Dijkdoorbraak

Tjerk Lammers

presenteert DIJK DOOR BRAAK!  ROCK VAN EIGEN BODEM 1958 - HEDEN

Ambo | . Universal Music | Baarn Uitgeverij Ambo, Universal Music Benelux en de auteur hebben getracht alle rechthebbenden van beeld- en geluidsmateriaal te achterhalen. Zij die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich tot de uitgever wenden.

ISBN 978 90 263 2491 8 © 2012 Tjerk Lammers Vormgeving binnenwerk Studio Jan de Boer Mastering cd’s Otto Baeten, QS Sound Lab Omslagontwerp TFX Image Development Foto auteur © Patricia Steur

Verspreiding voor België: Veen Bosch & Keuning uitgevers n.v., Antwerpen Inhoud

Voorwoord 6

Dijkdoorbraak! 10

De artiesten 23

De tracks

CD 1 1958-1971 184 CD 2 1971-1989 198 CD 3 1989-2004 210 CD 4 2004-2011 222

Tracklist 234

Dankwoord 239

Bronnen 240

Fotografie 244

Index 245 Q65 Voorwoord

Als zesjarig jochie in het Friese Drachten kweelde ik in 1960 mee met ‘Kom Van Dat Dak Af’ en luisterde ik naar programma’s als Tijd Voor Teenagers en Tussen Tien Plus En Twintig Min – verdwaalde uurtjes popmuziek in een verder bar radiolandschap. Popmuziek was iets fascinerends, iets dat mijlenver afstond van de suffe jazz van mijn ouders. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Mijn eerste echt tastbare kennismaking met nederrock vond plaats op De Veen- hoop, een miniem gehucht nabij Drach- ten. Daar staat al sinds De feesttent op De Veenhoop mensenheugenis elke zomer een feesttent waarin bekende rockmuzikanten optreden voor een publiek van dorpelingen en watersporters. Het zal 1966 of 1967 zijn geweest toen ik daar als twaalf- of dertienjarig jongetje onder het tentzeil door kroop, om zo stiekem van Q65 en Groep 1850 te kunnen genieten. Van laatstgenoemde band kan ik me weinig meer herinneren, van Q65 des te meer. Nog nooit zo bang geweest! Ik stond helemaal vooraan en maakte van veel te dichtbij mee hoe woest zanger Wim Bieler tekeerging. Ik wilde vluchten, maar bleef toch staan, voor altijd betoverd door de kracht van rock-’n-roll. Vanaf dat moment wist ik het zeker: ik moest en zou de popmuziek in. In april 1977 werd ik perschef bij WEA Records in Hilversum. Sindsdien heb ik voor platenmaatschappijen in Baarn en Londen gewerkt, ben ik manager van allerlei rockacts uit allerlei landen geweest en heb ik vanuit Amsterdam en Los Angeles geschreven voor kranten en bladen. Tijdens de vele jaren die ik in het buitenland woonde, miste ik een paar dingen hevig: kroketten, Studio Sport… en nederrock.

7 Mijn platencollectie overal mee naartoe slepen stuitte op praktische bezwaren. In die tijd had je nog geen handig USB-stickje met een gigacollectie muziek of streaming audio via de computer, dus de nood was hoog. Want er is iets met nederrock dat het uniek maakt. Wát precies, daar kan ik de vinger niet op leggen. Zelfs al die nederrockers die in het Engels tekeergaan en hun voorbeelden uit Amerika en Engeland zo getrouw mogelijk nadoen, blijven altijd iets typisch polderachtigs houden. Dat geldt natuurlijk voor een band als Q65, want Bieler zong in een geheel zelfvervaardigde Haagse variant van de Engelse taal. Maar gek genoeg geldt het ook voor een op Amerikaanse leest geschoeide band als Kane; je hoort het niet, je ziet het niet, maar toch wéét je dat het Nederlands is.

