig augustus 2004) omvat het elimineren van alle gelijkgrondse Erfgoed en Archeologie’ is er bezwaar tegen deze kruisingen en de aanleg van een aantal locatie vanwege de aantasting van een vlakbij overbruggingen, tunnels en laterale wegen om gelegen monument. Door de verbinding de verbindingen met de verschillende gewest-, ondergronds te voorzien of 30m naar het westen gemeente- en landbouwwegen te garanderen. te verschuiven, wordt deze impact Tevens worden enkele aansluitingscomplexen geneutraliseerd. Een verschuiving heeft tevens voorzien. In het MER gebeurt eveneens een als voordeel dat de verkeersafwikkeling vlotter afweging omtrent locatie en aard van enkele verloopt en dat enkele bomen gespaard worden. kunstwerken. Strategisch MER van het Strategisch MER, opgesteld tijdens de Ja Zowel de bevindingen naar lucht en geluidshinder Mens-Verkeer ontwerp Mobiliteitsplan planningsfase van het ontwerp Mobiliteitsplan zijn relevant voor dit plan. Vlaanderen Vlaanderen. In het kader van dit s-MER wordt (Oktober 2001) voornamelijk de ecologische pijler uitgewerkt. Vertrekbasis van het ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen zijn twee toekomstscenario’s met tijdshorizon 2010. Beide toekomstscenario’s worden in het s-mer beoordeeld aan de hand van indicatoren die corresponderen met belangrijke milieu-effecten die van een mobiliteitsplan verwacht kunnen worden. Provinciaal functioneel Het provinciaal functioneel fietsroutenetwerk is Ja De Vaartstraat en de Beekstraat zijn geselecteerd Mens-Verkeer fietsroutenetwerk gebaseerd op functionele verplaatsingen (woon- als bovenlokale, functionele fietsroutes. werk, woon-winkel en woon- Het plangebied is niet gelegen aan een schoolverplaatsingen). Het zijn verplaatsingen recreatieve fietsroute. De gemeente Kaprijke met een werkelijk doel. heeft echter plannen voor de aanleg van een

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 45 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

Provinciaal recreatief Het provinciaal recreatief fietsroutenetwerk is recreatief fietspad op de voormalige fietsroutenetwerk opgebouwd op basis van potentieel spoorwegbedding, parallel aan en ten westen van aantrekkelijke fietstrajecten, recreatieve de Vaartstraat, ten zuiden van de N49. attractiepolen en treinstations.

Natuurinrichting Heeft als doelstelling een gebied optimaal in te Neen Het plangebied valt niet binnen de grenzen of richten in functie van het behoud van bestaande grenst niet aan een natuurinrichtingsproject in natuur, maar ook voor het herstel en de onderzoek, ingesteld, in uitvoering of uitgevoerd. ontwikkeling van natuur en het beheer nadien.

Ruilverkaveling Oorspronkelijk was het doel van de Neen In het gebied zijn geen ruilverkavelingsprojecten ruilverkaveling zuiver landbouweconomisch. De in onderzoek, in uitvoering of afgewerkt. gebieden werden zo ingericht dat de landbouwers er efficiënter konden werken. Intussen evolueerde het instrument en wordt het ingezet om het gebied in al zijn facetten integraal en duurzaam te laten ontwikkelen. Landinrichting Bij landinrichtingsprojecten wordt de inrichting Neen Het plangebied valt niet binnen de grenzen of van het landelijk gebied gerealiseerd grenst niet aan een landinrichtingsproject in overeenkomstig de bestemmingen toegekend onderzoek, in uitvoering of afgewerkt. door de ruimtelijke ordening. Plattelandsprojecten Plattelandsprojecten hebben als doel een Ja Het plattelandsproject ‘DORPinZICHT’ is Landschap, leefbaar platteland te creëren. gesitueerd in de gemeenten Kaprijke, , Bouwkundig Erfgoed Knesselare, Nieuwpoort, Oudenburg, Tielt en en Archeologie Zuienkerke. DORPinZICHT nodigt bewoners van kleine landelijke leefkernen uit tot participatie en engagement omtrent de leefbaarheid in hun omgeving. De resultaten vormen een stevige basis om verder te werken aan knelpunten in het dorp. Landschapsatlas Geeft aan waar historisch gegroeide Ja Binnen het plangebied is het puntrelict Hof ter Landschap, (15 juni 2001) landschapsstructuur tot op vandaag herkenbaar (O) Kruisen gelegen. Het plangebied van het Bouwkundig Erfgoed gebleven is en duidt deze aan als relicten en/of aansluitingscomplex, ten zuiden van de N49, ligt en Archeologie ankerplaatsen. De nadruk ligt hierbij op de volledig in de relictzone ‘Meetjesland Eeklo- inventarisatie van de landschapskenmerken van Lembeke’. bovenlokaal belang met erfgoedwaarde. Er liggen geen ankerplaatsen in het plangebied.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 46 P.000254 Kennisgeving

Bespreking relevantie Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Relevant O = onderzoekssturend Discipline P = procedurebepalend

De dichtstbijzijnde ankerplaatsen zijn de ‘Dries van Kaprijke’ in het noorden en het ‘Bellebargiebos en de Lembeekse bossen’ in het zuiden. In het plangebied en in de ruime omgeving komen geen lijnrelicten voor. Zie Kaart 17 en Kaart 20

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 47 P.000254 Kennisgeving

Gewestplan RUP

Woongebied Zone voor bedrijfsactiviteiten van een historisch gegroeid bedrijf Woongebied met landelijk Zone voor groene buffer karakter Woonuitbreidingsgebied Zone voor groen Reservatie- en erfdoenstbaarheidsgebieden Zone voor wonen Agrarisch gebied Opheffing reservatie- en erfdienstbaarheidsgebied Ambachtelijke bedrijven en KMO’s

Figuur 5-1 Gewestelijk RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Lotus Bakeries te Kaprijke’

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 48 P.000254 Kennisgeving

Gewestplan RUP

Woongebied Lokaal bedrijventerrein Woongebied met landelijk karakter Gemeenschaps- en nutsvoorzieningen Agrarisch gebied Bufferzone Reservatie- en erfdoenstbaarheidsgebieden Groenzone Zone voor openbaar domein Overdruk groenverdichting

Figuur 5-2 Gemeentelijk RUP ‘KMO-zone – Containerpark – Technische dienst - Brandweer’

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 49 P.000254 Kennisgeving

Figuur 5-3 Algemene en bijzondere plannen van aanpak

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 50 P.000254 Kennisgeving

6. PLANBESCHRIJVING

Het voorliggend plan dat in het plan-MER op zijn milieueffecten zal beoordeeld worden is de aanleg van een aansluitingscomplex op de N49 op het kruispunt met de Vaartstraat. Tevens wordt er in het plan een omleidingsweg voorzien rond het centrum van Lembeke.

6.1 Grenzen van het plangebied

Het plangebied situeert zich in het noorden van Oost-vlaanderen, op het grondgebied van de gemeente Kaprijke. Het GRUP zal bestaan uit 2 deelplannen die ruimtelijk van mekaar gescheiden zijn. Daarom wordt er een onderscheid gemaakt tussen 2 ‘planzones’:

ƒ Aansluitingscomplex Kaprijke: In het MER zullen een aantal uitvoeringsalternatieven onderzocht worden. Het plangebied zal voldoende ruim worden afgebakend opdat het alle uitvoeringsalternatieven omvat. ƒ Voor de omleidingsweg in Lembeke werden in de startnota 7 verschillende locatiealternatieven voorgesteld. Op basis van een eerste trechering worden in deze kennisgeving 4 alternatieven weerhouden die verder zullen onderzocht worden in het MER (§7.1.2.1).

De contouren van de plangebieden die in het MER beschouwd worden, stemmen bijgevolg niet overeen met de contouren die later voor het GRUP gehanteerd zullen worden en waarin bestemmingswijzigingen zullen optreden. De contour van het GRUP zal pas na opmaak van het MER, op basis van de beschrijving van de milieueffecten, in detail afgebakend kunnen worden. De afbakening van het GRUP zal zich uiteraard wel binnen de zone van het plangebied dat in het MER beschouwd wordt, bevinden.

6.2 Huidig gebruik van het plangebied

Het voornaamste landgebruik in het plangebied is landbouw. Rond Kaprijke en Lembeke wordt zowel aan akkerbouw als veeteelt gedaan. Daarnaast kruisen de verschillende alternatieven van de omleidingsweg woonlinten en weginfrastructuren van het dorp Lembeke. Het plan voorziet tevens een aansluiting op de fabriek van Lotus Bakeries. Tenslotte zal een deel van een bosfragment moeten wijken voor de aanleg van het aansluitingscomplex op de N49.

6.3 Beschrijving van het plan

6.3.1 Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke

In de startnota van de Provinciale Audit Commissie worden enkele oplossingen voorgesteld rekening houdend met volgende randvoorwaarden:

Verkeersveiligheid

Na analyse van de verkeersongevallen besluit TV3V dat enkel een ongelijkvloerse uitwisseling een oplossing biedt voor het kruispunt N49-N456. Bij het behouden van een gelijkvloerse, lichtengeregelde kruising blijft op een dergelijke weg de kans op letselongevallen reëel.

Verkeersplanologisch

Rekening houdend met de gewenste categorisering van de wegen zijn volgende type-oplossingen mogelijk volgens TV3V (zie Bijlage 1):

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 51 P.000254 Kennisgeving

Kruispunt N49 met de Vaartstraat (respectievelijk Hoofdweg en Secundaire II)

Hollands complex

(Eventueel een verkeerswisselaar)

Kruispunt Vaartstraat met de Beekstraat (respectievelijk secundaire II en lokale I)

Verkeersregelinstrument

Rotonde

Kruispunten Vaartstraat met de laterale wegen ten zuiden van de N49 (respectievelijk secundaire II en lokale III)

Verkeersregelinstrument

Voorrangsgeregeld kruispunt

(Eventueel rechts-in-rechts-uit)

Capaciteitsbeoordeling

In het kader van de kruispuntanalyse is door TV3V op 6 september 2007 een visuele kruispunttelling gehouden tijdens de ochtend- en de avondspits. Deze tellingen vonden plaats ter hoogte van de kruispunten N49-N456 en Vaartstraat-Beekstraat en ter hoogte van de parallelwegen ten zuiden van de N49.

Aan de hand van deze gegevens gebeurde een capaciteitsbeoordeling voor elk van bovenstaande type-oplossingen evenals voor het voorstel van AWV (Figuur 7-8). Er werd getoetst in welke mate het plaatsen van verkeerslichten of de uitbouw van (enkel- of dubbelstrooks) rotondes vanuit verkeerscapacitair oogpunt wenselijk/haalbaar is. De toetsing gebeurde steeds op basis van het drukste spitsuur, waarbij bovendien rekening werd gehouden met een ingeschatte groei van het verkeer van 10%.

Vanuit het oogpunt van capaciteit is, indien geopteerd wordt voor een Hollands complex, een VRI nodig op het noordelijk deelkruispunt. Voor de deelkruispunten kunnen eveneens enkelstrooksrotondes overwogen worden (Figuur 7-9).

Aangezien er in het MER enkele evenwaardige alternatieven zullen worden onderzocht, wordt er voor een gedetailleerde bespreking van de alternatieven, verwezen naar §7 ‘Alternatieven’.

6.3.2 Omleidingsweg te Lembeke

In de startnota van de tijdelijke vereniging TV3V worden 7 verschillende tracéalternatieven uitgewerkt. Deze splitsen allemaal ten zuiden van Lembeke af van de N456. Omwille van opgelegde randvoorwaarden lopen deze alternatieven van de omleidingsweg allemaal langs de oostzijde van het dorp en sluiten ten noorden van de kern van Lembeke terug aan op de huidige N456 (Vaartstraat). Deze nieuwe rondweg verzorgt ook de ontsluiting van het bedrijf Lotus Bakeries.

4 van de voorgestelde alternatieven zullen in het MER onderzocht worden. Voor een gedetailleerde bespreking van de alternatieven wordt verwezen naar §7‘Alternatieven’.

6.4 Interferentie met andere plannen en projecten

6.4.1 Gemeentelijk RUP ‘KMO-zone, containerpark, technische dienst, brandweer’

De opmaak van dit RUP kadert in de door de gemeente gewenste ontwikkeling van een KMO-zone – containerpark – technische dienst (gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Kaprijke). In functie van dit RUP wordt aan de noordzijde van het plangebied rekening gehouden met een secundaire ontsluiting van deze KMO-zone.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 52 P.000254 Kennisgeving

6.4.2 Gewestelijk RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Lotus Bakeries’

In dit RUP wordt de uitbreiding van de industriezone rond het bedrijf ‘Lotus Bakeries’ vastgelegd. Als gevolg van dit RUP wordt de reservatiestrook voor de omleidingsweg rond Lembeke gedeeltelijk opgeheven. Dit tracé laat immers geen uitbreiding toe van Lotus Bakeries. Er wordt geen nieuwe omleidingsweg ingetekend in het RUP. In een latere fase kan de provincie Oost-Vlaanderen in overleg met de gemeente bepalen in hoeverre een omleidingsweg wenselijk is, en kan deze worden opgenomen in een nieuw RUP.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 53 P.000254 Kennisgeving

7. ALTERNATIEVEN

7.1 Te onderzoeken alternatieven in het MER

Algemeen kan in het kader van het alternatievenonderzoek in een MER steeds een onderscheid gemaakt worden tussen doelstellingsalternatieven, locatiealternatieven en uitvoeringsalternatieven.

7.1.1 Doelstellingsalternatieven

De doelstelling van de initiatiefnemer is het wegwerken van het gevaarlijke kruispunt nr 4019. De realisatie van het complex kadert eveneens in de ombouw van de N49 tot autosnelweg. Door de aanleg van het nieuwe aansluitingscomplex zal de vooropgestelde doelstelling bereikt worden.

De aanleg van de omleidingsweg rond Lembeke kadert in de doelstelling om doorgaand verkeer en vrachtverkeer uit het dorp te houden en zo de verkeersleefbaarheid en –veiligheid in het centrum van Lembeke te verhogen.

Doelstellingsalternatieven zijn in het kader van dit plan dus niet aan de orde en worden daarom niet onderzocht.

7.1.2 Locatiealternatieven

Het alternatievenonderzoek omtrent de locatie voor aansluitingscomplexen op de N49/A11 werd reeds uitgevoerd in het MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak Zelzate-Knokke’. En gezien de doelstelling van de initiatiefnemer, zijn locatiealternatieven voor het nieuwe aansluitingscomplex in Kaprijke niet aan de orde.

Voor de omleidingsweg werden in de startnota van de provinciale commissie Verkeersveiligheid en de gemeentelijke Begeleidingscommissie zeven mogelijke tracés voorgesteld. Deze worden weergegeven en besproken in Figuur 7-1 tot Figuur 7-7.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 54 P.000254 Kennisgeving

Figuur 7-1 Scenario 1 – Omleidingsweg rond Lembeke

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 55 P.000254 Kennisgeving

Figuur 7-2 Scenario 2 – Omleidingsweg rond Lembeke

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 56 P.000254 Kennisgeving

Figuur 7-3 Scenario 3 – Omleidingsweg rond Lembeke

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 57 P.000254 Kennisgeving

Figuur 7-4 Scenario 4 – Omleidingsweg rond Lembeke

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 58 P.000254 Kennisgeving

Figuur 7-5 Scenario 5 – Omleidingsweg rond Lembeke

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 59 P.000254 Kennisgeving

Figuur 7-6 Scenario 6 – Omleidingsweg rond Lembeke

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 60 P.000254 Kennisgeving

Figuur 7-7 Scenario 7 – Omleidingsweg rond Lembeke

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 61 P.000254 Kennisgeving

7.1.2.1 Afweging van de locatiealternatieven

Op basis van de startnota, het verslag van de Provinciale auditcommissie en een eerste screening naar milieueffecten kan er een selectie gemaakt worden van de meest realistische alternatieven.

Tabel 7-1 Locatiealternatieven omleidingsweg rond Lembeke

Criterium Scenario 1 Scenario 2 Scenario 3 Scenario 4 Scenario 5 Scenario 6 Scenario 7

VERKEER Aantal nieuwe kruisingen 2 2 2 2 2 2 2 Afsluitingen van wegen 0 1 0 1 0 1 1 Het is mogelijk om het huidige probleem m.b.t. Veiligheid Vrombautstraat - - - - onveiligheid van zwakke weggebruikers op te lossen ABIOTISCH MILIEU Kruising van kwetsbare of waardevolle ------bodems Kruising van gekende verontreinigingen ------Kruising van waterlopen 4 4 3 3 4 4 3 ECOLOGIE Kruising van beschermde gebieden ------Kruising van zeer waardevolle gebieden ------SOCIAAL Ongereehoek - Ongereehoek - Ongereehoek - Onteigeningen van gebouwen - Gentstraat - - - Gentstraat Gentstraat Kerkstraat Woonlint De landbouwsite aan de Ruiffelaarswegel wordt Barrièrewerking - - - Kerkstraat afgesloten van haar landerijen LANDSCHAP Lengte van de omleidingsweg 1,6 km 1,9 km 1,4 km 2,3 km 2,1 km 2,5 km 2,8 km Kruising met archeologisch en ------bouwkundig erfgoed Kruising met erfgoedlandschap Noordelijke zone omleidingsweg is gelegen in de relictzone ‘Meetjesland Eeklo - Lembeke’ Barrièrewerking - - - Grote stukken van het open landschap worden doorsneden

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 62 P.000254 Kennisgeving

Uit het ontwerpend onderzoek kon er besloten worden dat er voor alle scenario’s een verkeersveilige oplossing kan geboden worden. De scenario’s 5, 6 en 7 hebben echter de meeste mogelijkheden. Gezien hun aansluiting ter hoogte van de Vrombautstraat bieden deze scenario’s een opportuniteit om het kruispunt ter hoogte van de Vrombautstraat mee in dit project verkeersveilig in te richten ten aanzien van de zwakke weggebruikers.

De abiotische kenmerken van de verschillende tracés zijn niet voldoende onderscheidend om een voorkeursscenario te selecteren. De bodem ter hoogte van alle scenario’s is zandig van aard en er worden nergens kwetsbare of waardevolle bodems gekruist. Geen enkel scenario interageert met gekende verontreinigingen en alle scenario’s kruisen 3 of 4 waterlopen.

Ook met betrekking tot de ecologische structuur kan geen voorkeursscenorio worden weerhouden. Geen enkel alternatief doorkruist beschermde (habitatrichtlijngebied, vogelrichtlijngebied, VEN-gebied, natuurreservaat) of waardevolle gebieden (Biologische waarderingskaart).

Scenario 3 probeert de huidige reservatiestrook te benaderen maar heeft de grootste sociale impact. De uitvoering van dit scenario gaat gepaard met een groot aantal onteigeningen ter hoogte van Ongereehoek - Gentstraat (1 woning) en in de Kerkstraat (meerdere woningen). Het huidige woonlint in de Kerkstraat zal gekruist worden door de omleidingsweg zodat er ook een barrière ontstaat tussen de bewoners die niet onteigend worden.

Een belangrijk nadeel van scenario 3 is bovendien het feit dat dit tracé de Kerkstraat op een andere plaats kruist dan de huidige reservatiestrook (nl. 50 m ten noorden van de reservatiestrook). De reden hiervoor is dat dit alternatief zo goed mogelijk de huidige reservatiestrook op het gewestplan tracht te respecteren, maar dit niet volledig haalbaar is omwille van de bestaande toestand: aansluiting ter hoogte van de Vaartstraat (km 17,333), bocht rond het industrieterrein van Lotus (het gewijzigde GRUP) en aansluiting ter hoogte van de Gentstraat- Ongereestraat. Net in de zone van de kruising van de Kerkstraat zou er een goede argumentatie nodig zijn om de reservatiestrook vrij te kunnen maken voor de aanleg, maar net in die zone ligt het tracé niet in de reservatiestrook. Gebouwen die in de eigenlijke reservatiestrook staan, zouden derhalve kunnen blijven staan, terwijl er andere vlakbij moeten worden afgebroken. Een voordeel van dit scenario is de kortere afstand van de omleidingsweg (1,4 km tov 1,6km voor scenario 1), maar aangezien er alternatieven kunnen worden voorgesteld die vergelijkbaar zijn in lengte (scenario 1 en 2) wordt er voorgesteld om in deze mer-studie de reservatiestrook volledig te verlaten en te zoeken naar een oplossing die het best rekening houdt met de werkelijke toestand.

De scenario’s 2 en 4 hebben de minste impact op sociale aspecten. Er zijn geen onteigeningen van gebouwen noodzakelijk voor de realisatie van deze wegen en de landbouwsite aan de Ruiffelaarswegel wordt niet afgesneden van haar landerijen. Ten noorden van de kruising met de Ongereehoek zijn beide scenario’s bijna gelijklopend. Scenario 4 is echter langer waardoor meer onteigening van grond noodzakelijk is. Bovendien wordt het gekenmerkt door een grotere landschappelijke impact: sterkere en langere barrièrewerking in het landschap. Enkel scenario 2 wordt weerhouden voor het alternatievenonderzoek in het MER, scenario 4 wordt niet weerhouden.

Scenario’s 6 en 7 zijn nagenoeg gelijklopend ten noorden van Ongereehoek, ze lopen beide verder door in het noorden naar de aansluiting met de Vrombautstraat. In het zuiden loopt scenario 7 echter volledig door het open landschap om rechtstreeks aan te sluiten naar de kruising van de N448-Oosteeklostraat met de N456-Gentstraat (= zuidelijk deel van scenario 4). Hierdoor wordt het tracé een stuk langer en zijn er meer onteigeningen van gronden nodig. Ook de barrière werking in het landschap is in dit scenario maximaal. Doordat dit scenario sterke nadelige effecten heeft ten opzichte van scenario 6 maar zelf geen meerwaarde in zich heeft, wordt dit niet weerhouden voor het alternatievenonderzoek in het MER.

Bijgevolg zijn volgende scenario’s weerhouden voor het alternatievenonderzoek in het MER:

ƒ Scenario 1 ƒ Scenario 2 ƒ Scenario 5 ƒ Scenario 6

Scenario 1 en 2 zijn ten noorden van de kruising met de Kerkstraat gelijk, enkel ten zuiden ervan zijn ze verschillend. Ook scenario 5 en 6 zijn ten noorden van de kruising met de Kerkstraat gelijk en ten zuiden ervan zijn ze verschillend. Bovendien zijn ook scenario 1 en 5 gelijk ten zuiden van de Kerkstraat, en zijn ook scenario 2 en 6 gelijk ten zuiden van kerkstraat.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 63 P.000254 Kennisgeving

Om te vermijden dat er teveel overlap zit in de effectbespreking zullen voor de disciplines bodem en water eerst de deeltracés worden besproken, om nadien de integratie te maken en de cumulatieve effecten te bespreken op het niveau van het scenario.

De 4 scenario’s kruisen de Kerkstraat op hetzelfde punt en er kan worden gesteld dat er ten noorden van de Kerkstraat twee tracés mogelijk zijn, nl. N1 en N2. Ten zuiden van de Kerkstraat zijn er eveneens 2 mogelijke tracés: Z1 en Z2.

Op die manier kan scenario 1 worden opgedeeld in N1 en Z1 en analoog de andere scenario’s:

ƒ Scenario 1 = N1 Z1 ƒ Scenario 2 = N1 Z2 ƒ Scenario 5 = N2 Z1 ƒ Scenario 6 = N2 Z2

Voor de andere disciplines is er interferentie te verwachten tussen het noordelijk en het zuidelijk deel. Vanuit discipline verkeer worden verkeerstromen gegenereerd, waarbij de hoeveelheden op het zuidelijk deel afhankelijk zullen zijn van het noordelijk tracé en vice-versa. Deze disciplines worden op het niveau van de scenario’s uitgewerkt.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 64 P.000254 Kennisgeving

N1 N2 Z1 Z2 TRAJECTEN

Scenario 1 Scenario 2 Scenario 5 Senario 6 SCENARIO’S

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 65 P.000254 Kennisgeving

7.1.3 Uitvoeringsalternatieven

7.1.3.1 Aansluitingscomplex Kaprijke

7.1.3.1.1 Alternatief 1: Concept met verlaagde N49 en minimale ingrepen op MV-niveau (Hollands complex)

De twee uitgangspunten van dit concept zijn:

ƒ behoud van de kortste relaties voor het onderliggend auto- en fietswegennet ƒ minimale ingreep in het open landschap

De N49 wordt verlaagd en verloopt in een tunnel onder de Vaartstraat door. Het bestaande, lokale wegennet blijft op maaiveldniveau. De op- en afritten van de N49 worden uitgevoerd als Hollands complex en sluiten aan op de Vaartstraat.

