Faculteit Letteren & Wijsbegeerte Vakgroep Nieuwste Geschiedenis Academiejaar 2007-2008

Roosdaal tijdens de Tweede Wereldoorlog

Een comparatieve analyse van de plattelandsgemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem (1938-1947)

Verhandeling voorgedragen tot het behalen van de graad Licentiaat in de Geschiedenis door Hanne Van Asbroeck

Promotor: Prof.dr. Bruno De Wever

Dankwoord

Aan het begin van deze licentiaatsverhandeling is het een uiterst aangename opdracht alle mensen die me in de loop van de voorbije jaren gesteund hebben te bedanken. Allereerst wens ik mijn promotor prof.dr. Bruno De Wever te bedanken voor het aanreiken van het interessante onderwerp en de steeds snelle en duidelijke antwoorden op mijn vragen en problemen. Ten tweede bedank ik alle mensen die me tijdens het archiefonderzoek geholpen en begeleid hebben. In de eerste plaats Guy Evenepoel van de gemeente , bij wie ik steeds welkom was en die me altijd medelevend aankeek wanneer ik in de kelders afdaalde om de zogenaamde speld in de hooiberg te gaan vinden. Ook de mensen van de andere archiefinstellingen die ik bezocht heb, verdienen mijn oprechte dank: Luc Janssens (Rijksarchief Vlaams-Brabant), Beatrix Gillis (Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme), Ellen Van Cauwenberghe (FOD Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers – Archief & Documentatiedienst) en Eva Muys (Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten). Als laatste in het rijtje wil ik ook Astrid Schoeters (Vakgroepbibliotheek Nieuwste Tijden Universiteit Gent) bedanken voor de voor de steeds vriendelijke hulp. Verder gaat mijn oprechte dank uit naar een aantal inwoners van de gemeente Roosdaal, met name Herman Van Herreweghen, Hubert De Bolle en Kris Lauwaert, voor de antwoorden op mijn vragen en de interesse die ze voor mijn licentiaatsverhandeling getoond hebben. Bovenal wil ik Georges Vierendeels, Marie Van Asbroeck en Jean-Baptist Vanopdenbosch danken omdat ze bereid waren hun herinneringen aan de periode rond de Tweede Wereldoorlog met mij te delen. Ik heb in hun gezelschap een aantal uiterst boeiende en overgetelijke uren doorgebracht…

Aan iedereen van de familie (alle nonkels en tantes voor de vele bemoedigende woordjes, en alle nichtjes, neefjes en aanverwanten voor de ontspannende uitstapjes en babbelkes) en aan alle kameraden van Jeugdhuis Het Uur en Volkskunstgroep De Wouwe: mercikes! Bedankt Koen en Wouter voor de computer-technische ondersteuning: zonder jullie was ik als computerleek volledig de mist ingegaan… Heel erg bedankt Moeke en Vake, om me de kans te geven te gaan studeren, me mijn weg te laten vinden in het studentenleven en de jarenlange steun. Bedankt ook Moeke voor het opsporen van dt- en andere fouten in alle grote en kleine werkjes door de jaren heen. Very special thanks aan de allerbeste, meest fantastische broer van de hele wereld: Rien, bedankt voor de overheerlijke verfrissende drankjes, de ontelbare grappige verhalen en bovenal voor het onomstotelijke geloof in je grote zus!!! Wout, zonder jouw hulp zou het schrijven van deze scriptie heel wat moeilijker geweest zijn… Ik kan je niet genoeg bedanken voor het nalezen, het zorgen voor niet-altijd-gezonde- maar-wel-lekkere tussendoortjes en ontspannende avondlijke theetjes, je enthousiasme, het begrip voor mijn kregelige momenten en duizend andere kleine dingen, maar vooral om er altijd wanneer het nodig was simpelweg voor mij te zijn… Dankwoord

Inhoudstafel

Bibliografie

Inleiding 1. Voorstelling & motivatie……………………………………………………..2 2. Probleemstelling & structuur………………………………………………5 3. Methodologie & bronnenbespreking…………………………………...9 4. Opzet & doelgroep……………………………………………………………...11

Deel 1: Vooroorlogse context 1. Gemeenteraadsverkiezingen 1938……………………………………...13 1.1. Borchtlombeek…………………………………………………………….15 1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………..15 1.3. Pamel…………………………………………………………………………17 1.4. Strijtem………………………………………………………………………17 1.5. Besluit...... 18

2. Politieke activiteit……………………………………………………………….20 2.1. Borchtlombeek……………………………………………………………. 2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………. 2.3. Pamel……………………………………………………………………… 2.4. Strijtem…………………………………………………………………. 2.5. Besluit………………………………………………………………….. 3. Oorlogsdreiging…………………………………………………………… 3.1. Borchtlombeek………………………………………………………. 3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………. 3.3. Pamel………………………………….. 3.4. Strijtem………………………………………………………………… 3.5. Besluit…………………………………………………………………. 4. Achttiendaagse veldtocht…………………………………………….. 4.1. Borchtlombeek…………………………………………………….. 4.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek...... 4.3. Pamel…………………………………… 4.4. Strijtem...... 4.5. Besluit……………………………………………………………………

Deel 2: Bezettingsperiode 1. Bestuurlijke organisatie………………………………………………………45 1.1. Lokale overheid & administratie……………………………………47 1.1.1. Borchtlombeek……………………………………………………...52 1.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………54 1.1.3. Pamel…………………………………………………………………58 1.1.4. Strijtem………………………………………………………………60 1.2. Lokale ordehandhaving………………………………………………...63 1.2.1. Borchtlombeek…………………………………………………...... 64 1.2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………66 1.2.3. Pamel…………………………………………………………………67 1.2.4. Strijtem………………………………………………………………68 1.3. Besluit………………………………………………………………………..68 2. Socio-cultureel leven………………………………………………………….71 2.1. Sociaal-culturele verenigingen………………………………………71 2.1.1. Borchtlombeek……………………………………………………...73 2.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………74 2.1.3. Pamel…………………………………………………………………75 2.1.4. Strijtem………………………………………………………………76 2.2. Onderwijs…………………………………………………………………...77 2.2.1. Borchtlombeek...... 78 2.2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………79 2.2.3. Pamel…………………………………………………………………80 2.2.4. Strijtem………………………………………………………………81 2.3. Kerk…………………………………………………………………………...81 2.3.1. Borchtlombeek……………………………………………………...84 2.3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………85 2.3.3. Pamel…………………………………………………………………85 2.3.4. Strijtem………………………………………………………………86 2.4. Besluit………………………………………………………………………..87 3. Verzet………………………………………………………………………………….89 3.1. Actieve organisaties & vormen van verzet………………………90 3.1.1. Borchtlombeek……………………………………………………...91 3.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek……………………………………91 3.1.3. Pamel…………………………………………………………………92 3.1.4. Strijtem…………………………………………………………...... 93 3.2. Prosopografische analyse……………………………………………...96 3.3. Besluit………………………………………………………………………..98 4. Collaboratie………………………………………………………………………...99 4.1. Actieve organisaties & vormen van collaboratie……………..100 4.1.1. Borchtlombeek…………………………………………………….102 4.1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek...... 103 4.1.3. Pamel………………………………………………………………..104 4.1.4. Strijtem……………………………………………………………..105 4.2. Prosopografische analyse…………………………………………….105 4.2.1. Borchtlombeek…………………………………………………….106 4.2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek…………………………………..106 4.2.3. Pamel………………………………………………………………..107 4.2.4. Strijtem……………………………………………………………..107 4.3. Besluit………………………………………………………………………108

Deel 3: Naoorlogse situatie 1. Bevrijding………………………………………………………………………….111 1.1. Borchtlombeek…………………………………………………………...114 1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………116 1.3. Pamel………………………………………………………………………..117 1.4. Strijtem……………………………………………………………………..118 1.5. Besluit………………………………………………………………………119 2. Repressie & epuratie…………………………………………………………120 2.1. Borchtlombeek…………………………………………………………...124 2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………125 2.3. Pamel………………………………………………………………………..125 2.4. Strijtem……………………………………………………………………..127 2.5. Besluit………………………………………………………………………129 3. Herstel & reïntegratie………………………………………………………..131 3.1. Borchtlombeek…………………………………………………………...134 3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek………………………………………136 3.3. Pamel………………………………………………………………………..138 3.4. Strijtem……………………………………………………………………..139 3.5. Besluit………………………………………………………………………141

Algemeen besluit

Bijlagen

Bibliografie 1. Onuitgegeven bronnen

1. Rijksarchief Vlaams-Brabant 1.1. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920-1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. (Toegang 28) - 49: Borchtlombeek (1946-1976):  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (4/1/1947)  Nota voor het Cabinet (februari 1947)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (2/1/1947) - 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964)  Besluit van de minister van Binnenlandse Zaken (28/3/1945)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (6/3/1947)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (6/3/1947)  Besluit van de minister van Binnenlandse Zaken (12/1/1945)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (16/1/1945)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (10/1/1945)  Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (29/5/1941)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (8/5/1941)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (8/5/1941)  Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (23/5/1940)  Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (12/3/1941)  Klacht van J. Lanckmans aan de arrondissementscommissaris (10/1/1939)  Redevoering door J. Van Laethem, d.d. burgemeester in Le Pays Réel (18/7/1938)  Album uitgegeven ter gelegenheid van de rexistische betoging (10/7/1938)  Propagandastrooibriefjes gemeenteraadsverkiezingen (1938)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/5/1939)  Brief van E. Van Cauwelaert, d.d. burgemeester, aan de gouverneur (24/2/1945)  Brief van de gouverneur aan de minster van Binnenlanse Zaken (27/12/1944)  Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/6/1943)  Brief L. Heremans aan de gouverneur (15/6/1941  Verslag van Haubruck met betrekking tot de kandidaten R. Motteux en L. Heremans (s.d.)  Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (13/1/1939) - 93: Pamel (1926-1964)  Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Pamel (23/5/1940)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (7/12/1938)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (1/12/1938)  Brief van de gouverneur aan de Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur 672 (5/9/1941)  Brief van de Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (17/11/1941)  Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/12/1941)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (s.d.)  Brief van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (6/2/1942)  Staat van inlichtingen P. Covens, kandidaat burgemeester  Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (26/2/1942)  Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (28/4/1942)  Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (6/10/1942)  Brief van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken & Volksgezondheid aan de gouverneur (21/6/1943)  Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken & Volksgezondheid (29/6/1943)  Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (6/4/1944)  Brief van het Bestuur der controlediensten van de provincie Brabant (2/5/1944)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/1/1947)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van de gemeenteraad (13/1/1947)  Brief van de gouverneur aan de minister van Binnenlandse Zaken (17/1/1947)  „Verraders! Collaborateurs! Pamel en zijn VNV-ers.‟: uittreksel uit het dagblad De Denderklok (20/1/1946) - 112: Strijtem (1926-1964)  Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Strijtem (23/5/1940)  Aanstelling „Commission de Notables‟ (22/5/1940)  Brief Procureur-Generaal Ch. Collard aan de gouverneur van de provincie Brabant met betrekking tot de disciplinaire tuchtmaatregel wegens postverlating van A. De Groodt, d.d. burgemeester. (26/11/1941)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (20/12/1938)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (8/12/1938)  Nota voor de gouverneur (22/9/1940)  Brief d.d. burgemeester A. De Groodt aan gouverneur (6/12/1940)  Uittreksel der minuten berustende ter griffie van het Beroepshof te Brussel – Openbaar ministerie tegen A. De Groodt (18/11/1940)  Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/9/1940)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (10/1/1941)  Nota voor de Bestendige Deputatie betreffende de burgemeester van Strijtem (19/3/1941)  Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (6/5/1941)  Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (13/5/1941)  Brief van de gouverneur aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (16/5/1941)  Brief van R. Wauters aan de gouverneur (23/6/1941)  Brief van de gouverneur aan Herr Hahn, Militair Commissaris voor de Provincie Brabant – Oberfeldkommandatur 672 (24/6/1941)  Brief van Herr Hahn, Militair Commissaris voor de Provincie Brabant – Oberfeldkommandatur 672, aan de gouverneur (30/6/1941)  Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (14/8/1941)  Besluit ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid betreffende de aanstelling van R. Wauters als burgemeester van Strijtem (14/10/1941)  Verslag van de gouverneur aan de Procureur des Konings betreffende de benoemingsprocedure van R. Wauters (6/11/1948)  Brief van de Procureur des Konings aan de gouverneur (22/10/1948)  Staat van voordracht van de kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/1/1945)  Besluit ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (2/2/1945)  Staat van voordracht van de kandidaten voor het ambt van burgemeester (21/12/1946)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (30/11/1946)

1.2. Provinciaal Bestuur Brabant. Reeks K: Burgemeesters. Arrondissement Brussel. (Toegang 46) - C4 72: Borchtlombeek (1926-1938)  Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Borchtlombeek (25/5/40)  Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (28/12/1938)  Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (24/12/1938)  Voorrangslijst der raadsleden en schepenen (30/1/1939)

1.3. Provinciaal Bestuur Brabant. Varia (Toegang 46) - C12 276: Klokkenroof (1941-1943)  Brief van burgemeester R. Wauters aan de gouverneur (19/3/1943) - C12 278: Burgemeester en schepenen. Postverlating in 1940 en andere zaken (1940- 1941)  Brief van de Procureur des Konings aan de voorzitter van de Bestendige Deputatie (19/8/1940)  Liste des communes pour lesquelles le département est privé de tous enseignements utiles concernant l‟attitude de bourgmestre entre le 10 et le 31 mai 1940

2. Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme 2.1. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel Nrs.: - 1184/45 - 1518/45/b - 1924/46 - 155/46 - 2128/46 - 2160/46 - 3113/45 - 2305/45 - 981/47 - 17/45 - 1468/46 - 3394/46 - 1176/46 - 2275/46 - 3097/46 - 4218-4219/46 - 3124/46 - 2552/46 - 117/45 - 823/45 - 368/45 - 545/45 - 1978/46 - 1746/46 - 3022-3023/45 - 4325/46 - 4133/46 - 1520/45 - 190/46 - 113/45 - 819/45 - 739-740/46 - 2368/46 - 3354/46 - 3525/46

2.2. Vonnissen voor de Krijgsraad van Gent Nr.: - 857/45

2.3. Arresten voor het Krijgshof van Brussel Nrs.: - 155/46 - 1193/46 - 186/45 - 1686/45 - 449/47 - 448/45 - 385/45 - 550/47 - 389/45 - 482/46 - 189/45 - 115/49 - 472/47

2.4. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel Nrs.: - 65965/45 - 17058/44 - 13928/44 - 17591/46 - 10433/44 - 13238/44 - 1395/44 - 8109/44 - 4979/44 - 4728/44 - 1748/44 - 23720/44 - 9022/44 - 4988/44 - 1327/I/46 - 64082/45 - 4919/45 - 7332/45 - 49144/45 - 47756/45 - 1128/47 - 25511/44 - 4984/44 - 1400/44

3. Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst Erkenningsdossiers Burgerlijke Weerstand: - A. De Bast

Erkenningsdossiers Werkweigeraars: - A. Sonck - L. De Braekeleer - G. Du Rang

Erkenningsdossiers Politiek gevangenen: - A. Sonck - J. Geeroms - R. De Duffeleer - F. Minner

Erkennigsdossiers Weggevoerden voor verplichte arbeid in Duitsland: - A. Sonck - T. De Pauw - G. Du Rang - F. Minner

4. Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: - H. Evenepoel - J. Geeroms - G. Heymans - S. Heymans - K. Van Cauwelaert - E. Van Cauwelaert - M. Van der Perre Erkenningsdossiers Inlichtingen- & Actiediensten: - R. De Duffeleer - E. Van Cauwelaert

5. Studie- & Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma) - R 3500: „De Filosoof van Loemmek. Weekblad van de verstandige en geestige lieden van ‟t Payottenland.‟ (nummer 10, 21/4/1936) - AB 246: „Manuscrit inédit sans titre. Réflexions politiques générales sur la guerre et l‟avenir. Mémoire redigé dans les derniers mois de la guerre.‟ (door Karel Van Cauwelaert, gedrukt door „Le Service de Presse et de Propagande de la Cooperation Nationale de l‟Agriculture et de l‟Alimentation‟. - AA 228/749 & 752 : Naoorlogse verslagen KAJ: afdelingen Borchtlombeek & (1944) - AA1217-1218: Enquête Kerk & clerus tijdens de bezetting (1977) - CD-Rom „Vonnissen‟

6. Gemeenterarchief Roosdaal

Opmerking: geen plaatsnummers, want niet geïnventariseerd!

6.1. Gemeentearchief Borchtlombeek - Register der beraadslagingen van het schepencollege (4/2/1895-27/4/1943) - Register der beraadslagingen van het schepencollege (8/5/1943-29/10/1964) - Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964) - Lijst der inkwartiering (16/5/1945) - Brieven DAD Claims-Hirings (3) (26/9/1945) - Gevolg aan rondschrijven van den Heer minister van Binnenlandse Zaken, d.d. 6/6/1946. Epuratie inzake burgertrouw. (15/6/1946) - Gevolg aan brief van de Heer arrondissementscommissaris, d.d. 21/1/1946. Gemeente Borchtlombeek. (1/2/1946) - Uittreksel uit register der beraadslagingen van het schepencollege, zitting van 27 december 1945. - Herziening kiezerslijsten van kracht op 1/5/1946. Lijst der geschrapte kiezers. - Lijst der geschrapte kiezers. (18/7/1946)

6.2. Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek - Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64) - Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953)

6.3. Gemeentearchief Pamel - Register der beraadslagingen van het schepencollege - Register der beraadslagingen van de gemeenteraad - Documenten ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemeen Commissariaat voor Passieve Luchtbescherming (1938) - Register der opeisingen (september 1938-26/5/1940 & 25/10/1944-14/3/1945) - Brief provinciebestuur Brabant (27/9/1938) - Documenten ministerie van Landsverdediging (1939-1940) - Inlichtingenstaat territoriale Burgerlijke Wacht voor Luchtbeschermingen (1939) - Maatregelen inzake Passieve Luchtbescherming (s.d.) - Algemeene onderrichtingen over het burgerlijke alarm (13/1/1940) - Brief m.b.t. aanstelling chef van de Burgerlijke Wacht te Pamel (15/3/1940) - Brief provinciegouverneur Brabant (9/5/1940) - Verklaring burgemeester aan arrondissementscommissaris m.b.t. voortvluchtige inwoners (10/1/1946)

6.4. Gemeentearchief Strijtem - Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952) - Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944) - Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (16/8/1944-31/10/1952)

7. Privé-archief H. Van Herreweghen - „Aan mijne medeburgers!‟ (naoorlogs politiek pamflet R. Motteux) - VAN HERREWEGHEN H., „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, , Sint- Alloysiuscollege, 1984.

2. Literatuurlijst s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993. s.n., „In de voetsporen van Sint-Franciscus: kleine kroniek van een groot instituut.‟, Roosdaal, MPI - Sint-Franciscus, 1990. s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen, weerstanders.‟, , s.n, 1995.

ADRIAENS W., „Partizanenkorps 037. Kroniek van het Onafhankelijkheidsfront, Jeugdfront en Partizanenleger in de streek van Heist-op-den-Berg.‟, Berchem, EPO, 2005

ART J. & VANHAUTE E. (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003.

BALACE F. (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1990.

BALACE F. (red.), „Jours de guerre. Jours libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995.

BALACE F. (red.), „Jours de guerre. Jours libérés II.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995.

BALTHAZAR H., BEKE P., Clersy E., e.a., „1940-1945: Het dagelijkse leven in België.‟, Brussel, ASLK, 1984.

BOECKX B., DE PRINS G., DE WEVER B., e.a., „Tegendruk. Geheime pers tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Gent-Brussel, Amsab - Instituut voor Sociale Geschiedenis & Studie- en Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (SOMA), 2004.

BORGINON H., „Op zoek naar de weggesleepten van mei 1940.‟, Antwerpen, Nederlandse Boekhandel, 1973.

BOUDENS R., „Kardinaal Van Roey en de Tweede Wereldoorlog.‟, Averbode, Altoria, 1996.

CARREIN K., „De Vlaamse Oostfronters: sociaal profiel en wervingsverloop, november 1941-augustus 1944.‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 6, 1999, pp. 107- 149.

CLAES L., „Het verdrongen verleden: de collaboratie, haar rechters en geschiedschrijvers.‟, Beveren, Orbis & Orion, 1983.

CONWAY M., „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, Groot- Bijgaarden, Globe, 1994.

CORIJN E. (red.), „Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen, Manteau, 2002.

DE DECKER C. & ROBA J.L., „ ‟40-„45 boven Schelde, Dender en Durme. Vijf jaar luchtoorlog boven de arrondissementen Aalst en Dendermonde.‟, Erpe, Uitgeverij De Krijger, 1996.

DE JONGHE A., „Hitler en het politieke lot van België.‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1972.

DE LAUNAY J. & OFFERGELD J., „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟, Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983.

DE LENTDECKER L., „Tussen twee vuren.‟, , Davidsfonds, 1985.

DESCAMPS S., „Tielt, bezette stad tijdens de Eerste Wereldoorlog.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1999.

DE SMEDT K., „De herziening van de schoolboeken tijdens de bezetting (1940-1944).‟, Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog (Brussel), 14, 1991, pp. 177-201.

DE VOS L., „De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen.‟, Davidsfonds, Leuven, 1994.

DE VOS L. & DECAT F., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.

DE WACHTER W., „Gestalten van gemeenteraadsverkiezingen en de samenvoegingen van gemeenten.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994.

DE WAELE M., „De onafhankelijkheidspolitiek van België: breuk of continuïteit?‟, In: „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, pp. 21-24.

DE WEVER B., „Oostfronters. Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS.‟, Lannoo, Tielt, 1985.

DE WEVER B., „Staf De Clercq.‟, Brussel, Grammens, 1989.

DE WEVER B., „Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde: het VNV.‟, Tielt, Lannoo, 1994.

DE WEVER B., „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 195-230.

DE WEVER B., „Collaboratie.‟, In: „Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 760-775.

DE WEVER B., VAN COETHEM H. & WOUTERS N. (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006.

DE WEVER B., „Geschiedschrijving en lokale politiek.‟, Res Publica: Tijdschrift voor politologie (Leuven), 39, 1997, pp. 101-107.

DE WEVER B., „Collaboratie in Vlaanderen.‟, In: J. Gotovitch & C. Kesteloot (red.), „Het gewicht van het oorlogsverleden.‟, Gent, Academia Press, 2003, pp. 39-48.

DE WEVER B., „ “Idealistische oostfrontstrijders” en “flaminboches”. De collaboratie in België: onverwerkt verleden?‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 138-143.

DE WILDE M., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 3: De Nieuwe Orde.‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1983.

DE WILDE M. & VERHOEYEN E., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 5: De collaboratie (1).‟, Antwerpen, Nederlansche Boekhandel, 1985.

DE VOS L., „De bevrijding. Van Normandië tot de Ardennen.‟, Leuven, Davidsfonds, 1984.

DU MONG F., „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en verhalen.‟, Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005.

DUJARDIN V. & VAN DEN WIJNGAERT M., „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: DUMOULIN M., GERARD E., VAN DEN WIJNGAERT M. & DUJARDIN V., „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 1121-1320.

DUPORTAIL P., „De oorlog tussen heden en verleden. Beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog in de Oost-Vlaamse plattelandsgemeente Bottelare.‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 1997, 2, pp. 129-154.

EMMERY R., „Prins Karel: leven in de schaduw van Leopold III.‟, Brussel, Manteau, 2007.

FIERENS B., „Halle in de Tweede Wereldoorlog. De invloed van de bezetting op het leven in de stad om en rond de Tweede Wereldoorlog.‟, OLV, KUL, 2000.

GERARD E., „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: DUMOULIN M., GERARD E., VAN DEN WIJNGAERT M. & DUJARDIN V., „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 869-1118.

GÉRARD J., „België tijdens de bezetting 1940-1944.‟, Hasselt, Uitgeverij Heideland – Orbis, 1974.

GÉRARD-LIBOIS J. & GOTOVITCH J., „L‟An 40. La Belgique occupée.‟, Brussel, CRISP, 1971.

GEVERS L., „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, pp.372-399.

GOOSSENS M., „Statistische analyse van de door het Krijgsauditoriaat opgespoorde personen, 1945-1947: bijdrage tot de studie van repressie en epuratie na Wereldoorlog Twee.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1985.

GOTOVITCH J. & KESTELOOT C. (red.), „Het gewicht van het oorlogsverleden.‟, Gent, Academia Press, 2003.

GUNST P., „Burgemeesters en raadsleden 1938-1947. Verandering en continuïteit van het politiek personeel.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 399-427.

HENAU A. & VAN DEN WIJNGAERT M., „België op de bon. Rantsoenering en voedselvoorziening onder Duitse bezetting, 1940-1944.‟, Leuven-Amersfoort, 1886.

HOFLACK K., HUYSE L. & ROMIJN P., „Het spook van de collaboratie. De bestraffing en de perceptie van het onvaderlands gedrag in België en Nederland.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 123-130.

HUYSE L. & D‟HONDT S., „Onverwerkt verleden: collaboratie en repressie in België 1942- 1952.‟, Leuven, Kritak, 1994.

HUYSE L., HOFLACK K. & RUYS M., „Repressie na de Tweede Wereldoorlog.‟, In: „Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 2588-2602.

JACQUEMYNS H., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 2: Een bezet land.‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1980.

JACQUET P., „La résistance dans le Brabant Wallon.‟, In: s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, pp. 435-440.

KESTELOOT C., MARES A. & MARISSAL C., „Gemeenteraadsverkiezingen 1890-1970: databestand.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1996.

LAGROU P., „Herdenken en vergeten. De politieke verwerking van verzet en vervolging in België na 1945.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 116-122.

LAPLASSE J., „Veurne, een kleine provinciestad tijdens Wereldoorlog II: een bijdrage tot de analyse van het verzet in de Westhoek.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1996.

LEYMAN K., „Helden of bandieten? Een personderzoek naar de beeldvorming over het verzet, 1944-2005.‟, OLV, UGent, 2006.

LINSEELE K., „ “Onze strijd is juist.” Tegenstellingen in een Oost-Vlaamse bezette gemeente. De geschiedenis van Waarschoot tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, OLV, Universiteit Gent, 2002.

LUYTEN D. & HEMMERIJCKX R., „Belgian labour in World War II: strategies of survival, organisations and labour relations.‟, European Review of History (Abingdon), 7 (2), 2000, pp. 207-227.

LORENZ C., „De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis.‟, Amsterdam, Boom, 2002.

LOUYET P., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 1: De verloren vrede, 1918-1939.‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1982.

LOUYET P., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Het verzet (1).‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1991.

MAERTEN F., SELLESLAGH F. & VAN DEN WIJNGAERT M., „Entre la peste et le choléra. Vie et attitudes des catholiques sous l‟occupation.‟, Gerpinnes, 1999.

MARQUET V., „Bijdrage tot de geschiedenis van het Geheim Leger, 1940-1944. Deel 2: Leger van België – Geheim Leger, 1943-1944. Boekdeel VI: De actie.‟, Brussel, Pymalion, s.d.

MAYEUR R., „Tussen bevolking en bezetter, tussen collaboratie en verzet. Gemeentebesturen tijdens Wereldoorlog Twee: Kortrijk en Rollegem, 1940-44.‟, OLV, KUL, 2002.

McELLIGOTT A., „The German Local Government Statute, 1935-1945 and the crisis of self- government and local administration.‟, In: DE WEVER B., VAN COETHEM H. & WOUTERS N. (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, pp. 5- 32.

MEYERS W., „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: VERHOEYEN E. e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 84-99.

MEYERS W., „België in de Tweede Wereldoorlog. Een poging tot kritische selectie van de voornaamste werken gepubliceerd sinds 1970.‟, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (Den Haag), 105 (2), 1990, pp. 280-294.

MEYERS W. & SELLESLAGH F., „De vijand te lijf. De Belgen in het verzet.‟, Antwerpen- Amsterdam,1984.

NAUDTS G., „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992.

PAUWELS W., „De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden, 1994.

PELICAEN F., „ tijdens de Tweede Wereldoorlog. Analyse en situering van het verzet in een Vlaams-Brabantse gemeente.‟, OLV, Universiteit Gent, 2006.

RAVYTS K. & STRUYVE P., „Het Tieltse 1940-1945: bedreigd, bezet, bevrijd.‟, Tielt, De Roede van Tielt, 1995.

RZOSKA B., „Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Het kamp van Lokeren 1944-1947.‟, Leuven, Davidsfonds, 2000.

SCHOLLIERS P., „De massale ontruiming van de SS-gevangenissen: de transporten van 8 en 23 mei naar Buchenwald.‟, Bijdragen tot de Geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog (Brussel), 6, 1980.

SEBERECHTS F., „Geschiedenis van DeVlag: van cultuurbeweging tot politieke partij, 1933- 1945.‟, Gent, Perspectief Uitgaven, 1991.

SEBERECHTS F., „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994.

SEBERECHTS F., „Tussen Schelde en Wolchow. Vlaanderen en het Oostfront.‟, Brussel, Globe, 2002.

SELLESLAGH F., MEYERS W. & VAN DEN WIJNGAERT M., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.

STRUYE P., „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945.

STRUYE P. & JACQUEMYNS G., „La Belgique sous l‟occupation allemande (1940-1944).‟, Brussel, Complexe, 2002.

STEEN K. & LAPLASSE J., „Het verzet gewogen. Een kwantitatieve analyse van politieke aanslagen en sabotages in België.‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 25, 2005, pp. 227-260.

TAGHON P., „Mei 40. De Achttiendaagse Veldtocht in België.‟; Tielt, Lannoo, 1990.

TAGHON P., „België 44. De bevrijding.‟, Tielt, Lannoo, 1993.

TROGH P., „Het verzet in Aalst en Lede: een vergelijking tussen stad en platteland (‟40-‟45)‟, OLV, Universiteit Gent, 2004.

VAN CAUSENBROECK B., „Studiecentrum tot Hervorming van de Staat.‟, In: „Nieuwe ecyclopedie van de Vlaamse Beweging‟, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 2920-2921.

VAN DE VIJVER H., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990.

VAN DEN EECKHOUT P. & VANTHEMSCHE G. (red.), „Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, 19de-20ste eeuw.‟, Brussel, VUBPress, 2003.

VAN DEN WIJNGAERT M. (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004.

VAN DEN WIJNGAERT M., „Tussen vijand en volk. Het bestuur van de Secretarissen- Generaal tijdens de Duitse bezetting 1940-1944.‟, In: VERHOEYEN E. e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 9- 31.

VAN DEN WIJNGAERT M., „De politiek van het minste kwaad. Het bestuur van de secretarissen-generaal tijdens de Duitse bezetting 1940-1944.‟, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (Den Haag), 105 (2), pp. 265-279.

VAN DOORSLAER R., „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de ordehandhaving.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp.100-120.

VAN DOORSLAER R., „Steeds wordt een andere oorlog beschreven. Recente tendensen in de oorlogshistoriografie in België.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, pp. 144- 150.

VAN GEET W., „De rijkswacht tijdens de bezetting.‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1985.

VAN HERREWEGHEN H., „De meidagen van 1940 in Pamel en omstreken.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 14 (3-4), 1982, pp. 31-42.

VAN HERREWEGHEN H., „Engelse militaire graven te Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF- Klokje (Roosdaal), 15 (1-2), 1983, pp. 21-25.

VAN HERREWEGHEN H., „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint- Alloysiuscollege, 1984.

VAN HERREWEGHEN H., „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 18 (1-2), 1986, pp. 19-22.

VAN HERREWEGHEN H., „De Tweede Wereldoorlog in de Pamelse notulen van 1939 tot 1948.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 23, 1998, pp. 112-113.

VAN HERREWEGHEN H., „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze- Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001.

VAN HERREWEGHEN H., „Joodse verstekelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, DF- Klokje (Roosdaal), 34 (2), 2002, pp. 61-62.

VAN HERREWEGHEN H., „Over oude en nieuwe klokken in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 35 (2), 2003, pp.35-38.

VAN HERREWEGHEN H., „De klokkenroof en klokkenwijding in Borchtlombeek.‟, DF- Klokje (Roosdaal), 38 (4), 2006, pp. 115-118.

VAN ISACKER K., „Mijn land in de kering, 1830-1980. Deel 2: De enge ruimte, 1914- 1980.‟, Antwerpen-Amsterdam, De Nederlandse Boekhandel, 1983.

VAN LIEDEKERKE L., „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-, Drukkerij Verhoeven, 1981.

VERBESSELT F., „, een plattelandsgemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog: een prosopografische analyse.‟, OLV, UGent, 2005.

VERDOODT F.-J., „Voorwaarts maar niet vergeten.‟, Gent, Academia Press, 2001.

VERHOEYEN E., „België bezet, 1940-1944.‟, Brussel, BRTN, 1993.

VERHOEYEN E., VAN DOORSLAER R. & VAN DE VIJVER H., „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988.

WITTE E., BURGELMAN J.C. & STOUTHUYSEN P., „Tussen Restauratie en Vernieuwing. Aspecten van de Belgische Naoorlogse Politiek, 1944-1950.‟, Brussel, VUBPress, 1990.

WOUTERS N., „Essen en Wouw, hetzelfde en toch verschillend : een comparatieve prosopografie van verzet en collaboratie tijdens WO II in België en Nederland.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1997.

WOUTERS N., „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004.

WOUTERS N., „Hetzelfde en toch verschillend: oorlog en oorlogsherinnering in twee aangrenzende dorpen, Essen (België) en Wouw (Nederland).‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 5, 1998, pp. 133-171.

WOUTERS N., „New order and good government: municipal administration in , 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, pp. 389-407.

WOUTERS N., „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and Nord – Pas-de-Calais (1940-1944).‟, In: DE WEVER B., VAN COETHEM H. & WOUTERS N. (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, pp. 83-108.

WOUTERS N., „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006.

3. Mondelinge bronnen - Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) - Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)

4. Internetbronnen - Website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be), op 17/6/2008. - Website Website Koninklijke Fanfare De Verbroedering (http://www.fanfaredeverbroedering.be), op 18/6/2008. - Website Koninklijke Fanfare De Eendracht (http://users.telenet.be/christiaan.lauwaert), op 18/6/2008.

Inleiding 1. Voorstelling & motivatie Het opzet van deze licentiaatsverhandeling bestaat erin de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in de plattelandsgemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem1 te analyseren. Deze scriptie situeert zich dan ook dan ook binnen het onderzoeksdomein van de lokale historiografie met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog. Gedurende de jaren zestig en zeventig betroffen de meeste publicaties in verband met de Tweede Wereldoorlog hoofdzakelijk militaire aspecten en pogingen om de Belgische oorlogsgeschiedenis te beschrijven. Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw concentreerden onderzoekers zich onder invloed van de micro-storia van het postmoderne structuralisme2 echter meer en meer op het belang van de lokale context, ook in crisisperiodes zoals de Tweede Wereldoorlog. Zoals Jan Art en Eric Vanhaute in hun standaardwerk „Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟ stellen: “De integratie van het lokale verhaal in een bredere synthese, de vergelijking met wat elders gebeurde blijft een belangrijke route, maar de „detailrijke beschrijving‟ van het eigen, plaatselijke verleden wordt in deze tijd van „globalisering‟ ook naar waarde geschat.”. 3 Mede dankzij de oprichting van het Centrum voor Geschiedenis (1989) werd ook aan de Universiteit Gent het belang van lokale geschiedschrijving in de verf gezet, met tal van licentiaatsverhandelingen in verband met een of meerdere aspecten van de Tweede Wereldoorlog op lokaal vlak (collaboratie, verzet, lokaal bestuur,…) als resultaat. Ook op internationaal vlak is eenzelfde trend aanwezig: “Scientific historiography of the different occupations in the era of WW II is booming. (…) The local angle offers refreshing and new insights in ways of approaching the occupation.”.4 Als licentiaatsstudent Geschiedenis met interesse voor de Tweede Wereldoorlog én lokale geschiedenis was de keuze dan ook vrij snel gemaakt… Op aanraden van prof.dr. Bruno De Wever besloot ik mijn eigen gemeente - Roosdaal - als onderwerp voor deze studie te kiezen. Niet alleen omdat een lokaal vorser een belangrijk

1 Deze gemeenten vormen sinds 1976 de gemeente Roosdaal: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem fusioneerden in 1965 en in 1976 werd ook de tot dan toe onafhankelijke gemeente Borchtlombeek bij deze fusiegemeente aangehecht. 2 C. Lorenz C., „De constructie van het verleden. Een inleiding in de theorie van de geschiedenis.‟, Amsterdam, Boom, 2002, pp. 120-121. 3 J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003, p. 5. 4 B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, pp. 1-2. voordeel heeft qua achtergrondinformatie5, maar ook omdat de specifieke context van deze gemeente ruimte biedt voor nieuw wetenschappelijk onderzoek. Vooreerst dient te worden opgemerkt dat - ondanks het grote aantal recente publicaties in verband met lokale geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog - slechts een aantal wetenschappelijke onderzoekers zich toegespitst hebben op steden en gemeenten binnen het huidige Vlaams-Brabant.6 Aan de hand van deze licentiaatsverhandeling wil ik dan ook bijdragen aan de - tot nog toe weinig bestudeerde – oorlogsgeschiedenis van de provincie Vlaams-Brabant. Verder biedt de specifieke context van de deelgemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem als gemeenten gesitueerd binnen de regio van het voldoende elementen voor een diepgaande studie, voornamelijk wat betreft de politieke situatie voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Belangrijke politieke figuren zoals Staf De Clercq, Hendrik Borginon, Paul De Mont, Karel Van Cauwelaert,… zijn allen afkomstig uit deze regio en hebben duidelijk hun stempel gedrukt op het dagdagelijkse leven van de Pajotse bevolking. Ook de ligging van deze plattelandsgemeenten, op een knooppunt van verschillende soorten verkeersaders en in de nabijheid van de grootstad Brussel, zorgt voor een erg specifieke oorlogs- en bezettingssituatie. Brussel vormt een ideale afzetmarkt voor gesmokkelde voedingswaren en een belangrijke arbeidsmarkt voor pendelaars. De steenwegen Ninove- Brussel en -Edingen vormen niet alleen het toneel voor de intocht van overwinnaars en de uittocht van verliezers in mei 1940 en september 1944, maar ook voor de typische bewakingsopdrachten en sabotageactiviteiten in de tussentijdse periode. Dit laatste geldt ook voor de spoorlijnen Brussel-Gent en Denderleeuw-Geraardsbergen. Vanuit militair oogpunt vormt de rivier de Dender een belangrijke strategische grens. Bovendien blijkt dat de oorlogssituatie in plattelandsgemeenten erg verschillend was aan die in de steden. Zowel Pieter Trogh als Mark Van den Wijngaert merken bijvoorbeeld op dat

5 B. De Wever, „Geschiedschrijving en lokale politiek.‟, Res Publica: Tijdschrift voor politologie (Leuven), 39, 1997, p. 102. 6 Met name: B. Fierens, „Halle in de Tweede Wereldoorlog. De invloed van de bezetting op het leven in de stad om en rond de Tweede Wereldoorlog.‟, OLV, KUL, 2000. F. Pelicaen, „Dilbeek tijdens de Tweede Wereldoorlog. Analyse en situering van het verzet in een Vlaams- Brabantse gemeente.‟, OLV, Universiteit Gent, 2006. G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992. F. Verbesselt, „Londerzeel, een plattelandsgemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog: een prosopografische analyse.‟, OLV, UGent, 2005. bepaalde aspecten van het dagelijkse leven tijdens periode (zoals voedselvoorziening, verzet en collaboratie,…) in kleine plattelandsgemeenschappen een andere invulling kregen.7 Al deze specifieke, plaatsgebonden aspecten dragen bij tot een unieke lokale geschiedenis, die -naar mijn aanvoelen- zeker de moeite waard is om onderzocht en vastgelegd te worden!

7 P. Trogh, „Het verzet in Aalst en Lede: een vergelijking tussen stad en platteland (‟40-‟45)‟, OLV, Universiteit Gent, 2004, p. 8. M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 215. 2. Probleemstelling & structuur

In tijden van crisis, zoals de periode van de Tweede Wereldoorlog, valt men vaak terug op de lokale dorpsgemeenschap: “iedere lokale gemeenschap werd opnieuw het middelpunt van het heelal en de navel van de wereld.”.8 Bij aanvang van deze licentiaatsverhandeling werd beslist deze plaatselijke actor in het middelpunt van het onderzoek te plaatsen en een monografie in verband met Roosdaal tijdens de Tweede Wereldoorlog te schrijven. In plaats van te focussen op een bepaald aspect van deze periode, bijvoorbeeld plaatselijk verzet of lokaal bestuur, komen zo veel mogelijk thema‟s aan bod aan de hand van een beschrijvende en comparatieve analyse.

De beschrijvende analyse spitst zich toe op volgende onderzoeksvraag: hoe verliep het dagelijkse leven in Roosdaal rond de periode van de Tweede Wereldoorlog? In navolging van de studie van Sofie Descamps9 wordt ervoor gekozen de belangrijkste aspecten van het maatschappelijk leven en de invloed van de oorlogs- en bezettings- omstandigheden op deze aspecten te behandelen. Zo worden de bestuurlijke organisatie (lokaal bestuur, politie en administratie) en het socio-culturele leven (verenigingen, onderwijs en Kerk) voor elk van de Roosdaalse deelgemeenten behandeld. Natuurlijk worden ook de „problematieken‟ eigen aan de oorlogssituatie (de achttiendaagse veldtocht van mei 1940 en bevrijding van september 1944) en de bezettingsomstandigheden (collaboratie en verzet) onder de loep genomen. Bovendien is het voor dit soort onderzoeken noodzakelijk om zowel de vooroorlogse (de gemeenteraadsverkiezingen van 1938, de oorlogsdreiging,…) als naoorlogse (repressie en epuratie, herstel en herintegratie,…) situatie onder de loep te nemen.10 Het jaar 1938 leek me een geschikt startpunt voor de beoogde analyse. De landdag van Rex in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek op 10 juli 1938 vervult namelijk een duidelijke symboolfunctie wat betreft de aanwezigheid van het extreem rechts georiënteerde gedachtengoed in de regio. Bovendien kan men aan de hand van de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 nagaan welke verschillende politieke oriëntaties er in de te bestuderen ruimte aanwezig waren. Ook na de bevrijding van de te bespreken gemeenten kan men nog spreken van een

8 J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟, Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 74. 9 S. Descamps, „Tielt, bezette stad tijdens de Eerste Wereldoorlog.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1999. 10 J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003, p. 381. specifieke realiteit als gevolg van de voorbije oorlogssituatie. Fenomenen als de straatrepressie en epuratie namen een belangrijke plaats in in het naoorlogse leven van de plaatselijke bevolking. Verder had ook de geleidelijke terugkeer van gevangenen een grote invloed op de dorpsbevolking. Men hoorde vaak voor het eerst de verhalen van de gruwel en verschrikkingen van de concentratiekampen, families hoorden na vele maanden wachten dat hun geliefden nooit meer zouden terugkeren,…. Dit alles bracht hevige emoties met zich mee, hetgeen zonder twijfel een invloed heeft gehad op de „heropbouw‟ van de dorpen én de dorpsgemeenschappen. Het jaar 1947 (met de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november) werd daarom als eindpunt van deze studie gekozen.

Op basis van deze beschrijvende analyse wordt overgegaan tot een comparatieve analyse. Deze dient een antwoord te bieden op de vraag welke verschillen er tussen de verschillende dorpsgemeenschappen waren en welke de relatie en wederzijdse invloed was van de verschillende actoren. Aan de hand van deze comporatieve analyse zal een antwoord gezocht worden op vragen als: in welke mate hebben de vooroorlogse politieke activiteit en het vooroorlogse bestuur een invloed gehad op vormen van verzet en collaboratie? In welke mate stond het verenigingsleven mee aan de basis van het ontstaan van zulke groeperingen? Beïnvloedde de houding van de clerus inzake verzet, collaboratie of accommodatie de publieke opinie omtrent deze kwesties? Welke rol speelde het verzet bij de bevrijding en repressie? Is er na de oorlog sprake van politieke continuïteit of van een radicale breuk in vergelijking met de vooroorlogse machtsverhoudingen, en waarom? Op die manier zullen onderlinge verbanden aangetoond worden en zoveel mogelijk maatschappelijke aspecten in relatie met elkaar geplaatst worden. Ook zal worden nagegaan in hoeverre de trends die men uit deze analyse kan halen vergelijkbaar zijn met de nationale context: de analyse binnen het geografische afgebakende kader van de plattelandsgemeenten zal met andere woorden worden getoetst aan het verloop van de Tweede Wereldoorlog in het algemeen. Zoals Rudi Van Doorslaer en Antoon Vrints stellen, moet namelijk „in een goede lokale oorlogsgeschiedenis ook steeds de verbinding gemaakt (sic) worden tussen de plaatselijke situatie en de ruimere regionale, nationale of zelfs internationale context‟.11

11 J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003, p. 384. Deze licentiaatsverhandeling bestaat uit drie grote delen die in chronologische volgorde de vooroorlogse context, de bezettingsperiode en de naoorlogse situatie belichten, gevolgd door een algemeen besluit. Binnen elk van deze delen zal in verschillende hoofdstukken een beschrijvende analyse worden gegeven van de behandelde deelaspecten. Naast een meer algemene inleiding betreffende deze deelaspecten in de nationale en eventueel regionale of internationale context, zal steeds een deelbesluit worden geformuleerd dat een antwoord zal bieden op de comparatieve onderzoeksvraag in hoeverre de dorpsgemeenschappen verschillen of gelijkenissen vertonen. In het algemeen besluit zal worden nagegaan in welke mate de deelaspecten elkaar beïnvloed hebben en of er onderlinge relaties aantoonbaar zijn. Het eerste deel behandelt de periode voor de bezetting. Dit deel poogt de gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog en de nasleep ervan te verankeren in een breder historisch kader. Een eerste hoofdstuk bespreekt de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen van 1938. Hierin zal worden nagegaan hoe de gemeenteraad van de verschillende gemeenten samengesteld was, welke politieke stromingen aan de macht waren en welke in de oppositie zetelden, of de „nieuwe‟ extreem-rechts georiënteerde partijen Rex en VNV de kiezers konden bekoren,…. In nauw verband met dit eerste hoofdstuk zal een tweede hoofdstuk worden gewijd aan de politieke activiteit in de verschillende gemeenten: in hoeverre was het dagelijkse leven van de plattelandsbevolking doordrongen van de lokale, nationale en internationale politiek? Voelde men zich nauw betrokken bij de politieke besluitvorming of schonk men er weinig tot geen aandacht aan? Hoe gaf de bevolking uiting aan deze graad van politiek bewustzijn? In een derde hoofdstuk wordt nagegaan hoe er in de plattelandsgemeenten werd omgegaan met de nakende oorlogsdreiging. De eerste (gedeeltelijke) mobilisaties hebben ongetwijfeld hun invloed gehad op de organisatie van het dagelijkse leven. Verder zal worden onderzocht welke voorzorgsmaatregelen er op militair en burgerlijk niveau werden genomen naar aanleiding van de „drôle de guerre‟. Als laatste wordt de zogenaamde achttiendaagse veldtocht behandeld.12 Zorgden deze eerste oorlogsdagen voor chaos in de dorpen? Wie verkoos te vluchten? In hoeverre werd er navolging gegeven aan de algemene mobilisatie-oproep? Werden de gemeenten direct getroffen of betrokken bij het oorlogsgeweld?

