De teelt en broei van Peter Knippels Colofon

Auteur Peter Knippels

Redactie Kristal Tekst- en communicatiebureau, Marga Winnubst

Ontwerp en opmaak Buro Gom, Jeroen Reith

Fotoverantwoording Stan van Oers: omslag, 1.15, 2.1 / Peter Knippels: 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 4.1, 4.4 / IBC: 1.14, 1.16, 3.2b, 3.5, 5.1, 7.8, 9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.9, 10.1, 10.2, 10.3, 10.4 / Kapiteyn BV: 3.2a, 3.2c, 3.3b, 9.7 / Huijg Breezand BV: 3.3a, 3.4, 7.7 / KAVB: 4.5, 8.6 / Machteld van der Meulen: 4.2, 6.1, 6.3, 6.4, 7.4 / Rick van Zelst: 4.3 / Theo de Geus: 4.6 / Teeuwen en Zonen B.V.: 4.8, 4.9 / Ontwikkelcentrum 5.2, 6.1 / Wageningen University & Research (WUR): 5.3, 7.1, 7.2, 7.3, 8.3 / GMN B.V.: 5.4 / Sercom: 7.5, 7.6 / Vermaire Breezand: 8.2 / onbekend: 8.4, 8.5, 8.7 / Vreugdenhil bulbs & : 10.5.

Copyright 2019. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt worden in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch of door fotokopieën, opname, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Stichting Bollenacademie. Voorwoord

Het gewas Zantedeschia is een relatieve nieuwkomer in de Nederlandse bloembol- lensector. Tulpen, narcissen en hyacinten worden al sinds de 19e eeuw commercieel geteeld en lelies vanaf de jaren 30 van de 20e eeuw. Het gewas Zantedeschia, in de volksmond ook nog wel calla genoemd, heeft in de jaren 80 van de 20e eeuw zijn intrede gedaan. Dankzij de enorme inzet van de bedrijven in de keten is Zantedeschia uitgegroeid tot een volwassen onderdeel van de sector. In een periode van nog geen 30 jaar is veel kennis ontwikkeld op alle gebieden, van veredeling tot en met broeierij van snijbloemen of potplanten. En de kennisontwikkeling staat niet stil.

Er zijn op dit moment slechts enkele tientallen personen die de teelt van Zantedeschia echt in de vingers hebben. Het is topsport om uitgangsmateriaal op te kweken tot een kant-en-klaar product, of dat nu een knol voor opplant in de tuin is, een snijbloem of een bloeiende potplant. De ondernemers leren iedere dag weer over hun producten en staan steeds weer voor nieuwe uitdagingen. De kennis over Zantedeschia was tot nu niet terug te vinden in boeken, maar zat alleen in de hoofden van de mensen die iedere dag bezig zijn met dit mooie product. Daarom is het nu tijd om de bestaande kennis vast te leggen.

Stichting Bollenacademie is in 2016 gestart met het project Studiebol met financie- ring van Colland Arbeidsmarkt. In dit project wordt kennis vastgelegd en verspreid, gericht op zowel werkenden als studenten. De teelt en broei van Zantedeschia, het boek dat u nu in handen heeft, is daarvan een resultaat. Dit boek is geschreven op basis van de kennis en inzichten van vandaag de dag. Het boek past geheel in de lijn van de eerder uitgeven boeken De teelt van tulpen, De broei van tulpen, De teelt van lelies, De broei van lelies, De teelt en broei van hyacinten en De teelt en broei van narcis- sen. In het boek Ziekten en plagen bij bloembollen, eveneens verschenen als onderdeel van het project Studiebol, is ook een hoofdstuk over Zantedeschia opgenomen.

Veel mensen uit het vak hebben aan dit boek meegewerkt. Zonder anderen tekort te willen doen, wil ik de volgende personen in het bijzonder bedanken: Sam van Egmond, Tim Kapiteijn, John Kapiteijn, Jeroen Onderwater en Edwin Smit voor hun bijdragen aan de inhoud van het boek; Marga Winnubst voor de redactie; Stan van Oers voor de begeleiding vanuit het project Studiebol; en natuurlijk auteur Peter Knippels voor zijn kennis en inzet om van dit boek een succes te maken.

