FEITEN EN CIJFERS

Diepgaande onderzoeksjournalistiek naar de dilemma’s van de beroepsopleiding tot profvoetballer

Jongensdroom of Kinderhandel?

Frank Hol en Roel Wolfert Christelijke Hogeschool Ede Studie Journalistiek Juli, 2011

Afstudeerbegeleider: Bert Mateboer

"Je gaat het pas zien als je het door hebt"

Johan Cruijff, 2010

“Onderzoeksjournalistiek – zoals jullie dat noemen – brengt hier iets heel aardigs naar boven”

Albert Buisman, hoogleraar emeritus sportpedagogiek, 2011

2

Inhoudsopgave

Woord vooraf 5

Inleiding 6

Woorden en begrippenlijst 7

Hoofdstuk 1 Kwantitatief praktijkonderzoek 8 1.1 Inleiding 8 1.2 Leeswijzer 9 1.3 Resultaten 10 1.3.1 ADO Den Haag 11 1.3.2 Ajax 12 1.3.3 AZ Jeugdopleiding 13 1.3.4 Academy 14 1.3.5 RVO FC /Cambuur 15 1.3.6 Voetbalacademie Heerenveen/Emmen 16 1.3.7 Voetbalacademie NEC/FC Oss 17 1.3.8 PSV 18 1.3.9 Sparta 19 1.3.10 Voetbalacademie FC Twente 20 1.3.11 FC Utrecht 21 1.3.12 Vitesse/AGOVV Voetbal Academie 22 1.3.13 Willem II/RKC 23 1.4 Conclusie kwantitatief praktijkonderzoek 24

Hoofdstuk 2 Kwalitatief literatuur- en praktijkonderzoek 25 2.1 Wie leiden er op tot beroepsvoetballer? 26 2.2 Wie worden er opgeleid in de beroepsopleiding tot profvoetballer? 26 2.3 Welk doel heeft de beroepsopleiding tot profvoetballer? 27 2.4 Waarom zou een kind naar een voetbalopleiding willen? 29 2.5 Hoe wordt er omgegaan met de kleine kans van slagen? 30 2.5.1 Beleid 31 2.5.2 Geluk en opvulling 32 2.5.3 Voorlichting 33 2.6 Wat zijn de nadelen van de beroepsopleiding tot profvoetballer? 33 2.6.1 Reistijd 34 2.6.2 Onderwijs 34 2.6.3 Sociale leven 35 2.6.4 Volwassen prestatiewereld, begeleiding en pedagogiek 35 2.6.5 Nazorg 37 2.6.6 Het gezin 37

Hoofdstuk 3 Conclusie (Journalistiek product / Hoofdverhaal Elsevier) 38

Hoofdstuk 4 Persoonlijke Visie en Aanbevelingen 43

3

Hoofdstuk 5 Journalistieke traject en verantwoording 45 5.1 Brainstormfase 45 5.2 Literatuuronderzoek 46 5.3 Kwantitatief praktijkonderzoek 46 5.4 Kwalitatief praktijkonderzoek 49 5.5 Het journalistieke product voor Elsevier 50 5.6 Journalistiek conclusie 52

Hoofdstuk 6 Bronverantwoording 54 6.1 Literatuurlijst 54 6.2 Nieuwe bronnen 58

Bijlagen 61 Bijlage 1 Volledige productie Elsevier 62 Hoofdverhaal 63 Kader KNVB 67 Kader Nederlands Elftal Onder 15 68 Kader LOOT-school 70 Kader Hoofd opleidingen 71 Kader Ouder(s) 72 Reservekader Ouder(s) 73 Bijlage 2 Uitgebreid literatuuronderzoek 74 Bijlage 3 Eerste e-mail/verzoek om medewerking van clubs 80 Bijlage 4 Bijlage Teamoverzicht 81 Bijlage 5 Voorbeeld Elftaloverzicht (Ajax) 82 Bijlage 6 Voorbeeld Spelerslijst (Feyenoord) 84

4

Woord vooraf

In deze scriptie zal in meervoud worden gesproken. Wie googelt op de trefwoorden ‘Frank Hol en Roel Wolfert’, zal menig bericht van de website ELF voetbal tegenkomen. De succesvolle duostage die wij daar samen liepen was de basis van onze samenwerking tijdens dit mooie afstudeerproject. Maar dit keer wilden we meer de diepte ingaan.

Als duo waren op ons best wanneer we konden brainstormen. Zo kwamen de beste ideeën vanzelf boven water. Omdat we niet voor elkaar onder wilden doen, stuwden we elkaar naar grote hoogten. Maandenlang hebben we gedisciplineerd en vol overgave aan ons project gewerkt. Ondanks tegenslagen, onwelwillende clubs en andere muren waar je als onderzoeksjournalist tegen aanloopt hebben we nooit opgegeven. We waren een steun voor elkaar, en dat was hard nodig!

Na 700 uur, 250 mailtjes, een digitaal archief van 257 bestanden, 2,5 meter printpapier, overgeslagen weekenden en enorme telefoonrekeningen zijn we trots op het resultaat. Op onze scriptie, en ook op het artikel dat we voor Elsevier hebben gemaakt. Dit is onze meesterproef, de kroon op onze studie journalistiek.

Zoals het goede onderzoeksjournalistiek betaamt hebben we op eigen initiatief met gestructureerd onderzoek feiten boven tafel gekregen die anders verborgen waren gebleven. We voelen ons bescheiden pioniers, zoals onze grote voorbeelden Carl Bernstein en Bob Woodward dat als eerste waren.

Vanwege onze passie voor het onderwerp negeerden we het verbiedende advies uit de Nota Afstuderen om vooral geen uitvoerig, empirisch kwantitatief onderzoek te doen. Het resultaat is dat we in deze scriptie eindelijk keiharde cijfers en feiten kunnen laten zien over de kansen van jonge spelers die deel uit maken van een opleiding tot betaald voetballer. En, eindelijk, zullen deze cijfers nu bekend worden voor de lezers en de mensen die daar in onze ogen recht op hebben. Zoals de (toekomstige) jeugdspeler zelf en zijn ouders. Profvoetballer worden, dat is maar voor weinigen weggelegd. We hopen dat ons onderzoek zorgt voor een stukje bezinning bij de KNVB en bij de clubs zelf. Er is nog genoeg werk aan de winkel.

Onze dank gaat uit naar Elsevier en redactiechef Gertjan van Schoonhoven in het bijzonder. Zonder de samenwerking met dit opinieblad waren we zeer waarschijnlijk niet geslaagd in onze opzet. Het was een enorm voordeel dat we ons konden introduceren onder de naam van Elsevier. Dat opende deuren, en maakte dit onderzoek mogelijk.

De publicatiedatum in Elsevier is op 6 augustus, het weekend waarin de weer begint. Helaas kunnen we daarom in deze scriptie nog geen vormgegeven, visuele weergave geven van het uiteindelijke artikel. Maar de ruwe versie, zoals die te vinden is in de Bijlagen, doet niets af aan de inhoud.

Rest ons nog de lezer veel leesplezier te wensen,

Frank Hol en Roel Wolfert

Juli, 2011

5

Inleiding

Verspreid over het hele land zijn er dertien Regionale Jeugdopleidingen waar kinderen tussen de zes en negentien jaar worden opgeleid tot beroepsvoetballer. Het doel van de beroepsopleiding tot profvoetballer spreekt voor zich, maar in de praktijk blijkt dat het rendement van die opleidingen niet groot is. De kans dat je doorbreekt als voetbalprof is klein, terwijl je leven daar soms wel jarenlang op ingesteld is geweest. Met de nodige sociale, mentale en fysieke problemen tot gevolg.

In deze scriptie zal wat hierboven staat beschreven, eerst ondersteund worden met zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek.

We openen met de presentatie van uniek eigen onderzoek naar het rendement van elke Regionale Jeugdopleiding. Per voetbalacademie laten we zien wat er terecht is gekomen van alle spelers die deel uit hebben gemaakt van de jeugdopleiding en geboren zijn tussen 1987 en 1990. De resultaten zijn schokkend. In de praktijk breekt slechts zo’n vijf procent van de jongens door bij de eigen club. Alleen spelers van PSV, Ajax, AZ en Feyenoord maken een reële kans om nog elders betaald voetbal te spelen. De honderden andere jeugdspelers zijn geen betaald voetballer geworden.

De bevindingen uit het kwantitatieve praktijkonderzoek leidden tot de volgende hoofd- en deelvragen:

Hoofdvraag: Is het erg dat slechts een handvol jeugdspelers uit de beroepsopleiding tot profvoetballer aan het eind van de rit in het betaalde voetbal speelt?

Deelvragen: - Wie leiden er op tot beroepsvoetballer? - Wie worden er opgeleid in de beroepsopleiding tot profvoetballer? - Welk doel heeft de beroepsopleiding tot profvoetballer? - Waarom zou een kind naar een voetbalopleiding willen? - Hoe wordt er omgegaan met de kleine kans van slagen? - Wat zijn de nadelen van de beroepsopleiding tot profvoetballer

Deze hoofd- en deelvragen worden beantwoord in Hoofdstuk 3, de conclusie, en ondersteund met Hoofdstuk 2, het kwalitatieve literatuur- en praktijkonderzoek.

In Hoofdstuk 4 is onze visie en aanbeveling te lezen.

Het journalistieke proces wordt verantwoord in hoofdstuk 5.

We bevelen aan om Hoofdstuk 6 bronverantwoording, en de bijlagen niet over te slaan. In de bijlage is onze gehele productie voor Elsevier opgenomen.

6

Woorden en begrippenlijst

KNVB Koninklijke Nederlandse Voetbalbond

BVO Betaald Voetbalorganisatie: Een professionele voetbalclub

Professionele opleiding Omgeving waar voetballers van zes tot negentien jaar worden opgeleid tot tot beroepsvoetballer professioneel voetballer

Regionale Door de KNVB aangemerkt als de enige vorm van opleiding tot beroepsvoetballer. Jeugdopleiding (RJO) Waar voorheen iedere BVO zijn eigen jeugdopleiding had, heeft de KNVB een centralere vorm van opleiden geïntroduceerd waarbij er veertien regionale opleidingscentra zijn. Op dit moment zijn er dertien aangewezen. Bij een RJO spelen en trainen de beste spelers uit de regio met elkaar, wat tot een kwaliteitsimpuls moet leiden

Voetbalacademie Synoniem voor de professionele opleiding tot beroepsvoetballer

Jeugdopleiding Synoniem voor de professionele opleiding tot beroepsvoetballer

Jeugdspeler Jonge voetballers tussen de zes en negentien jaar

PAAF-clubs PSV, Ajax, AZ en Feyenoord. Deze clubs zorgen voor de grootste instroom van jeugdspelers in het betaalde voetbal.

LOOT-(school) Landelijk Overleg Onderwijs en Topsport De stichting Loot is een samenwerkingsverband sussen 29 scholen in het voortgezet onderwijs, die toptalenten in sport ondersteunen om hun schoolcarrière met topsport te kunnen combineren. Topsport vraagt veel tijd aan trainingen, wedstrijden en vooral reizen. Een LOOT- school houdt rekening hiermee door extra faciliteiten aan te bieden. Welke faciliteiten een sporter krijgt, hangt af van de behoefte van de sporter. Topsporters krijgen hiermee de mogelijkheid om het schooldiploma op het voor hen hoogst haalbare niveau te halen, naast alle trainings- arbeid die verricht moet worden.

7

Hoofdstuk 1 Kwantitatief onderzoek

1.1 Inleiding Ondanks gebruikelijke chronologie en ook het verbiedende advies van de Nota Afstuderen geen wetenschappelijke onderzoeken te verrichten, openen we deze scriptie met de presentatie van ons eigen kwantitatieve praktijkonderzoek.

Uit ons literatuuronderzoek bleek dat er nooit gedegen kwantitatief onderzoek is uitgevoerd naar het rendement van de beroepsopleiding tot profvoetballer. Terwijl dat wel de basis is van de verdere discussie over de inhoud en dilemma’s van de voetbalacademies. We besloten daarom om het onderzoek - onder de naam van het opinieblad Elsevier - zelf te doen. Want pas na de vaststelling van aantallen konden we pas een definitieve hoofdvraag opstellen.

In hoofdstuk 5.3 is een nadere toelichting te vinden over onze werkwijze en de keuzes die we moesten maken binnen het kwantitatieve onderzoek.

Na de leeswijzer zijn de resultaten van alle Regionale Jeugdopleidingen te vinden op alfabetische volgorde.

8

1.2 Leeswijzer We hebben bij alle RJO’s teamoverzichten opgevraagd van alle jeugdelftallen waarin spelers kunnen hebben gespeeld die geboren zijn van 1987 tot en met 1990. 1 Wanneer samenwerkingverbanden pas recent zijn ontstaan, zijn van voor die tijd enkel de archieven van de ‘leidende’ eredivisieclub uit die samenwerking aangesproken.

Onder jeugdteams wordt in dit onderzoek verstaan: alle teams van de jongste D-pupillen tot en met de A- junioren. Dus in de leeftijd van 10 tot 18 jaar. De gevraagde spelers hebben zodoende in de periode van 1997/1998 tot en met 2008/2009 minimaal één jaar in een voetbalopleiding gezeten.

De genoemde geboortejaren zijn gekozen omdat het de meest recente lichtingen zijn die een reële kans op doorbraak hebben gehad; de lichting 1990 was in het seizoen 2010/2011 bezig aan zijn tweede seizoen als senior.

Een deel van de clubs heeft een stichtingstructuur, deze clubs mochten voor het seizoen 2002/2003 geen D- pupillen hebben. Omdat sommige clubs bovendien met combinatie-elftallen werken en andere clubs elk geboortejaar apart in een elftal opnemen, variëren de ontvangen teamoverzichten van 22 (FC Groningen) tot 54 elftallen (Ajax) per club. Dat verklaart tevens het verschil in totaal aantal spelers tussen clubs.

Dankzij deze teamoverzichten kon Elsevier alle spelers met de geboortejaren 1987-1990, die deel uit hebben gemaakt van een opleiding achterhalen. Omdat het in dit onderzoek gaat om de vraag wat je kansen zijn op het moment dat je gevraagd wordt voor een voetbalopleiding, is daarbij geen onderscheid gemaakt in het aantal jaren dat de jeugdspeler in de opleiding is gebleven. Soms is dat maar 1 jaar, soms 8 jaar, gemiddeld tussen de 3 en 4 jaar.

Vervolgens is van alle spelers nagegaan of, en bij welke club zij op dit moment actief zijn als voetballer. Of dat in het betaalde voetbal is of in het amateurvoetbal. De gegevens zijn bijgewerkt tot het einde van het seizoen 2010/2011. Clubwisselingen daarna zijn niet meegenomen.

De gevonden resultaten geven een antwoord op de vraag: waar kom je als voetballer terecht nadat je deel uit hebt gemaakt van een jeugdopleiding? Deze zijn absoluut geen waardeoordeel over de kwaliteit van de jeugdopleiding, daar zeggen deze cijfers niets over.

NOOT 1: Vitesse had als enige club geen archief met teamoverzichten. Dankzij vrijwilliger Anwar van Vliet, die een site bijhoudt over de Vitesse-jeugd, kwam Vitesse toch tot een overzicht van spelersnamen. Dit overzicht is gecheckt door vijf spelers die indertijd deel uitmaakten van de Vitesse-opleiding en is unaniem als compleet betiteld.