12 Ondanks het feit dat deze eerste weken van de Tweede Wereldoorlog theoretisch gezien niet onder de noemer „vooroorlogse context‟ passen, werd er toch voor gekozen om dit hoofdstuk nog in het eerste deel van deze licentiaatsverhandeling in te passen. Aangezien het tweede deel enkel de periode onder de Duitse bezetting en de specifieke aspecten die daarmee gepaard gaan behandelt, zal zowel de periode van de Duitse verovering als de periode van de geallieerde bevrijding van België buiten dit hoofdstuk worden besproken. In het tweede en meest uitgebreide deel wordt de bezettingsperiode besproken. Dit tweede deel is eerder thematisch opgebouwd: in vier hoofdstukken worden vier specifieke aspecten van het dagelijkse leven onder de Duitse bezetting behandeld. De begrippen accommodatie, collaboratie en verzet staan hierin centraal. Als eerste wordt de bestuurlijke organisatie in de verschillende gemeenten besproken, waarbij lokaal bestuur, ordehandhaving en administratie onder de loep worden genomen. In welke mate voerden zij een „politiek van het minste kwaad‟? In welke gemeenten kwam er door Duitse maatregelen een oorlogsburgemeester aan de macht? Hoe werd de „Ruhe und Ordnung‟ georganiseerd en gehandhaafd? In een poging het sociaal-culturele leven tijdens de bezetting weer te geven, bespreekt het tweede hoofdstuk het verenigingsleven, het onderwijs en de kerkgemeenschap. Wat betreft het verenigingsleven zal bijvoorbeeld worden nagegaan welke verenigingen tijdens de oorlogsjaren naar het achterplan verdwenen en of er nieuwe verenigingen werden opgericht. Bloeide het verenigingsleven of had het eerder te lijden onder de bezettingsomstandigheden? In een tweede luik wordt onderzocht welke invloed de bezetting had op het onderwijs dat in de gemeenten werd georganiseerd. Konden de onderwijsactiviteiten worden voortgezet? Werden er specifieke acties voor schoolkinderen opgezet? Drong het nationaal-socialistisch gedachtengoed door tot op de schoolbanken? Verder wordt ook de kerkgemeenschap van naderbij bekeken. Zocht men tijdens deze crisisperiode steun bij het geloof? Hoe reageerden de mensen op de klokkenroof? Nam de pastoor, die in die tijd nog een grote voorbeeldfunctie vervulde, een standpunt in aangaande het bestuur, het verzet en de collaboratie? De laatste twee hoofdstukken betreffende de bezettingsperiode behandelen de fenomenen verzet en collaboratie. Voor elk van deze oorlogsspecifieke verschijnselen wordt nagegaan welke organisaties actief waren in de plattelandsgemeenten en welke activiteiten daaruit voortvloeiden. Verder zal ook getracht worden een (beperkt) prosopografisch profiel op te stellen van personen die actief waren in het verzet of de collaboratie. Het laatste deel van deze licentiaatsverhandeling betreft de naoorlogse situatie in de plattelandsgemeenten. Een eerste hoofdstuk gaat na hoe de bevrijding van de area verliep. Wanneer en door welke eenheden werden de dorpen bevrijd? Speelde het verzet een rol bij de bevrijding? In het tweede hoofdstuk worden de repressie en epuratie behandeld. Hierbij zal worden nagegaan of, wanneer en in welke vorm er werd overgegaan tot repressie tegen (vermeende) collaborateurs. Welke rol speelden verzetslieden en prominenten zoals de burgemeester en pastoor hierin? Wie werd er voor het krijgsgerecht gebracht? Als laatste zal in het hoofdstuk „Herstel & herintegratie‟ worden nagegaan op welke wijze het herstel van de dorpen en de dorpsgemeenschappen verliep, zowel op materieel als maatschappelijk vlak. 3. Methodologie & bronnenbespreking

Zoals reeds werd vermeld, wordt deze licentiaatsverhandeling opgevat als een monografie waarin zoveel mogelijk aspecten van het dagelijkse leven in de plattelandsgemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem ten tijde van de Tweede Wereldoorlog worden behandeld. Immers: „De Tweede Wereldoorlog vormde toch een totaalfenomeen dat alle gebieden van het leven bestreek (…).‟13 Het mag duidelijk zijn dat de keuze voor het schrijven van een monografie en dus voor het behandelen van meerdere maatschappelijke aspecten slechts haalbaar is dankzij de beperkte geografische en bevolkings- omvang van het afgebakende studieterrein. Uit de voorafgaande probleemstelling en structuur mag blijken dat er een poging werd gedaan zoveel mogelijk relevante maatschappelijke aspecten binnen de studie te integreren.14 Er wordt dus niet enkel aandacht besteed aan het onderzoek naar lokaal bestuur in en om de Tweede Wereldoorlog, maar eveneens aan de prosopografische analyse15 van fenomenen als verzet, collaboratie, repressie en epuratie. Bovendien worden deze politieke fenomenen zoveel mogelijk in een ruimere maatschappelijke context geplaatst, door ze te koppelen aan de sociaal-culturele aspecten van het dagelijkse leven.16

Deze thematische afbakening van het onderwerp en de methodologie van het onderzoek wordt gereflecteerd in de keuze van het bronnenmateriaal. Het bestuderen van de klassieke bronnen van de lokale politiek (notulen van de gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen, uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen, briefwisseling met de gouverneur en arrondissementscommissaris en lokale pers) is een noodzakelijke, doch onvoldoende voorwaarde voor het schrijven van een lokale geschiedenis.17 In de eerste plaats zal dit bronnenmateriaal worden aangevuld met mondelinge getuigenissen, aangezien: „(..) la vie telle qu‟elle a été vécue pendant cette période ne peut être «reconstruite» sans la source

13 s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 7. 14 Aangezien er erg weinig bruikbare informatie werd gevonden betreffende het economische aspect, werd ervoor gekozen dit onderwerp geen afzonderlijk hoofdstuk toe te kennen, maar het in beperkte mate in te passen in de bestaande hoofdstukken. 15 „(…) de prosopografie: de collectieve biografie van een afgebakende groep met ten minste één gemeenschappelijk kenmerk (politiek, sociaal, godsdienstig).‟ Definitie in: J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003, p. 393. 16 J. Art & E. Vanhaute (red.), „Hoe schrijf ik de geschiedenis van mijn gemeente. Deel 1: Inleiding tot de lokale geschiedenis van de 19de en de 20ste eeuw.‟, Gent, Centrum voor Geschiedenis - Universiteit Gent & Mens en Cultuur Uitgevers, 2003, p. 383. 17 B. De Wever, „Geschiedschrijving en lokale politiek.‟, Res Publica: Tijdschrift voor politologie (Leuven), 39, 1997, p. 104-106. orale.‟18. Voor deze mondelinge getuigenissen werden twee selectiecriteria toegepast: ten eerste moeten de getuigen tijdens de behandelde periode in een van de te bespreken gemeenten gewoond hebben, ten tweede werd een minimale leeftijd vastgelegd. Mensen die in het jaar 1926 (of vroeger) zijn geboren, waren (minstens) 14 jaar toen de oorlog uitbrak en 18 jaar bij de bevrijding en hebben deze periode dus enigszins bewust meegemaakt. Gezien deze hoge leeftijdsgrens, zijn slechts een beperkt aantal mondelinge getuigenissen verzameld. Om de lacunes op te vullen, werd beroep gedaan op verslagen van eerdere mondelingen getuigenissen van dorpsbewoners die door o.a. Herman Van Herreweghen verzameld en gebundeld werden.19 Om de studie in een bredere historische en geografische context te plaatsen, werd beroep gedaan op een aantal standaardwerken betreffende de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en een aantal referentiewerken betreffende de lokale en regionale geschiedenis.

De behandeling van delicate thema‟s als verzet, collaboratie, repressie en epuratie zorgt dikwijls voor methodologische problemen.20 Om deze onderwerpen zo neutraal mogelijk te kunnen onderzoeken, werd gekozen voor een meer statistische (i.e. prosopografische) analyse van epuratiedossiers en erkenningsdossiers. Bovendien weert de louter beschrijvende en comparatieve benadering subjectieve oordelen. Verder zullen de namen van individuele collaborateurs niet worden vermeld, aangezien het hier informatie betreft uit de persoonsdossiers van het Krijgsauditoraat en deze als gevolg van de Archiefwet nog niet door het grote publiek mogen geconsulteerd worden. Wanneer informatie betreffende deze personen echter ook in meer toegankelijke bronnen (eerdere publicaties en dergelijke) kan worden geraadpleegd, wordt er een uitzondering gemaakt, bijvoorbeeld in het geval van oorlogsburgemeesters en -schepenen.

18 L. Bosman, „La guerre et le monde agricole: l‟exemple d‟Helecine.‟, In: s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 285. 19 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001. 20 H. Van Goethem, „De historicus tussen hamer en aambeeld.‟, In: E. Corijn (red.), „Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen, Manteau, 2002, pp. 29-48. 4. Opzet & doelgroep Zoals reeds eerder werd aangehaald, wil ik met deze licentiaatsverhandeling een bijdrage leveren tot de lokale geschiedschrijving omtrent de Tweede Wereldoorlog voor de provincie Vlaams-Brabant en meer specifiek voor de gemeente Roosdaal.

Het doel is om op een objectieve en wetenschappelijke wijze de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog in voornoemde gemeenten te beschrijven en te analyseren. Aangezien dit een erg delicate geschiedenis is - “Wie de Tweede Wereldoorlog bestudeert, kan de diepgaande emoties niet uitsluiten die het oorlogsgebeuren nog steeds oproepen (sic).”21-, moet vooraf duidelijk gesteld worden dat dit werk in geen geval uitspraken in verband met goed en kwaad bevat. Het opzet van deze licentiaatsverhandeling bestaat er geenszins in te (ver)oordelen, dan wel de werkelijkheid te reconstrueren.22 De hele verhandeling bestaat dan ook louter uit een neutrale beschrijvende en vergelijkende analyse en er wordt dus niet overgegaan tot subjectieve waardeoordelen en uitspraken. Zonder pretentieus te willen overkomen, hoop ik als inwoner van Roosdaal dat deze scriptie op deze manier in beperkte mate zal kunnen bijdragen tot de verwerking van het oorlogsverleden in mijn gemeente, aangezien men ook hier kan spreken van een „onverwerkt verleden‟. Want zoals Eric Corijn naar aanleiding van de studiedag “Voorwaarts maar niet vergeten” op 24 november 2001 stelde: „Als de verbanden niet boven tafel zijn gehaald, kan geen bladzijde worden omgedraaid. Het gaat immers om de toekomst. En een goede toekomst zit vol welbegrepen geschiedenis.‟23

Ondanks het feit dat dit onderzoek in het kader van een licentiaatsverhandeling werd gevoerd en de uitkomst ervan normaliter enkel beschikbaar wordt gesteld binnen de Universiteit Gent, hoop ik dat deze resultaten ervan tevens de Roosdaalse bevolking en streekgenoten zullen interesseren. Met het oog op deze bijkomende doelgroep werd getracht zo veel mogelijk aandacht te besteden aan een vlot leesbare schrijfstijl en een begrijpelijke uiteenzetting.

21 M. Conway, „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, Groot-Bijgaarden, Globe, 1994, p. vii. 22 H. Van Goethem, „De historicus tussen hamer en aambeeld..‟, In: E. Corijn (red.), „Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen, Manteau, 2002, pp. 46-48. 23 E. Corijn (red.), „Collaboratie in Vlaanderen. Vergeten en vergeven?.‟, Antwerpen, Manteau, 2002, p. 9.

Deel 1: Vooroorlogse context 1. Gemeenteraadsverkiezingen 1938

De laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen vonden op 16 oktober 1938 plaats in een vrij gespannen sfeer. Naar aanleiding van de Sudetenkwestie, ging de Belgische regering op 27 september 1938 over tot de gedeeltelijke mobilisatie van de Belgische strijdkrachten. Na het uitvaardigen van deze maatregel, besloot de overheid tevens de op 9 oktober geplande gemeenteraadsverkiezingen met een week uit te stellen en deze dus op datum van 16 oktober 1938 te organiseren.24 Ondanks het feit dat dankzij de Akkoorden van Munchen van 29 september 1938 de internationale spanningen enigszins bekoelden, werd de Belgische bevolking door de gedeeltelijke mobilisatie op directe wijze geconfronteerd met de realiteit van de Hitlers expansiedrang, hetgeen zeker het stemgedrag van de kiezers mee beïnvloedde.25 Verder creëerden o.a. de acties van Flor Grammens een zekere communautaire spanning.26

In Vlaanderen komen de katholieken als grote overwinnaar uit de gemeenteraads- verkiezingen: zij leveren 81 procent van de burgemeesters en 68 procent van de gemeenteraadsleden.27 De concentratielijsten voldoen niet aan de hoge verwachtingen die de Vlaams-nationalisten zich bij aanvang van de verkiezingen stelden. Volgens VNV-kopman Staf De Clercq zijn de tegenvallende verkiezingsresultaten te wijten aan het feit dat de Vlaamse kiezers de Vlaams-nationalistische partijen te sterk associëren met het aggressieve nazi-Duitsland.28 Desondanks slagen de Vlaams-nationalisten er in het algemeen in een zekere winst te boeken, hoofdzakelijk in de kleinere gemeenten: het VNV bijvoorbeeld beschikt na de verkiezingen over verkozenen in een vijfde van de Vlaamse gemeenten.29 Op basis van de steekproeven die Guy Naudts in zijn licentiaatsverhandeling „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant

24 G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 86. 25 B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p. 207. 26 Idem. 27 N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 392. 28 B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p.214. 29 B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p. 215. van 1938 tot 1947.‟ uitvoerde, blijkt dat op regionaal niveau vergelijkbare resultaten waarneembaar zijn. De katholieken veroverden 51,33 procent van de Brabantse gemeenteraadszetels, de verschillende lokale lijsten 17,68 procent, de socialisten 12,59 procent en de liberalen 5,33 procent, terwijl de communisten en Rex er niet in slaagden een enkele zetel te veroveren.30 Naudts stelt eveneens een duidelijk „Staf De Clercq-effect‟ vast, hoofdzakelijk in het kanton Halle, van waaruit het zich verspreidt naar de omliggende kantons.31 Dit blijkt duidelijk wanneer we naar het aantal Vlaams-nationalistische verkozenen in de gemeenteraadsverkiezingen van een aantal Pajotse gemeenten tijdens het Interbellum kijken: in Wambeek bijvoorbeeld behaalden ze in 1926, 1932 en 1938 respectievelijk vier, vijf en vier verkozenen en in Kester respectievelijk vier, twee en twee (uit een concentratielijst van katholieken en Vlaams-nationalisten) verkozenen.32 In Asse stijgt het percentage behaalde gemeenteraadszetels tot 7,91 procent, 3,65 procent meer in vergelijking met 1932.33 Dat de populariteit van een Pajots politicus zo‟n grote invloed kan hebben op de gemeenteraadsverkiezingen is deels te verklaren door het feit dat zulke landelijke gemeenten meestal een plaatselijke kiesgestalte hebben34, waarbij de lijsten louter van lokale signatuur zijn, de kiezers en kandidaten zich eerder op het gemeentelijke en regionale politieke toneel en minder op de nationale politiek richten.35 Wat betreft de continuïteit van het politieke personeel, volgt de provincie Brabant grotendeels de nationale trends. Gedurende de jaren 1930 kende heel België een hoge graad van continuïteit, hetgeen tot uiting kwam in de hoge leeftijd van vele burgemeesters.36 In Brabant behield 40,90 procent van de burgemeesters en raadsleden een functie binnen de

30 G. Naudts, ‘Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.’, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, pp. 131-133. 31 G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 132. 32 B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 216-225 (bijlage). 33 B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, p. 213. 34 G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 137 35 W. Dewachter, „Gestalten van gemeenteraadsverkiezingen en de samenvoegingen van gemeenten.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 471-472. 36 N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 392. gemeenteraad en bevond de meerderheid onder hen zich in de leeftijdscategorie van 45 tot 54 jaar.37

In de volgende hoofdstukken zal er worden nagegaan hoe de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 in de verschillende gemeenten verliep: welke lijsten kwamen er op, wat voor kiesgestalte was er waarneembaar, hoe werd de gemeenteraad en het schepencollege samengesteld, wie veroverde er een zitje, kan men spreken van een bestuurlijke continuïteit,…?

1.1. Borchtlombeek

In Borchtlombeek komen in 1938 twee lijsten van plaatselijk belang zonder politieke kleur op. Lijst 1 (in de volksmond de „Witten‟ genoemd) verovert vier zetels (Emiel Heyvaert, Theofiel Van Lierde, Amandus Van Lierde en Floribert De Wever), Lijst 2 (de „Zwarten‟ vijf zetels (Jozef Van Wilderode, Arthur Bastaerts, Theofiel Van den Berghe, Albert Geeroms en Petrus De Wever). De meerderheid herkiest Jozef Van Wilderode tot burgemeester. Deze vooraanstaande landbouwer - eigenaar van het Hof te Kattem - van 51 jaar is reeds sinds 1921 gemeenteraadslid en slaagt erin het grootste aantal stemmen te veroveren. Arthur Bastaerts (59 jaar oud, gemeenteraadslid sinds 1921) en Theofiel Van den Berghe (66 jaar oud, gemeenteraadslid sinds 1933) worden respectievelijk tot eerste en tweede schepen verkozen. Van de overige zes gemeenteraadsleden waren drie reeds gemeenteraadslid sinds de verkiezingen van 1932 en zijn er slechts drie voor de eerste keer verkozen. 38 De personen met de langste staat van dienst krijgen de belangrijkste functies toebedeeld. De gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden is 52 jaar.

1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek

De verkiezingsstrijd in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek kenmerkt zich door de rivaliteit tussen de twee grote machtsblokken in de gemeente, met name het blok van de „Geiten‟ rond Robert Motteux, kasteelheer van Rokkenborch en kamerlid voor Rex-Vlaanderen sinds 1936, en dat

37 G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, pp. 150-151& p. 161. 38 Rijksarchief Vlaams Brabant. Provinciaal Bestuur Brabant. Reeks K: Burgemeesters. Arrondissement Brussel. C4 72: Borchtlombeek (1926-1938): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (28/12/1938) & Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (24/12/1938). van de „Bokken‟ rond de gezaghebbende katholieke familie Van Cauwelaert. Lijst 1 - aangevoerd door Robert Motteux - verovert vier zetels, terwijl Lijst 2 - onder aanvoering van Emiel Van Cauwelaert - drie zetels.39 Beide profileren zich als partijen zonder kleur, maar in feite worden de Geiten aanzien als de rexistische partij en de Bokken als de christen- democratische partij. Onder normale omstandigheden zou Robert Motteux als aanvoerder van de meerderheidspartij en als diegene met het grootste aantal voorkeurstemmen tot burgemeester worden benoemd. Aangezien hij echter wegens zijn compromitterende gedrag op de Landdag van Rex in 1938 (Motteux droeg zijn burgemeestersjerp over een Rex- uniform, ontving Léon Degrelle op het gemeentehuis en bracht meermaals de Hitlergroet) door toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Joseph Merlot ontslagen werd als burgemeester van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Artikel 56 van de Gemeentewet stelt dat een ontslagen burgemeester of schepen eenzelfde functie minimum twee jaar na deze beslissing opnieuw mag opnemen, is hij niet geschikt als kandidaat-burgemeester. Ook wat betreft de andere leden van zijn lijst (Jozef Van Laethem, Frans Ringoet en Petrus Lanckmans) heeft het provinciebestuur grote twijfels betreffende hun capaciteiten. Uiteindelijk wordt Jozef Van Laethem (herbergier van De Kroon, 62 jaar, gemeenteraadslid sinds 1933) als voldoende kandidaat aangewezen en wordt hij aldus door de meerderheid als burgemeester verkozen. Frans Ringoet (50 jaar, gemeenteraadslid sinds 1933) wordt eerste schepen, Petrus Lanckmans (62 jaar, eveneens gemeenteraadslid sinds 1933) tweede schepen. Motteux en de leden van Lijst 2 - Emiel Van Cauwelaert, Cyriel Schets en Petrus Tielemans - worden gemeenteraadsleden. Voor Tielemans en de jonge Van Cauwelaert (pas 31 jaar oud) is het de eerste maal dat zij in de gemeenteraad zetelen.40 De gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden is 51 jaar. Op 26 mei 1939 wordt het probleem van de aanstelling van Motteux handig omzeild door de meerderheid: Ringoet biedt zijn ontslag aan als schepen en gemeenteraadslid en wordt vervangen door respectievelijk Motteux en Tielemans.41 Een dag later wordt Andreas Ringoet (familie van) aangesteld als onderwijzer op de gemeenteschool van Onze-Lieve-Vrouw

39 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/5/1939). 40 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/5/1939). Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926- 15/11/1953): zitting van 29/4/1939. 41 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 26/5/1939. Lombeek.42 Op 27 juli van datzelfde jaar treedt Van Laethem af als burgemeester ten voordele van Lanckmans, ondanks de negatieve adviezen van het provinciebestuur omtrent deze laatste. Van Laethem verkrijgt in ruil hiervoor het schepenambt en de functie van ambtenaar voor de burgerlijke stand.43 Op die manier slaagt Robert Motteux erin de feitelijke machthebber van de gemeente te blijven.

1.3. Pamel

Ook in Pamel binden twee lijsten van plaatselijk belang en zonder politieke kleur de strijd aan. Lijst 1 (in de volksmond „de Mettes‟ genoemd) verovert zes zetels en wordt vertegenwoordigd door uittredend burgemeester Jozef De Schepper, Cesar Roosens, Theofiel De Troyer, Frans Van der Schueren, Petrus Covens en Jozef Cautaerts. Lijst 2 ( „de Doempers‟) behaalt vijf zetels en wordt gerepresenteerd door Leon Couck, Felicien Van Mollem, Jozef Van Vreckem, Marcel De Beenhouwer en Norbert Willems. Jozef De Schepper (zaakvoerder van Léberg-bronnen, 57 jaar, gemeenteraadslid sinds 1921 en burgemeester sinds 1926) wordt door de meerderheid herkozen als burgemeester, Cesar Roossens (61 jaar, gemeenteraadslid sinds 1912) en Theofiel De Troyer (63 jaar, gemeenteraadslid sinds 1927) worden verkozen tot respectievelijk eerste en tweede schepen. Wat onmiddellijk opvalt is de lange staat van dienst van een groot aantal gemeenteraadsleden en de grote continuïteit in het gemeentebestuur: zeven leden traden reeds voor 1933 in dienst en de meeste onder hen worden herkozen. De drie nieuwkomers zijn opmerkelijk jonger dan de oude garde (tussen de 30 en 35 jaar, terwijl de gemiddelde leeftijd 55 jaar bedraagt).44

1.4. Strijtem

Tenslotte komen ook in Strijtem twee lijsten van plaatselijk belang en zonder politieke kleur op. Lijst 1 verovert met vier zetels de meerderheid en draagt Albert De Groodt, Paul Velge, Louis De Backer en Jozef De Roock voor als gemeenteraadsleden. Lijst 2 verovert drie zetels,

42 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 27/5/1939. 43 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64): zitting van 27 juli 1939. 44 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (7/12/1938) & Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (1/12/1938) die worden bemand door Frans De Bruyn, Gustaaf Evenepoel en Willem Van Elsen. Paul Velge wordt tot burgemeester verkozen, Albert De Groodt tot eerste schepen en Louis De Backer tot tweede schepen. Het mag duidelijk zijn dat er in het gemeentebestuur van Strijtem een nieuwe wind waait: met uitzondering van Gustaaf Evenepoel (gemeenteraadslid sinds 1903) is het voor de overige zes gemeenteraadsleden de eerste keer dat ze een dergelijke functie bekleden. Bovendien wordt de belangrijke positie van tweede schepen toevertrouwd aan de nog piepjonge Louis De Backer (25 jaar).45 In vergelijking met de andere gemeenten is de gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden ook veel lager, met name 47 jaar.

1.5. Besluit

Uit de analyse van de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen van 1938 in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem blijkt dat er overal sprake is van een uitsluitend plaatselijke verkiezingsgestalte en dat ze aldus beantwoorden aan het verkiezingsbeeld van landelijke gemeenten volgens Wilfried De Wachter.46 Enkel in Onze- Lieve-Vrouw Lombeek wordt er enigszins de link gelegd naar nationale partijen als Rex en de Katholieke Partij. Qua ideologische oriëntatie profileren alle lijsten zich als „katholiek‟. Ondanks het feit dat er tijdens het Interbellum veel Vlaams-nationalisten in de gemeenteraden van de regio zetelden (in 1921 bijvoorbeeld zes in Pamel, in 1938 vier in Wambeek en vijf in Meerbeke,…)47, zijn er na de gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 geen vertegenwoordigers van het Vlaams-nationalisme in de gemeentebesturen van Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel of Strijtem. De bevolking van Onze- Lieve-Vrouw Lombeek blijkt echter wel ontvankelijk voor de rexistische ideologie, hetgeen blijkt uit de verkiezingsoverwinning van Robert Motteux en de deelname aan de Landdag van Rex eerder dat jaar. In Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Pamel is er een grote bestuurlijke continuïteit waarneembaar: dezelfde lijsten behouden de meerderheid, de uittredende

45 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (20/12/1938) & Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (8/12/1938) 46 W. Dewachter, „Gestalten van gemeenteraadsverkiezingen en de samenvoegingen van gemeenten.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 471-472. 47 B. De Wever, „De Vlaams-nationalisten in de gemeentebesturen tijdens het Interbellum.‟, In: „Handelingen van het 16de Internationaal Colloquium van het Gemeentekrediet: De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek, 1890-1970.‟, Brussel, Gemeentekrediet, 1994, pp. 216-225. burgemeesters worden herkozen, de meeste gemeenteraadsleden blijven in functie. Verder ligt de gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden in deze gemeenten vrij hoog. De gemeente Strijtem vormt een uitzondering op deze trends: de gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden ligt lager dan die van de andere gemeenten en de meeste leden van de gemeenteraad zijn nieuwkomers op het plaatselijke politieke toneel. Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in het feit dat de uittredende burgemeester Ghislain Haelterman zich niet opnieuw verkiesbaar stelt en ook zijn eerste schepen Ferdinand De Coster zijn ambt niet langer wenst waar te nemen, waardoor de Strijtemse politieke elite grondig hervormd wordt. 2. Politieke activiteit

Het Interbellum kenmerkte zich in België door een redelijk grote politieke stabiliteit. In 1936 echter, dreigde een institutionele en administratieve crisis uit te monden in een politieke crisis omdat men begon te twijfelen aan de parlementaire democratie als politiek systeem. Als gevolg van de mondiale economische crisis, brak er in de jaren 1930 ook in België sociale onrust uit, hetgeen zich vertaalde in stakingen, hoge werkloosheidscijfers,…. Een niet onbelangrijk deel van de ontevreden bevolking zocht zijn heil niet langer bij de traditionele partijen (katholieken, liberalen en socialisten), maar verleende zijn steun aan relatief jonge, meer extreme partijen als het VNV en Rex, die bij de parlementsverkiezingen van 24 mei 1936 een groot aantal stemmen en zetels behaalden. Rex behaalde bij zijn eerste deelname aan de verkiezingen maar liefst 21 kamerzetels en het VNV – dat onder de naam Vlaams Nationaal Blok opkwam in een kartel met gematigden – behaalde 16 zetels, een verdubbeling van het aantal van de Frontpartij in 1932: geen wonder dat men sprak van een „politieke aardschok‟.48 De kiezers werden aangetrokken door de op hervorming gerichte programma‟s en het anti-parlementaire karakter van beide partijen. De vraag tot staatshervorming stoelde op twee pijlers: de eerste eis was deze voor een grotere controle over de economie en de tweede deze voor een versterking van de uitvoerende macht. Wat betreft het economische luik kan men stellen dat dit in de tweede helft van de jaren 1930 niet langer een probleem was, aangezien het Plan De Man ervoor zorgde dat België uit de economische crisis geraakte.49 Voor het politieke luik werd er echter niet onmiddellijk een afdoende oplossing gevonden. In 1936 werd overgegaan tot de oprichting van het Studiecentrum tot Hervorming van de Staat, maar dit instituut bleek eerder een theoretische constructie en slaagde er niet in een voldoende antwoord te bieden omtrent de crisis van de democratie.50

Na 1936 wisten de traditionele partijen vrij snel het vertrouwen van de kiezer te heroveren (hetgeen tot uiting kwam in de uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 1938), maar

48 E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1077. 49 E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1063. 50 B. Van Causenbroeck, „Studiecentrum tot Hervorming van de Staat.‟, In: „Nieuwe ecyclopedie van de Vlaamse Beweging‟, Tielt, Lannoo, 1998, pp. 2920-2921 de algemene ontevredenheid omtrent de administratieve instellingen verdween niet zo snel. De extreem-rechtse partijen grepen deze malaise aan om de politieke status quo aan het wankelen te brengen en vulden hun programma‟s met projecten voor „beter bestuur‟.51 Deze beloften van alternatieve bestuursvormen lokten vele mensen naar het VNV, dat gedurende de tweede helft van de jaren 1930 relatief populair bleef. Rex kon echter niet blijven overtuigen en stevende in de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen af op een nederlaag. De oorzaak voor dit verschil ligt in het feit dat het VNV geworteld was in een bredere traditie van de Vlaamse Beweging en op basis daarvan over een breder netwerk beschikte. De programmapunten (antimarxisme, antiparlementarisme, leiderschap in een „solidaire volksgemeenschap en Groot-Nederlands nationalisme)52 spraken heel wat kiezers uit verschillende sociale groepen aan. De rexistische partij daarentegen was een partij met een meer geïmproviseerd karakter: „Zij hadden weinig substantiële beleidslijnen, en centraal in de campagne stonden Degrelles aantijgingen van een reeks financiële schandalen waarbij een aantal vooraanstaande politici betrokken waren. (…) Ook de sociale en economische beleidslijnen van Rex waren overwegend zwak gedefinieerd.‟.53 Uit de tegenvallende resultaten van Rex in de tussentijdse verkiezingen van 1937 en de verkiezingen van 1939 blijkt dat een stem voor Rex in 1936 hoofdzakelijk een proteststem was tegen het politieke establishement en niet zozeer een vertrouwensstem voor de partij en haar leider.54

De populariteit van de extreem-rechtse partijen blijkt niet alleen uit de verkiezingsuitslagen, maar tevens uit het succes van de landdagen van VNV en Rex. De massa die zich op dergelijke meetings verzamelt, wordt gebruikt als propagandamiddel, zoals blijkt uit een brief van VNV-propagandaleider Reimond Tollenaere aan Staf De Clercq: „Wanneer vijf mensen de groet brengen aan de vlag dan lacht ge U krom, maar wanneer duizend mensen het doen, dan slaat daar een dynamiek van uit, die geschiedenis maakt.‟.55 Ook de traditionele partijen promoten de massademocratie op dergelijke volksmanifestaties, waarbij „eenheid‟ en

51 N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 391. 52 E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1057. 53 M. Conway, „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, Groot-Bijgaarden, Globe, 1994, p. 11. 54 M. Conway, „Collaboratie in België. Léon Degrelle en het Rexisme, 1940-1944.‟, Groot-Bijgaarden, Globe, 1994, p. 12. 55 B. De Wever, „Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde: het VNV.‟, Tielt, Lannoo, 1994, p. 112. „gemeenschap‟ centrale begrippen vormen.56 Deze idealen komen eveneens tot uiting in de regering van nationale unie die op 15 mei 1938 door Paul-Henri Spaak in het leven wordt geroepen en – met de steun van koning Leopold III – gebaseerd is op het principe van de „autoritaire democratie‟.57 Hiermee volgt België in beperkte mate de Europese tendens van de invraagstelling van de parlementaire democratie en de nieuwsgierigheid naar autoritaire regimes.

In wat volgt zal er worden nagegaan in hoeverre er in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem sprake was van enige politieke activiteit. Op welke manier profileerden de lokale lijsten zich aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog? Heerstte er eveneens een grote ontevredenheid omtrent het politieke systeem? Gaf dit aanleiding tot het onstaan van partijen als het VNV of Rex? Op welke manier werd deze ontevredenheid geuit?

2.1. Borchtlombeek

De strijd tussen het Witte en het Zwarte kamp in de gemeente Borchtlombeek is doordrongen in alle aspecten van het dagelijkse leven: hele families zijn al sinds mensenheugenis aanhanger van de Witten en anderen van de Zwarten, de Zwarten weigeren om boodschappen te doen in de dorpswinkel van een van de Witten,…. Deze strijd verloopt ook bijzonder bitsig: beide partijen beschuldigen elkaar van omkoperij, verkiezingsfraude,…. Beide kampen hebben ook een eigen muziekmaatschappij (in fanfare „De Eendracht‟ spelen enkel Witten, in „De Verbroedering‟ enkel Zwarten), eigen cafés, eigen winkels,….58 In verschillende verklaringen uit de incivismedossiers van het Krijgsauditoraat wordt gewag gemaakt van een plaatselijke VNV-afdeling. Deze wordt slechts kort voor of reeds tijdens de de Tweede Wereldoorlog opgericht (verschillende verklaringen spreken elkaar tegen), maar in de bronnen wordt de precieze stichtingsdatum nergens vermeld.

56 E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1066. 57 E. Gerard, „De democratie gedroomd, begrensd en ondermijnd, 1918-1939.‟, In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 875 & pp. 1081-1083. 58 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008)

2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek

Zoals reeds werd vermeld, is de kleine gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek rond de oorlogsjaren het strijdtoneel van een verregaande politieke strijd tussen twee „partijen‟, met name de Bokken en de Geiten. In het archief van het Provinciebestuur van Brabant zijn tal van klachten en processen verbaal opgenomen betreffende dit conflict: de ene partij beschuldigt de ander van iets, de ander beschuldigt de ene van iets anders,…. In een brief aan de gouverneur beschrijft de arrondissementscommissaris de situatie als volgt: „De gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek ligt in eene streek waar de mensen zich gemakkelijk laten opwinden; in deze gemeente wordt hevigen politieken strijd gevoerd: de plaatselijke maatschappijen zijn niet vreemd aan dezen strijd en eene uitstap met muziek, die maar al te dikwijls gelegenheid geeft tot drinken, kan altijd twisten veroorzaken.‟.59 Hieruit blijkt overduidelijk dat het dorp op verschillende vlakken (politiek, maar ook in het verenigingsleven) verdeeld is in twee kampen, dat van de Bokken en dat van de Geiten. Deze strijd wordt eveneens uitgevochten in het onderwijs van de gemeente: in de notulen van de gemeenteraad vindt men onder punt acht van de dagorde van de zitting van 15 maart 1938 een beschrijving van een conflict tussen de meerderheidspartij (de Geiten) en schoolhoofd Van Stalle (die aanleunt bij de Bokken) betreffende de mishandeling van leerlingen. De hoofdonderwijzer van de gemeenteschool wijst de gemeenteraad dat het college reeds bij een eerder conflict door de hogere overheid in ongelijk werd gesteld en tekent bezwaar aan tegen het feit dat bij het huidige onderzoek enkel kinderen van inwoners met een politieke opinie strijdig met die van hem als getuigen werden opgeroepen.60 Officieel is er in de gemeente geen afdeling van het VNV of Rex aanwezig, maar officieus worden de Geiten als de lokale afdeling van de rexistische partij aanzien. De Geiten gaan geregeld openlijk in de aanval tegen het gevestigde politiek systeem in België. Bij zijn toespraak op de herdenking van wapenstilstand in 1939 haalt burgemeester Lanckmans sterk uit naar de regering.61 Ook in het tijdschrift „De Filosoof van Loemmek: weekblad van de verstandige en geestige lieden van ‟t Payottenland‟ dat door Robert Motteux wordt

59 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964). Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (13/1/1939); 60 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 15/3/1938. 61 Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nr. 8109/44. uitgegeven, wordt het politieke bestel meermaals op de korrel genomen. In de uitgave van 21 april 1936 vindt men naast een spotprent omtrent de loze beloften van de regering, een artikel van de hand van Motteux waarin hij pleit voor een „revolutie‟ tegen het „regiem der rooverij‟ en de „valsche democraten‟: „Komt bij, wij beginnen den kamp, een kamp op leven en dood met onze hoogmoedige en schraapzuchtige meesters, die al wat gij bezat hebben ingepalmd en uwe ellende door onverschilligheid bespotten met te zeggen dat alles goed gaat.‟. Verder in deze editie staat ook nog een naamloos artikel met als titel „Ontwerp van een corporatief systeem strekkende naar eene hervorming van den staat en gegrondvest op de Sociale Rechtvaardigheid‟. Uit de opsomming van enkele van de „algemeene grondbeginselen en richtingslijnen‟ mag blijken dat de auteur de inspiratie voor deze nieuwe staat bij het Duitse nationaal-socialisme heeft gehaald: - „de onderwerping van allen en alles aan de ééne nationale gedachte (…) ontbinding der politieke partijen - het herstel van de Familie als werkdadige cel van het sociale leven van de Natie - de vervanging van het individualisme door het Corporatieve Bewustzijn - de volledige uitschakeling van alle kiemen van het marxisme - de uitbreiding van het gezag in de Uitvoerende Macht der Natie - de verdediging van het grondgebied - …‟62 Ook op het Congres van Rex dat op 9 en 10 juli 1938 in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek plaatsvindt, blijkt dat de organisatoren sterk geïnspireerd zijn door de ideologie van nazi- Duitsland: in de brochure (waarin naast Franse en Nederlandse teksten eveneens Duitse, Engelse, Spaanse en Italiaanse vertalingen worden opgenomen gezien het „internationale belang‟ van de meeting) wordt de grootsheid van de manifestatie, de massa en het decor in de verf gezet en de discipline en de authentieke landelijke omgeving verheerlijkt. Gedurende het tweedaagse congres nemen alle prominenten van de partij van de Geiten actief deel aan de verschillende activiteiten: de lezingen in het kasteel Rokkenborch op zaterdag, de mis op zondagmorgen, de plechtige ontvangst van Léon Degrelle op het gemeentehuis en de feitelijk Landdag op zondag. Burgemeester Motteux gaat hierin het verst: hij draagt zijn burgemeestersjerp boven een Rex-uniform en brengt de Dietsche-/Hitlergroet.63

62 Studie- en Documentatiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma). R 3500: „De Filosoof van Loemmek. Weekblad van de verstandige en geestige lieden van ‟t Payottenland.‟ (nummer 10, 21/4/1936). 63 Brochure Nationaal Congres Rex te Lombeek. Zie bijlage 1. Ondanks het feit dat de centrale overheid Motteux voor deze verregaande vorm van anti- belgicisme op de vingers tikt en hem ontslaat als burgemeester, blijft hij de touwtjes in handen houden en blijft de politieke strijd in de gemeente onverminderd verder duren. Op de zitting van het schepencollege van 16 juli 1938 (waarop enkel leden van de meerderheid aanwezig zijn) beslist men de Koollochtingsstraat te herdopen tot de Robert Motteuxstraat, „als dank voor vijf jaren trouwe dienst als burgemeester‟.64 Bij de gemeenteraadsverkiezingen later dat jaar zal Motteux bovendien - zoals reeds werd vermeld - alsnog een klinkende overwinning behalen, hetgeen door zijn medestanders uitbundig wordt gevierd.

2.3. Pamel

De plattelandsbevolking van Pamel voelt zich niet echt betrokken bij de nationale politiek en de politiek-maatschappelijke problemen waarmee België aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog kampt: „Waarover er in Brussel allemaal werd gediscussieerd, daar trokken wij ons hier weinig van aan!‟.65 In de gemeente zelf was de politiek wel belangrijk. De politieke tweestrijd tussen beide kampen (Mettes en Doempers) wordt ook in andere facetten van het dagelijkse leven doorgetrokken: elk kamp had zijn eigen café alwaar er hevig wordt gediscussieerd over „het wanbeleid‟ van de andere, De Doempers hebben hun eigen muziekmaatschappij om het ronselen van aanhangers kracht bij te zetten,….66 Ook in Pamel werd tijdens het Interbellum een lokale afdeling van het VNV opgericht, hetgeen blijkt uit verschillende getuigenissen in de incivismedossiers van het Krijgsauditoraat. Uit het dossier van een van de eerste leden blijkt dat deze reeds in de eerste helft van de jaren 1930 werd opgericht.67 Deze lokale VNV-afdeling trok zowel aanhangers van de Doempers als van de Mettes aan, maar kan niet echt worden beschouwd als een politiek alternatief, aangezien ze niet actief was binnen het gemeentebestuur en niet opkwam bij de gemeenteraadsverkiezingen. Naar verluidt zouden velen lid worden omdat ze bijzonder ingenomen waren met de charismatische Pajotse politicus Staf De Clercq en de vooraanstaande VNV‟er van Pamelse afkomst Hendrik Borginon.68

64 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64): zitting van 16/7/1938. 65 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 66 Idem. 67 Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nr. 550/47 68 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 2.4. Strijtem

Uit de verklaringen van voormalige VNV‟ers uit Strijtem in de incivismedossiers van het Krijgsauditoraat, blijkt dat velen onder hen reeds voor de Tweede Wereldoorlog lid waren van de lokale VNV-afdeling. In de notulen van de gemeente wordt in het verslag van de zitting van 2 mei 1939 gewag gemaakt van een van de activiteiten die deze afdeling mede organiseert: „Als antwoord op een vraag van Jef Basteleurs, Statiestraat 298 Liedekerke, in naam van het Gewestelijk Vlaamsch Nationaal Verbond in datum van 2 mei 1939 betreffende een aanvraag om op zondag 11 juni aanstaande een liefdadigheidsfeest te geven ten voordele der Vlaamsche Nationale Sociale Werken, op den eigendom van den heer R.V.C., Ramersstraat Strijtem, besluit de raad dat dit feest mag gegeven worden alsook een optocht, doch het is hun verboden een meeting te houden op den openbaren weg.‟.69 Uit deze beslissing blijkt dat de gemeenteraad er niets op tegen heeft dat het VNV dergelijke activiteit op het grondgebied organiseert, maar dat men er tegelijkertijd toch beducht voor is dat deze kan „uitgroeien‟ tot een politieke meeting waar men volgens de leden onmogelijk de toestemming voor kan geven.

2.5. Besluit

Samenvattend kan men stellen dat men zich in deze Pajotse plattelandsgemeenten niet of slechts heel weinig betrokken voelt bij de hervormingseisen die de nationale politiek domineren. De gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek vormt echter de uitzondering: de Geiten onder leiding van Robert Motteux pleiten voor hervomingen op alle vlakken van de samenleving en beloven hun aanhangers een „beter bestuur‟. In tegenstelling tot het officiële programma van Rex, vindt het hervormingsidee van Motteux en zijn officieuze Rex-afdeling wel ingang bij de Lombeekse bevolking. De verklaring hiervoor ligt in het gegeven dat de gemeente reeds langer vertrouwd is met het gedachtengoed en de figuur van Robert Motteux en men hem heel veel vertrouwen schenkt. Men kan stellen dat zijn „partij‟, net zoals het VNV in Vlaanderen, wortelt in een bredere en meer diepgaande context in vergelijking met de rexistische partij van Léon Degrelle. Ondanks de meestal lauwe interesse in de nationale politiek, vormt de lokale politiek de basis voor het dagelijkse leven in de dorpsgemeenschappen. In elk van de gemeenten treden lijsten

69 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1942): zitting van 2/5/1939. aan van katholieke strekking en zonder politieke kleur, die het hele dorp verdelen in twee elkaar op elk vlak bestrijdende kampen. Er is met andere woorden steeds sprake van een hevige politieke strijd op lokaal vlak. In de gemeenten Borchtlombeek, Pamel en Strijtem worden lokale afdelingen van het VNV opgericht, maar nergens profileren deze zich als een derde politieke medespeler: ze worden eerder als sociaal-culturele verenigingen beschouwd. Opnieuw vormt de gemeente Onze- Lieve-Vrouw Lombeek een uitzondering, aangezien de plaatselijke Geiten officieus kunnen worden beschouwd als een afdeling van de rexistische partij. Deze lokale afdeling engageert zich wel op het politieke toneel en slaagt er aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog in alle macht naar zich toe te trekken. 3. Oorlogsdreiging

Op 30 januari 1933 wordt Adolf Hitler, leider van de National Sozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP), door rijkspresident Paul von Hindenburg tot rijkskanselier van Duitsland benoemd. Al gauw blijkt dat de expansiedrang van Hitler een bedreiging vormt voor de wereldvrede: de grote mogendheden volgen angstvallig de Duitse acties en hopen een nieuw gewapend conflict te kunnen afwenden.

Als gevolg van de internationale spanningen neemt men in België een aantal maatregelen. Op 6 maart 1936 zegt België het Frans-Belgisch militair akkoord van 1920 gedeeltelijk op.70 Het kleine België vreest door de vijandschap tussen Duitsland en Frankrijk voor de tweede maal te worden meegesleurd in een wereldoorlog. Daarenboven heeft de publieke opinie in België zich na de Eerste Wereldoorlog tegen Frankrijk gekeerd en was er sprake van een uitgesproken antimilitarisme.71 In het België van de jaren 1930 zijn er dan ook weinig voorstanders van het Frans-Belgische militair akkoord. Vanaf de toespraak van koning Leopold III op 14 oktober 1936 volgt het land officieel een onafhankelijk beleid.72 Na de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 kondigt het een strikte neutraliteit af.73 Net zoals het merendeel van de Belgische bevolking hoopt koning Leopold III alsnog een nieuwe oorlog te kunnen afwenden. Op 23 augustus 1939 roept hij de leden van de Oslo-groep samen voor een vredesconferentie in Brussel en lanceert hij samen met de staatshoofden van Finland, Denemarken, Noorwegen, Zweden, Nederland en Luxemburg een oproep tot vredes- onderhandelingen.74 Duitsland en Italië negeren deze oproep, Frankrijk en Groot-Brittanië opperen dat het reeds te laat is om te onderhandelen… Om het Belgische onafhankelijkheidsbeleid kracht bij te zetten, besluit de legerleiding te focussen op de landsverdediging. Op 25 maart 1936 wordt de Gemengde Militaire Commissie opgericht, die de taak heeft „de huidige staat van het leger alsmede de noodwendigheden der werkelijke verdediging van het grondgebied te bestuderen en al de door haar gepast

70 M. De Waele, „De onafhankelijkheidspolitiek van België: breuk of continuïteit?‟, In: „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 23. 71 M. De Waele, „De onafhankelijkheidspolitiek van België: breuk of continuïteit?‟, In: „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 21. 72 Idem. 73 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 14. 74 S. Peeters, „Sauver la paix.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1990, pp. 23-24. geoordeelde reorganisatiemaatregelen voor te schrijven‟.75 Eind 1936 verleent het parlement de goedkeuring aan een legerhervorming: de dienstplicht wordt verlengd, de bewapening opgedreven en de verdediging in de diepte doorgevoerd.76 De Generale Staf stelt op 27 april 1939 voor om een tweede weerstandsstelling op te richten, waarnaar het Belgische leger zich kan terugtrekken indien de eerste linie rond het Albertkanaal en de Maas onder de voet gelopen wordt. Vanaf 16 september 1939 wordt met man en macht gewerkt om het plan van de zogenaamde KW-linie (lopende van Koningshooikt tot Waver, in de volksmond de Ijzeren Muur genaamd) uit te werken: een reeks betonnen bunkers, prikkeldraadnetten en een continue anti-tankhindernis (bestaande uit een waterloop, een antitankgracht of verankerde cointet-versperringen).77 De dreiging van een nieuw gewapend conflict zorgt er ook voor dat de Belgische strijdmacht zich paraat houdt. Tweemaal worden de reservisten opgeroepen. Een eerste maal gebeurt dit naar aanleiding van de Sudetencrisis, op 27 september 1938. De akkoorden van München zorgen er echter voor dat de „rust‟ hersteld wordt, zodat reeds op 1 oktober 1938 de demobilisatie kan worden afgekondigd. De tweede keer, op 26 augustus 1939, zijn de spanningen in het Duits-Poolse grensgebied de directe aanleiding. Wanneer Duitsland op 1 september 1939 Polen binnenvalt, is duidelijk dat de Tweede Wereldoorlog officieel van start is gegaan. Ditmaal blijven de Belgische troepen in verhoogde staat van paraatheid en volgt er geen volledige demobilisatie. De oorlogsdreiging wordt als gevolg van de mobilisatie voor het eerst een realiteit voor de bevolking. Naast de problemen die de mobilisatie en inkwartiering van de soldaten met zich meebrengen, klaagt de bevolking ook over de militaire opeisingen en de bijkomende heffingen op auto‟s, fietsen,… gedurende de „drôle de guerre‟.78 Desondanks komt er in het hele land een grote solidariteitsactie voor de gemobiliseerden op gang: duizenden soldatenpakketten, steunbrieven, wollen mutsen en kousen, dekens,… worden onder de soldaten verdeeld.79 De Belgische regering spoort de burgerbevolking ook aan om zichzelf zo goed mogelijk voor te bereiden op een eventuele oorlog. Vrijwilligersinitiatieven als de Passieve Lucht-

75 L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 14. 76 V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1138. 77 L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 21. 78 F. Selleslagh, „Il faut bien vivre pourtant.‟, In : F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1990, p. 43. 79 A. Collignon, „Des colis… et des jeux.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1990, pp. 50-55. bescherming en de Burgerlijke Wacht worden opgericht om de bevolking te organiseren en te onderrichten inzake de burgerlijke bescherming. Alarmsirenes, gasmaskers en zandzakjes worden ter beschikking gesteld van de lokale comités. De bouw van publieke en familiale schuilkelders wordt door de regering sterk aanbevolen. Op 31 augustus 1939 wordt de algemene verduisteringsmaatregel afgekondigd.80 Met het oog op een mogelijke vijandige bezetting, stelt de Belgische overheid alles in het werk om de bestuurlijke continuïteit te garanderen. In het Burgerlijk Mobilisatieboekje (dat elke ambtenaar, militair of functionaris sinds het Koninklijk Besluit van 17 maart 1936 verplicht in zijn bezit diende te hebben) wordt de Wet-Bovesse van 5 maart 1935 opgenomen, waarin wordt gesteld dat alle gezagsdragers in geval van oorlog of bezetting op post moeten blijven.81 Ook de tekst van de Conventie van Den Haag wordt integraal in het Burgerlijk Mobilisatieboekje opgenomen. Hierin worden de gezagsdragers echter niet uitdrukkelijk verplicht om op post te blijven. Nico Wouters ziet hierin een bewuste strategie van de overheid: „De Belgische overheid dacht blijkbaar dat men het best ruimte liet voor improvisatie, afhankelijk van de specifieke bezettingssituatie. (…) Deze houding werd waarschijnlijk ingegeven door de ervaring van de Eerste Wereldoorlog.‟.82 Deze vaagheid zou echter tijdens de bezetting zorgen voor een grote onduidelijkheid en leidt ertoe dat plaatselijke bestuurders in hun zwakke positie erg ontvankelijk zijn voor druk van de bezetter.