N49 N49

Figuur 7-8 Alternatief 1: Concept met verlaagde N49 en minimale ingrepen op MV-niveau (Hollands complex)

De varianten met rotondes bieden in dit geval geen meerwaarde ten opzichte van een verkeersregelingsinstallatie/VRI (zeker niet voor fietsers) en hebben bovendien een groter ruimtebeslag. Daarom wordt geopteerd voor een VRI. In principe volstaat het om het kruispunt met de afrit vanuit Antwerpen van een lichtenregeling te voorzien. Vanuit verkeersplanologisch oogpunt (oplossingentabel) en rekening houdende met de te verwachten toename van het verkeer op deze plaats (na afsluiten van de overige kruispunten met de N49) is het plaatsen van een gecoördineerde VRI op alle deelkruispunten aangewezen.

In dit voorstel bevinden fietsers op de functionele fietsroute langs de N456 zich steeds in de voorrang. Ter hoogte van de afrit vanuit Antwerpen wordt één lichtengeregelde fietsoversteek voorzien. Gezien het onderliggend wegennet op maaiveldniveau blijft liggen, dienen fietsers dus ook geen hoogteverschillen te overwinnen. Het voornaamste nadeel van deze variant zijn de zware infrastructuurwerken om de N49 te verlagen en bijhorende kosten en verkeershinder.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 66 P.000254 Kennisgeving

7.1.3.1.2 Alternatief 2: Voorstel op basis van het AWV-concept met een brugconstructie (Halfklaverbladoplossing)

Dit voorstel combineert de N49 op maaiveldniveau met een ruimtelijk relatief vlot inpasbare brug. In dit geval, rekening houdende met rotondes aan beide zijden, biedt een brug inzake verkeersveiligheid belangrijke voordelen ten opzichte van een tunnel (betere verticale zichthoek op de rotondes). Bovendien worden de kosten van een brug lager ingeschat dan die van de tunnel. De ruimtelijke impact op het landschap is evenwel minder bij de tunnelvariant.

N49 N49

Figuur 7-9 Alternatief 2: Voorstel op basis van het AWV-concept met een brugconstructie (Halfklaverbladoplossing)

Uit de berekening blijkt dat enkelstrooksrotondes voldoen inzake capaciteit. Zo verdraagt de noordelijke rotonde nog een toename van 95% alvorens de kritische belasting te bereiken. Voor de zuidelijke rotonde is zelfs nog een toename met 135% mogelijk (toenames berekend op basis van de huidige avondspitssituatie). Aan de zuidzijde worden de beide parallelwegen van de N49 niet op de rotonde maar op de N456 aangesloten, op basis van de verkeersplanologische context. Het kruispunt met de parallelwegen is voorrangsgeregeld, de N456 is de voorrangsweg.

Om voornamelijk het fietscomfort te verhogen bestaat verdere optimalisatie uit de toevoeging van een aparte fietstunnel onder de N49. Een fietstunnel realiseert weliswaar ook (iets) kortere verbindingen tussen de verschillende routes, maar het grootste verschil ligt toch op het vlak van enerzijds fietscomfort (minder steile hellingen) en anderzijds aantrekkelijkheid van de route (een volledig vrijliggend “groen” tracé).

Figuur 7-10 Alternatieven fietstunnel

Uit de afweging op basis van veiligheid (aantal conflictpunten fiets-auto), fietsafstanden (op de relaties die de N49 kruisen) en comfort (lengte en hellingspercentages) blijkt dat de aanleg van een fietstunnel ten westen van of halverwege de brug voor autoverkeer licht beter scoort dan fietsvoorzieningen op de brug (steilere hellingen en iets grotere omrijfactor) en beduidend beter dan een tunnel aan de oostzijde van het complex (te steile hellingen en

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 67 P.000254 Kennisgeving meer fietsoversteken op de relaties die de N49 dwarsen). Een oostelijke fietstunnel wordt gekenmerkt door de kortste afstand tussen beide zijden van de N49, maar kent steile hellingen (6%) en door zijn ligging het meest aantal oversteken uit de voorrang. De westelijke tunnel wordt gekenmerkt door zeer zachte hellingen (minder dan 2%), maar verlengt het traject gevoelig, waardoor het nut van de tunnel terecht in twijfel kan worden getrokken. De fietstunnel halverwege de brug voor gemotoriseerd verkeer combineert relatief korte routes met een zeer acceptabel hellingspercentage (4%) én een minimaal aantal oversteken uit de voorrang (conflictpunt en tijdsverlies voor de fietser). Deze laatste variant verdient daarom de voorkeur en is door TV3V verder uitgewerkt.

7.1.3.1.3 Alternatief 3 - Voorstel op basis van het AWV-concept met een tunnelconstructie (Halfklaverbladoplossing)

Dit alternatief komt overeen met alternatief 2, maar de brug wordt vervangen door een tunnelconstructie. TV3V verkiest de brugconstructie boven een tunnel omwille van een betere verticale zichthoek op de rotondes. Toch wordt dit alternatief weerhouden en besproken in het MER.

7.1.3.2 Omleidingsweg Lembeke

In dit onderzoek wordt er uitgegaan van de meest ruime oplossing, namelijk een rotonde of een continu verloop met een bocht voor de aansluiting van wegen op elkaar.

Dit wil niet zeggen dat alle aansluitingen van dit type zullen zijn, maar er wordt verondersteld dat indien er voldoende ruimte is voor een rotonde of bocht, er zeker genoeg ruimte zal zijn voor een gelijkgrondse kruising van wegen.

Ter verduidelijking worden hieronder beide type aansluitingen voor het kruispunt N456-omleidingsweg weergegeven. Analoog hieraan worden deze aansluitingen ook onderzocht voor alle overige kruispunten.

Overgangen van N456 naar omleidingtracé (scenario 1, 2)

Aantakking met een rotonde met begeleiding naar de omleiding en ondergeschikte aansluiting van de centrumontsluiting. Uit de gegevens van de verkeersintensiteiten blijkt dat rotondes kunnen functioneren. Bij de keuze van rotondes moeten fietsovergangen buiten de rotonde liggen en zonder voorrang voor de kruisende fietsers.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 68 P.000254 Kennisgeving

Continu verloop met een bocht aan 50 km/u met een minimumstraal van 130m en een minimumverkanting van 2,5%. De centrumdoortocht wordt gelijkvloers zo haaks mogelijk aangetakt. Bij een intensiteit van 50% op de omleiding (aanname) wordt de linksafbeweging vanaf de centrumdoortocht problematisch en risicovol voor voertuigen en voor fietsers.

Met betrekking tot het type dwarsprofiel, worden in het MER 2 mogelijkheden onderzocht (Figuur 7-11). Het dwarsprofiel staat in relatie tot de snelheid en de functionaliteit van de weg (vb. potentieel gebruik uitzonderlijk vervoer). Minimumeisen voor het dwarsprofiel zijn dan de volgende (uitgaande van ontwerpsnelheid 70 km/u):

ƒ Een rijloper van 3,35m/rijstrook, exclusief afwateringsstroken en/of boordstenen. ƒ Een vluchtstrook is niet nodig, maar een naastliggende grasberm van 3,20m is gewenst. ƒ Indien openbare verlichting voorzien wordt moet de lichtpunthoogte hoger zijn dan 5m.

Figuur 7-11 Typedwarsprofielen

7.1.4 Nulalternatief

In het plan-MER zullen de effecten van het plan niet alleen vergeleken worden ten opzichte van de referentiesituatie maar ook met het nulalternatief, dit is de referentiesituatie waarbij het voorgenomen plan niet gerealiseerd zou worden, maar waarbij wel met gestuurde ontwikkelingen (beslist beleid, projecten en plannen) rekening wordt gehouden (zie ook paragraaf 10.2).

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 69 P.000254 Kennisgeving

8. RELEVANTE INFORMATIE UIT BESTAANDE ONDERZOEKEN

Hieronder wordt een overzicht gegeven van bestaande documenten met relevante informatie ten behoeve van dit plan-MER. De relevante onderdelen van deze studies zullen opgenomen worden bij de bespreking van de diverse disciplines in het eigenlijke MER.

Relevante onderzoeken en rapporten zijn (niet-limitatieve lijst):

ƒ Veilig verkeer in Vlaanderen

De Tijdelijke vennootschap "Veilig Verkeer Vlaanderen" (TV 3V) is samengesteld uit drie studiebureaus van Vlaanderen: ARCADIS , Grontmij en Technum-Tractebel Engineering NV. Zij heeft tot opdracht "het wegwerken van de gevaarlijke punten en wegvakken in Vlaanderen".

TV 3V analyseert de gevaarlijke verkeerssituaties en bedenkt oplossingen om het geheel verkeersveiliger te maken, rekening houdend met de functie van de weg en de omgeving waarin de weg gelegen is. Hiertoe heeft ze samen met alle betrokken actoren een "Leidraad Veilig Verkeer Vlaanderen" opgesteld waarin verschillende type oplossingen beschreven worden.

De voorgestelde oplossing wordt voorgelegd aan de bevoegde provinciale commissies. Als de commissie akkoord gaat met de oplossing, wordt het ontwerp verder uitgewerkt en zo snel mogelijk gerealiseerd. TV 3V treedt hierbij op als gedelegeerd bouwheer, in opdracht van de Administratie Wegen en Verkeer (AWV) van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

ƒ Ontwerp Streefbeeld N49/A11

In 2000 werd een ontwerp streefbeeld opgemaakt betreffende de ombouw van de N49 tot autosnelweg. In deze nota worden alle bestaande vragen uitgeklaard, de doelstelling en de concepten van de gewenste ruimtelijke structuur van de weg worden vastgelegd, de keuze van de aansluitingscomplexen en de inpassing van de weg in zijn omgeving worden geschetst. In dit ontwerp-rapport werden enkele vragen opengelaten waarover het project-MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg, vak Zelzate-Knokke’ een uitspraak diende te doen. Het betreft onder andere een afweging over het wel of niet realiseren van een aansluitingscomplex in Kaprijke.

ƒ MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg vak - Zelzate-Knokke’

In het MER ‘Ombouw N49 tot autosnelweg, vak Zelzate-Knokke’ (goedgekeurd in augustus 2004) wordt aanbevolen het aansluitingscomplex ter hoogte van de Vaartstraat te realiseren. Vooral met betrekking tot de disciplines Mens en Fauna&Flora worden in beperkte mate positieve effecten verwacht indien het plan gerealiseerd wordt.

Het realiseren van ongelijkvloerse doorgangen is een interessante mogelijkheid voor het creëren van extra verbindingsmogelijkheden voor de aanwezige fauna, zeker wanneer de nodige aandacht wordt geschonken aan de inrichting van deze dwarsingen als migratieroute voor dieren. Bovendien zou het niet realiseren van een aansluitingscomplex meer verkeer naar andere wegen afleiden zodat er een verhoogde verkeersdruk ontstaat op de lokale wegen.

Met betrekking tot mobiliteit zorgt het nieuwe complex voor een betere oost-westrelatie tussen de omgeving van Maldegem tot Kaprijke, enerzijds, en de omgeving van de R4 tot Kaprijke, anderzijds. Tevens zal de aanleg zorgen voor een lichte vermindering van de verkeersdruk op het onderliggende wegennet en de dorpskernen in de omgeving van de N49.

Vanuit de discipline ‘Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie’ is er bezwaar tegen deze locatie vanwege de aantasting van een vlakbij gelegen monument. Door de verbinding ondergronds te voorzien of 30m naar het

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 70 P.000254 Kennisgeving

westen te verschuiven, wordt deze impact geneutraliseerd. Een verschuiving heeft tevens als voordeel dat de verkeersafwikkeling vlotter verloopt en dat enkele bomen gespaard worden.

Vanuit de andere disciplines zijn er geen betekenisvolle tegenkantingen. Globaal kan men dus opteren voor de realisatie van dit complex.

ƒ Beslisnota Streefbeeld N49/A11

Deze nota van december 2004 bevat de definitieve versie van het streefbeeld N49/A11. De beslisnota is opgemaakt op basis van het ontwerpstreefbeeld en opmerkingen en aanbevelingen uit onder meer het MER en de passende beoordeling.

ƒ Diverse Bodemonderzoeken uit de omgeving van het plangebied, Ovam

In de ruime omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende oriënterende bodemonderzoeken: 14015, 8041, 1905, 24472, 5140, 20092 en de volgende beschrijvende bodemonderzoeken: 20585, 7230, 20018.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 71 P.000254 Kennisgeving

9. INGREEP-EFFECTANALYSE

Het plan-MER heeft tot doel na te gaan welke de milieueffecten kunnen zijn van de ontwikkeling van het aansluitingscomplex en de omleidingsweg en relevante alternatieve ontwikkelingsmogelijkheden te toetsen op milieueffecten.

ƒ Op plan-m.e.r. niveau wordt in de eerste plaats gefocused op de milieueffecten die optreden tijdens het “functioneren” van de nieuwe planologische bestemmingen voorzien in het GRUP. De milieueffecten ten gevolge van werkzaamheden in de aanlegfase worden slechts in aanmerking genomen indien er kans is op permanente effecten (bv. verdroging natuurwaarden ten gevolge van langdurige bemaling); ƒ de tijdelijke hinder die bijna steeds gepaard gaat met de aanlegfase (werfverkeer, geluidshinder) wordt vermeld als aandachtspunt maar dit zijn geen bepalende milieueffecten voor de globale milieubeoordeling; ƒ van bepaalde milieueffecten wordt verondersteld dat deze bij uitvoering van het plan gemilderd of geremedieerd worden conform de bestaande milieuwetgeving. Dit is bvb. het geval voor de verplichtingen in het kader van de gewestelijke verordening inzake infiltratie en hemelwatervoorzieningen, evenals voor de wetgeving inzake het voorkomen van bodem- en waterverontreiniging door grondverzet, lozingen van afvalwaters, … (Vlarebo, Vlarem). Hetzelfde geldt voor het voorkomen van verontreinigingen ten gevolge van calamiteiten tijdens de exploitatiefase;

De mogelijke ingreep-effectrelaties van het plan worden onderscheiden in 3 effectgroepen naargelang de wijze waarop de effecten zich voordoen.

Deze effectgroepen zijn:

ƒ Effecten als gevolg van de planologische invulling/ordening van het plangebied: dit zijn de effecten die veroorzaakt worden binnen de perimeter van het plangebied als gevolg van de ruimtelijke inname door de geplande bestemmingen. Deze effecten kunnen verschillend zijn naargelang een verschillende zonering binnen het plangebied wordt toegepast. ƒ Effecten als gevolg van de inpassing van het plan (en zijn functies) in de omgeving: dit zijn hetzij verstorende effecten die ontstaan door de aanleg van de geplande functies in relatie tot de omgeving, hetzij de wijze waarop de functies afgestemd worden op- of een optimale benutting van bestaande waardevolle omgevingskenmerken. De omgeving wordt hierbij zowel in horizontale als in verticale zin beschouwd (aanpalende functies, bodem- en grondwater, lucht, …) ƒ Effecten als gevolg van de functionele wisselwerking van de geplande functies met de omgeving (functionele aanwezigheid)

Een voorstel tot ingreep-effectenschema wordt weergegeven in Tabel 9-1.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 72 P.000254 Kennisgeving

Tabel 9-1 Ingreep-effectenschema: potentiële te onderzoeken effecten

Vertaling naar effectgroepen voor de Effectgroepen Relevantie Discipline specifieke disciplines

Planologisch-functionele Wijzigingen van functies (verlies van functies, planmatige Functiesamenstelling Mens invulling/ordening van realisatie van nieuwe functies), wijziging van bodemgebruik, het plangebied wijziging van de geschiktheid van de bodem voor een bepaald gebruik. Afweging van de verschillende alternatieven: interne Wijziging bodemgebruik en Bodem zonering / segmentering van het plangebied, zuinig bodemgeschikteid ruimtegebruik

Verlies Erfgoedwaarde Aantasting van archeologische waarden, erfgoedwaarden, Landschap, Bouwkundig erfgoed landschappelijke waarden (beelddragers) Structuur- en relatiewijzigingen en Archeologie Wijziging perceptieve kenmerken Direct eco- en biotoopwinst of -verlies Verlies van waardevolle habitats Fauna & Flora Indirecte biotoopwijziging

Inpassing in de Grondbalans Grondverzet Bodem omgeving Bodemzetting Bodem Profielverstoring en structuurwijziging Impact op de bodemkwaliteit Afstemming van het plan op de onderlaag (bodem- en watersysteem): omgaan met bestaande bodemverontreiniging, Impact op grondwaterstand en –stroming Water verdroging, impact op waterbeheersing, … Impact op grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit

Gezondheid Mens – Hinder, veiligheid en Veiligheid gezondheid Optimaal benutten van bestaande cultuurhistorische- en Verlies Erfgoedwaarde landschappelijke elementen: landschappelijk-visuele inpassing, Landschap, Bouwkundig erfgoed Structuur- en relatiewijzigingen wijzigingen in de ondergrond in relatie tot archeologische en Archeologie waarden, … Wijziging perceptieve kenmerken Morfologische structuur Visueel voorkomen Mens – Ruimtelijke aspecten Afstemming met de bestaande stedenbouwkundige-ruimtelijke Functiesamenstelling kwaliteit- en identiteit van het gebied: impact op morfologische structuur, functiesamenstelling en publieke ruimte Stelsel van publieke ruimte Structuur- en relatiewijzigingen Landschap Hinder Mens – Hinder, veiligheid en

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 73 P.000254 Kennisgeving

Vertaling naar effectgroepen voor de Effectgroepen Relevantie Discipline specifieke disciplines

gezondheid Impact afvalwaterstromen en Duurzaam bouwen: energiegebruik, waterhergebruik, … Water oppervlaktewaterkwantiteit

Functionele Versnippering en verstoring van natuur: ecologische Versnippering en barrièrewerking wisselwerking van het Fauna & Flora verbindingszones, lichthinder Rustverstoring plangebied met de Impact afvalwaterstromen en omgeving Functioneren van het bodem- en watersysteem: wijziging in Water afvalwaterproductie en –stroom - invloed op capaciteit oppervlaktewaterkwantiteit rioleringsnet, relaties met natuur Rustverstoring Fauna & Flora Wegverkeergeluid Geluid & Trillingen Geluid tgv activiteiten Geluids- en trillingsverstoring: hinder ten gevolge van verkeer Hinder en vaste geluids-bronnen in het complex Mens – Hinder, veiligheid en Gezondheid gezondheid Rustverstoring Fauna & Flora Impact emissies gebouwverwarming Lucht Luchtverontreiniging: luchtemissies ten gevolge van Impact emissies verkeer gegenereerde verkeersstroom Mens – Hinder, veiligheid en Gezondheid gezondheid Effecten tav langzaam verkeer Effecten tav openbaar vervoer Wijziging verkeersintensiteit en –afwikkeling, verkeersveiligheid Effecten tav auto-ontsluiting Mens – Verkeer en verkeersleefbaarheid. Voorzieningen en diensten op het Effecten tav parkeren terrein (parkeergelegenheid, openbaar vervoer, infrastructuur voor langzaam verkeer, ...) + effecten op de bestaande Effecten tav verkeerscongestie voorzieningen en diensten. Effecten tav scheepvaartverkeer

Hinder Mens – Hinder, veiligheid en Veiligheid gezondheid Effecten tav langzaam verkeer Effecten tav openbaar vervoer Aantasting / Win-winsituatie voor omliggende functies en omwonenden nl. economische ontwikkeling, aantasting/impuls Effecten tav auto-ontsluiting Mens – Verkeer voor veiligheid en leefbaarheid in omgeving, afname/toename Effecten tav parkeren van kwaliteit van de leefomgeving. Effecten tav verkeerscongestie Effecten tav scheepvaartverkeer

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 74 P.000254 Kennisgeving

Vertaling naar effectgroepen voor de Effectgroepen Relevantie Discipline specifieke disciplines

Functiesamenstelling Mens – Ruimtelijke aspecten Stelsel van publieke ruimte Hinder Mens – Hinder, veilighied en Veiligheid gezondheid Gezondheid

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 75 P.000254 Kennisgeving

10. AFBAKENING VAN HET STUDIEGEBIED, DE REFERENTIESITUATIE EN GEPLANDE TOESTAND

10.1 Studiegebied

Effecten ten gevolge van een plan manifesteren zich doorgaans in een groter gebied dan het plangebied. Dit wordt het studiegebied genoemd. De afbakening van het studiegebied wordt bepaald door het invloedsgebied waarbinnen effecten optreden. Dit kan per discipline en zelfs per effect verschillend zijn. Het studiegebied wordt globaal gedefinieerd als het plangebied met inbegrip van het invloedsgebied.

Per discipline kan het studiegebied als volgt worden gedefinieerd:

Bodem: De directe effecten op de bodem door vergraving en belasting zullen vooral plaatsgrijpen binnen het plangebied van het GRUP. Het studiegebied wordt echter bepaald door de invloedszone van de bemaling (zetting bodem, verspreiding polluenten).

Water:

ƒ Grondwater: De effecten staan hoofdzakelijk in relatie tot een eventuele bemaling en de risico’s op grondwaterverontreinigingen ten gevolge van calamiteiten. Als dusdanig strekt het studiegebied zich uit over de volledige planzone uitgebreid met de invloedssfeer van een eventuele bemaling. ƒ Oppervlaktewater: Oppervlaktewater: alle oppervlaktewateren die rechtstreeks of onrechtstreeks door het plan worden beïnvloed behoren tot het studiegebied.

Mens: Het studiegebied omvat de menselijke populaties die enige invloed kunnen ondervinden van de voorgenomen activiteit, op korte of lange termijn. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het mobiliteitsaspect, ruimtelijke aspecten en hinderaspecten

Geluid & Trillingen: Het studiegebied voor de discipline geluid wordt in de eerste plaats bepaald door het plangebied en de omliggende zone. De omliggende zone bepaalt de reikwijdte van het studiegebied en strekt zich minstens uit tot de geluidscontour die de punten verbindt met geluidsbelasting gelijk aan de richtwaarde van vigerende wetgeving en/of normering.

Lucht: Het studiegebied reikt tot het gebied waar de emissies veroorzaakt door het plan een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht. In grote lijnen komt het studiegebied overeen met het gebied dat door wijzigingen inzake verkeer beïnvloed wordt.

Fauna & Flora: Het studiegebied omvat alle gebieden met natuurlijke potenties die beïnvloed kunnen worden door de uitvoering van het plan. Deze beïnvloeding beperkt zich niet tot de locaties van de ingrepen zelf (binnen het plangebied), maar wordt uitgebreid op basis van de zone bepaald door de vastgestelde secundaire effecten op water, bodem, lucht en geluid.

Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie: De begrenzing omvat niet enkel de gebieden die rechtstreeks betrokken zijn met de inrichting, maar houdt tevens rekening met de visuele impact van het plan. De begrenzing omvat alle relevante landschappelijke waarden en lijnt het gebied af waarbinnen de geplande inrichting een visuele impact kan uitoefenen. De afbakening zal verder worden verfijnd in functie van de kenmerken van het plan en de omgeving.

10.2 Referentiesituatie en geplande toestand

Als referentiesituatie wordt de situatie in 2020 beschreven. Per discipline zullen de milieukarakteristieken aangegeven worden, op basis van bestaande onderzoeken (hoofdstuk 8) en terreinverkenningen. De referentiesituatie zal worden aangevuld met een beschrijving van de gevolgen van al genomen beslissingen waarvan wordt verwacht dat ze uitgevoerd zullen zijn vooraleer het voorgenomen plan aanvangt (zie onder andere paragraaf 2.3.1).

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 76 P.000254 Kennisgeving

Voor de beschrijving van de te verwachten milieueffecten (= geplande toestand) in het studiegebied zal steeds vergeleken worden met de toestand van het milieu in de referentiesituatie en met het nulalternatief (geen plan, wel uitvoering andere plannen). De effecten van het plan zullen daarnaast kort beoordeeld worden ten opzichte van de gestuurde ontwikkelingsscenario’s.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 77 P.000254 Kennisgeving

11. METHODOLOGIE BESCHRIJVING REFERENTIESITUATIE, EFFECTVOORSPELLING EN –BEOORDELING

11.1 Algemeen

De bedoeling van het plan-milieueffectrapport (MER) is een beschrijving te geven van de effecten van de aanleg en exploitatie van het aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en de omleidingsweg te Lembeke op het milieu en onderzoek te doen naar eventuele milieueffectverzachtende maatregelen die de negatieve impact op het milieu trachten te beperken of te voorkomen.

Gezien de karakteristieken van het gebied en de aard van het plan zullen in het MER de effecten op Bodem; Water; Fauna & Flora; Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie; Geluid en Trillingen; Lucht en Mens (verkeer – ruimtelijke aspecten - gezondheid) bestudeerd worden. In volgende paragrafen wordt per discipline aangegeven hoe dit zal gebeuren. Hierbij werden de disciplines in volgorde geschikt op basis van de input die de effectbespreking levert voor de daarop volgende disciplines.