NOOT 2: De archieven van sc Heerenveen/Emmen, Sparta en Willem II/RKC waren ontoereikend, waardoor er enkele elftallen uit het gevraagde overzicht ontbreken. Daardoor missen er per club tussen de 5 (Willem II en 20 spelers. Dat is aangegeven met een aantekening onder de resultaten.

1 Zie Bijlage 3 voor ons eerste verzoek aan de clubs en Bijlage 4 voor een overzicht van alle elftallen die we opvroegen

9

De criteria zijn als volgt:

Gelukt bij eigen club: Minimaal 10 wedstrijden* voor opleidingsclub in officieel verband** en momenteel actief als betaald voetballer.

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau: Opleidingsclub verlaten zonder 10 officiële wedstrijden te hebben gespeeld. Nu actief als betaald voetballer op hoogste niveau in binnenland of buitenland met minimaal 10 officiële wedstrijden op het hoogste niveau op cv.

Elders geslaagd prof, lager niveau: Opleidingsclub verlaten zonder 10 officiële wedstrijden te hebben gespeeld. Nu actief als betaald voetballer met minimaal 10 officiële wedstrijden op lager profniveau op zijn cv.

Nog in opleiding: Actief voor de club van opleiding, zonder 10 officiële wedstrijden te hebben gespeeld.

Elders in opleiding: Opleidingsclub verlaten zonder 10 officiële wedstrijden te hebben gespeeld. Nu actief voor andere BVO zonder daar 10 officiële wedstrijden te hebben gespeeld.

Niet geslaagd als betaald voetballer: Opleiding verlaten, momenteel niet actief als betaald voetballer.

* Er is gekozen voor tien wedstrijden omdat uit de praktijk bleek dat spelers met minder dan tien wedstrijden binnen één of twee jaar uitstromen naar een lager niveau. Omdat de criteria zijn opgeteld naar het behalen van betaald voetbal, zou het meetellen van deze spelers een vertekend beeld geven van de werkelijke situatie.

** Officiële wedstrijden zijn competitie-, en (Europese) bekerduels.

10

1.3.1 ADO Den Haag

Rendement RJO ADO Den Haag over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

3% 1% 3% 3% 1% Geslaagd bij ADO Den Haag

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

Elders geslaagd als prof, lager niveau

Nog in opleiding

Elders in opleiding

Niet geslaagd als betaald voetballer 89%

Aantallen per geboortejaar

35 30 30 31

4 2 3 1 0 0 0 0 1 1 1 0 0 1 0 0 0 0 0 1

1987 1988 1989 1990

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij ADO Den Haag: Charlton Vicento (1991)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Darryl Janmaat

11

1.3.2 Ajax

Rendement RJO Ajax over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

6% Geslaagd bij Ajax

19% Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

Elders geslaagd als prof, lager niveau

Nog in opleiding 55% 15% Elders in opleiding

Niet geslaagd als betaald voetballer 4% 1%

Aantallen per geboortejaar

24 23 22 20

10 8 9 9 6 4 5 4 4 2 3 3 3 2 2 0 0 0 0 0

1987 1988 1989 1990

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij Ajax: (1992) Nicolai Boilesen (1992)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding:

12

1.3.3 AZ Jeugdopleiding

Rendement AZ Jeugdopleiding* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

5% 9% Geslaagd bij AZ

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

Elders geslaagd als prof, lager niveau ** 20% Nog in opleiding

62% Elders in opleiding 2% Niet geslaagd als betaald voetballer 2%

Aantallen per geboortejaar

17 17 15 14

10

4 4 4 3 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 0 0 0 0 0

1987 1988 1989 1990

* De AZ Jeugdopleiding is een samenvoeging van de jeugdopleidingen van AZ en Telstar ** Zes van de twintig spelers spelen bij samenwerkingsclub Telstar

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij AZ: Geen

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Kolbeinn Sigthorsson Ruud Vormer

13

1.3.4 Feyenoord Academy

Rendement Feyenoord Academy* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

6% 7% Geslaagd bij Feyenoord

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau ** 12% Elders geslaagd als prof, lager niveau

0% Nog in opleiding

Elders in opleiding 71% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar 29

23 23 21

6 6 4 2 2 2 3 3 3 1 0 1 1 0 1 0 1 1 0 1

1987 1988 1989 1990

* De Feyenoord Academy is een samenvoeging van de jeugdopleidingen van Feyenoord en Excelsior ** Vier van de negen spelers spelen bij samenwerkingsclub Excelsior

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij Feyenoord: Jerson Cabral (1991) Ricky van Haaren (1991) Luc Castaignos (1992) Bruno Martens Indi (1992) (1992)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Jonathan de Guzman

14

1.3.5 RVO FC Groningen/Cambuur

Rendement RVO FC Groningen/Cambuur* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

5% 5% Geslaagd bij FC Groningen 5% 1% Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

Elders geslaagd als prof, lager niveau **

Nog in opleiding

Elders in opleiding

84% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

27 24 21 18

4 2 2 2 3 1 0 1 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 0 0

1987 1988 1989 1990

* De RVO FC Groningen/Cambuur is een samenwerking tussen de jeugdopleidingen van FC Groningen, Cambuur en BV Veendam ** Twee van de vijf spelers spelen bij samenwerkingsclub BV Veendam, één speler speelt bij samenwerkingsclub Cambuur

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij FC Groningen: Geen

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Stef Nijland Danny Holla Tom Hiariej

15

1.3.6 Voetbalacademie Heerenveen/Emmen

Rendement Voetbalacademie Heerenveen/Emmen* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990 **

5% 5% Geslaagd bij sc Heerenveen 9% Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

5% Elders geslaagd als prof, lager niveau ***

Nog in opleiding ****

Elders in opleiding 76% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar 29

16 16

2 2 2 2 2 3 3 0 0 0 1 1 0 1 0

1987 1988 1989 1990

* De Voetbalacademie Heerenveen/Emmen is een samenvoeging tussen de jeugdopleidingen van sc Heerenveen en FC Emmen ** In het archief van sc Heerenveen ontbraken 8 van de 25 opgevraagde elftallen. Omdat in de meeste van die elftallen alleen spelers uit het geboortejaar 1987 konden zitten, is dit geboortejaar weggelaten uit het onderzoek. Naar schatting ontbreken er in de resterende geboortejaren in totaal zo'n tien spelers in het onderzoek. *** Vier van de zeven spelers spelen bij samenwerkingsclub FC Emmen **** Eén van de vijf spelers spelen is actief bij samenwerkingsclub FC Emmen

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij sc Heerenveen: geen

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Samuel Armenteros Geert Arend Roorda

16

1.3.7 Voetbalacademie NEC/FC Oss

Rendement Voetbal Academie NEC/FC Oss* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

1% 4% 8% 2% Geslaagd bij NEC

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

Elders geslaagd als prof, lager niveau **

Nog in opleiding ***

Elders in opleiding

85% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

19 18 17 17

3 2 2 1 1 1 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

1987 1988 1989 1990

* De Voetbal Academie NEC/FC Oss is een samenvoeging van de jeugdopleidingen van NEC en FC Oss ** Twee van de zeven spelers spelen bij samenwerkingsclub FC Oss *** Eén van de twee spelers is actief bij samenwerkingsclub FC Oss

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij NEC Nijmegen: geen

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Bram Nuytinck Nacer Barazite

17

1.3.8 PSV

Rendement RJO PSV* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

4% 8% Geslaagd bij PSV

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau 13% Elders geslaagd als prof, lager niveau *

2% Nog in opleiding 7% 66% Elders in opleiding Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

26 21 19 20

6 5 4 5 4 2 2 2 3 2 2 2 2 0 1 0 1 0 1 1

1987 1988 1989 1990

* De RJO PSV is een samenvoeging van de jeugdopleidingen van PSV En FC ** Twee van de zeventien spelers spelen bij samenwerkingsclub FC Eindhoven

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij PSV: (1993)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Ismail Aissati

18

1.3.9

Rendement RJO Sparta Rotterdam over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990 *

1% 10% 3% Geslaagd bij Sparta Rotterdam

7% Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

3% Elders geslaagd als prof, lager niveau Nog in opleiding

Elders in opleiding 76% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

19 18 17 16

6 3 3 3 3 1 1 1 1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

1987 1988 1989 1990

*Het archief van Sparta Rotterdam reikte slechts terug tot en met het seizoen 2003/2004. Daardoor ontbreken 22 van de 36 opgevraagde elftallen. Naar schatting missen er daardoor zo'n 20 tot 25 spelers in het onderzoek. Inmiddels hebben we via spelermutatieformulieren ook de rest in beeld. Helaas hebben we die resultaten vanwege tijdsdruk niet mee kunnen nemen in de scriptie. In het uiteindelijk artikel voor Elsevier zal Sparta compleet zijn.

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij Sparta Rotterdam: Marten de Roon (1991) Henk Dijkhuizen (1992)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Marvin Emnes Erik Falkenburg

19

1.3.10 Voetbalacademie FC Twente

Rendement Voetbalacademie FC Twente* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

3%

4% Geslaagd bij FC Twente 8% Elders geslaagd als prof, hoogste niveau 4% 2% ** Elders geslaagd als prof, lager niveau ***

Nog in opleiding ****

Elders in opleiding

79% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

31 28

18 18

5 2 2 3 3 2 2 1 0 1 1 0 0 0 0 1 0 0 1 1

1987 1988 1989 1990

* De Voetbalacademie FC Twente is een samenwerking tussen FC Twente, en ** Eén van de vijf spelers speelt bij samenwerkingsclub Heracles Almelo ** Twee van de tien spelers spelen bij samenwerkingsclub Go Ahead Eagles *** Vier van de vijf spelers spelen zijn actief bij samenwerkingsclub Heracles Almelo

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij FC Twente: Thilo Leugers (1991) Ola John (1992)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Marko Arnautovic Maikel Kiefenbeld Dario Vujicevic

20

1.3.11 FC Utrecht

Rendement RJO FC Utrecht over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990

3% 2% 3% 5% 2% Geslaagd bij FC Utrecht

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

Elders geslaagd als prof, lager niveau

Nog in opleiding

Elders in opleiding

85% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

35 32

20 16

4 2 3 2 1 0 0 0 1 0 0 1 0 1 0 0 0 1 1 1

1987 1988 1989 1990

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij FC Utrecht: Leon de Kogel (1991)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Gianluca Nijholt

21

1.3.12 Vitesse/AGOVV Voetbal Academie

Rendement Vitesse/AGOVV Voetbal Academie* over alle ingestroomde jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990 **

8% 6% Geslaagd bij Vitesse Elders geslaagd als prof, hoogste niveau 13% Elders geslaagd als prof, lager niveau ***

Nog in opleiding 8% 65% Elders in opleiding Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

21

15 13

8 7 4 4 3 2 2 3 0 0 0 0 0 1 0 1 1 0 0 0 0

1987 1988 1989 1990

* De Vitesse/AGOVV Voetbal Academie is een samenvoeging van de jeugdopleidingen van Vitesse en AGOVV ** Vitesse had als enige club geen archief met teamoverzichten. Dankzij vrijwilliger Anwar van Vliet, die een site bijhoudt over de Vitesse-jeugd, kwam Vitesse toch tot een overzicht van spelersnamen. Dit overzicht is gecheckt door vijf spelers die indertijd deel uitmaakten van de Vitesse-opleiding en is unaniem als compleet betiteld. **Drie van de elf spelers spelen bij samenwerkingsclub AGOVV Apeldoorn

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij Vitesse: Davy Pröpper (1991) (1992)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Ricky van Wolfswinkel Nick Kuiper Erwin Mulder

22

1.3.13 Willem II/RKC

Rendement RJO Willem II/RKC* over alle jeugdspelers geboren van 1987 t/m 1990 **

1% 4% 4% 5% Geslaagd bij Willem II

Elders geslaagd als prof, hoogste niveau

Elders geslaagd als prof, lager niveau

Nog in opleiding

Elders in opleiding

86% Niet geslaagd als betaald voetballer

Aantallen per geboortejaar

31 29 27 27

4 2 2 3 2 1 1 0 0 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0 1

1987 1988 1989 1990

* De RJO Willem II/RKC is een samenvoeging van de jeugdopleidingen van Willem II en RKC ** In het archief van Willem II ontbraken 5 van de 43 opgevraagde elftallen. Naar schatting ontbreken zo'n 7 spelers in het onderzoek.

Spelers geboren na 1990, en geslaagd bij Willem II: Rangelo Janga (1992)

Top-3 spelers voortgekomen uit de jeugdopleiding: Bart Biemans Lars Hutten Niels Vorthoren

23

1.4 Conclusie kwantitatief praktijkonderzoek

Uit ons eigen kwantitatieve onderzoek blijkt dat de kans op een doorbraak bij de eigen club hooguit zo’n vijf procent is. Dat betekent dat er per geboortejaar slechts één à twee jeugdspelers slagen in het eerste elftal. Die spelers zitten dan meestal al lang (zes tot acht jaar) in de opleiding.

PSV, Ajax, AZ en Feyenoord (PAAF-clubs) zorgen voor de grootste instroom in de rest van het betaalde voetbal. Dit heeft te maken met het budget dat daar stukken hoger is dan bij andere clubs, maar vooral met traditie en uitstraling. Wanneer een jeugdspeler, waarvandaan ook, gevraagd wordt voor Ajax, zegt hij simpelweg geen nee. De bovenlaag van de toptalenten zit dus bijna altijd bij deze PAAF-clubs.

Het overgrote deel van de voetbaltalenten uit een jeugdopleiding wordt dus geen voetbalprof en beland in het amateurvoetbal of stopt zelfs helemaal met voetballen. Het is duidelijk: het rendement van de beroepsopleiding tot profvoetballer is extreem laag.

- Clubs selecteren per geboortejaar tussen de 20 en 43 spelers - Daarvan breekt bij de eigen club zo’n 5% door - PAAF-clubs leveren de meeste spelers aan de rest van het betaalde voetbal - Kansen worden groter naarmate je langer in opleiding zit - Er is amper vangnet voor spelers die het niet redden bij niet-PAAF clubs - Traditie levert toptalenten op (spelers zeggen geen nee tegen Ajax, Feyenoord en PSV) - Overgrote deel van de spelers wordt opgeleid tot amateurvoetballer - Nagenoeg alle spelers die niet geslaagd zijn als profvoetballer spelen in het eerste van een amateurvereniging

24

Hoofdstuk 2 Kwalitatief praktijkonderzoek

2.1 Wie leiden er op tot beroepsvoetballer? Wat bleek uit de literatuur? Elke beroepsopleiding tot profvoetballer is onderdeel van één of meerdere BVO’s. Alle 38 BVO’s hadden voorheen een eigen voetbalopleiding. Per seizoen leverden die slechts dertig spelers aan het betaalde voetbal.2 De KNVB bedacht dat het met minder opleidingen beter zou worden en wees daarom dertien topopleidingen aan waar talentvolle jeugdspelers onder optimale omstandigheden opgeleid worden tot professioneel voetballer. 3 Samenvoegen van opleidingen werd sindsdien toegestaan. Het RJO-project moet het rendement van de voetbalopleiding verdubbelen. Het project is een onderdeel van het Masterplan jeugdvoetbal van 2001-2011, dat een impuls moet gegeven aan het jeugdvoetbal in Nederland.

