Toestand en herstel unieke getijdennatuur langs de foto E. Verduin

Langs de Nieuwe Waterweg, ten westen > Begin twintigste eeuw lagen rondom Gors kribben stroomt, waardoor er een luwtegebied van , ligt ‘Gors ’, Rozenburg meerdere gorzen. Een gors is een uiter- ontstaat en sediment kan bezinken. een laatste restant aan natuurlijke oever waard in het zoetwatergetijdegebied. Voorbeelden zijn biezengorzen, grasgorzen en rietgorzen. De Beschrijving vegetatie in een verstedelijkt havengebied (zie gorzen bij Rozenburg zijn verloren gegaan door Bijzonder van dit gors is de geleidelijke gradi- luchtfoto). In 2006 heeft Rijkswaterstaat indijking en het 150 meter westwaarts verplaatsen ent van oever naar water. Daardoor komen hier een kribverhoging bij dit gors uitgevoerd van de veerverbinding Maassluis – Rozenburg. typische vegetatiezones voor van brakwater in om sedimentatie te stimuleren en zo de Door indijking van een gebied ten westen van de getijdengebieden. Als voorbeeld is een dwarsdoor- toekomst van het gors veilig te stellen. veerhaven is het intergetijdengebied ter hoogte snede gemaakt van de vegetatiezones in relatie Daarnaast hoopt Rijkswaterstaat dat deze van het huidige gors in de luwte komen te liggen tot de overstromingsfrequentie. en is natuurlijke opslibbing op gang gekomen. Op het lage gors (dagelijkse overstroming) staan inrichting bijdraagt aan het bereiken van Waarschijnlijk heeft het kunstmatig opbrengen biezen en riet (Phragmites australis). Beide soor- de Kaderrichtlijn Waterdoelstelling voor van sediment de vegetatieontwikkeling versneld. ten zijn bestand tegen de grote getij-amplitude migrerende vissen. Grontmij heeft de ve- Zo is het huidige Gors Rozenburg rond de jaren die hier voorkomt (gemiddeld 1,67 m Maassluis; getatie vergeleken met eerdere opnamen. zestig van de vorige eeuw ontstaan. GHW = NAP + 1,12 m en GLW = NAP – 0,55 m). Het Rijkswaterstaat heeft de onderwatermor- Een hogere scheepvaartintensiteit (golfslag), vermelden waard is de aanwezigheid van spindot- uitdieping van de vaargeul en een verhoogde terbloemen (Caltha palustris ssp. araneosa) tussen fologie in kaart gebracht. Er bleken grote waterafvoer in de Nieuwe Waterweg door de het riet, een soort die bij uitstek is aangepast aan veranderingen in de vegetatie te zijn op- afsluiting van het , zorgden vanaf de het getij door zich te verspreiden via het water getreden. De kribverhoging heeft echter jaren zeventig voor afkalving van de oevers. Het met bewortelde scheuten. De biezenvegetatie, be- nog niet geleid tot groei van het gors. areaal aan intergetijdengebied, het gebied tussen staande uit heen (Bolboschoenus maritimus), staat hoog- en laagwater, is daardoor sterk in omvang nog lager in de zone in en langs het water. afgenomen. In 2006 is besloten drie kribben ten Door afname van de getijdendynamiek enerzijds westen van het gors met 35 tot 55 cm te verho- (door afsluiting van het Haringvliet in 1970) en gen om zo sedimentatie in het kribvak (zie pijl anderzijds door een toename van de golfdyna- — Rien Stolk, Michelle de la Haye (Grontmij) en op luchtfoto) te creëren. Het plan was dat het miek door de toegenomen duwbakvaart vanaf de Bas Kers (Rijkswaterstaat) water bij gemiddeld hoogwater niet meer over de jaren zeventig, is het biezenareaal in het getijden-

december 2015 3 Dwarsprofiel met typische vegetatie zonering van Gors Rozenburg. foto Rien Stolk