En ik hou daarvan. Ik ben opgegroeid met The Beatles en de Stones, Hendrix en Led Zeppelin, en geniet van onnoemelijk veel moderne buitenlandse acts, maar als ik naar een onbewoond eiland zou moeten verhuizen met slechts één kastje platen, zou dat de Ikea-Billy vol nederrock zijn die hier ter linkerzijde van mijn tekstverwerker staat. Toen ik in 1999 met de popmuziekglossy voor volwassenen Aloha begon, en zes jaar later met Revolver Magazine, wist ik daarom één ding zeker: in elke uitgave zou op z’n minst één mooi verhaal over een Nederlandse band of artiest moeten staan. En zo geschiedde. Geweldige popjournalisten zwermden uit om her en der de meest legendarische nederrockers het verhaal van hun muzikantenleven te ontfutselen.

8 Omdat het geheugen onbetrouwbaar is, probeerden ze waar mogelijk bij elke act verschillende bandleden te interviewen. Zo werden de mooiste verhalen naar de zo betrouwbaar mogelijke waarheid opgetekend. De verhalen over de veertig belangrijkste nederrockacts die in Dijkdoorbraak staan, zijn op deze artikelen gebaseerd. De uitspraken die de ruggengraat van elk verhaal vormen, zijn aan de musici ontfutseld door de uitmuntende popjournalisten van Aloha en Revolver. Hooggewaardeerde collega’s, mijn dankbaarheid hiervoor grenst aan hondsdolheid. Veertig diepe buigingen voor jullie met hart en ziel geschreven werk. Waarin nederrock verschilt van ? Dat is een kwestie van gevoel. Zoals ik altijd op gevoel de artiesten uitkoos die in Aloha en Revolver toegelaten werden, zo heb ik op datzelfde gevoel bepaald welke veertig Nederlandse bands en artiesten een plek verdienen in Dijkdoor- braak. Ik had ook voor Borsato of Meeuwis kunnen kiezen, maar mijn gevoel vindt dat te ‘pop’. Caro Emerald is onze succesvolste artiest en ik vind haar muziek heel leuk, maar dan vooral heel leuk voor mijn moeder. Ik ben een tijdje hevig gestalkt door medewerkers van Rob de Nijs, die vonden dat hij een interview met Aloha verdiende. Dat heb ik geweigerd, maar daarentegen is een held aan wie we zoveel mogelijk papier opgeofferd hebben. Wederom een kwestie van gevoel. Míjn gevoel. De jury heeft gesproken, het vonnis staat vast, hoger beroep is niet mogelijk. Overigens geef ik toe dat ik met veertig nederacts niet uitkwam; er is gewoon te veel mooie nederrock gemaakt en eigenlijk had ik er duizen- den pagina’s en honderden cd’s aan willen besteden. Daarom heb ik een beetje vals gespeeld: tussen de tracks op de bijgevoegde vier cd’s zie je af en toe een liedje staan dat niet van een van de veertig uitverkorenen is. Vijftien gesmokkelde songs van evenzovele andere geweldige neder- rockers, die ik toch met een hoogtepuntje uit hun carrière wilde eren. Ik heb genoten tijdens het schrijven van dit boek. Na maanden ondergedompeld te zijn geweest in nederrock kan ik er nog steeds niet genoeg van krijgen. Ik ben inmiddels een vijftigplusser, maar als het moet kruip ik zo weer onder dat tentzeil door. En ik nodig jou uit om met me mee te komen. Dus stop cd 1 in de speler en sla deze bladzijde om…