De globale werkwijze voor elke discipline is als volgt:

ƒ Afbakening studiegebied ƒ Beschrijving referentiesituatie van het studiegebied en ontwikkelingsscenario’s ƒ Beschrijving van de milieueffecten (geplande situatie) en beoordeling ten opzichte van de referentiesituatie en de relevante ontwikkelingsscenario’s. In het MER zal er bij de beschrijving en de beoordeling een onderscheid gemaakt worden tussen de effecten van het aansluitingscomplex en de effecten van de omleidingsweg. Tevens zal er aandacht geschonken worden aan mogelijke cumulatieve effecten. ƒ Aangeven van milderende maatregelen/voorstellen voor postmonitoring ƒ Opgave van leemten in de kennis, hoe ermee is omgegaan en eventuele gevolgen voor de verdere besluitvorming

Er zal voor de beschrijving van de referentiesituatie maximaal rekening gehouden worden met beschikbare gegevens uit bestaande en in uitvoering zijnde onderzoeken, rapportages, mobiliteitsstudies,... .

De effecten van het plan zullen beoordeeld worden ten opzichte van de referentiesituatie maar ook ten opzichte van de gestuurde ontwikkelingsscenario’s. Eenzelfde effect kan bijgevolg, afhankelijk van de toestand waarnaar gerefereerd wordt, een verschillende beoordeling krijgen.

Om de uitkomst van de impactevaluatie te kunnen waarderen, zullen verschillende referentiekaders toegepast worden. Enerzijds zullen de effecten relatief gewaardeerd worden ten opzichte van de referentiesituatie, anderzijds zullen ook absolute referentiekaders gehanteerd worden om de relevantie en significantie van de effecten te beoordelen. Voorbeelden van absolute referentiekaders zijn kwaliteitsdoelstellingen, streefwaarden, normen of afspraken.

11.2 Discipline Bodem

11.2.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor bodem omvat de locatie van het plangebied, de werfzones, de werfwegen, eventueel de zones waar de uitgegraven gronden geborgen zullen worden en de zone waarbinnen (eventuele) verspreiding van polluenten via het grondwater mogelijk is.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 78 P.000254 Kennisgeving

11.2.2 Beschrijving van de referentiesituatie

Voor de beschrijving van de referentiesituatie zullen volgende gegevens over de bodems voorkomend in het studiegebied verzameld worden:

ƒ Huidig bodemgebruik: Het huidig bodemgebruik in het plangebied is voornamelijk landbouw, zowel akkerbouw als veeteelt. Daarnaast worden er enkele woonlinten van Lembeke doorkruist door de alternatieven van de omleidingsweg. Als laatste zijn er ook landbouwbedrijven en industrie aanwezig, waaronder de fabriek van Lotus Bakeries (Kaart 3). ƒ Geologische karakteristieken: Het plangebied wordt gekenmerkt door een pakket zandig Kwartair materiaal (ongeveer 5m dik) bovenop Tertiaire lagen, afhellend naar het zuidzuidwesten. Onder het kwartair bevinden zich respectievelijk het Lid van Ursel, een grijsblauwe tot blauwe kleilaag, het lid van Asse, een glauconiethoudende, zandige klei en de Formatie van Lede, een grijze, kalkhoudende, fijne zandlaag (Kaart 5).

ƒ Bodemkundige kenmerken (textuur, profiel, vochttrap): Het studiegebied wordt gekenmerkt door droge tot natte lemige zand- en zandbodems. Het natuurlijke bodemprofiel in deze bodems is een podzol (een profiel met een duidelijk ijzer en/of humus B-horizont). In het gebied komen vooral podzols en gedegradeerde podzols voor. Daarnaast zijn er vooral de nattere bodems aanwezig die geen bodemprofiel hebben (Kaart 4). ƒ Bodemkwaliteitsgegevens (knelpunten) met een overzicht van verontreinigde sites, uitgevoerde bodemonderzoeken en saneringsprojecten in de nabije omgeving: In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn volgende bodemdossiers gekend: 1905, 5140, 7230, 8041, 14015, 20018, 20092, 20585 en 24472 (Kaart 6). In het MER zullen deze bodemonderzoeken besproken worden.

De beschrijving van de referentietoestand inzake bodem zal worden gebaseerd op de raadpleging van volgende kaarten, databanken en rapporten:

ƒ Topografische kaart 32/8, schaal 1:25.000 (NGI, 1984);

ƒ Digitale bodemgebruikskaart (GIS-Vlaanderen, 2001); ƒ Digitale bodemkaart opgemaakt door het IWT (GIS-Vlaanderen, 2001);

ƒ Bodemgeschiktheidskaarten (Geoloket Bodem); ƒ Geologische kaart van België, schaal 1/50.000 (Claes, S. en Gullentops, F.) - toelichting bij de geologische kaart van België – Vlaams Gewest; Brussel; 2001; ƒ Databank Ondergrond Vlaanderen (http://dov.vlaanderen.be): boorresultaten;

ƒ OVAM (www.ovam.be): digitale databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen.

11.2.3 Bespreking van de geplande situatie

De belangrijkste ingrepen op de bodem door de uitvoering van het plan zijn de vergravingen, nivelleringen (en het daaraan gekoppeld grondverzet) en het ruimtebeslag ter plaatse van de nieuwe infrastructuur.

Het bodemgebruik in de directe omgeving van het plangebied is voornamelijk landbouw en beperkte oppervlakten bebouwing en industrie. Door de realisatie van het plan zal het bodemgebruik voor grote delen van het plangebied wijzigen en kunnen de bodemeigenschappen veranderd worden. Door de aanleg van de nieuwe infrastructuur zal de bodem ook over een vrij grote oppervlakte afgedicht worden door verharding. Er zal nagegaan worden in welke mate het bodemgebruik wijzigt, wat de toekomstige bodemgebruiken zijn en wat de bodemgeschiktheid is.

Op basis van de voorlopige projectgegevens zal een grondbalans opgemaakt worden. Naast een raming van de hoeveelheden zal ook een indicatie van de eventuele verontreinigingsgraad (toetsingskader Vlarebo) gegeven worden. Daarnaast zal, op basis van het huidige en toekomstig bodemgebruik en de bestaande mate van verstoring (fysisch en chemisch) een evaluatie worden uitgevoerd van de terreinen die in aanmerking komen voor berging van de uitgegraven grond.

Uitgravingen geven in de eerste plaats aanleiding tot profielverstoring (aantasting van de oorspronkelijke gelaagdheid van de bodem, bodemverlies, ophoging van de oorspronkelijke bodem). Nattere klei-, leem- en veenbodems met een goede profielontwikkeling die weinig tot niet antropogeen verstoord zijn, zijn gevoeliger voor profielverstoring en structuurwijziging dan antropogeen verstoorde, drogere zandbodems met weinig tot geen profielontwikkeling.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 79 P.000254 Kennisgeving

Door eventuele bemaling in kader van de aanleg van de nieuwe wegeninfrastructuur of door drainage kan er plaatselijk verdroging of vernatting van de bodem optreden.

Bodemverontreiniging kan ontstaan ten gevolge van calamiteiten tijdens de werken, ten gevolge van het verplaatsen van bestaande verontreinigingen via de bemaling of ten gevolge van difuse verontreiniging door het wegverkeer tijdens de exploitatiefase. Ook ten gevolge van interferentie met verontreinigde locaties in de omgeving van het plangebied (bij grondverzet, bemaling) kan de bodem verontreinigd worden. De mogelijke verspreiding van reeds aanwezige verontreinigingen door bemaling en grondverzet worden nagegaan en kwalitatief besproken.

Een overzicht van de effectgroepen, criteria, methodieken en meeteenheden voor de discipline Bodem wordt weergegeven in

Tabel 11-1.

Effect Criterium Methodiek Eenheid

Grondverzet Hoeveelheid aan te voeren Opstellen grondbalans (aan- en afvoer m³ Effect Criterium Methodiek Eenheid /af te voeren grond. Mate grond) op basis van voorlopige gegevens Grondverzet Hoeveelheidwaarin een aanevenwichtige te voeren Opstellen grondbalans (aan- en afvoer m³ /afgrondbalans te voeren wordt grond. bereikt. Mate grond) op basis van voorlopige gegevens Bodemzetting Oppervlaktewaarin een evenwichtige Inschatting bemalingskegel en bespreking m², cm, zettingsgevoeligegrondbalans wordt bereikt.bodem, beïnvloede zettingsgevoelige (bodems aantal Bodemzetting Oppervlaktedaling maaiveld Inschattingen) structuren bemalingskegel (op enbasis bespreking van m²,structuren cm, zettingsgevoelige bodem, beïnvloedeliteratuurgegevens) zettingsgevoelige (bodems aantal Profielverstoring en Oppervlaktedaling maaiveld verstoorde Inschattingen) structuren van het(op ruimtebeslag basis vanen m²structuren structuurwijziging bodem. overlayliteratuurgegevens) met bodemkaart, Profielverstoring en Oppervlakte verstoorde Inschattingbodemgebruikskaart van het ruimtebeslag en m² structuurwijziging bodem. overlaybodembedekkingskaart met bodemkaart, Impact op Interferentie met Kwalitatievebodemgebruikskaart bespreking en situering open Aantal bodemkwaliteit verontreinigde locaties met kaartbodembedekkingskaart locaties Impact op Interferentierisico op (verspreiding van)met Kwalitatieve bespreking en situering op Aantal bodemkwaliteit verontreinigdebodemverontreiniging. locaties met kaart locaties Kansrisico opop (verspreidingcalamiteiten, van) … Kwalitatieve bespreking tijdensbodemverontreiniging. de werkzaamheden. Kans op calamiteiten, … Kwalitatieve bespreking tijdens de werkzaamheden. Wijziging bodemgebruik Oppervlakte gewijzigd Overlay plangebied met m² bodemgebruik. bodemgebruikskaart. Wijziging bodemgebruik Oppervlakte gewijzigd Overlay plangebied met m² bodemgebruik. bodemgebruikskaart.

Tabel 11-1 Beoordelingscriteria voor de discipline Bodem

11.2.4 Significantiekader

Voor de beoordeling van de effecten op het bodemsysteem, wordt een globaal beoordelingskader opgesteld, waarbij een toetsingskader van -3 tot +3 wordt gebruikt, om de actuele en ook toekomstige impact te beoordelen.

Een significantiebeoordeling is echter gebiedsafhankelijk, sterk gerelateerd met de kenmerken van het effect (duur, invloedssfeer, intensiteit, omkeerbaarheid, herstelbaarheid…) en soms afhankelijk publieke aanvaardbaarheid. Hierdoor is het mogelijk dat op basis van de informatie die bij opmaak van het MER bekomen wordt, een meer gedetailleerd, concreter en betrouwbaarder kader zal worden opgesteld.

Een algemeen beoordelingskader voor deze discipline wordt als volgt voorgesteld:

Tabel 11-2 Beoordelingskader discipline Bodem

Kwetsbaarheid Ernst en omvang

HOOG GROOT Verstoring van bijzondere en/of zeer kwetsbare De beïnvloeding van het bodemsysteem is onomkeerbaar

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 80 P.000254 Kennisgeving

Kwetsbaarheid Ernst en omvang bodems of bodemlagen, met eventueel een hoge en heeft een belangrijke impact op het compartiment behoudswaarde. Verstoring van zones met zeer hoge bodem. De beïnvloeding is omvangrijk en sterk gevoeligheid voor kleine veranderingen. verspreid, reikt tot ver buiten plangebied (oppervlakte van beïnvloede zone > 50 ha, > 50.000 m³ grondverzet buiten plangebied) MATIG MATIG Verstoring van veel voorkomende en/of matig De beïnvloeding van het bodemsysteem leidt tot kwetsbare bodems of bodemlagen, met een normale duidelijke maar omkeerbare wijzigingen van de behoudswaarde. Verstoring van zones met een matige bodemeigenschappen. De beïnvloeding is eerder lokaal gevoeligheid voor veranderingen. maar reikt tot buiten het plangebied (oppervlakte van beïnvloede zone 10-50 ha, 10.000-50.000 m³ grondverzet buiten werkzone) LAAG KLEIN Verstoring van gedegradeerde, reeds eerder verstoorde Geen belangrijke of meetbare schade aan het systeem. bodemsystemen met een lage behoudswaarde. De beïnvloeding is zeer lokaal en blijft binnen de grenzen Verstoring van zones met potentiële tolerantie tegen van het plangebied (oppervlakte van beïnvloede zone 0- substantiële veranderingen. 10 ha, 250-10.000 m³ grondverzet buiten werkzone)

Effectbeoordeling Score Kwetsbaarheid Ernst en omvang

HOOG GROOT Sterk negatief effect -3 HOOG MATIG MATIG GROOT HOOG KLEIN Matig negatief effect -2 MATIG MATIG LAAG GROOT MATIG KLEIN Licht negatief effect -1 LAAG MATIG LAAG KLEIN

Wanneer een positieve invloed wordt verwacht dient dezelfde redenering toegepast te worden.

11.2.5 Milderende maatregelen

Wanneer significante negatieve effecten op het fysisch en/of chemisch bodemmilieu worden vastgesteld, zullen milderende maatregelen worden voorgesteld die de vastgestelde negatieve effecten op de bodem in het studiegebied kunnen vermijden of beperken.

11.3 Discipline Water

11.3.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline water (grondwater en oppervlaktewater) omvat de zone van het plangebied, uitgebreid met de invloedssfeer van een eventuele bemaling. Daarenboven behoren alle (delen van) oppervlaktewateren, die een kwantitatieve of kwalitatieve invloed kunnen ondervinden van het plan, tot het studiegebied.

11.3.2 Beschrijving van de referentiesituatie

Er wordt aan de hand van bestaand kaartmateriaal (VHA, luchtfoto’s) en een terreinbezoek een geactualiseerde kaart van het waterlopenstelsel/waterafvoersysteem gemaakt. Voor het grondwatersysteem zal een beschrijving opgemaakt worden van de plaatselijke hydrogeologie.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 81 P.000254 Kennisgeving

ƒ Hydrografie: Hydrografisch gezien ligt Lembeke op het scheidingsvlak van het bekken van de Brugse Polders (westen) en het bekken van de Gentse kanalen (oosten). De waterlopen die in het studiegebied stromen zijn: Isabellastroom (2848, tweede categorie), de Eeklose Watergang (2300, tweede categorie), de Zuidakkerbeek (2862, tweede categorie) en enkele niet-geklasseerde grachten (Kaart 7). ƒ Kwaliteit oppervlaktewater: De kwalitatieve parameters van de oppervlaktewateren worden bekomen door raadpleging van de meetdatabank van de VMM. Van bovenvermelde waterlopen zijn er geen gegevens beschikbaar binnen het studiegebied. Van de geklasseerde waterlopen zijn wel gegevens beschikbaar van buiten het studiegebied. De Eeklose Watergang is weinig tot matig verontreinigd. De Isabellastroom is verontreinigd tot zwaar verontreinigd en de Zuidakkerbeek is verontreinigd. Tevens zullen de kwaliteitsdoelstellingen van de betrokken waterlopen vermeld worden. ƒ Overstromingsgevoeligheid: In het studiegebied liggen van nature overstroombare en recent overstroomde gebieden (Kaart 15). Tevens liggen er volgens de watertoetskaart ook effectief en mogelijk overstromingsgevoelige zones (Kaart 8).

ƒ Hydrogeologie: In het studiegebied kunnen van boven naar onder volgende hydrogeologische eenheden onderscheiden worden: een doorlatende, zandige laag bestaande uit Kwartaire materialen (< 5 m dik) en daarna een slecht doorlatende kleilaag (5-10 m dik). Ten gevolge van deze hydrogeologische opbouw wordt het plangebied gekenmerkt door ondiep grondwater (0,5 – 2 m diep).

ƒ Grondwaterkwetsbaarheid: Aangezien de watervoerende laag bestaat uit zand, de deklaag zandig is en/of dunner is dan 5 m en de onverzadigde zone minder dan 10 meter dik is, wordt het grondwater ter hoogte van het plangebied aangeduid als zeer kwetsbaar (Ca1) (Kaart 13). ƒ Grondwaterwinningen: Het studiegebied interfereert met de beschermingszones van twee drinkwaterwingebieden. In het zuiden van Lembeke is het waterwingebied Lembeke gelegen. Ten westen van het voorziene complex op de N49 ligt het waterwingebied Aalstgoed. Tevens zijn er ook meerdere grondwaterwinningen vergund in de omgeving van het plangebied (Kaart 14). ƒ Grondwaterkwaliteit: Beschrijving van de huidige grondwaterkwaliteit op basis van gegevens beschikbaar uit bodem- en grondwateronderzoeken (OVAM databank). Er zijn twee punten van het grondwatermeetnet aanwezig in het studiegebied. De analyseresultaten tonen lokale overschrijdingen van de maximum + + - waarden van onder andere Na , NH4 en NO2 aan. Daarnaast bevinden de volgende bodemdossiers zich in de ruime omgeving van het plangebied: 1905, 5140, 7230, 8041, 14015, 20018, 20092, 20585 en 24472.

De beschrijving van de referentiesituatie voor oppervlaktewater en grondwater zal worden gebaseerd op de raadpleging van volgende databanken en rapporten:

ƒ AGIV Vlaanderen Risicozones voor overstroming en Recent overstroomde gebieden; ƒ Databank Ondergrond Vlaanderen (http://dov.vlaanderen.be): Kwetsbaarheidskaart van het grondwater, Afbakening Waterwingebieden en beschermingszones (VMM), grondwaterwinningen, ... ƒ OVAM (www.ovam.be): digitale databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen;

ƒ VMM-databank (www.vmm.be).

11.3.3 Bespreking van de geplande situatie

De effecten binnen de discipline Water kunnen opgesplitst worden in effecten op grondwater en effecten op oppervlaktewater.

Met betrekking tot de oppervlaktewateren zal bekeken worden in hoeverre de kruisingen van waterlopen enige invloed op het regime van de waterlopen kunnen hebben. Deze invloed kan tijdelijk of permanent zijn.

In zeer natte gebieden dient mogelijks bemaald te worden om de grondwatertafel tijdelijk te verlagen. Dit opgepompte water zal geloosd worden in het oppervlaktewater. De effecten hiervan op deze waterlopen zullen mee bekeken worden.

De volgende effecten worden onderzocht:

ƒ Impact op de grondwaterstand en grondwaterstroming als gevolg van ophogingen en bemalingen. Daarnaast kan de aanwezigheid van een ondoorlatend lichaam (bijvoorbeeld een fundering) resulteren in een doorbreking van de watervoerende lagen en de grondwaterstroming. Gezien de hoge grondwaterstand zullen eveneens de effecten op mogelijke kwelzones onderzocht worden; ƒ Wijzigingen in waterbeheersingsfunctie watersysteem: Met betrekking tot de debieten worden vooral veranderingen in aanvoer van hemelwater ten opzichte van de huidige situatie geëvalueerd;

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 82 P.000254 Kennisgeving

ƒ Oppervlaktewaterverontreiniging: vooral het effect van het lozen van bemalingswater wordt onderzocht door een toetsing van het bemalingsdebiet aan de capaciteit van de waterloop; ƒ Grondwaterverontreiniging: vnl. door verontreinigingen tijdens de werken;

Voor de bepaling van de mogelijke effecten op het oppervlakte- en grondwater (effectvoorspelling) worden een aantal criteria gehanteerd. Per criterium wordt een bepaalde methodiek toegepast. Een overzicht van de mogelijke effecten, criteria, methodologie en meeteenheden voor de discipline Water wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 11-3 Beoordelingscriteria voor de discipline Water

Effect Criterium Methodiek Eenheid

Impact op grondwaterpeil Oppervlakte zone met Berekening afpompingsstraal en m, cm, en -stroming grondwaterverlaging, diepte verlaging van de grondwatertafel m² van de verlaging Impact werken/bemaling Risico op verplaatsing van Kwalitatieve beschrijving - op grondwaterkwaliteit grondwaterverontreinigingen Impact afvalwaterstromen Wijziging debiet – Inschatting gewijzigde waterstromen, m³ op oppervlakte- waterafvoer- debieten waterstromen, ... waterkwantiteit karakteristieken, Kwalitatieve beschrijving overstromingsgevoeligheid. Noodzaak tot bijzondere maatregelen van buffering ed. Mogelijkheden voor vrijwaring/verbetering van de waterhuishouding Impact afvalwaterstromen Zuiveringsgraad van Kwalitatieve beschrijving - op oppervlaktewater- afvalwater in het kwaliteit plangebied. Mate waarin de waterkwaliteit wordt gevrijwaard.

11.3.4 Significantiekader

Voor de beoordeling van de effecten op het grond- en oppervlaktewatersysteem, wordt een globaal beoordelingskader opgesteld, waarbij een toetsingskader van -3 tot +3 wordt gebruikt, om de actuele en ook toekomstige impact te beoordelen.

Een significantiebeoordeling is echter gebiedsafhankelijk, sterk gerelateerd met de kenmerken van het effect (duur, invloedssfeer, intensiteit, omkeerbaarheid, herstelbaarheid…) en soms afhankelijk van de publieke aanvaardbaarheid. Hierdoor is het mogelijk dat op basis van de informatie die bij opmaak van het MER bekomen wordt, een meer gedetailleerd, concreter en betrouwbaarder kader zal worden opgesteld.

Een algemeen beoordelingskader voor deze discipline wordt voorgesteld in onderstaande tabel.

Tabel 11-4 Beoordelingskader discipline Water

Kwetsbaarheid Ernst en omvang

HOOG GROOT Verstoring van grond- of oppervlaktewater met zeer Het effect op het compartiment water manifesteert zich hoge gevoeligheid voor waterkwaliteitswijzigingen als sterk verspreid en ver buiten het plangebied. (ecologisch zeer kwetsbaar, geringe Inname overstromingsgebied oppervlaktewaterafvoer). Binnen de impactradius van Waterkwaliteitsveranderingen: toename van concentraties het effect op water bevinden zich gebieden met een voor één of meerdere parameters met > 1 x de normen grote afhankelijkheid van water. van de basiswaterkwaliteit. Grondwaterstandsveranderingen : > 25 cm MATIG MATIG

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 83 P.000254 Kennisgeving

Kwetsbaarheid Ernst en omvang

Verstoring van grond- of oppervlaktewater met hoge Het effect op het compartiment water heeft een lokale gevoeligheid voor waterkwaliteitswijzigingen invloedssfeer die beperkt buiten het plangebied treedt. De (ecologisch kwetsbaar, matige impact op het compartiment water is duidelijk maar oppervlaktewaterafvoer). Binnen de impactradius van betreft een omkeerbaar effect op een potentieel het effect op water bevinden zich gebieden met een waterafhankelijk systeem. matige afhankelijkheid van water. Waterkwaliteitsveranderingen: toename van concentraties voor één of meerdere parameters met 0,2 tot 1 x de normen van de basiswaterkwaliteit. Grondwaterstandsveranderingen : >10-25 cm LAAG KLEIN Verstoring van grond- of oppervlaktewater met Het watersysteem ondervindt enkel binnen de werkzone normale gevoeligheid voor waterkwaliteitswijzigingen of exploitatiezone een effect van de inrichting van het (ecologisch matig kwetsbaar, hoge complex. Er wordt geen belangrijke of meetbare schade oppervlaktewaterafvoer). Binnen de impactradius van aan het systeem vastgesteld ten gevolge van de het effect op water bevinden zich gebieden met een uitvoering van het plan. geringe afhankelijkheid van water. Waterkwaliteitsveranderingen: toename van concentraties voor één of meerdere parameters met < 0,2 x de normen van de basiswaterkwaliteit. Grondwaterstandsveranderingen: 5-10 cm

Effectbeoordeling Score Kwetsbaarheid Ernst en omvang

HOOG GROOT Sterk negatief effect -3 HOOG MATIG MATIG GROOT HOOG KLEIN Matig negatief effect -2 MATIG MATIG LAAG GROOT MATIG KLEIN Licht negatief effect -1 LAAG MATIG LAAG KLEIN

Wanneer een positieve invloed wordt verwacht dient dezelfde redenering toegepast te worden.

11.3.5 Milderende maatregelen

Indien nodig en relevant, zullen remediërende maatregelen die de vastgestelde negatieve effecten op de hydrografische en hydrogeologische toestand in het studiegebied kunnen vermijden of beperken, worden voorgesteld.

11.4 Discipline Mens-Verkeer

11.4.1 Afbakening van het studiegebied

De herinrichting van het bestaande knooppunt N49/N456 tot een verkeerscomplex, alsook de uitbouw van een omleidingstracé rond de kern van Lembeke, zal gevolgen hebben voor de verkeersrelaties en –intensiteiten op de direct in het plan betrokken wegen én de onderliggende wegenis. Het studiegebied voor de discipline Mens – Verkeer dient bijgevolg ruimer genomen te worden dan het plangebied. De mogelijke effecten op het vlak van verkeer worden dus niet louter bepaald ter hoogte van de nieuw te ontwikkelen infrastructuren, maar dienen ook beschouwd te worden binnen het verkeerskundig functioneren van een ruimer netwerk waar beide plannen onderdeel gaan van vormen. Indicatief dient hierbij gesproken over het netwerk binnen het gebied Lembeke/Kaprijke – Eeklo – Bentille – Bassevelde – Oost-Eeklo.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 84 P.000254 Kennisgeving

De specifieke afbakening van de onderzoekscorridor zal nader gebeuren aan de hand van de voorziene inzet van het verkeersmodel van de provincie Oost-Vlaanderen; dit model wordt als tool voor de effectvoorspelling gebruikt (zie verder).