Welke vragen zijn nog onbeantwoord? *Waar vind je de Regionale Jeugdopleidingen? *Welke clubs werken samen? *Waarom denkt de KNVB dat RJO-project een verbetering van het rendement zal opleveren? *Wanneer zijn de eerste resultaten te zien? *Wat gebeurt er met alle opleidingen die niet het stempel ‘RJO’ mogen dragen?

De KNVB heeft dertien Regionale Jeugdopleidingen aangewezen. Dit zijn: ADO Den Haag, Ajax, AZ Jeugdopleiding (samenwerking met Telstar), Feyenoord Academy (samenwerking met Excelsior), RVO FC Groningen/Cambuur (samenwerking met BV Veendam), Voetbalacademie Heerenveen/Emmen, Voetbalacademie N.E.C./FC Oss, PSV (samenwerking met FC Eindhoven), Sparta Rotterdam, Voetbalacademie FC Twente (samenwerking met Heracles Almelo en Go Ahead Eagles), FC Utrecht Vitesse/AGOVV Voetbal Academie en de RJO Willem II/RKC. 4 Veel van de Regionale Jeugdopleidingen zijn samenwerkingen tussen voetbalopleidingen die voorheen individueel werkten. De KNVB staat die samenwerkingen pas sinds het begin van het RJO-project in 2005 toe. De eerste samenwerking tussen FC Twente en Heracles Almelo bleek een succes. Volgens de voetbalbond is er in Nederland ruimte voor veertien opleidingen. In Limburg moeten Roda JC, VVV- Venlo, en MVV uit gaan maken hoe de Afbeelding 1: Beroepsopleidingen tot profvoetballer veertiende RJO eruit komt te zien. in Nederland

Piet Hubers, Manager Technische Zaken van de KNVB, vertelde ons dat clustering van talent het belangrijkste middel is om de rendementsverhoging te bereiken. “Door het bijeenbrengen van jeugdopleidingen spelen en trainen de beste talenten tegen en met de beste talenten. Op die manier kunnen ze zich maximaal ontwikkelen. Bovendien is er in deze situatie landelijke dekking voor de herkenning en opleiding van de meest getalenteerde voetballers. En daarnaast hebben de RJO’s als taak om samen te werken met amateurclubs. Kern

2 Bleek uit een analyse van het WJH Mulier Instituut in 2005 3 Aan de hand van het Reglement Certificering Jeugdopleiding (Zeist, KNVB) 4 Zie afbeelding 1 op pagina 25

25 van die samenwerking is de kwaliteit van de regio omhoog brengen, de trainers trainen: daar gaat het om. Amateurvoetbal is toch de bakermat van het betaalde voetbal. Als je de onderkant breed opleidt, komt de top hoger te liggen.”5

De KNVB wil met de invoering van RJO’s vóór 2014 zorgen voor een verdubbeling van het aantal talenten dat doorbreekt in het betaald voetbal. Van dertig naar zestig spelers per seizoen. 6 Hubers: "De eerste lichting van jongens is een jaar of vier/vijf geleden ingestroomd in een RJO. Ze zijn in de D-pupillen ingestroomd en zitten nu in de B of A-junioren. Het duurt dus nog zo’n twee à drie jaar voordat je het rendement kunt zien." “Alle overige BVO’s, zoals NAC Breda en , die nu nog samenwerkingsverbanden willen aangaan, zullen zich moeten aansluiten bij de huidige RJO’s”, aldus Hubers. Alle opleidingen die geen RJO zijn, ziet de KNVB als minderwaardig en hebben nu automatisch ook dat stempel. Remy Reynierse van de KNVB is daarover stellig: “De rest van de opleidingen leidt niet op tot betaald voetballer. Dagelijks rijdt een heel leger busjes naar de trainingen met spelers die nooit het betaalde voetbal zullen halen. Het klinkt hard, maar de opleidingen van clubs als Eindhoven en FC Oss zijn voor het profvoetbal niet nodig.”

2.2 Wie worden er opgeleid in de beroepsopleiding tot profvoetballer?

Wat bleek uit de literatuur? Jeugdspelers zijn jongens tussen de zes en negentien jaar. De instroomleeftijd van voetbaltalentjes bij RJO’s varieert van zes tot elf jaar, afhankelijk van de rechtsvorm van de opleiding. 7 Jeugdspelers in het amateurvoetbal worden bekeken door een uitgebreid scoutingapparaat dat elke RJO heeft. De besten worden uitgenodigd voor de voetbalopleiding. 8 C- B- en A-junioren trainen zes keer per week. Daaronder traint de jeugd zo’n viermaal per week.

Welke vragen zijn nog onbeantwoord? *Waarom selecteren clubs jonge spelers? *Op welke leeftijd kan talent herkend worden? *Wie speelt in welk team? *Hoe zit het met die rechtsvorm?

Hoe komen voetbalclubs er nou bij om al met zeer jonge spelers te werken? Volgens Koos van Tamelen, hoofd opleidingen van FC Utrecht vissen alle clubs in dezelfde vijver: “Jonge spelers worden steeds vroeger op een of andere manier binnengehaald bij clubs. Dit gebeurt puur vanuit concurrentie oogpunt. We moeten de talentvolle jeugdspelers wel vroeg aan ons binden, anders halen PSV of Ajax ze voor onze ogen weg.”

Een club met een stichtingstructuur mag namelijk geen spelers jonger dan D-pupillen aan zich verbinden. Er is ook verschil tussen clubs. Clubs met een verenigingsstructuur mogen zelfs zes tot tienjarigen aan zich binden. Bas Kammenga, communicatiemedewerker van FC Groningen, illustreert hoe clubs, die geen verenigingsvorm hebben er toch voor zorgen om spelers op jonge leeftijd te binden. “Tot het seizoen 2002/2003 mochten wij geen D-pupillen hebben vanwege onze rechtsvorm. Daar hadden wij een creatieve oplossing voor bedacht, omdat wij toch met spelers uit die leeftijdsklasse willen werken. De jongens werden ondergebracht bij GRC, een amateurclub in de buurt. Daar staan ze formeel ingeschreven, maar ze doorlopen hetzelfde traject als jongens die bij Groningen in de opleiding zitten.”

5 Aangevuld met informatie uit de KNVB-folder: Balans kindbelang & clubbelang, naar een professionele opleiding tot beroepsvoetballer 6 Een doelstelling gebaseerd op de analyse uit onderzoek van het WJH Mulier Instituut in 2005 7 Naar een professionele opleiding tot beroepsvoetballer; CLU-onderzoek voor de KNVB (2008) blz. 36. 8 Paal en perk aan jacht op talentjes,

26

Jan de Jonge, hoofd opleidingen van sc Heereveen, heeft morele bezwaren bij het werken met zeer jonge spelers. “Wij willen niet eens werken met spelers jonger dan tien jaar. Dat moet je niet willen als club.”

Al deze nieuwe inzichten leiden weer tot nieuwe vragen. PSV, Feyenoord, ADO, Willem II, Ajax mogen nu spelers tussen zes en tien jaar aan zich binden. Maar wat hebben die jongens eigenlijk te zoeken in de jeugdtopsport, waarin het voornamelijk draait om prestaties?

Volgens pedagogen zijn jongens onder de twaalf onrijp voor topsport. Het kan juist ten koste gaan van hun algehele conditie, plezier en interesse, het kan teleurstelling opleveren en bovendien is het pedagogisch onverantwoord om deze jochies uit eigen omgeving te halen en onder druk of stress te plaatsen.

We waren benieuwd of er überhaupt wel talentherkenning kan plaatsvinden bij zeer jonge spelers. Paul Verweel, lid bondsbestuur KNVB en hoogleraar Bestuur en Organisatiewetenschappen, vertelt: “Clubs beginnen steeds vroeger met het binden van talentjes. Dan schiet je met hagel als BVO. Ze laten die jochies soms veertig kilometer reizen naar de club, terwijl uit onderzoek gebleken is dat er nog helemaal geen talentherkenning kan plaatsvinden in die leeftijdsklasse. Waar ben je dan mee bezig als voetbalclub?

Hoe kijkt de KNVB hier tegen aan? “Als zeer jonge spelers op spelende wijs kennis maken met een RJO, dan is dat niet erg. Stel ze trainen daar één keer per week, dat is hartstikke onschuldig. Zolang het plezier voorop staat en de intensiviteit laag is zijn wij tevreden.”

2.3 Welk doel heeft de beroepsopleiding tot profvoetballer? Wat bleek uit de literatuur? De KNVB en RJO’s onderschrijven unaniem dat de beroepsopleiding tot profvoetballer ook daadwerkelijk tot doel moet hebben spelers op te leiden tot betaald voetballer. 9 Een opleiding zal in eerste instantie rendement moeten hebben, anders heeft opleiden weinig nut. Een reden voor clubs om zelf jeugdspelers op te leiden is omdat het goedkoper is dan spelers kopen. Een ‘normale’ RJO heeft zo’n 120 spelers in de opleiding, het budget ligt tussen de 1 en 1,5 miljoen euro; een jeugdspeler kost dus al snel 10.000 euro per seizoen. 10 Wanneer een speler zoals Huntelaar, Sneijder of Van der Vaart wordt doorverkocht, kan de opleiding weer jaren vooruit. Vaak is het budget van clubs de graadmeter voor de faciliteiten. Een ‘normale’ RJO heeft zo’n 120 spelers in de opleiding, het budget ligt tussen de 1 en 1,5 miljoen euro; een jeugdspeler kost dus al snel 10.000 euro per seizoen. Bij de PAF-clubs (PSV, Ajax en Feyenoord) is het budget hoger, bij Ajax zelfs 6,5 miljoen. Soms worden talentvolle jeugdspelers uit Nederland voor hun zeventiende weggepikt door buitenlandse topclubs als Chelsea en Arsenal. Nederlandse clubs zijn hier woedend over. Money Talks en de Europese wetgeving werkt die ‘kinderhandel’ en ongebreidelde macht van rijke clubs in de hand. 11

Welke vragen zijn nog onbeantwoord? *Wat is een betaald voetballer? Wat moet hij kunnen? *Waarom kiezen clubs voor jeugdspelers? *Is er sprake van oneerlijke concurrentie tussen clubs onderling? *Hoe voorkom je dat clubs onderling handelen met de beste spelers?

9 Op de website van FC Utrecht is bijvoorbeeld te vinden dat ‘het doel van deze Jeugdopleiding is om jeugdvoetballers op te leiden tot professionals in het betaalde voetbal, of liever: tot spelers van FC Utrecht.’ Ook op de sites van andere clubs als Ajax, FC Groningen, AZ en Feyenoord staan dergelijke teksten. 10 Uit De Voetbalbelofte. Zo wordt je profspeler bij een topclub van Jeroen Siebelink 11 Sander Donkers en Martijn Maurits hielden daarom een pleidooi voor de 6+5 regel in VRIJ Nederland, Voetbal is geen handel

27

Volgens het Beroepscompetentieprofiel Profvoetballer 12 dat de KNVB heeft opgesteld moet een speler na zijn opleiding tot beroepsvoetballer kunnen: - bijdragen aan het teamproces binnen eigen positie, - Voorbereiden op wedstrijden en trainingen, - Ontwikkelen/verbeteren, - Reflecteren - Omgaan met media, publiek en sponsors.

Clubs willen hun jeugdspelers zo goed mogelijk voor bereiden, zodat ze de stap naar het eerste elftal kunnen maken. Dat is de hoofddoelstelling van de RJO’s.

De KNVB is van mening dat RJO’s er alles aan moeten doen om spelers zo goed mogelijk als voetballer te ontwikkelen. “Het doel van een jeugdopleiding moet zijn dat iedereen zijn eigen top haalt. Niet iedereen kan doorbreken bij de opleidingsclub, ook al zien we dat wel graag gebeuren. De een zal terechtkomen in de eredivisie en de ander in de .”

Betaald Voetbal Organisaties werken graag met eigen jeugdspelers omdat: - Zelf opleiden is goedkoper dan spelers kopen - Buitenlandse topspelers zijn te duur / hebben te hoog salaris, dus je moet wel - Eigen opleiding versterkt de identiteit van de club, bovendien heb je zo des te meer ambassadeurs - In de eigen opleiding wennen de spelers aan clubcultuur en speelwijze zodat ze makkelijk in het eerste elftal zijn gewend.

De nadelen van werken met eigen jeugdspelers: - Afhankelijk van het aanwezige talent in de regio. - Doorbraak van jeugdspelers is moeilijk te plannen. 13

Clubs zijn eveneens extra trots op spelers die uit eigen jeugd doorbreken. Alain Schols ex-beleidsmedewerker van NEC: “Fans uit Nijmegen breken nu het stadion af voor Jasper Cilissen en Bram Nuytinck. Wij zijn als jeugdopleiding blij met de kansen die zij hebben gekregen. Bovendien kunnen spelers in de eigen opleiding wennen aan de clubcultuur en speelwijze, zodat ze makkelijker instromen in het eerste.”

Clubs met het grootste budget zijn in staat om de beste faciliteiten te bieden aan jeugdspelers. Maar ook vanwege facetten als historie en uitstraling zijn de topclubs in Nederland in het voordeel om de beste talenten aan zich te binden. Dit leidt wel eens tot scheve gezichten bij kleinere clubs.

Marco van Lochem, hoofd opleidingen van Excelsior, bevestigt de ‘oneerlijke concurrentie’. “Clubs met een minder budget moeten inventief zijn. Kleine clubs doen het zo slecht nog niet. We kunnen nooit opboksen tegen de grote clubs, maar we zijn trots op de jeugdopleiding van Excelsior (die nu samenwerkt met Feyenoord, red).”

Wanneer er meer jeugdspelers doorbreken, kan het zo zijn dat deze spelers uitgroeien tot een gewild object van andere (buitenlandse) clubs.

Alain Schols, ex-beleidsmedewerker van de jeugdopleiding van NEC: “Als kleine opleiding, met minder budget, moeten we creatief zijn en ons op andere gebieden onderscheiden. Bijvoorbeeld met onze visie. Het sterke

12 Beroepscompetentieprofiel Profvoetballer (2010), (Zeist, KNVB) 13 Alain Schols somt deze zaken op in zijn bachelorscriptie, De Ideale Opbouw van een RJO

28 punt van ons is de huiswerkbegeleiding voor de jeugdspelers. Toch houden we het niet tegen dat de beste talenten uit Nijmegen weg worden gekaapt door PSV.”

Op dit moment zijn er geen juridische mogelijkheden om deze ‘kinderhandel’ te voorkomen. De enige oplossing voor de ‘kinderhandel’ is een combinatie van algemeen verbod op transfers van minderjarigen en het instellen van de home grown-regel (minimaal aantal zelf opgeleide spelers in het eerste elftal).

Johan Cruijff is stellig over de transfers van jonge spelers: “Al die transfers worden gedaan om het ontbreken van de jeugdopleiding te compenseren en te voorkomen dat de concurrent er met het talent vandoor gaat: het is pure kinderhandel.”