9 Dijkdoorbraak!

De jaren vijftig van de vorige eeuw zijn zo’n beetje het sufste decennium uit de Nederlandse geschiedenis. Het is een tijd van handen uit de mouwen, hard werken, keurig naar de kerk en in de pas lopen. Rock-’n- roll krijgt hier dan ook maar met moeite voet aan de grond. De bekend- ste popartiest is Eddy Christiani, die tussen 1953 en 1956 elk jaar boven aan de populariteitspoll van het popblad Tuney Tunes eindigt. Christia- ni’s grootste troef is dat hij een elektrische gitaar bespeelt, een sensatie in die tijd. Dankzij de aanschaf van zijn Epiphone Electar Model M wordt hij alom geëerd als meestergitarist van wereldformaat, maar als je Eddy’s oeuvre nu beluistert hoor je een middelmatige snarenplukker die zoetsap- pige liedjes als ‘Spring Maar Achterop’, ‘Daar Bij De Waterkant’ en ‘Hoe Je Heette Dat Ben Ik Vergeten’ zingt. Verder wordt het hitwezen in dit stenen tijdperk bepaald door allerlei door de radio-omroepen bestierde orkesten, zoals het onder KRO-paraplu opererende Orkest Zonder Naam, het door de VARA gesteunde dansorkest Accordeola, NCRV’s Aethergeuzen en het AVRO- orkest De Zaaiers van dirigent Jos Cleber. Een van de vele musici uit het laatstgenoemde orkest is saxofonist en klarinettist Jan van Halen. Op zoek naar nieuwe uitdagingen verhuist hij in 1962 met zijn gezin naar Californië, alwaar zijn zoontjes Alex en Eddie een glanzende carrière wacht. Maar dat is weer een heel ander verhaal. Omdat de Amerikanen en de Engelsen ons bevrijd hebben en ons kleine landje ook dan al zeer internationaal ingesteld is, vindt het Engelstalige repertoire uit die landen hier gretig aftrek. Dientengevolge is er in die tijd praktisch geen land ter wereld waar zoveel internationale muziek op de radio gedraaid wordt. Onze eerste hitparades (de KRO begon er al eentje in 1948) worden dan ook voor 90 procent gevuld met buitenlands materiaal – en eigenlijk is die voorkeur voor muziek van

10 buiten onze grenzen, gekoppeld aan een merk- waardig gebrek aan waardering voor ons eigen nationale product, nooit helemaal verdwenen. Je kunt zelfs stellen dat het buitenland onze Nederlandse muziek eind jaren vijftig meer waardeert dan wijzelf: in 1957 wint Corry Brokken het Eurovisie Songfestival met ‘Net Als Toen’, twee jaar later gevolgd door Teddy Scholten met ‘Een Beetje’. Kom daar tegenwoordig nog eens om! Hoe weinig chauvinistisch we overigens zijn, blijkt wel uit het feit dat ‘Een Beetje’ hier zelfs na de overwinning maar matig verkoopt. Nederlandse artiesten hebben in die jaren nog het meeste succes met vertaalde covers van – vooral – Amerikaanse en Engelse hits. Dat die vertalingen vaak nogal losjes zijn, blijkt wel uit de nummer-2-hit van The Fouryo’s uit 1959 ‘Zeg Niet Nee’, dat een cover is van ‘Tell Him No’ van het Amerikaanse duo Travis And Bob: de Nederlandse vertaling betekent precies het tegenovergestelde van het Amerikaanse origineel. Rock-’n-roll is in die tijd veel te wild voor ons duffe landje. In Amerika organiseert de legendarische diskjockey Alan Freed al begin jaren vijftig denderende rock-’n-rollfeesten. Elvis Presley zorgt vanaf 1955 voor een revolutie en wildebrassen als Jerry Lee Lewis en Little Richard schoppen keihard tegen conservatieve schenen, maar het duurt even voor hun woeste plaatjes Nederland bereiken. De pafferige dertiger Bill Haley opent het bal door in maart 1956 een top-5-hit te scoren met ‘Rock Around The Clock’ en Little Richard houdt pas echt een aansteker bij de lont door hier in november 1956 de top-10 te halen met het uiterst opwindende ‘Long Tall Sally’, een maand of wat later gevolgd door het al even knallende ‘Tutti Frutti’. Eddy Christiani duikt van schrik weg achter zijn buizenversterkertje, maar de revolutie zet niet echt door. Elvis Presleys eerste Nederlandse succes is het zoete ‘Teddy Bear’, in Amerika alweer zijn achtste nummer-1-hit, maar eind 1957 in de voorloper van onze top-40 gestrand op nummer 14. Pas anderhalf jaar later scoort Elvis hier opnieuw, nu met het beduidend rauwere ‘One Night’. Nee, dan doen The Everly Brothers het een stuk beter met top-10-