11.4.2 Beschrijving van de referentiesituatie

De referentiesituatie is de toestand die als basis wordt beschouwd om de mogelijke effecten van het plan te bepalen. Voor de discipline Mens-Verkeer komt dit neer op een situatie waarbij het complex N49/N456 en de omleidingsweg (beide projecten worden als één totaalproject beschouwd- cfr. beslisnota streefbeeld N49) niet gerealiseerd zijn, en waarbij de verkeersstructuur aangehouden blijft, nl. een gelijkvloerse aansluiting op de N49/N456 en de doortocht van de N456 doorheen Lembeke.

Gekoppeld aan de realisatie van het knooppunt Kaprijke, zullen op de N49 nog andere knooppuntaanpassingen gebeuren tussen de knooppunten Zelzate en Eeklo (cfr. streefbeeld en beslisnota N49). Alle aanpassingen die tegen 2020 zullen gerealiseerd zijn, maken ook deel uit van de referentietoestand. De overige aanpassingen zullen in het MER beschouwd worden als ontwikkelingsscenario. Deze aanpassingen zullen in het MER verder toegelicht worden.

Voor de discipline Mens-Verkeer wordt gebruik gemaakt van de verkeersgegevens (o.m. verkeersintensiteiten) uit het Provinciale verkeersmodel Oost-Vlaanderen 2020 (prognosemodel jaar 2020). Als referentiejaar wordt 2020 beschouwd, weliswaar met een situatie waarbij het complex N456/N49 en omleidingsweg (en eventueel andere nabijgelegen ingrepen op de N49) niet gerealiseerd zijn.

11.4.3 Bespreking van de geplande situatie

11.4.3.1 Aanlegfase

Tijdens de aanleg van het complex N456/N49 en de omleidingsweg zal de interferentie met het verkeer zich voornamelijk voordoen langsheen de N49 en de N456. Afhankelijk van de wijze van uitvoering zullen verkeerseffecten optreden. De aanleg van de omleidingsweg gebeurt overwegend buiten de bestaande wegstructuur; voor de aanleg van het complex zal, zomogelijk, dit principe ook maximaal nagestreefd worden. Hierdoor zullen de effecten tijdens de aanleg eerder beperkt kunnen blijven. Waar desgevallend binnen de reeds bestaande wegenis dient gewerkt te worden, kunnen er verkeerseffecten optreden. Deze effecten kunnen zijn:

ƒ effecten inzake de verkeersdoorstroming; ƒ effecten inzake verkeersveiligheid onder meer ten gevolge van werfverkeer;

ƒ effecten inzake relaties openbaar vervoer; ƒ effecten inzake relaties langzaam verkeer.

11.4.3.2 Exploitatiefase

De exploitatiefase is de toestand waarin het plan is gerealiseerd. De aanleg van het complex N49/N456 en de omleidingsweg is gerealiseerd met als gevolg dat de verkeersstructuur is gewijzigd. De wijziging in verkeersstructuur zal resulteren in een gewijzigd functioneren van het verkeersnetwerk met als voornaamste resultaat een wijziging/verschuiving inzake verkeersintensiteiten op de meest relevante wegsegmenten.

Tabel 11-5 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens-Verkeer

Effect Criterium Methodiek Eenheid

Verkeersdoorstroming ter hoogte Kans op file wordt Kwantitatieve De wegcapaciteit van wegvakken en kruispunten significant. beoordeling van (N49 , N456 en onderliggend intensiteiten op wegennet) wegvakken rekening houdend met de capaciteit van de weg. Verkeersleefbaarheid De verkeersleefbaarheid Kwantitatieve toetsing Het belang van de weg wordt voornamelijk van de gewenste in de verkeersstructuur beïnvloed door de verkeersleefbaarheid ifv in combinatie met het intensiteiten en door het de wegcategorisering en belang van de weg voor

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 85 P.000254 Kennisgeving

Effect Criterium Methodiek Eenheid

aandeel zwaar verkeer. verkeersintensiteiten de verblijfsfunctie. Verkeersveiligheid De verkeersveiligheid Kwalitatieve beoordeling wordt in eerste instantie van de relatieve kans op bepaald door de (letsel)ongevallen. intensiteiten (en hun samenstelling, al dan niet conflicterend), maar dit echter in combinatie met de vormgeving van de weg en de ontsluiting van de aangelande functies van de weg. Relaties openbaar vervoer Gewenste lijnvoering Kwalitatieve beoordeling Het belang van een (doorstromingscomfort een openbaar vervoer van wijzigingen van het bepaalde buslijn. bereikbaarheid/bedieningscomfort openbaar gebruikers ) vervoeraanbod Relaties t.b.v. langzaam verkeer Gewenste functionaliteit Kwalitatieve toetsing De huidige intensiteiten en continuïteit van de van de functionaliteit, van de zwakke verbindingen voor continuïteit en fiets- en weggebruiker en de langzaam verkeer voetgangerscomfort op potentiële intensiteiten. versus voorspelde de belangrijke relaties. functionaliteit en eventuele onderbreking van de relaties vanwege de ontwikkelingen. Bereikbaarheid Wachttijden en Kwalitatieve toetsing Belang van de omrijdfactoren die van de toekomstige verkeersstromen die te gecreëerd worden door bereikbaarheid tov de maken krijgen met een bepaalde infrastructuur. referentiesituatie. verminderde/verbeterde bereikbaarheid.

11.4.4 Significantiekader

De beoordeling die voor de discipline Mens -Verkeer wordt voorgesteld zijn in functie van mogelijk te verwachten wijzigingen in de verkeersstructuur en –stromen.

Er wordt een 7-delig toetsingskader gehanteerd (-3 tot +3) om de toekomstige impact te beoordelen en dit voor onderstaande effectgroepen.

11.4.4.1 Verkeersgeneratie/doorstroming

Bij de beoordeling van de verkeersdoorstroming op niveau van de wegsegmenten (bv. omleidingsweg) wordt uitgegaan van de verkeersintensiteiten binnen het studiegebied (o.b.v. gegevens provinciaal verkeersmodel Oost- Vlaanderen 2020) en de onderstaande capaciteitswaarden rekening houdend met de wegencategorisering.

Tabel 11-6 Theoretische capaciteit per type weg

Theoretische Wegcategorie Omschrijving capaciteit (PAE/u/richting/rijstrook) Hoofdwegen Autosnelweg 1800 Primaire wegen type I Autosnelweg/stedelijke autosnelweg, autoweg (2x2 of 1800 2x1), weg met gescheiden verkeersafwikkeling Primaire wegen type II Autoweg (2x2 of 2x1), weg met 1800 gescheiden verkeersafwikkeling

Secundaire wegen Weg (2x1 of 2x2) niet 1800 (buiten bebouwde kom) noodzakelijk met gescheiden 1200 (binnen bebouwde kom) verkeersafwikkeling, doortochten

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 86 P.000254 Kennisgeving

Theoretische Wegcategorie Omschrijving capaciteit (PAE/u/richting/rijstrook) in bebouwde kom Lokale wegen Weg (2x1) met gemengde 1000 verkeersafwikkeling

De verhouding tussen de verkeersintensiteiten 2020 (I) en de verkeerscapaciteit (C) bepalen de verkeersdoorstroming volgens onderstaande beoordeling.

Tabel 11-7 Betekenis scores verkeersdoorstroming

Score Effect Betekenis

-3 Sterk negatief 1,2 < I/C -2 Matig negatief 1,1 < I/C < 1,2 -1 Gering negatief 1,0 < I/C < 1,1 0 Geen / verwaarloosbaar effect I/C = 1,0

I/C : verhouding tussen de verkeersintensiteit en de wegcapaciteit

Bij de beoordeling van de verkeersdoorstroming op niveau van de relevante hoofdkruispunten (bv. complex en knopen omleidingsweg) wordt ook uitgegaan van de verkeersintensiteiten binnen het studiegebied (op basis van gegevens provinciaal verkeersmodel Oost-Vlaanderen 2020). Om de capaciteit van een rotonde te evalueren wordt gebruik gemaakt van de methode Bovy. Deze methode analyseert de verzadigingsgraden op de verschillende kruispunttakken, waarbij de verzadigingsgraden als volgt worden geïnterpreteerd:

ƒ X < 80 %: vlotte verkeersafwikkeling ƒ 80 % < X < 90 %: kortstondige, lichte filevorming

ƒ 90 % < X < 100 %: langdurige, belangrijke filevorming ƒ 100 % < X : oververzadigd

In onderstaande tabel wordt deze interpretatie vertaald in verschillende scores voor deze effectgroep.

Tabel 11-8 Betekenis scores capaciteitsbeoordeling rotonde en voorrangskruispunt

Score Effect Betekenis

-3 Sterk negatief 100 % < X -2 Matig negatief 90 % < X < 100 % -1 Gering negatief 80 % < X < 90 % 0 Geen / verwaarloosbaar effect X < 80 %

Voor de beoordeling van de afwikkelingskwaliteit van een voorrangsgeregeld kruispunt wordt de methodiek gevolgd van de Highway Capacity Manual. De verzadigingsgraden worden op dezelfde manier geïnterpreteerd als voor rotondes

Ter evaluatie van de verkeersafwikkeling op kruispunten met verkeerslichten, wordt de methode van Webster gebruikt. De verzadigingsgraden worden als volgt geïnterpreteerd:

ƒ X < 90 %: vlotte verkeersafwikkeling

ƒ 90 % < X < 100 %: kortstondige, lichte filevorming ƒ 100 % < X: langdurige, belangrijke filevorming

Tabel 11-9 Betekenis scores capaciteitsbeoordeling VRI

Score Effect Betekenis -3 Sterk negatief 100 % < X -2 Matig negatief 90 % < X < 100 % -1 Gering negatief

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 87 P.000254 Kennisgeving

Score Effect Betekenis 0 Geen / verwaarloosbaar effect X < 90 %

11.4.4.2 Verkeersleefbaarheid

De verkeersleefbaarheid kan op een kwantitatieve manier in beeld worden gebracht, door na te gaan of door eventuele toename van verkeersintensiteiten de maximale capaciteit in functie van de verkeersleefbaarheid wordt overschreden. Deze maximale capaciteit in functie van de verkeersleefbaarheid is afhankelijk van de categorisering en functie van de weg. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven:

Tabel 11-10 Theoretische capaciteit in functie van de leefbaarheid per type weg

Wegcategorie Omschrijving Theoretische Capaciteit ifv capaciteit leefbaarheid (PAE/u/richting/rijstrook) (PAE/u/richting) Hoofdwegen Autosnelweg 1800 1800 Primaire wegen type I Autosnelweg/stedelijke autosnelweg, autoweg (2x2 of 2x1), weg met 1800 1800 gescheiden verkeersafwikkeling Primaire wegen type II Autoweg (2x2 of 2x1), 1800 weg met gescheiden 1800 verkeersafwikkeling Secundaire wegen Weg (2x1 of 2x2) niet 1800 noodzakelijk met gescheiden 1800 (buiten bebouwde kom) verkeersafwikkeling, 1200 (binnen bebouwde kom) doortochten in bebouwde kom Lokale weg verbindingsweg 2x1 groot aantal 1000 650 interne kruispunten ontsluitingsweg Lokale weg 2x1 groot aantal 1000 400 Wijkverzamelweg kruispunten Lokale weg 2x1 geen scheiding 1000 250 Woonstraat verkeersdeelnemers

De overschrijding van deze waardes wordt gecombineerd met enkele kwalitatieve factoren die een effect hebben op de verkeersleefbaarheid:

ƒ aandeel vrachtverkeer verhoogt/verlaagt ƒ het sluipverkeer vergroot/verlaagt

Deze verschillende factoren worden gecombineerd en er wordt één globaal cijfer toegekend voor de verkeersleefbaarheid volgens onderstaande tabel.

Tabel 11-11 Betekenis scores verkeersleefbaarheid

Score Effect Betekenis

De verkeersleefbaarheid verhoogt / -3 / +3 Sterk negatief / positief verlaagt sterk De verkeersleefbaarheid verhoogt / -2 / +2 Matig negatief / positief verlaagt De verkeersleefbaarheid verhoogt / -1 / +1 Gering negatief / positief verlaagt licht De verkeersleefbaarheid worden 0 Geen / verwaarloosbaar effect amper tot niet beïnvloed door het project

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 88 P.000254 Kennisgeving

11.4.4.3 Verkeersveiligheid

Voor de verkeersveiligheid wordt een globaal cijfer gegeven op een aantal factoren. Deze factoren zijn:

ƒ Diversiteit in verkeersoorten verhoogt /verlaagt

ƒ Verkeersintensiteiten verhogen /verlagen ƒ Vormgeving weg

ƒ Hellingspercentages weg

Tabel 11-12 Betekenis scores verkeersveiligheid

Score Effect Betekenis De factoren verhogen / verlagen -3 / +3 Sterk negatief / positief sterk -2 / +2 Matig negatief / positief De factoren verhogen / verlagen -1 / +1 Gering negatief / positief De factoren verhogen /verlagen licht De factoren worden amper tot niet 0 Geen / verwaarloosbaar effect beïnvloed door de ontwikkelingen op de site

11.4.4.4 Openbaar vervoer

Inzake openbaar vervoer wordt gefocust op de wijze waarop het plan weerslag heeft op de routevorming, inzonderheid het al of niet ontstaan van omrijbewegingen op het netwerk.

Tabel 11-13 Betekenis scores openbaar vervoer

Score Effect Betekenis Omwegfactor OV vergroot / -3 / +3 Sterk negatief / positief verkleint sterk Omwegfactor OV vergroot / -2 / +2 Matig negatief / positief verkleint Omwegfactor OV vergroot / -1 / +1 Gering negatief / positief verkleint weinig De ontwikkelingen hebben geen 0 Geen / verwaarloosbaar effect invloed op de omwegfactor / reistijden voor OV

11.4.4.5 Langzaam verkeer

Inzake het langzaam verkeer (vetgangers/fietsers) zal in de beoordeling aandacht geschonken worden op de wijze waarop het plan weerslag heeft op de continuïteit van het netwerk voor deze weggebruiker.

Tabel 11-14 Betekenis scores langzaam verkeer

Score Effect Betekenis hoofdroutes voor fietsers / -3 / +3 Sterk negatief / positief wandelaars worden onderbroken / gecreëerd functionele fiets-/ wandelroutes -2 / +2 Matig negatief / positief worden onderbroken / gecreëerd fiets-/ voetgangers-verbindingen worden onderbroken / gecreëerd, -1 / +1 Gering negatief / positief maar beperkte functionaliteit van de verbindingen fiets-/ voetgangersverbindingen 0 Geen / verwaarloosbaar effect worden niet onderbroken / gecreëerd

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 89 P.000254 Kennisgeving

11.4.4.6 Bereikbaarheid aanwezige functies

Binnen het aspect bereikbaarheid wordt nagegaan in hoeverre de specifiek aanwezige functies in de omgeving van het plangebied beknot/bevoordeeld worden op vlak van hun bereikbaarheid.

Tabel 11-15 Betekenis scores bereikbaarheid

Score Effect Betekenis De bereikbaarheid verkleint / -3 / +3 Sterk negatief / positief vergroot sterk De bereikbaarheid verkleint / -2 / +2 Matig negatief / positief vergroot De bereikbaarheid verkleint / -1 / +1 Gering negatief / positief vergroot minimaal Het project heeft geen invloed op de 0 Geen / verwaarloosbaar effect bereikbaarheid

11.4.5 Milderende maatregelen

Binnen de discipline verkeer zal aandacht worden besteed aan het ontwikkelen van milderende maatregelen. Daarbij wordt gestreefd naar een set van milderende maatregelen opgesteld op basis van de te milderen effecten die bij de het deelonderzoek verkeer werden gedetecteerd. In eerste instantie wordt het vermijden van negatieve effecten nagestreefd, in tweede instantie wordt het milderen van negatieve effecten beoogd en in derde instantie het compenseren van negatieve effecten.

11.5 Discipline Geluid en Trillingen

11.5.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline geluid en trillingen (receptor mens) wordt in de eerste plaats bepaald door de afbakening van de plangebieden te Kaprijke (: thv kruispunt N49 Expressweg – N456 Vaartstraat) en te Lembeke (: omleidingsweg N456 thv de woonkern), aangevuld met de omliggende zone.

De omliggende zone bepaalt de reikwijdte van het studiegebied en strekt zich minstens uit tot de hindercontour die de punten verbindt met een belasting gelijk aan de richtwaarden van het ontwerp KB dd. 10/7/91 opgesteld door het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu dat grens- en richtwaarden beschrijft voor ondermeer geluidsimmissie van wegverkeer.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 90 P.000254 Kennisgeving

Figuur 11-1 Studiegebied Geluid en Trillingen

In Figuur 11-1 wordt het studiegebied voor de discipline geluid en trillingen (receptor mens) indicatief weergegeven.

11.5.2 Beschrijving van de referentiesituatie

11.5.2.1 Huidig geluidsklimaat (omgevingsgeluid)

De doelstelling is na te gaan in hoeverre de uitvoerings- en locatie-alternatieven de geluidsbelasting aan de nabije woningen in de huidige omgeving doen veranderen. De verandering kan zowel in positieve zin zijn m.b.t. verkeersontlasting van het centrum van Lembeke als in negatieve zin zijn m.b.t. de verkeersaantrekking door het afschaffen van verschillende complexen aan de N49. Locatie-alternatieven zijn enkel nog mogelijk voor het plan te Lembeke.

Om de impacten op het huidig geluidsklimaat (omgevingsgeluid) te kunnen kwantificeren dient eerst een inventarisatie worden uitgevoerd van de huidige toestand in het studiegebied. De geluidsinventarisatie in het studiegebied heeft een tweevoudige doelstelling, enerzijds een indicatie bekomen van de huidige geluidsbelasting aan aanpalende woongebieden en anderzijds om het rekenmodel ter beschrijving van de referentiesituatie “wegverkeerslawaai” te valideren. De bepaling van de bestaande geluidsbelasting aan omgevingsgeluid in het studiegebied geschiedt aan de hand van geluidsmetingen in oordeelkundig verspreide meetplaatsen nabij bewoonde gebouwen met potentiële mogelijkheid tot geluidshinder als gevolg van de plannen.

Bij voorkeur wordt er geopteerd voor 2 discrete meetpunten oordeelkundig verspreid langs de bestaande wegen:

ƒ Plangebied Kaprijke: Bewoond gebouw in lintbebouwing langs de Vaartstraat (ten noorden van de N49), ter hoogte van het toekomstig aansluitingscomplex– gelegen in een woongebied volgens het gewestplan.

ƒ Plangebied Lembeke: Bewoond gebouw aan de noordoostelijke rand van de woonkern, t.h.v. de locatie-alternatieven – gelegen in een woongebied volgens het gewestplan.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 91 P.000254 Kennisgeving

Het aantal en de exacte meetplaatsen worden bepaald in overleg met de dienst MER van de Vlaamse Overheid én zodanig gekozen dat een representatief beeld ontstaat van de bestaande geluidsbelasting aan de nabije woningen.

Voorgesteld wordt om op elke meetplaats minstens gedurende 1 week (5 weekdagen + 2 weekenddagen) en onder representatieve weersomstandigheden, continue geluidsmetingen uit te voeren. Onder representatieve weersomstandigheden wordt geen neerslag en voldoende lage windsnelheid verstaan. De meethoogte wordt op 4 m gekozen zodat steeds de meest representatieve geluidsoverdracht in beschouwing wordt genomen. De meethoogte is eveneens overeenkomstig met de EU-richtlijnen 2002/49/EG en het BVR 22 juli 2005 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai.

Op de meetdata wordt een statistische analyse doorgevoerd ter bepaling van minstens het uurlijks equivalent geluidsniveau (LAeq,1h) en het uurlijks achtergrondgeluidsniveau (LA95,1h). Daarnaast wordt het periodegemiddeld geluidsniveau voor de dag-, avond- en nachtperiode bepaald. Met betrekking tot de omzetting van de EU-richtlijn 2002/49/EG worden tevens de huidige geluidswaarden voor de beoordelingsindicatoren Lden en Lnight bepaald.

Voor de omleidingsweg te Lembeke zijn er een aantal realistische locatie-alternatieven mogelijk. Voor zowel het tracé ten noorden als ten zuiden van de Kerkstraat zijn er telkens twee mogelijke alternatieven. De alternatieven kunnen onderling vrij gecombineerd worden wat aanleiding geeft tot 4 scenario’s. Om de huidige geluidsbelasting tot de nabij gelegen woningen van de verschillende scenario’s te begroten, wordt via een steekproef aanvullende geluidsmetingen van beperkte meetduur (30 min. tijdens de dagperiode) in ambulante meetpunten uitgevoerd. De meetresultaten van de ambulante meetpunten worden vergeleken met deze van het discrete meetpunt te Lembeke, aangaande de overeenkomstige meetperiode. Op deze wijze wordt nagegaan of ten opzichte van het referentiemeetpunt (discrete meetpunt) het omgevingsgeluid in lokale zones over een verhoogde of verlaagde geluidsbelasting beschikt. De lokaties van de ambulante meetpunten worden, zo mogelijk, nabij de altenatieve tracé-locaties genomen. Op onderstaande figuur wordt een situering van de ambulante meetpunten weergegeven.

De meetresultaten worden getoetst aan de leefbaarheidscriteria met betrekking tot geluid (Milieukwaliteitsnormen Vlarem II (bijlage 2.2.1.) & WHO - Commissie Geluid en Gezondheid - 1999).

Voor meetpunten waarbij het omgevingsgeluid hoofdzakelijk wordt bepaald door de geluidsemissie van het wegverkeer, wordt de ernst van de geluidsimpact als gevolg van het wegverkeer eveneens getoetst aan de criteria voor verkeersgeluid (Ontwerp KB dd. 10/7/91 ).

De meetresultaten geven aan in welke mate de actuele geluidsbelasting reeds conform is aan de richtwaarden en welke verkeersgeluidsbijdrage ten gevolg van het plan toelaatbaar is teneinde (bijkomende) geluidshinder te voorkomen.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 92 P.000254 Kennisgeving

Meetpunten ten aanzien van de receptor ‘mens’

Discreet meetpunt

Ambulant meetpunt

11.5.2.2 Huidige bijdrage wegverkeersgeluid (hoofdwegen)

Voor de geluidsimpactanalyse ter hoogte van de omwonenden wordt voor de studie van het wegverkeerslawaai een numeriek berekeningsmodel aangewend. Vergelijking (verschilwaarden) van de berekeningsresultaten van de referentiesituatie met deze van de geplande toestand geeft inzicht in de impact die er wordt verwacht van het plan. De berekeningen worden uitgevoerd op basis van de Nederlandse rekenmethode, gepubliceerd in “Reken- en Meetvoorschrift Wegverkeerslawaai 2002”, genoemd onder standaardrekenmethode SRM II. Dit is een in Nederland wettelijk verplicht toe te passen rekenmethode opgesteld in opdracht van het Ministerie van VROM, Directie geluid en verkeer.

De referentiesituatie wordt beschreven met behulp van interdisciplinaire gegevensoverdracht van de deskundige mens-verkeer waarbij inzicht wordt verkregen in het huidig functioneren van het wegennetwerk zodat de mogelijkheid wordt geboden om uitspraken te doen naar de huidige belasting door het wegverkeerslawaai. Zo wordt voor elk wegsegment rekening gehouden met het geluidsvermogen van een type motorvoertuig, met onderscheiding van lichte en zware motorvoertuigen, en met de maatgevende verkeersintensiteit en –snelheid per voertuigcategorie en per richting.

Naast geluidsveroorzakende factoren wordt in de rekenmethode rekening gehouden met geluidsdempende factoren, waaronder demping door geometrische uitbreiding (bepaald door de huidige geometrische ligging van de bestaande weginfrastructuur), luchtabsorptie, akoestische eigenschappen van het bodemgebied, afscherming en reflecties van gedefinieerde (invloedsrijke) woningbouw (de eerstelijnsbebouwing langs de gesimuleerde wegsegmenten) en grote structuren of objecten (bv. een aarden wal in de onmiddellijke nabijheid).

Het valideren van het rekenmodel gebeurt door de rekenpunten te laten samenvallen met de meetpunten. De (relevante) afwijkingen in rekenwaarden worden weggewerkt door het aanpassen van de uitgangsparameters in het rekenprogramma.

Deze evaluatiemethode (opbouw rekenmodel) voor de geluidsimpact op de omgeving wordt doorgevoerd voor de referentiesituatie en de mogelijke plan-alternatieven.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 93 P.000254 Kennisgeving

11.5.3 Bespreking van de geplande situatie

Voor het aansluitingcomplex N49/N456 zijn er geen specifieke locatie-alternatieven in beschouwing te nemen. De alternatieven beperken zich eerder tot uitvoeringsalternatieven:

ƒ N49 verlaagd in tunnel onder de Vaartstraat en eventueel een rotonde er bovenop.

