Dijkdoorbraak
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Dijkdoorbraak Tjerk Lammers presenteert DIJK DOOR BRAAK! ROCK VAN EIGEN BODEM 1958 - HEDEN ambo | amsterdam. Universal music | Baarn Uitgeverij Ambo, Universal Music Benelux en de auteur hebben getracht alle rechthebbenden van beeld- en geluidsmateriaal te achterhalen. Zij die desondanks menen rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich tot de uitgever wenden. ISBN 978 90 263 2491 8 © 2012 Tjerk Lammers Vormgeving binnenwerk Studio Jan de Boer Mastering cd’s Otto Baeten, QS Sound Lab Omslagontwerp TFX Image Development Foto auteur © Patricia Steur Verspreiding voor België: Veen Bosch & Keuning uitgevers n.v., Antwerpen Inhoud Voorwoord 6 Dijkdoorbraak! 10 De artiesten 23 De tracks CD 1 1958-1971 184 CD 2 1971-1989 198 CD 3 1989-2004 210 CD 4 2004-2011 222 Tracklist 234 Dankwoord 239 Bronnen 240 Fotografie 244 Index 245 Q65 Voorwoord Als zesjarig jochie in het Friese Drachten kweelde ik in 1960 mee met ‘Kom Van Dat Dak Af’ en luisterde ik naar programma’s als Tijd Voor Teenagers en Tussen Tien Plus En Twintig Min – verdwaalde uurtjes popmuziek in een verder bar radiolandschap. Popmuziek was iets fascinerends, iets dat mijlenver afstond van de suffe jazz van mijn ouders. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Mijn eerste echt tastbare kennismaking met nederrock vond plaats op De Veen- hoop, een miniem gehucht nabij Drach- ten. Daar staat al sinds De feesttent op De Veenhoop mensenheugenis elke zomer een feesttent waarin bekende rockmuzikanten optreden voor een publiek van dorpelingen en watersporters. Het zal 1966 of 1967 zijn geweest toen ik daar als twaalf- of dertienjarig jongetje onder het tentzeil door kroop, om zo stiekem van Q65 en Groep 1850 te kunnen genieten. Van laatstgenoemde band kan ik me weinig meer herinneren, van Q65 des te meer. Nog nooit zo bang geweest! Ik stond helemaal vooraan en maakte van veel te dichtbij mee hoe woest zanger Wim Bieler tekeerging. Ik wilde vluchten, maar bleef toch staan, voor altijd betoverd door de kracht van rock-’n-roll. Vanaf dat moment wist ik het zeker: ik moest en zou de popmuziek in. In april 1977 werd ik perschef bij WEA Records in Hilversum. Sindsdien heb ik voor platenmaatschappijen in Baarn en Londen gewerkt, ben ik manager van allerlei rockacts uit allerlei landen geweest en heb ik vanuit Amsterdam en Los Angeles geschreven voor kranten en bladen. Tijdens de vele jaren die ik in het buitenland woonde, miste ik een paar dingen hevig: kroketten, Studio Sport… en nederrock. 7 Mijn platencollectie overal mee naartoe slepen stuitte op praktische bezwaren. In die tijd had je nog geen handig USB-stickje met een gigacollectie muziek of streaming audio via de computer, dus de nood was hoog. Want er is iets met nederrock dat het uniek maakt. Wát precies, daar kan ik de vinger niet op leggen. Zelfs al die nederrockers die in het Engels tekeergaan en hun voorbeelden uit Amerika en Engeland zo getrouw mogelijk nadoen, blijven altijd iets typisch polderachtigs houden. Dat geldt natuurlijk voor een band als Q65, want Bieler zong in een geheel zelfvervaardigde Haagse variant van de Engelse taal. Maar gek genoeg geldt het ook voor een op Amerikaanse leest geschoeide band als Kane; je hoort het niet, je ziet het niet, maar toch wéét je dat het Nederlands is. En