11 hits als ‘Bye Bye Love’, ‘Wake Up Little Susie’ en ‘Bird Dog’. Het Amers- foortse duo The Butterflies doet er z’n voordeel mee, want hun versie van ‘Susie’, door producer Pierre Wijnnobel listig naar ‘Willem, Word Wakker’ vertaald, wordt in 1958 een dikke zomerhit. Die Wijnnobel haalt een dergelijke truc wel vaker uit, waarbij de originele rock-’n- rollteksten van alle gevaar ontdaan worden door er een lollige draai aan te geven. Zo komt de Nederlandse suffigheid niet in gevaar. De redding komt zoals zo vaak uit de hoek der kansarmen. Nadat Indonesië in 1949 onafhankelijk is geworden, ontstaat er in onze voormalige kolonie een heftige anti-Nederlandstemming. De vele Indische Nederlanders verhuizen daarom ijlings naar ons koude kikkerland. Als het gezin van KNIL-militair Herman Tielman hier in 1957 aankomt, treft het slechts kommer, kwel en armoe: de perfecte voedingsbodem voor opstandige rock-’n-rollmuziek. Hermans zonen Andy, Reggy, Phonton en Loulou stellen een bandje samen waarmee ze in 1958 via optredens op de wereldtentoonstelling in Brussel doorbre- ken. Ze mogen van het Belgische Fernap-label hun eerste single ‘Rock Little Baby Of Mine’ opnemen. Dat plaatje wordt nu beschouwd als de allereerste Nederlandse rock-’n-rollsingle, wat gezien de al eerder gesignaleerde internationale oriëntatie van ons land enorm toepasselijk is: een kwartet immigranten uit Soerabaja geeft in België het startschot voor onze nederrock! In het voetspoor van de gebroeders Tielman worden veel door Indische en Molukse muzikanten bevolkte bandjes populair, zoals The Crazy Rockers en The Black Dynamites uit Den Haag, Electric Johnny & His Skyrockets uit en The Javelins uit Vlissingen. De groepen blinken uit in opzwepende gitaarrock en spectaculaire optredens, waarbij de bandleden al musicerend de gekste fratsen uithalen. Zo speelt al gitaar met z’n tanden of achter z’n hoofd vér voor Jimi Hendrix er wereldberoemd mee wordt. Sinds de jaren zeventig noemen we het indorock; eind jaren vijftig noemen ouders het een schande en vinden hun kinderen het mieters.

12 De indorockers inspireren lelieblanke Hollanders tot grote daden, zoals de Haagse gitarist René Nodelijk, die in 1959 René & His Alliga- tors opricht en het jaar daarop al uitgeroepen wordt tot Neerlands Ruigste Rocker. Maar ook een zanger als Kaz Lux (Brainbox) zet z’n eerste schreden in een indorockbandje, terwijl de Bintangs in den beginne zelfs niets dan indorock spelen. In het voorjaar van 1960 zorgt een Hollandse kaaskop uit voor de eerste echte grote doorbraak van de nederrock: scoort een spetterende nummer-1-hit met ‘Kom Van Dat Dak Af’. Eigenlijk is het niet veel meer dan een novelty song, zo’n liedje met een onzintekst die zo lollig is dat zelfs de truttige Nederlanders – en Belgen – er massaal voor vallen. Maar daarmee doen we Koelewijn tekort. De man heeft sinds die eerste hit een sleutelrol gespeeld in de nederrock en -pop. Hij is leverancier van de meest lullige pretpop tot de keihardste rock, van het gevoeligste zanger-liedjesschrijverrepertoire tot het commercieelste populair-klassieke werk. Hij wordt terecht ‘de godfather van de nederrock’ genoemd – en dit alles in ogenschouw nemend kunnen we niet anders dan concluderen dat dat lullige ‘Kom Van Dat Dak Af’ van het eerste ‘Héé’ tot het laatste ‘Kom eráááf!’ niets anders is dan een echte rockklassieker van een waar popgenie. Niettemin belandt de nederrock enigszins in de luwte na Koelewijns succesvolle harten- kreet. Zoetsappige liedjes als ‘Ramona’ van de Blue Diamonds, ‘Brandend Zand’ van Anneke Grönloh en het schattige ‘Sophietje’ van Johnny Lion beheersen de hitlijsten. Gelukkig stichten The Beatles en de Stones nieuw gevaar. Je kunt zelfs stellen dat het legenda- rische concert van The Rolling Stones in het Scheveningse Kurhaus op zaterdag 8 augustus 1964 voor een ommekeer zorgt. Lullige artiesten in het voorprogramma als Trix & The Paramounts en The Fouryo’s worden het podium af gejoeld door een zaal vol verhitte Stones-fans, die de tent helemaal afbreken als hun helden het podium betreden. Letterlijk. Het meubilair vliegt in het rond, veiligheidsfunctionarissen en politiemannen proberen uit alle macht overenthousiaste jongelui van