2.4 Waarom zou een kind naar een voetbalopleiding willen? Wat bleek uit de literatuur? Clubs zijn steeds professioneler georganiseerd. De spelers worden begeleid door een hoofdtrainer, techniektrainer, loop-coordinatietrainer, krachttrainer, sportpsycholoog, vervoerscoördinator, materiaalmensen, fysiotherapeuten, en studiebegeleidingsgroepen. De speler kan zich onder optimale omstandigheden ontwikkelen tot profvoetballer. LOOT-scholen zorgen ervoor dat de spelers school en topsport zo optimaal mogelijk kunnen combineren. Ze krijgen daar veel persoonlijke aandacht, vrijstelling voor een aantal vakken en het rooster wordt zo afgestemd dat er geen training gemist wordt. 14 Jeugdvoetballers staan onder permanente aandacht van schoolbegeleiders, clubs, ouders en andere personen. Hun roosters zijn min of meer volgeboekt met sport en studie. Tijd voor andere dingen is er haast niet.

Welke vragen zijn nog onbeantwoord? *Waarom werken clubs met LOOT-scholen? *Hoe begeleiden LOOT-scholen jeugdspelers? *Hoe verloopt de wisselwerking tussen school en club? *Wat doet de aandacht met de spelers? *Geeft een volgeboekt programma structuur aan het leven van jeugdspelers?

Met de komst van de RJO’s zijn clubs veel professioneler geworden. De faciliteiten worden steeds beter en op die manier wordt er een optimale omgeving gecreëerd waarin jeugdspelers zo goed mogelijk opgeleid worden tot (betaald) voetballer. Naast de trainingen krijgen jeugdspelers ze ook voorlichting over zaakwaarnemers, carrièreplanning, voeding en media.

Ook op school is er ten opzichte van vroeger het nodige veranderd. Rik van de Donk concretiseert: ”In de derde klas krijgen ze tegenwoordig mediatraining en vanaf de tweede klas topsportlessen. Waarin het gaat over een stukje psychologie. Druk van de trainer, de druk van buitenaf. Druk van je ouders en druk van jezelf.”

Veel clubs hebben een samenwerking met een LOOT-school: PSV, Feyenoord, AZ, sc Heerenveen, Vitesse, NEC, Twente, Groningen. Ajax vindt echter dat kinderen in hun eigen sociale omgeving naar school moeten gaan. Gemiste lessen worden ingehaald bij vijftien parttime docenten. Voor de afvallers is het ook fijner dat ze niet weer van school hoeven te veranderen.

Aloys Wijnker legt het voordeel van een dagopleiding uit: “Daar trainen de jongens alleen aan het einde van de middags en ’s avonds. Ajax-spelers behouden makkelijker hun oude schoolvrienden, maar zien hun gezin minder vaak dan die van ons. Het is maar net wat je belangrijker vindt.”

14 Uit het boek Jeugdsport en Beleid van Albert Buisman. blz. 118

29

Volgens Rik van de Donk hebben jeugdspelers enorm veel profijt van de inspanningen van LOOT-scholen. “We willen dat de kinderen de school verlaten met een diploma. Maar in feite is de opleiding tot topsporter ook een opleiding. Ik ben de hele bezig om de roosters van topsporters zo optimaal mogelijk af te stemmen met trainingstijden.”

“Georginio Wijnaldum heeft hier zijn VMBO diploma gehaald, maar dat heeft kapitalen aan bijles gekost. Vanwege het vele trainen had hij op een gegeven moment gewoon privéles. Dat zijn dingen die LOOT-scholen dus ook kunnen regelen. Elke docent betalen we achttien euro per uur voor een bijles. Dat wordt bekostigd Door de ouderbijdrage van 140 euro per maand. Dat is een soort ziektekostenverzekering. Van dat bedrag worden die bijlessen betaald.”

De contacten tussen clubs en school zijn door de jaren heen erg veranderd. Clubs zijn zich meer bewust geworden van het belang van school. Van Tamelen: ”Tot twee jaar geleden bemoeiden we ons nauwelijks met school. We hadden zoiets van: school is school en voetbal is voetbal. Maar onze opleiding is steeds verder geprofessionaliseerd. We zijn erachter gekomen hoe belangrijk school is voor onze jeugdspeler, zeker omdat het merendeel uiteindelijk geen betaald voetballer wordt. We voelen ons verantwoordelijk voor de jongens die het uiteindelijk niet redden.

Inmiddels hebben we bij FC Utrecht een fulltime studiebegeleider in dienst waarmee we wekelijks overleggen. Zo weten we precies hoe de jongens presteren op school. Ook hebben we inmiddels zulke goede contacten met de LOOT-school dat we zelfs alle rapporten van onze spelers krijgen.”

Een profvoetballer in spé ligt vaak goed in de markt: “Je bent vijftien, je weet dat het erin zit. De aandacht is heerlijk. Meisjes worden groupies, vrienden fans, ouders taxichauffeurs, leraren mental coaches, kinderlokkers zaakwaarnemers.” 15

Boy Bleeker, ex-jeugdspeler, bevestigt: “Voor mijn vriendjes was ik heel stoer omdat ik bij een profclub speelde. Jongens keken tegen me op. Ik genoot van de aandacht.”

Het volle programma van de jeugdspelers heeft volgens Van Dort van de KNVB ook een positieve insteek. “Jongens ontsporen juist niet doordat ze in jeugdopleiding zitten. Opleiding heeft een vol programma met nadelen, maar het geeft wel structuur aan je leven.”

2.5 Hoe wordt er omgegaan met de kleine kans van slagen? Wat bleek uit de literatuur? Spelers worden in eerste instantie opgeleid tot betaald voetballer. In de praktijk gebeurt dit echter zelden. De meeste jongens vallen af en komen terecht in het amateurvoetbal. Het beleid bij BVO’s is alleen niet altijd op de jeugd gericht. Voetbalclubs zijn handelshuizen. Buitenlandse spelers krijgen te vaak voorrang boven zelf opgeleide jeugdspelers. Ook de financiële crisis is van invloed op het aantal jeugdspelers dat uiteindelijk doorbreekt in het eerste elftal. 16 Om door te breken hebben spelers naast talent een heleboel andere randvoorwaarden nodig. Mentaliteit, geluk, een goede thuissituatie en karakter zijn facetten die de kans vergroten op een eventuele doorbraak. Veel jongens, die niet doorbreken, zijn als het ware opvulling van de opleidingsteams. Clubs vertellen nieuwe jeugdspelers en hun ouders wel degelijk over de kleine kans die er bestaat om uiteindelijk profvoetballer te worden. Dit weerhoudt ouders er niet van om hun zoon naar een voetbalopleiding te laten gaan.

15 Uit het boek van Jeroen Siebelink: De Voetbalbelofte. Zo wordt je profspeler bij een topclub 16 In het artikel Jeugd de redding in crisistijd, blijkt dat jeugdspelers clubs zelfs kunnen behoeden van failissement

30

Welke vragen zijn nog onbeantwoord? *Wanneer weet je of een jeugdspeler daadwerkelijk profvoetballer gaat worden? *Wat doen clubs eraan om een vangnet te creëren voor spelers die nooit betaald voetballer worden? *Is de huidige financiële situatie bij veel clubs een voordeel voor de jeugdspelers? *Hoe komt het dat er zoveel buitenlandse spelers in de eredivisie spelen? *Welke spelers hebben de meeste kans op doorbraak? *Wat vertellen clubs exact aan spelers en ouders? *Schetsen clubs een betrouwbaar beeld?

Een voordeel van de RJO’s is, volgens Peter Van Dort van de KNVB, dat jeugdspelers hun kansen nu kunnen spreiden. “Een jeugdspeler van bijvoorbeeld Groningen heeft vaak nog wat tijd nodig. In verleden ging hij dan in tweede elftal spelen. Nu kan Groningen die spelers stallen bij Veendam. Telstar speelt daardoor met acht à negen spelers met een verleden bij AZ, Heracles Almelo heeft acht à negen spelers met een verleden bij FC Twente, Excelsior heet zes à zeven spelers met een verleden bij Feyenoord en Emmen heet zo’n acht à negen spelers met een verleden bij Heerenveen. Jongens kunnen ervaringen opdoen in de Jupiler League als gevolg van de samenwerkingsverbanden tussen BVO’s. Een goede zaak.”

Wat doen clubs eraan om jeugdspelers die uiteindelijk afvallen, zo goed mogelijk voor te bereiden op een toekomst zonder profvoetbal?

FC Utrecht begon vorig jaar met de Mbo-opleiding tot profvoetballer. De speler (17 t/m 20 jaar) kan zich met deze MBO-Studie zowel op maatschappelijk gebied en als profvoetballer verder ontwikkelen. Behalve het behalen van het diploma Sport & Bewegen niveau 3, krijgen de leerlingen bij het verlaten van de opleiding de mogelijkheid om in te stromen in de reguliere opleiding Sport en Bewegen.

Volgens Koos van Tamelen, ex-hoofd opleidingen van FC Utrecht, is de Mbo-opleiding een stap in de goede richting. “De spelers die afvallen, daar voelen wij ons verantwoordelijk voor. Daarom beginnen we volgend jaar (als een van de voorlopers, red.) voor onze jeugd de Mbo-opleiding tot profvoetballer. Op die manier kunnen we spelers een totaalpakket aanbieden.”

2.5.1 Beleid Clubs laten het liefst zo veel mogelijk spelers doorstromen naar het eerste. Toch zijn er meerdere factoren die er voor zorgen dat talentvolle eigen jeugdspelers uiteindelijk niet doorbreken. Peter van Dort, van de KNVB, zegt: Bij Roda JC had je een rijke geldschieter (Nol Hendriks, red.) die zorgde dat er spelers kwamen en had er baat bij dat spelers snel weer verkocht werden. Dat blokkeert de doorstroom van jeugdspelers. Ook zijn er altijd trainers, die weer spelers willen meenemen naar de nieuwe club.””

Maar er is hoop. De huidige financiële situatie van veel clubs zorgt ervoor dat ze steeds vaker teruggrijpen op de goedkope oplossing: eigen jeugdspelers. Piet Hubers van de KNVB vertelt dat ‘als er geen alternatieven zijn, eigen jeugd wel tijd en vertrouwen krijgt. Zoals nu bij Feyenoord en in het verleden bij Vitesse.”

De meeste clubs moeten in deze tijd zuinig zijn. Dat ziet ook topsportcoördinator Rik van de Donk. “Bij Feyenoord is het geld ook op. Er komt één grote bus voor transport, vroeger waren er allemaal busjes. De teams gaan nu naar Zwitserland op toernooi. Eerder ging je als D’tje naar Japan en als C’tje naar Qatar.

PSV probeert twee a drie jeugdspelers per jaar af te leveren aan hoofdmacht. De jeugdspelers moet daar voorrang krijgen boven spelers van buitenaf. AZ en Heerenveen zijn realistischer: als je een team direct wilt versterken, dan haal je vier spelers van buitenaf. Hoogleraar emeritus Pedagogiek Albert Buisman verklaart dat

31 dit ‘meestal ook samen met de snelle stijging van niveau van het eerste (zoals bij AZ en FC Twente) en achterblijvend talentenaanbod uit de regio.’

2.5.2 Geluk en Opvulling Van alle twintig jongens in een jeugdelftal zal het overgrote deel geen prof worden. Rik van de Donk weet dit treffend uit te leggen. “Je hebt een selectie van tweeëntwintig en die zijn er alleen om vijf man nog beter te maken dan dat ze al zijn.”

Ook Ruud Kaiser, oud-jeugd bondscoach en juniorentrainer bij Chelsea, denkt al bij de C en de B-junioren te kunnen inschatten of een speler het gaat redden. “Je ziet dan al of een speler een supertalent, toptalent, gewoon talent of middelmaat is. Die middelmaat houdt het elftal in stand, maar zal het betaalde voetbal niet redden.”

Veel jongens worden dus gebruikt als opvulling. Maar dat is ook nodig, omdat er anders te weinig spelers zijn om een team te formeren die competitie speelt. Naast talent is geluk een belangrijke factor om door te breken. Rick Kluyskens, die bij Vitesse in de jeugd speelde, legt dat uit: “Mede door blessures, ik ben inmiddels al vijf keer aan mijn knie geopereerd, heb ik het nooit gered. Ik heb helaas ook veel pech gehad waardoor ik uiteindelijk geen betaald voetballer ben geworden. Anderen hadden meer geluk.”

Alain Schols: ‘’Je hebt een combinatie van geluk en talent nodig. Jasper Cillessen heeft al best lang bij de selectie gezeten tot Babos wegviel met een blessure. Toen kreeg hij zijn kans. Anders had nu nog niemand van hem gehoord.

Maar doorbreken hangt niet alleen af van geluk en talent. Sonja Lagendijk, topsportcoördinator van het Thorbecke Voorgezet Onderwijs te Rotterdam, vult aan: “Talent alleen is niet genoeg. Soms kan je karakter het jezelf veel moeilijker maken. De omstandigheden thuis, mentaliteit en andere factoren spelen allemaal mee. Het is uiteindelijk het totaalplaatje dat er voor zorgt of je het haalt of niet.”

2.5.3 Voorlichting We wilden weten hoe de communicatie verloopt tussen clubs en ouders, vooral op het moment dat een kind op het punt staat om bij een willekeurige RJO in de jeugdopleiding in te stromen. Zijn clubs eerlijk en duidelijk genoeg?

Nico Dijkshoorn, schrijver/dichter en vader van zoon Bob (16), spreekt uit eigen ervaring: “Er wordt je een worst voor de neus gehouden. Je zoon is een unieke voetballer, maar het is een lulverhaal. AZ schetste een beeld van ‘dat kan niet fout gaan’. Aloys Wijnker en Dennis Haar garandeerden mij dat ze Bob niet zouden selecteren als ze niet bijna zeker wisten dat hij het ging redden. Er wordt nooit gezegd: we gaan hem opleiden voor een leuke eersteklasser.

Twan Centen, vader van Dani (13) uit de RJO NEC/FC Oss, vindt wel dat clubs eerlijk en duidelijk communiceren met ouders. “Wij werden van tevoren goed ingelicht over de kleine kans die Dani heeft om uiteindelijk te slagen bij NEC. Je moet elk jaar bij de beste horen om niet af te vallen. Toch is het spelen bij NEC een kans. Ieder jochie droomt ervan. De huidige doelman van NEC, Jasper Cillissen, bewijst dat het mogelijk is om via de jeugdopleiding door te breken.”

Veel ouders blijken reëel te zijn over de kansen van hun zoon, maar ze willen de ‘droom’ niet van ze afpakken. Vaak is het zo dat ouders denken dat hun zoon ‘de nieuwe Cruijff’ is. Daardoor denken ze automatisch dat hun zoon gaat slagen als betaald voetballer. Ze overschatten wel eens de kwaliteiten van hun eigen kinderen.

32

Eisha Ozcan, moeder van Ilkay (13) uit de opleiding van Sparta, vertelt daar het volgende over: “De kans dat hij het eerste haalt is ook niet groot. Maar hij denkt zelf dat ‘ie profvoetballer wordt. We waarschuwen hem wel dat school het belangrijkste is, maar als ouders zijn we gewoon blij dat hij een hobby beoefent, dat hij niet op straat hangt. Hij wil het zelf en hij vind het leuk. Zolang hij het goed kan combineren met school staan we erachter.”