Op welke manier beleefde men nu in de beoogde plattelandsgemeenten de schemeroorlog? Was de bevolking zich terdege bewust van de dreiging en hoe keek men er tegenaan: vreesde men voor dezelfde traumatische gebeurtenissen als tijdens de Eerste Wereldoorlog? Nam men initiatieven voor de oprichting van een Passieve Luchtbescherming of Burgerlijke Wacht? Hoe ging men in de gemeenten om met de verduisteringsmaatregelen, de opeisingen, de verdeling van gasmaskers, de bouw van schuilkelders,…? Welke inspanningen werden er genomen voor de uitbouw van de KW-linie, die langs het grondgebied van de huidige gemeente Roosdaal liep?

80 Y. Bastin, „Une défense très passive.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours de sursis‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1990, pp. 94-101. 81 N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lanno, 2004, pp. 40-41. 82 N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lanno, 2004, p. 42. 3.1. Borchtlombeek

Wat betreft het onderwerp oorlogsdreiging is er voor de gemeente Borchtlombeek sprake van een ware „stilte‟ in het bronnenmateriaal. Nergens werd enige aanwijzing in verband met dit thema aangetroffen, met uitzondering van de opeisingsregisters uit 1939 die zich in het gemeentearchief van Borchtlombeek bevinden. Daarin wordt echter enkel vermeld wie een bepaalde levering (een fiets, een vrachtwagen, een paar strobalen, een paard, balken, …) moest overmaken aan de gemobiliseerde Belgische strijdkrachten.

3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek

Als gevolg van de opeenvolgende periodes van mobilisatie worden ook in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek gemobiliseerde soldaten ondergebracht in de stallen van het kasteel Rokkenborch, in schuren en huizen van particulieren,….83 In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek besluit het schepencollege op de zitting van 5 september 1939 namens het gemeentebestuur bij de plaatselijke Commissie voor Openbare Onderstand (COO) een lening aan te vragen om de aankoop van „een brandspuit met motor en gasmaskers‟ te kunnen bekostigen.84 Vermoedelijk werd hier dus ook een Burgerlijke Wacht of een Passieve Luchtbescherming opgericht, maar noch in de notulen, noch in andere bronnen werd hiervan bewijs teruggevonden. Verschillende inwoners maken wel gewag van een alarmsirene die zich op het dak van het kasteel Rokkenborch zou hebben bevonden.85

3.3. Pamel

In Pamel is men zich vanaf de Duitse inval in Polen op 1 september 1939 bijzonder bewust van de dreigende oorlog. Pastoor Janssens doet volgende oproep: „We vragen dringend de parochianen in zo groot getal mogelijk iedere avond Gods hulp te komen inroepen voor het welzijn van ons land, voor de wereldvrede en voor het welzijn van de soldaten van onze parochie.‟ om dan verder te gaan met een onheilspellende waarschuwing: „We mogen niet

83 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 47-48. 84 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64): zitting van 5/9/1939. 85 Uit getuigenverklaringen van de dossiers m.b.t. incivisme van het Krijgsauditoriaat. denken dat het ergste reeds voorbij is: het ergste kan wel nog komen. De goede God beware er ons voor.‟.86 In het jaar 1939 wordt ook van start gegaan met de bouw van vier bunkers, als onderdeel van de uitbouw van de KW-linie. Deze situeren zich op een heuvelrug tussen de dorpskern en de steenweg Brussel-Ninove en kijken uit over de Dendervallei. De nodige gronden worden aan de hand van het Koninklijk Besluit van 7 februari 1939 onteigend. De bunkers (twee grote en twee kleinere) zijn onderling met elkaar verbonden door middel van loopgrachten en zijn zo geplaatst dat de hele omgeving binnen het bereik van de geïnstalleerde machinegeweren valt (er zijn met andere woorden geen „dode hoeken‟ in het wapenbereik).87 Op de Ninoofsesteenweg, net buiten het grondgebied van Pamel, worden cointet-versperringen aangebracht. Op die manier wordt de uitbouw van de Ijzeren Muur in Pamel gedurende het jaar 1939 voltooid. Gezien de strategische ligging van de gemeente worden er op het grondgebied erg veel gemobiliseerde soldaten ingekwartierd. Het gaat zelfs zover dat er onvoldoende huizen en schuren beschikbaar zijn en dat men overgaat tot de bouw van barakken in een boomgaard. Ook hier blijken deze soldaten niet steeds van goed gedrag te zijn: „Dronken en slordig geklede sodaten maakten weldra deel uit van het straatbeeld. (…) Af en toe werd er wel een gestrafte in het kolenhokje links op de speelplaats van de jongensschool, dat dienstdeed als cachot, gestoken maar lang zat hij er niet in, hij brak gewoon uit.‟.88 Uit lijsten van het archief van de kerk van Ledeberg (een gehucht van Pamel) blijkt dat minstens 269 mannen uit Pamel werden gemobiliseerd. Deze lijsten worden opgemaakt in opdracht van pastoor Janssens, die ze wou gebruiken „om hun eventueel drukwerken en pakjes te kunnen sturen‟ , maar ook „ten einde onze jongens het boekje van dr. Frans Daels te kunnen sturen om ze aldus voor te lichten tegen de gevaren die hen bedreigen op zedelijk gebied‟.89 Naast de problemen met gemobiliseerde soldaten heeft de Pamelse bevolking ook te lijden onder de opeisingen, die vanaf september 1938 tot 26 mei 1940 worden opgetekend in het „Register der opeisingen‟: fietsen, stro, meubelen, bouwmaterialen, paarden, schuren en

86 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 156. 87 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 73-93. 88 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 47. 89 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 39. andere vormen van onderdak voor soldaten, kachels, kolen, voertuigen,… worden door hogerhand aangeslagen om de mobilisatie door te komen.90 Uit een document betreffende de aanstelling van gemeenteraadslid Petrus Covens als voorzitter van het Stedelijke Comité ter Bescherming tegen Luchtaanvallen, blijkt dat er ook in Pamel een Burgerlijke Wacht voor Passieve Luchtbescherming werd opgericht. Aangezien deze niet gedateerd is, is het echter gissen naar de oprichtingsdatum. Een mededeling van het Algemeen Commissariaat voor de Passieve Luchtbescherming van het ministerie van Binnenlandse Zaken in verband met oefenmanoeuvres op 19 april 1938, geeft wel enige idee omtrent dit tijdstip. Deze oefenmanoeuvres vinden zowel overdag als ‟s nachts plaats en hebben tot doel de reikwijdte van het alarmsignaal te testen, zonder beroep te doen op de actieve medewerking van de bevolking. Gedurende het jaar 1939 nemen 108 mannen (enkel personen die niet voor het veldleger in aanmerking komen) uit Pamel vrijwillig dienst in de Passieve Luchtbescherming voor een periode van vijf jaar. 91 Zij zijn verantwoordelijk voor „maatregelen in vredes- en oorlogstijd genomen om de vernielende uitwerkselen van luchtbombardementen uit te schakelen of te verminderen‟.92 Op 15 maart 1940 wordt onderwijzer Jozef Staels als hoofd van de Burgerlijke Wacht voor Passieve Luchtbescherming aangesteld.93 Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, op 9 mei 1940, stuurt de provinciegouverneur van Brabant nog een brief met de vraag in hoeverre de werken van de Passieve Luchtbescherming zoals het graven van loopgrachten, de bouw van schuilplaatsen en de uitdeling van zandzakjes gevorderd zijn.94

3.4. Strijtem

Op de zitting van 1 september 1939 van het schepencollege van Strijtem wordt - in opdracht van de provinciegouverneur - overgegaan tot de oprichting van een Steun- en ravitailleringscomité voor de burgerbevolking. Waarom de gouverneur hier de opdracht voor gaf, wordt noch in de notulen van de gemeenteraad, noch in de archiefbestanden van het Provinciebestuur van Brabant vermeld. Burgemeester Paul Velge wordt benoemd tot

90 Gemeentearchief Pamel. Register der opeisingen (september 1938-26/5/1940) 91 Gemeentearchief Pamel. Documenten ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemeen Commissariaat voor Passieve Luchtbescherming (1938). 92 Gemeentearchief Pamel. Documenten ministerie van Binnenlandse Zaken, Algemeen Commissariaat voor Passieve Luchtbescherming (1938). „Algemeene onderrichtingen betreffende de Passieve Luchtbescherming der burgerlijke bevolking en inrichtingen tegen luchtaanvallen.‟, p. 5. 93 Gemeentearchief Pamel. Brief m.b.t. aanstelling chef van de Burgerlijke Wacht te Pamel (15/3/1940) 94 Gemeentearchief Pamel. Brief provinciegouverneur Brabant (9/5/1940) voorzitter, eerste schepen Albert De Groodt tot ondervoorzitter en Henri Joris tot secretaris. Een week later, op de zitting van 8 september 1939, wordt beslist nog twee extra bestuursleden binnen het Steun- en ravitailleringscomité te benoemen, met name gemeenteraadsleden Gustaaf Evenepoel en Willem Van Elsen.95 Verdere informatie betreffende de werking van dit comité ontbreekt echter.

3.5. Besluit

Uit de analyse van de bronnen omtrent dit onderwerp blijkt dat de bevolking zich terdege bewust was van de internationale oorlogsdreiging en de benarde positie die België daarin innam. Deze oorlogsdreiging kwam vooral tot uiting in de militaire opeisingen, de mobilisatie, de troepeninkwartiering, de bouw van militaire verdedigingswerken als onderdeel van de Ijzeren Muur en de oprichting van plaatselijke hulpcomités voor steun aan en bescherming van de bevolking.

95 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952): zittingen van 1/9/1939 & 8/9/1939. 4. Achttiendaagse veldtocht (10 mei 1940 – 28 mei 1940)

In de vroege morgen van 10 mei 1940 komt er een bruusk einde aan de schemeroorlog: Duitsland valt het neutrale België binnen. De aanval komt niet als een complete verrassing, aangezien het land zich reeds verscheidene maanden in verhoogde staat van paraatheid bevindt. Toch wordt het Belgische leger die bewuste meimorgen volledig overrompeld: de paraatheid van de soldaten heeft te lijden onder de lange mobilisatieperiode, velen denken dat het voor de zoveelste keer een loos alarm zal zijn en men beschikt zelfs niet over de vereiste bewapening.96 Nog dezelfde dag worden de bruggen van het Albertkanaal en het fort van Eben-Emael door Duitse parachutisten veroverd, zodat op 11 mei het bevel wordt gegeven de eerste verdedigingslinie op te geven en zich terug te trekken naar de KW-linie. Al gauw blijkt deze eveneens niet bestand tegen het Duitse offensief: op 16 mei biedt de Brusselse burgemeester Van de Meulebroeck de overgave van de hoofdstad aan aan een Duitse officiersdelegatie. Door de snelheid van de Blitzkrieg wordt het Belgische leger gedwongen zich steeds verder terug te trekken. Wanneer een deel van het Duitse leger op 20 mei een doorbraak naar de Atlantische Oceaan bekomen heeft, lijkt de situatie voor de geallieerde legers en voor België uitzichtloos. Op 28 mei 1940, slechts achttien dagen na de eerste aanval op Belgisch grondgebied, aanvaardt Hitler de onvoorwaardelijke capitulatie van België.

Reeds vanaf de eerste uren van de achttiendaagse veldtocht vervalt het ganse land in chaos… De regering poogt ondanks de uiterst verwarde toestand het hoofd koel te houden, maar slaagt daar amper in.97 Door de efficiënte Duitse bombardementen van communicatieknooppunten en vliegvelden wordt de communicatie tussen de verschillende legereenheden en het militaire hoofdkwartier grondig verstoord. Het onverwacht snelle verlies van de bruggen over het Albertkanaal en het fort Eben-Emael zorgt voor een grote psychologische opdoffer bij de Belgische soldaten. Het herhaaldelijk bevel tot terugtrekken en de uitzichtloze situatie versterken het heersende defaitisme.98 Deze verschillende factoren dragen er toe bij dat het Belgische leger gedurende de oorlogsdagen op bijzonder chaotische wijze het hoofd tracht te bieden aan de snel oprukkende Duitsers.

96 L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 43. 97 H. Borginon, „Op zoek naar de weggesleepten van mei 1940.‟, Antwerpen, Nederlandse Boekhandel, 1973, pp. 6-7. 98 L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 59. De toestand op de Belgische wegen bemoeilijkt de militaire bewegingen in ernstige mate. De terugtrekkende soldaten worden op hun pad geconfronteerd met ongeveer 300 000 mannen van de rekruteringsreserve, die bij aanvang van de oorlog het bevel gekregen hebben zich naar West-Vlaanderen en Noord-Frankrijk te begeven om vandaaruit het 600 000-koppige bestaande leger te vervoegen.99 Te voet of met de fiets trachten deze vaak jonge mannen via de Vlaamse wegen de meldpunten in het Westen te bereiken en te voorkomen dat ze door de Duitsers onder de voet worden gelopen. Ondanks het feit dat reeds voor de start van de oorlog aan de burgerbevolking werd opgedragen om zo veel mogelijk thuis te blijven en niet te vluchten 100, slaan velen deze oproep in de wind en proberen ze hun familie en hun hele hebben en houden in veiligheid te brengen. Deze beslissing wordt bij velen ingegeven door de herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog, toen de Duitse legers zich in de oorlogsgebieden als barbaren gedroegen en de bevolking terroriseerden. Ook vele ambtenaren en functionarissen van lokale overheden kiezen ervoor hun post te verlaten in hun zoektocht naar veiliger oorden.101 In het hele land kent men eveneens een grote angst voor spionnen van de zogenaamde Vijfde Kolonne. Reeds tijdens de schemeroorlog stelde men lijsten op van mogelijke verdachten, die vooral gezocht werden in de milieus van dissidente politieke bewegingen als Rex, het VNV en Verdinaso, politieke vluchtelingen uit de bezette gebieden, bewoners van de Oostkantons en - na het niet-aanvalspact tussen de Stalin en Hitler van 23 augustus 1939 - communisten. Op 10 mei 1940, onmiddellijk na de Duitse aanval, geeft minister van Justitie Paul-Emile Janson de opdracht de personen op deze verdachtenlijsten op te sporen en aan te houden.102

Aldus valt België tijdens de achttiendaagse veldtocht ten prooi aan collectieve paniek en defaitisme. De meerderheid van de Belgen ervaart de uiteindelijke capitulatie van 28 mei dan ook als een opluchting en prijst het besluit van koning Leopold III: hij wordt aanzien als de redder van zonen en echtgenoten in een verloren strijd.103 De bevolking heeft ook veel sympathie voor de solidariteit van Leopold III, die blijkt uit de beslissing die hij in een

99 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 30. 100 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 29. 101 N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lanno, 2004, p. 57. 102 L. De Vos & F. Decat, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 10: Mei 1940, van Albertkanaal tot Leie.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 56. 103 P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945, p. 18. pamflet in verband met de capitulatie onder de Belgen verspreidt: „Ik verlaat U niet in den tegenspoed, die ons pijnlijk heeft getroffen; ik houd eraan te waken over uw lot en dit uwer familieën.‟.104 Opmerkelijk is ook dat de eerste ontmoetingen tussen de burgers en de Duitse bezettingsmacht aanvankelijk erg positief verlopen: men is aangenaam verrast door de discipline, burgerzin en ordelijkheid die de Duitse soldaten uitstralen.105 In het buitenland en hoofdzakelijk in Frankrijk wordt de beslissing van de Belgische koning als verraad bestempeld. Heel wat Fransen gaan over tot wraakacties tegen vluchtelingen, rekruten en militairen uit België.106 De radiotoespraak van premier Pierlot - waarin hij de acties van koning Leopold III streng veroordeelt - slaagt erin de Franse gemoederen te bedaren, maar zorgt er tegelijkertijd voor dat de Belgische bevolking zich van de regering afkeert.107 De relatie tussen koning en regering vertroebelde reeds ernstig in de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog. Het kwam tot een definitieve breuk op 25 mei 1940 tijdens de besprekingen op het kasteel van Wijnendaele (toen Leopold halsstarrig weigerde de regering in ballingschap te volgen) en gedurende de hele bezettingsperiode komen beide partijen lijnrecht tegenover elkaar te staan. Na de oorlog zou het conflict aanleiding geven tot de Koningskwestie.

Wanneer men wil nagaan hoe men in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem de periode van de achttiendaagse veldtocht beleefde, moet antwoord gegeven worden op volgende vragen: welke militaire gebeurtenissen werden op het grondgebied verricht? Sloegen de inwoners massaal op de vlucht of probeerde men het hoofd koel te houden? Welke politieke en administratieve functionarissen sloegen op de vlucht? Hoeveel inwoners en soldaten uit de gemeenten vonden de dood als gevolg van de krijgsverrichtingen? Hoeveel jonge mannen uit de rekruteringsreserve gaven gevolg aan de oproep van de Belgische legerstaf en trokken naar West-Vlaanderen of Noord-Frankrijk? Hoe reageerde de bevolking op de capitulatie: steunde men koning Leopold III in zijn beslissing of verkoos men het standpunt van de uitgeweken regering en wilde men de strijd verderzetten? Op welke manier ervaarde men de eerste contacten met de Duitse bezetter?

104 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 36. 105 P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945, p. 17. 106 J. De Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟, Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, pp. 18-19. 107 P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945, p. 19. Aan de hand van de fiches van Paul Veldekens (provinciaal commissaris voor de gemeenten van het kanton Halle en Sint-Kwintens-Lennik) met betrekking tot de toestand in de verschillende gemeenten tijdens de achttiendaagse veldtocht en een aantal aanvullende bronnen zal worden getracht een zo correct mogelijk beeld te schetsen omtrent deze woelige periode.

4.1. Borchtlombeek

Na de Duitse inval op 10 mei 1940 wordt de Borchtlombekenaren die behoren tot de wervingsreserve opgedragen zich naar Ieper te begeven. De meesten vertrekken terstond in groep met de fiets naar West-Vlaanderen, maar zullen nooit aansluiting vinden bij het Belgische leger. Zij keren via een omweg langs Gent terug naar huis, waar zij enkele dagen na de capitulatie aankomen.108 De Duitse 14e infanteriedivisie onder leiding van majoor Weiss verovert op 18 mei 1940 Groot-Bijgaarden, Sint-Martens-Bodegem, Wambeek en van daar uit uiteindelijk ook Borchtlombeek. De Duitsers trekken snel door de gemeente, verder naar Strijtem en de gehuchten Kattem en Ledeberg om voor het vallen van de avond hun doel te kunnen bereiken: de Dender nabij Pamel. Er hebben zich aldus in de gemeente weinig schermutselingen voorgedaan. Weiss maakt in zijn verslag over de gebeurtenissen die 18de mei enkel gewag van lichte beschietingen door de Engelsen ter hoogte van Kattem.109 In het Sint-Franciscus Instituut worden bij het uitbreken van de oorlog de meeste interne meisjes afgehaald door hun ouders, slechts vijfentwintig internen blijven samen met de zusters in Borchtlombeek. Deze zijn echter bijzonder verontrust en besluiten tot tweemaal toe te vluchten, eenmaal tot in en eenmaal tot Wambeek (ze blijven telkens slechts een dag weg). Aan het begin van de bezetting worden „de grote zaal, de slaapzaal van de kleintjes en de keuken‟ een tiental dagen door Duitse troepen opgevorderd.110 Ook vele andere inwoners slaan op de vlucht en ook zij trekken - net zoals de zusters - naar het Oosten (richting Wambeek, Schepdaal en Groot-Bijgaarden), terwijl de Duitsers net uit die richting naderen. Waarom zij voor deze enigszins onlogische vluchtweg kiezen, kon niet worden achterhaald. Uit de informatiefiche van Paul Veldekens, daterend van 25 mei 1940, blijkt dat de situatie in Borchtlombeek op dat tijdstip enigszins stabiel was. De plaatselijke autoriteiten waren

108 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 109 H. Van Herreweghen, „De meidagen van 1940 in Pamel en omstreken.‟, DF-Klokje, 14, 3-4, 1982, p. 32. 110 s.n., „In de voetsporen van Sint-Franciscus: kleine kroniek van een groot instituut.‟, Roosdaal, MPI - Sint- Franciscus, 1990, pp. 34-35. aanwezig: burgemeester, schepenen, veldwachter, gemeenteontvanger en -secretaris zijn op post gebleven en zorgen ervoor dat de ordehandhaving, de voedselvoorziening,… goed verloopt. De afwezigheid van de dokter en het tekort aan broodmeel baart Veldekens wel enigszins zorgen. Ondanks het feit dat ongeveer twee derde van de huizen beschadigd is, zijn er geen doden of gewonden gevallen.111 Gedurende de achttiendaagse veldtocht sneuvelt een Borchtlombeekse soldaat, met name Karel Lodewijk Stevens.112 De reactie van de bevolking op de capitulatie van 28 mei 1940 is er een van grote gelatenheid: „Er was gewoon niets aan te doen, voor we het wisten zaten de Duitsers overal…‟.113 Getuigen verklaren dat de eerste contacten met de Duitse bezettingstroepen een eerder negatieve indruk achterlieten: zij beweren dat vele Duitse soldaten zich in dronken of gedrogeerde toestand bevonden en dat zij weinig gedisciplineerd waren.114 Aangezien het algemeen aanvaarde beeld van het Duitse leger gedurende de eerste bezettingsdagen er een is van uiterst gedisciplineerde en vriendelijke soldaten, is deze bewering in het beste geval een uitzondering (en in het andere geval een felle overdrijving of vertekening van de feiten).

4.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek

In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt tijdens de achttiendaagse veldtocht het hoofdkwartier van het 7e bataljon van het Engelse Cheshire regiment opgetrokken. Dit bataljon is verantwoordelijk voor het verzekeren van vrije troepenbewegingen op de steenweg Brussel- Ninove en heeft langs deze weg meerdere posten opgericht. Vermoedelijk op 13 mei 1940 wordt Onze-Lieve-Vrouw Lombeek getroffen door een (beperkte) luchtaanval: enkel de muur rond het kerkhof en de pastorie worden enigszins beschadigd. De twee Engelse soldaten die op het kerkhof van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek werden begraven, zijn zeker niet tijdens militaire acties in de gemeente zelf gesneuveld. Om tijdig aan het snel oprukkende Duitse leger te ontkomen, wordt het hoofdkwartier op 15 mei verhuisd naar Ninove.115 Uit de informatiefiche van Paul Veldekens, daterend van 23 mei 1940, blijkt dat de kleine gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (slechts om en bij de 800 inwoners) relatief

111 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciaal Bestuur Brabant. Reeks K: Burgemeesters. Arrondissement Brussel. (Toegang 46). C4 72: Borchtlombeek (1926-1938). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Borchtlombeek (25/5/40) 112 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 16/2/1947. 113 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 114 Idem. 115 H. Van Herreweghen, „Engelse militaire graven te Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 15 (1-2), 1983, pp. 22-25. ongeschonden uit de oorlogsgebeurtenissen is gekomen. De meeste lokale functionarissen zijn aanwezig (burgemeester, tweede schepen, gemeentesecretaris en veldwachter), er is zo goed als geen schade aangebracht aan de gebouwen, er zijn geen doden of gewonden gevallen en de ravitaillering is verzekerd.116 Enkel eerste schepen Robert Motteux is gevlucht, naar eigen verluid omdat de Engelse soldaten hem met de dood bedreigd hadden.117

4.3. Pamel

Bij het uitbreken van de oorlog en de dagen die daarop volgen, blijven de meeste inwoners van Pamel thuis.118 Dat slechts enkelen gevlucht zijn uit angst voor het oorlogsgeweld is waarschijnlijk te danken aan pastoor Janssens, die op 12 mei 1940 vanop de preekstoel zijn parochianen aanraadt thuis te blijven.119 Veldwachter Domien De Coen brengt op 14 mei aan de jongeren van de wervingsreserve het bevel om naar Poperinge te trekken. De meesten geven hieraan gevolg, maar slechts weinigen van hen worden alsnog ingeschakeld in het uiteengeslagen Belgische leger. Anderen beslissen thuis te blijven, voornamelijk omdat de Duitsers reeds snel in Pamel aankomen.120 Op zaterdagnamiddag 18 mei 1940 fietsen de eerste Duitse soldaten de gemeente Pamel binnen. Even na hun aankomst starten de Engelsen - die zich in Okegem achter de Dender verschanst hebben - met het bestoken van de naderende vijand. Dit bombardement zal de hele nacht doorgaan, tot zondagnamiddag. De achtergebleven bevolking verschanst zich al die tijd in woningkelders. Als gevolg van dit bombardement vallen er in Pamel een dode en twee gewonden onder de bevolking en sneuvelen drie Duitse soldaten. Verder is er veel schade aan de huizen, is de Denderbrug tot puin herleid en zijn vele koeien en paarden gedood.121 Enkele ogenblikken voor de komst van de Duitse soldaten stort een geallieerd vliegtuig neer ter hoogte van de Groenenboomgaardstraat. De piloot weet, met behulp van enkele inwoners, tijdig de Engelsen aan de andere kant van de Dender te bereiken en zich aldus in veiligheid te

116 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (23/5/1940) 117 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nr. 8109/44. 118 H. Van Herreweghen, „De meidagen van 1940 in Pamel en omstreken.‟, DF-Klokje, 14 (3-4), 1982, p. 31. 119 H. Van Herreweghen, „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 18 (1-2), 1986, p. 21. 120 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 57. 121 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (23/5/1940) stellen.122 De bunkers op het grondgebied van Pamel worden kort door de Duitsers bestookt, maar al snel blijkt dat deze helemaal verlaten zijn en ze dus weinig bijgedragen hebben tot de verdediging van het grondgebied.123 Na de „Slag aan de Dender‟ van 18 en 19 mei 1940 noteert pastoor Janssens het volgende: „De mensen waren zeer tevreden thuis te zijn gebleven en ze ademden weer gerust vanaf maandag. De Duitsters gedroegen zich zeer deftig en vielen niemand lastig, maar namen wel veel rijwielen mee.‟.124 Gezien het feit dat de Duitsers aan de Dender in hun opmars gestuit zijn, trekken ze verscheidene dagen in Pamel hun kamp op. De bevolking ondervindt erg weinig last van hun aanwezigheid: „Eens de gevechten voorbij waren, lieten ze ons allemaal met rust.‟.125 Wanneer Paul Veldekens op 23 mei de toestand in de gemeente komt onderzoeken, stelt hij vast dat de veldwachter De Coen afwezig is, maar dat alle andere gemeentelijke autoriteiten aanwezig zijn. Verder vraagt hij aan de provinciale overheid om dringend broodmeel en gist voor zowat 3000 personen te leveren om de bevolking van het nodige broodrantsoen te kunnen voorzien.126 Gedurende de achttiendaagse veldtocht sneuvelen drie Pamelse soldaten, met name Jozef De Wever († 10 mei 1940 te Vroenhoven, begraven te Pamel op 13 juli 1940), Albert De Klerck († 12 mei 1940 te Villers-le-Peuplier, begraven te Pamel op 8 juli 1940) en André De Neef († 27 mei 1940, begraven te Pamel op 15 juli 1940). Jozef Evenepoel krijgt van burgemeester De Schepper de opdracht om de gesneuvelden op te halen en naar Pamel te brengen om hen te kunnen begraven.127

4.4. Strijtem

In het boek „Strijtem… Nu en altijd.‟ van Luc Van Liedekerke wordt gesteld dat op zondag 19 mei 1940 de eerste Duitsers door het dorpscentrum marcheren en dat de Strijtemse bevolking op 20 mei naar Dilbeek vlucht, uit angst getroffen te worden door de beschietingen van de Ijzeren Muur en de Denderbrug. De bevolking zou volgens Van Liedekerke op 21 mei - nadat

122 H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, p. 4. 123 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 86. 124 H. Van Herreweghen, „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 18 (1-2), 1986, p. 21. 125 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 126 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Pamel (23/5/1940) 127 H. Van Herreweghen, „Pamelse gesneuvelden en hun regiment.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 5-6-7-8-9-10-11-12, 1983, p. 90, pp. 109-110 en pp. 149-152. de Duitsers probleemloos door de Ijzeren Muur geraakt zijn - teruggekeerd zijn en vele huizen geplunderd teruggevonden hebben.128 Aangezien de Duitse „veroveringsroute‟ eerst door Borchtlombeek en Strijtem loopt en dan pas door Pamel en er meerdere bewijzen zijn dat Pamel op 18 en 19 mei de plaats van het strijdtoneel vormde, kan het niet anders dan dat de data van Van Liedekerke niet helemaal correct zijn. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een gedetailleerd verslag van de Duitse majoor Weiss over de veroveringen onder zijn commando op 18 mei 1940: „Ik besloot vanuit Borchtlombeek naar het kanaal (cfr. Dender) bij Okegem door te stoten (…). Over Borchtlombeek trokken we naar Strijtem en zo naar Pamel.‟.129 Het idee dat „de bevolking‟ in zijn geheel de gemeente zou hebben verlaten, lijkt ook enigszins overdreven. Uit de informatiefiche van Paul Veldekens, eveneens daterend van 23 mei 1940, blijkt dat in Strijtem zowel de burgemeester, de schepenen, de gemeentesecretaris en de gemeenteraadsleden (met uitzondering van Gustaaf Evenepoel, Petrus Breynaert en Jozef De Roock) afwezig zijn. Veldekens gaat dan ook over tot het oprichten van een zogenaamde Commissie van Notabelen om het bestuur van de gemeente te verzekeren. Deze bestaat uit gemeenteraadslid Gustaaf Evenepoel (voorzitter), hoofdonderwijzer Sylvain Heymans (secretaris), Petrus Breynaert en Jozef De Roock. Verder merkt Veldekens op dat de organisatie van de ravitaillering goed verloopt, dat er enkel drie serres volledig vernield zijn en dat de meeste huizen geen zware schade geleden hebben.130 Volgens Van Liedekerke sneuvelt er tijdens de achttiendaagse veldtocht slechts een soldaat uit Strijtem, met name de 25-jarige Jean Van der Elst († 25 mei 1940).

4.5. Besluit

Als gevolg van de Duitse inval vluchten in de meidagen van 1940 erg veel mensen uit Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem weg. Vooral in Strijtem kiezen velen ervoor op zoek te gaan naar veiliger oorden, ook de lokale gezagsdragers die nagenoeg allemaal hun post verlaten. De meerderheid van de vluchters komt echter niet ver en keert al na enkele dagen huiswaarts. Ook de jongens die ingaan op de oproep voor de rekruteringsreserve zien zich meestal genoodzaakt onverrichter zake naar huis terug te keren.

128 L. Van Liedekerke, „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij Verhoeven, 1981. 129 H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, pp. 5-6. Voor het volledige verslag zie bijlage 2. 130 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964). Fiche door P. Veldekens met betrekking tot de situatie in Strijtem (23/5/1940). Nergens in de gemeenten is er iemand gearresteerd op verdenking van lidmaatschap van de Vijfde Kolonne, zelfs niet in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, waar een aantal vooraanstaande burgers nochtans bekend staan om hun anti-belgische houding. De gemeenten komen relatief ongeschonden uit de achttiendaagse veldtocht: er is weinig materiële schade en er zijn bijna geen slachtoffers te betreuren. Enkel Pamel heeft meer te lijden gehad onder de oorlogsverrichtingen, omdat de Slag aan de Dender gedeeltelijk op Pamels grondgebied werd uitgevochten: er valt een dode onder de burgerbevolking en veel infrastructuur is beschadigd als gevolg van de geallieerde beschietingen. Algemeen gesteld hebben de inwoners in de gemeenten weinig problemen met de Belgische overgave door koning Leopold III. Ook de eerste kennismaking met de Duitse bezettingstroepen wordt als eerder positief ervaren.

Deel 2: Bezettingsperiode

Gedurende de Eerste Wereldoorlog was er in zowat heel België sprake van een algemeen verzet tegen de Duitse overheersing, „een ongewone unanimiteit (…), één en dezelfde anti- Duitse houding, die door alle lagen, standen en klassen van de bevolking werd aangenomen.‟131 Slechts een erg kleine minderheid van de bevolking verkoos de weg van de collaboratie en het incivisme. In de Tweede Wereldoorlog liggen de kaarten helemaal anders: men is zich bewust van de gevolgen van een dergelijke vijandige bezetting en de gevolgen ervan op de hele maatschappij, heel België wordt in sneltempo onder de voet gelopen en capituleert reeds na achttien dagen, er is een algemeen gevoel van ontevredenheid omtrent het vooroorlogse politieke bestel, en bovendien nemen de machthebbers van het land (nationale en lokale overheden, justitie, de kerk, de industrieelen,…) geen eensluidend standpunt in - in tegenstelling tot tijdens de Eerste Wereldoorlog - , maar verkiezen zij een eerder afwachtende, aftastende houding. Niet alleen verzet, maar ook collaboratie en accommodatie vormen aldus centrale begrippen in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. In het beschrijven van deze geschiedenis worden vaak de termen „wit‟ en „zwart‟ gehanteerd. In navolging van Mark Van den Wijngaert wordt er in deze licentiaatsverhandeling voor gekozen deze termen om volgende redenen zoveel mogelijk achterwege te laten: „Ten eerste wordt de suggestie gewekt dat de houding van het gros van de bevolking een mengeling is van daden van verzet en collaboratie, terwijl verzet en collaboratie zich precies kenmerken door uitzonderlijk gedrag. Ten tweede worden er duidelijke grenzen getrokken tussen de verschillende “kleuren”. In werkelijkheid zijn de grenzen tussen de verschillende basishoudingen niet altijd duidelijk te trekken, onder andere doordat ze evolueren in de tijd als gevolg van de oorlogsontwikkelingen. (…) Ten derde suggereren de symbolen “wit” en “zwart” homogene groepen, terwijl er in werkelijkheid heel wat gradaties bestaan. (…) Ook in de grijze tussenzone zijn er veel schakeringen te onderscheiden.‟132

131 P. Louyet, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Het verzet (1).‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1991, pp 7-8. 132 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, pp. 176-177. 1. Bestuurlijke organisatie Reeds vanaf het begin van de bezetting is het „Ruhe und Ordnung‟-principe van het allergrootste belang voor de Duitse bezettingsmacht. Zij beseffen al snel dat, om de rust en orde in België te garanderen, zij nood hebben aan de (medewerking van) bestaande Belgische instellingen. Op 1 juni 1940 wordt de Militärverwaltung voor België en Noord-Frankrijk geïnstalleerd, onder leiding van Militärbefehlshaber generaal Alexander von Falkenhausen. Zijn directe medewerker voor alle andere dan militaire aspecten (economie, bestuur, administratie,…) van het militair bestuur is Eggert Reeder, chef van de Militärverwaltungsstab. Het militaire aspect van de Duitse bezetting valt onder de verantwoordelijkheid van de Kommandostab.

Op 10 juni 1940 komt Reeder tot een akkoord betreffende het administratieve bestuur van het land met het Comité van Secretarissen-Generaal, dat na het vertrek van de regering naar Londen door de Wet op de overdracht van bevoegdheid in oorlogstijd van 10 mei 1940 over het bestuur van het land moet waken. Zoals de Militärverwaltungschef de Duitse tegenspeler is van het Comité van de Secretarissen-Generaal, zo worden de (Ober-)Feldkommandanten de tegenspelers van de provinciegouverneurs, de Kreiskommandanten van de arrondissements- commissarissen en de Ortskommandanten van de burgemeesters.133 Op die manier wordt een Duits controlemechanisme op de bestaande Belgische structuren geënt. De Secretarissen-Generaal beseffen ten volle dat hun medewerking onontbeerlijk is voor de Militärverwaltung en proberen vanaf het begin van de samenwerking zoveel mogelijk Duitse verordeningen en maatregelen die indruisen tegen de Belgische wetten te verzwakken, uit te stellen of zelfs te negeren. De Militärverwaltung is zich al snel bewust van deze strategie en ontwikkelt een eigen strategie om het Comité in de pas te laten lopen. Een aspect van deze strategie bestaat uit het gebruik van drukkingsmiddelen. Zo dreigt Reeder bijvoorbeeld dat indien men niet tegemoetkomt aan de eisen van de bezettingsmacht, men de voedselleveringen uit Duitsland aan banden zal leggen. Aangezien België voor zijn voedselvoorziening in grote mate afhankelijk is van de Duitse leveringen (voornamelijk van broodgraan), gaan de Secretarissen-Generaal over tot toegevingen om de voedselveiligheid te garanderen. Ook het dreigement dat men op alle bestuursniveaus Nieuwe Orde-pionnen zal plaatsen, doet de Secretarissen-Generaal bezwijken onder Duitse druk. Een tweede aspect van de strategie van Reeder is de geleidelijke incorporatie van Nieuwe Orde-gezinde personen in

133 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 16. alle lagen van het Belgische bestuur. Het eerste aspect heeft als resultaat dat de Secretarissen- Generaal en hun ondergeschikten zich hoe langer hoe meer schikken in een pragmatische aanwezigheids- of accomodatiepolitiek. Met deze zogenaamde politiek van het minste kwaad hopen ze erger te voorkomen: ze zijn ervan overtuigd dat hun aanwezigheid meer voordelen heeft voor de Belgische bevolking als nadelen voor de Militärverwaltung. Het tweede aspect resulteert in een directe politieke collaboratie van vele Belgen aan de plannen van nazi- Duitsland. Ook op het lokale vlak zijn beide tendensen waarneembaar: bepaalde functionarissen en ambtenaren voeren een aanwezigheidspolitiek, terwijl anderen zich schuldig maken aan collaboratie. Nog anderen dragen als individu bij tot het verzet tegen de Duitse bezettingsmacht.

Om de orde en rust in het land te bewaren, doet de bezetter beroep op de militaire politiediensten van de Kommandostab, met name de Feldgendarmerie (bestrijding zwarte markt, opsporing werkweigeraars,…), de Geheime Feldpolizei (bestrijding aanslagen op Duitse militairen, …) en de Abwehr (contraspionage, vooral via Belgische medewerkers, en bestrijding van inlichtingen- en sabotagegroeperingen, bijvoorbeeld door de Englandspiel).134 Al gauw blijkt echter dat de Duitse diensten over onvoldoende manschappen beschikken om tegemoet te komen aan de stijgende criminaliteit die zich vanaf het begin van de bezetting manifesteert en waar noch de bezettende, noch de Belgische overheden vat op lijken te hebben: „Discipline en solidariteit worden verdrongen door de zorg om dagelijks voedsel.‟.135 Bovendien is er vanaf 1943 sprake van een „klimaat van bijna-burgeroorlog‟ 136 als gevolg van de terreur en contra-terreur van verzets- en collaboratiegroeperingen. De SS ziet hierin z‟n kans om te infiltreren in het bezette land: in Brussel wordt de Sipo-SD Dienststelle opgericht, bestaande uit de Sipo (Sicherheitspolizei), de SD (Sicherheitsdienst) en de Gestapo (Geheime Staatspolizei). In al deze Duitse diensten treden Belgische onderdanen in dienst, veelal overtuigde aanhangers van het nationaal-socialistische gedachtengoed.137 Begin 1942

134 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, pp. 156-158. 135 M.Van den Wijngaert, „Tussen vijand en volk. Het bestuur van de Secretarissen-Generaal tijdens de Duitse bezetting 1940-1944.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 14. 136 R. Van Doorslaer, „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de ordehandhaving.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p.102. 137 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 159. en eind 1943 worden respectievelijk de Hilfsgendarmerie (waartoe ongeveer 1300 Belgen toetreden) en de Zivilfahndungsdienst (d.i. een hulpkorps van leden uit collaboratiebewegingen voor de opsporing van werkweigeraars) in het leven geroepen.138 Verschillende collaboratiebewegingen gaan bovendien over tot de oprichting van paramilitaire bewegingen die samen met de Duitsers de ordehandhaving moeten verzekeren, zoals bijvoorbeeld het Veiligheidskorps (DeVlag), de Brigade Z (Rex), de Dietsche Militie- Zwarte Brigade (VNV).139 Blijkbaar lost de integratie van Belgen in al deze diensten het probleem van mansterkte niet volledig op, want de bezetter schakelt ook de bestaande Belgische politiediensten in. Aangezien de Duitsers een erg negatief beeld hebben van de Belgische Rijkswacht en vooral van de gemeentepolitie, worden beide diensten hervormd. Er wordt speciale aandacht besteed aan centralisering en aan de vorming en opleiding van agenten. De VNV-nota „Zonder goede politie geen gezonde staat‟ maakt duidelijk dat het zwaartepunt van deze vorming hoofdzakelijk op de politieke opvoeding moet liggen.140 Ook in de ordehandhaving wordt de nazificatie aldus doorgetrokken.

Pas op 18 juli 1944 wordt de Militärverwaltung vervangen door een voor de bevolking veel nadeliger Zivilverwaltung onder leiding van Josef Grohé.141 Gezien de korte „regeerperiode‟ van de Zivilverwaltung in België, zijn de gevolgen ervan veel minder drastisch als bijvoorbeeld in Nederland, waar dergelijk regime reeds veel eerder werd geïnstalleerd.

1.1. Lokale overheid & administratie Volgens het jaaroverzicht van Reeder, daterend van juni 1941, is niet minder dan een derde van de burgemeesters gedurende de achttiendaagse veldtocht gevlucht, waardoor er een lokaal machtvacuüm ontstaat: de distributie van rantsoeneringszegels komt in het gedrang, de bevolking gaat over tot plunderingen,…. Vooral in de provincie Brabant is de toestand problematisch: 175 van de 350 burgemeesters zijn voor het oorlogsgeweld op de vlucht gegaan. Er wordt een provinciale hulpdienst onder leiding van Maurice Janssen opgericht, die overgaat tot de aanstelling van plaatselijke Notabelencomités om het bestuur in de gemeenten te garanderen (zoals bijvoorbeeld in Strijtem). Gedurende de eerste bezettingsmaanden

138 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 202. 139 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 203. 140 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 60. 141 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 50. worden deze Comités en de gemeentebesturen die wel op post gebleven zijn met de zware taak belast om het dagelijkse leven te organiseren naar de eisen van de bezettende overheid.142 De bezetter hecht veel belang aan de lokale besturen en administraties: „Juist op het lagere administratieve niveau, waar hij zich tegenover zeer kwetsbare individuen bevond, oefende de bezetter de sterkste druk uit.‟143. Een eerste duidelijke uiting van de Duitse inmenging in het plaatselijke bestuur was de oprichting van de Commissie van Advies op 12 juli 1940. Deze Commissie is verantwoordelijk voor de doorlichting van ambtenaren: postverlaters, maar ook „pro-geallieerde en democratisch gezinde ambtenaren‟ en „niet-bruikbare elementen‟ worden geschorst of ontslagen.144 Ook de hervorming van de lokale overheid naar Duits model, op basis van centralisering en het führerprinzip drukken in grote mate hun stempel op de gemeenten. Integenstelling tot bijvoorbeeld in Frankrijk heeft deze centralisatiepolitiek (naar het model van de Deutsche Gemeindeordnung 145) in België echter een omgekeerd resultaat: er was eerder sprake van lokalisering, het lokale niveau werd - ook voor de bezetter - belangrijker. 146 De introductie van het führerprinzip wordt wel succesvol doorgedreven en stoelt op drie belangrijke beleidslijnen, met name de omvorming van de burgemeestersfunctie tot het statuut van ambtenaar-burgemeester, de beperking van de macht van de gemeenteraad en de verjonging van het politiek personeel. De bestuurlijke hervorming tot een stelsel van ambtenaar-burgemeesters was reeds in de jaren 1930 aan de orde gekomen, maar het was uiteindelijk de Duitse bezetter die dit systeem tussen april en september 1941 geleidelijk aan invoerde. Het burgemeesterschap werd stap voor stap geprofessionaliseerd: de burgemeester kreeg bijvoorbeeld meer taken, maar ook een loon om tegemoet te komen aan deze verantwoordelijkheden (hetgeen soms aanleiding gaf tot het beeld van de „verkochte‟ burgemeester 147). De beperking van de macht van de gemeenteraad gebeurt eveneens aan de hand van een gradueel proces van verordeningen dat uiteindelijk culmineert in de afschaffing van de gemeenteraden: vanaf 31 december 1940 wordt het mogelijk een burgemeester buiten

142 W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 86. 143 M. Van den Wijngaert, „De politiek van het minste kwaad. Het bestuur van de secretarissen-generaal tijdens de Duitse bezetting 1940-1944.‟, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden (Den Haag), 105 (2), p. 277. 144 W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 89. 145 A. McElligot, „The German Local Government Statute, 1935-1945 and the crisis of self-government and local administration.‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, p. 5. 146 N. Wouters, „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and Nord – Pas-de-Calais (1940-1944).‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, pp. 93-94. 147 W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 92. de raad aan te duiden, door de verordening van 6 februari 1941 wordt de macht van de burgemeester uitgebreid ten koste van die van de raad, op 11 april 1941 worden de gemeenteraden opgeschort (hetgeen in de praktijk neerkwam op de afschaffing van de raden) en op 28 mei 1941 worden de bevoegdheden van de gemeenteraden overgedragen naar de colleges van burgemeester en schepenen.148 Volgens de nazi-ideologie dient elke gemeenschap onder leiding te staan van een krachtige leider en zoals Nico Wouters aanhaalt: „Bij de opbouw van de Nieuwe Orde leek “jeugd” gelijk te staan met “krachtdadigheid.”‟.149 Vandaar dat de Militärverwaltung op 7 maart 1941 de Überalterungsverordnung afkondigt, waardoor „Dragers van openbare functies in België moeten (sic) defenitief hun ambt neerleggen op het einde van de maand tijdens dewelke zij het 60ste levensjaar voleindigen.‟150. Als gevolg van deze maatregel worden meer dan duizend burgemeesters en honderden schepenen en gemeentesecretarissen tot ontslag gedwongen. In bepaalde gevallen kon men wel een uitzondering verkrijgen, vooral wanneer het efficiënt besturen van de gemeente door een ontslag in het gedrang zou kunnen komen.151 Net zoals op de hogere bestuursniveaus zijn er ook op het lokale niveau mensen die zich volledig ten dienste willen stellen van de bezettingsmacht en dus collaboreren. De Militärverwaltung doet er alles aan om leden van collaboratiebewegingen tot burgemeester of schepen te benoemen en zodoende de controle over het lokale bestuur te vergroten. In Vlaanderen komt gedurende de bezetting in 70 procent van de gemeenten een VNV- burgemeester aan de macht. In Brabant wordt in 51,5 procent van de gemeenten een nieuwe burgemeester aangeduid, in niet minder dan 72,6 procent van de gevallen gaat het hier om benoemingen buiten de gemeenteraad.152 Als gevolg van deze infiltratie worden de gemeentelijke besturen en administraties in hoge mate gepolitiseerd: „The nomination of VNV mayors was frequently accompanied by a public ceremony, often with a German presence and with marches from Flemish New Order militias. Most VNV mayors engaged in small symbolic actions like replacing pictures of the Belgian royal family in town halls with pictures of VNV leaders, changing patriotic street names, carrying out propaganda through their

148 W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 90 & 92. 149 N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p. 135. 150 W. Meyers, „Burgemeesters, schepenen en gemeentelijke administraties.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 90. 151 N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p. 136. 152 Cijfers uit: N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 111. administration through such means as displaying posters for New Order militias and organising political meetings in municipal buildings.‟153. Het grote probleem van deze oorlogsburgemeesters is dat zij voor hun legitimiteit meestal totaal afhankelijk zijn van de bezetter. In een poging zichzelf te legitimeren gaan velen van hen over tot kritiek op de „Oude Orde‟ en beloven zij als Nieuwe Orde een „beter bestuur‟ aan de bevolking.154 Het wordt echter al gauw duidelijk dat van dat „beter bestuur‟ niet veel in huis zal komen…. Andere burgemeesters en ambtenaren (voornamelijk van landelijke gemeenten155) kiezen ervoor om hun vooroorlogse mandaat te blijven vervullen, zelfs wanneer dit inhoudt dat ze bepaalde toegevingen moeten doen aan de bezetter: zij opteren voor een politiek van het minste kwaad. Al snel worden zij door deze accomodatiepolitiek echter meegesleept in „een escalatie van toegevingen (…) waarbij uiteindelijk het minste kwaad steeds grotere proporties aanneemt‟.156 Aangezien de lokale besturen verantwoordelijk zijn voor voedselvoorziening, ordehandhaving en tewerkstelling, moeten zij een aantal maatregelen door- en uitvoeren die in feite nadelig zijn voor hun bevolking, zoals bijvoorbeeld de verplichte leveringen, de meldingsplicht (d.i. de verplichting elke ordeverstoring of abnormale gebeurtenis te melden aan de dichtstbijzijnde Duitse Kommandatur of post van de Feldgendarmerie), de verplichte tewerkstelling,….157 Dat wordt hen door de bevolking zeker niet in dank afgenomen.158 Bepaalde gemeentebesturen en gemeentelijke administraties die officieel de politiek van het minste kwaad aanhangen, gaan in de illegaliteit over tot direct verzet tegen de bezettende overheid: via het verstrekken van valse documenten en rantsoenzegels aan werkweigeraars, de bescherming van plaatselijke verzetsleden,… . Wat betreft de politieke strategie van de lokale besturen gedurende de bezetting (collaboratie, accommodatie of verzet) dienen twee belangrijke opmerkingen te worden geformuleerd. Als eerste kan men stellen dat voor de meerderheid van de besturen (voornamelijk in landelijke gemeenten) de lokale belangen steeds van het allergrootste belang waren, voor welke strategie men ook gekozen had. Dit is vooral het geval vanaf 1943, wanneer het duidelijk wordt dat - in

153 153 N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 398. 154 N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 397. 155 N. Wouters, „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and Nord – Pas-de-Calais (1940-1944).‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, p. 97. 156 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 57. 157 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 123- 124. 158 P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945, p. 26. tegenstelling tot wat men tijdens de eerste bezettingsjaren dacht - de Duitse overheersing van België en Europa geen verzekerd en vaststaand toekomstperspectief is. Bovendien is na de invoering van de verplichte tewerkstelling, de harde strijd tegen het verzet en de deportatie van de joden door de nazi‟s voor velen duidelijk dat de Duitsers niet in het belang van de door hen bezette gebieden handelen en hun garantie van goed bestuur niet kunnen waarmaken.159 Zowel collaborerende oorlogsburgemeesters als traditionele burgemeesters die opteren voor een politiek van het minste kwaad proberen er alles aan te doen om het welzijn van hun gemeenschap en haar leden te garanderen. Het meest opvallende voorbeeld van dit gegeven is dat van VNV-burgemeesters die ondergedoken werkweigeraars of verzetsleden waarschuwen voor razzia‟s en huiszoekingen van de Duitsers. Ten tweede is er een opvallende paradox waarneembaar wat betreft de perceptie van het lokale bestuur door de publieke opinie. Het is namelijk zo dat collaborerende mandatarissen in bepaalde gemeenten op meer steun en begrip van de plaatselijke bevolking kunnen rekenen dan aanhangers van de accomodatiepolitiek in andere gemeenten. Zoals eerder werd vermeld, worden deze laatsten vaak afgerekend op het feit dat zij onder dwang van de bezetter bepaalde handelingen moeten verrichten die in het nadeel zijn van de bevolking. Zelfs wanneer zij in de ondergrondse bepaalde verzetsdaden bedrijven, blijven enkel deze negatieve handelingen zichtbaar voor de bevolking. Anderzijds is het voor collaborerende ambtenaren zo dat „de contacten met partij-instanties of Duitse diensten meestal verborgen bleven voor de lokale buitenwereld. (…) In tegenstelling tot deze politieke contacten echter, vonden de positieve bestuursdaden van een collaborerend burgemeester wel plaats in de openbaarheid.‟.160 Men kan vermoeden dat de „zichtbaarheid van het bestuur‟ niet de enige oorzaak is van deze paradox en dat dit bijvoorbeeld ook te maken kan hebben met het feit dat oorlogsburgemeesters door hun goede contacten met de bezettende instanties meer vrijstellingen en uitzonderingen konden bekomen en dus meer daden van goed bestuur konden verrichten.