André Hoogendijk, voorzitter Stichting Bollenacademie Hillegom, december 2018

3 4 Stichting Bollenacademie

Stichting Bollenacademie is een samenwerkingsverband van bedrijfsleven, onder- wijs, onderzoek en teeltadvies met als doelen een goed scholingsaanbod te realiseren voor studenten en werkenden, het reguliere bloembollenonderwijs verder te ontwik- kelen en de instroom in het onderwijs en de deelname aan scholing voor werkenden in de sector te vergroten.

In het bestuur van Stichting Bollenacademie zijn de volgende partijen vertegenwoor- digd: Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur, Anthos, Clusius College, Wellantcollege en Wageningen University & Research. In de adviesraad van Stichting Bollenacademie zijn naast deze vijf partijen ook de volgende organisaties vertegenwoordigd: Aeres, CITAVERDE College, CNV Vakmensen, Delphy, FNV, HAS Hogeschool, Hogeschool Inholland, Hogeschool Van Hall Larenstein, LTO Nederland en Nordwin College.

Stichting Bollenacademie beheert een website met kennis en informatie over de bloembollensector, zie www.bollenacademie.nl. Op de website zijn ook de digitale cursussen en de boeken te vinden die in opdracht van Stichting Bollenacademie zijn ontwikkeld.

5 Inhoud

Voorwoord 3 4.3 Bemesting 39 4.3.1 Inleiding 39 1 Algemeen 8 4.3.2 Stikstofbemesting 40 1.1 Inleiding 9 4.3.3 Fosfaatbemesting 41 1.2 Genencentrum en familie 9 4.3.4 Kalibemesting 43 1.3 Introductie van het geslacht 4.3.5 Kalk 44 Zantedeschia 13 4.3.6 Magnesiumbemesting 45 1.4 Bouw van de 15 4.4 Planten 45 1.5 Geschiedenis van de zantede- 4.4.1 Plantgoedbehandeling 45 schiateelt 15 4.4.2 Bollen ontsmetten 45 1.6 Teeltcyclus en jaargangen 16 4.4.3 Plantdichtheid en -diepte 46 1.7 Schets van de sector: arealen, 4.5 Plantmachines 48 teeltbedrijven en teeltgebieden 17 1.8 Het sortiment 18 5 T eeltmaatregelen tijdens het 1.9 Markt en afzet 19 groeiseizoen 50 1.10 Sortimentskeuze 21 5.1 Inleiding 50 5.2 Groeiomstandigheden 50 2 Regelgeving en betrokken 5.3 Bemesten tijdens de teelt 52 instanties 23 5.4 Onkruidbestrijding 53 2.1 Inleiding 23 5.5 Selecteren 55 2.2 Registratie van 23 5.6 Ziekten, plagen en afwijkingen 2.3 Kwaliteit en fytosanitair 24 tijdens de teelt 56 2.4 Mestwetgeving 25 6 De oogstwerkzaamheden 58 3 Meerjarige teelt en veredeling 26 6.1 Inleiding 58 3.1 Inleiding 26 6.2 Planning van de oogst en 3.2 Meerjarenteelt en jaargangen 26 oogsttijdstip bepalen 58 3.3 Werkknollen en vermeerdering 28 6.3 Rooien 59 3.4 Aftelen tot leverbare knollen 31 6.4 Transport van het land 62 3.5 Veredeling 31 6.4.1 Inleiding 62 6.4.2 Transport in klein fust 62 4 Teelthandelingen 34 6.4.3 Transport in groot fust 62 4.1 Inleiding 34 6.5 Verplaatsen en stapelen van 4.2 Bodem 34 kisten 63 4.2.1 Grond 34 6.6 Legen en vullen van kisten 63 4.2.2 De bodemstructuur en het bodemleven 35 7 Drogen en bewaren 64 4.2.3 Grondbemonstering en 7.1 Inleiding 64 organische stof 37 7.2 Kwaliteit van de knollen 64 4.2.4 Onkruidbestrijding voor 7.2.1 De uitwendige kwaliteit 66 het planten 37 7.2.2 De inwendige kwaliteit 67 4.2.5 De grondbewerking 38 7.3 Fust 67 7.3.1 Klein fust 68 7.3.2 Groot fust 68