13 het podium te weren en de Stones zelf kiezen na slechts enkele nummers een veilig heenkomen. Volgens de overlevering zijn The Fouryo’s door de gebeurtenis zo doordrongen van het feit dat er andere tijden aange- broken zijn dat ze pardoes uit elkaar gaan. Nederland zal nooit meer hetzelfde zijn. Dit baanbrekende werk van Mick Jagger en consorten moedigt het harder rockende deel van de Nederlandse popmuzikanten aan de versterkers op 11 te draaien en vol enthousiasme de hitlijsten te bestormen. De Amsterdamse ZZ En De Maskers proberen het eerst nog met Nederlandstalige beatmuziek, maar dan volgt een hele golf in al dan niet correct Engels zingende nederbeatbands. Vooral in Den Haag gaat het loos met topacts als The Haigs, Golden Earrings, Hu & The Hilltops, The InCrowd, The Jay-Jays, The Motions en ietsje later , Sandy Coast en Earth & Fire. Ze maken van onze residentie ‘Beatstad nummer 1’. Belen- dende steden als Leiden en Delft dragen hun steentje bij met The Shoes en Tee-Set.

The Jay-Jays: Joop Oonk, Tjibbe Veeloo, Leo Bennink, De rauwste Haagse rockers Cees Kranenburg zijn de jongens van Q65, die in de Amsterdamse Outsiders hun grootste rivalen zien. De hoofdstad doet tevens z’n best met Zen en Jan Akkermans The Hunters. De Bintangs uit Beverwijk brengen Stones-achtige Hoogovenrock, The Buffoons uit Enschede zingen prachtig close harmony, The Zipps uit Dordrecht roken graag een jointje, Les Baroques scoren hits vanuit het keurige Baarn en de RO-D-YS zijn helemaal vanuit te horen. In Volendam beginnen The Cats als een typische beatband en zelfs BZN rockt nog keihard in het Engels. Te midden van al dit geweld houdt Boudewijn de Groot het hoofd koel; hij eist, gewoon Nederlandstalig, een geheel eigen plekje in de nederpop voor zich op als onze belangrijkste zanger-lied- jesschrijver.

14 Overigens komt er nóg een muzieksoort uit Engeland overwaai- en, waar we in Neder- land erg goed in zijn. Op de vraag ‘Can white men play the blues?’ kan met een vet Drents accent volmondig ‘yes’ Cuby + Blizzards geantwoord worden. Harry Muskee en vormen het hart van Cuby + Blizzards, een uitmuntende elektrische bluesband die zich met het beste uit Engeland kan meten. De godfather van de Engelse blues zei ooit tegen me: ‘I found them very hard to listen to’, maar dat moet op pure jaloezie gestoeld zijn, want Cuby is een onovertroffen grootheid. En in zijn kielzog bouwen Blues Dimension, Livin’ Blues en de Oscar Benton Blues Band aan mooie carrières, iets later gevolgd door zangeres Tieneke Schoemakers Barrelhouse, de zompig klinkende Cuban Heels en de vingervlugge supergitarist Julian Sas. Nederrock beleeft vanaf pakweg 1965 een heuse dijkdoorbraak. Het staat in volle bloei en uiteindelijk plukken Shocking Blue, Tee-Set en de George Baker Selection de grootste vruchten, want ze scoren een dikke hit in Amerika: ‘’ van George Baker reikt tot nummer 21 van de Billboard Hot 100, ‘My Belle Amie’ haalt de top-5 en ‘Venus’ van Shocking Blue wordt er zelfs nummer 1. Heel even lijkt het erop dat nederrock de wereld gaat veroveren, maar dat valt tegen. De drie bands zijn in Amerika one-hit wonders. Shocking Blue heeft echter nog succes tot in Japan en George Baker slaat later overal toe met zijn ‘Una ’. De wereld van de popmuziek verandert in de tweede helft van de jaren zestig. Haar wordt langer, drugs doen hun intrede, albums worden belangrijker dan singles en puntige hitsongs worden minder hoog aangeslagen dan lange composities. Neem Brainbox, de in blues gedoopte nederrockband van en Kaz Lux: kant B van het album Brainbox uit 1969 wordt gedomineerd door het zeventien