De KNVB vindt dat clubs de plicht hebben om helder te zijn naar toekomstige jeugdspelers. “Clubs hebben de verantwoordelijkheid voorlichting te verzorgen aan ouders over de kleine kans die hun zoon heeft om betaald voetballer te worden. Wij vinden het heel erg belangrijk dat clubs hier eerlijk over zijn.”

2.6 Wat zijn de nadelen van de beroepsopleiding tot profvoetballer? Wat bleek uit de literatuur? Clubs hebben spelers het liefst zo vaak mogelijk op de club. De algemene aanname is dat de top alleen behaald kan worden door veel uren te maken. Jeugdspelers moeten veel opofferen om uiteindelijk profvoetballer te worden. Ze trainen vaak en de meeste vrije tijd gaat op aan huiswerk. Ze hebben minder tijd voor vriendjes en missen daardoor veel sociale contacten. 17 Meestal heeft de club vervoer geregeld voor de jeugdspelers. Sommige jongens moeten zelfstandig naar de club komen, bijvoorbeeld met het Openbaar Vervoer. De een komt van ver en de ander woont vlakbij de club. Veel spelers gaan vol voor hun kans om betaald voetballer te worden. Er zijn voorbeelden bekend van jongens die daardoor school links laten liggen. Dit betekent dat wanneer ze geen prof worden, ze niks hebben om op terug te vallen. 18 Raymond Verheijen heeft onderzocht dat jongere, gemiddeld kleinere jeugdspelers tot wel zes centimeter kleiner kunnen blijven. Het zogeheten geboortemaandeffect.19 Ouders zijn degenen die uiteindelijk bepalen dat hun zoon naar een voetbalopleiding gaat. Vaak steunen ze hun zoon in de ambitie om profvoetballer te worden. Ouders zijn voor clubs voorwaardenscheppend en ze moeten daardoor geweldig investeren in de droom van hun kind. 20 Clubs kijken nauwelijks om naar afgevallen spelers. Uit het oog, uit het hart blijkt het vaak te zijn. De klap die spelers te verwerken krijgen wanneer ze afvallen, kan soms enorm zijn. Dit verschilt per individu. Jonge spelers staan dagelijks onder veel druk. Ze moeten presteren op school en op het veld. Veel clubs hebben niet door dat zij naast de opleiding tot betaald voetballer ook een opvoedkundig karakter moeten hebben. 21

Welke vragen zijn nog onbeantwoord? *Hoe zien de dagen eruit van de jeugdspeler? *Waarom trainen jeugdspelers zo vaak? *Wat is de invloed van het vele trainen op het leven van de jeugdspeler? *Hoe oud zijn kinderen die zelfstandig naar de club reizen? *Hoe zijn de resultaten van jeugdvoetballers op school? *Hebben voetbalclubs wel de taak om te onderwijzen? *Nemen clubs ouders van jeugdspelers serieus? *Hoe worden spelers voorbereid op een slechtnieuwsgesprek? *Is er nazorg voor jeugdspelers die afvallen?

17 In Bob houdt het voor gezien, uit de verhalenbundel Dijkshoorn, wordt dat beperkte leven geschetst door Nico Dijkshoorn 18 Dat blijkt uit de zesdelige serie Forza Utrecht (2009) waarin twaalf spelers van Jong FC Utrecht een seizoen lang worden gevolgd 19 KNVB-docent Verheijen wijdde er meerdere hoofdstukken aan in het boek Het Periodiseren van Voetballen; Het Coachen van Voetballen 20 CLU-onderzoek voor de KNVB (2008) blz. 52 21 Uit de documentaire Ajax; “Daar hoorden zij engelen zingen” (2000), blijkt dat de voetbalwereld een harde wereld is. Het CLU-onderzoek voor de KNVB (2008) (blz. 49) bevestigt dat de begeleiding opvoedkundig tekort schiet.

33

Jeugdspelers staan vaak op het trainingsveld, ondanks hun jonge leeftijd. “Je moet immers uren maken om de top te halen”, volgens Aloys Wijnker van AZ.

Het vele trainen heeft hoe dan ook invloed op het leven van de jeugdspeler. Wim Wakelkamp, ex-jeugdspeler, is ervaringsdeskundige. “Ik werd altijd vroeg opgehaald van huis. Na de ochtendtraining moest ik naar school en vervolgens ’s middags weer trainen. Toen ik eenmaal laat thuis was, had ik echt geen zin meer om nog huiswerk te maken.”

Eisha Ozcan, de moeder van Ilkay, geeft een praktijkvoorbeeld waaruit blijkt dat het vele trainen een grote invloed heeft op het gezinsleven: “Ons leven staat in teken van voetbal. Ilkay is ons enige kind en wij doen alles voor hem. Het gezinsleven wordt volledig afgestemd op zijn voetbalagenda. Natuurlijk moet hij er veel voor over hebben. Vier dagen trainen, en een wedstrijd op zaterdag. Alleen op zondag en woensdag kan hij zijn vriendjes zien, maar daar is hij dan meestal te moe voor. Ik vind het heel knap.”

2.6.1 Reistijd Bij Feyenoord zijn er zelfs twaalfjarigen die op eigen gelegenheid naar de club komen. Soms moeten spelers zelfs dagelijks uren reizen. Rik van de Donk kijkt er niet meer van op: “ Joey Sleegers (16) komt elke uit Helmond met privéchauffeur. Allemaal door Feyenoord geregeld. Verder zijn er al jongens van twaalf die op eigen gelegenheid met het Openbaar Vervoer naar Rotterdam komen. Ze komen bijvoorbeeld uit plaatsen als Landgraaf, Zwammerdam, Leiden, Nootdorp, Bodegraven, , Sassenheim en Loon op zand.”

De KNVB heeft liever dat jongens de keuze maken om bij de dichtstbijzijnde RJO te spelen, in plaats van grote afstanden te reizen naar een andere club. Piet Hubers is daarin helder: “We hebben liever niet dat een kind vanuit Helmond gaat spelen bij Feyenoord. Zo’n jongen moet eigenlijk een RJO in de buurt zoeken. Nu alle RJO’s veel kwaliteit van opleiden kunnen leveren, hopen we dit probleem op korte termijn te verbeteren.”

2.6.2 Onderwijs Het blijkt dat schoolresultaten nauw samenhangen met prestaties op het veld. Alain Schols:” Als je school niet goed presteert, zegt dat iets over je mentaliteit als voetballer en persoon. De Maradona’s uitgesloten, moeten alle spelers er veel voor doen om te slagen in het betaalde voetbal. Je kunt dan niet zeggen: ‘school laat ik zitten en op het voetbalveld doe ik wel mijn best.’

Omdat veel jongens zich volledig geven voor het voetbal, bestaat de kans dat school op een laag pitje komt te staan. Veel ex-jeugdspelers geven toe daar achteraf spijt van te hebben. Boy Bleeker verduidelijkt: “Ondanks dat mijn moeder achter mijn broek aanzat heb ik school daardoor laten liggen. Ik had een havo/vwo advies, maar heb uiteindelijk het vmbo gehaald. Dat was puur een gebrek aan motivatie. ’s Ochtends werd ik vroeg opgehaald, dan trainen, naar school en weer trainen. Na dat teringeind terugrijden, had ik geen zin meer in huiswerk. Door de clubwisselingen heb ik op voer verschillende scholen gezeten. Tijdens een blessure aan mijn lies, begon ik het leven te zien. Ik kreeg te maken met vrouwen en drank. Toen heb ik het laten liggen. Natuurlijk was dat een grote fout, ik had meer doorzettingsvermogen moeten tonen op school en bij voetbal. Maar ik heb dat later ruimschoots rechtgezet bij het Korps Mariniers.”

Rick Kluyskens kan zich vinden in het verhaal van Bleeker: “Ik heb alles op het voetbal gegooid, daarom baal ik er nu wel van dat ik mijn MBO destijds niet heb afgemaakt. In die periode had ik namelijk net een contract bij Vitesse, waardoor ik me meer bezig hield met voetbal.”

Volgens Rik van de Donk presteren de jeugdvoetballers juist wel goed op school. “De slagingscijfers van de topsporters, waaronder de jonge Feyenoorders, zijn hoger dan het landelijk gemiddelde. Misschien doen de spelers wel een jaartje langer over de opleiding, maar ondertussen zijn ze wel wereldkampioen geworden.”

34

Albert Buisman meent dat een voetbalopleiding ook een soort van school is. “Clubs moeten dus meer dingen aanbieden dan alleen opleiding tot voetballer. Ze moeten een flexibele opleiding worden. Juist vmbo’ers zijn kwetsbaar, die moet je gedifferentieerde opleidingsprofielen te geven. KNVB is daar mee bezig door samenwerkingsverbanden met MBO en Hbo-opleidingen op te starten. Clubs zijn net scholen. Voetbalopleiding is altijd pedagogisch. Als je het nou wil of niet. Er was een voetbaltrainer die tegen me zei: ‘Albert zit toch niet te lullen. Je denkt toch niet dat ze komen om opgevoed te worden, ze komen om te voetballen.’ Dat vind ik heel onjuist.”

Hij voegt er nog aan toe: “Als ik het voor het zeggen had in het onderwijs zou ik inspecteurs sturen naar de BVO’s. Bijvoorbeeld om te controleren hoe er met de kinderen omgegaan wordt.”

2.6.3 Sociale leven Spelers geven veel op voor hun droom. Dat blijkt wel uit de gesprekken die we hadden met ex-jeugdspelers van RJO’s. Steven den Heeten, ex-jeugdspeler, weet de sociale consequenties van een voetbalopleiding goed te verwoorden: “AZ had me gedwongen mijn school in Amstelveen op te geven. Ik zag mijn vrienden alleen nog maar op zaterdagavond.”

Wim Wakelkamp vertelt ongeveer hetzelfde verhaal. “Spelen bij een Profclub was een drukke, maar leuke tijd. Naast het voetballen zat je natuurlijk ook op school en dan worden het lange dagen. Ik was jong begonnen en dan doe je nog niks anders dan voetballen in je vrije tijd, naarmate je wat ouder wordt ga je toch meer interesse krijgen in andere dingen. Wanneer vrienden dan ergens op stap gaan moest ik nog wel eens afzeggen omdat er de volgende dag weer gevoetbald moest worden. Ik zou nu zeggen dat het toch een verspilling van tijd is geweest. Ik heb er veel tijd in gestopt maar behalve de ervaring heb ik er nu niet veel meer aan. Ik zou het daarom niet over doen.

Albert Buisman waarschuwt dat jeugdspelers op sociaal gebied een hoop te kort kunnen komen. “Spelers missen sociale contacten met de omgeving. Ze krijgen ook een unieke positie in het gezin. Ouders moeten geweldig investeren in hun kinderen. Ze moeten op hun kop staan om ze te halen en te brengen. Dat betekent dat dit ten koste gaat van de anderen kinderen in het gezin. Moeder rijdt haar zoon naar het voetbal. Vader poetst zijn schoenen en het zusje staat beteuterd te kijken.”

KNVB snapt dat jeugdspelers inderdaad veel opofferingen moeten maken voor het voetbal. Toch horen die opofferingen, ook op sociaal gebied, er gewoon bij. De voetbalbond stelt de volgende vraag: ‘Ontneem je een kind een stukje van zijn sociale leven of bied je hem juist een kans?’

2.6.4 Volwassen prestatiewereld, begeleiding en pedagogiek Ex-jeugdspeler Robbin Kieft zegt over zijn tijd bij Ajax: “Bij Ajax was het elk jaar zaak om te overleven, het eerste halen was altijd nog ver weg. Daarom was het ook geen superteleurstelling dat ik Ajax 1 uiteindelijk niet heb gehaald.”

Nico Dijkshoorn vindt dat clubs tekort schieten in de begeleiding van het kind. De sociale kwaliteiten van werknemers binnen AZ laat volgens hem te wensen over. “Het zijn net roofdieren bij AZ: jij speelt niet, dan mag je de waterzakken dragen. AZ heeft Dennis Haar aangenomen en het blijkt dat hij een trainer is waar ze naar zoeken. Wellicht dat er een sociaal wonder zich heeft verricht, maar destijds kon hij geen vijf woorden zeggen zonder naar zijn schoenen te kijken. Mijn zoon werd begeleid door minkukels die nog geen twaalf woorden achter elkaar konden zeggen. Vernietigende domheid. Het was een sociaal drama. Zij leren die kinderen dat ze Amsterdammers moeten haten.”

Buisman vindt ook dat clubs wel eens aan hun doel voorbijschieten. “De jeugdspeler heeft behoefte aan: Zorg, Plezier, Kans op ontwikkeling, Ruimte voor eigen beslissingen, Totale benadering en Afwisseling in beweging.

35

Het voortdurend beter worden mag geen eis zijn. Topsport is niet vanzelfsprekend voor kinderen. Topsport is intensief, een ratrace met veel afvallers. Een trainer die voorkomt dat bengeltjes van zeven, acht jaar kluitjesvoetbal spelen, ziet niet dat sommige jochies de bal daardoor maar drie of vier keer raken in één uur. Clubs fungeren als rekruteringsveld en niet als belangenbehartiger van het kind. Er is geen balans tussen kind en clubbelang. In jeugdsport moet het altijd gaan om het kindbelang. Je hebt een brede zorg voor kinderen. De meeste clubs hebben daar niet veel kaas van gegeten. Dat jongens als een uniforme groep worden beschouwd in plaats van als individu, dat is mijn grootste kritiek op die opleidingen. Er is geen gedifferentieerde didactische aanpak. Kwaliteit is niet diegenen die er doorkomen. Kwaliteit heeft ook te maken met al die kinderen die door domme trainingsvoorschriften naar de filistijnen gegaan zijn.

Verder meldt hij: “Clubs willen individuele spelers opleiden tot profvoetballer; de ontwikkeling van de teams is hieraan ondergeschikt en een noodzakelijke voorwaarde om talentontwikkeling te laten gedijen. Het doel is een goede doorstroom naar het eerste elftal, waarbij het ‘maximaal mogelijk ontwikkelen van het voetbaltalent’ als middel dient. Clubs moeten ook de persoonlijkheid van spelers ontwikkelen. Verder moeten ze de spelers voorbereiden op een plek in de maatschappij wanneer het met voetbal niet lukt. Voor zover nevendoelen van pedagogische aard zijn, reiken deze meestal niet veel verder dan het disciplineren van gedrag. Vaak blijkt dat wat zich als doel aandient, bij nader inzien een middel blijkt om het hoofddoel te verwezenlijken. “

Een pedagogisch plan zou een uitkomst zijn voor alle RJO’s. Kinderen hebben het recht om (pedagogisch)begeleid worden. En clubs de plicht. Toch zijn de meeste clubs nog niet zover. Vanuit de certificeringeis van de KNVB moeten clubs een sociaal/maatschappelijk plan hebben. Pedagogische uitgangspunten zijn helaas nog niet voldoende uitgewerkt.