gebied sterk afgenomen. Om oeverafslag tegen te bloeier en verdwijnt in de loop van het seizoen voor de eerste begroeiing met biezenvegetatie. gaan, zijn overal in het getijdengebied vooroevers in een dichte vegetatie van zeekweek (Elytrigia Afhankelijk van de waterstroming kan op termijn aangelegd. Helaas leidde dit tot versnelde vegeta- atherica) en zulte (Aster tripolium). Op het hoge binnen het kribvak vanuit de hoeken, waar de tiesuccessie aan de oeverzijde (dichtgroeien met gors (piek- of springtij-overstroming) zijn vochtige opslibbing hoger is, verdere uitbreiding plaats- riet en struweel), terwijl de standplaats aan de ri- ruigtevegetaties met moerasmelkdistel (Sonchus vinden. Ter hoogte van het Gors Rozenburg is vierzijde van de oeververdedigingen te dynamisch palustris) en grote engelwortel (Angelica archan- de erosie onder water echter nog niet helemaal bleef. De biezenvegetaties namen hierdoor verder gelica) karakteristiek voor het benedenrivierenge- gestopt, in het midden van het kribvak is het af en zijn nu vrijwel verdwenen. bied. Zij worden afgewisseld met diverse soorten bodemniveau zelfs iets gedaald. De overige delen Boven de gemiddelde hoogwaterlijn komt in bomen en struiken. van het kribvak hebben wel een stabiel waterbo- het gebied een vloedmerk voor (dat is de smalle demniveau. strook met planten- en dierenresten en zwerfvuil) Beschrijving morfologie met daarop een stikstofminnende vegetatie van Na verhoging van de kribben blijkt dat er onder- Veranderingen vegetatie 1997-2011 meldes en ganzevoeten, die is aangepast aan een water natuurlijke opslibbing plaatsvindt in de Het beheer van Rijkswaterstaat bestaat alleen uit organisch rijke bodem. Bijzonder is dat een deel kribben ten westen van Gors Rozenburg. In de het jaarlijks ruimen van zwerfvuil. Van vegeta- van deze vegetatie overeenkomsten vertoont met hoeken van die kribvakken zijn na 5 jaar lichte tiebeheer is tot nu toe geen sprake. Ten opzichte vloedmerkvegetaties van zilte kwelders. verhogingen van de waterbodem waarneembaar van 1997 zijn enkele veranderingen in de vegetatie Nog verder van het water af komen grazige vege- van maximaal 20 tot 30 centimeter. Waarschijn- opgetreden: taties en (riet)ruigtes voor met een tolerantie voor lijk is de sedimentatiesnelheid hier slechts enkele • Op het lage gors is door erosie en successie brakwater. Echt lepelblad (Cochlearia officinalis centimeters per jaar. Bij 2 cm opslibbing per jaar het areaal biezenvegetatie afgenomen. De ssp. officinalis) is daarin een echte voorjaars- zou het gebied over ongeveer 10 jaar geschikt zijn vegetatie is eenzijdiger geworden en een deel