15 minuten voort keutelende ‘Sea Of Delight’. En ook Earth & Fire kan er wat van: de gehele B-kant van de symfonische rockplaat Song Of The Marching Children uit 1971 wordt in beslag genomen door de uit zeven delen bestaande titeltrack. Hetzelfde is het geval bij Atlantis uit 1973, waar kant A geheel aan het titelnummer besteed is. Waarmee we opeens aangeland zijn bij een muzieksoort waarvan de glorietijd in het begin van de jaren zeventig ligt en waar wij Nederlan- ders in excelleren: symfonische ofwel progressieve rock. Popmuziek waarin vaak klassieke elementen verwerkt worden, waarin veelvuldig van tempo gewisseld wordt in vaak lange stukken, waar technisch geavanceerd op de muziekinstrumenten tekeergegaan wordt, en waarvan de teksten over het algemeen nogal hoogdravend zijn. Kortom, muziek voor brildragers, wiskundestudenten en andere nerds. Het door toetsenwonder Rick van der Linden aangevoerde maakte diepe indruk met zijn rockbewerkingen van klassieke stukken, zoals de Vijfde van Beethoven, dat als ‘The 5th’ in 1969 een internatio- nale hit wordt. Ook succesvol: Alquin, de nederprogband uit Delft die geheel uit studenten van de TH bestaat en die een hit heeft met ‘Wheel- chair Groupie’. En Kayak, de band van toetsenman Ton Scherpenzeel, die bekend wordt met ‘Ruth- less Queen’. Of Supersister, de Haagse band rond toetsenman , waarvan drummer Marco nota bene een zoon is van minister Maarten Vrolijk van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. Uit studentenstad Groningen komt Solution, dat een jazzy variant maakt onder Supersister: Marco Vrolijk, Robert Jan Stips, Sacha van leiding van saxofonist Tom Geest, Ron van Eck Barlage. Zelfs de Earring