ƒ N49 gelijkvloers en verhoogd aanleggen van de Vaartstraat.

Voor de omleidingsweg rond de woonkern Lembeke zijn nog verschillende locatie-alternatieven te bestuderen. De effectbeschrijving richt zich hier vooral op de onderlinge verschillen tussen de alternatieven.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van de alternatieven is het nodig bij elk alternatief steeds dezelfde type effecten te bestuderen, aan de hand van dezelfde effectvoorspellingsmethode. Voor de besluitvorming is het immers van belang te weten op welke punten de alternatieven wezenlijk van elkaar verschillen in de effecten die ze teweegbrengen. Om deze reden zal voor de exploitatiefase eenzelfde effectvoorspellingsmethode worden gebruikt zoals beschreven bij het voorgaande hoofdstuk ‘Huidige bijdrage wegverkeersgeluid’.

De bepaling van de toekomstige geluidsbelasting bij uitvoering van de planalternatieven te Lembeke geschiedt aan de hand van de herverdeling van het wegverkeer op het verkeersnetwerk voor de mogelijke oplossingsrichtingen. Geluidseffecten ten opzichte van de referentiesituatie worden vooral bekomen door tracékeuzes, wijziging in wegdekbekleding, wijziging in verkeerssnelheid, wijziging in verkeersintensiteit en -samenstelling (zwaar-licht verkeer). Op deze wijze worden de belangrijkste invloedsfactoren op het wegverkeersgeluid opgespoord en worden de positieve effecten van bepaalde oplossingsrichtingen aangetoond.

De berekeningsresultaten voor de referentiesituatie en de planalternatieven worden voor beide plangebieden visueel voorgesteld in vorm van een geluidscontourenkaart van het studiegebied waarop de LAeq-contouren worden aangebracht.

Naast LAeq-contouren wordt in discrete punten de geluidsbijdrage aan verkeersgeluid berekend. In principe kunnen de berekeningen in oneindig veel discrete punten worden uitgevoerd. De discrete punten vallen minstens samen met de meetpunten.

De evaluatie van de geluidsimpact op de omgeving wordt doorgevoerd voor de referentietoestand, het ontwikkelingsscenario (toestand van de te verwachten ontwikkelingen indien het project niet wordt gerealiseerd) en de mogelijke planalternatieven.

De ernst van de geluidsimpact als gevolg van het wegverkeer wordt bepaald door toetsing aan criteria. De toetsingscriteria die voor de deeldiscipline geluid en trillingen worden voorgesteld zijn functie van mogelijk te verwachten wijzigingen in het wegverkeerslawaai van het hoofdwegennet. Als afwegingscriteria wordt gebruik gemaakt van de verwachte geluidsbelasting voor mens in het studiegebied, de omgevingskenmerken in het gebied en de vooropgestelde leefbaarheidscriteria. De gegevens omtrent omgevingskenmerken worden geput uit bestaande geluidstudies over het gebied (streefbeeldstudie en project-MER N49), aangevuld met resultaten van bijkomende geluidsmetingen. De vooropgestelde leefbaarheidscriteria worden geput uit richtwaarden voor een voldoeninggevend akoestisch leefmilieu, zoals beschreven in de milieuwetgeving Vlarem II (milieukwaliteitsnormen voor industrieel geluid in open lucht), de WHO (Commissie Geluid en Gezondheid, 1999) en het ontwerp KB 1991 m.b.t. het aspect verkeersgeluid.

Het effect van de infrastructuurs-/mobiliteitswijziging op het huidig wegverkeersgeluid wordt bepaald door vergelijking van het huidig verkeersgeluid (referentietoestand) met het verwachte verkeersgeluid tijdens de gebruiksfase van het plan. De resultaten worden gepresenteerd aan de hand van een verschilkaart van de geplande toestand verkeersgeluid ten opzichte van de referentietoestand verkeersgeluid. De kaart geeft enerzijds een afbakening van de zones met toename/afname van het onderzocht verkeergeluid en anderzijds een waardebepaling van de toenemende/afnemende belasting ten aanzien van de omliggende gebieden.

Tabel 11-16 Beoordelingscriteria voor de discipline Geluid en Trillingen

Effect Subeffect Criterium Methodiek Eenheid

Geluidshinder Risico op Mate waarin het Berekend adhv het dB(A) receptor mens gezondheidseffecten, plan leidt tot een rekenmodel hinderbeleving toe- of afname van verkeerslawaai het equivalent Basisgegevens: geluidsniveau intensiteiten (per (LAeq) langsheen de beoordelingsperiode)

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 94 P.000254 Kennisgeving

Effect Subeffect Criterium Methodiek Eenheid

woningen van de , type voertuigen, relevante rijsnelheid, voorziene wegsegmenten rijwegen Richtwaarden voor Rekenparameters: een LAeq,T voldoeninggevend (uurgemiddelde per akoestisch periode dag, avond leefmilieu: Vlarem en nacht) – Lden - II, WHO, KB1991 Lnight wegverkeersgeluid.

11.5.4 Significantiekader

De beoordeling die voor de discipline geluid en trillingen wordt voorgesteld zijn functie van mogelijk te verwachten wijzigingen in het verkeersgeluid.

Er wordt een 7-delig toetsingskader gehanteerd (--- tot +++) om de toekomstige impact te beoordelen overeenkomstig onderstaand schema.

De ‘leefbaarheid’ met betrekking tot de deelbijdrage van het wegverkeerslawaai tot het totale geluidsklimaat aan de nabije woningen wordt bepaald volgens criteria voor verkeersgeluid (Ontwerp KB dd. 10/7/91 voor wegverkeerslawaai) waarin enerzijds maximale waarden werden opgenomen ter bescherming van de bevolking tegen overmatige geluidshinder en anderzijds richtwaarden teneinde de bevolking een voldoeninggevend akoestisch leefmilieu te bieden. De effectbeoordeling op planniveau wordt uitgevoerd op de voor het verkeer gekwantificeerde parameter. Het toekennen van een effectscore wordt gebaseerd op het berekend verschil in bebouwde oppervlakte binnen de richtwaardecontouren en het verschil in toe- of afnames van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer t.o.v. de referentiesituatie.

Gezien de onzekerheidsmarges ten aanzien van de gebruikte factoren, en gezien de schaalgrootte, worden verschillen gaande van +5 tot -5% niet als relevant aanzien.

Tabel 11-17 Significantiekader voor de discipline Geluid

Effectbeoordeling wegverkeersgeluid Hinderkwalificatie

Toe- of afname van de bebouwde oppervlakte binnen geen/verwaarloosbaar effect de richtwaardecontour: -5 à 5 % (score 0) en Toe- of afname van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer: -1 à 1 dB(A) (-) Toename van de bebouwde oppervlakte binnen de negatief/positief gering significant richtwaardecontour: 5 à 10 % (score –1/+1) en/of Toename van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer: 1 tot 3 dB(A) (+) Afname van de bebouwde oppervlakte binnen de richtwaardecontour: -5 à -10 % en/of Afname van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer: -1 tot -3 dB(A) (-) Toename van de bebouwde oppervlakte binnen de negatief/positief matig significant effect richtwaardecontour: 10 à 15 % (score –2/+2) en/of Toename van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer: 4 tot 6 dB(A) (+) Afname van de bebouwde oppervlakte binnen de richtwaardecontour: -10 à -15 % en/of Afname van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer: -4 tot -6 dB(A)

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 95 P.000254 Kennisgeving

Effectbeoordeling wegverkeersgeluid Hinderkwalificatie

(-) Toename van de bebouwde oppervlakte binnen de negatief/positief sterk significant effect richtwaardecontour: > 15 % (score –3/+3) en/of Toename van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer: > 6 dB(A) (+) Afname van de bebouwde oppervlakte binnen de richtwaardecontour: >-15 % en/of Afname van het equivalent geluidsniveau door wegverkeer: > -6 dB(A)

11.5.5 Milderende maatregelen

In de gebieden waar matig of sterk significante hinder wordt verwacht, worden milderende maatregelen voorgesteld.

De maatregelen tijdens de gebruiksfase kunnen betrekking hebben op de bron, de overdrachtsweg en de ontvanger: ƒ deskundige keuze van de inplanting en afscherming van het verkeerscomplex te Kaprijke of van de ligging van de omleidingsweg te Lembeke; ƒ deskundige keuze van de verkeersafwikkeling met eventueel snelheidsbeperkingen en snelheidsremmende infrastructuur; ƒ omliggende woningen voorzien van geluidsisolerende beglazing, dakconstructies, enz. (= maatregelen bij de ontvanger).

Tevens wordt nagegaan wat het effect is van deze maatregelen.

Tabel 11-18 Koppeling van het significantiekader met milderende maatregelen

Hinderkwalificatie Koppeling van milderende maatregelen negatief/positief gering significant Onderzoek naar milderende maatregel is minder dwingend, (score –1/+1) maar indien de onderzoeksturende randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen wordt er overgegaan tot het voorstellen van milderende maatregelen. negatief/positief matig significant effect Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende (score –2/+2) maatregelen, eventueel te koppelen aan de lange of langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. negatief/positief sterk significant effect Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende (score –3/+3) maatregelen te koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden

Vanaf een score -2 (negatief matig significant effect) worden er milderende maatregelen opgenomen om de hinder, zo mogelijk en op een economisch verantwoorde wijze, te beperken.

11.6 Discipline Lucht

11.6.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied wordt vastgelegd in functie van de te verwachten effecten.

Voor de discipline lucht wordt het studiegebied afgebakend tot het gebied waar de emissies veroorzaakt door het plan een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 96 P.000254 Kennisgeving

Aangezien de kennis van de verspreiding van verontreinigende componenten aan diepgang wint naargelang de studie vordert, kan de definitieve afbakening van het studiegebied pas tijdens de studie zelf vastgelegd worden.

In grote lijnen komt het studiegebied wel overeen met een beperkte zone rondom het plangebied (minder dan 0,5 km) aangevuld met het gebied dat door beduidende wijzigingen inzake verkeer beïnvloed zou kunnen worden.

11.6.2 Beschrijving van de referentiesituatie

Bij de beschrijving van de bestaande toestand wordt in eerste instantie de plaatselijke luchtkwaliteit in kaart gebracht. Vervolgens worden de bronnen in kaart gebracht welke invloed hebben op de plaatselijke luchtkwaliteit. Dit betreft vnl. verkeer.

11.6.2.1 Vastligging relevante parameters

Dit zijn enerzijds de componenten die door het wegverkeer geëmitteerd worden (vnl. de verbrandingscomponenten zoals CO, NOx, SO2, fijn stof, VOS,…), en anderzijds de emissies van gebouwverwarming (vnl. de verbrandingscomponenten zoals CO, NOx, SO2 en fijn stof) afkomstig van omliggende woonkernen. Er wordt ten aanzien van de luchtkwaliteit in het plangebied nauwelijks een impact verwacht van industriële emissies.

11.6.2.2 Beschrijving van de bestaande toestand

Voor de beschrijving van de plaatselijke luchtkwaliteit wordt uitgegaan van beschikbare resultaten van het VMM meetnet luchtverontreiniging (worden als indicatieve waarden aanzien gezien geen meetposten in het studiegebied zelf gelegen zijn), interpolatiekaarten opgenomen in de jaarverslagen luchtkwaliteit van VMM en/of andere studies van VMM, statistische gegevens met betrekking tot aanwezige en omliggende bewoning (aspect gebouwverwarming), en verkeersdensiteiten op de belangrijkste verkeersassen (bvb. op basis van bestaande verkeerstellingen).

Er wordt tevens nagegaan in hoever bepaalde instanties/instellingen specifieke studies hebben uitgevoerd met betrekking tot de plaatselijke luchtverontreiniging .

De huidige emissies in het plangebied worden in kaart gebracht, waarbij vnl. gebruik zal gemaakt worden van emissiekengetallen ten aanzien van ruimteverwarming en uitlaatgassen van voertuigen.

Ten aanzien van de huidige luchtkwaliteit kan gesteld worden dat deze vnl. beïnvloed wordt door de uitlaatgassen van voertuigen gezien de ligging ten opzichte van de N49. De invloed ervan neemt wel snel af met de afstand tot de weg. Langsheen snelwegen kan gesteld worden dat een aantoonbare impact zich doorgaans slechts uitstrekt tot zowat een km afstand. Langsheen N-wegen kan aangenomen worden dat de impact zich minder ver uitstrekt.

In de winterperiode zal eveneens de gebouwverwarming van de nabij gelegen woningen een invloed op de plaatselijke luchtkwaliteit hebben. Er kan echter aangenomen worden dat het verkeer langsheen de N49 de meest bepalende factor is voor de plaatselijke luchtkwaliteit.

De plaatselijke luchtkwaliteit wordt getoetst aan de wettelijk opgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen en voor die parameters waarvoor geen wettelijke bepalingen vastliggen, wordt gerefereerd naar internationale doelstellingen (WHO-waarden, Nederlandse MTR waarden,…) welke dienen beschouwd te worden als richtwaarden.

Rekening houdend met de te verwachten emissieniveaus en de huidige luchtkwaliteit, en dit in combinatie met de huidige en toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen, worden de parameters vastgelegd welke meer in detail onderzocht worden. Rekening houdend met de huidige kennis wordt dan ook uitgebreid aandacht besteed aan NO2,

PM10 en PM2,5.

Er wordt in detail ingezoomd op die specifieke locaties waar ten gevolge van de realisatie van het plan grote veranderingen van de verkeersstromen te verwachten zijn (qua aantallen voertuigen en/of sterke wijziging inzake doorstroming), met bijzondere aandacht ter hoogte van de dichtst bijgelegen bewoning.

Voor de minder relevante parameters, waarvoor op Vlaams niveau momenteel ruimschoots aan de immissiegrenswaarden voldaan wordt, en waarvoor in de toekomst evenmin problemen verwacht worden (gezien de te verwachten verbetering van de kwaliteit van de verbrandingsgassen), en waarvoor geen toekomstige strengere grenswaarden opgelegd zijn, wordt enkel een kwalitatieve beoordeling opgenomen. Voor de gasvormige stoffen kan aangenomen worden dat deze zich op een analoge wijze zullen gedragen (ten aanzien van de dispersie)

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 97 P.000254 Kennisgeving

als NO2 (behoudens de chemische reacties waaraan NO2 is blootgesteld, o.a. in combinatie met ozon), terwijl voor de stofgebonden componenten de dispersie van PM10 model kan staan.

Gezien de beperkte schaalgrootte van het plan en de te verwachten wijzigingen van de verkeersstromen (vnl. verschuiving van verkeersstromen), wordt aangenomen dat een eenvoudige modellering voldoende informatie kan opleveren teneinde de effecten van het plan te evalueren.

Bij het kwantitatief vastleggen van de te verwachten emissies en/of impact ervan wordt rekening gehouden met gekende emissiefactoren, en prognoses inzake toekomstige emissiefactoren, en dit zowel op het vlak van verwarming als vervoer.

Teneinde de impact van het verkeer te kunnen inschatten worden voor de straten waar de belangrijkste wijzigingen te verwachten zijn een impactberekening uitgevoerd met behulp van het model CAR-Vlaanderen voor de parameters NO2 en fijn stof (voor zover de vervoersstromen voor deze wegen gekend zijn). Deze wijzigingen kunnen zowel negatief zijn (uiteraard langsheen de nieuw aan te leggen wegsegmenten) als positief (langsheen de segmenten waar door de wijziging aanzienlijk minder verkeer te verwachten is). De impact inzake PM2,5 worden afgeleid uit de impact inzake PM10 (gezien de fijn stof emissie van de uitlaatgassen quasi volledig uit PM2,5 bestaat).

Niettegenstaande het CAR model geen rekening houdt met de overheersende windrichting, wordt in het kader van dit plan MER deze berekeningen als voldoende beoordeeld gezien:

ƒ De belangrijkste impact verwacht wordt langsheen secundaire wegen ƒ Er nauwelijks of geen impact verwacht wordt bij de plan-realisatie op de impact langsheen de N49

ƒ De belangrijkste problemen zich situeren ten aanzien van de daggemiddelde grenswaarde inzake fijn stof, waarbij de overschrijdingen vnl. optreden op dagen met nauwelijks wind. Voor de beoordeling van deze parameter dient dan ook geen rekening gehouden te worden met de overheersende windrichting

Indien alsnog een aanzienlijke impact van het plan op het verkeer van de N49 zou aangetoond worden zullen de impactberekeningen wel gecorrigeerd worden voor de effecten van de overheersende windrichtingen rekening houdend met de resultaten van berekeningen van hiertoe geëigende modellen.

De parameters die bij de modelleringen gehanteerd worden zijn :

ƒ jaargemiddelde concentratie (µg/m³) ƒ jaargemiddelde achtergrond (µg/m³)

ƒ aantal overschrijdingen grenswaarde

De hierna vermelde methodiek wordt hierbij toegepast (zowel voor de bestaande situatie als voor de toekomstige situatie):

ƒ opmaak inventaris van belangrijkste/meest relevante verkeerswegen in het plangebied

ƒ rekening houdend met de achtergrondconcentraties en het actuele verkeer wordt de impact op de plaatselijke luchtkwaliteit geëvalueerd.

ƒ De resultaten worden getoetst aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen. De toetsing wordt uitgevoerd ten opzichte van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10.

ƒ De evaluatie inzake PM2,5 wordt uitgevoerd rekening houdend met een normale verdeling van de grootte klassen inzake fijn stof (aanname dat zowat 65% van het fijn stof in de achtergrond uit PM2,5 ) bestaat, en dat de uitlaatgasemissies voor zowat 100% uit PM2,5 bestaat. ƒ rekening houdend met de te verwachten achtergrondconcentraties voor de toekomstige situatie, en met de te verwachten verkeerstoename, wordt de impact te wijten aan wijzigingen van verkeersstromen berekend. ƒ De impact bij de realisatie van het plan wordt beoordeeld ten opzichte van de referentietoestand bij autonome ontwikkeling (gebruik makend van zowel dezelfde emissiefactoren als achtergrondconcentraties).

Bijzondere aandacht wordt besteed ten aanzien van de luchtkwaliteit nabij eventuele bewoning in het studiegebied. Als referentiekader worden de luchtkwaliteitsdoelstellingen, zoals opgenomen in Vlarem II en Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen gehanteerd, indien relevant aangevuld met internationaal aanvaarde doelstellingen (WHO, Nederlandse MTR-waarden,…).

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 98 P.000254 Kennisgeving

11.6.3 Bespreking van de geplande situatie

11.6.3.1 Aanlegfase

In het kader van een plan-MER wordt de evaluatie van de effecten bij de aanleg slechts summier besproken.

Mogelijke invloeden op de luchtkwaliteit tijdens de aanlegfase worden besproken. In deze fase zijn de emissies van opwaaiend stof en van werfverkeer de belangrijkste.

Omwille van het feit dat men de emissies die hiermee gepaard gaan nauwelijks of niet op een voldoende nauwkeurige manier kan inschatten, wordt in dit deel van de studie vnl. aandacht besteed aan de invloedsparameters en aan mogelijke milderende maatregelen.

11.6.3.2 Exploitatiefase

Op een analoge manier als voor de referentiesituatie wordt op basis van prognoses inzake emissiekengetallen en verkeersprognoses een impact berekend op de plaatselijke luchtkwaliteit na realisatie van het plan.

De grootte van de emissies en de verspreiding ervan in het plangebied worden door een groot aantal parameters beïnvloed (weersomstandigheden, snelheid van voertuigen, aanwezige bebouwing…). De belangrijkste bronnen van luchtemissies na de planrealisatie zijn:

ƒ verkeersemissies op de wegen

Voor het in kaart brengen van de emissies te wijten aan het plan wordt dan ook rekening gehouden met:

ƒ Voorspelde verkeersstromen van de relevante wegsegmenten ƒ Toekomstige emissiefactoren van het wegverkeer

Gezien de realisatie van het plan geen wijziging van de verwarmingsemissies van gebouwen zal veroorzaken, wordt ten aanzien van dit element, en de invloed op de luchtkwaliteit in het plangebied geen wijzigingen verwacht.

Er worden evenmin relevante wijzigingen verwacht ten aanzien van de impact langsheen de N49. Bij de geplande situatie wordt dan ook geen specifieke aandacht besteed aan de impact langsheen de N49, behoudens met betrekking tot mogelijke invloed op de achtergrondconcentraties in het studiegebied.

De impact na realisatie wordt vergeleken met de referentiesituatie (bij autonome ontwikkeling). Rekening houdend met de te verwachten toekomstige achtergrondconcentraties wordt een toetsing uitgevoerd ten opzichte van de luchtkwaliteitsdoelstellingen.

Als beoordelingsjaar wordt voor de toekomst de situatie in 2015 beoordeeld.

Hoger vermelde kwantitatieve evaluaties worden uitgevoerd voor alle weerhouden varianten en subvarianten, voor zover hierbij relevante verschillen te verwachten zijn. Voor situaties waarbij geen relevante verschillen te verwachten zijn wordt een louter kwalitatieve beoordeling opgenomen.

Tabel 11-19 Beoordelingscriteria voor de discipline Lucht

Effect Criterium Methodiek Eenheid

Luchtemissies Mate waarin het plan leidt Luchtkwaliteitsmodellering Microgram/m³ tot een toe- of afname van de luchtimmisieniveaus (fijn stof en NO2) langsheen relevante wegsegmenten

11.6.4 Significantiekader

Voor de discipline lucht wordt volgend significantiekader gehanteerd:

ƒ voor een berekende impactbijdrage van 0% tot 2,4% een score 0;

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 99 P.000254 Kennisgeving

ƒ voor 2,5% tot 4,9% een score -1;

ƒ voor 5,0% tot 7,4% een score -2 en vanaf 7,5% een score -3; ƒ voor een bijdrage van 0% tot -2,4% een score 0;

ƒ voor -2,5% tot -4,9% een score 1; ƒ voor -5,0% tot -7,4% een score 2;

ƒ vanaf -7,5% een score 3;

Deze impactscores worden wel gekoppeld aan onderzoek naar mogelijke milderende maatregelen:

ƒ waarbij de score 0 impliceert dat er geen aantoonbare impact is en dat er een onderzoek moet gebeuren naar milderende maatregelen bij 80% opvulling van de norm.

ƒ waarbij een score -1 impliceert dat er een beperkte bijdrage is en dat onderzoek naar milderende maatregelen minder dwingend is, maar toch dient te gebeuren indien de onderzoeksturende randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen.

ƒ waarbij de score -2 impliceert dat er een relevante bijdrage is en dat er noodzakelijkerwijs dient gezocht te worden naar milderende maatregelen (eventueel te koppelen aan langere termijn).

ƒ waarbij de score -3 impliceert dat er een belangrijke bijdrage is en dat er noodzakelijkerwijs dient gezocht te worden naar milderende maatregelen waarbij aangegeven wordt hoe deze bij uitvoering van plan/project zullen ingepast worden.

ƒ Een score +1 impliceert dat er een beperkt positief effect is.

ƒ Een score +2 betekent dat er een relevant positief effect is.

ƒ Score +3 duidt op een belangrijke positieve bijdrage.

Omwille van de aard van deze impactbeoordeling dient deze per parameter per wegsegment berekend te worden.

Aansluitend wordt op basis van een experten oordeel een globale score toegekend.

Voor andere elementen waarvoor geen kwantitatieve beoordeling mogelijk is, bvb impact tijdens aanlegfase of beoordeling van effecten welke niet kwantitatief bepaald werden, wordt een score op basis van een experten oordeel toegekend.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan de impact ter hoogte van bewoning in het studiegebied. Hierbij wordt het aantal gehinderden bepaald. Met gehinderden wordt verstaan bewoners die blootgesteld worden aan concentratie niveaus die hoger zijn dan de luchtkwaliteitsdoelstellingen.

De onderlinge afweging van de verschillende planvarianten, voor zover deze voorzien worden, wordt beoordeeld op basis van een experten inschatting.

11.6.5 Milderende maatregelen

Milderende maatregelen worden geformuleerd indien vastgesteld wordt dat overschrijdingen van grenswaarden te verwachten zijn.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt in functie van de te verwachten overschrijdingen veroorzaakt door ofwel een hoge bijdrage door de realisatie van het plan dan wel door hoge achtergrondconcentraties.

Het opleggen van mogelijk emissiebeperkende maatregelen door bijvoorbeeld het opleggen van (strengere) normen valt onder de bevoegdheid van de minister.

Milderende maatregelen waardoor er een vlottere doorstroming van het wegverkeer en een verminderde belasting van het wegennet te verwachten is of waarbij sluipverkeer vermeden wordt, krijgen de voorkeur aangezien dit allemaal maatregelen betreffen die een verminderde emissie en bijgevolg ook een betere luchtkwaliteit met zich meebrengen.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 100 P.000254 Kennisgeving

Grote snelheidswisselingen dienen te worden vermeden. Snelheidsoptimalisatie (-harmonisatie), het voorkomen van congestie en lagere snelheden genieten de voorkeur. Te lage snelheden (start- en stop) zorgen voor een toename van de emissies.