In de volgende subhoofdstukken zal worden nagegaan voor welke strategie de lokale besturen en administraties tijdens de bezetting kozen. In welke gemeenten kwam een Nieuwe Orde- burgemeester aan de macht en werden bestuur en administratie meegesleurd in de collaboratie? Welke burgemeesters konden zich handhaven en verkozen een

159 N. Wouters, „Localisation in the age of centralisation: local government in Belgium and Nord – Pas-de-Calais (1940-1944).‟, In: B. De Wever, H. Van Coethem & N. Wouters (eds.), „Local Government in Occupied Europe (1939-1945).‟, Gent, Academia Press, 2006, pp. 100-101. 160 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, pp. 123- 129. accomodatiepolitiek? Werd er in bepaalde delen van de administratie verzet gepleegd? Welke besturen werden het meest gewaardeerd door de bevolking?

1.1.1. Borchtlombeek Aangezien de plaatselijke autoriteiten in Borchtlombeek op post gebleven zijn tijdens de eerste oorlogsweken van mei 1940, herstelt het lokaal bestuur zich redelijk snel en gaat men relatief makkelijk over tot de orde van de dag. De eerste zitting van de gemeenteraad vindt plaats op 23 juni 1940. Alle gemeenteraadsleden zijn aanwezig en men verleent de goedkeuring aan het voorstel een voorschot te geven op de wedden van het gemeentepersoneel, naar aanleiding van de bezetting.161 De eerste zitting van het schepencollege wordt heel wat later georganiseerd, met name op 1 september 1940.162 Een verklaring voor deze late „nieuwe start‟ werd niet meteen gevonden, al valt het wel op dat het schepencollege van Borchtlombeek ook voor en na de bezetting slechts een erg beperkt aantal keer per jaar vergadert. Binnen de gemeenteraad wordt geen enkel lid geschorst of ontslagen door de Commissie van advies. Burgemeester Jozef Van Wilderode slaagt er gedurende de ganse bezetting in de burgemeesterssjerp in zijn bezit te houden en probeert via een politiek van het minste kwaad zijn gemeenschap zo goed mogelijk doorheen de oorlog te loodsen. Toch zijn er tijdens de bezetting een aantal opmerkelijke wissels in het politieke personeel van de gemeente op te merken. Als eerste wordt de 74 jaar oude gemeentesecretaris op 31 januari 1941 door de administratieve gezondheidsdienst ongeschikt verklaard om het ambt nog langer te kunnen uitoefenen en wordt vervangen door Petrus De Vos 163, gemeentelijk ambtenaar op de ravitailleringsdienst.164 Het is belangrijk op te merken dat deze vervanging allerminst werd ingegeven door de bezettende overheid: deze beslissing gebeurt niet op basis van de Ouderdomsverordening die pas enkele maanden later (op 7 maart 1941) door de Duitsers wordt ingevoerd. De eerste en tweede schepen, Arthur Bastaerts (62 jaar) en Theofiel Van den Berghe (69 jaar) worden op basis van deze verordening wel aan de kant geschoven en door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid vervangen door Theofiel Van Lierde en Petrus Dierckx, dewelke op de zitting van 30 januari 1942 voor het schepencollege

161 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 23/6/1940. 162 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (4/2/1895-27/4/1943): zitting van 1/9/1940. 163 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (4/2/1895-27/4/1943): zittingen van 31/1/1941 & 27/4/1941. 164 Zie infra. de eed afleggen. Theofiel Van Lierde is lid van de oppositie en sinds enkele weken voor zijn aanstelling als schepen lid van het plaatselijke VNV.165 Petrus Dierckx wordt buiten de gemeenteraad benoemd en is reeds lid van het VNV sinds de oprichting van de plaatselijke afdeling.166 Door het besluit van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid van 30 april 1943 wordt Petrus De Vos als gemeentesecretaris vervangen Leopold Callebaut, eveneens lid van het plaatselijke VNV.167 Als gevolg van deze verschillende aanstellingen wordt de invloed van de Nieuwe Orde in de gemeente erg tastbaar. Vanaf het moment dat Callebaut gemeentesecretaris wordt, worden de wedden van de gemeentesecretaris en beide schepenen meermaals verhoogd, terwijl nergens melding wordt gemaakt van de wedde van de burgemeester (die geen lid van het VNV is).168 Bovendien wordt het lokaal bestuur in zekere mate gepolitiseerd: in de zittingszaal wordt het portret van de koning vervangen door een portret van Staf De Clercq en in het gemeentehuis worden wervingsaffiches voor de Dietsche Militie-Zwarte Brigade uitgehangen. De gemeenteraadsleden die lid zijn van het VNV (naast Theofiel Van Lierde en Petrus Dierckx ook Amandus Van Lierde, partijgenoot van Theofiel Van Lierde) maken zich allen schuldig aan wat het naoorlogse gemeentebestuur „het misleiden der jongelingen‟ noemt: zij overtuigen verschillende jongeren uit de omgeving zich bij een van de Nieuwe Orde-formaties aan te sluiten om zo te ontkomen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Verder zijn zij allen erg actief in de propaganda door middel van het uitdelen van nationaal-socialistische bladen, het schilderen van leuzen voor het VNV op de straatstenen,…. Zij schrikken er ook niet voor terug de bevolking via het uitvaardigen van straffen voor lichte verzetsdaden (bijvoorbeeld het beluisteren van de BBC-radio) angst aan te jagen.169 Uit de opsomming blijkt dat de plaatselijke politieke collaborateurs niet zozeer het belang van de bevolking dan wel eigenbelang op de eerste plaats stelden. Deze figuren boezemden de meerderheid van de bevolking dan ook veelal angst in en zij werden zoveel mogelijk gemeden. Reeds in de zomermaanden van 1940 ziet men zich door het vele werk op de gemeentelijke ravitailleringsdienst genoodzaakt een hulpbediende aan te stellen, met name Petrus De Vos. In

165 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 1193/46. 166 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 1686/45. 167 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 24/6/1943. 168 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): verschillende zittingen. 169 Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossiers nummer 1193/46 & 1686/45, Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 49144/45. het jaar 1941 treden twee bijkomende bedienden (Roger Desamblanx en onderwijzeres Henriette Van den Nest) in dienst.170 Volgens de bronnen is niemand van hen lid van de Nieuwe Orde en zijn er verder geen opmerkelijke wijzigingen in de werking van de gemeentelijke administratiediensten op te merken, zodat men kan stellen dat - in tegenstelling tot het lokaal bestuur - de lokale administratie niet gepolitiseerd wordt. Nergens in de bronnen werd bewijs gevonden van enig georganiseerd verzet binnen het lokaal bestuur en de lokale administratie van Borchtlombeek. Dit sluit natuurlijk niet helemaal uit dat bepaalde gemeentelijke ambtenaren grote diensten verleenden aan bijvoorbeeld werkweigeraars door het uitschrijven van valse identiteitspapieren, het verlenen van rantsoenzegels, … .

1.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek Zoals gezegd, bleven de meeste plaatselijke functionarissen tijdens de achttiendaagse veldtocht op post. Enkel schepen Robert Motteux vluchtte uit angst voor represailles van Engelse soldaten en keert pas in juni terug naar Rokkenborgh. Aangezien men door de afwezigheid van hoofdonderwijzer en hoofd van de ravitailleringsdienst Karel-Paul Van Stalle in de problemen raakt op de gemeentelijke ravitailleringsdienst, stelt men op de eerste zitting van het schepencollege tijdens de bezetting - die op 31 mei 1940 plaatsvindt zonder Motteux - Louis August Dierckx aan tot tijdelijk bediende voor de ravitaillering.171 De eerste zitting van de gemeenteraad heeft pas op 13 november 1940 plaats.172 Opvallend is dat Motteux voor zijn afwezigheid in mei en juni 1940 niet wordt vervolgd. Hoewel het algemeen geweten is dat hij de gemeente voor langere tijd ontvluchtte, wordt hij niet geschorst of ontslagen als schepen. Reeds in de zomer van het eerste oorlogsjaar slaagt hij er dan ook in zijn greep op de gemeente te herstellen en er volgens zijn politieke tegenstanders als een „dictator‟ te heersen.173 Op de begrafenis van een inwoner van Onze- Lieve-Vrouw Lombeek die bezweken is aan zijn verwondingen uit de achttiendaagse veldtocht, vervallen de Geiten opnieuw in hun vooroorlogse retorieken: burgemeester Petrus Lanckmans houdt er een erg politiek getinte lijkrede, waarin hij de Belgische regering en het Belgische leger zwaar op de korrel neemt. Vermoedelijk geldt dit als provocatie voor de

170 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zittingen van 19/7/1940, 5/6/1941 & 1/10/1941. 171 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64): zitting van 31/5/1940. 172 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 13/11/1940. 173 Archief Krijgsaudioraat. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. aanwezige Van Cauwelaerts, wiens familielid Frans Van Cauwelaert als voorzitter van de Kamer de regering gevolgd is.174 De vooroorlogse politieke rivaliteit en het anti-belgicisme van de lokale machthebbers blijven dus ook tijdens de bezetting spelen… In maart 1941 biedt Lanckmans zijn ontslag aan wegens het feit dat hij door een oogziekte, zijn beperkte scholing, zijn werk als landbouwer en zijn ouderdom het burgemeesterschap niet langer aankan.175 Aldus wordt het ambt van burgemeester opnieuw vacant en begint de zoektocht naar een geschikte kandidaat…. Ook nu heeft men problemen om een van de gemeenteraadsleden van op de lijst van de Geiten het burgemeesterschap toe te vertrouwen. De enige die enigszins positief uit het onderzoek van de hogere overheid komt is Robert Motteux: men doet opmerken dat hij wel geleerd is en een groot gezag geniet in de gemeente, maar dat hij zich wel schuldig heeft gemaakt aan postverlating en vaak handelt uit eigenbelang en vriendjespolitiek.176 Naast Motteux stelt ook een andere inwoner op 15 juni 1941 zijn kandidatuur, met name Lodewijk Heremans.177 Uit het verslag van ene Haubruck omtrent beide kandidaturen blijkt welke de voorkeur van de Nieuwe Orde uitdraagt: Heremans wordt beschreven als „een onbeduidende persoonlijkheid, ongeschoold, geeft zich uit voor VNV‟er maar is het niet‟, terwijl men Motteux ophemelt als „gemeenteraadslid met een massa voorkeursstemmen, voorzitter van het plaatselijke Winterhulpcomité, voorzitter van de plaatselijke Oudstrijders en de verantwoordelijke voor grote openbare werken en verfraaiingswerken in de gemeente‟.178 Uiteindelijk wordt Motteux in de notulen van de gemeenteraad van juli 1941 vermeld als dienstdoend burgemeester en wordt hij op 12 december van datzelfde jaar door de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid officieel benoemd tot burgemeester van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.179 Onder het burgemeesterschap van Motteux wordt het bestuur van de gemeente verder gepolitiseerd. Motteux staat op bijzonder goede voet bij Duitse functionarissen en militairen, die meermaals worden ontvangen op het gemeentehuis en op feesten in het kasteel

174 Archief Krijgsaudioraat. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 175 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964): Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (12/3/1941); 176 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964): Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (8/5/1941). 177 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964): Brief L. Heremans aan de gouverneur (15/6/1941). 178 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964): Verslag van Haubruck met betrekking tot de kandidaten R. Motteux en L. Heremans (s.d.). 179 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zittingen van 14/7/1941 en 16/1/1942. Rokkenborch. Als gevolg van deze goede relaties slaagt Motteux er meermaals in grote voorschotten van de bezettende overheid te bekomen om de grote openbare werken die hij in de gemeente wil uitvoeren te kunnen bekostigen. Deze openbare werken worden door Motteux opgestart om de werkloosheid in de gemeente tegen te gaan (cfr. nazi-Duitsland) en de gemeente aan belang te doen winnen via het verbeteren van de weginfrastructuur. Dat deze werken in opdracht van de burgemeester er werkelijk toe bijdragen dat een groot aantal jonge mannen kan ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland mag duidelijk zijn. Desondanks zijn er ook enkele minder positieve aspecten aan verbonden, die duidelijk maken dat het dagelijkse leven in de gemeente sterk doordrongen is van de Nieuwe Orde: verschillende arbeiders verklaren bijvoorbeeld dat zij verplicht werden de Hitlergroet te brengen wanneer Duitse militairen de werken kwamen inspecteren. De werken vormen ook het onderwerp voor een reportage onder de naam „Het werkende volk‟ van de gecensureerde Radio Brussel, waarin het ideaal van arbeiden voor het welzijn van de gemeenschap op verschillende manieren in de verf werd gezet. Verder dient ook te worden opgemerkt dat een gemeente als Pamel eveneens verschillende aanvragen voor leningen met het oog op het verbeteren van de verkeersinfrastructuur bij de bezettende overheid heeft ingediend en dat deze nooit werden ingewilligd, terwijl Pamel toch een „belangrijkere‟ gemeente was (groter grondgebied, meer inwoners, meer aanzien,…).180 Het mag dus duidelijk zijn dat Motteux tijdens de eerste bezettingsjaren van een voorkeursbehandeling door de Militärverwaltung geniet. In het jaar 1943 komt het echter tot een conflict tussen de Duitse overheid en Motteux, hetgeen ertoe leidt dat hij zijn ontslag als burgemeester indient. Hij wordt echter door de gouverneur gevraagd om in functie te blijven om het verdere bestuur van de gemeente te kunnen garanderen en zal aldus tot de bevrijding de oorlogsburgemeester van Onze-Lieve- Vrouw Lombeek blijven.181 Als gevolg van de Ouderdomsverordening worden er in het gemeentebestuur van Onze-Lieve- Vrouw Lombeek twee functionarissen vervangen, met name de gemeentesecretaris en tweede schepen Van Laethem. Albert Dierckx, lid van de Geiten en zoon van, vervangt vanaf 15 maart 1941 zijn vader als gemeentesecretaris. Op 27 mei 1942 vervangt Petrus Tielemans Van Laethem als tweede schepen: bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen was deze nog lid van

180 Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 181 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 91: Onze-Lieve-Vrouw Lombeek (1926-1964): Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/6/1943). de oppositie, maar tijdens de bezetting zal hij zich meer en meer achter het kamp van Motteux scharen en aldus het schepenambt veroveren.182 In de notulen van de gemeenteraad van de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt vanaf de zitting van 14 juli 1941 steeds de vermelding gemaakt „het schepencollege beraadslagend en beslissend‟ alvorens tot de besluiten omtrent de dagorde te komen.183 Aldus valt duidelijk op dat men hier de gemeenteraad opgeschort heeft en dat het schepencollege de taken overneemt. Na de oorlog verklaren een aantal leden van de gemeentelijke administratie (o.a. schooldirecteur en hoofd van de ravitailleringsdienst Van Stalle) dat zij via het verlenen van valse identiteitsbewijzen aan jonge inwoners en een uitgekiend waarschuwingssysteem ervoor gezorgd hebben dat in de gemeente geen enkele werkweigeraar werd opgepakt, maar geen van hen werd hiervoor officieel als weerstander erkend. Ook ambtenaren zoals bijvoorbeeld gemeentesecretaris Dierckx, die na de oorlog voor incivisme zal worden vervolgd, beweren tijdens hun proces tot deze vormen van verzet te zijn overgegaan om de plaatselijke belangen te dienen, maar deze daden werden niet bewezen.184 De meerderheid van de bevolking was reeds voor de oorlog aanhanger van de Geiten en zijn tevreden met het „goed bestuur‟ van Motteux tijdens de bezetting. Desondanks zijn er ook enkele voormalige aanhangers die terugschrikken voor de verregaande collaboratie van de plaatselijke machthebbers en gedurende de oorlogsjaren naar het andere kamp overlopen.185

1.1.3. Pamel Aangezien ook de lokale gezagsdragers van Pamel gevolg geven aan de oproep van pastoor Janssens en gedurende de meidagen van 1940 de gemeente niet verlaten, herstelt het plaatselijke bestuur zich vrij snel en kan het zonder al te veel problemen overgaan tot de orde van de dag. Als gevolg van de hoge leeftijd van verschillende gemeenteraadsleden wordt het lokaal bestuur erg zwaar getroffen door de Ouderdomsverordenig van 7 maart 1941: zowel burgemeester De Schepper, eerste schepen Roossens, tweede schepen De Troyer en gemeentesecretaris Jan De Beenhouwer hebben in 1941 allen de maximumleeftijd

182 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zittingen van 15/3/1941 en 13/11/1942. 183 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): verschillende zittingen. 184 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme: verschillende dossiers. 185 Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. overschreden. Dit geeft de plaatselijke VNV‟ers een uitgelezen kans om in grote mate te infiltreren in het plaatselijke bestuur en er de Nieuwe Orde in te planten. In de archieven van het provinciebestuur van Brabant bevinden zich talloze stukken die de politieke strijd om de macht in Pamel tijdens de Tweede Wereldoorlog stap voor stap en uiterst nauwkeurig beschrijven. Op 5 september 1941 stelt de gouverneur aan Oesterhelt, de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672, voor om een ambtsverlenging voor burgemeester De Schepper mogelijk te maken, aangezien de bestuurlijke organisatie van de gemeente door het grote aantal vervangingen in het gedrang dreigt te komen.186 Twee maanden later, op 17 november 1941, weigert Oesterhelt op dit voorstel in te gaan en dringt hij aan op de graduele, maar volledige vervanging van de te oude gemeenteraadsleden: in de eerste plaats de burgemeester, later de schepenen en de gemeentesecretaris. Bovendien draagt hij een kandidaat voor het burgemeesterschap voor, met name Gustaaf Borloo, leider van de plaatselijke VNV-afdeling, persoonlijke vriend van Staf De Clercq (die meermaals bij Borloo thuis op bezoek komt), maar geen lid van de gemeenteraad.187 Na enig onderzoek besluit de arrondissementscommissaris echter dat de kandidatuur van Borloo niet voldoet: „Het gaat hier dus (sic) om een persoon zonder ondervinding in bestuurlijke zaken en met weinig geleerdheid. Daar Pamel eene gemeente is van een zeker belang, schijnt belanghebbende noch geschikt, noch aangewezen om er het ambt van burgemeester waar te nemen.‟. Ook hij herhaalt dat men in het belang van de gemeente het best zou kiezen voor een ambtsverlenging van De Schepper.188 Ondertussen heeft ook Petrus Covens (lid van de meerderheid, maar volgens een niet nader gedateerde „Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad‟ tevens aanhanger van het VNV) zijn kandidatuur voor het burgemeesterschap ingediend, maar daar wordt noch door de bezettende, noch door de provinciale overheid op ingegaan. Begin 1942 besluit de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid in akkoord met de bezettende overheid dat men gezien de problemen

186 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de gouverneur aan de Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur 672 (5/9/1941). 187 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de Verwaltungschef van Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (17/11/1941). 188 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/12/1941). omtrent de burgemeestersvacature eerst voor de vervanging van de schepenen moet zorgen.189 Op 26 februari stelt de arrondissementscommissaris Frans Van der Schueren (van de Mettes) en Norbert Willems (van de Doempers) voor. Hij haalt verder aan dat Gustaaf Borloo zich ditmaal kandidaat gesteld heeft voor het schepenambt en dat deze ook voor deze functie ongeschikt is. Verder stelt hij voor De Schepper te vervangen door Petrus Covens.190 Verwaltungschef Oesterhelt van de Oberfeldkommandatur 672 antwoordt echter dat hij voor een van de twee schepenambten de voorkeur heeft voor Borloo. Op dit document staat in een latere noot vermeld tot welk resultaat deze Duitse vastberadenheid heeft geleid: „Borloo bij besluit d.d. 6/6/1942 als schepen aangeduid‟.191 In oktober 1942 heeft Oesterhelt een andere suggestie voor de nog vacante schepenfunctie: hij draagt de kandidaturen van Remi-Paul Hertveldt (geen lid van de gemeenteraad, wel lid van het VNV-Pamel en secretaris van de Unie voor Hand- en Geestesarbeiders (UHGA, de eengemaakte vakbond ten tijde van de bezetting) te Liedekeke) en Jozef De Smedt (geen lid van de gemeenteraad) voor.192 De hogere overheden blijven echter onbeslist en in 1943 gebeurt er iets opmerkelijks: in een brief aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid deelt de gouverneur mee dat alle kandidaat-schepenen die de goedkeuring van de Duitsers verkregen hebben (zowel Hertveldt en De Smedt als Borloo) om onbekende redenen aan het schepenambt verzaken. Verder wijst de gouverneur op het feit dat er nog altijd geen geschikte kandidaat is gevonden om burgemeester De Schepper te vervangen en dat deze aldus nog steeds in functie is.193 Vermoedelijk zien ook zij in dat de oorlogskansen van Duitsland stilaan keren en besluiten ze zich tijdig terug te trekken. Hertveldt neemt in 1943 bijvoorbeeld ook ontslag uit het VNV omdat hij zich naar eigen zeggen niet langer akkoord kan verklaren met de pro- Duitsche politiek van de partij.194 Eind 1942 neemt ook Borloo naar eigen zeggen mondeling

189 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (6/2/1942). 190 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (26/2/1942). 191 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (28/4/1942). 192 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (6/10/1942). 193 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken & Volksgezondheid (29/6/1943). 194 Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 13238/44. ontslag uit de partij.195 Ten einde raad stelt de gouverneur voor om een van de overige gemeenteraadsleden tot schepen of burgemeester te benoemen, maar ook voor deze kandidaturen geeft de bezetter geen toestemming.196 Ondertussen is het reeds april 1944 en is het lokaal bestuur in de gemeente Pamel voor de Duitse overheden blijkbaar niet langer van veel belang: de zaak omtrent de vervanging van de burgemeester en schepenen blijft onbeslist. Als gevolg van het vele werk op de gemeentelijke ravitailleringsdienst, worden in de loop van de oorlog vijf tijdelijke bedienden aangenomen 197, maar geen van hen onderscheidt zich daar verzets- of collaboratieactiviteiten.

1.1.4. Strijtem Op 26 december 1939 overlijdt de Strijtemse burgemeester Paul Velge. Reeds aan het begin van de Tweede Wereldoorlog is men aldus op zoek naar een geschikte vervanger, terwijl eerste schepen Albert De Groodt de functie van dienstdoend burgemeester op zich neemt. Ondanks het feit dat de meerderheid van de gemeenteraad ten tijde van de achttiendaagse veldtocht de gemeente ontvluchtte en er een vervangende Commissie van Notabelen diende te worden opgericht, treden het schepencollege en de gemeenteraad relatief snel opnieuw in werking (respectievelijk op 31 mei en 5 juni 1940).198 Enkel de dienstdoende burgemeester De Groodt wordt voor zijn postverlating gestraft: bij het arrest van 18 november 1940 wordt hij door de Eerste Kamer van het Hof van Beroep te Brussel veroordeeld tot een geldboete van 1400 frank.199 In september 1940 schuift de arrondissementscommissaris volgende kandidaten voor het burgemeesterschap naar voor: eerste schepen Albert De Groodt en tweede schepen Louis De Backer. De Groodt weigert echter het ambt waar te nemen en heeft zoals gezegd een verleden als postverlater, terwijl De Backer nog steeds afwezig is als gevolg van zijn mobilisatie aan

195 Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 13928/44. 196 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 aan de gouverneur (6/4/1944). 197 H. Van Herreweghen, „De Tweede Wereldoorlog in de Pamelse notulen van 1939 tot 1948.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 23, 1998, pp. 112-113. 198 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952): zitting van 31/5/1940 & Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1942): zitting van 5/6/1940. 199 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief Procureur-Generaal Ch. Collard aan de gouverneur van de provincie Brabant met betrekking tot de disciplinaire tuchtmaatregel wegens postverlating van A. De Groodt, d.d. burgemeester. (26/11/1941). het begin van de oorlog. Vervolgens lanceert de arrondissementscommissaris het voorstel om Frans De Bruyn (oppositielid en eigenaar van het kasteel van Strijtem) tot burgemeester te benoemen, hetgeen op hevig protest van de meerderheid stuit, aangezien ook hij in mei 1940 onwettig de gemeente verlaten heeft.200 Een week later, wanneer De Backer terug aanwezig is, herhaalt de arrondissementscommissaris dat De Bruyn hem de meest geschikte kandidaat lijkt aangezien „hij over de nodige kwaliteiten beschikt en hoewel franstalig de Vlaamsche taal machtig is‟, terwijl De Backer volgens hem „niet beschikt over de nodige bekwaamheid, gezag en onafhankelijkheid‟.201 Een half jaar later komt er op de Bestendige Deputatie van de provincie Brabant een nieuwe stand van zaken in verband met de burgemeestersvacature aan: Verwaltungschef van de Oberfeldkommandatur 672 Oesterhelt weigert de kandidatuur van De Bruyn goed te keuren „aangezien de kandidaat de Vlaamsche taal niet machtig is, of slechts op onvoldoende wijze‟. Aangezien zoals gezegd De Groodt en De Backer evenmin in aanmerking komen, stelt de arrondissementscommissaris voor een kandidaat buiten de gemeenteraad te benoemen, met name Albert Van den Spiegel.202 Deze is haarkapper van beroep, leider en lokaalhouder van de plaatselijke VNV-afdeling, maar is met zijn 25 jaar eigenlijk nog te onervaren om het burgemeesterschap waar te nemen. Op 7 januari 1941 dient dienstdoend burgemeester De Groodt zijn ontslag in en wordt vervangen door Louis De Backer. In mei schuift de arrondissementscommissaris met Henri Joris opnieuw een kandidaat buiten de raad naar voor. Deze kandidatuur wordt op de vergadering van de Bestendige Deputatie op 13 mei 1941 - met instemming van de bezettende overheid - goedgekeurd.203 In een brief aan de gouverneur stelt Remi Wauters - een prominent figuur binnen het Strijtemse VNV - zijn kandidatuur voor het burgemeestersambt. Deze kandidatuur wordt door de gouverneur onmiddellijk als minder geschikt afgedaan, ten voordele van de kandidatuur van Joris. Ondanks het feit dat de bezettende overheid zich eerder akkoord verklaarde met deze laatste kandidatuur, laat de Oberfeldkommandatuur 672 op 30 juni 1941 weten dat zij niet

200 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Nota voor de gouverneur (22/9/1940). 201 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (30/9/1940). 202 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Nota voor de Bestendige Deputatie betreffende de burgemeester van Strijtem (19/3/1941). 203 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van de arrondissementscommissaris aan de gouverneur (6/5/1941) & Brief van de gouverneur aan de secretaris- generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (16/5/1941). langer achter Joris staat en vanaf nu voluit voor Remi Wauters kiest.204 In een ultieme poging de zaak enigszins te beïnvloeden, stelt de gemeenteraad op 23 juli 1941 de kandidatuur van Petrus Breynaert voor (die na de dood van Paul Velge zijn plaats als gemeenteraadslid innam) „Gezien Strijtem de hulp nodig heeft van eenen wijzen burgervader en deze moeilijke keuze enigszins met de mening van de inwoners dient overeen te komen‟.205 In augustus verklaart de gouverneur aan de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid het volgende: „Wauters is geen schitterende kandidaat, maar gezien de aanhoudende moeilijkheden zijn er geen andere mogelijkheden.‟.206 Op 14 oktober 1941 besluit het ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid Remi Wauters tot burgemeester van Strijtem te benoemen.207 De eerste zittingen van Remi Wauters in de gemeenteraad en het schepencollege vinden plaats op 7 november 1941. Reeds bij de inhuldigingsceremonie van de nieuwe burgemeester wordt duidelijk dat de bestuurlijke organisatie van de gemeente sterk gepolitiseerd zal worden: verschillende prominenten van de Nieuwe Orde zijn aanwezig in de parochiezaal, die getooid is met VNV-vlaggen, en afdelingsleider Van den Spiegel schenkt Wauters een verwelkomingstoespraak en een exemplaar van Hitlers‟ „ Mein Kampf‟.208 Vanaf dan probeert VNV-burgemeester Wauters de Nieuwe Orde in de gemeente in te planten. Als eerste zorgt hij ervoor dat zijn wedde drastisch wordt verhoogd, met „2500 frank extra uit de gemeentelijke schatkist‟.209 In februari 1942 zorgt hij ervoor dat VNV‟er Petrus Breynaert alsnog als schepen wordt benoemd en samen met hem besluit hij eenzijdig namens het gemeentebestuur van Strijtem volgende telegram te sturen naar aanleiding van de verjaardag van Staf De Clercq: „Het College van Burgemeester en schepenen der gemeente Strijtem, wenscht de Leider een goede gezondheid en kracht om Vlaanderens Volk te leiden!

204 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van R. Wauters aan de gouverneur (23/6/1941), Brief van de gouverneur aan Herr Hahn, Militair Commissaris voor de Provincie Brabant – Oberfeldkommandatur 672 (24/6/1941) & Brief van Herr Hahn, Militair Commissaris voor de Provincie Brabant – Oberfeldkommandatur 672, aan de gouverneur (30/6/1941). 205 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting van 23/7/1941. 206 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Brief van de gouverneur aan de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid (14/8/1941). 207 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964): Besluit ministerie van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid betreffende de aanstelling van R. Wauters als burgemeester van Strijtem (14/10/1941). 208 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 4919/45. 209 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952): zitting van 19/12/1941. Houzee!‟.210 Verder vervangt hij - ondanks de vele protesten van oppositieraadslid De Backer - in 1943 oud-burgemeester Ghislain Haelterman als gemeentesecretaris door de VNV‟er Albert Dierckx (die ook reeds in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek deze functie uitoefent), aangezien Haelterman herhaaldelijk weigert tot het VNV toe te treden. Bovendien worden de vergaderingen van de gemeenteraad en het schepencollege enkel nog in een herberg gehouden en zijn meestal enkel Wauters, Breynaert en Dierckx aanwezig, zodat de gemeenteraad feitelijk volledig uitgeschakeld wordt.211

1.2. Lokale ordehandhaving Naast de Rijkswacht worden ook de gemeentelijke politiediensten hervormd. Ook hier wordt veel aandacht besteed aan opleiding en de recrutering van de „juiste mensen‟ en probeert men onder impuls van de bezetter vanuit Binnenlandse Zaken de gemeentepolitie te centraliseren. Men slaagt er echter niet in de gemeentepolitie te nazificeren zoals men er bij de Rijkswacht wel in geslaagd is. Dit is het gevolg van de (in vergelijking met de Rijkswachthervorming) eerder oppervlakkige hervormingsmaatregelen212 en het traditionele, lokale karakter van de gemeentelijke ordehandhavers213. Deze laatsten laten zich niet zo gauw voor de kar van de bezetter spannen en men doet er van hogerhand dan ook alles aan om zoveel mogelijk Nieuwe Orde-gezinde kandidaten naar voor te schuiven.214 Gecombineerd met de stijgende onrusten 215 maakt dit alles het ambt van politieagent in een lokale gemeenschap bijzonder onpopulair en kampt men ook bij de gemeentepolitie met een gebrek aan manschappen. Dit tekort probeert men op te vangen aan de hand van de creatie van het statuut van de hulppolitie (burgers worden tijdelijk verantwoordelijk voor het administratieve aspect van de lokale ordehandhaving) en het onder dwang inschakelen van de lokale bevolking voor bewakingsopdrachten, bijvoorbeeld voor de Boerenwacht.216 Met de oprichting van de Boerenwacht op het platteland hoopt de bezetter een brug te slaan tussen de Nieuwe Orde en

210 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting van 24/2/1942 & niet gedateerde zitting. 211 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 4919/45. & Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931- 16/8/1944): verschillende zittingen. 212 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 58. 213 R. Van Doorslaer, „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de ordehandhaving.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p.107. 214 R. Van Doorslaer, „De Belgische politie en magistratuur en het probleem van de ordehandhaving.‟, In: E. Verhoeyen e.a., „„België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 9: Het minste kwaad.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 104. 215 Zie pagina 46. 216 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 61. de bevolking, aangezien men op het platteland echt nood heeft aan de bewaking van vee en landbouwproducten. De organisatie wordt echter al gauw ingeschakeld als politiek instrument, waardoor men de plattelandsbevolking niet kan overtuigen tot spontaan engagement:‟Instead of using the rural guard to bring safety to the countryside and thus fulfilling a real need of the population, the guard was obviously constructed as a New Order militia, which organised irrelevant and largely ignored folkloric dance festivals on the countryside. Instead of trying to involve the farmers themselves in the organisation, the rural guard became quickly a highly unpopular forced guard duty.‟.217

In wat volgt zal worden nagegaan hoe de ordehandhaving in de verschillende gemeenten werd georganiseerd en in hoeverre de Duitse invloed hier doordrong. Was er ook hier sprake van een stijgende criminaliteit en moest men aldus beroep doen op bijkomende manschappen of burgers voor administratieve of bewakingsopdrachten? Zijn er bewijzen van de vorming van politieagenten of de aanstelling van Nieuwe Orde-gezinde personen? Waren er inwoners die lid werden van Duitse politiediensten of paramilitaire groepen?

1.2.1. Borchtlombeek De gemeente Borchtlombeek valt onder de Rijkswachtbrigade van de naburige gemeente Liedekerke. De gemeentelijke ordehandhaving wordt vanaf de jaren 1930 aan veldwachter Elias Van Asbroeck toevertrouwd. Reeds in het begin van de bezetting wordt duidelijk dat ook Borchtlombeek te kampen heeft met een stijgend aantal criminele feiten. Op de zitting van de gemeenteraad van 19 juli 1940 wordt voor het eerst uiting gegeven aan „de nood aan politieversterking, want de heerschende toestand vergemakkelijkt diefstallen en plunderingen, vooral ‟s nachts‟.218 Twee maanden later worden Cyriel Jacobs en Jan-Baptist Cornelis aangesteld als hulpagent. Zij moeten elke dag van zonsondergang tot 4 uur ‟s morgens hun dienst vervullen om de diefstallen en plunderingen tegen te gaan.219 In het jaar 1942 kent men in Borchtlombeek opnieuw een sterke toename van het aantal diefstallen en andere criminele feiten, zodat men in de gemeenteraadszittingen van 4 juli 1942 en 24 juni 1943 overgaat tot de aanstelling van

217 N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 399. 218 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 19/7/1940. 219 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 29/9/1940. bijkomende hulpagenten, respectievelijk Gustaaf Van der Kelen en Jan-Baptist De Gieter.220 Nergens in de bronnen werd enig bewijs gevonden als zouden deze lid geweest zijn van het VNV en aldus naar voor geschoven worden voor het ambt, al sluit dit gebrek aan bewijs dergelijke gang van zaken niet helemaal uit wanneer men de politisering van het lokaal bestuur vanaf 1942 in acht neemt. Wat wel vast staat is dat velwachter Elias Van Asbroeck nooit lid geweest is van het VNV of dergelijke organisatie en dat hij heel wat aanzien genoot. Het feit dat deze gedurende de bezetting zijn herhaalde vragen naar loonsopslag „gezien hij vader is van vijf kinderen en gezien de stijgende levensduurte‟ telkens ingewilligd ziet 221, kan eveneens wijzen op het gegeven van een stijgende criminaliteit en dat men Van Asbroeck aldus voor zijn verhoogde arbeidsactiviteit wenst te vergoeden. Er is dus geen enkel bewijs dat de gemeentepolitie in enige mate werd genazificeerd, hetgeen voor de Rijkswachtbrigade van Liedekerke wel enigszins het geval is aangezien een VNV‟er uit Borchtlombeek in 1943 aldaar politieagent kan worden op voorspraak van de VNV-leiding.222 Dat de verhoogde criminaliteit gedurende de ganse bezetting blijft aanhouden, blijkt ook uit een brief van een inwoonster van Borchtlombeek aan haar man (die als lid van de Organisation Todt (OT) in Polen verblijft) daterend van 26 januari 1944: „In Borchtlombeek gaat het nog altijd goed, behalven dat ze hier zoo veel steelen!‟.223 Om zulke diefstallen van vee en landbouwgewassen te ontmoedigen, wordt ook in Borchtlombeek een plaatselijke Boerenwacht opgericht. Deze stond onder controle van veldwachter Van Asbroeck. Elke nacht bewaakten groepjes van drie een bepaald stuk land. Een van de boerenwachters, Georges Vierendeels, meent echter dat dit voor de mannen geen vervelende klus was: geregeld gingen ze bij de mensen thuis iets drinken en maakten ze een praatje met stropers of sluikslachters die ze op hun ronde tegenkwamen…224 Verschillende mannelijke inwoners schrijven zich gedurende de bezetting in bij de Dietsche Militie-Zwarte Brigade en de Vlaamse Wacht. Voor vele jonge mannen is dit de ideale manier om aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland te ontsnappen en in het onderhoud van hun familie te kunnen voorzien.

220 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zittingen van 4/7/1940 en 24/6/1943. 221 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): verschillende zittingen. 222 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 1128/47. 223 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 1400/44. 224 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 1.2.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek In de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt in de ordehandhaving voorzien door de Rijkswachtbrigade van het aangrenzende Sint-Kwintens-Lennik en Jozef Janssens, de plaatselijke veldwachter. Een jaar na de Duitse inval, op 10 mei 1941, komt het schepencollege „Gezien de bevelen van de Bevelhebber der Ortskommandatur van Brussel inzake brandgevaar, gezien de vingerwijzingen van de Nationale Landbouw en Voedingscorporatie inzake de bescherming der landbouwvruchten, gezien de heerschende onveiligheid, gezien regelmatige politiediensten niet bij machte zijn met hun gering aantal leden de nodige orde te handhaven, de gevaren te voorkomen en de ongelukken te bestrijden, gezien het geringe aantal inwoners onvoldoende is om afzonderlijke wachten in te richten‟ tot het volgende besluit: „1) een veiligheidswacht, met name een Landwacht, wordt onmiddellijk opgericht; 2) alle bekwame mannelijke personen woonachtig in de gemeente en tussen 18 en 45 jaar oud zijn, zullen verplicht deel uitmaken van deze wacht; 3) individuele wekelijkse prestaties zullen de 8 uur niet overschrijden; 4) de diensten gebeuren zonder vergoeding; 5) de Landwacht wordt bevolen door de veldwachter, die van rechtswege hoofd van de gemeentelijke politie is, bijgestaan door vier knapen en een griffier; 6) dienstweigering of nalatigheid worden gestraft met een gevangenisstraf van een tot zeven dagen en/of een geldboete van een tot vijfentwintig frank‟.225 Uit dit besluit blijkt dat men ook in de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek gedurende de bezettingsperiode te maken kreeg met een verhoogde criminaliteit en dat het gemeentebestuur zijn toevlucht zocht in het opvorderen van burgers voor bewakingsopdrachten om hieraan tegemoet te komen. Vermoedelijk fungeerde de voornoemde Landwacht als een soort Boerenwacht, maar er zijn nergens bewijzen gevonden van de politisering van dit apparaat. Ook omtrent de pogingen tot nazificering van de Rijkswacht en de gemeentepolitie werden in de bronnen geen bewijzen gevonden. Ook hier lijven een aantal mannen zich in bij organisaties als de Vlaamse Wacht en de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, hetzij uit overtuiging, hetzij uit noodzaak (om te ontkomen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland of om in het levensonderhoud van hun familie te kunnen voorzien).

1.2.3. Pamel

225 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 10/5/1941. Voor de ordehandhaving valt de gemeente Pamel onder de Rijkswachtbrigade van Liedekerke, maar in de gemeente zelf is veldwachter Domien De Coen verantwoordelijk voor het bewaren van de openbare orde en het bestrijden van eventuele misdaden. Ook in Pamel heeft men gedurende de oorlogsjaren last van een verhoogde criminaliteit, vooral wat betreft diefstallen van vee en landbouwgewassen. Om aan deze negatieve tendens tegemoet te komen, besluit de gemeente vier tijdelijke veldwachters aan te werven, met name Petrus Pauwels, Petrus Van Schelvergem, Theodoor Renders en René Elpers.226 Deze blijven tot op het einde van de bezetting in dienst en krijgen van de bevolking de naam „stoksjampetters‟.227 Vanaf het jaar 1944 gaat men in de verschillende wijken van Pamel ook over tot de oprichting van plaatselijke boerenwachten. In januari 1944 stelt VNV‟er Jozef Borloo voor om ‟s nachts in kleine groepjes te patrouilleren om dieven op andere gedachten te brengen. Later dat jaar worden ook in de omgeving Wolvenstraat-Kaaivaartstraat, in Poelk, Pamel-centrum en Tomberg dergelijke wachten georganiseerd. Nergens is er bewijs gevonden als zouden deze wachten vervallen zijn in een irrelevant orgaan van de Nieuwe Orde, integendeel: overal komen zij tegemoet aan de reële vraag naar veiligheid van de bevolking. Een aantal mannelijke inwoners van Pamel wordt wel opgevorderd voor de bewaking van de telefoonkabel Brussel-Parijs: elke nacht moet er aan de steenweg om de honderd meter een wachter opgesteld staan om te vermijden dat deze telefoonlijn gesaboteerd wordt.228 Uit de ledenlijst van het plaatselijke VNV blijkt dat het bestuur van deze afdeling zich ook engageerde in de oprichting van een plaatselijke Dietsche Militie - Zwarte Brigade. Op de ledenlijst van het jaar 1942 zijn er slechts een tiental leden, een jaar later is dit aantal verdubbeld tot een twintigtal.229 In de bronnen wordt echter nergens melding gemaakt van de activiteiten van deze organisatie.

1.2.4. Strijtem Net zoals Onze-Lieve-Vrouw Lombeek valt Strijtem qua ordehandhaving onder de Rijkswachtbrigade van Sint-Kwintens-Lennik. In de gemeente zelf berust het hoogste politioneel gezag bij veldwachter Rufin Baetens. Diens wedde wordt reeds in november 1940

226 Gemeentearchief Pamel. Register der beraadslagingen van het schepencollege: zitting van 4/2/1941. 227 H. Van Herreweghen, „De Tweede Wereldoorlog in de Pamelse notulen van 1939 tot 1948.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 23, 1998, p. 112. 228 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 107. 229 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964): „Verraders! Collaborateurs! Pamel en zijn VNV-ers.‟: uittreksel uit het dagblad De Denderklok (20/1/1946). verhoogd gezien de „stijgende levensduurte‟ en de vele diefstallen en plunderingen in de gemeente.230 Op 27 augustus 1942 besluit de gemeenteraad een hulpagent te benoemen, met name Jozef Beyl.231 Deze wordt echter al snel ingeschakeld als de persoonlijke lijfwacht van burgemeester Wauters, die bijzonder angstig is voor aanslagen van het verzet tegen zijn persoon.232 Vanaf het jaar 1942 was er in Strijtem zeker een Boerenwacht actief, hetgeen blijkt uit een archiefbron waarin een dienstweigeraar in dat jaar met een gevangenisstraf van twee dagen wordt bestraft.233 Verschillende mannelijke inwoners treden in dienst bij paramilitaire groeperingen als de Dietsche Militie-Zwarte Brigade en de Vlaamse Wacht.