16 bezondigt zich in die tijd aan uitgesponnen stukken die je met enige goede wil best als nederprog mag aanmerken, met de internationale tophit ‘’ uit 1973 als hoogtepunt. Maar de allerbeste band op dit gebied is natuurlijk Focus, de band van Jan Akkerman en Thijs van Leer. Die groep maakt een paar weergaloos goede albums, scoort verschillende hits en verovert de wereld jodelend met ‘Hocus Pocus’. Ongeveer tezelfdertijd verkondigen Engelse bands en artiesten als Slade, Gary Glitter, T-Rex, Sweet en David Bowie uitgedost als kerstbo- men op plateauzolen hun blijde boodschap van de glamrock. Catapult ziet er wel brood in en gaat onder leiding van producer Jaap Eggermont aan het werk. Het resulteert in dikke hits als ‘Hit The Big Time’, ‘Let Your Hair Hang Down’ en ‘Teeny Bopper Band’. De glamrockrage is snel weer voorbij, maar de vijf mannen van Catapult blijven samenwerken en vieren grote successen als songschrijvers en producers, van Rubbe- ren Robbie tot André Hazes en de Smurfen met Irene Moors aan toe. Midden jaren zeventig worden de hoog opflakkerende kaarsjes van de nederprog en nederglam uitgeblazen door de punk. Het is een reactie op al dat commerciële en hoogdravende gedoe, waar vooral Engelse punkers als Sex Pistols en The Clash tegen tekeergaan. In ons land lopen wel wat verdwaalde hanenkammen rond, maar zo’n grote volksbeweging als bij die gekke Britten wordt het niet; een beetje lachen om Iggy Pop die de varens in de Toppop-studio molesteert, daar blijft het voor het grote publiek wel zo’n beetje bij. Nederpunkbands met namen als Jesus And The Gospelfuckers, The Filth, Sperma, Popgroep KUT, The Rapers, The Jesus And The Gospelfuckers Clits en Coïtus Int. kun je ook moeilijk serieus nemen, maar toch doen we muzikaal lekker mee met Speedtwins uit Arnhem, Paul Tornado, Soviet Sex en The Ex uit Amsterdam, en vooral Ivy Green uit nota bene Hazerswoude. Onze bekendste punkband Heideroosjes komt pas veel later, maar die groep verhoudt zich tot Ivy Green als Green Day tot Sex Pistols: de scherpe randjes zijn eraf en wat overblijft is veel gemakkelijker te verteren powerpop. Aan de andere kant van het muzikale spectrum beleeft de Ambonese

17 band Massada uit Huizen zijn glorietijd. De groep rond zanger Johnny Manuhutu laat de zon schijnen met exotische, door Santana beïnvloede rock en scoort in 1978 een eerste hit met ‘Latin Dance’. Een jaar later belandt ‘Arumbai’ op nummer 2 en in maart 1980 is het helemaal raak als het kabbelende ‘Sajang É’ de top bereikt. Een andere band die ongeveer tezelfdertijd tot wasdom komt is The Nits. De muziek van zanger, componist en gitarist Henk Hofstede is eigenlijk nergens mee te vergelijken, en dat is zo ongeveer het grootste compliment dat je een popmuzikant kunt geven. The Nits zijn uniek en worden dan ook populair in heel Europa. Nog een buitenbeentje uit die tijd is Hans Vandenburg, die met zijn humoristische Gruppo Sportivo ook in het buitenland succes heeft. De jaren tachtig gelden niet direct als een tijd waarin veel geweldige muziek wordt gemaakt. Vooral in Engeland manifesteren zich veel jongelui met scheve kapsels, onmoge- lijke schoudervullingen en zeurderig gezongen liedjes. Melodieuze hard- rock wordt populair, met Golden Ear- ring en Vandenberg als belangrijkste Nederlandse exponenten. ’ ‘Twilight Zone’ wordt een Nederlandse nummer-1-hit en bereikt de Amerikaanse top-10, Adje Vandenbergs ‘Burning Heart’ eindigt hier op nummer 16 en haalt in de States net de top-40. In Amsterdam draait een aantal alternatieve gitaar- bands de versterkers open, zoals Fatal John Cameron, Peter te Bos, Allard Jolles, Flowers, Claw Boys Claw en Spo Dee Bobbie Rossini O Dee, maar het grote succes blijft uit. Nee, de belangrijkste muzikale gebeurtenis van dat decennium is de onstuitbare opkomst van de nederpop en -rock. De immense populari- teit van Doe Maar veroorzaakt een dijkdoorbraak en ons land wordt overspoeld door een golf aan Nederlandstalige bands en artiesten, zoals Het Goede Doel, Toontje Lager, de Frank Boeijen Groep, Noodweer,