11.7 Discipline Fauna & Flora

11.7.1 Afbakening van het studiegebied

11.7.1.1 Geografische afbakening

Het studiegebied voor de discipline Fauna en Flora komt globaal genomen overeen met het gebied waarbinnen zich voor de fauna en flora een effect zal (kunnen) voordoen. Hieruit volgend bestaat het studiegebied minstens uit het volledige plangebied, uitgebreid met zones die variëren per effectgroep;

ƒ Direct ruimtebeslag is meestal te situeren in het plangebied, ten gevolge van rechtstreekse inname van natuur.

ƒ Verstoringseffecten op de fauna en flora kunnen gesitueerd worden zowel binnen als tot ver buiten het plangebied en worden veroorzaakt door wijzigingen in geluidsniveau (rustverstoring), bodemkwaliteit, waterkwaliteit en –kwantiteit (verdroging en vernatting), visuele verstoring… . De perimeter van het studiegebied voor deze effectgroep wordt daarom gelijkgesteld aan deze van de verstoringseffecten.

ƒ Wat betreft de impact op ecologische verbindingen, beperkt het studiegebied zich niet tot het plangebied; omwille van de netwerkeffecten kunnen de effecten zich potentieel verder uitstrekken.

Globaal wordt het studiegebied bijgevolg bepaald door de grootste van al deze perimeters, waarin zich potentieel effecten op fauna en flora kunnen voordoen.

11.7.1.2 Inhoudelijke afbakening

De doelstelling van de discipline Fauna & Flora kan als volgt worden omschreven;

ƒ Het beschrijven en waarderen van alle mogelijke milieu-effecten die het plan teweeg kan brengen, met de nadruk op deze die van onderscheidend belang zijn voor de verschillende alternatieven. ƒ Onderling vergelijken en evalueren van verschillende alternatieven. Hierbij wordt een analyse gemaakt met het oog op: 1. Het rangschikken van de alternatieven naar hun ecologievriendelijkheid.

2. Het aanvullen, uitsluiten of milderen van de alternatieven. 3. Het stellen van (ruimtelijke) randvoorwaarden.

11.7.2 Beschrijving van de referentiesituatie

De rapportering over de referentiesituatie wordt maximaal gericht op die kenmerken van het biotisch milieu waarvoor een wijziging verwacht wordt. De huidige biologische toestand van het plangebied zal beschreven en gewaardeerd worden. Hiervoor worden bestaande gegevens verzameld over de soortendiversiteit in de streek. Bij deze beschrijving van de huidige situatie komt hetvolgende aan bod:

Analyse van de aanwezige vegetaties en diersoorten

ƒ een beschrijving en evaluatie van de globale ecologische structuur van het hele studiegebied, met specifieke aandacht voor de ecotopen van de door de inrichting beïnvloedde waardevolle gebieden.

Binnen het plangebied situeren zich geen natuurreservaten, habitat- en vogelrichtlijngebieden, VEN- gebieden of ecologisch waardevolle agrarische gebieden op het gewestplan. Ten zuiden van de Eeklostraat en de Oost-Eeklostraat, ligt een vrij groot bos. Tevens ligt het bos rond het Kasteel van Aveschoot in het studiegebied. In de omgeving van het gebieden vinden we:

- Habitatrichtlijngebied ‘Bossen en heiden van zandig Vlaanderen: oostelijk deel’ (BE2300005) op ongeveer 1500 m ten zuiden van het plangebied.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 101 P.000254 Kennisgeving

- VEN-gebied ‘Het Bellebargiebos en Het Leen’ (GEN, nr. 206), op ongeveer 1500 m ten zuiden van het plangebied. ƒ een beschrijving en evaluatie van de ecotooptypologie met aanduiding van kensoorten, in de hoger vermelde gebieden en eventueel in beperkte mate op plaatsen waar de inrichting, indien relevant, rechtstreeks zeer waardevolle fauna of flora-elementen schaadt. Dit gebeurt aan de hand van de biologische waarderingskaart en bestaande inventarisatiegegevens, aangevuld en genuanceerd met gegevens uit gericht terreinwerk.

ƒ vaststellen van eventuele landschapsecologische relaties tussen de ecotopen onderling; ƒ lokalisatie van bestaande barrières of hinderbronnen (verkeerswegen, watervervuiling);

ƒ nagaan van eventuele plannen van openbare besturen of ook van verenigingen m.b.t. het behoud, beheer of ontwikkeling van natuurwaarden van de doorsneden gebieden (wegbermbeheer, structuurplanopties, ontwerp VEN, enz, …). ƒ voor het onderdeel fauna wordt geen gerichte inventarisatie uitgevoerd, de belangrijke zoogdieren, vogelsoorten, amfibie-, reptielsoorten,… worden besproken op basis van literatuurgegevens en aan de hand van een gerichte bevraging bij natuurbeheerders, natuurverenigingen, gebiedskenners,… . Toevallige waarnemingen en vaststellingen van de deskundigen tijdens terreinbezoeken worden eveneens genoteerd en in rekening gebracht.

Beoordeling van de aanwezige natuurwaarden naar kwetsbaarheid

Er wordt een evaluatie gemaakt van de waarde en de kwetsbaarheid van de aanwezige natuur aan de hand van:

ƒ zeldzaamheid, diversiteit van de voorkomende soorten;

ƒ gevoeligheden voor standplaatswijzigingen; ƒ grondwaterafhankelijkheid van de floristische elementen;

ƒ verstoringsgevoeligheid van fauna; ƒ graad van menselijke beïnvloeding op de ecotopen (natuurlijkheid);

ƒ mogelijkheden tot vervanging, etc.

Hiertoe worden onder andere algemeen aanvaarde lijsten en tabellen geraadpleegd. Voorbeelden hiervan zijn de Rode Lijsten, zeldzaamheden van plantensoorten volgens Stieperaere en Franssen en/of Delanghe, grondwaterafhankelijkheid van BWK-eenheden volgens Heyrman, Ellenberg-indicatorgetallen, etc.

De waardeanalyse van de ecotopen is een gecombineerde waardenanalyse van een waardering van de vegetatie en een waardering van de fauna.

ƒ Voor de vegetatie worden de waarderingsklassen van de (geactualiseerde) biologische waarderingskaart (versie 2) gebruikt. Deze worden direct afgeleid van het voorkomende vegetatietype. Op de biologische waarderingskaart (Kaart 16) wordt het kasteelpark van het Kasteel van Aveschoot als biologisch waardevol en zeer waardevol aangeduid. Het plangebied bestaat voornamelijk uit biologische minder waardevol gebied met enkele waardevolle elementen. ƒ Een waarde-analyse van de fauna wordt afgeleid van de verspreidingsgegevens van goed geïnventariseerde rode-lijstsoorten. Verspreidingsgegevens kunnen via Natuurpunt of het Instituut voor Natuurbehoud bekomen worden. Verder kan gebruik gemaakt worden van de Kwetsbaarheidskaarten voor fauna en flora (AMINAL Cel Mer, 2001, i.s.m. Aeolus en Lisec; INBO), geactualiseerd na terreinbezoek.

11.7.3 Bespreking van de geplande situatie

De impact van de verschillende ingrepen op de ecologisch waardevolle of potentieel waardevolle zones van het studiegebied wordt nagegaan. Mogelijke effecten op de globale ecologische structuur en de aantasting van de biotopen worden onderzocht. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen rechtstreekse (directe) en onrechtstreekse (indirecte) effecten en effecten van tijdelijke of permanente aard.

Permanente effecten kunnen zijn het direct biotoopverlies ten gevolge van de leidingaanleg of het indirect biotoopverlies ten gevolge van stockeren van de uit te graven grond. Tijdelijke effecten zijn bijvoorbeeld het instellen van een tijdelijke bemaling, het tijdelijk verwijderen van vegetatie voor werfzones of werfwegen,…. Ook eenmalige en tijdelijke ingrepen in kwetsbare ecotopen kunnen echter permanente gevolgen hebben.

Om het plan te kunnen realiseren zullen er bomen en bos gekapt worden. Er zal in het MER steeds vermeld worden wat de ecologische, landschappelijke of cultuurhistorische waarde van de betreffende bomen is.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 102 P.000254 Kennisgeving

Bodemverstoring en wijzigingen in waterhuishouding en waterkwaliteit worden via indirecte effecten vertaald naar invloeden op vegetaties en verder naar de impact op populaties van vogels en/of andere diersoorten.

Volgende effectgroepen, die wijzigingen in de vegetatie of soortensamenstelling van flora en fauna kunnen veroorzaken, worden onderscheiden:

ƒ direct eco- en biotoopverlies door ruimte-inname, al dan niet tijdelijk en herstelbaar (verwijderen van vegetatie, berging van uitgegraven grond, werfzone); ƒ indirecte eco-, biotoopwijzigingen door wijzigingen in de waterhuishouding of -kwaliteit (bemaling, wijziging grachtensysteem, kruising waterlopen);

ƒ rustverstoring door geluids- en trillingshinder (machines,...); ƒ versnippering, barrièrewerking en het doorbreken van de ecologische netwerkstructuur (nieuwe weginfrastructuur, berging van grond).

Voor de bepaling van de mogelijke effecten op de Fauna & Flora (effectvoorspelling) worden een aantal criteria gehanteerd. Per criterium wordt een bepaalde methodiek toegepast. Een overzicht van de mogelijke effecten, criteria, toe te passen methodologie en effectuitdrukking wordt weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel 11-20 Effectgroepen, criteria, methodologie discipline Fauna & Flora

Effect Subeffect Criterium Methodiek Eenheid

Direct eco- en Direct habitatverlies Oppervlakte (potentieel) Berekening m², ha biotoopverlies waardevol gebied dat oppervlakte via GIS verloren gaat5 overlay plangebied met (geactualiseerde) biologische waarderingskaart en beschermde gebieden Direct Aantal soorten / Berekening aantal soortenverlies broedparen / individuen oppervlakte via GIS soorten/broed die verloren gaan6 overlay plangebied met paren/ densiteitenkaart (op individuen basis van telgegevens van soortspecialisten)

Indirect eco- en Verstoring Oppervlakte verstoord Overlay zone waar m², ha biotoopwijziging vegetaties via (potentieel) kwetsbaar verdroging/vernatting aantal wijziging in gebied verwacht wordt (input soorten/ waterhuishouding uit discipline Water) broedparen/ (verdroging/vernatti met kaart met individuen ng) of via andere kwetsbare vegetaties effecten en hiermee gerelateerd voorkomende fauna Rustverstoring Verstoring fauna Oppervlakte Overlay plangebied m², ha, aantal door geluid, licht, verstoringsgevoelig gebied met soorten of beweging,... dat zal beïnvloed worden, kwetsbaarheidskaart individuen aantal kwetsbare soorten (input uit discipline of individuen Geluid & Trillingen en uit telgegevens van soortspecialisten)... Versnippering en Doorbreken relaties Aantal relaties die Kwalitatieve - barrièrewerking doorbroken worden, mate bespreking van verstoring (expertenoordeel) op basis van landschapsecologische relaties

5 Bij het verwijderen van bomen zal bovendien vermeld worden of deze hoogopgaande vegetatie een ecologische waarde heeft of dat ze eerder een landschappelijke of cultuurhistorische waarde heeft. Dit wordt bepaald in functie van de boomsoort, leeftijd, omliggende vegetatie,.... 6 Op basis van beschikbare inventarisatiegegevens van terreinbeherende instanties (voor zover beschikbaar).

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 103 P.000254 Kennisgeving

11.7.4 Significantiekader

Voor de discipline “Fauna & Flora”, wordt een globaal beoordelingskader opgesteld, waarbij een toetsingskader van -3 tot +3 wordt gebruikt, om de actuele en ook toekomstige impact te beoordelen.

Een significantiebeoordeling is echter gebiedsafhankelijk, sterk gerelatereerd met de kenmerken van het effect (duur, invloedssfeer, intensiteit, omkeerbaarheid, herstelbaarheid…) en soms afhankelijk van publieke aanvaardbaarheid. Hierdoor is het mogelijk dat op basis van de informatie die bij opmaak van het MER bekomen wordt, een meer gedetailleerd, concreter en betrouwbaarder kader zal worden opgesteld.

Een algemeen beoordelingskader voor deze discipline wordt als volgt voorgesteld:

Tabel 11-21 Significantiekader voor de discipline Fauna & Flora

Kwetsbaarheid Omvang Duur van de impact

Score -3 Score -3 Score -3 ƒ Verstoring van bijzondere Populatieniveau: Ingeschat wordt dat het ƒ Permanent verlies beschermingszones met een waarschijnlijk is dat het voortbestaan van bepaalde aan ecosystemen hoge natuurwaarde soorten op regionaal niveau in het gedrang komt. en diversiteit. (natuurgebieden, Natura Een dergelijk drastisch effect kan worden 2000, VEN…). veroorzaakt door het verdwijnen van een ƒ De uitvoering van het plan kernpopulatie of het verdwijnen van essentiële zorgt voor permanente deelpopulaties, stapstenen of corridors. schade aan zeldzame Ecotoopniveau: Ingeschat wordt dat het ecosystemen en waarschijnlijk is dat het voortbestaan van bepaalde soorten/populaties. ecotopen op regionaal niveau in het gedrang komt. Een dergelijk drastisch effect kan worden veroorzaakt door de aanleg van de lijninfrastructuur doorheen unieke ecotopen of wijziging van de abiotische omstandigheden van unieke ecotopen ten gevolge van planrealisatie. Score -2 Score -2 Score -2 ƒ Verstoring van gebieden met Populatieniveau: Ingeschat wordt dat een soort op ƒ Tijdelijke een potentiële lokaal niveau zal achteruitgaan ten gevolge van vermindering van beschermingswaarde, planrealisatie, maar dat het regionaal voorkomen natuurwaarde. wijziging in lokale diversiteit. van de soort niet in het gedrang komt (bv. wegvallen Biotoopverlies en ƒ De uitvoering van het plan van bepaalde populaties of corridors, maar behoud –wijziging zijn zorgt voor omkeerbare van essentiële kernpopulaties, behoud van het omkeerbaar in de schade aan het ecosysteem netwerk als geheel). tijd. en soorten/populaties. Ecotoopniveau: Ingeschat wordt dat een ecotoop gevoelig zal achteruitgaan ten gevolge van planrealisatie op regionaal niveau Score -1 Score -1 Score -1 ƒ Verstoring van Populatieniveau: Het is mogelijk dat bepaalde ƒ Snel omkeerbaar, gedegradeerde gebieden met deelpopulaties/corridors van soorten negatief worden zeer tijdelijk effect weinig beïnvloed, maar de effecten op de kwantiteit en de op de aanwezige natuurbehoudswaarde. kwaliteit van de leefgebieden voor de soort op natuurwaarden. ƒ Geringe verandering in het regionaal én op lokaal niveau zijn beperkt. voorkomen van soorten of Ecotoopniveau: Ingeschat wordt dat een ecotoop diversiteit en geen een zekere achteruitgang zal ondergaan ten gevolge belangrijke of meetbare van planrealisatie op regionaal niveau. schade aan het ecosysteem en soorten/populaties. Score 0 Score 0 Score 0 ƒ Verstoring van gebieden Populatieniveau: Er kan niet worden uitgesloten ƒ Volledig zonder dat bepaalde deelpopulaties/corridors van soorten omkeerbaar, zeer natuurbehoudswaarde. negatief worden beïnvloed, maar de effecten op de tijdelijk effect op ƒ Geen verandering in het kwantiteit en de kwaliteit van de leefgebieden voor de aanwezige voorkomen van soorten of de soort op regionaal én op lokaal niveau zijn natuurwaarden. diversiteit en geen beperkt. belangrijke of meetbare Ecotoopniveau: De oppervlakte/kwaliteit van schade aan het ecosysteem bepaalde ecotopen zal enige wijziging kunnen en soorten/populaties. ondergaan, maar deze is niet essentieel in een regionale context.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 104 P.000254 Kennisgeving

Eventueel positieve effecten worden op een vergelijkbare wijze beoordeeld.

De significantie wordt bepaald aan de hand van een sommatie van de beoordeling voor de criteria “kwetsbaarheid”, “omvang” en “duur” en vervolgens werd rekening gehouden met een vermenigvuldigingsfactor7 voor de “waarschijnlijkheid” van de impact;

ƒ Grote waarschijnlijkheid: 1 of meer keer per jaar, aantasting is zeker (x 1)

ƒ Gemiddelde waarschijnlijkheid: eens in de 1-10 jaren, aantasting is mogelijk (x 0,75) ƒ Lage waarschijnlijkheid: minder dan één keer per 10 jaren, aantasting is mogelijk maar onwaarschijnlijk (x 0,25)

De eindscore voor toetsing van de effecten ten opzichte van de referentiesituatie gebeurt aan de hand van een 7- delige beoordelingsschaal;

8 tot 9 punten -3/+3 negatief/positief sterk effect

6 tot 7 punten -2/+2 negatief/positief matig effect

3 tot 5 punten -1/+1 negatief/positief gering effect

0 tot 2 punten 0 geen/verwaarloosbaar effect

11.7.5 Milderende maatregelen

Om negatieve effecten te milderen, worden voorstellen gedaan om de tijdelijke en permanente impact op Fauna & Flora te beperken. Deze voorstellen worden besproken met de initiatiefnemer op hun technische uitvoerbaarheid. Bij het opstellen van het MER zullen de ecologische kwaliteiten gedefinieerd worden, waardoor in overleg met het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) eventuele milderende maatregelen duidelijk bepaald kunnen worden.

11.8 Discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie

11.8.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline Landschap, Bouwkundig erfgoed en Archeologie komt overeen met het gebied waarbinnen zich voor landschap een effect zal (kunnen) voordoen. Hieruit volgend bestaat het studiegebied minstens uit het volledige plangebied, uitgebreid met zones die variëren per effectgroep;

ƒ Direct ruimtebeslag is meestal te situeren in het plangebied, ten gevolge van rechtstreekse inname van waardevolle landschappen, bouwkundig erfgoed... . ƒ Verstoringseffecten op het landschap kunnen gesitueerd worden zowel binnen als tot ver buiten het plangebied, en worden veroorzaakt door wijzigingen in luchtkwaliteit, bodem, waterkwaliteit en – kwantiteit, lichtvervuiling, visuele verstoring… . De perimeter van het studiegebied voor deze effectgroep wordt daarom gelijkgesteld aan deze van de verstoringseffecten. ƒ Wat betreft de impact op landschappelijke relaties, beperkt het studiegebied zich niet tot het plangebied; omwille van de impact op landschappelijke structuren kunnen de effecten zich potentieel ver uitstrekken.

Globaal wordt het studiegebied bijgevolg bepaald door de grootste van al deze perimeters, waarin zich potentieel effecten op het landschap als receptor kunnen voordoen.

7 Wanneer als gevolg van deze vermendigvuldiging decimale getallen bekomen worden, wordt voor de totaalscore afgerond naar het dichtst bij gelegen geheel getal.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 105 P.000254 Kennisgeving

11.8.2 Beschrijving van de referentiesituatie

Voor de beschrijving van de referentiesituatie voor de discipline “Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie”, vormt de huidige situatie meestal het uitgangspunt voor de rapportage. De bestaande situatie wordt beschreven, in zoverre van belang bij de voorspelling van de milieueffecten tijdens de aanleg- en exploitatiefase van de realisatie van het plan.

Het beschrijven van de referentiesituatie omvat een voorstelling van het landschap, een analyse van de erfgoedwaarde en een beschrijving van de perceptieve kenmerken. Aan deze beschrijving dient echter een grondige inventarisatie van het studiegebied, op basis van terreininventarisaties, een analyse van bestaand kaart- en fotomateriaal en een analyse van de nodige (historische) naslagwerken… vooraf te gaan. Volgende informatiebronnen worden gehanteerd:

ƒ Terreinbezoeken; ƒ de lijst met beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten: Het plangebied is niet gelegen in een beschermd landschap, stads- of dorpsgezicht. Er zijn eveneens geen beschermde monumenten aanwezig in het plangebied. De dorpskernen van Kaprijke en Lembeke zijn wel beschermd als dorpsgezicht (Kaart 18).;

ƒ de Centrale Archeologische Inventaris en bevraging van het Agentschap R-O, Onroerend erfgoed: Volgens de Centraal Archeologische Inventaris bevinden zich in het plangebied of in de nabije omgeving verschillende zones waar in het verleden archeologische vondsten zijn gedaan: Sint-Egidiuskerk (30399), Bardelaere Goed (39444), Ruiffekaarswegel (30390), Krommeveldstraat/LE112 (30394), Krommeveldstraat 9 (30384), Krommeveldstraat/LE102 (30392), Goed Ter Kruisen (32220), Hofstede Abdij Zoetendale (32219), Plein I (39415) (Kaart 19);

ƒ de Landschapsatlas: Binnen het plangebied is het puntrelict Hof ter Kruisen gelegen. Het plangebied van het aansluitingscomplex, ten zuiden van de N49, ligt volledig in de relictzone ‘Meetjesland Eeklo-Lembeke’. De dichtstbijzijnde ankerplaatsen zijn de ‘Dries van Kaprijke’ in het noorden en het ‘Bellebargiebos en de Lembeekse bossen’ in het zuiden (Kaart 20).;

ƒ inventaris van waardevol bouwkundig erfgoed: in het plangebied van het aansluitingscomplex liggen 2 objecten uit de inventaris van het bouwkundig erfgoed, namelijk het Burgerhuis net ten noorden van het kruispunt tussen de N49 en de Vaartstraat en het Hof ter Kruisen. In de kernen van Lembeke en Kaprijke zijn bovendien verschillende gebouwen opgenomen in deze inventaris (Kaart 18);

ƒ de landschapskenmerkenkaart; ƒ de bodemkaart; hydrografische atlas van de waterlopen;

ƒ het reliëf, de kartering van het fysisch systeem; ƒ de indeling van de traditionele landschappen in Vlaanderen: het plangebied is gelegen in het “Meetjesland ten westen van het Kanaal Gent-Terneuzen” en maakt deel uit van de Binnen-Vlaanderen zandstreek in de Vlaamse Vallei;

ƒ historiek van het landschap door onderzoek en vergelijking van historische kaarten en fotomateriaal: - de Ferraris-kaarten (1770-1777);

- Ph. Vandermaelen-kaarten (1846-1854); - kaarten van het Dépôt de la Guerre (1869-1885);

- de topografische kaarten van het Militair Geografisch Instituut (1930-1939); - de topografische kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut (2001);

- orthofoto’s.

In de referentiesituatie wordt een bespreking van het landschap als volgt opgebouwd:

ƒ De algemene landschapsbeschrijving omvat een algemene geografische situering en een landschapskartering (zowel inhoudelijk als een landschapsbeeldkartering) op verschillende schaalniveaus (macro, meso, micro). ƒ Het in kaart brengen, beschrijven en analyseren van de verschillende erfgoedwaarden: op niveau van het landschap, het bouwkundig erfgoed en het archeologisch erfgoed. - De beschrijving van de erfgoedwaarde van het landschap gebeurt op basis van de nog aanwezige erfgoedelementen (zowel geopatrimonium als cultuurhistorische relicten). Vlak-, lijn- en puntrelicten kunnen worden onderscheiden.

- De beschrijving van het bouwkundig erfgoed gebeurt op basis van literatuurgegevens (onder andere Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed in Vlaanderen), geactualiseerd en aangevuld met

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 106 P.000254 Kennisgeving

eigen terreingegevens. Hierdoor wordt een zicht bekomen over de waarde die het bouwkundig erfgoed vertegenwoordigt. - Wat betreft het archeologisch erfgoed wordt in de referentiesituatie eerst een inventaris gegeven van de gekende archeologische waarden in het studiegebied. Deze beschrijving vindt plaats door een systematische inventarisatie van informatie uit verschillende bronnen (de Centrale Archeologische Inventaris, informatie van amateur-archeologen en andere lokaal actieve historici, informatie uit lokale databanken en archieven, heemkundige kringen…). Deze gegevens zijn echter onvolledig, waardoor het van belang is een inschatting te maken van de niet gekende archeologische waarden. De potentiële aanwezigheid van sites wordt bepaald in het geval ernstige negatieve effecten van de ingrepen worden verwacht op eventueel aanwezige archeologische sites. Bepaling gebeurt op basis van modelvorming en gegevensoverdracht uit deeldiscipline bodem. - Wat betreft de beschrijving van het archeologisch erfgoed dient bovendien vermeld dat proefsleufonderzoek niet enkel als milderende maatregel kan worden voorgesteld, maar dat - afhankelijk van de realisatie van het plan en het plangebied- een veldonderzoek ook reeds in functie van de beschrijving van de referentiesituatie nodig geacht kan worden. ƒ Naast de beschrijving van het landschap en de erfgoedaspecten van het landschap vormen de perceptieve kenmerken de derde benaderingswijze voor de discipline. Hier worden de perceptieve kenmerken van het studiegebied objectief beschreven en eventueel op kaart voorgesteld. Deze landschapsbeeldkartering kan gebeuren naar schaalkenmerken of naar visuele kenmerken.