Paul Verweel legt uit waarom. ”Ik krijg voldoende signalen dat clubs zich meer bewust zijn van haar opvoedkundige rol. Maar dat is een proces, clubs moeten een hele cultuurverandering ondergaan om dit te bereiken. Corebusiness van BVO’s is toch spelers voortbrengen en winst maken, dat staat soms op gespannen voet met het opvoedkundige karakter die zo’n profopleiding moet hebben. Sommige clubs zijn al aardig georganiseerd en anderen niet. Op papier staan er vaak een hoop goede dingen, maar in de praktijk wordt er nog te weinig mee gedaan. Daarom moet de KNVB Academie ervoor zorgen dat de toekomstige trainers pedagogisch beter geschoold worden. Op bestuurlijk niveau zou er eigenlijk gecontroleerd moeten worden hoe clubs omgaan met kinderen.

Trainers, die geen oog hebben voor de pedagogische effecten, kunnen de groei van talenten remmen of zelfs totaal kapot maken. We moeten hoge eisen stellen aan RJO’s. Ze hebben vaak oud-profs als trainer in dienst, die de jeugdspelers precies kunnen leren dat je moet winnen, maar die weinig weten van pedagogische belangen. Clubs moeten verantwoordelijkheid nemen voor de opvoeding van kinderen. Voor mij is de pedagogiek: dat de bejegening van het individu respectvol is naar de leeftijd van het kind.”

Osman Abdi Bille, student Psychologie en oud-jeugdspeler van Sparta en ADO Den Haag concludeert hetzelfde. Hij waarschuwt ouders van aankomende jeugdspelers van RJO’s. “Maak je beslissing niet te snel. Er zit verschil tussen clubs, de ene is didactisch stukken slechter dan de ander. Bij Sparta was het veel losser dan bij ADO, meer vanuit het voetbal zelf. In Den Haag waren de trainers niet genoeg pedagogisch geschoold om een mix van plezier en prestatie aan te bieden. De ego’s van trainers prevaleerden boven alles. Een trainer zou juist continue het goede in je naar boven moeten halen, maar binnen twee jaar was mijn plezier in het spelletje verdwenen en heb ik mijn spullen ingeleverd. Ik was ook niets beter geworden. Een voetballertje is net een plant; je hebt iets kostbaars in handen daar moet je zorgvuldig mee omgaan.”

36

De KNVB benadrukt dat clubs een bredere rol hebben dan alleen een opleiding tot voetballer aan te bieden. Piet Hubers: “Clubs moeten verantwoordelijk nemen voor de totale ontwikkeling van jeugdspelers. We zien dat clubs daar steeds meer mee bezig zijn. Dat is een goede zaak.”

2.6.5 Nazorg Bij FC Utrecht worden spelers goed voorbereid op een mogelijk slechtnieuwsgesprek. Door het jaar heen kunnen ze aanwijzingen krijgen dat ze wellicht af zullen vallen. Koos van Tamelen: “We hebben twee tot drie keer per jaar POP- gesprekken met jeugdspelers en hun ouders. Daarin krijgen ze feedback op hun prestaties. Jongens die niet goed presteren, krijgen dat te horen. Op die manier bereiden we jongens alvast voor op een mogelijk slechtnieuwsgesprek in mei. Dan is de verrassing niet zo groot.”

Ook wanneer een speler afvalt, voelt Utrecht zich verantwoordelijk voor de nazorg. “We nemen contact op met de oude club of we bellen een andere BVO om een speler van ons aan te bevelen.”

Scholen bieden de spelers eveneens mogelijkheden. Sonja Lagendijk, topsportcoördinator, verduidelijkt het beleid van de LOOT-school: “We geven ook nazorg. Een jongen die bij Feyenoord afvalt, kan hier gewoon nog een jaar blijven in dezelfde klas met alle topsporters. Als je hier afvalt, kun je het gevoel hebben van: ik hoor er niet meer bij. Dan is het beter om terug te keren naar een school in je eigen omgeving. Bij je eigen vriendjes.”

Hoe jong ook, iedereen weet dat hij misschien na enige tijd weer moet vertrekken als hij door de club te licht wordt bevonden. Bram Bakker maakt als psycholoog dagelijks de impact mee van die boodschap. “Wanneer spelers afvallen, krijgen ze een daverende klap te verwerken”, zegt Bram Bakker.

“Hun hele leven stond in teken van het voetballen, de bodem onder hun bestaan wordt weggeslagen. En dat zwarte gat wordt niet gecompenseerd. Je bent niet rijk geworden en je wordt niet herkend als Europees Kampioen. Er komen jaarlijks zo’n zes ex-jeugdspelers bij mij terecht omdat ze verslaafd zijn geraakt aan online gokken, drank of drugs. Ze raken van god los, seksuele losbandigheid is veelvoorkomend. Soms zijn die problemen al op hun dertiende, veertiende ontstaan door de enorme stress die synoniem staat aan Topsport.”

2.6.6 Het gezin Op het moment dat speler een uitnodiging ontvangt moeten volgens FC Groningen ook ouders op de hoogte zijn van eisen die de club stelt aan de speler (zoals wonen bij een gastgezin). Ouders zijn ook betrokken bij de POP-gesprekken die in ieder geval drie keer per jaar worden gevoerd.

Buisman hecht er veel waarde aan dat clubs en ouders voortdurend met elkaar in contact staan. “Ouders moeten weten wat er van hun wordt verwacht in de begeleiding van hun kinderen. Ze hebben recht op informatie die hun kind betreft. Ouders worden door de clubs nauw betrokken, maar vooral om dat ze voorwaardenscheppend zijn. Jeugdspelers krijgen een unieke positie in het gezin. Ouders moeten geweldig investeren in hun kinderen. Ze moeten op hun kop staan om ze te halen en te brengen. Dat betekent dat dit ten koste gaat van de anderen kinderen in het gezin. Moeder rijdt haar zoon naar het voetbal. Vader poetst zijn schoenen en het zusje staat beteuterd te kijken. Als een speler thuiskomt, moet er gezonde voeding op tafel staan en het trainingstenue moet gewassen worden.”

Sommige ouders kunnen volgens hem ook doorslaan. “Ze kunnen soms eigen belangen laten prevaleren, zodat de belangen van het kind ondergeschikt zijn. Andere ouders hebben soms een blinde drift om hun kind zo ver mogelijk te laten komen. Dat is gevaarlijk.”

Paul Verweel steunt Buisman in zijn visie. “Voor ouders is een belangrijke rol weggelegd bij de clubs. Het kan niet zo zijn dat BVO’s ouders de mond snoeren en dat zij alleen maar goed zijn voor het halen en brengen en het dieet van hun kinderen.”

37

Hoofdstuk 3 Conclusie (Journalistiek product / Hoofdverhaal Elsevier)

Röntgenfoto van beroepsopleiding tot profvoetballer Jongensdroom of kinderhandel?

Het voetbalseizoen begint weer. Net als elk seizoen zullen er ook nu jonge talenten gaan doorbreken. Talenten waar de clubs mee pronken, ze zijn trots op hun jeugdopleiding. Maar het is schone schijn. Honderden jongens halen het betaalde voetbal uiteindelijk niet, terwijl hun leven daar soms jarenlang op ingesteld is geweest.

Uit eigen onderzoek van Elsevier (zie kader) blijkt dat de kans op een doorbraak bij de eigen club hooguit zo’n vijf procent is. Dat betekent dat er per geboortejaar slechts één à twee jeugdspelers slagen in het eerste elftal. Die spelers zitten dan meestal al lang (zes tot acht jaar) in de opleiding. PSV, Ajax, sinds kort AZ en Feyenoord (PAAF-clubs) zorgen voor de grootste instroom in de rest van het betaalde voetbal. Dit heeft te maken met het budget dat daar stukken hoger is dan bij andere clubs, maar vooral met traditie en uitstraling. Wanneer een jeugdspeler, waarvandaan ook, gevraagd wordt voor Ajax, zegt hij simpelweg geen nee. De bovenlaag van de toptalenten zit dus bijna altijd bij deze PAAF-clubs. Het overgrote deel van de voetbaltalenten uit een jeugdopleiding wordt dus geen voetbalprof, maar beland in het amateurvoetbal of stopt zelfs helemaal met voetballen. Het is duidelijk: het rendement van de beroepsopleiding tot profvoetballer is extreem laag.

Is het erg dat slechts een handvol pupillen aan het eind van de rit in het eerste speelt? Elke jeugdspeler kost clubs sowieso geld, maar het heeft ook een menselijke kant. De vraag is of clubs ook de verantwoordelijkheid nemen voor de spelers die uiteindelijk de top niet halen. Bied je het kind kansen of ontneem je hem die juist?

Gescout! De jongensdroom begint met de envelop die in de bus valt. Het clublogo verraadt de inhoud al: je bent in beeld bij een profclub. Elke club heeft door een uitgebreid scoutingsteam alle amateurspelertjes uit de regio in beeld. De besten worden geselecteerd.

De instroomleeftijd van voetbaltalentjes bij Regionale Jeugdopleidingen (RJO’s) varieert van zes tot elf jaar, afhankelijk van de rechtsvorm van de opleiding. Een club met een stichtingstructuur mag namelijk geen spelers jonger dan elf jaar aan zich verbinden. Clubs met een verenigingsstructuur, zoals PSV en Ajax, zijn niet gebonden aan die leeftijdsgrens. Zij denken dat voetballers ook op zesjarige leeftijd al beter worden door onder weerstand en op niveau te trainen. Ondertussen is het vooral mooi dat ze de concurrentie te snel af zijn. Maar volgens pedagogen zijn jongens onder de elf jaar onrijp voor topsport. Paul Verweel (60), lid bondsbestuur KNVB, en hoogleraar Bestuur en Organisatiewetenschappen: “Clubs schieten met hagel. Ze laten jochies van zes, zeven jaar soms veertig kilometer reizen naar de club, terwijl uit onderzoek is gebleken dat er sowieso nog helemaal geen talentherkenning kan plaatsvinden in die leeftijdsklasse. Waar ben je dan mee bezig?” De voetbalopleiding duurt daarna tot je negentiende. De kans dat je zolang blijft is alleen voor de besten weggelegd. Elk jaar vallen jongens af en stromen er nieuwe talentjes in.

Volgens het Beroepscompetentieprofiel Profvoetballer dat de KNVB heeft opgesteld, moet een speler na de opleiding tot profvoetballer kunnen bijdragen aan het teamproces, kunnen voorbereiden, ontwikkelen, verbeteren, reflecteren en omgaan met media, publiek en sponsors. Om dat te bereiken gaan spelertjes van elf jaar een leven tegemoet waarin het zeven dagen per week zal draaien om topsport.

Daarin wordt weinig aan het toeval over gelaten. Clubs bieden uitstekende faciliteiten aan en speler worden

38 begeleid door een keur aan mensen: trainers, sport-, studie- en voedingsbegeleiders, een psycholoog, materiaalmensen en een volledige medische staf. Etensvoorschriften en gedegen medische verzorging spreken in de top voor zich. Net als Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) -gesprekken tussen de voetballertjes en hun begeleiders, voorlichting over zaakwaarnemers, carrièreplanning en media, en het gebruik van het videoanalyse-systemen tijdens trainingen en wedstrijden. De kans dat je daardoor een betere voetballer wordt, is groter dan bij je amateurcluppie. Veel jongens die afvielen zijn nu nog actief op hoog amateurniveau en kunnen daardoor een zakcentje bijverdienen.

Opoffering Spelen bij een jeugdopleiding vergt veel inspanning en discipline. Omdat spelers uit de hele regio of soms uit het hele land komen, regelen de meeste clubs het vervoer. Elke dag worden spelers ’s ochtends rond zes of zeven uur opgehaald door een busje dat hen naar de training brengt. Na afloop van de trainingen en school brengt dat busje hen tussen vijf en zeven uur thuis. Feyenoord-junior Joey Sleegers (16) uit Helmond, wordt zelfs elke dag door een privéchauffeur naar de club gereden. Zijn 12-jarige clubgenootjes komen onder meer uit Landgraaf, Zwammerdam, Leiden, Nootdorp, Bodegraven, Arnhem, Sassenheim en Loon op zand met het openbaar vervoer naar Rotterdam.

Jeugdspelers trainen tot hun dertiende vier keer per week, daarna meestal vijf tot zes keer per week. En op zaterdag is er een wedstrijd. Die zijn door het hele land. Zo stonden er op een wedstrijddag in mei busjes uit Den Haag en Groningen bij de opleiding van NEC/Oss. Naar school gaan ze in de buurt van de club. Veel clubs hebben een dagopleiding, waardoor spelers niet naar een reguliere school in de buurt van hun woonplaats kunnen. PSV, Feyenoord, AZ, sc Heerenveen, Vitesse, NEC, Twente, Groningen werken daarom samen met LOOT-scholen. Die scholen zorgen ervoor dat de spelers, school en topsport zo optimaal mogelijk kunnen combineren. Ze krijgen daar veel persoonlijke aandacht, vrijstelling voor een aantal vakken en het rooster wordt zo afgestemd dat er geen training gemist wordt. Vaak ook met (kostbare) privéles. Clubs die geen dagopleiding hebben, zoals Ajax en Sparta, vinden dat kinderen in hun eigen sociale omgeving naar school moeten gaan. Ze kunnen dan vaker hun vriendjes zien, aan de andere kant zien ze hun gezin minder.

Na die lange dag wacht nog het resterende huiswerk. De regelmaat biedt structuur aan het leven van het kind, maar het is vooral een lange en zware weg waarin eigenlijk alleen tijd is voor voetbal en studeren. Een Turkse moeder over haar dertienjarige zoon die bij Sparta speelt: “Alles staat in teken van voetbal. Voor hemzelf, maar ook voor ons als gezin. Alleen op zondag en woensdag kan hij zijn vriendjes zien, maar daar is hij dan meestal te moe voor.”

Het merendeel van de vele oud-jeugdspelers van Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s) met wie Elsevier sprak, geeft desondanks aan dat zij de tijd in de voetbalacademie zo over zouden doen. Hoewel ze niet zijn doorgebroken, hebben ze meestal genoten van de ervaring, aandacht en het plezier dat ze er destijds uit haalden. Twan Centen (46), vader van NEC-speler Dani (13): “Ik merk dat mijn zoon plezier heeft. Dat is het belangrijkste. Dani ontwikkelt zich als voetballer, maar ook als mens. Bij NEC heb je te maken met facetten als discipline, afspraken nakomen en spelen als team.”

Veel spelers hebben wel spijt dat ze school verwaarloosd hebben. Boy Bleeker (23), oud-jeugdinternational en voormalig jeugdspeler van Feyenoord en Utrecht is één van de vele voorbeelden. “Ondanks dat mijn moeder achter mijn broek aanzat heb ik school laten liggen. Ik had een havo/vwo advies, maar heb een vmbo-diploma gehaald. Het was puur een motivatieprobleem, ik was een groot talent en richtte me op het voetbal. Na een volle dag van school en voetban, had ik ‘s avonds geen puf meer om huiswerk te werken. Ik had meer doorzettingsvermogen moeten tonen. Gelukkig heb ik dat later ruimschoots recht kunnen zetten bij het Korps Mariniers.“

39

Pedagogiek Albert Buisman (70), voormalig sportpedagoog aan de universiteit van Utrecht, deed in 2008 onderzoek naar de opleidingen tot beroepsvoetballer met het Expertisecentrum Leermiddelenontwikkeling Utrecht (CLU) in opdracht van de KNVB. Hij schrok van de volwassen prestatiewereld waar de kinderen in terecht komen. “De voetbalopleiding is intensief, een ratrace met veel afvallers. Het voortdurend beter worden mag geen eis zijn. Topsport is niet vanzelfsprekend voor kinderen. In jeugdsport moet het altijd gaan om het kindbelang. Kwaliteit van de voetbalopleiding is niet diegenen die er doorkomen. Kwaliteit heeft ook te maken met al die kinderen die door domme trainingsvoorschriften naar de filistijnen gegaan zijn. RJO’s hebben vaak oud-profs als trainer in dienst, die de jeugdspelers precies kunnen leren dat je moet winnen, maar die weinig weten van pedagogische belangen.”