1.3. Besluit Tot besluit kan men stellen dat in de gemeenten waar het lokale bestuur bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog het zwakste staat de infiltratie van de Nieuwe Orde het meest succesvol is verlopen. In de gemeente Strijtem heeft men aan het begin van de bezetting dergelijk zwak bestuur, aangezien burgemeester Velge kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog overleden is en er onder de overige gemeenteraadsleden geen waardige opvolger wordt gevonden (wegens de onervarenheid van het grote aantal nieuwe leden en de postverlating van de meer ervaren leden). Het VNV profiteert van deze kwetsbare positie om in het bestuur te infiltreren. Eens deze infiltratie voltooid is, worden lokaal bestuur, administratie en ordehandhaving sterk gepolitiseerd. Dit is ook het geval in Onze-Lieve- Vrouw Lombeek, al maken de aanhangers van de Nieuwe Orde in deze gemeente (de Geiten) reeds voor de oorlog de dienst uit in het gemeentebestuur. In Pamel en Borchtlombeek slagen de vooroorlogse burgermeester De Schepper en Van Wilderode erin de macht te behouden en door middel van een politiek van het minste kwaad hun bevolking door de bezetting heen te loodsen. In Borchtlombeek dankt Van Wilderode het vertrouwen van de bezetter aan zijn

230 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting van 19/11/1940. 231 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting van 19/11/1940. 232 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 4919/45. 233 Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst. Erkenningsdossiers Politiek gevangenen: A. Sonck. sterke positie: hij heeft reeds jaren ervaring als burgemeester, geniet veel aanzien in de gemeente en valt niet onder de Ouderdomsverordening. In Pamel valt burgemeester wel onder deze maatregel, maar gezien zijn sterke positie en het conflict tussen de bezettende en de Belgische overheid en het gekrakeel van de plaatselijke VNV‟ers omtrent zijn opvolging slaagt ook hij erin zijn functie te behouden. De Ouderdomsverordening heeft dus geen effect op het burgemeestersambt in de gemeenten, maar des te meer op de overige leden van het schepencollege: in Borchtlombeek moeten de eerste en de tweede schepen vervangen worden, in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek de tweede schepen en in Pamel tenslotte eveneens de eerste en tweede schepen. Overal worden zij (minstens tijdelijk) vervangen door aanhangers van de Nieuwe Orde. Gezien de jonge leeftijd van het Strijtemse gemeentebestuur maakt de Ouderdomsverordening er geen slachtoffers, maar VNV-burgemeester Wauters zorgt ervoor dat de belangrijkste postjes uiteindelijk toch in handen komen van mede-VNV‟ers. Opvallend is dat alle burgemeesters, zowel de collaborerende als de aanhangers van de aanwezigheidspolitiek, het plaatselijk belang op de eerste plaats stellen: ieder van hen probeert uitzonderingsmaatregelen voor de bevolking te bekomen voor de landbouwleveringen, neemt lokale werkweigeraars zoveel mogelijk in bescherming,… . Het zijn echter wel de collaborerende burgemeesters van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Strijtem waarbij deze onderhandelingen meestal gunstig verlopen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zowel hun aanhangers als hun politieke tegenstanders na de oorlog verklaren dat zij puur op lokaal vlak, wat betreft de bescherming van de burgerbevolking in oorlogstijd in feite een voorbeeld van „goed bestuur‟ vormden. In alle gemeenten blijft de ordehandhaving in handen van de vooroorlogse veldwachters en wordt ze niet gedomineerd door de Nieuwe Orde. Wel worden er in alle gemeenten als gevolg van de specifieke oorlogsomstandigheden (een of meerdere) maatregelen genomen om tegemoet te komen aan de stijgende criminaliteit en onveiligheid: hulpagenten worden aangenomen en plaatselijke Boerenwachten worden opgericht. In gemeenten waar de inwoners verplicht worden om dienst te doen in de plaatselijke Boerenwacht is er minder „beroepsernst‟ dan in gemeenten waar de wachten een initiatief van de boerenbevolking zelf zijn: in Strijtem en Borchtlombeek neemt men de dienst veel minder serieus op (men weigert bijvoorbeeld dienst te doen of voert deze onvoldoende goed uit). Nergens worden deze Boerenwachten echter een instrument van de Nieuwe Orde, overal beantwoorden ze aan een reële nood op het platteland. In alle dorpen treden mannelijke inwoners (uit overtuiging of uit noodzaak) toe tot collaborerende organisaties als de Vlaamse Wacht en de Dietsche Militie- Zwarte Brigade. 2. Socio-cultureel leven 2.1. Verenigingsleven Gedurende het Inberbellum kende het Belgische verenigingsleven een sterke bloei als gevolg van het verdwijnen van de thuisarbeid: de evolutie naar pendelarbeid leidde tot een stijgende individualisering, hetgeen men wilde tegengaan door engagement in het lokale verenigingsleven.234 Zelfs in de kleinste dorpjes engageren mensen zich in jeugd-, sport- en cultuurverenigingen. Reeds vanaf het begin van de bezetting tracht de Duitse bezetter een zekere controle te verwerven over deze plaatselijke verenigingen. De Militärverwaltung streeft er vooral naar de controle over de verschillende verenigingen te versterken en de invloed van partijen en levensbeschouwelijke groeperingen te beperken, en kiest ook hier voor een centraliseringsbeleid.235 Zo probeert men de verschillende sportfederaties onder controle van het Commissariaat-Generaal voor Sport en Lichamelijke Opvoeding te plaatsen en doet men beroep op de Algemene Toneelcentrale om de controle over de vele amateurgezelschappen te verkrijgen. In de realiteit komt het er echter op neer dat de autonomie van de kleine lokale verenigingen nagenoeg onaangetast blijft: men vermijdt de confrontatie met de bezetter, maar probeert toch zoveel mogelijk de eigen wil door te drijven.236 Traditioneel behouden de partijen en levensbeschouwelijke groeperingen hun dominantie over de verschillende verenigingen en het politiek-ideologische aspect blijft aldus van groot belang in het plaatselijke verenigingsleven. In bepaalde dorpen zijn er bijvoorbeeld twee muziekvereningen, waarbij de ene haar leden bij de aanhangers van de plaatselijke machthebbers recruteert en de andere bij de oppositie. Aldus vormen de lokale verenigingen ook een uitstekende groeibasis voor de ontwikkeling van plaatselijke verzets- of collaboratieverenigingen. In Bottelare bijvoorbeeld ontstond uit de plaatselijke voetbalploeg een verzetskern.237

234 K. Ravyts & P. Struyve, „Het Tieltse 1940-1945: bedreigd, bezet, bevrijd.‟, Tielt, De Roede van Tielt, 1995, p. 10. 235 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 9. 236 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 97-98 & p. 56. 237 P. Duportail, „De oorlog tussen heden en verleden. Beeldvorming over de Tweede Wereldoorlog in de Oost- Vlaamse plattelandsgemeente Bottelare.‟, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis (Brussel), 1997, 2, pp. 129- 154. Vooral de jeugdbewegingen blijken voor de politiek-ideologische groepen van uitermate groot belang.238 Het is dan ook niet verwonderlijk dat de bezetter probeert een sterke controle over deze verenigingen te verwerven. In juni 1941 wordt in de gecensureerde pers gewag gemaakt van het anglofiele en anti-Nieuwe Orde karakter van „de‟ Belgische jeugd. Een maand later moeten alle jeugdbewegingen de precieze gegevens betreffende de leden, de werking, de fondsenwerving,… van hun organisatie doorgeven aan de Militärverwaltung, op basis van de verordening van 12 juli 1941.239 Op die manier hoopt men subversieve elementen op te sporen en jeugdige verzetskernen op te rollen. Aan de andere kant van het spectrum zijn er ook nationaal-socialistisch geïnspireerde jeugdbewegingen, zoals de Nationaal- Socialistische Jeugd van Vlaanderen (NSJV), de Hitlerjeugd,…. Deze bewegingen oefenen een grote aantrekkingskracht uit op de jeugd in Nieuwe Ordegezinde middens, maar ook in Vlaamsgezinde middens: de strakke, hiërarchische organisatie, de discipline, het keurige uniform, de zorgvuldig geselecteerde activiteiten,… lokken vele jonge leden. Elk lid wordt aangemaand ten dienste van de gemeenschap te staan, bijvoorbeeld door mee te helpen aan acties van Winterhulp, pakketten op te sturen naar Vlaamse Oostfrontstrijders,…. De katholieke kerk van zijn kant doet er alles aan om het voortbestaan van zijn jeugdverenigingen (o.a. de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ), de Vlaamse Vereniging der Katholieke Scouts (VVKS), Chiro,…) te garanderen om zo de katholieke jeugd weg te houden bij jeugdbewegingen van de Nieuwe Orde.240 Ook hier worden de leden aangespoord zoveel mogelijk aan dienstbetoon te doen: er worden pakketten opgestuurd naar verplicht tewerkgestelden, de families van weggevoerden worden geholpen,…. Zoals eerder werd vermeld probeerde de bezetter eveneens controle uit te oefenen op de sportverenigingen, met name door de oprichting van het Commissariaat-Generaal voor Sport en Lichamelijke opvoeding. Het luide protest van de verschillende sportbonden verhinderde echter de werking van deze nieuwe instelling, zodat deze hoofdzakelijk een louter theoretische constructie vormde.241 Wat betreft de culturele verenigingen slaagde de bezetter er wel in een zekere mate van centralisering door te voeren en een zekere controle te verwerven. Elke culturele „tak‟ werd overkoepeld door een centraal orgaan, zoals de Algemene Toneelcentrale, de Vlaamse Toeristenbond, het VIVO (voor volksdans en folkkloristische muziek), het Vlaams Nationaal

238 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 8. 239 J. Gérard, „België tijdens de bezetting 1940-1944.‟, Hasselt, Uitgeverij Heideland – Orbis, 1974, pp. 18-19. 240 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 8. 241 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 97-98. Zangverbond,…. Sommige van deze organisaties kiezen voor een nauwe samenwerking met Nieuwe Ordegezinde bewegingen als de DeVlag (bijvoorbeeld het VIVO), terwijl anderen zich meer afzijdig houden (bijvoorbeeld het Davidsfonds).242 De op de Nieuwe Orde geïnspireerde bewegingen hechten veel belang aan uiterlijk vertoon: in vele dorpen worden manifestaties in de kenmerkende, grootse nazi-stijl gehouden, indrukwekkende optochten georganiseerd, nieuwe feestdagen worden uitbundig gevierd,….243

Om een beeld te schetsen van het verenigingsleven ten tijde van de bezetting, zal worden nagegaan in hoeverre de lokale context tegemoet komt aan het nationale beeld dat eerder werd geschetst. Dit omvat bijvoorbeeld een omschrijving van de aanwezige jeugd-, sport-, muziek-, toneel- en andere verenigingen en eventueel de strekking waarmee zij verbonden zijn. Kunnen deze verschillende verenigingen zich handhaven tijdens de oorlogsjaren of zien zij zich verplicht hun activiteiten terug te schroeven? Worden in bepaalde verenigingen de basis voor de ontwikkeling van collaboratie- of verzetsbewegingen gelegd?

2.1.1. Borchtlombeek Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog beschikt de plattelandsgemeente Borchtlombeek over een rijk verenigingsleven. Vele inwoners engageren zich in een van de twee plaatselijke muziekmaatschappijen, in jeugdverenigingen of de voetbalclub. De oudste muziekvereniging in het dorp betreft de Koninklijke Fanfare De Eendracht, die reeds in 1870 in het leven geroepen werd. Gedurende de bezetting worden de activiteiten van deze fanfare geschorst en pas in 1945 hernomen: „Na vier jaren van gedwongen inactiviteit stond de fanfare op 3 juni 1945 paraat om de eerste naoorlogse processie op te luisteren.‟.244 Waarom deze activiteiten dan wel onderbroken werden, kon niet achterhaald worden. In 1913 werd een tweede muziekvereniging in het leven geroepen, met name Fanfaremaatschappij De Verbroedering. Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft deze fanfare ononderbroken functioneren, hetgeen blijkt uit de werkingsverslagen van de vereniging. Burgemeester Jozef Van Wilderode is ten tijde van de bezetting voorzitter van De Verbroedering en zijn partijgenoten Theofiel Van den Berghe en Arthur Bastaerts maken deel uit van het bestuur.245

242 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 16-22. 243 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 127. 244 Website Koninklijke Fanfare De Eendracht (http://users.telenet.be/christiaan.lauwaert) op 18/6/2008. 245 Website Koninklijke Fanfare De Verbroedering (http://www.fanfaredeverbroedering.be/historiek), op 18/6/2008. Uit het naoorlogse werkingsverslag van de KAJ-afdeling van Borchlombeek blijkt dat deze gedurende de bezetting wel blijft functioneren, maar ook met een aantal specifieke problemen wordt geconfronteerd: zeker tien leden dienen zich als werkweigeraar te verschuilen, een van hen wordt in 1942 opgepakt en naar Duitsland gevoerd. Een van de activiteiten die de KAJ tijdens de Tweede Wereldoorlog organiseert betreft een grote geldomhaling voor „de behoeftigen‟ (o.a. de families van werkweigeraars), in samenwerking met de plaatselijke KWB en BJB-sters. Geen enkel lid van de afdeling Borchtlombeek is actief betrokken bij een verzetsbeweging, in tegenstelling tot de naburige afdeling Ternat waar twee leden actief lid zijn van het Geheim Leger.246 Vele jonge mannen uit de gemeente spelen bij de plaatselijke voetbalploeg en een groot aantal van hen wordt als werkweigeraar opgespoord. Desondanks kan de club haar activiteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog ononderbroken voortzetten. Tijdens de weekendwedstrijden wordt wel een bijzondere veiligheidsmaatregel in acht genomen: men is zowel in het publiek als op het terrein bijzonder alert voor Duitse politiediensten die de werkweigeraars komen opsporen en weghalen. Wanneer Duitse voertuigen worden gesignaleerd, verlaten de werkweigeraars onder de spelers en in het publiek het terrein en vluchten ze via de omliggende weiden.247

2.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek staat ten tijde van de Tweede Wereldoorlog alles in het teken van de machtsstrijd tussen de Bokken en de Geiten en aldus is er ook in het plaatselijke verenigingsleven sprake van een verregaande tweespalt. De oudste muziekvereniging van het dorp, die reeds in 1832 werd opgericht, is Fanfare De Eendracht. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog sticht Robert Motteux een tegenhanger, de zogenaamde Rex-Harmonie. Deze muziekmaatschappij is in feite het propagandamiddel van Motteux: in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en de omliggende dorpen worden propagandatochten gehouden, waarbij een Rex-vlag de muziekspelers voorafgaat. De Rex-Harmonie komt samen in „De Kroon‟, de herberg van Jozef Van Laethem. Motteux is erevoorzitter, Petrus Lanckmans voorzitter. Tijdens de bezetting worden er echter zelden activiteiten georganiseerd, hetgeen een tweevoudige oorzaak kent. Ten eerste heeft Motteux zich enkele maanden voor de Tweede Wereldoorlog afgekeerd van de partijleiding van Rex

246 Studiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma). AA 228/749 & 752 : Naoorlogse verslagen KAJ: afdelingen Borchtlombeek & Ternat (1944). 247 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) en hoewel zijn gedachtengoed ontegensprekelijk rexistische geïnspireerd blijft, zal hij niet langer propaganda voeren onder de naam van Rex. Ten tweede daalt het aantal leden gedurende de bezetting zienderogen, omdat velen afgeschrikt worden door de verregaande pro-Duitse koers die de bestuursleden hanteren.248 Gedurende de oorlogsjaren verblijven er in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek verschillende keren rexistische jeugdbewegingen, zoals de Jeunesse Légionnaire. Zij verblijven steeds in gebouwen die eigendom zijn van Robert Motteux en zijn nadrukkelijk aanwezig in het dagelijkse leven: ze organiseren opzichtige optochten door de straten van de gemeente, wonen met vlag en in uniform de zondagsmis bij,…. Dit alles wordt door de meeste inwoners zonder problemen getollereerd en zelfs pastoor Boucher - die bekend staat om zijn anti-Duitse gezindheid - staat toe dat de geüniformeerde jongeren de mis bijwonen.249 In de bronnen wordt geen melding gemaakt van een plaatselijke jeugdafdeling van Rex of dergelijke.

2.1.3. Pamel Tijdens de Tweede Wereldoorlog blijft de enige lokale muziekmaatschappij, die van de Doempers, zonder onderbreking zijn activiteiten verderzetten. Er worden vele kleine concerten gespeeld in „de zaal‟ van de Doempers in het centrum van Pamel en leden uit het gehucht Poelk zorgen ook daar voor het nodige muzikale entertainment tijdens de lange winteravonden250 Uit de ledenlijsten van het VNV-Pamel blijkt dat er twee leden verantwoordelijk zijn voor het plaatselijke NSJV.251 Jean-Baptist Vanopdenbosch herinnert zich nog dat zowel de zonen als de dochters van leden van het VNV eens per week bijeenkwamen en een uniform droegen, maar welke activiteiten ze deden, is niet geweten. Naast deze jeugdbewegingen zijn er ook kajotters en tal van andere jeugdverenigingen aanwezig. Zij blijven allemaal zonder veel problemen functioneren. Vele jonge mannen engageren zich ook bij voetbalclub De Denderzonen. De wedstrijden op zondagnamiddag vormen het geliefkoosde actieterrein voor Duitse politiediensten op zoek naar werkweigeraars: meerdere keren komen zij langs om te kijken of ze er geen van het terrein kunnen plukken. Wanneer men de Duitsers en hun

248 Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 249 Idem. 250 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 251 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964): „Verraders! Collaborateurs! Pamel en zijn VNV-ers.‟: uittreksel uit het dagblad De Denderklok (20/1/1946). handlangers ziet aankomen, zetten de werkweigeraars het op een lopen en ontsnappen via de omliggende velden.252 Gedurende de oorlogsjaren ontstaat uit de Pamelse afdeling van de Vlaamse Toeristenbond een toneelgroep, met name De Arianen. Binnen deze vereniging zijn erg veel VNV‟ers actief, waardoor ze bij de bevolking al snel de naam krijgt „zwart‟ te zijn.253 In documenten uit de repressiedossiers van enkele Pamelse incivisten komt de naam van deze vereniging inderdaad verscheidene keren voor.254 Reeds in 1928 werd in Pamel een afdeling van het Davidsfonds opgericht. Ondanks een vooroorlogse terugval in het aantal leden, kent de vereniging gedurende de bezettingsjaren een bloeiperiode. In 1940 bedraagt het ledenaantal slechts 51 personen, in 1943 bedraagt het reeds 102 leden en in 1944 beschikt de vereniging over 122 leden. Het Davidsfonds Pamel organiseert tijdens de bezetting voornamelijk lezingen over kunst (o.a. Rubens) en verre landen (o.a. Finland, Lapland, China en de Filippijnen).255

2.1.4. Strijtem In de bronnen is erg weinig informatie gevonden met betrekking tot het verenigingsleven in Strijtem tijdens de bezetting. Wat zeker vaststaat, is dat de plaatselijke KAJ bijzonder zwaar getroffen wordt door de invoering van de verplichte tewerkstelling. Voorzitter Gustaaf Du Rang wordt vanaf 1943 als werkweigeraar opgespoord en moet onderduiken. Na verloop van tijd besluiten drie andere kajotters (Lucien en Désiré De Braekeleer en Theofiel De Pauw) niet in te gaan op het oproepingsbevel voor de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Zij sluiten zich aan bij hun hoofdleider en duiken vanaf dan meestal samen onder in schuren van buren en kennissen. De vier vrienden worden uiteindelijk verraden, in de nacht van 17 op 18 augustus 1944 gearresteerd en op een van de laatste transporten naar Duitsland gezet.256 Volgens verschillende getuigenverklaringen in de incivismedossiers van het Krijgauditoraat zijn de kinderen van Strijtemse VNV‟ers actief in de Dietsche Blauwvoetvendels, de Dietsche Meisjesscharen of de Hitlerjeugd, maar bewijzen hiervoor werden niet gevonden.257

252 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 253 Idem. 254 Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme: verschillende dossiers. 255 Bron: website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be/AZ/D/ODAVIDSFR.htm), op 17/6/2008. 256 Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst. Erkenningsdossiers Werkweigeraars: L. De Braekeleer & G. Du Rang. Erkennigsdossiers Weggevoerden voor verplichte arbeid in Duitsland: G. Du Rang & T. De Pauw. 257 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Verschillende dossiers. 2.2. Onderwijs Na de Belgische nederlaag op 28 mei 1940 wacht men ook in het onderwijs op het geschikte moment om het dagelijkse leven opnieuw op te nemen. De herneming van de lessen is in grote mate afhankelijk van de lokale context: bepaalde scholen kunnen vrijwel onmiddellijk overgaan tot de orde van de dag, terwijl andere eerst de oorlogsschade aan de schoolgebouwen moeten herstellen of moeten wachten tot de Duitse troepen die er hun intrek hebben genomen een andere verblijfsplaats kiezen. De Militärverwaltung wil ook in het onderwijs zijn invloed laten gelden, zowel aangaande het leerprogramma als aangaande het onderwijzend personeel. Allereerst gaat men over tot de oprichting van de Commissie ter Herziening van de Schoolboeken. Deze Commissie controleert alle schoolboeken op passages die niet stroken met het nationaal-socialistische gedachtengoed: verhalen over de wreedheden van de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog, bijdragen over Joodse wetenschappers en schrijvers,… worden onverbiddelijk geschrapt.258 Daar waar de Nieuwe Orde aan de macht is gekomen en de lokale administratie en het maatschappelijk leven in hoge mate worden gepolitiseerd, worden wijzigingen in het leerprogramma aangebracht die de bezetter en haar medewerkers ten goede zouden moeten komen.259 Nieuwe Ordegezinde leerkrachten worden vlotjes benoemd door collaborerende medewerkers op het ministerie van Onderwijs.260 Bovendien wordt de leraarsbond van het officiële middelbaar onderwijs omgevormd tot een afdeling van de DeVlag. Deze Afdeling Volksopvoeding concentreert zich op de vernederlandsing van het onderwijs en „de vorming van de Vlaams-nationalistische leraar tot nationaal-socialistisch volksopvoeder‟.261 De Belgische katholieke kerk verhindert evenwel een verregaande inmenging in het katholieke onderwijs, waardoor vooral het rijksonderwijs (de gemeentelijke basisscholen,…) onder invloed van de Nieuwe Orde komt te staan.262 Kardinaal Van Roey dringt er bij de bezetter sterk op aan een zekere autonomie over het katholieke onderwijs te behouden en slaagt daar ook grotendeels in.

258 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, pp. 89-90. 259 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 127. 260 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 89. 261 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 91. 262 H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 8: Het culturele leven tijdens de bezetting.‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1990, p. 90. Wanneer de bezettende overheid leerkrachten en directeurs verplicht om leerlingenlijsten in te dienen (met het oog op doorvoering van de verplichte tewerkstelling), weigeren velen hieraan gevolg te geven en gaan zij op die manier openlijk in het verzet tegen de bezetter.

In de volgende hoofdstukken zal worden nagegaan welke verschillende onderwijsinstellingen en onderwijsvormen er in de gemeenten aanwezig waren, wanneer de lessen hervat werden en in welke mate het gemeentelijk onderwijs door de bezettende overheid werd beïnvloed.

2.2.1. Borchtlombeek In Borchtlombeek zijn twee onderwijsinstellingen aanwezig, met name de gemeentelijke jongensschool en het Sint-Franciscus Instituut voor meisjes van de kloosterzusters. Wanneer de lessen van de gemeentelijke jongensschool werden hervat, wordt niet in de bronnen vermeld. Wat wel duidelijk is, is dat het lesgeven tijdens de oorlogsjaren sterk wordt beïnvloed door een aantal typische oorlogsproblemen. Op de gemeenteraadszitting van 16 november 1942 wordt het probleem van de verwarming van de klassen naar voor gebracht: gezien de kleine voorraad kolen en de uiterst strenge wintertemperaturen is het onmogelijk om de lokalen de hele winter door voldoende te verwarmen. Er wordt beslist vanaf 17 november tot aan de paasvakantie de lesdagen aanzienlijk te verkorten, namelijk van 9 tot 13 uur in plaats van een volledige dag.263 Dat deze maatregel onvoldoende resultaat heeft, blijkt enkele maanden later, wanneer de paasvakantie als gevolg van de aanhoudende lage temperaturen en kolenschaarste wordt vervroegd.264 In de laatste bezettingsmaanden maakt men zich vooral zorgen om de veiligheid van de leerlingen. Men merkt op dat er geen schuilplaatsen zijn voor de kinderen en het onderwijzend personeel en dat er steeds meer leerlingen afwezig zijn. Om aan dit probleem tegemoet te komen, geeft men de leerlingen de opdracht zich bij luchtalarm onmiddellijk te verspreiden en indien mogelijk naar huis terug te keren. Verder wordt beslist vanaf 5 juni 1944 de lesdagen opnieuw in te korten (met name van 9 tot 12 uur) en de leerlingen huiswerk mee te geven om zo het gebrek aan lesuren enigszins op te vangen.265

263 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 16/11/1942. 264 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 26/3/1943. 265 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 1/6/1944. In de bronnen wordt nergens melding gemaakt van veranderingen in het onderwijzend personeel. Vermoedelijk werden er dus geen nieuwe Nieuwe Orde-gezinde leerkrachten aangesteld. Aangezien de scholen niet over schoolboeken beschikten, worden er ook geen verplichte wijzigingen in het leerprogramma doorgevoerd. Het plaatselijke Winterhulpcomité houdt zich voornamelijk bezig met het verspreiden van vitaminesupplementen en het uitdelen van soep aan de schoolkinderen.266 In het Sint-Franciscus Instituut komen de meeste interne leerlingen pas begin september 1940 terug, nadat ze tijdens de eerste oorlogsdagen naar hun familie gegaan waren. Uit de getuigenis van een van de zusters over de gang van zaken tijdens de Tweede Wereldoorlog blijkt dat de oorlogsjaren in het Instituut zonder al te veel problemen verliepen. Men beschikte over ruim voldoende voedsel om al de meisjes, leerkrachten en zusters van eten te voorzien als gevolg van het systeem van zelfvoorziening van het klooster zelf, de steun in natura van de Borchtlombeekse en Strijtemse boerenbevolking en het dubbel rantsoen dat men via bemiddeling van de abt van de abdij van van de overheid kreeg.267

2.2.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek In de gemeenteschool van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek worden de lessen vanaf het moment van de Duitse inval tot de aanvang van het volgende schooljaar opgeschort, aangezien hoofdonderwijzer Karel-Paul Van Stalle in mei 1940 gemobiliseerd werd en pas op 1 juli 1940 in de gemeente terugkeert.268 Uit de notulen van het gemeentebestuur wordt nadien nergens iets vermeld met betrekking tot het gemeentelijk onderwijs. Vermoedelijk houden hoofdonderwijzer Van Stalle en zijn lerarenkorps zich gedeisd, om (politiek geïnspireerde) aanvaringen met het collaborerende gemeentebestuur (zoals in 1938269) te vermijden. Deze pragmatische houding wordt na de oorlog bevestigd door Van Stalle, waarbij hij als motivatie opgeeft dat hij binnen de gemeente kleine verzetsdaden verrichtte (namelijk het verstrekken van valse zegels en documenten als hoofd van de ravitailleringsdienst en het opzetten van een waarschuwingssysteem voor werkweigeraars: wanneer Duitse politiediensten in het dorp worden gesignaleerd, worden de leerlingen van de gemeenteschool er door Van Stalle op uit gestuurd om de gezochte personen te verwittigen). Om de vrede te bewaren stemt Van Stalle

266 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 267 s.n., „In de voetsporen van Sint-Franciscus: kleine kroniek van een groot instituut.‟, Roosdaal, MPI - Sint- Franciscus, 1990, pp. 34-36. 268 Gemeentebestuur Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 10/8/1940. 269 Zie pagina 23 bijvoorbeeld in met het opvoeren van de leerlingen in de reportage „Het werkende volk‟ van Radio Brussel. De schoolgaande jeugd van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt tijdens de bezettingsjaren voorzien van vitaminesupplementen en soep door het plaatselijke Winterhulpcomité, onder voorzitterschap van Robert Motteux.270

2.2.3. Pamel Naar aanleiding van de Duitse inval op 10 mei 1940 schorst burgemeester De Schepper de lessen in de gemeentelijke jongensschool en de katholieke meisjesschool van de kloosterzusters van Ledeberg. Reeds op 3 juni 1940 worden de lessen op de gemeentelijke jongensschool hervat.271 Aangezien men in deze school niet over handboeken beschikt, wordt men niet verplicht de lessen aan te passen. Er worden ook geen wijzigingen in het lerarenkorps of in de lesonderwerpen aangebracht. Ook in de katholieke meisjesschool van de kloosterzusters van Ledeberg worden de lessen snel hervat, hoewel de gebouwen die uitkijken over Pamel en de Dendervallei als gevolg van de Slag aan de Dender toch enigszins schade geleden hebben. Vanaf dan blijft de school zonder al te veel problemen functioneren: „De klassen herbegonnen en de school ging regelmatig haar gang. (…) Regelmatig konden de klassen voortgezet worden, ze werden bijna niet gestoord door troepeninkwartieringen.‟.272 De leerlingen van beide scholen krijgen gedurende de Tweede Wereldoorlog van het Winterhulpcomité vitaminetabletten en soep. Het plaatselijke Winterhulpcomité staat onder leiding van Marie Borginon en heeft haar uitvalsbasis in de meisjesschool van Ledeberg, alwaar bijvoorbeeld de soep gemaakt wordt. Men organiseert ook jaarlijkse feestelijkheden voor de schoolgaande jeugd, zoals bijvoorbeeld een Sinterklaasbezoek.273

2.2.4. Strijtem

270 Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 271 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 158. 272 Website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be/AZ/Z/OZCHRISSVoorlogen.htm), op 17/6/2008. 273 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 95. In Strijtem voorziet de gemeenteschool vanaf begin 1941 in het onderwijs van zowel de jongens als de meisjes van de gemeente.274 Ook in Strijtem kampt de school tijdens de wintermaanden met problemen: in de winter van 1941 betaalt het gemeentebestuur voor een levering kolen om de klaslokalen te verwarmen, omdat het vooropgestelde rantsoen onvoldoende blijkt.275 Schoolhoofd Sylvain Heymans is tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van de verzetsbeweging het Geheim Leger. Uit zijn erkenningsdossier als gewapend weerstander blijkt echter niet dat dit engagement zich ook vertaald in een specifieke opvoeding van de leerlingen.276

2.3. Kerk In het katholieke Vlaanderen van de jaren 1940 beschikt de kerk over een stevige machtspositie en is zij als een baken voor de bevolking. De houding van de geestelijke leiders ten opzichte van bestuur, collaboratie en verzet beïnvloedt dan ook in grote mate de publieke opinie.

Na afloop van de achttiendaagse veldtocht schrijft kardinaal Van Roey een herderlijke brief aan de bevolking, die op zondag 2 juni 1940 in alle kerken wordt voorgelezen en waarin hij een duidelijk standpunt inneemt: de kardinaal steunt de beslissing van koning Leopold III en keert zich af van de regering in ballingschap. De Belgische bevolking is erg enthousiast over deze heldere stellingname van de religieuze autoriteiten, want ook zij ziet de capitulatie en de keuze van Leopold III om het land niet te verlaten als correct en bovendien is men blij iets van een van de traditionele machthebbers te horen (in de kleine dorpen heerstte er soms - bij afwezigheid van de lokale autoriteiten - een grote onzekerheid betreffende de toestand en de toekomst).277 Kardinaal Van Roey onderhandelt met de bezettende overheid omtrent hun onderlinge relatie en beiden komen tot een compromis waarbij men elkaar zo min mogelijk voor het hoofd probeert te stoten: „De Duitsers waren bevreesd voor de kerk en voor haar invloed. (…) Van

274 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting van 7/1/1941. 275 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (27/2/1931-16/8/1944): zitting van 17/11/1941. 276 Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: S. Heymans. 277 P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945, p. 27. hun kant wilden de bisschoppen irritatie bij de bezetter vermijden om de katholieke instellingen te beschermen.‟278. Vanaf 1942 komt er echter een deuk in deze verstandhouding, als gevolg van twee Duitse maatregelen: de invoering van de verplichte tewerkstelling en de openlijke jodendeportaties. Aangaande de verplichte tewerkstelling probeert Van Roey eerst via protestbrieven aan generaal von Falkenhausen en het Vaticaan het Duitse beleid te manipuleren. Dit heeft echter weinig tot geen effect, zodat het Belgische episcopaat op 15 maart 1943 overgaat tot de publicatie van een open brief waarin het de verplichte tewerkstelling streng veroordeelt.279 Deze openlijke aanval leidt tot een vijandige houding tussen beide partijen voor de rest van de bezetting. De reactie van de Belgische katholieke kerk ten opzichte van de jodenvervolging is heel wat gematigder: er komt nooit een openlijke veroordeling van deze praktijk (terwijl dit in Nederland wel het geval was).280 Ondanks het feit dat de verschillende protesten van het episcopaat weinig concreets veranderen aan het beleid, sporen ze de bevolking toch aan tot individuele acties: er worden steuncomités voor werkweigeraars en hun gezinnen opgericht, men organiseert de hulp aan joden,…. Zowel de kerkelijke overheid als de katholieke bevolking reageert ook uitermate negatief op de klokkenroof van 1942. Ondanks de vele protesten van clerus en bevolking worden in vele parochies de klokken uit kerken en dergelijke weggehaald.281

Reeds in het Interbellum veroordeelde de kerk alle extremistische ideologieën, zowel het communisme als het nationaal-socialisme. Hoewel vele katholieken partijen als Rex en het VNV aanhangen, spreekt de kerk zich uiterst streng uit over deze bewegingen.282 Deze vijandige houding wordt voortgezet tijdens de bezetting en komt bijvoorbeeld tot uiting in het weigeren van de communie aan personen in Nieuwe Orde-uniformen en de weigering tot steun voor de Oostfrontcampagne. Anderzijds is er ook binnen de geestelijkheid een klein

278 L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p. 379. 279 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 8. 280 L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p. 387. 281 J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟, Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 154. 282 L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p. 377. percentage (2 à 3 procent) dat collaboreert: zij steunen Nieuwe Orde-gezinde organisaties, roepen jongeren op voor de strijd tegen het „goddeloze bolsjewisme‟ aan het Oostfront,….283

De geestelijke leiders houden zelf nooit een pleidooi voor het actief verzet en beperken zich tot een „handelswijze van stilzwijgen en persoonlijke interventies‟, dewelke ook door de lagere clerus en de bevolking wordt overgenomen.284 Tussen de 20 en 37 procent van de geestelijken maakt zich verdienstelijk binnen het verzet, ongeveer 500 van hen worden gearresteerd en 85 bekopen hun verzetsactiviteiten met de dood.285 In 1944 gaat Van Roey over tot een meer actieve steun aan het verzet, met name door de benoeming van een hoofdaalmoezenier voor het Geheim Leger. Het verzet weet zich echter niet altijd gesteund door de kerk, bijvoorbeeld wanneer Van Roey zich in een „Oproep aan de landgenoten‟ streng uitspreekt tegen de aanslagen op collaborateurs en Duitsers (omdat de bevolking ernstig te lijden heeft onder de represailles voor deze aanslagen).286

Samenvattend kan men stellen dat de kerk er gedurende de bezetting in slaagt haar grote morele macht te behouden. Op momenten zoals de bekendmaking van het huwelijk tussen de koning in ballingschap en Lilian Baels op zondag 7 december 1941 slaagt de geestelijkheid erin de meerderheid van de bevolking enigszins te bedaren.287 Ondanks de soms tweeslachtige houding ten opzichte van bestuur, collaboratie en verzet, heeft de kerkelijke overheid toch in grote mate bijgedragen tot een belangrijk gegeven in de geschiedenis van bezet België: „De katholieke gemeenschap in ons land heeft zich vooral verdienstelijk gemaakt in het weerbaar maken van de bevolking. Ze zorgde ervoor dat het besmettingsgevaar van de nazi-ideologie tegengegaan werd.‟.288

283 L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p. 382. 284 L. Gevers, „Bisschoppen en bezetting. De Kerk in de Lage Landen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Trajecta: Tijdschrift voor de geschiedenis van het katholiek leven in de Nederlanden (Nijmegen), 2004, 13, p. 387. 285 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 13. 286 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 11. 287 J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟, Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 115. 288 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 13. Welke houdingen namen de parochiepriesters nu aan ten opzichte van bestuur, verzet en collaboratie? Namen zij een bepaald standpunt in of onthielden zij zich van enige commentaar en waren ze eerder een stille steun voor de parochianen? Hoe werd er binnen de plaatselijke geloofsgemeenschap gereageerd op de klokkenroof, het koninklijke huwelijk, de jodenvervolging, de verplichte tewerkstelling en de strijd tegen het communisme aan het Oostfront?

2.3.1. Borchtlombeek In het erg katholieke Borchtlombeek vormt de kerk ook tijdens de Tweede Wereldoorlog een centraal ontmoetingspunt voor de bevolking. De lokale VNV-schepenen Van Lierde en Dierckx dragen veldwachter Van Asbroeck herhaaldelijk op om de inwoners na de zondagsmis vanop de kerktrappen te waarschuwen voor bijvoorbeeld de sancties die zullen volgen wanneer ontdekt wordt dat een van hen naar de BBC luistert.289 Van Lierde en Dierckx zien dit als het uitgelezen moment om hun bedreigingen te uiten, gezien zowat de ganse dorpsgemeenschap aanwezig is. Aangezien in de enquête „Kerk & Clerus‟ (uitgevoerd i.o.v. het Soma in 1977) geen informatie met betrekking tot de Sint-Amandusparochie van Borchtlombeek en haar geestelijke leiders bevat, is het bijzonder moeilijk om na te gaan welke houding de lokale clerus tijdens de bezetting aannam ten opzichte van de koning en de fenomenen verzet en collaboratie. Volgens Marie Van Asbroeck waren er geen conflicten tussen de pastoor en plaatselijke VNV‟ers of leden van de Zwarte Brigade, omdat de meesten van hen zich amper met hun uniform aan in het openbaar vertoonden en al helemaal niet wanneer ze de misvieringen bijwoonden. Zodoende hoefde de pastoor zich niet openlijk uit te spreken tegen het te communie gaan van personen in een Nieuwe Orde-uniform.290 Hetgeen wel duidelijk is, is dat men in Borchtlombeek uiterst misnoegd was als gevolg van de door de bezetter bevolen klokkenroof. Op 13 juli 1943 wordt de grootste klok weggenomen en in 1944 wordt ook de kleinere klok uiteindelijk uit de kerktoren ontvreemd. Wanneer deze klokken in 1949 vervangen worden, wordt in beide nieuwe klokken een verwijzing naar het lot van hun voorgangers - „Capti ab hoste‟ - gegraveerd.291

289 Archief Krijgsauditoraat - Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossiers nummer 1193/46 & 1686/45, Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 49144/45. 290 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 291 H. Van Herreweghen, „De klokkenroof en klokkenwijding in Borchtlombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 38 (4), 2006, pp. 115-118. 2.3.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek De pastoor van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, pastoor Boucher, staat in de omgeving bekend om zijn anti-Duitse gezindheid en zijn voorliefde voor het Belgische koningshuis. Nochtans zal hij tijdens de Tweede Wereldoorlog niet openlijk in het verweer gaan tegen de Duitse bezetter en haar medestanders. Wanneer de rexistische jeugdbeweging Jeunesse Légionnaire in vol ornaat de zondagsmis bijwoont en er als gevolg daarvan een zekere spanning ontstaat onder de gelovigen, zal hij de jongeren niet verbieden de dienst nog verder bij te wonen. In plaats daarvan maant hij hen aan om rustig plaats te nemen en slaagt hij erin de gemoederen enigszins te bedaren.292 Vanuit deze berustende houding zal hij ook nooit openlijk de politiek van Robert Motteux en zijn partijleden veroordelen, al is wel geweten dat hij een fanatieke voorstander is van de katholieke familie Van Cauwelaert. Ook hier wordt de geloofsgemeenschap bijzonder zwaar getroffen door de klokkenroof, die in de maand juli van het jaar 1943 wordt uitgevoerd. Op dat ogenblik beschikt men over drie klokken, waarvan er twee weggehaald worden. De enige klok die mag blijven hangen, draagt een inscriptie die verwijst naar wat er tijdens de Franse Revolutie met de voorgangers van de bestaande klokken gebeurde: „De parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, in onrechtvaardige tijden van haar klokken beroofd, (…)‟. De parochie wordt dus opnieuw van haar klokken beroofd, hetgeen bij de pastoor en de bevolking erg zwaar aankomt.293

2.3.3. Pamel Uit de persoonlijke documenten van pastoor Janssens van Pamel blijkt dat er zich tijdens de Tweede Wereldoorlog niet zozeer specifieke veranderingen hebben voorgedaan in de geloofsbeleving van zijn parochie. Wat wel opmerkelijk is, is dat deze documenten veelvuldige verwijzingen bevatten naar de algemene situatie waarin de gemeente zich op dat moment bevindt. Gedurende de hele bezetting zal pastoor Janssens bijvoorbeeld uitdrukkelijk koning Leopold III blijven steunen en hij verwacht van zijn parochianen hetzelfde: hij houdt hen verschillende malen voor te bidden voor de koning en de redding van het land, en staat er ook op dat elk jaar de Dag van de Dynastie binnen de parochie wordt gevierd. Bovendien vraagt de pastoor de bevolking zich verdienstelijk te maken in liefdadigheidswerken. Op zijn vraag worden verscheidene spullen- en geldinzamelingen georganiseerd, bijvoorbeeld voor

292 Archief Krijgsaudioraat - Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 293 H. Van Herreweghen, „Over oude en nieuwe klokken in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 35 (2), 2003, pp. 35-38. diegenen die als gevolg van de achttiendaagse veldtocht in 1940 alles kwijt zijn geraakt en voor de slachtoffers van de V1-bombardementen in 1944. Hij draagt de bevolking ook op zich te engageren in de opvang van stadskinderen in de landelijke gemeente: „T‟n zal of t‟n mag niet gezegd worden dat men in Pamel liever woekert dan aan goed werk te doen. De kinderen brengen hun zegels mee. Het offer dat moet gebracht worden is dan ook niet zo groot. God zal dit ruimschoots vergoeden.‟. Hij volgt hierin de houding van kardinaal Van Roey en het Belgische episcopaat. Ondanks het verbod van de bezetter op het organiseren van processies, zal pastoor Janssens tijdens de bezettingsjaren toch een aantal kleinere processies in de parochie voorgaan.294 Zonder rechtstreeks met het Duitse bezettingsbestuur en haar aanhangers in conflict te treden, vaart de geestelijke leider van de parochie aldus zijn eigen koers. Hij tolereert dan ook dat parochianen in het uniform van collaborerende groeperingen de mis bijwonen en te communie komen. Volgens Jean-Baptist Vanopdenbosch gaat de pastoor echter wel langs bij ouders van jongemannen die zich bij dergelijke organisaties laten inlijven, om hun aan te sporen hun zonen op andere gedachten te brengen.295 Zowel de bevolking als pastoor Janssens reageren bijzonder misnoegd op de klokkenroof, die in de zomermaanden van het jaar 1943 wordt georganiseerd. Pastoor Janssens schrijft hierover: „Op 15 juli 1943 werd het schelmstuk uitgevoerd: de grote klok (1309 kg) en de kleine (590 kg) werden meegenomen, de middenklok (850 kg) bleef. (…) Het deed pijn aan ‟t hart. Die klokken waren ons lief en heilig.‟.296 Ook de parochianen reageren verontwaardigd op het weghalen van de klokken. Tijdens de werkzaamheden slagen twee jongeren erin via de regenpijpen en dakgoten de klokkentoren te bereiken en deze open te stellen voor de inwoners, zodat deze afscheid kunnen nemen van de klokken. De klokken worden beschilderd met initialen en populaire leuzen als „Wie met gewijde klokken schiet, wint den oorlog niet!‟. Alvorens de klokken onder grote publieksbelangstelling definitief worden weggebracht, wordt de stoksjampetters opgedragen ze van deze opschriften te ontdoen.297

2.3.4. Strijtem Uit de door August Van Reydt (onderpastoor in Strijtem tijdens de oorlogsjaren) ingevulde vragenlijst voor de enquête „Kerk & Clerus‟ (uitgevoerd in opdracht van het Soma in 1977),

294 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 159-160. 295 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 296 H. Van Herreweghen, „Pastoor Janssens en de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 18 (1-2), 1986, p. 22. 297 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 119. blijkt dat er in de parochie geen intensivering van de geloofspraktijk als gevolg van de oorlog waarneembaar was. Hetgeen wel duidelijk is, is dat de geestelijke leiders van de parochie de kerkelijke overheid onder leiding van kardinaal Van Roey volledig vertrouwen en hun haar houding tijdens de bezetting goedkeurt. Onderpastoor Van Reydt geeft ook aan dat de plaatselijke clerus zeker geen voorstander was van de nazi-ideologie. Van Reydt geeft verder echter weinig bijkomende informatie over de gemeente: de vragen over de klokkenroof en de reactie daarop, de houding ten opzichte van het verzet,… werden niet ingevuld.298 Hetgeen wel zeker is, is dat in het voorjaar van 1943 de twee klokken van de kerk van Strijtem werden weggehaald. VNV-burgemeester Wauters verleent zijn bereidwillige medewerking en speelt zonder dralen de nodige informatie door aan de bezettende overheid.299

2.4. Besluit Samenvattend kunnen we stellen dat zowel in het plaatselijke verenigingsleven, het onderwijs als de kerk de vooroorlogse autonomie tijdens de bezetting gehandhaafd werd. In al deze domeinen tracht men onder de specifieke bezettingsomstandigheden het dagelijkse leven zo normaal mogelijk voort te zetten. De meeste lokale verenigingen kunnen hun activiteiten ongestoord verder zetten. Enkel de plaatselijke jeugdverenigingen zoals bijvoorbeeld de KAJ hebben sterk te leiden onder de verplichte tewerkstelling, waardoor leden moeten onderduiken of verplicht naar Duitsland worden gevoerd. Er werd geen enkel bewijs gevonden omtrent een vereniging die aan de basis van een collaboratie- of verzetsbeweging zou liggen. In bepaalde verenigingen komen er bijvoorbeeld wel meer VNV‟ers voor (bijvoorbeeld bij toneelgroep De Arianen), maar het is niet zo dat van daaruit andere collaborerende groeperingen werden opgericht. In de jeugdverenigingen zoals de KAJ zijn er ook meer werkweigeraars, maar het is evenmin zo dat zij vanuit de jeugdbeweging doorgroeien naar een verzetsorganisaties. De bezetting oefent slechts een zeer beperkt invloed uit op het onderwijs in de gemeenten. Het is nergens zo dat er wijzigingen in het onderwijzend personeel of veranderingen in het lesprogramma worden uitgevoerd die de Nieuwe Orde ten goede zouden kunnen komen. Het onderwijs heeft voornamelijk te lijden onder een aantal specifieke oorlogsproblematieken: een

298 Studiecentrum voor Oorlog en Hedendaagse Maatschappij (Soma). AA1217-1218: Enquête Kerk & clerus tijdens de bezetting (1977): Strijtem. 299 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciaal Bestuur Brabant. Varia. C12 276: Klokkenroof (1941-1943): Brief van burgemeester R. Wauters aan de gouverneur (19/3/1943). gebrek aan brandstof om de klassen te verwarmen, het probleem van de veiligheid van de schoolkinderen bij luchtaanvallen,… . De scholen vormen in alle gemeenten het actieterrein bij uitstek voor de plaatselijke Winterhulpcomités: de kinderen worden door Winterhulp voorzien van soep, vitaminesupplementen,… . Als gevolg van de Tweede Wereldoorlog vindt er nergens een intensifiëring van het geloofsleven plaats: de erg katholieke boerenbevolking bezoekt in even groot getal de parochiekerken als voor en na de oorlog. De geestelijke leiders van de verschillende parochies hanteren net als de hogere kerkelijke overheid een „handelswijze van stilzwijgen en persoonlijke interventies‟: zij houden zich gedeisd, nemen geen openlijke houding aan ten opzichte van lokaal bestuur, verzet of collaboratie en bekommeren zich vooral om het zielenheil van hun parochianen. De kerk behoudt zijn grote invloed op alle facetten van de samenleving (ook op het gemeentelijk onderwijs en het verenigingsleven). 3. Verzet

In de eerste bezettingsmaanden was er weinig sprake van verzet: de Belgische bevolking leek te berusten in de Duitse overheersing. Deze houding kent twee oorzaken, met name het algemeen defaitisme van het verslagen volk (men was ervan overtuigd dat Duitsland zijn zegetocht in heel Europa zou verderzetten en dat men zou moeten leren leven in een bezet land) en het positieve beeld dat de publieke opinie van de Duitsers in België heeft (volgens P. Struye zou na 28 mei 1940 niet minder dan drie vierde van de bevolking positief staan ten opzichte van de Duitse bezetter 300). Op 11 november 1940 negeren honderden Belgen voor het eerst openlijk een verbod van de Militärverwaltung: zij vieren de herdenking van het einde van de Eerste Wereldoorlog en brengen hulde aan de gesneuvelden.301 Naast deze onverholen vorm van verzet, treedt gedurende de eerste maanden van de bezetting vooral de sluikpers in actie. Het jaar 1942 is ook op het vlak van verzet een kanteljaar: het verzet raakt stilaan meer georganiseerd en bovendien is er als gevolg van de specifieke oorlogsomstandigheden een grote toevloed aan verzetsmensen waarneembaar. In 1942 wordt het namelijk duidelijk dat Duitsland zijn totale oorlog wel eens zou kunnen verliezen: Groot-Brittanië houdt stand en in het Oosten boekt de Sovjetunie overwinningen op de nazi‟s. Verder zorgen de Duitse verordeningen met betrekking tot de jodenvervolging en de verplichte tewerkstelling in Duitsland er niet alleen voor dat het antagonisme onder de bevolking toeneemt, maar ook dat meer en meer jonge joden en andere jonge Belgen in de illegaliteit belanden en vanuit deze positie de vijand te lijf willen gaan.302 Door de jaren heen stijgen als gevolg van de kerende krijgskansen van Duitsland en de groeiende vijandigheid voor de bezetter zowel het aantal verzetsmensen als het aantal verzetsdaden. Het jaar 1944 vormt het cumulatiepunt van deze ontwikkeling: over heel België hebben mensen zich (al dan niet in een van de honderden verzetsorganisaties) geëngageerd in de strijd tegen de bezetter. Naarmate het einde nadert, worden meer en meer aanslagen gepleegd op leden van de Nieuwe Orde, haar structuren en infrastructuur, meer en meer inlichtingen naar de geallieerde legers gestuurd, meer en meer hoopvolle artikels over bijvoorbeeld de succesvolle landing van Normandië gepubliceerd,…. Wanneer de strijd na vier lange jaren beslecht is, duiken overal de zogenaamde

300 P. Struye, „L‟évolution du sentiment public en Belgique sous l‟occupation Allemande.‟, Bruxelles, Les Éditions Lumière, 1945, p. 20. 301 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 210. 302 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 51. septemberweerstanders op om - zonder veel gevaar voor lijf en leden - alsnog een graantje van de verdiensten van het verzet mee te pikken.