11.8.3 Bespreking van de geplande situatie

De beschrijving van de geplande situatie voor de discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie gebeurt aan de hand van drie effectgroepen, namelijk:

ƒ effectgroep structuur- en relatiewijzigingen;

ƒ effectgroep verlies erfgoedwaarde; ƒ effectgroep wijziging perceptieve kenmerken.

Effectgroep structuur- en relatiewijzigingen

Deze effectgroep behandelt de ingrepen die een effect hebben op de structuur en relatie van het landschap. De bespreking is onderverdeeld in volgende aandachtspunten:

ƒ verwijderen of verstoren van geomorfologische elementen/ -eenheden en –processen: hierbij worden zowel de directe als indirecte effecten op de kenmerkende, zeldzame of gave geomorfologische elementen behandeld;

ƒ landschapsecologische verstoring: deze groep wordt slechts kort behandeld omdat deze meer uitgebreid behandeld wordt in de discipline fauna & flora; ƒ effecten van functionele versnippering van het actuele gebruik: de versnippering wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van het zeehavengebied die het landschap wijzigt. De effecten van deze versnippering worden nagegaan.

Effectgroep verlies erfgoedwaarde

Voor de beschrijving wordt een opdeling gemaakt op basis van het al dan niet bekend zijn van de onderzochte erfgoedwaarde:

ƒ voorspelling van de effecten op gekende erfgoedelementen: dit impliceert het inschatten van het mogelijke waardeverlies; ƒ voorspelling van de effecten van potentiële, maar niet gekend of niet bestudeerde erfgoedelementen: dit impliceert het inschatten van het mogelijke waardeverlies.

Door het verschil in beschikbare methodes wordt onderscheid gemaakt tussen landschap, bouwkundig erfgoed, archeologie en andere erfgoedwaarden.

Effectgroep wijziging perceptieve kenmerken

ƒ De methoden die gebruikt worden voor de analyse van de geplande situatie kunnen onderscheiden worden in de volgende groepen:

ƒ Methoden waarmee de ruimtelijke aantasting van landschapselementen en landschappelijke structuren beoordeeld worden. Bij deze methoden ligt er een zekere nadruk op de ruimtelijke effecten van de

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 107 P.000254 Kennisgeving

ingreep. Binnen deze beoordelingsmethoden kunnen methoden onderscheiden worden die de nadruk leggen op: - Bepalen van de absolute visueel-ruimtelijke effecten: verwijderen of toevoegen van landschapselementen - Bepalen van de visuele kwetsbaarheid van het landschap en de inpasbaarheid van ingrepen in het landschap - Bepalen van de veranderingen in de schaalkenmerken van het landschap ƒ Methoden waarmee de zichtbaarheid van ingrepen kan beoordeeld worden: - Bepalen van de visuele invloedssfeer van ingrepen

De beoordeling van de effecten is gebaseerd op volgende parameters: waarschijnlijkheid, aard van het effect (direct, indirect), omkeerbaarheid (reversibel, onherstelbaar), termijn van het effect (tijdelijk, permanent, lange duur,..), virtuele effecten en cumulatieve effecten als gevolg van andere plannen of projecten.

Tabel 11-22 Effectgroepen, criteria, methodologie discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie

Effecten Criterium Methodiek Eenheid

Structuur- en Aangetaste oppervlakte, Berekening oppervlakte/lengte/aantal via m², m relatiewijzigingen lengte van doorsnijding of GIS overlay plangebied met of aantal aantal doorsneden landschapstructuurkaart (en gewenste eenheden of bekomen ruimtelijke structuur volgens strategisch snippers plan Gentse zeehaven). Verlies Landschap Verdwijnen en verstoren Kwalitatieve benadering - erfgoedwaarde historisch-geografische elementen en structuren. Bouwkundig Vernietiging, beïnvloeding Kwalitatieve benadering: grondige - erfgoed ensemblewaarde, analyse (terreinbezoek, literatuur, beïnvloeding context. historische kaarten, foto’s…) en Effecten via grondwater, expertenoordeel bodem, lucht, trillingen, Mogelijk kwantitatieve evaluatie op basis licht… . van input uit andere disciplines Archeologie Fysieke aantasting door Voornamelijk uitgaande van een - vergraving, kwalitatieve analyse (CAI, literatuur, bodemtechnische ingrepen, historische kaarten…) kan een uitspraak verandering van de gedaan worden over eventuele negatieve grondwaterstand effecten van de voorgenomen ingreep en de significantie ervan. Wijziging perceptieve Bepalen van het aantal Op basis van plan en grondige Aantal kenmerken absolute visueel-ruimtelijke terreininventarisatie nagaan welke effecten: verwijderen of landschapselementen verdwijnen/worden toevoegen van toegevoegd. landschapselementen Inpasbaarheid van de Kwalitatieve benadering: - ingrepen in het landschap expertenoordeel op basis van vooraf gekozen criteria Bepalen van veranderingen Kwalitatieve benadering: - in de schaal van het expertenoordeel landschap Bepalen van de GIS-analyse voor bepalen van m zichtbaarheid van ingrepen zichtbaarheid ingrepen, nieuwe of te verdwijnen landschapselementen

11.8.4 Significantiekader

Voor de discipline “Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie”, wordt een globaal beoordelingskader opgesteld, waarbij een toetsingskader van -3 tot +3 wordt gebruikt, om de actuele en ook toekomstige impact te beoordelen.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 108 P.000254 Kennisgeving

Een significantiebeoordeling is echter gebiedsafhankelijk, sterk gerelateerd met de kenmerken van het effect (duur, invloedssfeer, intensiteit, omkeerbaarheid, herstelbaarheid…) en soms afhankelijk van de publieke aanvaardbaarheid. Hierdoor is het mogelijk dat op basis van de informatie die bij de opmaak van het MER bekomen wordt, een meer gedetailleerd en betrouwbaarder kader zal worden opgesteld.

Tabel 11-23 Significantiekader voor de discipline Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie

Kwetsbaarheid Ernst en omvang

HOOG GROOT Sterk determinerende landschapselementen en Zichtbare, opmerkelijke veranderingen in de landschapskenmerken behorende tot een zeer landschapselementen en/of landschapskenmerken over karakteristiek, onderscheidend landschap. Bijzonder een grote oppervlakte – intensieve veranderingen over beschermde gebieden die een belangrijke een beperkte oppervlakte. behoudswaarde bezitten (erfgoedlandschappen Effecten van het plan contrasteren zeer sterk met de behoren hier toe). Hoge gevoeligheid voor kleine vorm, schaal en patroon van het landschap. Permanente veranderingen. aantasting, vermindering of vernietiging van de integriteit8 en de landschapskenmerken. Inbreng van negatieve beelddragers waardoor de landschappelijke beeldkwaliteit van grote oppervlakten verloren gaan en/of verlies van sterk positieve visuele relaties.

MATIG MATIG Matig determinerende landschapselementen en Matige of lokale veranderingen door verlies van een landschapskenmerken behorende tot een zeer beperkte oppervlakte of het verwijderen van een beperkt karakteristiek landschap - matig karakteristiek aantal landschapselementen. landschap. Landschappen met een potentiële Effecten van het plan contrasteren matig met het behoudswaarde. Redelijke tolerantie voor landschap, waardoor de integriteit wordt aangetast. De veranderingen. effecten kunnen niet volledig gemitigeerd worden en kunnen cumulatief een ernstig negatief effect veroorzaken. Inbreng van negatieve beelddragers waardoor de landschappelijke beeldkwaliteit van beperkte oppervlakten verloren gaat en/of verlies van matig positieve visuele relaties.

LAAG KLEIN Weinig determinerende, eerder onbelangrijke Min of meer onopmerkelijke veranderingen door verlies landschapselementen en landschapskenmerken - over een zeer beperkte oppervlakte of het verwijderen weinig onderscheidend landschap. Gedegradeerde van een zeer beperkt aantal landschapselementen. landschappen met een kleine behoudswaarde. Effecten van het plan passen niet volledig in de vorm, Potentiële tolerantie tegen substantiële veranderingen. schaal en patroon van het landschap. Inbreng van negatieve beelddragers waardoor de landschappelijke beeldkwaliteit van zeer beperkte oppervlakten verloren gaat en/of verlies van gering positieve visuele relaties.

Effectbeoordeling Score Kwetsbaarheid Ernst en omvang

HOOG GROOT Sterk negatief effect -3 HOOG MATIG MATIG GROOT Matig negatief effect -2 HOOG KLEIN

8 De integriteit van een site is de samenhang tussen de landschapsecologische structuur en functies in het gebied, en die voorwaarde is voor het kunnen dragen en instandhouden van de karakteristieke landschapselementen en/of het complex van landschapselementen, waaraan de site zijn waarde ontleent. Het is hierbij belangrijk om te begrijpen of de effecten van het project zullen leiden tot een verschuiving van de standplaatsvoorwaarden en/of instandhoudingsvoorwaarden, dichter naar- of verwijderd van de standplaats- of instandhoudingsvoorwaarden waarop de integriteit is gebaseerd.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 109 P.000254 Kennisgeving

MATIG MATIG LAAG GROOT MATIG KLEIN Licht negatief effect -1 LAAG MATIG LAAG KLEIN

Wanneer een positieve invloed wordt verwacht dient dezelfde redenering toegepast te worden.

11.8.5 Milderende maatregelen

Waar nodig zullen milderende maatregelen voorgesteld worden om de negatieve invloeden, veroorzaakt door het plan, te verminderen. Bij de negatieve scores zal sowieso gezocht worden naar milderende maatregelen, ongeacht hoe negatief ze zijn. Een score van -1 à -2 geeft aan dat milderende maatregelen wenselijk zijn, scores van -2 à -3 geeft aan dat milderende maatregelen meer dan wenselijk zijn en dat ze zeker in overweging dienen te worden genomen.

Afhankelijk van de mogelijke effecten kunnen de milderende maatregelen curatief alsook preventief van aard zijn.

De effectverminderende maatregelen worden geformuleerd in functie van het behoud van erfgoedwaarden (monumentaal, archeologisch en landschappelijk erfgoed), het behoud of accentueren van herkenbare ruimtelijke structuren, de verbetering van de inpasbaarheid en een verhoging van de landschapskwaliteit in het algemeen.

11.9 Discipline Mens-Ruimtelijke aspecten

11.9.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied wordt gedefinieerd als het gebied waarbinnen de geplande ingrepen en de effecten van die ingrepen op het vlak van de ruimtelijke functies merkbaar zijn. Dit gebied is vooral de onmiddellijk nabij gelegen woonstructuren, de voorzieningenfuncties rondom de geplande ingrepen, de natuur- en bosgebieden in de omgeving alsook de verkeersstructuur op lokaal en bovenlokaal niveau.

Er kunnen drie schalen onderscheiden worden waarop het plan invloed zal hebben;

ƒ Microschaal : min- en meerwaarden tengevolge van effecten zoals geluidshinder, nieuwe landmarks, verandering van de belevingswaarde, transformatie, wijziging en verdwijnen van functies, nieuwe functies en nieuwe relaties,… .

ƒ Mesochaal : aangrenzende functionele structuren zullen ook invloeden van het plan ondervinden (onder meer bereikbaarheid functies).

ƒ Macroschaal; invloed van het voorgestelde plan op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het studiegebied.

11.9.2 Beschrijving van de referentiesituatie

De referentiesituatie omvat de bestaande situatie. De beschrijving van de bestaande situatie zal gebruik maken van het beschikbare bronmateriaal (onder andere de projectdocumentatie, Gewestplan, BPA/RUP, Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan, Mobiliteitsplan, startnotas PAC, orthofoto’s, topografische kaarten, kadscans) en zal aangevuld worden met eigen vaststellingen en waarnemingen.

Het is mogelijk om de discipline ‘mens – ruimtelijke aspecten’ te benaderen op twee manieren, namelijk:

ƒ Volgens de functionele componenten

ƒ Volgens het ruimtelijke geheel

Bij deze benadering volgens de functionele componenten wordt een onderscheid gemaakt op basis van de functies wonen, werken, recreatie en communicatie:

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 110 P.000254 Kennisgeving

ƒ Wonen: in dit deel zal bij de beschrijving van de referentiesituatie een afbakening plaatsvinden van de ruimtelijke eenheden die deze functie bevatten. Deze afgebakende deelsystemen zullen eveneens de basis vormen voor het inschatten van effecten. Doordat er normaliter onteigeningen dienen plaats te vinden dient nagegaan te worden hoeveel huizen getroffen worden. Verder is het belangrijk de huidige leefkwaliteit te beschrijven zodat nadien een duidelijke afweging gemaakt kan worden van de beïnvloeding van de leefkwaliteit.

ƒ Werken: wat betreft de functie werken is in het betreffende studiegebied de primaire sector hoofdzakelijk van belang, namelijk door de aanwezigheid van landbouw. Als basis voor het inschatten van de effecten zullen de landbouwsystemen afgebakend worden. Indien er tijdens het verdere onderzoek een invloed blijkt op secundaire en tertiaire sectoren worden deze vanzelfsprekend verder besproken. Deze variabele dient voldoende nauwkeurig uitgewerkt te worden vermits de beoogde nieuwe infrastructuren een deel lokale landbouwgebied inneemt waardoor er minder landbouwoppervlakte beschikbaar is in de omgeving voor de aanwezige landbouwers.

ƒ Recreatie: doordat recreatie een ruim begrip dekt, wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds ‘specifieke of infrastructuurgebonden’ en anderzijds ‘secundaire of niet-infrastructuurgebonden’ recreatie. In het plan-MER voor dit project zal de nadruk moeten liggen op beide aspecten. Sommige delen van het projectgebied kennen potenties voor specifieke infrastructuur (bv. oude spoorwegzate); andere delen lenen zich in het algemeen goed voor recreatieve (landschappelijke) beleving , ttz. lokale bewoners gebruiken gebied voor minder langdurige recreatie (wandelen, fietsen,…).

ƒ Communicatie: deze functie bevat grotendeels infrastructuur en mobiliteit gerelateerde onderwerpen en wordt dan ook onder het voorgaande hoofdstuk behandeld.

De componenten van de ruimtelijke structuur zoals de aanwezige bebouwde gebieden en open ruimtes zullen bij de bespreking verweven worden met deze van de functionele structuur. Dit maakt het mogelijk om op een overzichtelijke en duidelijke manier aan te geven wat de relatie is tussen de aanwezige structuren en functies.

11.9.3 Bespreking van de geplande situatie

De impact op het dagelijks ruimtelijk functioneren van het gebied, zoals geschetst bij de beschrijving van de referentiesituatie, wordt geëvalueerd per type ruimtegebruiker (verlies aan ruimte en gebruiksmogelijkheden) en per onderscheiden impactgroep (bijvoorbeeld barrièrevorming, beleving, ruimtelijke samenhang): de voorgestelde ingreep kan een verbetering dan wel een verslechtering van de huidige toestand tot gevolg hebben.

Daarna volgt een effectbespreking naar de structurele samenhang van het studiegebied. Hierbij wordt nagegaan hoe en in welke mate het plan ingrijpt op de sociaal-ruimtelijke organisatie van het gebied en welke de structurerende impact is op de verdere ontwikkeling van het gebied (versnippering, toegankelijkheid, ...). Er is ook aandacht voor de meerwaarde die het plan kan betekenen voor de economische functies en de woonfuncties in het gebied.

De impact op de ruimtelijke structuur en functies wordt ingeschat:

ƒ tijdens de aanlegfase; ƒ tijdens de exploitatiefase.

Volgende effectgroepen worden beschreven:

ƒ impact op de ruimtegebruikfuncties: het ruimtebeslag wordt duidelijk beschreven voor alle functies. Waar nodig worden de functies ook kwalitatief beschreven (bvb. woondichtheid, aandeel en kwaliteit van de lokale voorzieningen, tewerkstelling van dienstverlening en bedrijven,…). Afhankelijk van de tracékeuze kunnen grondinnames (onteigeningen) van de huidige functies optreden. Daarnaast is er een belangrijke meerwaarde gecreëerd voor de transportfunctie.

ƒ impact op de ruimtelijke samenhang en barrièrewerking: hierbij wordt de sociaal-ruimtelijke organisatie van het gebied onderzocht. Barrièrewerking kan optreden als verbindingen al dan niet tijdelijk onderbroken worden. Ook de versnippering van ruimtelijke gehelen (zoals natuurgebieden, aaneengesloten landbouwpercelen) wordt onderzocht.

ƒ impact op de ruimtelijke belevingswaarde: de visueel-ruimtelijke aspecten (visuele kwaliteit van de omgeving, sociale veiligheid, …) die beïnvloed worden door het plan worden beschreven. Hiervoor wordt onder meer gesteund op de discipline ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’.

ƒ externe bereikbaarheid: de bereikbaarheid van functies kan veranderen door het realiseren van de nieuwe wegenis. In het MER zal de bereikbaarheid van functies zowel tijdens als na de werken beschreven worden.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 111 P.000254 Kennisgeving

Een overzicht van de mogelijke effecten, criteria, methodologie en effectuitdrukking voor de discipline Mens – Ruimtelijke aspecten wordt weergegeven in Tabel 11-24.

Tabel 11-24 Beoordelingscriteria voor de discipline Mens – Ruimtelijke aspecten

Effectgroep Criterium Meeteenheid Methodiek

Impact op de Oppervlakte/aantal m² Kwantitatieve inschatting door ruimtegebruikfuncties gewijzigde overlay van gebruikersfuncties. bodemgebruikskaarten met de Onteigeningen. verschillende planalternatieven. Impact op de Doorsnijden, verstoren, Kwalitatief Kwalitatieve benadering op ruimtelijke samenhang versterken of creëren van basis van overlay van en barrièrewerking ruimtelijke samenhang. bodemgebruiks- en structuurkaarten met de verschillende planalternatieven. Impact op de Aantasting van de Kwalitatief Kwalitatieve inschatting op ruimtelijke belevingswaarde. basis van input uit andere belevingswaarde disciplines. Externe bereikbaarheid Verbeterde/verslechterde Kwalitatief Kwalitatieve/kwantitatieve bereikbaarheid voor de inschatting, op basis van verschillende discipline mobiliteit, de gebruikersgroepen. situering van de gebruikersgroepen.

11.9.4 Significantiekader

Voor de discipline mens-ruimtelijke aspecten, wordt een globaal beoordelingskader opgesteld, waarbij een toetsingskader van -3 tot +3 wordt gebruikt, om de actuele en ook toekomstige impact te beoordelen.

Een significantiebeoordeling is echter gebiedsafhankelijk, sterk gerelateerd met de kenmerken van het effect (duur, invloedssfeer, intensiteit, omkeerbaarheid, herstelbaarheid…) en soms afhankelijk publieke aanvaardbaarheid. Hierdoor is het mogelijk dat op basis van de informatie die bij opmaak van het MER bekomen wordt, een meer gedetailleerd, concreter en betrouwbaarder kader zal worden opgesteld.

Een algemeen beoordelingskader voor deze discipline wordt als volgt voorgesteld:

Tabel 11-25 Significantiekader discipline mens-ruimtelijke aspecten

Significantiekader impact op de ruimtegebruiksfuncties

Nagenoeg het volledige areaal van de functie binnen het studiegebied gaat verloren. Onteigening van bewoonde woningen (met tuinen) of gebouwen die actueel gebruikt worden voor doeleinden van diensten en handel. -3 Sterke waardevermindering van een woongebouw door gedeeltelijke onteigening of door wijziging van de ligging t.o.v. het plan. Significant areaalverlies van de functie in verhouding tot het volledige areaal binnen het studiegebied. Onteigening van gronden die actueel en effectief in gebruik zijn voor landbouwdoeleinden (andere dan woningen), recreatiedoeleinden (andere dan handelszaken). -2 Beperkte kans op waardevermindering van een gebouw door gedeeltelijke onteigening of door wijziging van de ligging ten opzichte van de openbare weg. Beperkt areaalverlies van de functie in verhouding tot het volledige areaal binnen het studiegebied. Onteigening van niet bewoonde, noch voor enig ander doel gebruikte gebouwen. -1 Tijdelijke ruimte-inname, al dan niet met verstoringen van de normale functie van het eigendom tot gevolg. Geen of verwaarloosbaar areaalverlies van de functie. Geen onteigeningen. 0

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 112 P.000254 Kennisgeving

Significantiekader impact op de ruimtelijke samenhang en barrière-werking

Bereikbaarheid van diverse functies/locaties wordt onmogelijk -3 Ruimtelijke samenhang wordt op macroschaal verstoord Bereikbaarheid van diverse functies/locaties wordt verminderd -2 Ruimtelijke samenhang wordt op mesoschaal verstoord Bereikbaarheid van een zeer beperkt aantal functies/locaties wordt verminderd -1 Ruimtelijke samenhang wordt op microschaal verstoord Geen of verwaarloosbare wijziging in bereikbaarheid of ruimtelijke samenhang 0 Een zeer beperkt aantal functies/locaties die momenteel niet/moeilijk bereikbaar was, wordt ontsloten/beter bereikbaar +1 Ruimtelijke samenhang wordt op microschaal verbeterd Diverse functies/locaties die momenteel moeilijk bereikbaar waren, worden beter bereikbaar +2 Ruimtelijke samenhang wordt op mesoschaal verbeterd Diverse functies/locaties die momenteel niet bereikbaar waren, worden ontsloten +3 Ruimtelijke samenhang wordt op macroschaal verbeterd

Significantiekader belevingswaarde

Creëren van hinder of verstoring (met name: bronnen van geuremissies, stofemissies, visuele verstoring, geluidshinder), die zich permanent zal voordoen (over lange termijn) waarbij onder meer bewoners in -3 kwetsbare locaties het slachtoffer (receptor) van zijn; Creëren van hinder of verstoring (met name: geuremissies, stofemissies, visuele verstoring, geluidshinder), die zich permanent zal voordoen (over lange termijn) waarbij geen bewoners in kwetsbare locaties het -2 slachtoffer (receptor) van zijn; Creëren van tijdelijke hinder of verstoring, die zich enkel zal voordoen over korte termijn, hetzij voor -1 bewoners of voor andere gebruikers van de omgeving Geen enkele wijziging 0 Het tijdelijk verminderen van hinder of verstoring of tijdelijk wegnemen van de bronnen van deze hinder of +1 verstoring, hetzij voor bewoners of voor andere gebruikers van de omgeving Het permanent verminderen van hinder of verstoring voor bewoners buiten kwetsbare locaties of andere +2 gebruikers van de omgeving (of definitief verwijderen van bronnen van hinder of verstoring) Het permanent verminderen van hinder of verstoring ter hoogte van bewoners van kwetsbare locaties +3

Voor de effectgroep “externe bereikbaarheid”, wordt voor de beoordeling van de significantie in hoofdzaak gesteund op de significantiebeoordeling bij de discipline mobiliteit.

11.9.5 Milderende maatregelen

Waar nodig zullen milderende maatregelen voorgesteld worden om de negatieve invloeden, veroorzaakt door het plan, te verminderen. Milderende maatregelen moeten de negatieve effecten van het plan verzachten of compenseren. Er wordt naar milderende maatregelen gezocht als de effecten significant negatief zijn. De significantie kan verschillen volgens gebruikersgroep en in die zin zullen de milderende maatregelen die verschillen eveneens in rekening brengen.

Milderende maatregelen zullen zowel afzonderlijk vanuit de discipline Mens – Ruimtelijke aspecten voorgesteld worden als een afgewogen geheel vormen waarin diverse andere disciplines een inbreng in hebben.

11.10 Discipline Mens-Gezondheid

Deze discipline heeft betrekking op de gezondheidsaspecten, zoals beïnvloed door o.a. geluid, lucht- en waterkwaliteit.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 113 P.000254 Kennisgeving

11.10.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline mens wordt bepaald door de menselijke aanwezigheid in de omgeving van het plangebied.

Dit studiegebied wordt echter uitgebreid tot de volledige zone binnen dewelke zich effecten voor de mens kunnen voordoen via de verschillende abiotische milieucompartimenten. Deze eventuele uitbreiding van het studiegebied zal dus het gevolg zijn van de resultaten van de effectbepalingen voor de andere disciplines (Bodem en Grondwater, Oppervlaktewater, Fauna en Flora, Monumenten en Landschappen) en is om deze reden, althans ruimtelijk, niet a priori af te bakenen.

Voor de eerste inventarisatie (beschrijvende gegevens referentiesituatie) wordt de afbakening van het studiegebied begrensd in de gebieden tot ca. 0,5 km rondom het plangebied, aangevuld met het gebied/wegen dat door beduidende wijzigingen inzake verkeer beïnvloed zou kunnen worden. Verdere inventarisering vindt plaats, indien relevant, nadat de effecten uit andere disciplines werden begroot en gelokaliseerd.

Het studiegebied wordt dan ook bepaald door hoger vermelde disciplines, en zal vnl. overeenkomen met een invloedszone rondom de wegsegmenten waar relevante wijzigingen inzake verkeer zullen voorkomen of langsheen plaatsen waar nieuwe wegsegmenten aangelegd worden.