18 Bloem en Klein Orkest. Peter Koelewijn gaf al in 1960 het goede voorbeeld, maar pas nu wordt het Nederlands als een volwaar- dige rock-’n-rolltaal geaccepteerd. Dankzij het succes van deze tachtigers kunnen latere nedertoppers als Marco Borsato, Bløf, De Kast, Volumia en Guus Meeuwis onwaarschijnlijk succesvol worden. Een mespuntje alternatiever, maar niet minder Nederlandstalig zijn medetachtigers Daniël Lohues De Dijk, The Scene en Tröckener Kecks, die het pad banen voor latere nederrockformaties als Van Dik Hout en Acda en de Munnik. Net zo Nederlands, maar juist mínder verstaanbaar zijn de dialectrockers, die onder aanvoering van het Achterhoekse Normaal ‘Oerend Hard’ de eigen provinciegrenzen oversteken. Bennie Jolink en consorten doen dat al vanaf 1977, de Limbo’s van Rowwen Hèze komen begin jaren negentig op, een half decenniumpje later gevolgd door het Drentse Skik, waarvan voorman Daniël Lohues tegenwoordig helemaal Allennig furore maakt. Als de halve wereld in de sombere greep van de grunge is, huppelt het Haarlemse collectief Gotcha! vrolijk van jeugdhonk naar festival en weer terug met dampende p-funk. Het feest duurt tot 1995, waarna nog slechts min of meer geslaagde reünies volgen. Uit de as van Gotcha! komt in 1999 Beef voort, dat uitgroeit tot Neerlands succesvolste reggaeband. Midden jaren negentig richten manager Ferry Roseboom en produ- cer Frans Hagenaars Excelsior Recordings op, waarmee alternatieve bandjes en artiesten een podium krijgen. Bands als Daryll-Ann, Johan, Caesar en de onnavolgbare doe-het-zelver Spinvis brengen er hun cd’s uit, hetgeen de indiescene in ons land bepaald goeddoet. Maar laat onze bekendste indieband nou net géén Excelsior-groep zijn: Bettie Serveert komt begin jaren negentig uit de Arnhemse kunstacademieband De Artsen voort en debuteert in 1992 verpletterend met het wonderschone album Palomine. De plaat wordt ook in Amerika uitgebracht, waarop Bettie spoorslags naar New York vliegt. Sindsdien treedt de band

19 misschien nog wel vaker op in Amerika dan in eigen land. En ook na twintig enerverende jaren doet Bettie Serveert het aan beide kanten van de oceaan nog hartstikke goed. blijft intussen actief. Het boegbeeld van de neder- rock breidt in de jaren negentig zijn werkterrein uit naar de theaters, alwaar unplugged opgetreden wordt. En die theaters zitten onverander- lijk bomvol, mede dankzij het immense succes van de drie Naked Truth-platen, waarop de band zijn bekendste nummers akoestisch vertolkt. en George Kooymans ontdekken en passant een veelbelovend zangeresje uit Den Haag. Ze schrijven ‘Mood Indigo’ voor haar, waarmee ze eind 1996 in de tipparade belandt. Een bescheiden begin voor Anouk, die uitgroeit tot onze grootste rockdiva. Eind jaren negentig maken we ook kennis met een countryzangeres uit Almelo. Ilse DeLange neemt haar platen het liefst in Amerika op, weet aldaar geen potten te breken, maar groeit uit tot een Nederlandse superster. Ze is intussen de country allang voorbij en maakt licht verteerbare poprock, die bij een breed publiek aanslaat. En net als Anouk verkoopt Ilse tegenwoordig in een handomdraai het immense Gelredome uit. In 1998 zwaait de poort van de Rockacademie in Tilburg voor het eerst open. Ergens heeft iemand bedacht dat je het beroep van popmu- zikant ook op school kunt leren. Het idee slaat aan, want de hbo-oplei- ding heeft vanaf het begin bepaald geen gebrek aan leerlingen. Jacqueline Govaert is een van de eerste studenten en ook Floor Jansen van After Forever en de leden van rockband Intwine verdoen er hun tijd in de schoolbankjes. Danny Vera kan er het geduld niet meer voor opbrengen, wordt schoolverla- ter en – zonder diploma – succesvol popartiest. Zo weinig bekende gediplomeerden, het is een magere score voor zo’n geldverslindende vierjarige opleiding. Het houdt ze van de straat, zou je goedmoedig kunnen zeggen. Maar van die straat moet een echte popartiest het juist hebben, dus wat is in vredesnaam het nut van die hele Rockacademie? En Jacqueline Govaert had het ook zonder die

20