3.1. Actieve organisaties & vormen van verzet Zowel wat betreft de verzetsorganisaties als wat betreft de vormen van verzet is er in het bezette België een enorme verscheidenheid waarneembaar. Naast bekende groeperingen als het Onafhankelijkheidsfront (OF, met subgroepen zoals de Patriottische Milities en de Joodse Verdedigingscomiteit), het Geheim Leger (ook wel Belgisch Legioen of Leger van België genoemd), Luc/Marc, de Witte Brigade – Fidelio, de Belgisch Nationale Beweging (BNB), Clarence, l‟Organisation Militaire Belge de Résistance (OMBR),… zijn er op lokaal vlak talloze andere en kleinere bewegingen actief. Er dient te worden opgemerkt dat deze veelheid van organisaties tevens een hoop uiteenlopende ideologieën herbergt: er zijn conservatieve, autoritaire organisaties zoals het Geheim Leger, maar ook meer revolutionaire, communistisch geïnspireerde bewegingen zoals het OF. Bovendien is er binnen alle mogelijke verzetsgroeperingen onderling een grote mobiliteit qua leden aanwezig, voornamelijk op lokaal niveau.303 De overgrote meerderheid van de groepen combineert een aantal vormen van verzet, zoals gewapend verzet, hulp aan ondergedokenen, sluikpers, inlichtingen, sabotage,…. Het OMBR bijvoorbeeld maakt zich voornamelijk verdienstelijk op het gebied van hulp aan joden, inlichtingen en sabotage 304, terwijl de BNB via de uitgave van „De Stem der Belgen‟ actief is in de sluikpers, maar ook hulp biedt aan ondergedokenen en inlichtingen verzamelt en doorstuurt 305. Het zijn vooral de organisaties als Luc/Marc, Zero, Clarence en Mill die zich concentreren op en organiseren in een bepaalde vorm van verzet, met name de inlichtingendiensten. Zij werken echter nauw samen met de sabotageploegen van het OF, Groep G,…. Zoals reeds in de inleiding van deze licentiaatsverhandeling werd opgemerkt 306, is het ook zo dat bepaalde verzetsactiviteiten vooral voorkomen in rurale gebieden (hulp aan ondergedokenen, o.a. vanwege de grotere mogelijkheden qua voedselvoorziening en rustig gelegen schuilplaatsen)307, terwijl andere zich eerder concentreren in steden (sabotage aan belangrijke infrastructuren). Een speciale vorm van verzet wordt gevormd door de

303 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 95. 304 Idem. 305 E. Verhoeyen, R. Van Doorslaer & H. Van de Vijver, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 6: Het verzet (2).‟, Kapellen, DNB/Pelckmans, 1988, p. 89. 306 Zie pagina 4 307 P. Jacquet, „La résistance dans le Brabant Wallon.‟, In: s.n., „Belgique 1940. Une société en crise, un pays en guerre - België 1940. Een maatschappij in crisis en oorlog.‟, Brussel, Navorsings- en studiecentrum voor de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, 1993, p. 438. werkweigeraars an sich, die door hun weigering in te gaan op de verplichte tewerkstelling in Duitsland aan actief verzet doen en in de illegaliteit vaak ook betrokken geraken bij verzetsorganisaties. Door de instelling van het Sippenhaft-systeem op 30 april 1943 lopen niet alleen zij, maar ook hun familie en iedereen die hen te hulp komt het risico op zware straffen.308 Op die manier wordt het vinden van een vaste baan voor alle mannen tussen de 18 en de 35 jaar vanaf 6 oktober 1942 een hoofdbekommernis.309 Wanneer ze daar niet in slagen, verkiezen velen van hen een leven in de ondergrondse boven een verplicht verblijf in Duitsland…. Naast dit soort beweegredenen zijn er echter tal van andere motivaties te vinden bij verzetslieden: vaderlandslievendheid, anti-fascisme, maar ook een romantische hang naar avontuur en actie (vooral bij de jongeren).

3.1.1. Borchtlombeek Nergens in de bronnen wordt vermelding gemaakt van de aanwezigheid van (een afdeling van) een verzetsbeweging in de gemeente Borchtlombeek. Een van de vormen van verzet die in het dorp zonder twijfel wel heeft plaatsgevonden is de hulp aan werkweigeraars. Vele kennissen en buren van jongemannen steunden hen door hen te waarschuwen bij gevaar, van voedsel te voorzien,… .310 Van enige georganiseerde vorm van burgerlijk verzet is er echter geen sprake. Na de bevrijding bieden zich in Borchtlombeek wel enkele septemberweerstanders aan, maar hun aandeel aan het verzet is uiterst minimaal.

3.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek In de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek is er een kleine afsplitsing van de Belgisch Nationale Beweging (BNB) actief. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk reeds werd aangehaald, is het BNB actief op verschillende terreinen, zoals het gewapend verzet, de sluikpers en het vergaren van inlichtingen. Dit is ook in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek zo. Het belangrijkste lid van het BNB in de gemeente is oppositieraadslid Emiel Van Cauwelaert, die door zijn broer Karel Van Cauwelaert uit Pamel werd aangeworven. Emiel Van Cauwelaert omschrijft zijn actieterrein als de streek Brabant en Oost-Vlaanderen, waarbij hij onder de BNB-sector Aalst (onder leiding van Briek Nichels) valt. Een van de activiteiten van Van

308 J. de Launay & J. Offergeld, „Belgen en bezetters. Het dagelijks leven tijdens de bezetting, 1940-1945.‟, Antwerpen, Soethoudt & Co. N.V., 1983, p. 107. 309 D. Luyten & R. Hemmerijckx, „Belgian labour in World War II: strategies of survival, organisations and labour relations.‟, European Review of History (Abingdon), 7 (2), 2000, pp. 207-227. 310 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) Cauwelaert betreft een clandestiene radiouitzending vanuit zijn woonst in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Als gewezen journalist van de katholieke krant „De Courant‟ weigert hij mee te werken aan de gecensureerde berichtgeving en gaat hij in plaats daarvan aan de slag bij de Textielcentrale in Brussel. Of hij tijdens de bezetting een bijdrage tot de sluikpers heeft geleverd, is niet geweten. Wat wel zeker is, is dat Van Cauwelaert in de bevrijdingsdagen van september 1944 als inlichtingenagent voor het BNB „een gevaarlijke zending door vijandelijke linies‟ heeft volbracht.311 Tijdens de vijandige bezetting van de gemeente wordt er geen enkele Lombeekse werkweigeraar opgepakt, een bewonderenswaardig gegeven waarvoor beide politieke kampen na de Tweede Wereldoorlog de eer willen opstrijken. Robert Motteux beweert dat hij er persoonlijk voor gezorgd heeft dat de straatnamen en huisnummers in de gemeente aangepast of onleesbaar werden gemaakt (zodat Duitse politiediensten de huizen van de werkweigeraars niet konden terugvinden), dat hij talloze werkloze jonge mannen via de openbare werken die hij liet uitvoeren aan werk geholpen heeft en zo aan een deportatie naar Duitsland heeft helpen ontsnappen en dat hij de gemeentelijke administratie opgedragen heeft valse papieren en voedselzegels voor de werkweigeraars te maken. De Bokken uit de gemeente beweren echter dat het vervaardigen van valse identiteitspapieren en zegels buiten medeweten van Motteux gebeurde en dat ook het uitgekiende waarschuwingssysteem van hoofdonderwijzer Van Stalle (waarbij schoolkinderen de werkweigeraars gingen waarschuwen bij gevaar) aan de basis ligt van het uitzonderlijke gebrek aan arrestaties en deportaties.312

3.1.3. Pamel In de gemeente Pamel zijn er tijdens de Tweede Wereldoorlog drie verzetsgroeperingen actief. De eerste betreft een afdeling van het OMBR die opereert in de streek van Pamel, Liedekerke en Okegem. Volgens de commandant van deze groepering, Victor Gheysels uit Liedekerke was er zeker een inwoner uit Pamel lid van deze beweging, namelijk Rufin De Duffeleer. De Duffeleer werd hiervoor postuum (want overleden in Duitsland als gevolg van zijn deportatie op 11 augustus 1944) erkend als inlichtingen-en actieagent, maar niet als gewapend weerstander.313 Zoals reeds werd vermeld was er in Pamel ook een afdeling van het

311 Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossier Gewapende Weerstand & Erkenningsdossier Inlichtingen- & Actiediensten: E. Van Cauwelaert. 312 Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 313 Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst. Erkenningsdossier Politiek gevangenen: R. De Duffeleer & Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & BNB actief, onder leiding van Karel Van Cauwelaert. Volgens zijn verklaringen hield deze zich bezig met sluikpers en gewapend verzet (beiden niet nader gespecifieerd). Van Cauwelaert werd reeds in 1941 persoonlijk gerecruteerd door sectorleider Briek Nichels en verantwoordelijk gesteld voor de oprichting van een nieuwe verzetskern in Pamel en omgeving. In zijn erkenningsdossier wordt echter enkel de naam van zijn broer Emiel uit Onze-Lieve-Vrouw Lombeek vermeld als tweede lid.314 Of er naast de twee broers nog andere leden waren binnen deze beperkte weerstandsbeweging is niet geweten. Over een derde in de gemeente actieve verzetsbeweging, met name het Geheim Leger, is heel wat meer geweten. Zeker twee inwoners uit de gemeente waren lid van de afdeling „La Dinde‟ (Sector Aalst (P2), Zone III) van deze verzetsgroep. Een van hen, Jozef Geeroms, was verbindingsagent tussen het hoofdkwartier te Brussel en de staf van Zone III te Gent en verstopte ook materiaal voor de beweging. Hij wordt op 29 juli 1944 gearresteerd en overlijdt op 15 november 1944 in het kamp van Neuengamme.315 De andere betreft de eerder vermelde Rufin De Duffeleer, die volgens commandant Adolf Coppens van Refuge „La Dinde‟ naast lid van het OMBR, ook lid van het Geheim Leger was.316 Uit het naoorlogse verslag van commandant Coppens (daterend van 15 november 1944) blijkt dat deze afdeling bijzonder actief was op het terrein van de gewapende weerstand en sabotage, maar zich ook verdienstelijk maakte bij hulp aan geallieerde piloten en het verzamelen van inlichtingen. De belangrijkste verzetsdaden van de afdeling vonden plaats in de laatste oorlogsmaanden. In de nacht van 5 op 6 mei 1944 werden - na het verspreiden van het codebericht „La dinde est une grosse dame‟op de BBC-radio – twaalfs containers met wapens en munitie en vijf kisten materiaal op het veld „La Dinde‟ geparachuteerd. De geheime levering werd in het nabijgelegen Liedekerkebos verstopt en vandaaruit verspreid onder de verschillende verzetsgroepen van de afdeling „La Dinde‟.317 In de nacht van 16 op 17 juni 1944 saboteerde een afdelingsgroep de spoorlijn Ninove- Denderleeuw ter hoogte van Okegem, zodat een trein ontspoorde en het treinverkeer verschillende dagen diende te worden opgeschort. Enkele dagen later werd ook de telefoonlijn naast deze spoorweg onklaar gemaakt, zodat het treinverkeer wederom niet kon doorgaan. In

Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossier Inlichtingen- & Actiediensten: R. De Duffeleer. 314 Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: K. Van Cauwelaert. 315 Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst. Erkenningsdossiers Politiek gevangenen: J. Geeroms & Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: J. Geeroms. 316 Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst. Erkenningsdossier Politiek gevangenen: R. De Duffeleer. 317 s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen, weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 102. de nacht van 18 op 19 juli 1944 volbracht men de meest spectaculaire verzetsdaad: de spoorlijn Ninove-Denderleeuw werd opnieuw gesaboteerd, met een ontsporing van een trein voor troepen- en materiaaltransport, enkele doden, vele gewonden, een enorme ravage en het voor enkele dagen verhinderen van het treinverkeer tot gevolg. Voor dergelijke sabotageopdrachten werd vaak een samenwerking tussen het Geheim Leger en het OMBR tot stand gebracht.318 Een lid van het Geheim Leger, Adolf Triest uit Okegem, ontfermt zich aan de vooravond van de bevrijding over de geallieerde piloot wiens toestel ter hoogte van de Wolvenstraat in Pamel is neergestort en slaagt erin hem tot de bevrijding uit handen van de Duitsers te houden.319 De geallieerde piloot die aan de vooravond van de bezetting in Pamel neerstortte, kon natuurlijk nog niet rekenen op dergelijke vorm van georganiseerd verzet, maar wist zich met de hulp van enkele toevallige omstaanders te behelpen en tijdig het Engelse kamp aan de overkant van de Dender te bereiken.320 Bij de bevrijding van de Sector Aalst heeft de afdeling van het Geheim Leger een niet onbelangrijke rol gespeeld: „In deze sector heeft de vrijwaring van de bruggen over de Dender vanzelfsprekend de snelle vordering van de Engelse gemotoriseerde troepen vergemakkelijkt. Tussen 4 en 9 september zullen 317 Duitsers gevangen genomen worden. De verliezen in de sector bedragen drie doden en een gewonde. De tussenkomst van het Geheim Leger zal worden gevraagd en bekomen om de plundering en het in brand steken van woningen en verraders te doen ophouden.‟.321 In de gemeente Pamel hebben verschillende burgers zich tijdens de Tweede Wereldoorlog bekommert om de opvang van joden. Volgens Herman Van Herreweghen verbleven er tijdens de bezetting vier joden in de gemeente, een (onbekende) volwassen man en drie kinderen. De joodse David Landler (° 1936) werd onder de schuilnaam Henri Teugels bij mevrouw Linthoudt-Branckaer ondergebracht. Zij werd hiervoor erkend als burgerlijk weerstandster en kreeg tevens een erkenningsmedaille van het Comité de Défense des Juifs.322 Verder verbleven ook de meisjes Sonja Neublum (schuilnaam Sonja Vinck) bij de familie De Vidts en Hilda Majorcyk (schuilnaam Hilda Maegin) bij de familie Cautaerts. Deze joodse

318 s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen, weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, pp. 107-108. 319 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 194-197. & s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen, weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 109. 320 H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, p. 4. 321 V. Marquet, „Bijdrage tot de geschiedenis van het Geheim Leger, 1940-1944. Deel 2: Leger van België – Geheim Leger, 1943-1944. Boekdeel VI: De actie.‟, Brussel, Pymalion, s.d, p. 494 322 H. Van Herreweghen, „Joodse verstekelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 34 (2), 2002, p. 62. onderduikers komen allen uit de grootstad Brussel. Opvallend is dat zowel de onbekende volwassen man als David Landler „via bemiddeling van burgemeester Jozef De Schepper‟ bij zijn gastgezin werd ondergebracht en dat hij ook weet had van het verblijf van Hilda Majorcyk in zijn gemeente. Welke rol de Pamelse burgemeester exact gespeeld heeft bij de opvang van deze joodse kinderen is echter niet geheel duidelijk.323

3.1.4. Strijtem De enige verzetsgroep die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Strijtem actief is, is een groep van de afdeling „La Dinde‟ van het Geheim Leger. Beroepsmilitair Gaston Heymans wordt door peletonoverste Roger Prieels uit Ternat gerecruteerd als groepsleider en hij op zijn beurt recruteert zijn broer Sylvain Heymans (hoofdonderwijzer van de gemeenteschool), Marcel Van der Perre en Hendrik Evenepoel. Een van hun belangrijkste verzetsdaden betreft het transport van een deel van de in Liedekerke geparachuteerde wapens en munitie naar een schuilplaats in Strijtem in mei 1944. Op regelmatige basis zijn de leden van deze kleine groep ook actief in de sluikpers: op zijn werk in Brussel drukt Evenepoel sluikkranten, die hij onder de andere verzetsleden verspreidt. Het betreft de clandestiene bladen „La Voix des Belges‟, „La Libre Belgique‟ en „Le Drapeau Rouge‟. Opvallend is dat het steeds franstalige uitgaven betreft en dat men blijkbaar niet de nederlandstalige versie van deze sluikbladen verspreidt. Dankzij zijn baan als „photo-graveur‟ kan Evenepoel eveneens valse identiteitspapieren drukken om de Strijtemse werkweigeraars te helpen onderduiken. De activiteiten van de groep tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944 worden door Sylvain Heymans als volgt beschreven: „Bij de bevrijding trad ik actief op teneinde den terugtrekkenden vijand te ontwapenen, een twintigtal Duitsers werden ontwapend en gevangen genomen door onze groep. De VNV‟ers, collaborateurs en verdachte personen werden door ons aangehouden en aan de Rijkswacht overgeleverd.‟.324 Aangezien het actieterrein van de groep niet louter de gemeente zelf betrof en de afdeling „La Dinde‟ leden had in verschillende andere gemeenten uit de omgeving, werden dergelijke door deze verzetgroepering georganiseerde repressieactiviteiten ook in de andere, naburige gemeenten uitgevoerd.

3.2. Prosopografische analyse

323 H. Van Herreweghen, „Joodse verstekelingen tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 34 (2), 2002, pp. 61-62. & H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve- Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, pp. 206-208. 324 Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossiers Gewapende Weerstand: H. Evenepoel, G. Heymans, S. Heymans & M. Van der Perre. Volgens Mark Van den Wijngaert zijn er in de zomer van 1944 tussen de honderd- en honderdvijftigduizend Belgen betrokken bij het verzet, hetgeen neerkomt op een percentage van 2 tot 3 procent van de bevolking.325 De grote meerderheid van hen komt met het verzet in contact via familie, collega‟s, vrienden of kennissen uit het verenigingsleven: mensen die men reeds geruime tijd kent en die men kan vertrouwen.326 Er is een duidelijke oververtegenwoordiging van de Franstaligen en de middenklasse waarneembaar (voornamelijk in de organisatie van verzet), terwijl de meeste boeren zich pas vanaf 1943 in het verzet engageren (omdat vele ondergedokenen dan naar het platteland vluchten uit angst voor de vele verklikkers en de problemen qua voedselvoorziening in de steden).327 Aangezien verzetsstrijders in de illegaliteit opereren, worden zij niet beschermd door de Vierde Conventie van Den Haag.328 Wanneer zij door de bezetter opgepakt worden (hetgeen relatief vaak gebeurde omdat men door middel van het inschakelen van infiltranten soms hele netwerken kon oprollen), worden zij dan ook zwaar bestraft en velen onder hen bekopen hun engagement met de dood.

De zoektocht naar de personen die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief waren in een verzetsbeweging is niet echt vlot verlopen. Gezien de erbarmelijke staat waarin de verschillende gemeentearchieven zich bevinden, ontbreekt het de onderzoeker vooral aan basisinformatie omtrent dit onderwerp: lijsten van verzetsleden of erkenningslijsten werden niet gevonden. Als gevolg daarvan diende er vanuit een erg beperkt aantal gekende dossiers via de zogenaamde sneeuwbaltechniek worden verdergezocht, wat niet altijd het verhoopte resultaat opleverde: vele dossiers bevatten minimale informatie en weinig gedetailleerde gegevens in verband met collega-verzetsleden. Aangezien de datagegevens met betrekking tot het verzet in de verschillende gemeenten aldus te beperkt zijn om een degelijke analyse te maken van de gemeenten apart, werd ervoor gekozen de vier gemeenten in dit hoofdstuk als geheel te behandelen. Op die manier wordt een meer correct beeld geschetst van het prosopografische profiel van de inwoners die tot het verzet toetraden.329

325 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 210. 326 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 217. 327 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 215. 328 P. Louyet, „België in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Het verzet (1).‟, Antwerpen, Nederlandsche Boekhandel, 1991, p. 16. 329 Zie bijlage 4 voor het grafisch materiaal van deze analyse. De dossiers van inwoners van Strijtem vormen de meerderheid in het databestand (46 procent). Daarna volgen Pamel (40 procent), Borchtlombeek (7 procent) en Onze-Lieve- Vrouw Lombeek (eveneens 7 procent). Dit overwicht wordt behouden wanneer men het percentage verzetsmensen in de gemeenten bekijkt: in Strijtem is 0,44 procent van de inwoners actief in het verzet, in Pamel 0,20 procent, in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek 0,13 procent en in Borchtlombeek amper 0,05 procent. Deze cijfers liggen heel wat lager dan het algemene Belgische gemiddelde van Van den Wijngaert en kan gedeeltelijk verklaard worden door het feit dat de verzetsleden in de steden en in Wallonië dit cijfer omhoogtrekken: in een Vlaamse plattelandsgemeente liggen de percentages meestal sowieso lager. Daarbij mag ook niet vergeten worden dat meer dan waarschijnlijk niet alle verzetslieden uit de gemeenten een erkenningsaanvraag hebben ingediend en er als gevolg daarvan een zeker aantal weerstanders niet kunnen worden meegerekend. Wat betreft de geslachtsverhouding hebben de mannen een bijna absolute meerderheid (93 procent mannen ten opzichte van 3 procent vrouwen). De enige vrouw die werd erkend als weerstander, verkreeg deze erkenning voor haar activiteit in het burgerlijke verzet, meer bepaald de hulp aan joden. Wanneer men de leeftijd van de betrokken personen analyseert, komt men tot het besluit dat de meeste verzetsmensen in de gemeenten tot de categorie 20 tot 30 jaar behoren. De meesten onder hen zijn werkweigeraars, maar zo‟n 20 procent van hen is (ook) betrokken bij het gewapend verzet. De gemiddelde leeftijd bedraagt 30 jaar. De voortrekkers van het plaatselijke verzet zijn jonge dertigers, afkomstig uit de dorpselite. Nochtans omvat deze sociale klasse slechts 20 procent van alle individuen, terwijl de middenklasse 33 procent en de arbeidersklasse 47 procent aanlevert. Werkweigeraars vormen een aandeel van 21 procent in de uitgeoefende verzetsdaden, net zoals de sluikpers en de burgerlijke weerstand. Het gewapend verzet levert het grootste percentage op, met name 30 procent. De activiteiten in het kader van de inlichtingen- en actiediensten leveren slechts 7 procent op. Het is hierbij belangrijk op te merken dat de meerderheid verschillende verzetsactiviteiten combineert. Dat werkweigeraars vanuit de illegaliteit in het verzet terechtkomen is in deze gemeenten echter niet het geval: slechts een enkele werkweigeraar is ook actief in andere verzetsvormen, maar dit was reeds zo voor hij als werkweigeraar diende onder te duiken. Slechts 5 procent van de behandelde individuen krijgt geen erkenning voor zijn activiteiten tijdens de bezetting. De anderen worden erkend als gewapend weerstander (35 procent), werkweigeraar (20 procent), weggevoerde voor de verplichte arbeid (15 procent), politiek gevangene (10 procent), inlichtingen-en actieagent (10 procent) of burgerlijk weerstander (5 procent). De meeste inwoners die verzetsdaden plegen doen dit zonder lid te zijn van het georganiseerde verzet (54 procent). Diegene die zich wel tot dergelijke organisaties richten, zoeken hun heil bij organisaties als het Geheim Leger (33 procent) en in mindere mate het BNB (13 procent). Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werd er in de area geen verzet gepleegd. Pas in 1941 wagen de eerste mensen de stap. Zoals reeds in de inleiding werd aangegeven vormde het jaar 1942 een scharniermoment voor de ontwikkeling van het verzet en dit is ook in Borchtlombeek, Onze- Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem het geval: een groot aantal verzetsmensen start hun activiteiten in dat jaar. Naarmate het einde van de oorlog stilaan in zicht komt, in 1944, groeit het aantal bij het verzet betrokken personen sterk aan.

3.3. Besluit Tot besluit kan men stellen dat in de gemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem vooral de eerder conservatieve verzetsgroeperingen zoals het Geheim Leger en het BNB succesvol zijn. In alle gemeenten behalve in Borchtlombeek zijn er leden van een van beide verzetsbewegingen aanwezig. De organisatoren zijn meestal afkomstig uit de dorpselite en recruteren hoofdzakelijk in de arbeidersklasse. Als gevolg van de speciefieke karakter van deze organisaties, ligt het zwaartepunt in de gemeenten hoofdzakelijk op het gewapend verzet, het plegen van sabotagedaden en het verzamelen van inlichtingen.

4. Collaboratie

Mark Van den Wijngaert definieert collaboratie als „de samenwerking met de bezetter vanuit de wil om diens politiek-ideologisch project mee te realiseren. De samenwerking is vrijwillig en gemotiveerd en - in tegenstelling tot de de accommodatie - geen negatieve keuze die door de omstandigheden totstandkomt.‟.330 Reeds enkele dagen na de oprichting van de Militärverwaltung, met name op 3 juni 1940, biedt VNV-leider Staf De Clercq de actieve medewerking van zijn partij aan bij de bezettende overheid en zet aldus de eerste stap naar de collaboratiepolitiek van het VNV.331 Door middel van deze handelswijze hoopt men met behulp van de bezetter tot de verwezenlijking van de Vlaams-nationalistische droom te komen: de vorming van een autonome Dietsche staat, bestaande uit de regio‟s Vlaanderen, Nederland en Noord-Frankrijk. Gedurende de zomermaanden duiken ook het Verdinaso, de DeVlag en Rex opnieuw op op het politieke toneel en allen verklaren zich bereid tot collaboratie, in ruil voor de verwezenlijking van hun politieke doelstellingen. Op 10 november 1940 en 1 januari 1941 kiezen respectievelijk Staf De Clercq en Léon Degrelle er openlijk voor om hun politieke lot aan dat van Hitler en nazi- Duitsland te verbinden. De inschakeling van leden van collaboratiebewegingen in de leidinggevende functies van het bestuur (voornamelijk binnen het VNV, maar later - na de inschakeling aan het Oostfront – ook binnen de rexistische beweging) zorgt ervoor dat beide partijen hun ledenaantal gestaag zien toenemen.332 In Vlaanderen blijkt men vooral in de middens van de weggevoerden van mei 1940 ontvankelijk voor de collaboratie-idee.333 Wanneer duidelijk wordt tot welke verregaande beslissingen beide partijen in hun collaboratiepolitiek in staat zijn, haken vele leden echter af. Aan de vooravond van de bevrijding is het duidelijk dat de Vlaams-nationalistische collaboratie in het „politieke drijfzand‟ komt vast te zitten: in plaats van de Vlaams-nationalistische droom te helpen verwezenlijken, verwacht Hitler dat de bewegingen zich onvoorwaardelijk en volledig ten dienste stellen van nazi-Duitsland.334 Bovendien vormen collaborateurs op dat moment een kleine en erg gehate minderheid, die terecht voor haar leven vreest. In augustus 1944 is er dan

330 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 176. 331 B. De Wever, „Greep naar de macht. Vlaams-nationalisme en Nieuwe Orde: het VNV.‟, Tielt, Lannoo, 1994. 332 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 187 & 192. 333 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 31. 334 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 191. ook een ware „exodus van de collaboratiebewegingen‟335 waarneembaar: honderden vluchten samen met hun families naar Duitsland uit vrees voor represailles in eigen land na de nakende bevrijding.

4.1. Actieve organisaties & vormen van collaboratie Men kan alle collaboratievormen onderverdelen in zes grote categorieën, met name de politieke, militaire, economische, sociale en culturele collaboratie en collaboratie door verklikking. Politieke collaboratie omvat „het dienen van de politiek of de plannen van de vijand, het deelnemen aan de vervorming van de wettelijke instellingen, het aan het wankelen brengen van de trouw van de burgers jegens de Koning en de staat en het voeren van propaganda gericht tegen de weerstand‟ (artikel 118bis van het Strafwetboek).336 Het VNV en Rex zijn reeds vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog de belangrijkste actoren op het vlak van politieke collaboratie. Als gevolg van de tendens naar lokalisering en desintegratie van het staatsgezag vanaf 1942, komt het zwaartepunt van de politieke collaboratie hoofdzakelijk op het lokale niveau te liggen: door de „politiek van ontwijking‟ van de centrale Belgische overheden, verschuift de verantwoordelijkheid naar de lagere bestuursniveaus en komt er aldus een grote last op de schouders van de individuele, lokale beleidsmensen.337 De belangrijkste organisaties op het vlak van militaire collaboratie zijn het Vlaams Legioen, de Waffen-SS, de Algemene SS-Vlaanderen, het Nationalsozialistisch Kraftfahrkorps (NSKK), de Organisation Todt (OT) en verschillende paramilitaire groeperingen zoals de Vlaamse Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade (DM-ZB),…. Zij overtreden artikel 113 van het Strafwetboek: het opnemen van de wapens tegen België. De bestraffing van economische collaboratie, vastgelegd in artikel 115 van het Strafwetboek, luidt dat „hij die hen (de vijanden van de staat) helpt door het verschaffen van soldaten, manschappen, geld, levensmiddelen, wapens of munitie met de dood moet worden bestraft‟. Als gevolg van de Galopin-doctrine kwam bijna elke handelaar of industrieel voor de doodstraf in aanmerking, waardoor na de oorlog een beperking diende te worden ingepast (net zoals wat betreft de bestraffing van

335 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 204. 336 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 178. 337 N. Wouters, „De Führerstaat. Overheid en collaboratie in België (1940-1944).‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 131 & 222. politieke collaboratie).338 De Unie voor Hand- en Geestesarbeiders (UHGA) nam de plaats in van de traditionele vakbonden en nam vanuit deze positie de sociale collaboratie voor haar rekening.339 Door het publiceren van pro-nazistische artikels, toneelwerken, boeken,… en het vereren van de nazi-ideologie in kunstwerken maakten een aantal Belgische schrijvers en kunstenaars zich schuldig aan culturele colloboratie.340 De laatste vorm van collaboratie betreft collaboratie door middel van verklikking, of de inbreuk op artikel 121bis van het Strafwetboek.341 De grenzen tussen de verschillende vormen van collaboratie en de verschillende collaboratiebewegingen zijn zeker niet absoluut. Vaak maakt een persoon zich schuldig aan meerdere vormen van collaboratie, bijvoorbeeld wanneer een VNV-burgemeester uit zelfbescherming - i.e. uit angst voor de terreur van het verzet in de laatste bezettingsmaanden - verzetslieden uit de gemeente aangeeft (politieke collaboratie en verklikking). Anderzijds begeven organisaties als het VNV en Rex zich na verloop van tijd niet enkel op het terrein van de politieke, maar ook van de militaire collaboratie door de oprichting van groeperingen als de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, het Vlaams Legioen en het Waals Legioen. Het zwaartepunt van de DeVlag en het Verdinaso verschuift na verloop van tijd meer en meer van culturele naar politieke en militaire collaboratie. Alle collaborerende bewegingen hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze tijdens de bezetting worden omgevormd naar nationaal- socialistisch model: een sterk leidersfiguur, een autoritaire organisatie, het belang van „de massa‟ en uiterlijk vertoon op massamanifestaties,…. De Belgen die zich op het pad van de collaboratie wagen, doen dit om uiteenlopende redenen: anti-communisme, fascisme, opportunisme, nationalisme, …. Soms ook uit pure noodzaak omdat men als lid van paramilitaire bewegingen over een vaste job met een goed loon en bepaalde voordelen beschikt 342, of omdat produceren voor de bezetter de enige manier is om het familiebedrijf en de inkomsten ervan in eigen handen te houden 343. In de geschiedschrijving en het debat omtrent collaboratie focust men echter op de politiek- ideologisch gemotiveerde collaboratie, die haar oorsprong kent in vooroorlogse anti-

338 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 178 & 180. 339 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 39. 340 Idem. 341 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 178. 342 B. De Wever, „Oostfronters. Vlamingen in het Vlaams Legioen en de Waffen SS.‟, Lannoo, Tielt, 1985, pp. 152-153. 343 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 39. democratische en nationalistische gevoelens en waarbij men sterk gelooft in en waarde hecht aan het Nieuwe Ordeconcept.344 Het is belangrijk te vermelden dat er naast de verschillende soorten motivatie voor collaboratie eveneens verschillende gradaties zijn in de intensiteit van de gepleegde feiten: iemand die uit pure armoede vrijwillig naar Duitsland vertrekt om daar te gaan werken, kan men in feite niet gelijkschakelen aan een industrieel die enkel uit geldbejag zijn hele fabriek ten dienste van de Duitse oorlogseconomie stelt, hoewel beiden vormen van economische collaboratie betreffen en het een erg moeilijke evenwichtsoefening is om dergelijk „gevoelsmatig‟ oordeel te vellen. In de eerste maanden van de repressie zal men alvast weinig aandacht schenken aan deze verschillende gradaties en ook voor de publieke opinie blijft elke „zwarte‟ een „zwarte‟… 345

4.1.1. Borchtlombeek Op het niveau van de politieke collaboratie speelt de lokale afdeling van het VNV een grote rol. Zoals reeds werd vermeld, slagen twee plaatselijke VNV‟ers - met name Theofiel Van Lierde en Petrus Dierckx - erin om in het gemeentebestuur te infiltreren. Ondanks het feit dat Jozef Van Wilderode zijn burgemeestersfunctie kan behouden en in die hoedanigheid een politiek van het minste kwaad aanhangt, wordt het lokaal bestuur van Borchtlombeek door de twee schepenen gepolitiseerd.346 De VNV‟ers zijn ook erg bedreven in het voeren van propaganda: blaadjes uitdelen, leuzen op de straatstenen schilderen,… . Een lid krijgt van zijn collega zelfs de bijnaam „de kleine Führer‟ omdat hij het nationaal-socialistische gedachtengoed zo sterk propageert.347 Een van de belangrijkste activiteiten van de plaatselijke VNV‟ers betreft de werving voor Nieuwe Orde-formaties: affiches voor de Dietsche Militie- Zwarte Brigade worden in het gemeentehuis omhooggehangen en vele jonge mannen worden persoonlijk aangesproken om zich bij de Vlaamse Wacht en de Dietsche Miltie-Zwarte

344 B. De Wever, „Collaboratie in Vlaanderen.‟, In: J. Gotovitch & C. Kesteloot (red.), „Het gewicht van het oorlogsverleden.‟, Gent, Academia Press, 2003, p. 40. 345 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 40. 346 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 4218-4219/46. 347Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 1184/45, Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 1686/45, Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 49144/45 & 47756/45. Brigade in te lijven.348 Velen onder hen gaan, meestal aangetrokken door de goede werkvoorwaarden, in op dit voorstel. De militaire collaboratie is als gevolg daarvan de belangrijkste vorm van collaboratie in de gemeente. De (vaak jonge) militaire collaborateurs komen terecht in formaties als de Vlaamse Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade en een enkeling bij de Organisation Todt. De meerderheid onder hen doet dit naar eigen zeggen (en volgens medeburgers) uit armoede of om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland. Meer dan de helft van hen zal zich „misleid‟ voelen (bijvoorbeeld wanneer blijkt dat zij een wapen en uniform moeten dragen, de eed aan de Führer moeten afleggen,…) en deserteren, zodat vele militaire collaborateurs uiteindelijk door Duitse politiediensten worden opgespoord.349 Er is in Borchtlombeek slechts sprake van een zeer beperkte vorm van economische collaboratie: slechts een lokale handelaar levert aan de Duitse bezettingsmacht bouwmaterialen.350

4.1.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek voert de politieke meerderheid (i.e. de lijst van de Geiten onder leiding van Robert Motteux) een weloverwogen, actieve collaboratiepolitiek. Zij politiseren het lokaal bestuur in hoge mate en voeren in de gemeente een felle propaganda voor de Nieuwe Orde, maar gaan daarbij niet zover de inwoners aan te sporen zich in te lijven bij Nieuwe Orde-formaties. Een jongeman die overweegt lid te worden van het NSKK, wordt naar eigen zeggen door schepen Jozef Van Laethem op andere ideeën gebracht.351 Naast het collaborerende gemeentebestuur, zijn er op het einde van de Tweede Wereldoorlog in Onze- Lieve-Vrouw Lombeek eveneens een aantal rexisten aanwezig die uit angst voor aanslagen en dergelijke naar de gemeente verhuisd zijn. Ook zij blijven de Nieuwe Orde bij de bevolking propageren, al doen ze dit op een meer gematigde wijze dan de Geiten.352

348 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer 1184/45 & 2160/46, Vonnissen voor de Krijgsraad van Gent: dossier nummer 857/45, Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 49144/45. 349 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer 2305/45 & 819/45, Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 189/45, Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 1400/44. 350 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 4218-4219/46. 351 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 65905/45. 352 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 482/46 & Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 17591/46. Ondanks de afradende houding van het collaborerende gemeentebestuur, kiest een klein aantal mannelijke inwoners ervoor om toe te treden tot een Nieuwe Orde-formatie als de Vlaamse Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, het NSKK of de Organisation Todt. Op een uitzondering na, geven zij allen als verklaring dat zij dit moeten doen om te kunnen voorzien in het onderhoud van hun gezin. In een bepaalde familie lijven zowel de vader als de oudste zoon zich in bij het NSKK. Een van de militaire collaborateurs van de gemeente zal zijn engagement in het NSKK met zijn leven bekopen: na de Slag om Stalingrad wordt hij als vermist opgegeven en er zal nooit meer iets van hem vernomen worden.353 Als gewiekst zaakvoerder slaagt Robert Motteux erin een aantal lucratieve deals te sluiten met de bezettende overheid, waardoor hij zich ook schuldig maakt aan economische collaboratie.354

4.1.3. Pamel In de gemeente Pamel wordt het gedachtengoede van de Nieuwe Orde gepropageerd door de lokale VNV-afdeling. Dat bepaalde leden hierin erg ver gaan, blijkt bijvoorbeeld uit de bijnaam „dokter Goebbels‟ die de bevolking voor een van de belangrijkste propagandisten heeft.355 Enkele lokale VNV‟ers proberen ook te infiltreren in het gemeentebestuur, maar slagen er niet in een stevige voet aan de grond te krijgen. Ook in Pamel vormen de militaire collaborateurs het grootste aandeel. Verschillende Pamelse inwoners engageren zich in de Vlaamse Wacht, de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, de Waffen SS, de Wehrmacht,… . Deze militaire collaborateurs hebben elk hun eigen reden om tot dergelijke formaties toe te treden: uit politieke overtuiging (bepaalde personen zijn overtuigd „te handelen in het belang van het land‟)356 of uit noodzaak (om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling, uit armoede of zelfs om aan een gevangenisstraf voor smokkel te ontkomen357). Een aantal van hen zal gedurende de bezetting deserteren, omdat ze weigereren

353 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme.Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer 1978/46 & 1520/45, Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 7332/45 & 1128/47. 354 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 8109/44. 355 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 1748/44. 356 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 186/45. 357 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 368/45. de eed aan de Führer af te leggen.358 Een inwoner van Pamel zal toetreden tot de Zivilfahndungsdienst en zich in die hoedanigheid schuldig maken aan de verklikking van een werkweigeraar uit Ninove.359 Als laatste maken twee Pamelaars zich schuldig aan sociale collaboratie, wegens hun indiensttreding bij de UHGA-afdeling van Liedekerke.360

4.1.4. Strijtem Ook in Strijtem vormt de lokale VNV-afdeling de aanzet voor de politieke collaboratie van een aantal van de leden. Vanaf het moment dat VNV-burgermeester Remi Wauters de touwtjes in handen krijgt, wordt het bestuur van de gemeente in hoge mate gepolitiseerd. Alle vooraanstaande VNV‟ers van de gemeente voeren op doorgedreven wijze propaganda voor de Nieuwe Orde en proberen zoveel mogelijk inwoners tot hun gedachtengoed te bekeren.361 De andere grote collaboratiecategorie betreft de militaire collaboratie. De meeste Strijtemse militaire collaborateurs engageren zich voornamelijk in organisaties als de Dietsche Militie- Zwarte Brigade, de Vlaamse Wacht, de Organisation Todt en het NSKK. Andere vormen van collaboratie komen in Strijtem niet voor.

4.2. Prosopografische analyse Voor de analyse van de collaboratie in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem werd beroep gedaan op de incivismedossiers van inwoners van deze gemeenten in het archief van het Krijgsauditoraat. Met betrekking tot deze gemeenten werden 72 dossiers gelokaliseerd en onderzocht. Natuurlijk kan men de inhoud van deze dossiers onmogelijk gelijkstellen aan de werkelijke collaboratie die in de gemeenten werd gepleegd (bepaalde personen belanden niet op de lijsten van de Krijgsauditeur terwijl ze wel collaboratiedaden gepleegd hebben en omgekeerd), maar het betreft wel de beste benadering. Op basis van deze dossiers werd een prosopografisch profiel opgesteld van de collaborateurs in Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem. Op die manier verkrijgt men een beeld van

358 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer 3113/45 & 823/45. 359 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 550/47. 360 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 155/46 & Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 13238/44. 361 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 739- 740/46, Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 4919/45 & 4979/44. de geslachtsverhouding, de leeftijd, de burgerlijke staat, de sociale klasse,… van de collaborerende bevolking.362

4.2.1. Borchtlombeek Een erg kleine minderheid van de Borchtlombeekse bevolking - slechts 1,1 procent van de inwoners - zal tijdens de Tweede Wereldoorlog overgaan tot collaboratie met de bezetter. De meerderheid van de Borchtlombeekse collaborateurs behoort tot de leeftijdsklasse van de 20- 30 jarigen. Zeer jonge (minder dan 20 jaar) en oude (meer dan 50 jaar) collaborateurs zijn eerder uitzonderingen. De collaboratie is hier enkel een mannenzaak: geen enkele vrouw pleegt enige vorm van collaboratie. Drie kwart van hen is gehuwd, de overige 25 procent (meestal jonge mannen die de stap naar de militaire collaboratie wagen om te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland) is ongehuwd. De politieke collaborateurs komen hoofdzakelijk uit de middenklasse (20 procent), terwijl de militaire collaborateurs voornamelijk afkomstig zijn uit de arbeidersklasse (80 procent). Zoals reeds verscheidene malen werd vermeld, vormt de militaire collaboratie het grootste aandeel (65 procent), gevolgd door politieke collaboratie (20 procent). De overige 15 procent van de collaborateurs maakt zich schuldig aan combinaties van politieke, economische en militaire collaboratie en collaboratie door verklikking. Slechts 30 procent van de Borchtlombeekse collaborateurs heeft familie die eveneens bij de collaboratie betrokken is.

4.2.2. Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek In de kleine plattelandsgemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek is tijdens de Duitse bezetting 1 procent van de bevolking betrokken bij de actieve collaboratie met de bezettende overheid. Ook hier betreft het voornamelijk mannelijke twintigers en dertigers uit de arbeidersklasse. De meerderheid van jonge mannen engageert zich in de militaire collaboratie. De oudere minderheid, afkomstig uit de dorpselite en middenklasse houdt zich voornamelijk bezig met politieke collaboratie. Wanneer men nagaat aan welke inbreuken de Lombeekse collaborateurs zich schuldig maken, valt het grote aandeel van militaire collaboratie (62 procent) op, gevolgd door politieke collaboratie (12 procent), de combinatie van politieke en militaire collaboratie (13 procent) en de combinatie van politieke en economische collaboratie (12 procent). Een kwart van hen heeft familie die ook betrokken is bij de collaboratie.

362 Zie bijlage 5 voor het grafisch materiaal van deze analyse. 4.2.3. Pamel In Pamel is tijdens de bezetting 0,9 procent van de bevolking betrokken bij de collaboratie. Opnieuw vormen mannen het grootste aandeel, maar ditmaal niet het absolute: 8 procent van de collaborateurs is van het vrouwelijke geslacht. Deze zijn vooral actief in de plaatselijke Dietsche Meisjesscharen of worden door de bevolking als verklikkers aanzien omdat ze op goede voet staan met een aantal Duitse soldaten die in de gemeente ingekwartierd zijn. Bij de mannelijke collaborateurs vormt de militaire collaboratie de belangrijkste collaboratievorm (61 procent), gevolgd door de politieke collaboratie (23 procent). Ook in Pamel zijn de meeste militaire collaborateurs jonge mannen uit de arbeidersklasse, terwijl de meeste politieke collaborateurs tot de hogere leeftijdscategorieën behoren en uit de middenklasse of de dorpselite afkomstig zijn. Slechts een erg klein aandeel van de Pamelse collaborateurs is actief op het vlak van de economische collaboratie, met name 5 procent. Opvallend is dat maar liefst 54 procent van de collaborateurs familie heeft die eveneens bij een bepaalde vorm van collaboratie betrokken is. Uit de incivismedossiers blijkt dat soms hele families (ouders, kinderen en kleinkinderen, tantes en nonkels, neven en nichten,…) na de Tweede Wereldoorlog verantwoording moeten afleggen voor hun antivaderlands gedrag tijdens de bezetting.

4.2.4. Strijtem Ook in Strijtem betreft het aantal collaborateurs ten opzichte van de totale bevolking een erg kleine minderheid van 1,1 procent. Net zoals in Borchtlombeek en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek betreft de collaboratie in de gemeente uitsluitend mannelijke inwoners en hoofdzakelijk militaire (59 procent) en politieke (29 procent) collaboratie. De meeste van hen behoren tot de leeftijdscategorie van 20 tot 30-jarigen, op de voet gevolgd door de 41 tot 50- jarigen. Opnieuw zijn de jongere collaborateurs oververtegenwoordigd op het vlak van de militaire collaboratie, terwijl de ouderen hoofdzakelijk actief zijn op het vlak van de politieke collaboratie. De arbeidersklasse is met 71 procent eveneens oververtegenwoordigd, de overige 29 procent is afkomstig uit de middenklasse. Ook in Strijtem zijn vaak hele families verzeild in een of andere vorm van collaboratie, waardoor het aandeel collaborateurs met betrokken familie iets hoger ligt (53 procent ten opzicht van 47 procent zonder betrokken familie).