6 7.4 Drogen en bewaren 69 10 Broeierij van zantedeschia als 99 7.5 Klaarmaken voor de verkoop 72 bloeiende potplant 7.5.1 Schonen 72 10.1 Inleiding 99 7.5.2 Sorteren 72 10.2 Markt en afzet 99 7.5.3 Controleren op gezondheid, 10.3 Resultaat bepalende factoren 100 tellen en afleveren 73 10.4 Preparatie 100 10.5 Grond en bemesting 101 8 Teeltmaatregelen met effect op lange 10.6 Potmaat, knolgrootte en plant- termijn 75 diepte 101 8.1 Inleiding 75 10.7 Kasklimaat 102 8.2 Alternatieve behandelingen tegen 10.8 Watergeven 103 ziekten 75 10.9 Ziekten in de bloeiende potplan- 8.3 Bodem 75 tenbroeierij 104 8.3.1 Grondbemonstering 75 10.10 Oogsten van de potten 104 8.3.2 CEC-waarde 76 8.3.3 Organische stof in de grond 76 Verwijzingen naar websites voor meer 8.3.4 Compost 79 informatie 105 8.3.5 Groenbemesters 80 8.3.6 Bodemverbeteraars 82 8.4 Afvalstromen 83 8.5 Composteren op het eigen bedrijf 84 8.5.1 Opzetten van een compost- hoop 84 8.5.2 Composteringsproces 85 8.6 Inunderen 86 8.7 Duurzaamheid 88 8.8 Biologische teelt 89 8.8.1 Bodembiologie en niet- kerende grondbewerking 89 8.8.2 Bloeiende akkerranden en natuurinclusieve knollen- teelt 89

9 Broeierij van snijzantedeschia’s 90 9.1 Inleiding 90 9.2 Markt en afzet 91 9.3 Resultaatbepalende factoren 92 9.4 Preparatie en knolmaat 92 9.5 Grond en bemesting 93 9.6 Plantdichtheid en -diepte 94 9.7 Kasklimaat 94 9.8 Watergeven 95 9.9 Ziekten in de snijbroeierij 95 9.10 Oogsten van bloemen 97

7 1

Algemeen

1.1 Inleiding De bollenvelden en tentoonstellingen als de Lentetuin in Breezand en de Keukenhof trekken jaarlijks meer dan 1 miljoen bezoekers uit binnen- en buitenland. Een van de blikvangers op deze tentoonstellingen is zonder meer het gewas Zantedeschia. Het is een relatief jong gewas in de Nederlandse bloembollensector. De knollen worden pas vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw op grote schaal geteeld en gebroeid in Nederland. Het gebruik van zantedeschia’s groeit wereldwijd en het is een populaire snijbloem en bol op pot.

Hoewel de knollen pas recent op grote schaal geteeld en gebroeid worden, is het gewas al lang in Nederland bekend. Het gewas komt oorspronkelijk uit Zuid-Afrika. Na de stichting van Kaapstad door de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602- 1800), afgekort VOC, hebben plantenverzamelaars in de 17e en 18e eeuw in dat land planten verzameld en naar botanische tuinen in Nederland gestuurd. Daaronder ook de zantedeschia. De eerste soort die in Nederland aankwam was de . Deze soort is een uitzondering op de regel. Zantedeschia aethiopica bezit een wortelstok, terwijl andere soorten een knol bezitten. Je leest hier meer over in paragraaf 1.2.

Dat de teelt juist in Nederland zo’n succes is geworden, is te danken aan het klimaat, de geschikte gronden en de infrastructuur van bedrijven en onderzoeksinstellingen. Maar het gaat allemaal niet vanzelf. Er moet worden geplant, verzorgd en geoogst. De teler moet zijn teeltwerkzaamheden aanpassen aan de cultivars, ook wel rassen genoemd. Een goede rassenkeuze is van groot belang voor zowel de teelt als de afzet.

Zantedeschia’s worden gebruikt voor: • de productie van snijbloemen en bloeiende potplanten; • de opplant in tuinen en parken, oftewel landscaping; • de verkoop aan consumenten voor het planten in de tuin, oftewel de droogver- koop.

De meeste zantedeschia’s worden afgezet als snijbloem en als bloeiende potplant. Zantedeschia’s zijn geschikt om jaarrond te broeien, één van de pluspunten van het gewas.

8 In dit boek behandelen we de teelt van de knolzantedeschia’s. De teelt van de wor- telstokvormende Zantedeschia aethiopica wordt niet behandeld gezien de beperkte omvang van de teelt. Verder gebruiken we in dit boek alleen de namen zantedeschia en de botanische naam Zantedeschia. De volksnaam calla wordt niet gebruikt.