ik hou daarvan. Ik ben opgegroeid met The Beatles en de Stones, Hendrix en Led Zeppelin, en geniet van onnoemelijk veel moderne buitenlandse acts, maar als ik naar een onbewoond eiland zou moeten verhuizen met slechts één kastje platen, zou dat de Ikea-Billy vol nederrock zijn die hier ter linkerzijde van mijn tekstverwerker staat. Toen ik in 1999 met de popmuziekglossy voor volwassenen Aloha begon, en zes jaar later met Revolver Magazine, wist ik daarom één ding zeker: in elke uitgave zou op z’n minst één mooi verhaal over een Nederlandse band of artiest moeten staan. En zo geschiedde. Geweldige popjournalisten zwermden uit om her en der de meest legendarische nederrockers het verhaal van hun muzikantenleven te ontfutselen. 8 Omdat het geheugen onbetrouwbaar is, probeerden ze waar mogelijk bij elke act verschillende bandleden te interviewen. Zo werden de mooiste verhalen naar de zo betrouwbaar mogelijke waarheid opgetekend. De verhalen over de veertig belangrijkste nederrockacts die in Dijkdoorbraak staan, zijn op deze artikelen gebaseerd. De uitspraken die de ruggengraat van elk verhaal vormen, zijn aan de musici ontfutseld door de uitmuntende popjournalisten van Aloha en Revolver. Hooggewaardeerde collega’s, mijn dankbaarheid hiervoor grenst aan hondsdolheid. Veertig diepe buigingen voor jullie met hart en ziel geschreven werk. Waarin nederrock verschilt van nederpop? Dat is een kwestie van gevoel. Zoals ik altijd op gevoel de artiesten uitkoos die in Aloha en Revolver toegelaten werden, zo heb ik op datzelfde gevoel bepaald welke veertig Nederlandse bands en artiesten een plek verdienen in Dijkdoor- braak. Ik had ook voor Borsato of Meeuwis kunnen kiezen, maar mijn gevoel vindt dat te ‘pop’. Caro Emerald is onze succesvolste artiest en ik vind haar muziek heel leuk, maar dan vooral heel leuk voor mijn moeder. Ik ben een tijdje hevig gestalkt door medewerkers van Rob de Nijs, die vonden dat hij een interview met Aloha verdiende. Dat heb ik geweigerd, maar daarentegen is Boudewijn de Groot een held aan wie we zoveel mogelijk papier opgeofferd hebben. Wederom een kwestie van gevoel. Míjn gevoel. De jury heeft gesproken, het vonnis staat vast, hoger beroep is niet mogelijk. Overigens geef ik toe dat ik met veertig nederacts niet uitkwam; er is gewoon te veel mooie nederrock gemaakt en eigenlijk had ik er duizen- den pagina’s en honderden cd’s aan willen besteden. Daarom heb ik een beetje vals gespeeld: tussen de tracks op de bijgevoegde vier cd’s zie je af en toe een liedje staan dat niet van een van de veertig uitverkorenen is. Vijftien gesmokkelde songs van evenzovele andere geweldige neder- rockers, die ik toch met een hoogtepuntje uit hun carrière wilde eren. Ik heb genoten tijdens het schrijven van dit boek. Na maanden ondergedompeld te zijn geweest in nederrock kan ik er nog steeds niet genoeg van krijgen. Ik ben inmiddels een vijftigplusser, maar als het moet kruip ik zo weer onder dat tentzeil door. En ik nodig jou uit om met me mee te komen. Dus stop cd 1 in de speler en sla deze bladzijde om… 9 Dijkdoorbraak! De jaren vijftig van de vorige eeuw zijn zo’n beetje het sufste decennium uit de Nederlandse geschiedenis. Het is een tijd van handen uit de mouwen, hard werken, keurig naar de kerk en in de pas lopen. Rock-’n- roll krijgt hier dan ook maar met moeite voet aan de grond. De