4.4. Besluit Samenvattend kan men stellen dat in alle dorpen slechts een erg miniem percentage van de totale bevolking betrokken is bij een of meerder vormen van collaboratie. Ondanks het feit dat Pamel qua aantal de andere gemeenten overtreft (37 procent van de bestudeerde individuen is afkomstig uit Pamel, ten opzichte van 29 procent uit Borchtlombeek, 23 procent uit Strijtem en 11 procent uit Onze-Lieve-Vrouw Lombeek), wordt dit numeriek effect uitgevlakt wanneer men rekening houdt met het totaal aantal inwoners van de gemeenten. Als gevolg daarvan varieert het percentage collaborateurs van 0,9 procent in Pamel, tot 1 procent in Onze-Lieve- Vrouw Lombeek en 1,1 procent in Borchtlombeek en Strijtem. Wat betreft het aandeel van de collaborateurs in de totale bevolking zijn er met andere woorden geen grote verschillen waarneembaar. Opvallend is wel dat de twee gemeenten waar er het meest fervent werd gerecruteerd voor paramilitaire formaties, met name Borchtlombeek en Strijtem, het grootste percentage kennen (al is het verschil wel zeer miniem). Ook op andere vlakken geven de resultaten van het onderzoek vaak eenzelfde beeld van de collaboratie in de verschillende gemeenten… De meest „populaire‟ vormen van collaboratie betreffen de militaire (65 procent) en politieke (24 procent) collaboratie. Economische collaboratie, sociale collaboratie en collaboratie door middel van verklikking kunnen als eerder marginaal worden beschouwd. Culturele collaboratie komt in de plattelandsgemeenten helemaal niet voor. Wat betreft de politieke collaboratie vormen de lokale VNV-afdelingen de meest gefrequenteerde organisatie van waaruit men opereert. In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt de plaats van het VNV natuurlijk ingenomen door de plaatselijke, rexistisch geïnspireerde partij van de Geiten. De politieke collaborateurs zijn voornamelijk actief op het terrein van de propagandavoering, het incorporeren van de Nieuwe Orde in de lokale besturen en de aanwerving voor eigen winkel en voor gerelateerde paramilitaire formaties als de Dietsche Militie-Zwarte Brigade, de Vlaamse wacht,… . De militaire collaborateurs engageren zich hoofdzakelijk in de Dietsche Militie-Zwarte Brigade en de Vlaamse Wacht, maar ook in formaties als het NSKK en de Organisation Todt, en in enkele gevallen in de Zivilfahndungsdienst, de Waffen SS en de Wehrmacht. Het grote aantal militaire collaborateurs houdt eveneens een oververtegenwoordiging van de jongste leeftijdscategorieën (tot 30 jaar) en van de arbeidersklasse in. Dergelijke oververtegenwoordiging in deze vorm van collaboratie is namelijk nauw verbonden met de motivatie van deze categorieën: jonge mannen uit de arbeidsklasse trachten via de militaire collaboratie te ontsnappen aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland, in het onderhoud van hun jonge gezin te voorzien of vanuit politiek-ideologische overtuiging tegemoet te komen aan een hang naar avontuur… Bij de politiek collaborateurs is er een duidelijke oververtegenwoordiging van iets oudere mannen uit de middenklasse of dorpselite waarneembaar. De geslachtsverhouding tussen de collaborateurs is bijzonder opvallend: aangezien slechts 3 procent van de collaborateurs vrouwen betreft, is de collaboratie in de meeste gemeente hoofdzakelijk een mannenzaak. Opmerkelijk is dat dit kleine percentage vrouwelijke collaborateurs afkomstig is uit de gemeente Pamel, alwaar er met zekerheid een Nieuwe Orde-organisatie voor vrouwen actief was, met name de Dietsche Meisjesscharen.

Deel 3: Naoorlogse situatie 1. Bevrijding

Gedurende de zomermaanden van het jaar 1944 lijkt het erop dat de oorlog weldra tot een einde zal komen: de clandestiene radio bericht over de succesvolle landing van de geallieerde troepen op de stranden van Normandië op 6 juni 1944 en van hun eerste grote succes bij de bevrijding van Parijs op 25 augustus 1944. Het volgende grote doel is Brussel. Deze radioberichten stemmen de Belgische bevolking bijzonder hoopvol: eindelijk zal er een einde komen aan de reeds vier lange jaren durende bezetting! Nochtans krijgt men gedurende de laatste bezettingsmaanden nog een aantal opdoffers te verwerken… Zo zorgen de geallieerde bombardementen soms voor „collateral damage‟, wanneer de bommen abusievelijk burgerdoelwitten treffen. Steden als Antwerpen, Gent en Kortrijk worden zwaar getroffen en vele stedelingen vluchten naar het platteland.363 Bovendien intensifiëren en radicaliseren vele verzetsgroepen hun acties met het oog op een nakende bevrijding. Mede onder invloed van slogans als „Ieder zijn zwarte!‟die door de BBC worden uitgezonden364, richten zij zich steeds vaker tegen landgenoten die met de Duitse bezetter collaboreren: menig collaborateur wordt in deze laatste oorlogsmaanden door het verzet vermoord. Velen onder hen besluiten dan ook samen met hun gezin te vluchten naar veiliger oorden, aangezien zij eveneens twijfelen aan de uiteindelijke Duitse overwinning.365 De Duitse Zivilverwaltung krijgt van Himmler het bevel om uiterst streng op te treden tegen de terreur van het verzet en organiseert een verregaande contra-terreur. De zoektocht naar en bestraffing van verzetsleden wordt opgedreven en men gaat ook over tot het nemen van represaillemaatregelen, waarbij voornamelijk vooraanstaande burgers worden getroffen. Het drama van Meensel-Kiezegem, waarbij vier burgers worden vermoord en tientallen inwoners als gijzelaar worden weggevoerd door het Veiligheidskorps onder leiding van Robert Verbelen, vormt een van de meest beruchte voorbeelden van de contra-terreur. Ook in het Pajottenland manifesteert de contra-terreur zich, wanneer op 22 augustus 1944 Louis Braffort, hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven en lid van de Brusselse balie, door de SS wordt opgepakt, gefolterd, vermoord en gedumpt op een landweg in Wambeek als vergelding voor de moord op een rexist.366

363 P. Taghon, „België 44. De bevrijding.‟, Tielt, Lannoo, p. 9. 364 F. Balace, „La nuit la plus courte... La libération de Bruxelles.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995, p. 56. 365 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 48. 366 F. Balace, „La nuit la plus courte... La libération de Bruxelles.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995, p. 56. In de vroege morgen van 2 september 1944 betreden de eerste geallieerde troepen Belgisch grondgebied, in de buurt van het Henegouwse Rumes.367 De Amerikanen zullen zich concentreren op de bevrijding van Wallonië en Zuid-Limburg, terwijl de Britten samen met de Polen en Canadezen Vlaanderen en Brussel voor hun rekening nemen.368 Op 3 september splitst de Britse Guards Armoured Division, onder leiding van majoor-generaal Sir Alan Adair, met het oog op een snelle doorbraak tot in Brussel in twee groepen: de 32nd Brigade bevrijdt de gemeenten op de as Doornik-Leuze-Ath-Edingen-Halle, de 5th Brigade de gemeenten op de as Doornik-Lessen-Ninove. Reeds op 4 september, omstreeks 19.45u bereiken de eerste geallieerde voertuigen de Belgische hoofdstad.369 Deze snelle opmars is kenmerkend voor de bevrijding van België: op 1 november 1944, om 20.30u verklaart minister van Binnenlandse Zaken Edmond Ronse dat het Belgische grondgebied officieel volledig bevrijd is. Dat de oorlog echter nog niet definitief afgelopen is, blijkt uit de alomtegenwoordige dreiging van de Duitse Vergeltungs-bommen en het von Rundstedt- offensief dat op 16 december 1944 losbarst in de Ardennen.370 Bovendien wordt de eerste uitzinnige vreugde van de bevrijding al snel getemperd door de erg lage rantsoenen en de grote sociaal-economische problemen die het gevolg zijn van vier lange oorlogsjaren.371 De zwarte markt floreert als nooit tevoren en de regering wordt geconfronteerd met problemen in de voedselvoorziening en een dreigende inflatie.

Het werkelijke machtscentrum van het bevrijde België ligt tot het officiële einde van Wereldoorlog II bij de Supreme Headquarters of the Allied Expeditionary Forces (SHAEF) in Brussel, onder leiding van de Britse generaal G.W. Erskine.372 Door de relatief snelle bevrijding van de hoofdstad, keert de regering in ballingschap op 8 september terug uit Londen. Enkele dagen later, op 14 september verkrijgt zij van het geallieerde opperbevel opnieuw de macht over de burgerlijke administratie van het land.373 De bevolking is echter

367 P. Taghon, „België 44. De bevrijding.‟, Tielt, Lannoo, p. 20. 368 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 268. 369 F. Balace, „La nuit la plus courte... La libération de Bruxelles.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours libérés I.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995, p. 65 & 67. 370 V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1229. 371 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 275. 372 E. Witte & A. Meynen (red.), „De geschiedenis van België na 1945.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2006, p. 15. 373 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 275. niet erg enthousiast: men is ervan overtuigd dat de ministers uit Londen door hun lange afwezigheid van het land en de bevolking vervreemd zijn en men gaat zelfs zover hen lafheid te verwijten omdat ze niet samen met de Belgen de oorlog geleefd en beleefd hebben. De regering Pierlot kampt dus met een groot legitimiteitsprobleem, hetgeen culmineert in haar ontslag op 21 september. Op 26 september stelt eerste minister Hubert Pierlot zijn nieuwe kabinet voor, waarin enkele communistische ministers en ook Achiel Van Acker zetelen. Door de regering via deze partij en de persoon van Van Acker te linken aan het verzet (het communistische verzet speelde gedurende de bezetting een grote rol in België en Van Acker was zelf actief in het verzet), hoopt Pierlot enige legitimiteit bij de bevolking te winnen.374 Gezien het feit dat koning Leopold III nog steeds in krijgsgevangenschap gehouden wordt, wordt prins Karel op 20 september verkozen tot regent van het land. Ondanks het feit dat prins Karel zijn functie nauw ter harte neemt, slaagt hij er niet in zichzelf als een echte leidersfiguur te profileren.375 Het gebrek aan legitimiteit van de regering en de zwakke positie van het interim-staatshoofd zorgen ervoor dat België in de eerste naoorlogse maanden niet kan rekenen op een sterk centraal gezag dat op een efficiënte manier de orde en het openbare leven kan herstellen. Nochtans vormen deze twee elementen de absolute prioriteit voor de Belgische en de geallieerde overheden. Op provinciaal en lokaal niveau heerst er vaak chaos en willekeur. Vele collaborerende functionarissen en ambtenaren zijn gevlucht of worden uit hun functie ontheven, waardoor er een machtsvacuüm ontstaat. Diegene die op post gebleven zijn of de functies overnemen, weten vaak niet volgens welk wettelijk kader ze mogen en kunnen handelen. Het verzet profiteert in hoge mate van dit machtsvacuüm en gebrek aan wettelijk kader. Bij de bevrijding heeft het verzet amper de rol kunnen spelen die het voor zichzelf weggelegd zag: op het vlak van inlichtingen leverde het een grote verdienste aan de geallieerde legers, maar in de werkelijke strijd om en verovering van het vaderland waren verzetsmensen zelden actief. De Belgische regering weigert ook om in te gaan op de vraag van de geallieerden om het verzet te betrekken in de verdere oorlog tegen de Asmogendheden. De regering erkent via het ministerieel besluit van 13 september 1944 wel acht officiële verzetsgroepen, maar deze tegemoetkoming wordt door de meeste verzetsgroepen als onvoldoende aanzien. Aangezien de rijkswacht en de politie met een tekort aan manschappen en bewapening kampen, eigenen

374 V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1234. 375 R. Emmery, „Prins Karel: leven in de schaduw van Leopold III.‟, Brussel, Manteau, 2007. bepaalde verzetsleden zich de functie van ordehandhaver toe. Vaak zijn zij betrokken bij de arrestatie en internering van van collaboratie verdachte personen en gaan zij zich te buiten aan wreedheden tegen deze verdachten. Het gaat hierbij meestal om zogenaamde „verzetslui van het laatste uur‟, die zich in de laatste oorlogsmaanden of zelfs na de bevrijding bij een verzetsorganisatie aangesloten hebben en die van de wetteloosheid profiteren om persoonlijke vetes uit te vechten of zich laten verleiden tot baldadigheden. Op 7 februari 1945 schetst minister van Jusititie Maurice Verbaet in de Kamer de situatie van de eerste bevrijdingsweken: „Heel spoedig hebben (we) gezien hoe de wettelijke overheden overmand werden door onverantwoordelijke elementen, die slecht waren voorbereid voor een taak, die ze op eigen gezag zichzelf hadden toegewezen en waarmee ze, door hun buitensporigheden soms de glorie in het gedrang gebracht hebben van de mensen waarbij ze zich ten onrechte hadden geassocieerd.‟376 Mark Van den Wijngaert beschrijft de septemberweerstanders als „Een trein die alle stoplichten negeert en zich niet zomaar bruusk laat afremmen.‟ Zowel de regering als de geallieerden proberen deze „trein‟ een halt toe te roepen en sporen aan op een algemene ontwapening van het verzet. De meeste verzetsorganisaties gaan in op de ontwapeningsoproep van generaal Eisenhouwer op 3 oktober 1944, maar bepaalde groeperingen zoals het Onafhankelijkheidsfront weigeren. Pas eind november, na een aantal uit de hand gelopen betogingen in Brussel, leggen zij de wapens neer.377

In volgende deelhoofdstukken zal worden nagegaan hoe de bevrijding van Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem verliep. Wanneer en door welke legereenheden werden de gemeenten bevrijd? Was er sprake van een hartelijke ontvangst door de bevolking of een groot volksfeest na de bevrijding? Welke rol speelden plaatselijke verzetsbewegingen in de bevrijdingsdagen van september 1944?

1.1. Borchtlombeek

Gedurende de laatste bezettingsmaanden is het ook in de streek van Borchtlombeek duidelijk dat er stilaan verandering op til is. De militaire bunkers in Wambeek (die als taak hebben „naderende vijandelijke vliegtuigen te detecteren en er accurate informatie (type, uur, snelheid et cetera) over in te winnen, vooraleer ze Brussel bereiken, en deze inlichtingen

376 W. Pauwels, „De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden, 1994, p. 17. 377 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, pp. 277-279. meteen door te seinen naar verder gelegen stations in Duitsland, maar in de eerste plaats naar de boven cirkelende jachtvliegtuigen, die dan als opdracht hebben de bommenwerpers te intercepteren‟378, in de volksmond de Bieshoop genoemd) worden verschillende keren door geallieerde vliegtuigen beschoten, een eerste maal op 25 mei en een tweede maal op 31 augustus 1944. Na de eerste aanval wordt de apparatuur niet meer hersteld en vangt men aan met de geleidelijke evacuatie van het Duitse burgerpersoneel. Na de tweede aanval blazen ook de Duitse militairen van de Bieshoop de aftocht langs de Assesteenweg.379 Aangezien er in Borchtlombeek zowel weinig expliciete verzets- als collaboratiedaden werden gesteld, is het ook niet verwonderlijk dat er tijdens de laatste bezettingsmaanden geen sprake was van een gespannen sfeer tussen beide kampen: „Men hoorde via-via dat er iets stond te gebeuren, maar daar hebben wij hier niet veel van gemerkt!‟.380 Net zoals de plattelandsgemeenten Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem wordt Borchtlombeek bevrijd via de as Doornik-Lessen-Ninove, die de 5th Brigade van het Britse Guards Armoured Division in de vroege morgen van zondag 3 september 1944 voor haar rekening genomen heeft. Vanop deze as (die min of meer gelijkloopt met de steenweg Brussel-Ninove) scheuren verschillende groepen van Engelse soldaten zich af om de nabijgelegen dorpen te bevrijden. Een van dergelijke groeperingen splitst af langs de Assesteenweg en bevrijdt naast Borchtlombeek ook Wambeek en Ternat: „Het is hoogmiddag. De stralende septemberzon blaakt in helderblauwe luchten. (…) Op deze voormalige heerbaan, waarlangs tweedzuizend jaar geleden Caesars legioensoldaten noordwaarts trokken, verplaatsen zich nu de bevrijdende geallieerde troepen, af en aan. In feite hebben ze zonder veel tegenstand onze regio bereikt. (…) Langsheen de weg staan honderden juichende mensen. En er komen er steeds méér aanlopen. Men klapt geestdriftig in de handen. Men sleept bloementuilen aan. Belgische vlaggen worden bovengehaald.‟.381 In de gemeente blijven nog tot halverwege 1945 Britse troepen ingekwartierd, bij particulieren en ook in de gemeentelijke jongensschool. De eerste euforie omtrent de bevrijders ebt al gauw weg, wanneer blijkt dat deze van verre van onberispelijk gedrag zijn: fruitbomen worden ongevraagd geplunderd, in de school wordt het aanwezige schoolmateriaal

378 F. Du Mong, „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en verhalen.‟, Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005, p. 133. 379 F. Du Mong, „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en verhalen.‟, Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005, pp. 197-198. 380 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 381 F. Du Mong, „De laatste getuigen van de Tweede Wereldoorlog in Ternat. Herinneringen en verhalen.‟, Ternat, Cultuurraad Ternat, 2005, p. 205. „gestolen of moedwillig beschadigd‟ en bovendien zijn de ingekwartierde soldaten veelal dronken.382 Gedurende de septemberdagen van 1944 duiken er ook in de gemeente Borchtlombeek een aantal zogenaamde septemberweerstanders op. Deze worden door Georges Vierendeels op z‟n Borchtlombeeks omschreven als „gestemannen‟, omdat ze wel een geweer in handen hebben, maar zich niet in gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld bij het opsporen van achtergebleven Duitsers in de bossen) durven te mengen.

1.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek

Wanneer het nieuws van de landing van de geallieerden op de stranden van Normandië België bereikt, verhuizen er een vijftal Vlaamse rexisten naar de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Volgens hun verklaringen zoeken zij in de gemeente bescherming bij Robert Motteux en hopen zij onder zijn hoede te ontsnappen aan aanslagen van het verzet en dergelijke.383 Via de Ninoofsesteenweg wordt ook de kleine gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek op zondag 3 september 1944 door het Engelse bevrijdingsleger bevrijd. Normaal gezien was het die dag kermis in het dorp, maar gezien de spanning rond de gebeurtenissen van de eerste septemberdagen van 1944 gaat deze niet door.384 De Engelsen installeren op een weide van de familie Van Cauwelaert een klein vliegveld, dat moet bijdragen tot de logistieke organisatie voor de opmars van de geallieerde legers.385 Gedurende de bevrijdingsdagen wordt gemeenteraadslid Emiel Van Cauwelaert in zijn hoedanigheid van inlichtingen-en actieagent voor het B.N.B. ingeschakeld om een „gevaarlijke zending door de vijandelijke linies te brengen‟. Voor deze verdienste wordt hij na de oorlog officieel erkend als inlichtingen- en actieagent.386

382 Gemeentearchief Borchtlombeek. Brieven DAD Claims-Hirings (3) (26/9/1945). De DAD Claims-Hirings is een dienst die bemiddelde in het bekomen van vergoedingen voor schade en verliezen veroorzaakt door de geallieerde legers. 383 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer: 1518/45/b , Arresten voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer482/46, Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossiers nummer 8109/44 & 17591/46. 384 Privé-archief H. Van Herreweghen. „Aan mijne medeburgers!‟ (naoorlogs politiek pamflet R. Motteux). 385 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 386 Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossier Gewapende Weerstand: E. Van Cauwelaert. 1.3. Pamel

De laatste oorlogsmaanden verlopen in Pamel en omgeving bijzonder rusteloos. Het verzet in de streek slaagt erin meer en meer succesvolle sabotageopdrachten en aanslagen te organiseren. Een van de meest opzienbarende aanslagen betreft het opblazen van de spoorlijn Denderleeuw-Ninove (even buiten Pamel, op het grondgebied van Okegem) in de nacht van 18 op 19 juli 1944.387 Enkele dagen later wordt Rufin De Duffeleer (volgens commandant Coppens van de plaatselijke afdeling van het Geheim Leger en Onderluitenant Gheysels van de lokale afdeling van het OMBR actief lid van beide verzetsgroeperingen) bij de bezettende overheid verklikt als weerstander, op 11 augustus 1944 gearresteerd door de Gestapo en naar Duitsland gevoerd, alwaar hij op 28 januari 1945 in het kamp van Neuengamme overlijdt.388 In het kader van de terreur en contra-terreur tijdens deze periode ontvangt Jean Borginon, een vooraanstaande inwoner van Pamel, op 30 augustus 1944 een officieel Duits document waarin staat dat hij wordt aangeduid als gijzelaar „ter bescherming van de nationaal-socialistische kameraden‟.389 Wanneer de 5th Brigade van het Britse Guards Armoured Division op 3 september 1944 langs de as Doornik-Lessen-Ninove richting Brussel oprukt, trekken ze ook door de gemeente Pamel. De gemeente wordt zonder problemen bevrijd. De Engelse tanks worden door een enthousiaste menigte langs de Ninoofsesteenweg toegejuicht.390 In het archief van de zusters van Ledeberg wordt de bevrijding van Pamel als volgt beschreven: „Nadat de school twee dagen was heropend had de triomfantelijke intocht der Geallieerden plaats. Pamel werd onverwachts zonder slag of stoot bevrijd. Een ongehoorde geestdrift maakte zich van de bevolking meester. Tot feestviering werd de school twee dagen gesloten.‟.391 Ook na de bevrijding blijft de Pamels bevolking een positieve houding ten opzichte van de figuur van koning Leopold III hanteren. Dit blijkt ondermeer uit volgende vraag van kapelaan Frans Van der Borght naar aanleiding van de Dag van de Dynastie op 15 november 1944: „(…) dat de gelovigen die dag of de zondag daarop zouden communiceren en de H. Mis bijwonen voor onzen verbannen koning en zijn familie, en tot welzijn van ons vaderland‟.392

387 s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen, weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 107. 388 Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - Dienst Oorlogsslachtoffers - Archief & Documentatiedienst. Erkenningsdossier Politiek gevangene: R. De Duffeleer. 389 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 115/49. 390 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 391 Website Hubert De Bolle & Roosdaal (http://www.hdbr.be/AZ/Z/OZCHRISSVoorlogen.htm), op 2/6/2008. 392 H. Van Herreweghen, „Het Interbellum en Wereldoorlog Twee in Pamel en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.‟, DF-Klokje (Roosdaal), 26, 2001, p. 163. 1.4. Strijtem

In de aanloop naar de bevrijding van het grondgebied is er in Strijtem sprake van een aantoonbare spanning tussen aanhangers van de verzetsgroeperingen enerzijds en aanhangers van de collaboratieverenigingen anderzijds. De situatie is niet zo ernstig dat men kan spreken van een sfeer van burgeroorlog 393, maar desondanks is de terreur- en contra-terreurdreiging voor alle betrokkenen niet te onderschatten. De eerste concrete aanwijzing voor deze spanning kan men vinden in het gegeven dat oorlogsburgemeester Remi Wauters begin 1944 een vergunning voor het dragen van een wapen aanvraagt. Als motivatie geeft hij op dat hij in grote angst leeft voor een aanslag van het verzet. Ook de inschakeling van hulpagent Jozef Beyl als persoonlijke lijfwacht van Wauters geeft blijk van de gespannen sfeer rond zijn persoon.394 Verder worden slechts enkele weken voor de bevrijding van de gemeente, in de nacht van 17 op 18 augustus 1944, vier jonge werkweigeraars uit Strijtem verklikt en door de Gestapo aangehouden. Een van hen - Lucien De Braekeleer - kan ontsnappen, de anderen – Désiré De Braekeleer, Theofiel De Pauw en Gustaaf Du Rang – worden met een van de laatste transporten naar Duitsland gevoerd. Zij zullen alledrie in mei 1945 door de geallieerde legers bevrijd worden en arriveren uiteindelijk op 15 juni 1945 opnieuw in Strijtem.395 Na de gemeente Pamel wordt ook Strijtem via de Ninoofsesteenweg door het Engelse geallieerde leger bevrijd. Vanuit Strijtem trekken de soldaten naar Borchtlombeek en Onze- Lieve-Vrouw Lombeek en verder naar Brussel.396 Naar aanleiding van de bevrijding besluit het gemeentebestuur op de eerste naoorlogse zitting een officiële viering te organiseren: „Ten zeerste verheugd bij ‟s lands Bevrijding, hare werkzaamheden in het openbaar te kunnen hervatten, besluit den gemeenteraad op te roepen tot het Te Deum van dankzegging dat zondag aanstaande zal gezongen worden in de parochiekerk.‟.397 Een van de verzetslieden van de plaatselijke groepering van het Geheim Leger beschrijft de activiteiten van zijn groep tijdens de bevrijding van de regio als volgt: „Tijdens de bevrijding

393 Zie pagina 46 394 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 4919/45. 395 L. Van Liedekerke, „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij Verhoeven, 1981, p. 113. 396 L. Van Liedekerke, „Strijtem… Nu en altijd.‟, Sint-Kwintens-Lennik, Drukkerij Verhoeven, 1981, p. 84. 397 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952): zitting van 7/9/1944. traden wij actief op teneinde den terugtrekkenden vijand te ontwapenen. Een twintigtal Duitsers werden ontwapend en gevangengenomen door onze groep.‟.398

1.5. Besluit

De gemeenten Borchtombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem worden allen op zondag 3 september 1944 door troepen van de 5th Brigade van het Britse Guards Armoured Division. In alle dorpen verloopt de bevrijding zonder veel weerstand: de meeste Duitsers zijn reeds gevlucht en de enkelingen die zijn achtergebleven proberen zich zo onzichtbaar mogelijk te maken. De infrastructuur van de gemeenten heeft dan ook niet veel te lijden onder de bevrijdingsmanoeuvers en ook in de omgeving worden belangrijke bruggen en dergelijke door de succesvolle strategie van het Geheim Leger gevrijwaard. Overal barst er, net als in de rest van België, een groot volksfeest los, al zijn sommigen er nog niet helemaal van overtuigd dat alles definitief achter de rug is. Het plaatselijke verzet levert een grote bijdrage tot de bevrijding van de streek. De plaatselijke groep „La Dinde‟ van het Geheim Leger en het OMBR zorgen ervoor dat de Denderbruggen niet door de Duitsers worden vernietigd en dragen zo bij tot de snelle vooruitgang van de geallieerde troepen. Verder spoort het Geheim Leger achtergebleven Duitse soldaten op, ontwapent hen en brengt hen onder in krijgsgevangenkampen. Bovendien zijn verzetsmensen uit de gemeenten (naast verzetslieden uit omliggende gemeenten) actief betrokken bij de arrestatie van van collaboratie verdachte individuen. Achteraf hebben de verzetsleden uit de gemeenten allemaal het gevoel dat ze actief hebben bijgedragen tot de bevrijding van het grondgebied en de meesten zijn tevreden over de erkenning die ze daarvoor krijgen.

398 Defensie - Algemene Dienst Inlichtingen & Veiligheid - Sectie Archieven van de Strijdkrachten. Erkenningsdossier Gewapende Weerstand: S. Heymans. 2. Repressie & epuratie

De Belgische regering in ballingschap nam gedurende de oorlogsjaren in Londen een aantal voorbereidende maatregelen om collaborateurs na de oorlog voor hun „onvaderlands gedrag‟ te straffen. Reeds in oktober 1940 waarschuwde eerste minister Pierlot via een radiotoespraak dat iedereen die in oorlogstijd zijn medewerking verleent aan de vijand daar na de oorlog rekenschap voor zou moeten afleggen. In januari 1942 kwam men op de Sint-James Conferentie tot een akkoord dat „de verantwoordelijken voor de misdaden tegen de burgerbevolking door de georganiseerde rechtspraak‟ zouden worden berecht.399 Ook de Commissie voor de Studie van de Naoorlogse Problemen (onder leiding van Paul Van Zeeland) en het Hoog Commissariaat voor de Veiligheid van de Staat (onder leiding van Walter Ganshof van der Meersch) bogen zich in Londen over de bestraffing van collaborateurs.400 De regering vaardigde gedurende de oorlogsperiode eveneens een aantal besluitwetten uit (zoals die van 17 december 1942, 5 mei 1944 en 8 mei 1944), ter aanvulling van de artikels met betrekking tot collaboratie uit het Strafwetboek. In de eerste dagen, weken en maanden na de bevrijding blijkt echter dat men onvoldoende is voorbereid op de omvang en de ernst van de repressie. De regering had nooit verwacht dat het aantal mogelijke verdachten van incivisme zo zou oplopen. Aanvankelijk dacht men in Londen dat de repressie niet meer dan 800 à 900 personen zou treffen.401 Er worden echter niet minder dan 405067 dossiers ingediend en al gauw blijkt dat justitie deze overvloed niet aankan. Men kampt met een gebrek aan personeel, zodat men vaak jong en onervaren personeel met te omvangrijke taken belast.402 Dit probleem wordt nog in de hand gewerkt door het gebrek aan een sterk centraal gezag. Ook de politie en Rijkswacht kampen met eenzelfde situatie: er zijn te weinig betrouwbare, gezagvolle en bewapende ordehandhavers om de stroom aan verdachten, arrestaties en interneringen in goede banen te leiden.403 Geen wonder dat het repressiefenomeen aanvankelijk het hele land in chaos en willekeur stort….

Traditioneel wordt de naoorlogse repressie ingedeeld in twee categorieën, met name de straatrepressie en de wettelijke repressie.

399 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 62. 400 B. Rzoska, „Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Het kamp van Lokeren 1944-1947.‟, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 19. 401 F. Balace, „Les hoquets de la liberté.‟, In: F. Balace (red.), „Jours de guerre. Jours libérés II.‟, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1995, p. 78. 402 L. Huyse, K. Hoflack & M. Ruys, „Repressie en beeldvorming na de Tweede Wereldoorlog.‟, In: „Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟, Tielt, Lannoo, 1998, p. 2595. 403 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 105. De straatrepressie of volksrepressie kent twee pieken, met name na de bevrijding in september 1944 en na de ontdekking van de concentratiekampen en de daarmee gepaard gaande gruwelen van het nazisme in mei 1945. De straatrepressie kenmerkt zich door een grote willekeur, buitengerechtelijke arrestaties en interneringen, het volk dat zich massaal tegen (vermeende) collaborateurs keert en de baldadigheden en plunderingen die daarmee gepaard gaan. Desmond Morton, een Amerikaanse getuige, spreekt over „de bittere haat die de gewone man voor de collaborateurs koestert‟.404 Als gevolg van het gebrek aan bewapening en manschappen bij de ordediensten en het gebrek aan controle van een sterk centraal gezag, komt de repressie in de eerste naoorlogse dagen vaak in handen van onbevoegde burgers en verzetslieden (veelal van „het laatste uur‟) terecht, die zich te buiten gaan aan gewelddadige wraakacties, onwettige arrestaties en interneringen en zware mishandelingen. In mei 1945, bij de tweede golf van straatrepressie, is de problematiek van het machtsvacuüm opgelost, maar ook dan grijpt de regering niet (tijdig) in om de verdachten de beschermen tegen dit soort uitwassen van de repressie.405 De slachtoffers van de straatrepressie worden opgesloten in geïmproviseerde interneringscentra (scholen, fabriekspanden, kampen,…). Officieel zijn er 170 van dit soort centra (meestal in handen van verzetsorganisaties zonder mandaat voor het arresteren en interneren van verdachten) en al gauw barsten ze uit hun voegen.406 Dat de levensomstandigheden in deze centra erbarmelijk zijn, blijkt bijvoorbeeld uit een nota van François-Louis Ganshof in verband met de interneringen in Oost-Vlaanderen van 15 november 1944: „Wing Commander Walser, chef van de Civil-Affairs afdeling te Gent, heeft erg zijn beklag gedaan over de toestand waarin de geïnterneerden van Ninove zich bevinden. Dit centrum kan niet méér dan honderd geïnterneerden bevatten. Ze leven er in beklagenswaardige omstandigheden en er zijn er voor ‟t ogenblik meer dan driehonderd.‟.407 Geleidelijk aan slagen de wettelijke instanties erin de controle te veroveren en gaat de straatrepressie over in de wettelijke repressie. Deze overgang verloopt echter niet zonder slag of stoot: vaak ontstaan er incidenten tussen de Rijkswacht en het verzet in verband met de bestraffing van collaborateurs, hetgeen soms (bijvoorbeeld in Denderleeuw) ontaardt in

404 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 281. 405 L. Huyse, K. Hoflack & M. Ruys, „Repressie en beeldvorming na de Tweede Wereldoorlog.‟, In: „Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging.‟, Tielt, Lannoo, 1998, p. 2590. 406 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, pp. 119-120. 407 „Nota betreffende de interneringen in Oost-Vlaanderen, 15 november 1944.‟, In: W. Pauwels, „De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden, 1994, pp. 238-241. rellen.408 Bovendien wordt er nog lang geknoeid met de voor de arrestatie en internering van collaborateurs noodzakelijke documenten: bepaalde burgemeesters ondertekenen blanco aanhoudingsbevelen, er wordt geen voldoende motivatie voor de arrestatie voorgelegd of er worden aanhoudingen verricht op grond van anonieme getuigenissen. Naarmate de tijd verstrijkt en de gerechtelijke instanties de situatie onder controle krijgen, verlopen de arrestaties „meer overeenkomstig de wettelijke voorschriften en door hiertoe bevoegde en opgeleide personen.‟.409 De wettelijke repressie kan men onderverdelen in vier categorieën, naargelang het soort bestraffing en de uitvoerende overheidsinstantie. De krijgsraden en -hoven houden zich bezig met de gerechtelijke bestraffing van wapendracht tegen België, verklikking, economische collaboratie en zware vormen van politieke medewerking aan de vijand. De militaire rechtbanken veroordelen 2940 personen tot de doodstraf (bij 242 terdoodveroordeelden uitgevoerd), 2340 personen tot levenslange opsluiting, 3366 tot een gevangenisstraf van 15 à 20 jaar, 3253 tot 10 à 15 jaar, 9844 tot 5 à 10 jaar, 30750 tot minder dan 5 jaar en 500 personen tot een geldboete. De krijgsauditeurs en burgerlijke rechtbanken buigen zich over de burgerlijke epuratie, „de verwijdering uit het openbare leven van politieke collaborateurs en van de minder zware gevallen van militaire collaboratie‟. Ongeveer 43000 Belgen worden door de krijgsauditeurs uit hun burgerrechten ontzet, na de beroepsprocedure bij de rechtbanken van eerste aanleg en de hoven van beroep bleven ongeveer 20600 gestrafte personen over. De nationale overheid wordt belast met de taak van administratieve en politieke epuratie, waarbij men van incivisme beschuldigde ambtenaren, provincie- en gemeenteraadsleden uitzuivert. In totaal werden vermoedelijk 10659 ambtenaren tot een tuchtstraf veroordeeld, in het geval van 1263 onder hen volgt een schorsing en bij 7278 onmiddellijk ontslag. In de meeste Belgische gemeenten worden burgemeesters, schepenen en/of gemeenteraadsleden geschorst of ontslagen. Verder wordt er op lokaal niveau (door burgemeesters en politiecommissarissen) gebruik gemaakt van het weigeren van het Bewijs van Burgertrouw aan verdachte individuen, waardoor deze onmogelijk op een normale wijze kunnen deelnemen aan het openbare leven.410 Tenslotte voeren niet alleen overheid en justitie, maar ook andere instellingen, organisaties en beroepsgroepen een interne epuratie door, bijvoorbeeld de Orde van advocaten, de Orde van

408 „Nota betreffende de verzetsbewegingen in Oost-Vlaanderen, 26 oktober 1944.‟, In: W. Pauwels, „De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden, 1994, pp. 216-219. 409 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 101. 410 Cijfers en definities in verband met de wettelijke repressie komen allen uit volgend basiswerk: L. Huyse & S. D‟Hondt, „Onverwerkt verleden: collaboratie en repressie in België 1942-1952.‟, Leuven, Kritak, 1994. geneesheren, bepaalde politiek partijen (bijvoorbeeld de Belgische Socialistische Partij), het Davidsfonds, tot zelfs bepaalde privé-ondernemingen en sportverenigingen.

In het begin wordt er geen onderscheid gemaakt tussen „zwart, pikzwart, halfzwart of vermeend zwart‟, zoals de West-Vlaamse gouverneur ridder Pierre Van Outryve d‟Ydewalle stelde.411 In de eerste maanden van de repressie en epuratie ligt de gemiddelde strafmaat dan ook erg hoog. Dit veranderde pas in de tweede helft van het jaar 1945, wanneer men meer rekening begint te houden met de verscheidenheid van collaboratie en betrokkenheid.412 Desondanks kent België in vergelijking met de omliggende landen een strenge repressie. De oorzaak kan gevonden worden in het legitimiteitsprobleem van de eerste naoorlogse regeringen: via de harde aanpak van collaborateurs hoopte de regering aan geloofwaardigheid te winnen bij de Belgische bevolking.413 De regering weet zich ook gesteund door de publieke opinie, die in het begin onverbiddelijk is voor het „zwarte gespuis‟. Het is wel belangrijk op te merken dat deze strenge repressie zich niet louter op de Vlaamse collaborateurs concentreert: de strafmaat varieert van parket tot parket, maar er zijn zeker geen opmerkelijke verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië waarneembaar.414 De zogenaamde anti-Vlaamse repressie mag dan ook als een mythe beschouwd worden.415 Een andere belangrijke opmerking is dat de publieke opinie achteraf de harde aanpak van weleer in vraag begint te stellen en pleit voor meer vergevingsgezindheid ten opzichte van diegenen die „misleid‟ of onterecht verdacht zijn.416

In wat volgt zal worden nagegaan in hoeverre het verloop van repressie en epuratie in de verschillende gemeenten beantwoordt aan deze algemene situatieschets. Hoe verliep de straatrepressie in de septemberdagen van 1944? Konden de wettelijke instanties hun gezag enigszins handhaven of moesten zij de controle uit handen geven aan het verzet? Was er een heropflakkering van het straatgeweld bij de terugkeer van personen uit de concentratiekampen? Hoe reageerde de bevolking op de herwonnen vrijheid van

411 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 282. 412 K. Hoflack, L. Huyse & P. Romijn, „Het spook van de collaboratie. De bestraffing en de perceptie van het onvaderlands gedrag in België en Nederland.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, p. 123. 413 B. Rzoska, „Zij komen allen aan de beurt, de zwarten. Het kamp van Lokeren 1944-1947.‟, Leuven, Davidsfonds, 2000, p. 20. 414 J. Gotovitch & C. K (red.), „Het gewicht van het oorlogsverleden.‟, Gent, Academia Press, 2003, p. 2. 415 N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p. 574. 416 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 68. meningsuiting? Werden „zondaars‟ streng aangepakt of was men eerder vergevingsgezind? Hoeveel personen werden opgepakt, geïnterneerd en uiteindelijk veroordeeld? Welke verschillende strafmaten werden over de incivieken van de plattelandsgemeenten uitgesproken? Bleven vele rechtzaken betreffende vermeende collaborateurs uiteindelijk zonder gevolg?

2.1. Borchtlombeek

In Borchtlombeek worden tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944 verschillende collaborateurs aangehouden door een verzetsbeweging (vermoedelijk een groep van het Geheim Leger „La Dinde‟): „Een tiental zwarten werd door de witte brigade thuis opgehaald, op een vrachtwagen geladen en naar het gevang in Liedekerke gevoerd.‟.417 Volgens de getuigen werden er nergens incivieken mishandeld of huizen geplunderd en verliepen de eerste bevrijdingsweken relatief kalm. Uit de verzamelde gegevens blijkt dat 70 procent van de Borchtlombeekse incivieken in september 1944 werd gearresteerd. Deze arrestaties werden uitgevoerd door het verzet en telkens op bevel van de burgemeester. De overgrote meerderheid van de aanhoudingsbevelen dateren van 11 en 12 september. Alle gearresteerden worden overgebracht naar de Rijkswachtbrigade van Liedekerke en uiteindelijk geïnterneerd in het kamp „Morette‟ in Asse. Bepaalde incivieken worden ook helemaal niet gearresteerd418, of pas veel later omdat ze bijvoorbeeld het Duitse leger gevolgd zijn en pas in 1945 door de geallieerden krijgsgevangen worden genomen419. Het Belgische gerecht vervolgd 65 procent van de Borchtlombeekse collaborateurs voor militaire collaboratie, 20 procent voor politieke collaboratie, 5 procent voor verklikking, 5 procent voor de combinatie politieke collaboratie en verklikking en 5 procent voor de combinatie politieke, militaire en economische collaboratie. 25 procent van de aanklachten wordt zonder gevolg geklasseerd, over 55 procent van de dossiers wordt een vonnis geveld door de Krijgsraad van Brussel en over de overige 20 procent velt het Krijgshof een uitspraak. De meerderheid van de zonder gevolg geklasseerde dossiers betreft aanklachten tegen politieke collaborateurs. Op een uitzondering na worden alle militaire collaborateurs bestraft met een gevangenisstraf, meestal tussen de 6 maanden en de vijf jaar en in twee uitzonderlijke gevallen tussen de 10 en 14 jaar. Wat betreft de burgerlijke epuratie wordt 65 procent

417 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 418 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 49144/45. 419 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 2160/46, 3124/46 & 3354/46. levenslang van de rechten vastgelegd in artikel 123 6° ontzet, 35 procent voor een periode van meer dan 20 jaar. Alle uitspraken worden in 1945 en 1946 gedaan.

2.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek

Ook in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek wordt de meerderheid van de incivieken (62 procent) in de septemberdagen van 1944 gearresteerd. Deze arrestaties gebeuren door de Rijkswachtbrigade van Sint-Kwintens-Lennik en zonder aanhoudingsbevelen van een dienstdoend burgemeester. Oorlogsburgemeester Robert Motteux zelf wordt door de Rijkswacht „preventief aangehouden‟.420 In de bronnen wordt nergens melding gemaakt van baldadigheden tegen de incivieken van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. De meerderheid van de Lombeekse collaborateurs wordt vervolgd wegens militaire collaboratie (72 procent), een kleine minderheid voor politieke collaboratie (14 procent) en de combinatie militaire en politieke collaboratie (eveneens 14 procent). Opvallend is dat meer dan de helft (meer bepaald 62 procent) van alle aanklachten uiteindelijk zonder gevolg blijft. Zo worden bijvoorbeeld oorlogsburgemeester Motteux en zijn kompanen Van Laethem en Lanckmans enkel uit hun rechten ontzet (levenslang of voor meer dan 20 jaar). 13 procent van Lombekenaren op de lijst van de Krijgsauditeur krijgt een gevangenisstraf van 1 tot 2 jaar, nog eens 13 procent een gevangenisstraf van 3 tot 5 jaar en de overige 12 procent een gevangenisstraf van 5 tot 9 jaar. 75 procent van de incivieken wordt levenslang uit de rechten bij artikel 123 6° van het Belgische Strafwetboek ontzet, de overige 25 procent voor een periode van meer dan 25 jaar. De meeste uitspraken vinden plaats in het jaar 1946, met uitzondering van een uitspraak in 1956 betreffende de buitenvervolgstelling van een inwoner die na de Slag om Stalingrad als vermist werd opgegeven.421

2.3. Pamel Gedurende de eerste bevrijdingsdagen worden er in de gemeente een aantal gevallen van zogenaamde straatrepressie gesignaleerd. Een viertal jonge meisjes die tijdens de oorlog lid waren van de Dietsche Meisjesscharen worden door de bevolking kaalgeschoren. Een huis wordt volledig vernield en geplunderd. Burgemeester Jozef De Schepper slaagt er echter in de

420 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 8109/44. 421 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 1128/47. verhitte gemoederen te bedaren, zodat een aantal (families van) collaborateurs aan dergelijke traumatische gebeurtenissen kan ontsnappen.422 Ook de arrestatie van verdachte inwoners verloopt niet altijd zoals het hoort. Tijdens de eerste dagen na de bevrijding is er een groep van het Geheim Leger „La Dinde‟ aanwezig om de orde te handhaven en in samenwerking met de Rijkswachtbrigade van Liedekerke de collaborateurs uit de gemeente te arresteren.423 Deze arrestaties vinden plaats op basis van aanhoudingsbevelen die door burgemeester De Schepper worden uitgeschreven. Op 5 september worden de eerste incivieken gearresteerd, op 10 september volgen de anderen. Wanneer op 11 september de weerstanders van de groep „La Dinde‟ de gemeente verlaten, duiken er echter verzetsleden van het OMBR uit Ninove op. Op hun beurt voeren zij een aantal arrestaties uit, maar deze zijn onwettig: ze vinden plaats zonder aanhoudingsbevel, zonder medewerking van de Rijkswacht en bovendien over de provinciegrenzen heen. De echtgenote van een van de gearresteerden beklaagt zich hierover bij de Procureur-Generaal: „Ik vertrouw dat U niet langer zal verdulden dat para-militaire formaties het gezag van onzen wettelijken burgemeester misprijzen, over de limitaties der provincieën heen treden en in hunne onwetendheid daden stellen welke het gezond verstand van een goeden Belg niet kan dulden.‟.424 Verschillende ooggetuigen verklaren dat de arrestanten worden mishandeld en in bijzonder slechte omstandigheden worden opgesloten in de fabrieksgebouwen van Belga- Match te Ninove.425 De wettelijk gearresteerden werden in de Rijkswachtkazerne van Liedekerke gebracht en in afwachting van hun proces naar het interneringskamp „Morette‟ in Asse ondergebracht. Dat de leefomstandigheden ook daar sterk te wensen overlieten en dat de bewakers er hun macht misbruiken, blijkt uit een klacht van een moeder aan de Procureur des Konings: „Wij kwamen in Asch, wij stonden aan de poort van ‟t gevang en wij kregen bevel ons allen te verwijderen “Of ik schiet u allen dood” zegde een der wachters. Wij moesten met onzen last terug naar huis. Zou den Heer Procureur door Zijne hooge tusschenkomst daar geen einde kunnen aan maken?? De jongens die daar opgesloten zitten moeten allen kreveren van honger, zoo verteld mijn zoon mij, indien zij van hun volk geen eeten mogen ontfangen en wij mogen haast niets dragen!‟.426 Uiteindelijk zal haar zoon samen met een andere inwoner

422 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) 423 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 13928/44. 424 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 17058/44. 425 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 4728/44. 426 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 113/45. Zie bijlage 8 voor de volledige brief. uit Pamel op een dag ontsnappen en naar huis gaan om er te eten en in een warm bed te kunnen slapen. De volgende morgen vertrekt hij vrijwillig terug naar de „Morette‟, maar zijn kompaan kiest ervoor onder te duiken en wordt enkele dagen gearresteerd.427 In totaal wordt 73 procent van de Pamelse collaborateurs in de september 1944 opgepakt. 61 procent van de Pamelse collaborateurs wordt vervolgd voor wapendracht tegen België, 23 procent voor politieke collaboratie, 4 procent voor economische collaboratie, 4 procent voor verklikking en nog eens 4 procent voor de combinatie militaire collaboratie en verklikking. De overige 4 procent (in de grafieken aangegeven met „?‟) betreft ouders die worden vervolgd omdat hun minderjarige kinderen betrokken zijn bij de collaboratie. Deze personen worden bestraft met levenslange burgerlijke epuratie. 35 procent van de collaborateurs wordt buiten strafrechterlijke vervolging gesteld en wordt enkel levenslang over voor een periode van meer dan 20 jaar burgerlijk geëpureerd. 42 procent krijgt van de Krijgsraad van Brussel gevangenisstraffen van 9 maanden tot 5 jaar opgelegd. Het betreft stuk voor stuk militaire collaborateurs. Enkele militaire collaborateurs en een economische collaborateur verschijnen voor het Krijgshof van Brussel (23 procent) en worden veroordeeld tot de doodstraf (4 procent), levenslange hechtenis (4 procent) en 10 tot 14 jaar gevangenisstraf (12 procent). De doodstraf betreft een Zivilfahnder die enkele dagen voor de bevrijding samen met zijn gezin naar Duitsland vlucht en pas in 1947, wanneer hij reeds veroordeeld is tot dood met de kogel, terugkeert naar België.428 Zijn doodstraf zal uiteindelijk niet worden uitgevoerd, maar omgezet worden in een minder zware straf. Wat betreft de burgerlijke epuratie wordt 62 procent levenslang uit de rechten bij artikel 123 6° ontzet, 15 procent voor een periode van meer dan 20 jaar, 15 procent voor een periode van 10 tot 14 jaar en 8 procent voor een periode van 3 tot 5 jaar. Het aantal uitspraken piekt opnieuw in de eerste naoorlogse jaren, met name in 1945 en 1946.

2.4. Strijtem

In vergelijking met Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Pamel kent Strijtem een zeer laag percentage in september 1944 gearresteerde collaborateurs. De oorzaak voor dergelijk afwijkend cijfer ligt in het feit dat erg veel militaire collaborateurs uit Strijtem enkele dagen voor de bevrijding (al dan niet vrijwillig) de formaties waartoe ze behoren naar Nederland of Duitsland volgen. Deze militaire collaborateurs worden pas later door de

427 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossier nummer 113/45 & Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 472/47. 428 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 550/47 geallieerde troepen krijgsgevangen genomen.429 Op 11 september 1944 worden de eerste collaborateurs door het verzet (welke groepering is niet geweten, men spreekt enkel van „de witte brigade‟) opgepakt, naar de Rijkswacht van Sint-Kwintens-Lennik overgebracht en uiteindelijk in het „Klein Kasteeltje‟ te Brussel geïnterneerd. Bij deze eerste arrestanten is ook de leider van de plaatselijke VNV-afdeling en kandidaat-oorlogsburgemeeste Albert Van den Spiegel.430 De overige kopstukken van het lokale VNV, burgemeester Remi Wauters en schepen Petrus Breynaert worden door de dienstdoende burgemeester Louis De Backer aangezet om zichzelf te gaan aangeven bij de Rijkswacht van Sint-Kwintens-Lennik: beiden gaan hier op 16 september op in en worden aangehouden.431 Uit een anonieme brief aan de Procureur des Konings, daterend van 17 september, van een inwoner uit Strijtem die naar eigen zeggen „de mening van 95 procent van de bevolking‟ vertolkt, blijkt dat nog niet iedereen helemaal tevreden is: „Lang bleven de inwoners kalm, aangezien er geen enkel huis aangeraakt of beschadigd werd, nu echter worden hunne zenuwen op de proef gesteld, daar ze meenen dat de regering al de verraders zou moeten doen aanhouden en opsluiten.‟.432 Op 20 september worden opnieuw een aantal collaborateurs gearresteerd (onder wie een notoir propagandist van de Nieuwe Orde) door het verzet, maar deze gebeuren zonder officieel aanhoudingsbevel. In 59 procent van de gevallen betreft de aanklacht militaire collaboratie, in 29 procent politieke collaboratie en in 12 procent ouders die ter verantwoording worden geroepen omdat hun minderjarige kinderen bij Nieuwe Orde-formaties zijn gegaan. Ongeveer 24 procent van de collaborateurs wordt buiten vervolging gesteld. Het gaat hier bijvoorbeeld om de VNV‟ers die tijdens de bezetting in het gemeentebestuur infiltreerden en ook de meeste andere politiek collaborateurs. Slechts twee politieke collaborateurs worden voor hun inbreuk vervolgd. Alle militaire collaborateurs worden bestraft met een gevangenisstraf van 1 tot 5 jaar (in een geval echter levenslange hechtenis) en levenslange ontzetting uit hun rechten. De ouders van minderjarige incivieken worden eveneens levenslang uit deze rechten ontzet en daarbovenop krijgt een van hen een gevangenisstraf van 6 maanden. 94 procent van de incivieken wordt levenslang uit hun rechten ontzet, 6 procent voor een periode van 10 tot 14 jaar. De meeste uitspraken worden gedaan in het jaar 1946.