Het boek bestaat uit drie delen. • Hoofdstuk 1 beschrijft de algemene aspecten van zantedeschia’s, zoals geschiede- nis van de teelt, arealen en teeltgebieden, en assortiment. • De hoofdstukken 2 tot en met 8 behandelen technische aspecten van het telen van zantedeschia’s, zoals vermeerdering, planten en bemesten, oogsten, drogen en bewaren, en kwaliteit. • De hoofdstukken 9 en 10 gaan in op de technische aspecten van het broeien van zantedeschia’s: de productie van snijzantedeschia’s en van zantedeschia’s als bloeiende potplant.

Bij een aantal onderwerpen staat een icoon: ( ). Deze verwijst naar een internetadres waar meer informatie beschikbaar is. Achterin in het boek staan de details van de verwijzingen.

1.2 Genencentrum en familie

De botanische familie en naamgeving De botanische naam van zantedeschia of calla is Zantedeschia. Het geslacht Zantedeschia behoort tot de familie der (Aronskelkfamilie).

De aronskelkfamilie De aronskelkfamilie (Araceae) behoort tot de orde der monocotylen (éénzaadlobbi- gen). De familie omvat zo'n 120 geslachten en meer dan 3.000 soorten. Het zijn voor-

Figuur 1.1 Arisarum vulgare, in zijn natuurlijke Figuur 1.2 Arum creticum, voorkomend op omgeving nabij Aspendos in Turkije Kreta

9 Algemeen 1

Figuur 1.3 Zantedeschia aethiopica in de natuur in Zuid-Afrika namelijk kruidachtige planten, vaak met een knol of met een wortelstok. Ze groeien wereldwijd in tropisch en gematigd klimaat.

Bekende kruidachtige planten uit deze familie zonder knol zijn onder andere Anthurium en Spathiphyllum. Knol- of wortelstokvormende planten uit deze familie die in Europa in het wild groeien zijn onder andere Arum en Dracuncu- lus. Uit meer tropische groeigebieden komen bijvoorbeeld (Zuidwest-Azië), Sauromatum (oostelijk Afrika, India en Sumatra) en Zantede- schia (Zuid-Afrika).

Uiterlijk van de aronskelkfamilie Er zijn grote verschillen in uiterlijk tussen de verschillende geslachten en soorten. De grootte van de knol varieert van één centimeter doorsnede bij Arisarum, tot meer dan een meter bij . Overeenkomsten zijn er ook. De knollen bezitten één centraal groeipunt dat vaak in een ‘kuiltje’, bovenop op de Figuur 1.4 Amorphophallus titanum in volle knol, staat. De wortels groeien vanuit bloei in de Hortus Botanicus in Leiden. De het groeipunt, dus aan de bovenzijde van bloeiwijze is meer dan twee meter hoog. de knol.

10 Vanuit het groeipunt worden de blade- ren en de bloeiwijze gevormd. Sommige geslachten vormen één blad, zoals Amorphophallus, terwijl andere geslach- ten meer bladeren vormen, zoals Arum en Zantedeschia. De bladeren staan op een bladsteel. De bladvorm varieert van pijlvormig, bijvoorbeeld Zantedeschia, tot geveerd/vingervormig bij Sauroma- tum. De bladeren kunnen een tekening bezitten. Figuur 1.5 Knol van Amorphophallus konjac, Bij de meeste geslachten bloeien de plan- met in het midden het groeipunt waaruit de ten nadat de bladeren zijn uitgegroeid. De nieuwe plant groeit bloeiwijze bestaat uit een schutblad en een . Het blad of kroonbladachtig schutblad omhult de spadix met de bloemen. De kleur van het schutblad varieert van groen, wit, roze, geel tot donkerpaars. De bloemen zijn klein, staan dicht opeen in de spadix of kolf, en zijn meestal eenslachtig. In de bloeiwijze staan meestal zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, waarbij de mannelijke bloemen boven de vrouwelijke bloemen staan. De bloemdekbladeren

Figuur 1.6 Opengewerkte bloeiwijze van Figuur 1.7 Kolf met roodgekleurde bessen van Amorphophallus konjac, met onder de vrou- Dracunculus vulgaris welijke bloemen en erboven de mannelijke bloemen

11 Algemeen 1

Figuur 1.8 Arisaema ringens, met een groen Figuur 1.9 Bloeiwijze van Arum dioscoridis schutblad met groen-paars gekleurd schutblad zijn geheel of bijna geheel afwezig. De mannelijke bloemen bloeien meestal nadat de vrouwelijke exemplaren zijn uitgebloeid. Dit betekent dat je meer planten nodig hebt om ze te bestuiven. De rijpe vruchten hebben meestal een felle kleur: geel, oranje of rood. De kolf is omhuld door een schutblad.