11.10.2 Beschrijving van de referentiesituatie

De verschillende relevante menselijke populaties worden ‘geïnventariseerd’ en afgebakend. Hierbij worden, gezien de aard van het plan gebied, in eerste instantie volgende groepen geïnventariseerd:

ƒ Bevolking; ƒ Recreanten;

ƒ Weggebruikers. ƒ Handelszaken;

Bij de beschrijving worden zoveel mogelijk cijfermatige gegevens verstrekt. Hiertoe wordt gesteund op allerhande statistisch materiaal. In voorkomend geval worden ook de kwetsbare en stiltebehoevende populaties zoals rusthuizen, enz. gesitueerd ten opzichte van de geplande situatie.

De inventarisatie betreft niet alleen de menselijke populaties en hun eventuele kwetsbaarheid maar eveneens elementen en/of infrastructuren die van aard zijn om de gezondheid of de veiligheid van de mens te beïnvloeden.

Steunend op de bespreking en de besluiten in de overige disciplines van het MER (lucht, bodem, water, geluid,…) wordt de actuele impact ten aanzien van de bevolking in kaart gebracht. Hierbij wordt per discipline het aantal gehinderden beschouwd.

11.10.3 Bespreking van de geplande situatie

Voor de evaluatie in de discipline mens-gezondheid (geplande situatie) worden volgende aspecten beoordeeld:

ƒ diverse milieuhinderaspecten tijdens de voorbereiding, de aanleg en tijdens de eigenlijke ‘exploitatie’ en de risico’s voor de menselijke gezondheid, dit tevens uitgaande van en steunend op de bespreking en de besluiten in de overige disciplines van het MER (lucht, bodem, water, geluid,…);

ƒ algemene hinder- en veiligheidsaspecten tijdens aanleg en exploitatie (geen eigenlijke risico-analyse en ook geen verkeersstudie);

Er zal worden weergegeven in hoeverre significante, en al dan niet omkeerbare effecten voor de mens kunnen optreden.

11.10.4 Significantiekader

Op basis van een expertenbeoordeling wordt een effect als gering (-1/+1), matig (-2/+2), sterk(-3/+3) negatief of positief significant beoordeeld.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 114 P.000254 Kennisgeving

Ook de onderlinge afweging van de verschillende alternatieven wordt beoordeeld op basis van een experteninschatting.

11.10.5 Milderende maatregelen

Om de negatieve gevolgen voor de omgeving te vermijden, zoveel mogelijk te verhelpen of te beperken, worden milderende maatregelen voorgesteld waar dit nodig wordt geacht.

De milderende maatregelen kunnen zijn:

ƒ curatieve maatregelen; ƒ preventieve maatregelen;

ƒ voorstellen voor monitoring, metingen of analyses.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 115 P.000254 Kennisgeving

12. REEDS GEKENDE ONZEKERHEDEN OF LEEMTEN IN DE KENNIS

Tijdens de opmaak van het MER zullen een aantal leemten of onzekerheden opduiken, waarbij onderscheid kan gemaakt worden in leemten in gegevens (informatie), leemten in inzichten of voorspellingsmethodes.

In het MER zal hier telkens een overzicht van gegeven worden en zal ook ingegaan worden op de consequenties ervan voor de effectvoorspelling en de besluitvorming.

Bij de start van het MER kunnen voor een aantal disciplines reeds een aantal leemten gedetecteerd worden:

Bodem

ƒ De studie van de bodemgesteldheid werd uitgevoerd op basis van de bodemkaarten van België. De waarnemingen en staalnamen voor het opmaken van deze bodemkaarten zijn uitgevoerd met een dichtheid van 1 tot 2 per hectare. Ondanks deze relatief grote dichtheid kunnen zich met betrekking tot bepaalde bodemkarakteristieken, toch onnauwkeurigheden ten gevolge van extrapolaties voordoen. ƒ De beschikbare gegevens van de bodem- en grondwaterkwaliteit vertegenwoordigen slechts een momentopname en kunnen een beperkt beeld van de realiteit opleveren. Ook het ontbreken van gegevens kan als een leemte in de kennis beschouwd worden. Op basis van de verontreinigde locaties zoals geïnventariseerd door OVAM wordt een inschatting gemaakt van de huidige bodemkwaliteit. Verder onderzoek zal meer uitsluitsel moeten geven over de kwaliteit van de uitgegraven grond, de hergebruikmogelijkheden en de noodzaak tot sanering.

Water

ƒ Mogelijk zijn niet voor alle waterlopen in het plangebied gegevens beschikbaar in verband met kwaliteit en kwantiteit doordat ze niet zijn geïnventariseerd. Debietsgegevens van de beken in dewelke het eventuele bemalingswater wordt geloosd, zijn mogelijk niet beschikbaar. Ook de inschatting van de huidige waterkwaliteit hangt af van de beschikbaarheid van meetgegevens op de betrokken waterlopen. ƒ Van de watervoerende lagen is de effectieve doorlatendheid niet exact gekend. Hierdoor is de berekening van de effecten van de bemaling steeds een benadering van de realiteit. In de studie zal daarom rekening gehouden worden met een “slechtste geval” situatie.

Geluid

De methodiek voor de bepaling van het verwacht geluidsniveau steunt op het gebruik van aannames inzake (toekomstige) verkeersstromen. Elke aanname wordt in het MER onderbouwd. Desondanks dient bij de gevolgde methodiek tal van onzekerheden mee in rekening gebracht te worden, welke te maken hebben met o.a.:

ƒ evolutie van verkeersstromen; ƒ modelmatige onzekerheden te wijten aan o.a. onvolkomenheden bij invoeren van bron- en omgevingskarakteristieken; ƒ onzekerheden betreffende de plaats en het aantal omwonenden (door te werken met bebouwde oppervlakten).

Deze onzekerheden leiden er toe dat de berekende geluidsbelasting niet zozeer absoluut mag beoordeeld worden, doch relatief ten opzichte van de referentiesituatie.

In Vlaanderen bestaat er vooralsnog geen wetgeving of normering omtrent verkeerslawaai hetgeen de beoordeling van de effecten bemoeilijkt. Met de Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai beoogt men op Europees niveau een gemeenschappelijke aanpak te bepalen om op basis van prioriteiten de schadelijke gevolgen, hinder inbegrepen, van blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen of te verminderen. De EU-Richtlijn werd omgezet in het Besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai d.d. 22/07/05 (BS 31/08/05). Hierin worden de volgende geluidsbelastingindicatoren gehanteerd: Lden (day-evening-night) en Lnight. Elke Lidstaat dient voor elk type geluidsbron (weg, spoor, luchtvaart en industrie) zelf grenswaarden vast te leggen voor Lden en Lnight. Dit is tot op heden nog niet gebeurd in Vlaanderen. Om toch de ernst van de effecten te kunnen beoordelen worden in het kader van het MER gebruik gemaakt van de richtwaarden voorgesteld voor verkeerslawaai op basis van de bestaande ontwerp-wettekst (KB van 1991 ).

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 116 P.000254 Kennisgeving

Gebrek aan richtwaarden in de huidige wetgeving (Vlarem) kan bij de bepaling van de Vlaamse verkeersnormen of richtwaarden leiden tot het herbekijken van de exploitatie en het treffen van extra maatregelen.

Lucht

Onzekerheden hebben te maken met:

ƒ Aard van de inputgegevens (bvb actuele en te verwachten verkeersstromen)

ƒ Actuele en toekomstige onzekerheden ƒ Modelmatige onzekerheden bij de impactberekeningen

Deze onzekerheden zijn moeilijk kwantitatief in te schatten. Ze nemen wel toe met de tijdshorizon.

Fauna & Flora

ƒ De leemten in de kennis die worden vastgesteld bij de disciplines Bodem en Water zijn eveneens van toepassing voor de discipline Fauna & Flora, vermits de conclusies van deze disciplines een deel van de input zijn voor het vaststellen en beoordelen van de effecten van het plan op de aanwezige natuurwaarden. Er wordt van uit gegaan dat voor de disciplines Bodem en Water op zodanige wijze zal worden omgegaan met de vastgestelde leemten, dat een onderschatting van de effecten voor fauna en flora uitgesloten mag worden. ƒ Het voorkomen van vegetaties en fauna is steeds een momentopname of combinatie van verschillende inventarisaties en zal bijgevolg nooit volledig kunnen zijn. Toch laten de veldgegevens, aangevuld met de bestaande literatuur en diverse contacten met de administraties en natuurverenigingen toe om de biologische waarde van het gebied te evalueren ƒ Ook voor de bespreking van de faunistische gegevens zal worden voortgegaan op bestaande inventarisaties, aangevuld met gegevens uit de literatuur en terreinwerk. Het ligt voor de hand dat het binnen het tijdsbestek van dit MER niet mogelijk zal zijn om een volledige inventaris van de fauna op te stellen. ƒ Effecten met seizoensgebonden variatie kunnen niet volledig in rekening gebracht worden. Om deze leemte in te vullen zal worden uitgegaan van een bepaling van de effecten in geval van een worst case scenario.

Landschap, Bouwkundig Erfgoed en Archeologie

ƒ Aangezien het landschap gevormd en beïnvloed wordt door de overige disciplines, gelden de ontbrekende gegevens voor deze disciplines ook als leemten voor het onderdeel landschap. ƒ Wat betreft het archeologisch erfgoed is het grootste deel van dit erfgoed niet bekend en slechts in potentie uit te drukken. Enerzijds is er de leemte van het ontbreken van basisgegevens, anderzijds het ontbreken van een waarderingskader. Ondanks in het MER getracht zal worden de archeologische potenties van het studiegebied in te schatten op basis van gedetailleerde gegevens beschikbaar in de Centrale Archeologische Inventaris (CAI) en bekend bij overheden, verenigingen…, heeft het ontbreken van een aantal basisgegevens tot gevolg dat de effectbeoordeling hier noodgedwongen een kwalitatief karakter heeft.

ƒ Ten aanzien van de effectbeoordeling kan geconstateerd worden dat geen toetsingskader voorhanden is door middel waarvan effecten kwantitatief beoordeeld kunnen worden.

ƒ Het effect van de effectgroep visuele hinder kan niet objectief bepaald worden.

Mens-ruimtelijke aspecten

ƒ Het effect op de effectgroep ruimtelijke belevingswaarde kan niet objectief bepaald worden.

Mens-Gezondheidsgerelateerde aspecten

ƒ Aangezien de discipline mens-gezondheid zich baseert op effecten die worden aangetoond binnen onder meer de disciplines water, bodem, lucht, geluid, trillingen en mens-verkeer, wordt voor de leemten in de kennis verwezen naar deze disciplines.

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 117 P.000254 Kennisgeving

13. GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN

Het verdrag inzake m.e.r. in grensoverschrijdend verband werd op 25 februari 1991 aangenomen te Espoo (Finland) en ondertekend door de Europese Gemeenschap. De doelstellingen van het verdrag van Espoo zijn dezelfde als van milieueffectrapportage in het algemeen, zij het dat vooral de nadruk wordt gelegd op de voorkoming, beperking en beheersing van belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten van voorgenomen activiteiten. Op 9 juni 1999 (B.S. 31/12/1999) heeft België via de ‘wet houdende instemming met het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, gedaan te Espoo op 25/02/1991’ het verdrag bekrachtigd. Verder kan er inzake gewestgrensoverschrijdende milieueffecten ook verwezen worden naar het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de Europese richtlijn van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (85/337EEG), gewijzigd door de richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997. Tot slot verwijzen we naar de bepalingen omtrent grensoverschrijdende effecten die zijn opgenomen in het MER/VR-decreet, waarbij wordt aangegeven dat de kennisgeving en het MER in voorkomend geval de gegevens bevatten die de administratie nodig heeft voor het aanvangen van de grensoverschrijdende informatie- uitwisseling. Als het plan aanzienlijke effecten kan hebben voor mens of milieu in andere lidstaten van de Europese Unie en/of verdragspartijen bij het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband ondertekend in Espoo op 25 februari 1991 en/of in andere gewesten of als de bevoegde autoriteiten van deze lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten daarom verzoeken, bezorgt de administratie de nodige informatie9 aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, verdragspartijen en/of gewesten.

Het geplande plan is volledig op Vlaams grondgebied gelegen. Het plangebied bevindt zich op grondgebied van de gemeente Kaprijke en bevindt zich op ruim 9 km van de Nederlandse grens. Significante grensoverschrijdende effecten ten gevolge van de aanleg en exploitatie van het plan worden niet verwacht. Nederland dient niet geïnformeerd te worden over eventuele milieueffecten.

9 1) Een afschrift van de volledig verklaarde kennisgeving; 2) Een beschrijving van de rapportageprocedure die op het voorgenomen project van toepassing is; 3) een aanduiding van de vergunningsplicht waaraan het voorgenomen project is onderworpen en een beschrijving van het doel ervan alsook van de toepasselijke vergunningsprocedure(s).

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 118 P.000254 Kennisgeving

14. VOORSTEL INHOUDSTAFEL VAN HET MER

0. NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

1. INLEIDING

1.1 Korte beschrijving van het voorgenomen plan

1.2 Toetsing aan de MER-plicht

1.3 Betrokken partijen

1.4 Verder Besluitvormingsproces

2. RUIMTELIJKE, ADMINISTRATIEVE, JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE SITUERING VAN HET PLAN

2.1 Ruimtelijke situering, afbakening plangebied

2.2 Administratieve voorgeschiedenis

2.3 Vergunningen

2.4 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

3. VERANTWOORDING VAN HET PLAN

4. PLANBESCHRIJVING

5. ALTERNATIEVEN

6. INGREEP-EFFECTANALYSE

7. AFBAKENING STUDIEGEBIED, BESCHRIJVING VAN DE BESTAANDE SITUATIE EN ONTWIKKELINGSSCENARIO’S

Voor de disciplines Bodem, Water, Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig erfgoed & Archeologie, Geluid en Mens

8. GEPLANDE SITUATIE (MILIEUEFFECTEN), MILDERENDE MAATREGELEN EN MONITORING

Voor de disciplines Bodem, Water, Fauna & Flora, Landschap, Bouwkundig erfgoed & Archeologie, Geluid en Mens

9. GEWESTGRENS- EN GRENSOVERSCHRIJDENDE MILIEUEFFECTEN

10. LEEMTEN IN DE KENNIS EN VOORSTELLEN VOOR MONITORING

11. TEWERKSTELLING, INVESTERINGEN EN GRONDSTOFFENBALANS

12. INTEGRATIE EN EINDSYNTHESE

13. LITERATUUR

14. VERKLARENDE WOORDENLIJST

15. BIJLAGEN

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 119 P.000254 Kennisgeving

15. VERKLARENDE WOORDENLIJST

abiotisch: behorende tot de niet-levende natuur (lucht, water, bodem) alternatief: een andere keuzemogelijkheid, beantwoordend aan de doelstellingen van het plan, omvattende: doelstellings-, locatie- en uitvoeringsalternatief autonome evolutie: een autonome ontwikkeling van een studiegebied is de ontwikkeling die dit gebied zou doormaken zonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf. basiskwaliteit: kwaliteit van het oppervlaktewater waarbij de normale evenwichtige ontwikkeling van het biologisch leven hersteld wordt of, waar aanwezig, gehandhaafd blijft belevingswaarde: de manier waarop het landschap ervaren wordt bemaling: afpomping van water om het grondwaterniveau plaatselijk te verlagen zodat funderingswerken in droge grond kunnen uitgevoerd worden bevaarbare waterlopen: de waterlopen opgenomen in het Koninklijk Besluit van 5 oktober 1992 tot vaststelling van de lijst van de waterwegen en hun aanhorigheden, overgedragen van de Staat aan het Vlaams Gewest biotisch: van de levende natuur bodem: het vaste deel van de aarde met inbegrip van het grondwater en de organismen die zich erin bevinden bodemsanering: het wegnemen, behandelen, afschermen, neutraliseren, immobiliseren of isoleren van bodemverontreiniging bodemverontreiniging: de aanwezigheid van stoffen of organismen, veroorzaakt door menselijke activiteiten, op of in gronden, die de kwaliteit van de bodem op directe of indirecte wijze nadelig (kunnen) beïnvloeden deelingreep: onderdeel van een ingreep, waarvoor afzonderlijke effecten kunnen aangegeven worden direct effect: een rechtstreeks milieu-effect als gevolg van een deelingreep discipline: milieu-aspect dat in het kader van een milieu-effectrapportage onderzocht wordt diversiteit: het aantal soorten dat op een bepaald oppervlak voorkomt ecosysteem: samenhangend geheel van elkaar onderling beïnvloedende planten, dieren, mensen en omgeving in een bepaald gebied effect: verandering in het abiotische milieu ten gevolge van (voornamelijk) antropogene activiteiten effectbeoordeling: waarde-oordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een geplande situatie uitgedrukt in kwalitatieve of kwantitatieve termen, zodanig dat de besluitvormer en de bevolking zich objectief kunnen inlichten over de ernst van de effecten effectvoorspelling: beschrijving van een toekomstige situatie rekening houdend met de aanleg, de exploitatie, de nabestemming en de afbraak van de geplande activiteit exploitatie: uitbating, gebruik fauna: de dierenwereld flora: de plantenwereld geluid: trillingen in de lucht die waarneembaar zijn voor het menselijk gehoor

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 120 P.000254 Kennisgeving geologie: de wetenschap van de bouw en de ontwikkelingsgeschiedenis van de aardkorst en van de processen die zich erin afspelen geplande situatie: toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het geplande plan gestuurde ontwikkeling: tegenover de autonome ontwikkeling staan door de overheid gestuurde en beïnvloede ontwikkelingen. Deze kunnen uiteraard zeer divers zijn en afhankelijk van beleidsvoornemens, plannen en programma’s. grondwater: water onder het grondoppervlak, meestal beperkt tot water onder de grondwaterspiegel indirect effect: onrechtstreeks milieu-effect ten gevolge van een direct effect of in hogere orde ten gevolge van een ander indirect effect ingreep-effectenschema: schema of netwerk dat de relatie tussen de milieueffecten onderling en met de afgeleide ingrepen van de activiteit aanduidt ingreep: onderdeel van een activiteit initiatiefnemer: degene (privaat- of publiekrechtelijk rechtspersoon) die een bepaald plan wil ondernemen en daarover een besluit vraagt kennisgevingsdossier: het kennisgevingsdossier vormt de eerste procedurele stap in de opmaak van een MER in Vlaanderen. Via de publieke terinzagelegging van dit dossier krijgen belangrijke actoren en het brede publiek de mogelijkheid om opmerkingen te maken over de toegepaste methoden en de te onderzoeken effecten, de alternatieven en de maatregelen met betrekking tot het milieu. Het kennisgevingsdossier ligt ter inzage bij de Dienst Mer en in de betrokken gemeente(n).

LAeq,T : het A-gewogen equivalent geluidsniveau is een maat voor het beschouwde fluctuerende geluid. De discontinue geluidsbelasting gedurende een periode T wordt omgerekend naar het niveau van een continu geluid met dezelfde geluidsbelasting.

LA95,T: het A-gewogen geluidsdrukniveau dat gedurende 95 % van de observatieperiode T wordt overschreden. Het is een maat voor het overwegend heersende achtergrondgeluidsniveau. landschap: het waarneembare deel van de aarde, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en wederzijdse beïnvloeding van de factoren klimaat, reliëf, water, bodem (abiotische factoren), flora en fauna (biotische factoren), alsmede het menselijk handelen (antropogene factoren)

LDEN: jaargemiddelde waarde van de geluidsbelasting op een welbepaalde plaats. De indicator steunt op een gemiddeld A-gewogen dag-, avond- en nachtniveau in dB. milderende maatregel: maatregelen die voorgesteld worden om nadelige milieu-effecten van het geplande plan te vermijden, te beperken en zoveel mogelijk te verhelpen milieu: de fysieke, niet-levende en levende omgeving van de mens waarmee deze in een dynamische en wederkerige relatie staat milieueffectrapportage: de procedure waarbij een rapport wordt opgesteld dat dient als hulpmiddel bij de besluitvorming rond een voorgenomen actie die belangrijke gevolgen kan hebben voor het milieu. Het milieueffectrapport dient de te verwachten gevolgen voor het milieu en de mogelijke alternatieven te analyseren en te evalueren natuur: het geheel van ecosystemen, flora, vegetatie en fauna onbevaarbare waterlopen: de waterlopen die door de regering niet in het KB van 5 oktober 1992 zijn opgenomen (niet als bevaarbare waterlopen worden gerangschikt) vanaf hun punt van oorsprong of van klassering, namelijk vanaf het punt waarop zij een deelbekken van meer dan 100 ha bezitten (Wet Onbevaarbare waterlopen) ontwikkelingsscenario: beschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutie onder invloed van plannen en beleidsopties. Deze scenario’s dienen beschreven te worden ter aanvulling van de referentiesituatie, indien er redenen zijn om aan te nemen dat

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 121 P.000254 Kennisgeving deze toestand in de toekomst ingrijpend kan veranderen. Deze veranderingen kunnen onder impuls geschieden van zowel de autonome ontwikkeling als door de mens gestuurde ontwikkelingen. polluent: verontreinigende stof populatie: planten of dieren van één soort die met elkaar een bepaald milieu in een bepaald gebied bewonen profiel: eigenschap van de bodem die bepaald wordt door een opeenvolging van lagen in de diepte, gekenmerkt door een eigen textuur, structuur, kleur,... en die ontstaat als gevolg van de inwerking van klimaat en biologische factoren plangebied: het gebied waarin een voorgenomen activiteit gepland is recreatie: alle vormen van gedrag gericht op ontspanning in de vrije tijd met een maximale duur van één dag. Deze activiteiten kunnen plaatsvinden binnen of buiten de eigen woning of woonomgeving referentiesituatie: de toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectvoorspelling, omvattende: de huidige, gewijzigde en de wenselijke situatie reikwijdte: de te beschouwen aspecten van het milieu in de m.e.r. sanering: gezond maken, verontreiniging wegnemen, immobiliseren of isoleren secundair effect: milieueffect veroorzaakt door een activiteit, die een gevolg is van het geplande plan significantie: het kenmerk van een effect dat de graad van invloed op de besluitvorming bepaald, uitdrukking van de ernst van een effect door het invoeren van een uniforme waarderingsschaal structuur (bodem): eigenschap van de bodem die bepaald wordt door de samenhang tussen de bestanddelen van de bodem groepen van korrels, humus,...) structuurkenmerken: eigenschappen die de morfologisch variatie van een waterloop beschrijven zoals het meanderend verloop, het stroom-kuilenpatroon en de aan- of afwezigheid van holle oevers studiegebied: het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten textuur (bodem): eigenschap van de bodem die bepaald wordt door de grootte van de bodemkorrels. De bodem wordt op basis van de textuur ingedeeld in de klassen: zand, lemig zand, licht zandleem, leem, klei en zware klei vegetatie: ruimtelijke massa van plantenindividuen, in samenhang met de plaats waarin zij groeien en in de rangschikking die zij spontaan en door onderlinge concurrentie hebben ingenomen verwijdering: de vernietiging en definitieve opslag op of in de bodem en de hierop gerichte handelingen evenals de handelingen die als dusdanig worden bepaald door de Vlaamse regering overeenkomstig de geldende Europese voorschriften waterbodem: de bodem van een oppervlaktewaterlichaam die altijd of een groot gedeelte van het jaar onder water staat zand: de minerale fractie groter dan 63 Njm

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 122 P.000254 Kennisgeving

AGIV: Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen

ANB: Agentschap voor Natuur en Bos

APA: algemeen plan van aanleg

BPA: bijzonder plan van aanleg

BS: Belgisch Staatsblad

BVV: bruto verhuurbare vloeroppervlakte

DOV: Databank ondergrond Vlaanderen

EU: Europese Unie

GNOP: gemeentelijk natuurontwikkelingsplan

IVON: Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk

LNE: Departement Leefmilieu, Natuur en Energie

MB: ministerieel besluit

MER: milieueffectrapport mer: milieueffectrapportage m.i.v.: Met inbegrip van

NGI: nationaal geografisch instituut

OVAM: Openbare Vlaamse afvalstoffenmaatschappij

RSV: ruimtelijk structuurplan Vlaanderen

RUP: ruimtelijk uitvoeringsplan

TAW: Tweede Algemene Waterpassing (referentiepeil van het gemiddelde waterniveau te Oostende)

VEN: Vlaams ecologisch netwerk

VHA: Vlaams hydrografische atlas

VIOE: Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed

VLAREBO: Vlaams reglement betreffende de bodemsanering

VLAREM: Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning met de vergunningsprocedures (Vlarem I) en de uitbatingsvoorwaarden (Vlarem II)

VMM: Vlaamse Milieumaatschappij

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 123 P.000254 Kennisgeving

16. BIJLAGEN

16.1 Bijlage 1: Type-oplossingen kruispunten

Aansluitingscomplex N49 te Kaprijke en omleidingsweg te Lembeke 124