bekend- ste popartiest is Eddy Christiani, die tussen 1953 en 1956 elk jaar boven aan de populariteitspoll van het popblad Tuney Tunes eindigt. Christia- ni’s grootste troef is dat hij een elektrische gitaar bespeelt, een sensatie in die tijd. Dankzij de aanschaf van zijn Epiphone Electar Model M wordt hij alom geëerd als meestergitarist van wereldformaat, maar als je Eddy’s oeuvre nu beluistert hoor je een middelmatige snarenplukker die zoetsap- pige liedjes als ‘Spring Maar Achterop’, ‘Daar Bij De Waterkant’ en ‘Hoe Je Heette Dat Ben Ik Vergeten’ zingt. Verder wordt het hitwezen in dit stenen tijdperk bepaald door allerlei door de radio-omroepen bestierde orkesten, zoals het onder KRO-paraplu opererende Orkest Zonder Naam, het door de VARA gesteunde dansorkest Accordeola, NCRV’s Aethergeuzen en het AVRO- orkest De Zaaiers van dirigent Jos Cleber. Een van de vele musici uit het laatstgenoemde orkest is saxofonist en klarinettist Jan van Halen. Op zoek naar nieuwe uitdagingen verhuist hij in 1962 met zijn gezin naar Californië, alwaar zijn zoontjes Alex en Eddie een glanzende carrière wacht. Maar dat is weer een heel ander verhaal. Omdat de Amerikanen en de Engelsen ons bevrijd hebben en ons kleine landje ook dan al zeer internationaal ingesteld is, vindt het Engelstalige repertoire uit die landen hier gretig aftrek. Dientengevolge is er in die tijd praktisch geen land ter wereld waar zoveel internationale muziek op de radio gedraaid wordt. Onze eerste hitparades (de KRO begon er al eentje in 1948) worden dan ook voor 90 procent gevuld met buitenlands materiaal – en eigenlijk is die voorkeur voor muziek van 10 buiten onze grenzen, gekoppeld aan een merk- waardig gebrek aan waardering voor ons eigen nationale product, nooit helemaal verdwenen. Je kunt zelfs stellen dat het buitenland onze Nederlandse muziek eind jaren vijftig meer waardeert dan wijzelf: in 1957 wint Corry Brokken het Eurovisie Songfestival met ‘Net Als Toen’, twee jaar later gevolgd door Teddy Scholten met ‘Een Beetje’. Kom daar tegenwoordig nog eens om! Hoe weinig chauvinistisch we overigens zijn, blijkt wel uit het feit dat ‘Een Beetje’ hier zelfs na de overwinning maar matig verkoopt. Nederlandse artiesten hebben in die jaren nog het meeste succes met vertaalde covers van – vooral – Amerikaanse en Engelse hits. Dat die vertalingen vaak nogal losjes zijn, blijkt wel uit de nummer-2-hit van The Fouryo’s uit 1959 ‘Zeg Niet Nee’, dat een cover is van ‘Tell Him No’ van het Amerikaanse duo Travis And Bob: de Nederlandse vertaling betekent precies het tegenovergestelde van het Amerikaanse origineel. Rock-’n-roll is in die tijd veel te wild voor ons duffe landje. In Amerika organiseert de legendarische diskjockey Alan Freed al begin jaren vijftig denderende rock-’n-rollfeesten. Elvis Presley zorgt vanaf 1955 voor een revolutie en wildebrassen als Jerry Lee Lewis en Little Richard schoppen keihard tegen conservatieve schenen, maar het duurt even voor hun woeste plaatjes Nederland bereiken. De pafferige dertiger Bill Haley opent het bal door in maart 1956 een top-5-hit te scoren met ‘Rock Around The Clock’ en Little Richard houdt pas echt een aansteker bij de lont door hier in november 1956 de top-10 te halen met het uiterst opwindende ‘Long Tall Sally’, een maand of wat later gevolgd door het al even knallende ‘Tutti Frutti’.