429 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: dossiers nummer 2128/46, 3097/46, 2368/46, 190/46, 3394/46, 155/46 & 2275/46. 430 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossier nummer 739-740/46. 431 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 4979/44 & 4919/45. 432 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg - Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel: dossiers nummer 4979/44 & 4919/45.

2.5. Besluit De straatrepressie verloopt drie van de vier gemeenten erg rustig: enkel voor de gemeente Pamel zijn er bewijzen dat incivieken werden gemolesteerd en de bevolking een huis van collaborateurs plunderde. In Borchtlombeek en Pamel verliepen de arrestaties van verdachten op georganiseerde wijze: het verzet werkte samen met de Rijkswachtbrigade van Liedekerke en handelde volgens de door de respectievelijke burgemeesters uitgeschreven aanhoudingsbevelen. In Strijtem en Onze-Lieve-Vrouw Lombeek werden een aantal incivieken door het verzet of de Rijkswacht van Sint-Kwintens-Lennik gearresteerd zonder dergelijk bevel te kunnen voorleggen. Vermoedelijk heeft dit te maken met de organisatie van het lokaal bestuur: zowel in Strijtem als in Onze-Lieve-Vrouw Lombeek dienden de oorlogsburgemeesters na de bevrijding uit hun functie te worden ontheven en verliep de administratieve afhandeling van de repressie enigszins chaotisch (waardoor bepaalde collaborateurs zonder wettelijk aanhoudingsbevel werden gearresteerd), terwijl in Borchtlombeek en Pamel de burgemeesters hun greep op alle aspecten van de lokale situatie stevig behielden. Jozef De Schepper, burgemeester van Pamel, slaagt er bijvoorbeeld ook in de gemoederen van de bevolking tijdens de eerste bevrijdingsdagen te bedaren en nog meer vormen van straatrepressie te voorkomen. Gemiddeld 67 procent van de incivieken uit de gemeenten wordt tijdens de bevrijdingsdagen van september 1944 gearresteerd. Enkel in Strijtem ligt het percentage heel wat lager, aangezien vele collaborateurs de gemeente met het oog op de nakende bevrijding ontvlucht zijn. De meerderheid van de incivieken op de lijst van de Krijgsauditeur wordt vervolgd wegens militaire collaboratie (65 procent), gevolgd door politieke collaboratie (24 procent), verklikking (3 procent), economische collaboratie (1 procent) en het toegestaan hebben dat hun minderjarige kinderen tot Nieuwe Orde-formaties toetraden (3 procent). De overige 4 procent wordt vervolgd voor combinaties van collaboratievormen (politiek, militair, economisch, sociaal of verklikking). 33 procent van de incivismedossiers wordt zonder gevolg geklasseerd. Het betreft hier voornamelijk personen die verdacht worden van politieke collaboratie, die wegens „onvoldoende bewijs‟ of „de geringe ernst van de bewezen feiten‟ buiten vervolging worden gesteld. Nagenoeg alle militaire collaborateurs worden door de Krijgsraad of het Krijgshof van Brussel veroordeeld tot een gevangenisstraf. Een van hen wordt bij verstek veroordeeld tot de doodstraf, gezien zijn verleden als verklikker van werkweigeraars in dienst van de Zivilfahndungsdienst. Slechts een erg beperkt aantal militaire collaborateurs - enkel diegene die als vermist werden opgegeven - wordt uiteindelijk buiten vervolging gesteld. De strafmaat varieert tussen de minder dan 1 jaar (7 procent), 1 tot 2 jaar (19 procent), 3 tot 5 jaar (24 procent), 5 tot 9 jaar (6 procent), 10 tot 14 jaar (7 procent), levenslang (3 procent) en de doodstraf (1 procent). Het is opvallend dat de militaire collaborateurs gemiddeld het zwaarst gestraft worden: zelfs personen die na enige tijd uit Nieuwe Orde-formaties deserteerden worden na de oorlog veroordeeld tot zware gevangenisstraffen. Wat betreft de burgerlijke epuratie wordt 70 procent van de incivieken levenslang uit de rechten bij artikel 123 6° ontzet, 20 procent voor een periode van meer dan 20 jaar, 7 procent voor een periode van 10 tot 14 jaar en 3 procent voor een periode van 3 tot 5 jaar. Vooral politieke en militaire collaborateurs worden levenslang burgerlijk geëpureerd.

3. Herstel & reïntegratie

De Belgische economie herstelt zich relatief snel van de crisis waarin heel Europa door de Tweede Wereldoorlog verkeert. De overheid neemt in het najaar van 1944 twee maatregelen die in belangrijke mate bijdragen tot dit „Belgische Mirakel‟. Als eerste gaat men in oktober 1944 onder leiding van minister van Financiën Camille Gutt van start met een monetair saneringsplan om het geldoverschot dat gedurende de bezettingsperiode ontstaan is weg te werken. De zogenaamde operatie-Gutt blijkt al snel een zegen voor de heropbloei van de economie. Een tweede maatregel bestaat erin aan de hand van de besluitwet van 28 december 1944 een systeem van verplichte sociale zekerheid in te voeren, dat aan de grondslag ligt van de verzorgingsstaat. In vergelijking met de buurlanden komt de (verouderde) Belgische infrastructuur relatief ongeschonden uit de oorlog. Dat het verzet er in samenwerking met de geallieerden voor zorgt dat de Antwerpse haven ongedeerd uit het strijdgewoel van de bevrijdingsdagen komt, is van groot belang voor het economische herstel. De voedselvoorziening blijft echter zeer problematisch en pas na mei 1945 komt hier stilaan verandering in. Tussen 1946 en 1948 worden de rantsoeneringsmaatregelen stilaan afgebouwd.433

Op het sociale, menselijke niveau herstelt het land zich heel wat minder goed… Voor personen die verdacht worden van collaboratie en hun familie is het bijzonder moeilijk om zich te reïntegreren. Vaak worden hele gezinnen van collaboratie verdacht, worden kostwinners tot een gevangenisstraf veroordeeld en kinderen geplaatst of naar weeshuizen of heropvoedingsinstellingen gestuurd, wordt men gedwongen te verhuizen of krijgt men een beroepsverbod, wordt men uitgesloten van een bewijs van burgertrouw,…. Velen belanden aldus op de rand van de afgrond, zowel op financieel (Frans Seberechts spreekt over „zwarte armoede‟ 434) als maatschappelijk vlak. Dat het debat rond de repressie en heropvoeding van collaborateurs plaatsvindt op het woelige strijdtoneel van de tweede helft van de jaren 1940 - met actoren als de Koningskwestie, de bevrijding van de concentratiekampen, de voortdurende strijd tegen de Asmogendheden op wereldschaal, de globale economische crisis, de lokale politieke machtsstrijd,…-, bemoeilijkt de reïntegratie des te meer: „In België is de bestraffing van collaborateurs al een halve eeuw lang de inzet van partijpolitieke strijd. (…)

433 V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1234. 434 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 175. Politisering en polarisering hebben in België een adequate herintegratie van de collaborateurs verhinderd.‟435. De verdachten kunnen op weinig steun rekenen, aangezien zelfs vrienden, buren en familie vrezen als medeplichtige te worden beschouwd. Steuncomités als dat van de senator De Beuckelaere uit Ninove zijn eerder zeldzaam.436 Als gevolg van dit gebrek aan hulp en opvang zoeken de slachtoffers steun bij elkaar en organiseren zij zich in verenigingen als het Comité voor Recht en Naastenliefde, het Berkenkruis, de Broederbond,…, hetgeen een geslaagde herintegratie nog meer bemoeilijkt.437 Een andere probleemgroep wat betreft de sociale herintegratie wordt gevormd door de overlevenden van de concentratiekampen. Naast verregaande fysieke problemen als gevolg van de ondervoeding en dwangarbied, kennen zij ook zware mentale problemen als gevolg van de traumatische ervaringen die zij meegemaakt hebben. De meerderheid van hen kan verre van ongedwongen genieten van de herwonnen vrijheid en velen van hen sterven een vroegtijdige dood.438 Ook bepaalde verzetsleden hebben na de Tweede Wereldoorlog moeite met hun sociale positie. Door hun geringe rol bij de bevrijding van het land en de uitspattingen van sommige verzetsmensen tijdens de straatrepressie, krijgen de verzetslui van het eerste uur dikwijls niet de erkenning waarop ze hoopten. In bepaalde dorpen is er zelfs sprake van een groter misprijzen van de bevolking ten opzichte van de wandaden van verzetslieden van het laatste uur, in vergelijking met de „misleide‟ collaborateurs.439

De eerste naoorlogse nationale verkiezingen worden op 17 februari 1946 georganiseerd, op basis van zogenaamde gezuiverde lijsten. Iedereen die verdacht wordt van incivisme wordt van de kandidaatslijsten geschrapt en de collaborerende partijen VNV en Rex worden na de bevrijding opgedoekt. Ook de kieslijsten worden uitgezuiverd: zowat 300000 Belgen verliezen hun stemrecht, hetgeen een duidelijk numeriek effect op de verkiezingsuitslag teweegbrengt.440 De katholieken (vanaf 1945 verenigd in de nationale Christelijke Volkspartij (CVP)) en socialisten (de vroegere Belgische Werkliedenpartij (BWP) wordt

435 K. Hoflack, L. Huyse & P. Romijn, „Het spook van de collaboratie. De bestraffing en de perceptie van het onvaderlands gedrag in België en Nederland.‟, Spiegel Historiael (Den Haag), 29 (3-4), 1994, p. 130. 436 „Nota betreffende de interneringen in Oost-Vlaanderen, 20 september 1944.‟, In: W. Pauwels, „De bevrijdingsdagen van 1944. Honderd dagen tussen anarchie en burgeroorlog.‟, Antwerpen, De Nederlanden, 1994, pp. 124-129. 437 F. Seberechts, „Ieder zijn zwarte. Verzet, collaboratie en repressie.‟, Leuven, Davidsfonds, 1994, p. 150. 438 M. Van den Wijngaert (red.), „België tijdens de Tweede Wereldoorlog.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2004, p. 287. 439 Mini-colloquium „Lokeren tijdens de Tweede Wereldoorlog‟ (Lokeren, 21/4/2007) 440 E. Witte & A. Meynen (red.), „De geschiedenis van België na 1945.‟, Antwerpen, Standaard Uitgeverij, 2006, p. 29. hervormd tot de Belgische Socialistische Partij (BSP)) behouden hun overmacht van voor de oorlog, terwijl de communisten - die in sterke mate profiteren van de populariteit van de communistisch geïnspireerde verzetsgroepen - 23 zetels behalen.441 Op lokaal niveau worden de eerste naoorlogse verkiezingen uitgesteld tot 24 november 1946. Het herstel van de legitimiteit van de lokale gezagsdragers en het garanderen van de bestuurlijke continuïteit zijn voor de overheid prioritair. Lokale mandatarissen die na de bevrijding in opspraak zijn gekomen, worden door de gouverneur of arrondissements- commissaris „bij ordemaatregel‟ geschorst. Ook te oude, ongeschikte, ongewenste en vermiste burgemeesters vallen deze maatregel ten deel.442 In de aanloop van de gemeenteraads- verkiezingen speelt de context van de Tweede Wereldoorlog een grote rol: kandidaten beschuldigen elkaar van „fout‟ gedrag tijdens de bezetting, het „goed bestuur‟ van de eigen kandidaten wordt extra in de verf gezet,…. Wat betreft de uitslag van de lokale verkiezingen is er structureel een grote continuïteit ten opzichte van de laatste vooroorlogse gemeenteraadsverkiezingen van 1938 waarneembaar: de CVP en de lokale lijsten scoren erg goed, de laatste hoofdzakelijk in landbouwgemeenten met een plaatselijke verkiezingsgestalte.443 Wat betreft het politiek personeel is er echter geen sprake van een dergelijke continuïteit: na de verkiezingen van 1946 zijn er niet zoveel gevestigde waarden en meer nieuwkomers binnen de gemeenteraad als na de verkiezingen van 1938. Algemeen stelt men ook een gevoelige verjonging van de leden van de gemeenteraad vast, alhoewel dit volgens het onderzoek van Guy Naudts in Brabant enkel voor de burgermeestersfunctie waarneembaar is.444 Terwijl de verkiezingsuitslag van de nationale verkiezingen begin 1946 nog duidelijk beïnvloed werd door het prestige van het verzet, is daar bij de gemeenteraadsverkiezingen later dat jaar nog weinig van te merken: „The occupation did not create a new local elite, powered by the Resistance: the postwar generation of local administrators came from the same political networks as their predecessors.‟.445

441 V. Dujardin & M. Van den Wijngaert, „Land zonder koning, 1939-1950.‟ In: M. Dumoulin, E. Gerard, M. Van den Wijngaert & V. Dujardin, „Nieuwe Geschiedenis van België. Deel II: 1905-1950.‟, Tielt, Lannoo, 2006, p. 1129. 442 N. Wouters, „Oorlogsburgemeesters 40/44: lokaal bestuur en collaboratie in België.‟, Tielt, Lannoo, 2004, p. 568. 443 G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, p. 134. 444 G. Naudts, „Verandering en continuïteit van het politiek personeel: burgemeesters en schepenen in de provincie Brabant van 1938 tot 1947.‟, OLV, Rijksuniversiteit Gent, 1992, pp. 149-161. 445 N. Wouters, „New order and good government: municipal administration in Belgium, 1938-1946.‟, Contemporary European History (Cambridge), 13(4), 2004, p. 406. Aldus kunnen we besluiten dat België zich na de Tweede Wereldoorlog structureel - op vlak van politieke en administratieve instellingen, infrastructuur en economie - zeer goed herstelde van de diepe crisissituatie, terwijl individueel gezien - op het niveau van de persoonlijke levenssfeer - eerder sprake was van desintegratie: bepaalde groepen vonden niet langer hun plaats binnen de maatschappij, nieuwe machthebbers traden op de voorgrond,….

In hoeverre herstelden de gemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem van de Tweede Wereldoorlog? Was er zware schade aan de gemeentelijke infrastructuur? Waren er ook hier grote problemen in de voedselvoorzienig? Hoe verliep de herintegratie van personen beticht van collaboratie in de verschillende gemeenten? Werden zij opnieuw aanvaard of zagen zij zich genoodzaakt om ergens anders een nieuw leven op te bouwen?446 Zochten zij contact met elkaar? Hoe keek men na de gebeurtenissen tijdens de oorlog en de eerste bevrijdingsweken aan tegen het verzet? Konden zij op enige sympathie van de bevolking rekenen of niet? In hoeverre is er na de bezetting sprake van bestuurlijke continuïteit? Zorgden de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946 voor een politieke aardverschuiving of kon de vertrouwde, vooroorlogse politieke elite van de gemeenten het vertrouwen behouden?

3.1. Borchtlombeek

Zoals reeds werd aangehaald, heeft Borchtlombeek vooral als gevolg van de troepeninkwartieringen na de bevrijding vrij veel schade aan publieke en particuliere gebouwen opgelopen. De gemeente en andere eigenaars worden hiervoor vergoed door de DAD Claims-Hirings van het SHAEF.447 De bevolking van Borchtlombeek toont relatief veel begrip voor de personen die op de lijst van de Krijgsauditeur komen te staan: slechts tegenover 15 procent van de gevallen nemen zij een negatieve houding aan, terwijl de meerderheid op veel begrip (45 procent) of een eerder onverschillige houding (40 procent) kan rekenen. Men is na de repressie bijzonder vergevingsgezind voor de jonge mannen die door toetreding tot organisaties als de Vlaamse Wacht en dergelijke tegen artikel 113 van het Strafwetboek gezondigd hebben. Vele buren en

446 Alle informatie om op deze vraag een antwoord te kunnen geven werd gehaald uit de statistische analyse van de gegevens uit de incivismedossiers. Na het lezen van de getuigenverklaringen en dergelijke binnen deze dossiers, werd een bepaalde „begripswaarde‟ (positief, negatief of gelijk) van de omgeving naar de persoon toe toegekend. Verder werd ook nagegaan in hoeverre men een vervroegde vrijlating of eerherstel verkreeg en of de personen erin slaagden zich succesvol in de dorpsgemeenschap te herintegreren. Zie bijlage 7 voor het grafisch materiaal van deze analyse. 447 Gemeentearchief Borchtlombeek. Brieven DAD Claims-Hirings (3) (26/9/1945). kennissen, maar ook burgemeester Van Wilderode verklaren dat velen van hen dit louter „uit armoede‟ en „om den brode‟ deden en het land nooit vijandig gezind zijn geweest. Voor de politieke collaborateurs toont men heel wat minder begrip. Wanneer VNV-schepen Theofiel Van Lierde in het voorjaar van 1945 wordt vrijgelaten, komt er al gauw heel wat protest: „Uit onderzoek gedaan te Borchtlombeek is gebleken dat de menschen schande spreken over de invrijheidstelling van Van Lierde en het ware wenschelijk, zoowel voor belanghebbende als voor de onrust in de gemeente te voorkomen Van Lierde opnieuw te interneren.‟. Enkele dagen later wordt aan deze oproep gevolg gegeven en wordt Van Lierde opnieuw geïnterneerd.448 Wanneer men deze resultaten bekijkt, is het dan ook niet verwonderlijk te kunnen vaststellen dat de overgrote meerderheid (85 procent) van de van incivisme beschuldigde Borchtlombekenaren erin slaagt zich succesvol in de gemeente te herintegreren. Ook de getuigen verklaren dat men het collaboratieverleden van sommige inwoners na de oorlog meestal snel liet rusten.449 Slechts 20 procent van de (vermeende) collaborateurs krijgt echter officieel eerherstel. De septemberweerstanders die bij de bevrijding overal in de gemeente opduiken, kunnen op weinig sympathie rekenen. Het wordt hun verweten dat ze tijdens de oorlog nergens te bespeuren waren en tijdens de bevrijding „wat met een geweer staan te zwaaien, zonder dichtbij te durven komen in gevaarlijke situaties‟.450 Het schepencollege herneemt haar activiteiten op 6 september 1944. De eerste naoorlogse beslissing van burgemeester Jozef Van Wilderode en de tijdens de bezetting aan de kant geschoven schepenen Arthur Bastaerts en Theofiel Van den Berghe bestaat erin het mandaat van de door toedoen van het VNV benoemde gemeentesecretaris Leo Callebaut te beëindigen en de functie opnieuw aan Petrus De Vos toe te wijzen.451 Enkele dagen later zal De Vos tijdens de eerste naoorlogse zitting van de gemeenteraad zijn taak hernemen.452 Begin 1945 zal VNV-schepen Theofiel Van Lierde, die gedurende de bevrijdingsdagen werd geïnterneerd en op de lijsten van de Krijgsauditeur werd geplaatst, zijn officieel ontslag als gemeenteraadslid indienen.453

448 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Arresten voor het Krijgshof van Brussel: dossier nummer 1193/46. 449 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 450 Interview met G. Vierendeels & M. Van Asbroeck (25/3/2008) 451 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (8/5/1943- 29/10/1964): zitting van 6/9/1944. 452 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 8/9/1944. 453 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 2/2/1945. In de aanloop naar de eerste naoorlogse gemeenteraadsverkiezingen, wordt ook in Borchtlombeek werk gemaakt van het schrappen van veroordeelde personen. Opvallend is dat er naast de bestrafte collaborateurs minstens evenveel mensen van de kiezerslijsten worden geschrapt omdat ze tijdens of na de bezetting veroordeeld zijn voor het niet voldoen aan verplichte leveringen, sluikslachten, illegaal stoken,….454 Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 24 november 1946 komen twee lijsten van plaatselijk belang en zonder politieke kleur op. Lijst 1 (van de Zwarten) behaalt vijf zetels en kent deze toe aan Jozef De Wever, Albert Geeroms, Victor D‟Hoe, Frans Leemans en René Clottemans. Lijst 2 (van de Witten) verovert vier zetels, met name voor Frans Van Vaerenbergh, Jozef Guldemont, Emiel De Mot en Theofiel De Smet. Aangezien burgemeester Jozef Van Wilderode – samen met eerste en tweede schepen Bastaerts en Van den Berghe - vooraf zijn ontslag uit de gemeentepolitiek heeft aangekondigd, wordt Jozef De Wever (35 jaar, ingenieur-professor aan de Hogeschool Gent) aangeduid als zijn opvolger.455 Zijn lijstgenoten Albert Geeroms en Victor D‟Hoe worden respectievelijk tot eerste en tweede schepen verkozen.456 Het is belangrijk op te merken dat het nieuwe gemeentebestuur nagenoeg volledig uit nieuwkomers bestaat: enkel Albert Geeroms oefende reeds eerder het mandaat van gemeenteraadslid uit. Het lokaal bestuur wordt ook opmerkelijk verjongd, vooral wat betreft het schepencollege ligt de gemiddelde leeftijd een stuk lager in vergelijking met het vorige college. Geen enkele van de gemeenteraadsleden is tijdens of na de Tweede Wereldoorlog in opspraak gekomen. Geen van hen heeft een verleden als lid van een collaboratie- of verzetsgroepering.

3.2. Onze-Lieve-Vrouw Lombeek

Aangezien het oorlogsbestuur van de gemeente Onze-Lieve-Vrouw Lombeek gedurende de bezetting - met steun van de bezettende overheid – tal van verfraaiings-, onderhouds- en openbare werken heeft uitgevoerd en er tijdens de oorlogsdagen weinig schermutselingen hebben plaatsgevonden, heeft de infrastructuur weinig te lijden gehad tijdens de Tweede Wereldoorlog en hoeft er nagenoeg niets hersteld te worden. Uit de statistische analyse van de incivismedossiers blijkt dat men na de Tweede Wereldoorlog een zeer positieve houding aannam tegenover de van incivisme beschuldigde

454 Gemeentearchief Borchtlombeek. Herziening kiezerslijsten van kracht op 1/5/1946: Lijst der geschrapte kiezers. & Lijst der geschrapte kiezers (18/7/1946). 455 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 49: Borchtlombeek (1946-1976): Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (2/1/1947). 456 Gemeentearchief Borchtlombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (31/8/1938-24/9/1964): zitting van 25/1/1947. dorpsgenoten (62 procent positief, 38 procent onverschillig). Een van de onderzoekers geeft daarvoor volgende verklaring: „Nadere inlichtingen hebben wij niet kunnen bekomen want in de gemeente Lombeek wil er niemand een verklaring geven over deze persoon om de eenvoudige reden dat bijna al de inwoners hevige rexisten waren voor den oorlog en gedurende de bezetting ook pro-Duitschers waren.‟.457 Slechts 13 procent van de beschuldigden wordt langdurig geïnterneerd en de meerderheid wordt volledig buiten vervolging gesteld. Ondanks de aanvankelijke steun voor de incivisten slaagt slechts de helft van hen erin zich opnieuw in de dorpsgemeenschap te integreren. In de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van november 1946 duiken er geruchten op als zouden Motteux, Lanckmans en Van Laethem (die als gevolg van de burgerlijke epuratie van het (ver-) kiesrecht ontzegd werden) en hun voormalige aanhangers zich opnieuw in een zogezegd apolitieke organisatie groeperen om binnen de gemeente toch een zeker „machtsblok‟ te creëren.458 Vermoedelijk betreft dit louter verkiezingspropaganda van de Bokken om de lijst van de Geiten (waarvoor de echtgenote van Motteux opkomt) in een slecht daglicht te stellen. Het gerecht opent wel opnieuw een onderzoek naar een inwoner die aanvankelijk buiten vervolging werd gesteld, maar er in 1946 van verdacht wordt een hulpnetwerk voor ondergedoken collaborateurs te hebben opgezet.459 Op 6 september 1944 wordt de gemeenteraad in aanwezigheid van Petrus Lanckmans, Jozef Van Laethem, Cyriel Schets, Petrus Tielemans en René Tielemans opnieuw in werking gesteld.460 Daarna zal het schepencollege van Robert Motteux, Lanckmans en Van Laethem door de hogere overheid worden geschorst en vervangen door Emiel Van Cauwelaert, Schets en Petrus Tielemans. Tijdens hun eerste zitting in december 1944 beslissen zij de R. Motteuxstraat opnieuw om te dopen tot de Koollochtingsstraat.461 De (beperkte) bestraffing en uitzuivering van bijna alle vooraanstaande Geiten, kan de kenmerkende, bijzonder strijdvaardige dorpspolitiek in de gemeente niet bekoelen. Naar aanleiding van de gemeenteraadsverkiezingen barst de strijd tussen Bokken en Geiten opnieuw in alle hevigheid los. Ondanks het feit dat personen als Joanna Van Bulck

457 Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 65965/45. 458 Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 8109/44. 459 Archief Krijgsaudioraat – Dienst Incivisme. Zonder gevolg – Rechtbank van Eerste Aanleg: dossier nummer 17591/46. 460 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 6/9/1944. 461 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64): zitting van ?/12/1944. (echtgenote Motteux) en Louis Heremans in 1945 door het gemeentebestuur van de kieslijst worden geschrapt 462, stellen zij zich in 1946 voor als kandidaat-gemeenteraadslid. Naar aanleiding van de kandidatuur van zijn echtgenote, publiceert Robert Motteux een pamflet waarin hij zijn politieke ambt verdedigt, het bestuur van de Van Cauwelaerts volledig afbreekt, het lidmaatschap van kandidaat-burgemeester Emiel Van Cauwelaert van het BNB fel betwist en de mensen oproept voor zijn echtgenote te stemmen.463 Joanna Van Bulk komt samen met Jozef Leemans en Frans Ringoet op voor de katholieke Lijst 2 van de Geiten, die uiteindelijk drie zetels verovert. De Bokken Emiel Van Cauwelaert, Maurice Wastiels, Petrus Tielemans en Frans Tielemans komen op onder de christen-democratische Lijst 1 en behalen met vier zetels de meerderheid. Louis Heremans komt als enige op voor Lijst 3, maar wordt niet verkozen.464 Gewezen verzetslid Van Cauwelaert wordt verkozen tot burgemeester, Wastiels en Petrus Tielemans tot schepenen. Frans Tielemans, Van Bulck, Leemans en Ringoet worden benoemd tot gemeenteraadslid.465 Ook hier is het voor de meerderheid van de bestuursleden de eerste maal dat ze een politiek mandaat vervullen. De gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden ligt vijf jaar lager dan in 1938.

3.3. Pamel

In Pamel slaagt 77 procent van de van incivisme beschuldigde personen erin zich na een vrijlating (in 34 procent van de gevallen vervroegd) of buitenvervolgstelling (35 procent) te herintegreren binnen de dorpsgemeenschap. Dit relatief hoge cijfer wordt grotendeels verklaard door de positieve houding van de bevolking ten opzichte van de beschuldigden: 35 procent kan op veel begrip rekenen, 42 procent op een eerder onverschillige houding en slechts 23 procent krijgt heel weinig of geen begrip. Volgens een getuige uit Pamel werden inwoners met een collaboratieverleden in de eerste maanden na de Tweede Wereldoorlog gemeden, maar werd men al gauw vergevingsgezinder.466 Slechts twaalf procent van de incivieken verkrijgt later eerherstel. Na de bevrijding blijft het lokaal bestuur van de gemeente Pamel min of meer hetzelfde: burgemeester Jozef De Schepper mag van de hogere overheden in functie blijven aangezien

462 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van het schepencollege (27/6/1921-21/11/64: zitting van 5/12/1945. 463 Privé-archief H. Van Herreweghen. „Aan mijne medeburgers!‟ (naoorlogs politiek pamflet R. Motteux). 464 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (6/3/1947). 465 Gemeentearchief Onze-Lieve-Vrouw Lombeek. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (12/9/1926-15/11/1953): zitting van 10/3/1947. 466 Interview met J.B. Vanopdenbosch (23/3/2008) „zijn houding tijdens de bezetting geen aanleiding gegeven heeft tot klachten of ongunstige opmerkingen‟ en ook de eerste en tweede schepen mogen hun ambt zonder problemen hernemen.467 Toch is er vanaf het jaar 1946 ook een duidelijke verandering in de Pamelse gemeentepolitiek waarneembaar. Bij de lokale verkiezingen van november komen er deze keer drie lijsten van lokaal belang op in plaats van de traditionele Doempers en Mettes. De derde alternatieve lijst is een initiatief van Martha Vermont-Hellinckx, die uiteindelijk niet voldoende stemmen zal behalen om een zetel te veroveren. De Mettes boeken onder aanvoering van De Schepper een klinkende overwinning: zij veroveren negen zetels, die worden toegekend aan Roossens, Schoukens, Covens, Van der Schueren, Beyl, Bogaert en De Vidts. De Doempers bekomen slechts twee zetels, met name voor Uyttenhove en Van der Kelen.468 Wat onmiddellijk opvalt is de verjonging van het gemeentebestuur: niet alleen is het voor acht van de elf gemeenteraadsleden de eerste keer dat ze als zodanig worden aangesteld, de gemiddelde leeftijd ligt ook heel wat lager dan in 1938 (45 in plaats van 55).469 In de nasleep van de verkiezingsuitslag haalt Martha Vermont-Hellinckx zwaar uit naar de Mettes door te protesteren tegen de benoeming van „oorlogsburgemeester‟ Jozef De Schepper en „VNV‟er‟ Petrus Covens. De gouverneur oordeelt echter dat deze klacht ongegrond is en enkel stoelt op politieke naijver van de niet-verkozen kandidate.470

3.4. Strijtem

In Strijtem verloopt de herintegratie van de collaboratieverdachten bijzonder moeizaam. In niet minder dan 35 procent van de gevallen heeft de omgeving erg weinig of geen begrip voor de misstappen die werden begaan. Een van de oorzaken voor deze negatieve houding ligt meer dan waarschijnlijk in de snelle invrijheidstelling van de meeste incivieken: slechts 18 procent van hen kwam niet vervroegd vrij, 53 procent kwam wel vervroegd vrij en 29 procent werd buiten vervolging gesteld. Dat de bevolking bijzonder misnoegd is over deze gang van zaken blijkt ondermeer uit de protestbrieven in verschillende incivismedossiers, waarin zij

467 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel: Staat van voordracht van kandidaten voor het ambt van burgemeester (15/1/1947) 468 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel: Naamstaat der leden die deel uitmaken van de gemeenteraad (13/1/1947) 469 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Naamstaat der leden die deel uitmaken van de gemeenteraad (13/1/1947). 470 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 93: Pamel (1926-1964). Brief van de gouverneur aan de minister van Binnenlandse Zaken (17/1/1947). hun ongerustheid in verband met het – in hun ogen – onvoldoende bestraffen van de collaborateurs.471 Deze negatieve houding resulteert ook in een erg laag herintegratiepercentage (slechts 53 procent). Reeds enkele dagen na de bevrijding, op 7 september 1944, komt het gemeentebestuur van Strijtem opnieuw bij elkaar. Louis De Backer wordt aangesteld als dienstdoend burgemeester, Gustaaf Evenepoel als dienstdoend schepen, en Frans De Bruyn en Jozef De Roock als gemeenteraadsleden. Op de zitting van de gemeenteraad wordt deze opnieuw „in werking gesteld‟ en worden de problemen in verband met de bevoorrading uitvoerig besproken.472 Het schepencollege beslist die dag ook de bevrijding te vieren door middel van het organiseren van een Te Deum in de parochiekerk.473 Ondanks de eerdere protesten rond zijn aanstelling, behoudt gemeentesecretaris Dierckx het vertrouwen van het gemeentebestuur en wordt hij op basis van zijn „trouw en vaderlandsch gedrag tijdens de bezetting‟ met algemeenheid van stemmen aanvaard als dienstdoend gemeentesecretaris.474 De gemeenteraadsverkiezingen van 1946 verlopen in Strijtem zonder strijd: er wordt slechts een lijst ingediend, zodat er geen stemming hoeft plaats te vinden. Louis De Backer wordt door het provinciebestuur aangeduid als burgemeester, Frans De Bruyn als eerste schepen, Jozef De Roock als tweede schepen en Willem Van Elsen, Frans De Coster, Gustaaf Van der Perre en Frans Kestens als raadsleden. Opvallend is dat deze lijst een samensmelting is van de twee lijsten die bij de verkiezingen van 1938 opkwamen en dat verschillende kandidaten van toen aldus op eenzelfde lijst opkomen. Bovendien betreft het slechts voor twee van de zes gemeenteraadsleden een eerste indiensttreding, de overige vier werden reeds in 1938 al eens verkozen.475

3.5. Besluit

In Borchtlombeek, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem is er na de bevrijding sprake van erg beperkte schade aan de gemeentelijke infrastructuur. Het duurt enkele maanden alvorens de problemen in de voedselvoorziening worden genormaliseerd, maar de

471 Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Verschillende dossiers. 472 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (16/8/1944-31/10/1952): zitting van 7/9/1944. 473 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van het schepencollege (19/7/1886-31/12/1952): zitting van 7/9/1944. 474 Gemeentearchief Strijtem. Register der beraadslagingen van de gemeenteraad (16/8/1944-31/10/1952): zitting van 14/11/1944. 475 Rijksarchief Vlaams-Brabant. Provinciebestuur Brabant. Dossiers Burgemeesters (Kabinetsarchief) 1920- 1994. Deel I: Dossiers Burgemeesters voor 1976. Arrondissement Brussel. 112: Strijtem (1926-1964). Naamstaat der leden die deel uitmaken van den gemeenteraad (30/11/1946). plattelandsbewoners slagen er meestal in zich via zelfvoorziening en het smokkelen van producten van eigen kweek naar de grootstad Brussel te behelpen. Een grote meerderheid van de incivieken, met name 70 procent, slaagt erin zich na de uitpraak en de eventuele straf die daarop volgt succesvol te reïntegreren in de dorpsgemeenschap. Vele voormalige collaborateurs kunnen ook op het nodige begrip van de bevolking rekenen: in 42 procent van de gevallen stelt men zich positief op ten opzichte van de betrokken persoon, in 37 procent van de gevallen is men eerder onverschillig en slechts in een minderheid van 21 procent van de gevallen is men ronduit negatief over de betrokken persoon. Vooral jonge militaire collaborateurs kunnen op veel begrip rekenen en slagen er meestal in zich gemakkelijk te herintegreren. Men stelt dat zij „misleid‟ zijn geweest door de „echte collaborateurs‟, doet hun inlijving bij Nieuwe Orde-formaties af als „een jeugdzonde‟ en is ervan overtuigd dat zij door de repressie en epuratie voldoende gestraft zijn. De politieke collaborateurs hebben het heel wat moeilijker om zich te reïntegreren: zelfs de oorlogsburgemeesters Robert Motteux van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek en Remi Wauters van Strijtem die door de meerderheid van de bevolking als goede bestuurders worden aanzien, hebben het niet altijd gemakkelijk om hun oorlogsverleden achter zich te laten. De bevolking vindt in het algemeen dat de politieke collaborateurs onvoldoende gestraft zijn: velen zijn buiten vervolging gesteld bij gebrek aan bewijzen of worden al snel vervroegd vrijgelaten. Na de bevrijding herstellen de gemeentebesturen zich relatief snel. Enkel daar waar de burgemeestersfunctie door de collaboratie van de oorlogsburgemeesters na de bevrijding opnieuw diende te worden ingevuld, verliep dit herstel wat stroef. Nagenoeg overal werd de vooroorlogse situatie (indien mogelijk) hersteld: gemeenteraadsleden die door de Ouderdomsverordening aan de kant waren geschoven namen hun functie opnieuw op en personen die tijdens de bezetting door de bezettende macht onwettig werden benoemd, werden officieel uit hun ambt ontheven. De gemeenteraadsvcrkiezingen van 24 november 1946 zorgden niet echt voor een politieke aardschok, al brachten deze wel enkele veranderingen teweeg. Zoals overal op het platteland bleven de traditionele lijsten van lokaal belang de belangrijkste politieke spelers. Nieuwe lijsten (zoals de lijst Heremans in Onze- Lieve-Vrouw Lombeek en Vermont-Hellinckx in Pamel) krijgen nergens voldoende stemmen om een zetel te behalen. Qua politiek personeel is er overal een opvallende verjonging en vernieuwing waarneembaar. De gemiddelde leeftijd van de gemeenteraadsleden ligt heel wat lager in vergelijking met die van de gemeenteraden in 1938 en vele mandatarissen verschijnen voor het eerst op het politieke toneel. In tegenstelling tot eerdere resultaten als deze uit de studie van Guy Naudts, blijkt de verjonging in de gemeenten Borchtlombeek, Onze-Lieve- Vrouw Lombeek en Strijtem ook voor het burgemeestersambt: de nieuwe burgemeesters zijn alledrie jonge dertigers. In Onze-Lieve-Vrouw Lombeek is er met Emiel Van Cauwelaert een voormalig verzetsstrijder aan de macht gekomen, maar het is niet zo dat hij zijn benoeming louter aan deze activiteit te danken heeft: hij was reeds voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog lid van de politieke elite van de gemeente, zijn erkenning als weerstander heeft hem vermoedelijk enkel een klein duwtje in de juiste richting gegeven. Het is met andere woorden nergens zo dat uit het verzet een nieuwe politieke elite ontstaat. Algemeen besluit

Tot besluit kunnen we stellen dat de lokale situatie van de gemeenten Borchtlombeek, Onze- Lieve-Vrouw Lombeek, Pamel en Strijtem grotendeels beantwoordt aan het typische beeld van Vlaamse plattelandsgemeenten voor, tijdens en na de de Tweede Wereldoorlog. De lokale gemeenschap vormt voor de plattelandsbevolking „het middelpunt van het heelal en de navel van de wereld‟. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting in de beperkte interesse voor problemen van de vooroorlogse nationale politiek, de keuze voor lijsten van lokaal belang bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1938 en 1946 en de keuze van de oorlogsburgemeesters om het belang van de gemeente steeds op de eerste plaats te stellen. De kerk, de verenigingen en het onderwijs slagen er door middel van een accommodatiepolitiek in het voortbestaan van hun instellingen te verzekeren en deze - zonder veel inmenging van de Nieuwe Orde - doorheen de vijandige bezetting te loodsen. De absolute hoofdzaak voor de inwoners betreft het overleven onder de specifieke vooroorlogse, bezettings- en naoorlogse omstandigheden. Fenomenen als verzet en collaboratie komen slechts bij een erg beperkt percentage van de bevolking voor. Wat betreft de vergelijking tussen de plattelandsgemeenten onderling, zijn er geen grote verschillen tussen de verschillende dorpsgemeenschappen waarneembaar. In elk van de gemeenten wordt een eigen, specifieke invulling gegeven aan lokaal bestuur (accommodatie of collaboratie), waarbij het belang van de gemeenschap voor de machthebbers steeds op de eerste plaats komt. De collaborerende burgemeesters slagen erin een „goed bestuur‟ te verwezenlijken, maar ook de burgemeesters die een accommodatiepolitiek voeren loodsen hun bevolking zo goed mogelijk door de bezetting. Op het vlak van de collaboratie en de daarmee gepaard gaande repressie, epuratie, herstel en herintegratie zijn er grote gelijkenissen tussen de verschillende gemeenten: in alle gemeenten zijn de categorieën van militaire en politieke collaborateurs (elk met een specifiek prosopografisch profiel, een specifieke strafmaat en een daaraan gerelateerde herintegratie) het meest vertegenwoordigd. Verder is ook duidelijk dat de vooroorlogse politieke situatie een grote invloed heeft op het lokaal bestuur tijdens de Tweede Wereldoorlog. Daar waar bij de Duitse inval een zwak (niet voltallig, jong en onervaren zoals bijvoorbeeld in Strijtem) lokaal bestuur gevestigd is, verloopt de infiltratie van Nieuwe Orde-gezinde personen in het gemeentebestuur veel gemakkelijker als in gemeenten waar het lokaal bestuur over een groot gezag en een sterke positie beschikt (zoals bijvoorbeeld in Pamel). Na de bezetting is er in alle gemeenten sprake van een grote structurele continuïteit, maar tegelijkertijd van grote veranderingen in het politiek personeel, dat op opvallende wijze vernieuwd en verjongd wordt. Na de afzonderlijke bespreking van de verschillende deelaspecten van het dagelijkse leven tijdens en rond de Tweede Wereldoorlog, konden er slechts weinig onderlinge verbanden aangetoond worden. In gemeenten waar de politieke collaboratie zich erg toespitste op de werving voor Nieuwe Orde-formaties werden bijboorbeeld wel erg grote percentages militaire collaborateurs waargenomen, maar het is niet zo dat de politieke collaboratie in deze gemeenten een invloed had op het socio-culturele leven of het verzet. Zoals reeds werd vermeld, kan men hoofdzakelijk in de organisatie van het lokaal bestuur een zeker verband vinden tussen de vooroorlogse context en de bezettingsperiode. Er is ook een duidelijke relatie tussen de strafmaat en de succesvolle reïntegratie van voormalige collaborateurs waarneembaar.

Bijlagen

Bijlage 1: Foto‟s Congres Rex, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, 9-10 juli 1938 Bijlage 2: Verslag majoor Weiss betreffende de gebeurtenissen van 18&19/5/40 Bijlage 3: Foto Geheim Leger, Zone III, Sector Aalst, Schuiloord „La Dinde‟ Bijlage 4: Grafieken prosopografische analyse verzet Bijlage 5: Grafieken prosopografiesche analyse collaboratie Bijlage 6: Grafieken prosopografische analyse repressie & epuratie Bijlage 7: Grafieken prosopografische analyse herstel & reïntegratie Bijlage 8: Klachtenbrief van de moeder van een geïnterneerde aan de Procureur des Konings Bijlage 1: Foto‟s Congres Rex, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, 9-10 juli 1938476

Opzetten van het tentenkamp „Jacques de Borchgraeve‟ door rexistische jeugdbewegingen

Léon Degrelle tijdens een van de debatten in het kasteel Rokkenborch op zaterdag.

476 Bron: Brochure Congres Rex, Onze-Lieve-Vrouw Lombeek, 10-11 juli 1938.

Léon Degrelle en burgemeester Robert Motteux (in uniform) wonen de zondagsmis in de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek bij.

Léon Degrelle wordt plechtig ontvangen op het gemeentehuis van Onze-Lieve-Vrouw Lombeek.

Léon Degrelle brengt hulde aan het momument voor de gesneuvelde soldaten.

In de kleine plattelandsgemeente wordt alles in gereedheid gebracht om de grootse volksmeeting te organiseren.

De rexistische hoogwaardigheidsbekleders groeten de massa vanop een speciale triomfboog.

Léon Degrelle spreekt de menigte toe vanop de indrukwekkende tribune.

De meeting wordt gedragen door veel ontzagwekkend uiterlijk vertoon (een enorme tribune, veel vlaggenvertoon,…) en opruiende toespraken.

De rexistische hoogwaardigheidsbekleders brengen de groet.

Duizenden enthousiaste aanhangers wonen de Landdag op zondag bij…

…en groeten de leiders. Bijlage 3: Verslag majoor Weiss betreffende de gebeurtenissen van 18 en 19 mei 1940 477

„Terwijl we vanuit Wambeek de hoofdweg in Zuid-Westelijke richting namen, herkende ik onmiddellijk de weg die in het Engelse document 478 als terugtochtroute D genoteerd stond. Op hetzelfde ogenblik verscheen een Engels verkenningsvliegtuig boven ons. Ik besloot vanuit Borchtlombeek door te stoten naar het kanaal bij Okegem 479 zonder gebruik te maken van de Engelse terugtochtroute E. Over Borchtlombeek trokken we naar Strijtem en zo verder over Ledeberg naar Pamel. Toen we pas Borchtlombeek verlaten en de eerste huizen van Strijtem bereikt hadden, begonnen de Engelse kanonnen de terugtochtroute D, die over Kattem liep, te beschieten. Voortdurend werd onze afdeling onder vuur genomen. Toen we onze infanterie in het Noord-Westelijke deel van Pamel aan het kanaal gekomen was, werden ze plots onthaald op granaten en mitrailleursalvo‟s. Om hieraan te ontsnappen, gingen we de hoogte in de buurt van het kanaal bezetten. Toen echter om een uur ‟s nachts het artillerievuur gevoelig toenam, trokken we ons terug op de stellingen van de versterkte 3e compagnie en ik gaf het bevel ons op de verdediging van onze positie voor te bereiden. Ononderbroken duurde de beschieting voort tot bij zonsopgang. Het ergste moest nog komen: om zes uur begon een Engelse batterij zich in te schieten en haar granaten kwamen met grote precisie op de gevechtsstellingen van ons bataljon terecht, zodat we onze posities moesten verleggen. (…) Het gevolg was dat ik het bevel van de divisiecommandant om bij zonsopgang het kanaal over te steken niet kon uitvoeren.‟

477 Bron: H. Van Herreweghen, „Wereldoorlog II in de Denderstreek.‟, Ninove, Sint-Alloysiuscollege, 1984, pp. 5-6. 478 Dit document werd bij een tankgevecht in Groot-Bijgaarden eerder die dag buitgemaakt op een gewonde Engelse luitenant die er krijgsgevangen werd genomen. 479 Weiss bedoelt de Dender. Bijlage 3: Foto Geheim Leger, Zone III, Sector Aalst, Schuiloord „La Dinde‟480

480 s.n., „Na vijftig jaar: gedenkboek van de oorlog 1940-1945. Gesneuvelden, oudstrijders, concentratiekampen, weerstanders.‟, Liedekerke, s.n, 1995, p. 120.

Bijlage 4: Grafieken analyse verzet

Bijlage 5: Grafieken analyse collaboratie

Bijlage 6: Grafieken analyse repressie & epuratie

Bijlage 7: Grafieken analyse herstel & herintegratie

Bijlage 8: Klachtenbrief van de moeder van een geïnterneerde aan de Procureur des Konings 481

„Geachte Heer Procureur,

Ik zijn gisteren maandag naar Asch482 geweest, de Witte Brigade van Pamel had ons verwittigd dat wij zoo spoedig mogelijk bij onzen zoon moesten gaan, met kleren en eten, want dat zij uit Asch gingen vetrekken. Ik maakte de pakken en weg was ik, de baan op, te voet naar Asch, 3 uren wijd, mijne voeten kapot, ik kon niet meer. Een mens van 53 jaar en zoo moeten lijden voor haren zoon van 18 jaar oud, die nog kind bij de zwarten gegaan was, in een vlaag van opgewondenheid. ‟t Is de groote schuldige die ze zouden moeten halen en opsluiten en straffen, die zulke kinders op dien weg gebracht hebben, Heer Procureur! Wij kwamen in Asch, wij stonden aan de poort van ‟t gevang en wij kregen bevel ons allen te verwijderen “Of ik schiet u allen dood” zegde een der wachters. Wij moesten met onzen last terug naar huis.

Zou den Heer Procureur door Zijne hooge tusschenkomst daar geen einde kunnen aan maken?? De jongens die daar opgesloten zitten moeten allen kreveren van honger, zoo verteld mijn zoon mij, indien zij van hun volk geen eeten mogen ontfangen en wij mogen haast niets dragen!

Zeer geachte groeten, M.D.S., weduwe, Pamel‟

481 Bron: Archief Krijgsauditoraat – Dienst Incivisme. Vonnissen voor de Krijgsraad van Brussel: vonnis nr. 113/45. 482 Naar het interneringskamp „De Morette‟ in Asse.