Osman Abdi Bille (22), student psychologie en ervaringsdeskundige in de jeugd van ADO den Haag en Sparta vult aan: “Er zit verschil tussen clubs, de ene is didactisch stukken slechter dan de ander. Bij Sparta was het veel losser dan bij ADO, meer vanuit het voetbal zelf. In Den Haag waren de trainers onvoldoende geschoold om een mix van plezier en prestatie aan te bieden. De ego’s van trainers prevaleerden boven alles. Een trainer zou juist continue het goede in je naar boven moeten halen, maar binnen twee jaar was mijn plezier in het spelletje verdwenen en heb ik mijn spullen ingeleverd.”

Buisman: “Een club zou zich meer bezig moeten houden met ontwikkelen van de persoonlijkheid van spelers en hen voorbereiden op een plek in de maatschappij wanneer het met voetbal niet lukt. Clubs zouden meer zaken moeten aanbieden dan alleen opleiding tot voetballer. Voor zover nevendoelen van pedagogische aard zijn, reiken deze meestal niet veel verder dan het disciplineren van gedrag.”

Alain Schols (24) concludeerde in 2010 in zijn bachelorscriptie De Ideale Opbouw van een RJO dat ‘iedere RJO een sociaal/maatschappelijk plan moet hebben’. Alleen de invulling daarvan is variabel. Gestructureerd is het dus meestal niet. Schols: “Een specifiek pedagogisch plan heeft geen enkele BVO, de KNVB zou dit eigenlijk moeten opnemen als verplichte eis binnen het certificeringtraject.”

Maar clubs moeten ook oog hebben voor de fysieke kant. Spelers kunnen groeistagnatie krijgen door het zogenaamde 'geboortemaandeffect'. Jeugdspelers die geboren zijn in juli tot en met december krijgen een te zware voetbalbelasting volgens inspanningsfysioloog Raymond Verheijen (39). "De kleinere jongens moeten tijdens de training op hun tenen lopen om op te boksen tegen de ouderen. Dat leidt tot structurele groeiachterstand. De voetbaltalenten worden op termijn minder grote mensen, ze kunnen soms vier tot zes centimeter kleiner blijven.”

Het drukke schema heeft ook invloed op de rest van het gezin. Ouders worden door clubs nauw betrokken, maar vooral omdat ze voorwaardenscheppend zijn. Als een speler thuiskomt, moet er een maaltijd volgens het dieet van de club op tafel staan. Ouders moeten geweldig investeren in de droom van hun kind.

Afvallers Opvallend is dat clubs geen enkel benul hebben wat er van de vele afvallers is terechtgekomen. Nazorg is er ook enkel in de vorm van bemiddeling en het gebruik van faciliteiten. Tot hooguit een jaar na uitstroom. De voetballertjes worden door twee, drie gesprekken per jaar wel enigszins voorbereid op een slechtnieuwsgesprek.

Iedere speler weet dat hij vroeg of laat weggestuurd kan worden. “Maar wanneer spelers afvallen, krijgen ze een daverende klap te verwerken”, zegt Bram Bakker (47), sportpsychiater. “Hun hele leven stond in teken van het voetballen, de bodem onder hun bestaan wordt weggeslagen. En dat zwarte gat wordt niet gecompenseerd. Je bent niet rijk geworden en wordt niet herkend als Europees Kampioen. Er komen jaarlijks zo’n zes ex-jeugdspelers bij mij terecht omdat ze verslaafd zijn geraakt aan online gokken, drank of drugs. Ze

40 raken van god los, seksuele losbandigheid is veelvoorkomend. Soms zijn die problemen al op hun dertiende, veertiende ontstaan door de enorme stress die synoniem staat aan Topsport.”

Wat belemmert je doorbraak? De KNVB en RJO’s onderschrijven dat de beroepsopleiding tot profvoetballer ook daadwerkelijk tot doel moet hebben spelers op te leiden tot betaald voetballer. Dat de kans klein is om profvoetballer te worden heeft niet per se met de kwaliteit van de opleiding te maken.

Een speler kan nog zo talentvol zijn, uiteindelijk weet je nooit zeker hoe de ontwikkeling van spelers verloopt. Soms zit er geen progressie meer in de grootste beloftes, ondanks inspanningen van trainers. Talent is eindig, en talent alleen niet genoeg. Blessures, omstandigheden thuis, mentaliteit of pubertijd en andere factoren spelen allemaal mee.

Maar ook wanneer het totaalplaatje klopt, biedt dat nog geen garanties. Een simpele rekensom geeft weer dat de achttien eredivisieclubs slechts plaats bieden aan 198 basisspelers en ruim 200 wisselspelers. De vraag naar profvoetballers is dus gering. Er zijn te veel opleidingen, waardoor er meer spelers beschikbaar komen dan dat er nodig zijn in de eerste elftallen van BVO’s. Om door te breken is geluk nodig, vertrouwen van een trainer, of een blessure van een concurrent.

Dat er op weg naar de top veel jeugdig talent afvalt en teleurgesteld raakt is onderdeel van het systeem. Corebusiness van BVO’s is toch spelers voortbrengen en winst maken. Een gemiddelde RJO heeft al snel een budget van 1,2 miljoen nodig. Bij de PAAF-clubs is dat meer, Ajax heeft zelfs een budget van 6,5 miljoen. Voor de clubs is het vooral aantrekkelijk om zelf spelers op te leiden en later door te verkopen. Eigen jeugdspelers zijn sowieso goedkoper; voor spelers van buitenaf moet immers een transfersom worden betaald aan de oude club. Wanneer jeugdspelers doorbreken versterkt dat ook de identiteit van de club. Fans uit Nijmegen breken nu bijvoorbeeld het stadion af voor Jasper Cilissen en Bram Nuytinck, eigen jeugdspelers die nu in het eerste spelen. Bovendien kunnen spelers in de eigen opleiding wennen aan de clubcultuur en speelwijze, zodat ze makkelijker instromen in het eerste.

Money talks In de praktijk is dat anders, vooral wanneer de club snel naar een hoger prestatieniveau wil. Clubs kiezen dan vaker voor kwaliteitsspelers van buitenaf. Peter Van Dort (43), onderzoeker bij de KNVB: “Bij Roda JC had je een geldschieter (Nol Hendriks, red.) die zorgde dat er spelers kwamen, en had er baat bij dat spelers snel weer verkocht werden. Dergelijke praktijken blokkeren de doorstroom van jeugdspelers.” Anderzijds zie je een groei van doorgebroken jeugdspelers, wanneer een club financieel slecht ervoor staat. Van Dort: “Als er geen alternatieven zijn, krijgen ze opeens wel tijd en vertouwen. Zoals nu bij Feyenoord en in het verleden bij Vitesse.” Daar konden maar liefst zeven spelers met geboortejaar 1988 doorbreken.

Hoewel de grootste talenten als , en , al vroeg in de opleiding zaten, blijft voetbal onvoorspelbaar. International Dirk Kuijt speelde nooit in een BVO-opleiding en vertrok pas op zijn achttiende naar FC Utrecht. Toch kun je wel een redelijke inschatting maken volgens Ruud Kaiser (50), oud-jeugd bondscoach en -juniorentrainer bij Chelsea. “Vanaf dertien jaar kun je al inschatten of een speler het gaat redden. Of het een supertalent, toptalent, gewoon talent of middelmaat is. Die middelmaat houdt het elftal in stand, maar zal het betaalde voetbal niet redden.” Wanneer er maar één speler doorbreekt houdt dat in dat tien van de elf spelers opvulling zijn om één speler de ster te laten zijn. Dat is een schrijnende constatering.

Toekomst De clubs en de KNVB erkennen het probleem. Piet Hubers (50): “We zien dat clubs nu meer verantwoordelijkheid nemen om spelers breder op te leiden dan alleen tot profvoetballer” Om de afvallers een

41 vangnet te bieden begon Sparta bijvoorbeeld vorig jaar met de MBO opleiding tot profvoetballer. De speler (17 t/m 20 jaar) kan zich met deze Mbo-Studie op maatschappelijk gebied en als profvoetballer verder ontwikkelen. Behalve het behalen van het diploma Sport & Bewegen niveau 3, krijgen de leerlingen bij het verlaten van de opleiding de mogelijkheid om in te stromen in de reguliere Sport en Bewegen opleiding. Willem II/RKC en FC Utrecht volgden snel.

Hoogleraar Paul Verweel: “Ik krijg voldoende signalen dat clubs zich meer bewust zijn van hun opvoedkundige rol. Maar dat is een proces, clubs moeten een hele cultuurverandering ondergaan om dit te bereiken. Het clubbelang staat soms op gespannen voet met het opvoedkundige karakter dat zo’n profopleiding moet hebben. Sommige clubs zijn al aardig georganiseerd maar anderen niet. Daarom moet de KNVB Academie ervoor zorgen dat de toekomstige trainers pedagogisch beter geschoold worden.”

De nieuwe Regionale Jeugdopleidingen (zie kader) zijn een stap in de goede richting. Er zijn minder opleidingen en zodoende minder spelers die afvallen dan voorheen. Maar ook wanneer het aantal doorgebroken spelers verdubbelt, zoals de KNVB beoogt, blijft het aantal afvallers tragisch hoog.

Hubers stelde de vraag: ‘Biedt je een kind kansen of ontneem je hem die juist?’. Iedere ouder zou zichzelf die vraag moeten stellen wanneer hun kind gevraagd wordt door een voetbalacademie. Want profvoetballer, dat wordt ‘ie bijna nooit.

42

Hoofdstuk 4 Visie en aanbeveling

Ons kwantitatieve praktijkonderzoek laat zien dat het rendement van voetbalopleidingen schrijnend is. Alleen bij PSV, Ajax, AZ en Feyenoord maak je een redelijke kans om na je opleiding tot betaald voetballer daadwerkelijk profvoetballer te worden.

Structuurhervorming Dat heeft een simpele oorzaak. Er zijn te veel opleidingen, waardoor het aanbod van jeugdspelers uit de opleiding tot beroepsvoetballer vele malen groter is dan de vraag naar profvoetballers. Ook na de hervormingen van 38 opleidingen naar 14 Regionale Jeugdopleidingen.

Het project Regionale Jeugdopleidingen moet het rendement van opleidingen verbeteren; het aantal talenten dat doorbreekt in het betaald voetbal moet verdubbelen van dertig naar zestig spelers per seizoen. Dat de KNVB deze aantallen baseert op een zeer magere, onvolledige en dus onjuiste analyse is overigens opmerkelijk te noemen.22 Piet Hubers, manager voetbaltechnische zaken bij de KNVB denkt dat er over zo’n twee à drie jaar een verbeterd rendement is te zien. Ook merkt hij dat clubs nu meer verantwoordelijkheid nemen om spelers breder op te leiden dan alleen tot profvoetballer. Om de afvallers een vangnet te bieden begon Sparta bijvoorbeeld vorig jaar met de MBO opleiding tot profvoetballer.

De nieuwe Regionale Jeugdopleidingen zijn bij eerste oogopslag dus een stap in de goede richting. Er zijn minder opleidingen en zodoende minder spelers die afvallen dan voorheen. Maar ook wanneer de slagingskans verdubbelt, zoals de KNVB beoogt, blijft het aantal afvallers tragisch hoog.

Onze aanbeveling aan de KNVB is daarom opnieuw te hervormen. Deze keer rigoureus; niet alleen in de kwantiteit, maar in de structuur. De voetbalbond zou opleidingen moeten scheiden van BVO’s. Wij denken dat er in Nederland slechts ruimte is voor vier onafhankelijke ‘universiteiten’ tot profvoetballer in Noord-, Oost-, Zuid- en West-Nederland. De jeugdspelers kiezen daarna zelf hun club, net als in het echte bedrijfsleven. Met vier keer 18 spelers per lichting worden er dan 72 jongens op jaarbasis klaargestoomd voor het betaalde voetbal in Nederland. Met dit systeem krijg je pas echt clustering van talent en de besten tegen de besten. En er zijn geen honderden afvallers.

Natuurlijk zitten daar enige haken en ogen aan. Hoe vorm je bijvoorbeeld een competitie met slechts vier elftallen en wie brengt de financiën in? Daar zijn echter veel oplossingen voor te bedenken. Zo zou je een competitie zoals in Schotland kunnen opzetten; waar clubs minimaal drie keer tegen elkaar spelen. Om geld te genereren zou je een systeem kunnen bedenken waarin clubs een bepaald bedrag inleggen afhankelijk van het aantal spelers dat na de opleidingen voor hun club kiest. De aanbevolen hervorming is ook een lange weg, een cultuurverandering die tijd nodig heeft. Het vormen van de huidige RJO’s duurde immers ook lang doordat opleidingen vaak als de identiteit en trots van clubs worden gezien. Bovendien spelen sentimenten vaak een rol. Een fusie tussen rivalen Willem II en NAC wordt bijvoorbeeld niet zomaar geaccepteerd door de achterban.

We constateren dat de KNVB deze aanbeveling ook zelf had kunnen bedenken, maar dat niet gedaan heeft. Net zoals bij de vorming van de Regionale Jeugdopleidingen, dat al tien jaar eerder had gemoeten, lijkt het of de KNVB bewust achter de feiten aanloopt. We vermoeden daarom dat de KNVB andere belangen prioriteit geeft boven de vele afvallers uit jeugdopleidingen. Het doel van minder afvallers blijkt bij nader inzien ook eerder een middel op weg naar het hoofddoel, namelijk kwaliteitsverhoging van het Nederlandse voetbal. De nieuwe RJO’s moeten ervoor zorgen dat er meer en kwalitatief betere spelers doorbreken. Dat er door de nieuwe structuur en kleinere instroom ook minder

22 De doelstelling is gebaseerd op een analyse van het WJH Mulier instituut. In Hoofdstuk 5.4 wordt dit verder toegelicht

43 spelers afvallen, is slechts mooi meegenomen. De hoofdzaak van de KNVB, blijkt uit onze gesprekken, is om ‘betere’ jeugdspelers te krijgen uit de voetbalopleiding, waardoor er uiteindelijk meer jeugdspelers doorbreken in het betaalde voetbal. Op die manier kan het Nederlands Elftal in de toekomst de vruchten plukken van het talent in Nederland, zodat we de tweede plek behouden op de FIFA-ranglijst. De KNVB kijkt niet om naar de groep jongens die uiteindelijk nooit profvoetballer worden terwijl hun leven daar soms wel jaren op ingesteld is geweest; daar is niks voor geregeld. Het lijkt ze niks te interesseren.