Figuur 1.10 Dracunculus vulgaris, met een donkerpaars gekleurd schutblad

12 1.3 Introductie van het geslacht Zantedeschia De eerste zantedeschia’s werden na door de VOC georganiseerde plantenverzamel- tochten vanuit Zuid-Afrika opgestuurd naar Nederland. Uit de beschrijvingen weten we dat die eerste planten exemplaren van Zantedeschia aethiopica waren. De Duitse botanicus Paul Hermann (1646-1695), die bij de Universiteit van Leiden werkte, was de eerste die de planten beschreef. Hij deed dat in 1687 op basis van materiaal uit Zuid-Afrika. Hij gaf de plant de naam Arum Aethiopicum, met als beschrijving ‘Flore albo odorato, Moschum redolente’, oftewel in het Nederlands ‘Kalfs-Voet, van de Caap de Goede Hoop, met welriekende witte Blom.’ Tegenwoordig valt deze plant onder het geslacht Zantedeschia.

Figuur 1.11 Bloeiwijze van Zantedeschia aethiopica

Figuur 1.13 Uitgelopen wortelstok van Zan- tedeschia odorata. Zantedeschia odorata en Zantedeschia aethiopica zijn de enige soorten met een wortelstok. Alle andere soorten heb- ben een knol.

Figuur 1.12 Bloeiwijze van Zantedeschia albomaculata

13 Algemeen 1

Het geslacht Zantedeschia is vernoemd naar de Italiaanse chemicus en botanicus G. Zantedeschi (1773-1846). Met uitzondering van Zantedeschia aethiopica en Zantede- schia odorata, die een wortelstok hebben, bezitten de planten een knol. Zantedeschi- asoorten hebben lange, rechtopstaande, pijlvormige bladeren. Deze bladeren staan in het algemeen op lange bladstelen. De bloemen staan in een kolf, die omhuld is door een kroonbladachtig schutblad dat wit, geel of roze van kleur is.

Herkomst Het natuurlijke groeigebied van Zantedeschia is Zuid-Afrika en andere landen in zuidelijk Afrika.

Tabel 1.1 Kenmerken en natuurlijk groeigebied van Zantedeschiasoorten

Soort Knol/wortelstok Kleur schutblad Groeigebied

Z. albomaculata Knol Wit-geel-roze Zuid-Afrika en andere landen ten zuiden van de evenaar

Z. aethiopica Wortelstok Wit-roze Geheel Zuid-Afrika

Z. elliottiana Knol Geel Noordoosten van Zuid-Afrika

Z. jucunda Knol Geel Noordoosten van Zuid-Afrika

Z. odorata Wortelstok Wit Zuidwesten van Zuid-Afrika

Z. pentlandii Knol Geel Noordoosten van Zuid-Afrika

Z. rehmannii Knol Wit-roze-rood Zuid-Afrika en

Z. valida Knol Crème Noordoosten van Zuid-Afrika

Wie van de drie: Zantedeschia, Calla of Richardia? In de loop van de eeuwen heeft het huidige geslacht Zantedeschia twee andere namen gehad: Calla en Richardia. Hoewel de officiële naam al sinds 1826 Zantedeschia is, bestaat er nu nog steeds verwarring over de naam. Hieronder een korte reconstructie van de naamgevingsgeschiedenis.

In 1687 werd Arum aethiopicum voor het eerst beschreven. In 1753 beschreef het geslacht Calla. Hij deed dit op basis van planten die wij kennen als Zan- tedeschia aethiopica. Arum aethiopicum werd omgedoopt tot Calla aethiopica. Hij deed dit op basis van het beschikbare plantmateriaal. In 1818 werd de naam herzien in Richardia africana. Acht jaar later, in 1826, werd de naam gewijzigd in Zantedeschia aethiopica en sindsdien is dat niet meer gewijzigd. Toch kennen veel mensen alleen de naam calla. In het bloembollenvak wordt de volksnaam calla zelfs meer gebruikt dan de officiële naam zantedeschia.

Hoe zit het dan met die geslachtsnaam Calla? Dit geslacht bestaat nog altijd en behoort net als Zantedeschia tot de aronskelkfamilie. Het geslacht Calla omvat één soort: Calla palustris. Dit is een waterplant met een wortelstok die voorkomt in

14