4 december 2015 is doorgeschoten naar soortenarm getijdenriet. (NAP -1,12 m). Ter hoogte van Gors Rozenburg dus nog zo 10 à 20 jaar duren voordat een eerste • Het oostelijk deel van het lage gors lijkt te is heen aangetroffen op een maximale diepte vegetatie zich kan gaan vestigen. zijn opgeslibd naar een middelhoog gors. van GHW – 1,02 m. Een snellere optie voor uitbreiding van het gors Ongeveer een derde van de biezenvegetatie is op deze locatie is het actief aanbrengen van sedi- hier overgegaan in riet en een grazige vegeta- Veranderingen ment tegen de dijk tot een hoogte van maximaal 1 tie met rietzwenkgras (Festuca arundinacea). De vegetatie is ten opzichte van 1997 dus behoor- m + NAP. Deze hoogte zou voldoende moeten zijn Op het middelhoge gors is verder een deel lijk veranderd. Op het lage gors is de vegetatie voor vegetatieontwikkeling vanuit de oever. Deze van de grazige vegetatie met strandkweek en in 2011 minder divers doordat het biezenareaal maatregel voorkomt de continue verplaatsing rietzwenkgras overgegaan in rietruigtes met door successie is afgenomen. Op het hoge gors van sediment in de getijbeweging van het water. onder andere haagwinde (Convolvulus sepium), is er vooral een toename te zien van struiken en Als er eenmaal vegetatie is, dan houdt deze het harig wilgroosje (Epilobium hirsutum) en grote bomen. De meest waardevolle vegetatietypen lig- sediment beter vast en zal het ook de opslibbing engelwortel. gen op het lage gors, dat begint net iets boven de doen versnellen. • Op het hoge gors zijn als gevolg van verder- gemiddeld hoogwaterlijn tot net boven de gemid- Weer een andere optie is het aanbrengen van har- gaande successie de ruderale gemeenschappen deld hoogwaterspringlijn, waar het vloedmerk de structuren als een langsdam of bodemdrempel verdrongen door vochtige strooiselruigten. De zich bevindt. Daar treden ook de sterkste verande- tussen de kribben, waardoor de bodemerosie vegetatie met kweek (Elytrigia repens), heer- ringen op als gevolg van erosie, sedimentatie en wordt afgeremd. In de Nieuwe Waterweg zal hier- moes (Equisetum arvense) en zandzegge (Carex successie. Als de successie niet wordt afgeremd, mee in het project de Groene Poort geëxperimen- arenaria) is verdwenen. Daarvoor in de plaats zal de typische gorsvegetatie waarschijnlijk teerd worden. Door middel van het aanleggen van zijn vochtige ruigtes met harig wilgroosje, riet verdwijnen tussen struiken en bomen. Het ver- vooroeververdedigingen tussen een aantal krib- en moerasmelkdistel ontstaan. Deze veran- wijderen van zwerfvuil voorkomt ook successie, ben, waarbij de ruimten tussen de kribben opge- dering is vooral op het oostelijk deel van het doordat de kunstmatige ophoging van het terrein hoogd worden met sediment (zie website). Zo kan hoge gors waar te nemen. In het westelijk deel afgeremd wordt. Een mogelijkheid hiervoor zou een geschikt habitat voor pioniervegetaties als is door aanwezigheid van grind en puin aan zijn het gefaseerd uitvoeren van cyclisch beheer. biezen ontstaan. Het risico bestaat echter dat het het oppervlak de vegetatie niet veel veranderd Vijf jaar na uitvoering van de kribverhoging niet duurzaam zal zijn, omdat door het weghalen en hier is nog steeds een ruderale vegetatie zijn in de vegetatie nog geen positieve effecten van de natuurlijke dynamiek al vrij snel de biezen aanwezig. Als gevolg van successie is veel stru- waargenomen op het biezenareaal. Dit wordt door successie zullen worden opgevolgd door riet weel met rimpelroos (Rosa rugosa) verdwenen, veroorzaakt door het aanhoudend zakken van en wilgen, een beeld wat we overal zien in het daarvoor in de plaats komt veel boomopslag het bodemniveau in het midden van het kribvak. benedenrivierengebied. Het is daarom belangrijk voor, bestaande uit wilg (Salix spp.), zwarte Onduidelijk is of het veranderde stromingspa- om een balans te vinden tussen een geschikte els (Alnus glutinosa) en gewone es (Fraxinus troon de bodemdaling juist in het midden van het standplaats en de juiste dynamiek. excelsior). kribvak versterkt. • Tot de toonaangevende nieuwe soorten be- Het is belangrijk de ontwikkelingen in nieuw horen de kenmerkende getijdensoorten zulte, Toekomstige projecten aangelegde gebieden te volgen om er achter te echt lepelblad en spindotterbloem. Verder zijn Het is wel duidelijk dat kribverhoging op de komen wat werkt en wat niet werkt, ook als ont- verschenen soorten als grote zandkool (Diplo- langere termijn voor positieve veranderingen wikkelingen langzaam gaan! Door het delen en taxus tenuifolia), zeeraket (Cakile maritima), zorgt binnen de intergetijdenzone. Het proces van uitwisselen van opgedane ervaringen en kennis strandmelde (Atriplex littoralis), zeemelkdistel sedimentatie is weer op gang gebracht in de hoe- kunnen deze ingezet worden bij de inrichting en (Sochus arvensis ssp. Maritimus) en brede wes- ken van het kribvak. Alleen gaat opslibbing in een beheer van toekomstige projecten. < penorchis (Epipactis helleborine). Deze laatste dynamisch systeem heel langzaam en zorgt nog is vaak karakteristiek voor de hogere delen van niet voor de juiste bodemhoogte die nodig is voor [email protected] een gors met wat drogere wilgenbossen. de vestiging van biezen. Voor een duurzame vesti- • Ten westen van Gors Rozenburg is vestiging ging en uitbreiding van het biezenareaal moeten E]]jaf^gjeYla]2 van (biezen)vegetatie nog niet waargenomen. de droogvallende zandplaten nog minimaal 20 cm ooo&dYf\lgf_jgr]fZmj_&fd'?jg]f]%hggjl&`led& De droogvallende platen liggen nog te diep stijgen. Bij 1 à 2 cm sedimentatie per jaar kan het foto Rien Stolk

december 2015 5