Pedagogisch plan De groep afvallers is juist de probleemgroep. De opofferingen die spelers moeten maken om profvoetballer te worden, zijn namelijk absurd in verhouding tot de kans van doorbreken. Kinderen worden uit hun omgeving getrokken, moeten veel reizen, bewegen zich veel te vroeg in een harde, volwassen prestatiewereld, en hebben enkel nog tijd hebben voor trainen en school, waardoor hun sociale leven er bij inschiet. Bovendien verwaarlozen de kinderen vaak hun schoolprestaties vanwege de drukke agenda. Dat is ernstig, vooral als het uiteindelijk geen resultaat oplevert in de vorm van beoefening van het beroep profvoetballer. De opleidingen laten het bovendien op pedagogisch gebied afweten. Als je met kinderen werkt heb je hoe dan ook een opvoedkundige taak. In de praktijk blijkt dit echter vaak achter te blijven en richten clubs zich slechts op de ‘opleiding tot voetballer’. Een pedagogisch plan is er vaak niet.

De tweede aanbeveling die wij daarom doen is dat de KNVB de opleidingen moet verplichten om een pedagogisch plan op te stellen en te hanteren. Een plan dat niet alleen een middel is om het doel tot profvoetballer te verwezenlijken, maar op zichzelf als doel heeft om spelers op een verantwoorde manier op te voeden en tevens voor te bereiden op een toekomst zonder betaald voetbal. Bijvoorbeeld door trainers pedagogisch beter te scholen. Omdat de meeste jeugdspelers geen profvoetballer worden. De noodzaak hiervan is bevestigd door onze interviews met hoogleraar Paul Verweel, hoogleraar emeritus Albert Buisman en psychiater Bram Bakker.

Ook de voorlichting aan ouders moet beter. De clubs lichten ouders wel in voor over de geringe kans die hun zoon heeft om uiteindelijk profvoetballer te worden, maar over andere belangrijke zaken wordt gezwegen. Zo weten ouders in eerste instantie niet wat voor impact het op het gezinsleven als hun zoon bij een BVO zit. Dit ervaren ze pas later. Hierin schiet de KNVB tekort. De voetbalbond moet ervoor zorgen dat de voorlichting naar ouders toe duidelijker wordt. Pas dan kan elke ouder een weloverwogen keuze maken om wel of niet in te gaan op de uitnodiging die hun zoon krijgt van een voetbalopleiding.

44

Hoofdstuk 5 Journalistieke traject en verantwoording

5.1 Brainstormfase Dit afstudeerproject startte op 12 januari met de eerste brainstormsessie. Naar aanleiding van onze succesvolle samenwerking tijdens onze gezamenlijke stageperiode bij Elf Voetbal, besloten we om samen een journalistiek en maatschappelijk relevant onderwerp op te pakken.

Omdat we ons allebei sterk verbonden voelen met het (amateur)voetbal, wilden we een serie grote verhalen maken in die hoek. Na veel nadenken, schrappen en zwoegen kwamen we uit bij het globale idee om iets te doen met jeugdvoetballertjes van BVO’s (Betaald Voetbal Organisaties). Brainstormsessies daarna hebben ons veel opgeleverd in de onderwerpskeuze en de afbakening daarvan. Het leverde de volgende hoofdvraag op: ‘Wat zijn de dilemma’s binnen de beroepsopleiding tot profvoetballer?’.

Het voordeel van de keuze voor dit onderwerp was dat Frank ervaringsdeskundige is; hij speelde vroeger zelf in de jeugdopleidingen van Feyenoord en De Graafschap, waardoor we voldoende know how en inside- information hadden.

In onze beleving bestonden er te veel misverstanden over deze voetbalopleidingen. Het klinkt voor de buitenwereld zo mooi: ‘mijn zoon speelt bij Ajax’, maar in de praktijk is het slechts voor weinig jongens binnen een voetbalacademie weggelegd om daadwerkelijk betaald voetballer te worden. De kans dat je niet slaagt, terwijl je soms wel jarenlang deel uitmaakt van een jeugdopleiding, is zeer groot. Wij twijfelden of iedereen zich daar voldoende van bewust is. Bovendien zaten er volgens ons behoorlijk wat sociaal/maatschappelijke consequenties aan de opoffering die kinderen tussen elf en negentien jaar moeten doen om hun droom tot profvoetballer te realiseren. In een voetbalopleiding trainen ze gemiddeld zo’n vijf keer per week en gaan ondertussen ook nog naar school. Terwijl ze soms ook uren moeten reizen. Ze houden zo weinig vrije tijd over. Bovendien leven deze jonge talenten in een volwassen prestatieklimaat waarin alleen de besten overleven. De druk die ze zichzelf opleggen en de druk van buitenaf – door trainers, ouders en docenten - zorgt ervoor dat jeugdspelers bij BVO’s onder meer spanning staan dan leeftijdgenoten.

Uit de praktijk vermoedden wij dat de volgende graag essentieel zou gaan worden: ‘Is het erg dat er slechts een handvol pupillen aan het einde van de rit in het betaalde voetbal speelt?’. Maar we moesten eerst zeker weten of er daadwerkelijk zo weinig spelers doorbraken, en zo ja; hoeveel spelers er slagen als betaald voetballer en hoeveel niet.

Omdat ons onderwerp nogal zwaar is en het uiteindelijk een hoge maatschappelijke relevantie kon hebben, zochten we contact met Elsevier, het grootste opinieblad van Nederland. We hadden daar ingangen dankzij de goede stage die Roel eerder bij Elsevier had gelopen. Op 16 februari hadden we een afspraak met redactiechef Gertjan van Schoonhoven om ons idee te bespreken. Hij bleek optimistisch over ons plan en hielp ons in het vinden van de juiste invalshoek voor het verhaal. Het onderzoek, zoals wij bedacht hadden, was volgens Gertjan van Schoonhoven goed opgezet. We spraken af dat we zo’n drie maanden nodig hadden en dat we tussentijds contact zouden houden over de voortgang van het verhaal. Nu hadden we een opdrachtgever. Werken in naam van Elsevier zou deuren voor ons kunnen openen die normaal dicht zouden blijven. Vooral in de gesloten voetbalwereld, waar persvoorlichters de dienst uitmaken, kun je niet zonder werkgever aankloppen. Zeker niet met dit onderwerp, waarbij de clubs zich kwetsbaar op moesten stellen. De samenwerking met Elsevier bezorgde ons daarnaast extra motivatie om het artikel tot een goed einde te brengen, er was geen weg meer terug.

45

5.2 Literatuuronderzoek We begonnen ons onderzoek met de zoektocht naar bruikbare literatuur. Enerzijds om te bekijken of het kwantitatieve onderzoeksgedeelte naar het rendement van jeugdopleidingen al eens gedaan was, anderzijds om te controleren of ons idee overeenkwam met wat er al was verschenen.

De Krantenbank hielp ons in het begin om te controleren of er al dergelijke artikelen waren verschenen. Daar vonden we veel bruikbare informatie over de jeugdopleiding op zich. Maar geen artikelen met de insteek zoals wij die voor ogen hadden – namelijk het schetsen van alle dilemma’s voor de toekomstige jeugdspeler.

Via internet achterhaalden we ook enige (interne) documenten van KNVB. Daar hebben we gelijk werk van gemaakt door contact te zoeken met de KNVB. Nadat we langs waren geweest in Zeist kregen we diverse onderzoeken toegestuurd die normaliter niet boven water waren gekomen. Albert Buisman, één van de onderzoekers van een kritisch rapport 23 - met wie we later een interview hebben gehad -, was dan ook zeer verbaasd dat de KNVB ons deze documenten had aangeboden.

Ondertussen vonden we vooral veel literatuur dat we voor ons kwalitatieve praktijkonderzoek konden gebruiken, niet voor het kwantitatieve gedeelte. Ook na ons gesprek bij de KNVB bleek dat er nog nergens een recent en gefundeerd onderzoek naar het rendement van de voetbalopleidingen was gedaan. Het enige vergelijkbaar uitgevoerde onderzoek door het WJH Mulier Instituut was volgens ons onvoldoende 24. Om die reden waren we genoodzaakt om het kwantitatieve praktijkonderzoek zelf uit te voeren. Deze cijfers en feiten waren immers de basis van ons verhaal.

Dankzij de vele mensen die we spraken voor ons onderzoek breidde onze literatuurlijst zich overigens steeds verder uit. Ook boeken uit de Universiteitsbibliotheek in Utrecht hebben ons aan veel informatie geholpen. Deze literatuur bevestigde de hoge journalistieke en maatschappelijke nieuwswaarde van ons onderwerp.

5.3 Kwantitatief praktijkonderzoek Uit het literatuuronderzoek kwam dus naar voren dat een dergelijk onderzoek naar het rendement van voetbalopleidingen, zoals wij dat voor ogen hadden, nog niet voldoende bestond. Omdat er vaak oppervlakkig over jeugdopleidingen in de media gesproken wordt, wilden wij per se weten hoe het precies zat met de kansen die jeugdspelers hebben om betaald voetballer te worden.

We besloten daarom het kwantitatieve onderzoek zelf te doen, ondanks de waarschuwing in de Nota Afstuderen: “Laat je in geen geval verleiden tot het nadoen van uitvoerig ‘wetenschappelijk’ (kwantitatief) onderzoek. Voor echt uitvoerig empirisch, kwantitatief onderzoek, zoals je die vaak in wetenschappelijke publicaties aantreft, bestaat in het kader van je scriptie domweg geen mogelijkheid. Goed empirisch onderzoek is tijdrovend en ingewikkeld.” We wisten dus van tevoren dat we het onszelf moeilijk gingen maken. Achteraf gezien heeft de Nota volledig gelijk gekregen. Het kwantitatieve onderzoek is uitstekend gelukt, maar het kostte enorm veel tijd doordat we gegevens van clubs wilden hebben waar we ze later mee tegen de schenen zouden gaan trappen. Het was soms ook buitengewoon ingewikkeld om de juiste criteria te vinden.

Het kwantitatieve praktijkonderzoek moest een antwoord gaan geven op de vraag: ‘waar kom je als voetballer terecht nadat je deel uit hebt gemaakt van een jeugdopleiding?’ De resultaten zouden absoluut geen waardeoordeel zijn over de kwaliteit van de jeugdopleidingen, maar wel over het rendement.

23 Het gaat hier om de literatuur- en praktijkstudie de het CLU uitvoerde voor de KNVB Naar een professionele opleiding tot beroepsvoetballer; Rapportage onderzoek KNVB 24 Zie Hoofdstuk 5.3 voor nadere toelichting

46

Daarbij kwamen we tot bepaalde criteria die wij, na lang discussiëren, wilden hanteren. De afbakening hiervan was erg belangrijk. Het onderzoek moest immers een sterke en duidelijke basis hebben. Het enige vergelijkbare onderzoek met een zelfde insteek dat was gedaan, kwam uit 2005, en was uitgevoerd door het WJH Mulier Instituut in opdracht van de KNVB.25 Maar zoals blijkt uit de volgende uitleg was deze analyse mager met onjuiste resultaten tot gevolg. Opmerkelijk voor een dergelijk centrum voor sociaalwetenschappelijk onderzoek. De oorzaak is vooral de opzet van het onderzoek; het herleiden van de resultaten beredeneerd vanuit het eerste elftal. Aan de hand van seizoensgidsen van eerste elftallen werd berekend hoeveel spelers er jaarlijks doorbreken. Een horizontale beredenering, waar er juist verticaal gekeken moet worden. Wanneer je wilt weten of spelers uit de opleiding doorbreken of niet, zul je ze vanaf het eerste moment van mogelijke instroom in beeld moeten hebben. Dat betekent dat je alle jeugdelftallen na zult moeten gaan op bepaalde geboortejaren. Doe je dat niet, dan loop je het risico spelers te missen die nu in het buitenland spelen en kun je onmogelijk laten zien hoeveel jongens er nu niet doorbreken. Daarmee doe je clubs, maar ook het onderzoek tekort.

Toelichting: In de praktijk maken slechts een handvol spelers de opleiding van het begin tot het einde mee. Tussendoor stromen spelers later in en eerder uit. Wanneer je wilt weten of het geboortejaar X een succesvolle lichting is geweest, heb je dus alle jeugdelftallen nodig waar de spelers geboren in X in kunnen hebben gespeeld. In de praktijk betekent dit, dat je zodoende van elk geboortejaar minimaal acht jaargangen op moet vragen. De speler kan immers van zijn elfde jaar tot zijn negentiende jaar in één van die acht jaren deel uit hebben gemaakt van de opleiding. Alleen met al deze overzichten kun je alle spelers in beeld krijgen en nagaan welke spelers het betaalde voetbal wel of niet hebben bereikt. Bovendien: als een speler bijvoorbeeld eerst in de opleiding van Willem II heeft gezeten en daarna in die van PSV, is het de verdienste van beide clubs dat deze speler het betaalde voetbal haalt. Zo speelde voor zijn tijd in de jeugdopleiding van Ajax en zijn doorbraak in in de jeugd van De Graafschap. Het is ook op het conto van De Graafschap te schrijven dat deze speler het betaalde voetbal haalt.

Voor ons onderzoek vonden we de vier lichtingen met geboortejaren 1987 tot en met 1990 actueel en representatief genoeg voor het onderzoek. Dat zijn immers de laatste en dus meest recente lichtingen jeugdvoetballers die doorgebroken hadden kunnen zijn als betaald voetballer – waar zij voor opgeleid werden. We besloten om ons onderzoek af te bakenen binnen de leeftijden van elf jaar tot en met negentien jaar. Enerzijds omdat de meeste clubs vanwege hun rechtsvorm geen spelers mogen hebben die jonger zijn dan elf. Anderzijds omdat spelers onder elf minder trainen en nog op de basisschool zitten, waardoor veel dilemma’s anders uit te leggen zijn.

De enige manier om de elftaloverzichten te bemachtigen was via de dertien opleidingen zelf. De KNVB wilde en kon niet meewerken omdat ze de gegevens simpelweg niet hadden – ook een opmerkelijke bevinding. De kans dat we de elftaloverzichten zouden krijgen was op dat moment nihil. We verwachtten dat de clubs niet zaten te wachten op ons onderzoek, ze moesten zich immers kwetsbaar opstellen door informatie te verstrekken waar we ze later mee aan konden gaan pakken. Omdat het bovendien om persoonsgegevens ging, hielden we er toen al rekening mee dat het vergaren van alle elftaloverzichten wel eens een zeer zware, tijdrovende klus zou worden. Later zou inderdaad blijken dat we sommige clubs wel tientallen keren moesten bellen en mailen om uiteindelijk te krijgen wat we wilden hebben.

Om ons onderzoek te doen slagen, hebben we gebruik gemaakt van een sterk staaltje blufpoker.

25 We oordelen hier alleen over het analyserende gedeelte over de doorstroming uit het rapport van het WJH Mulier Instituut (Analyse Jeugdopleiding Betaaldvoetbalorganisaties

47

PSV had haar gehele jeugdspelerarchief, inclusief elftaloverzichten, namelijk online staan 26, waardoor we de resultaten van PSV konden uitzoeken voor ons eerste contact met de overige clubs. In onze eerste e-mail aan de andere clubs konden we zodoende suggereren dat PSV ons medewerking had verleend. Dit heeft ons zeker geholpen om een aantal clubs het idee te geven van: ‘Als PSV al meewerkt, dan moeten wij dat ook’. Een aantal clubs zegde medewerking toe. Daardoor konden we later opnieuw bluffen en niet-meewerkende clubs overhalen door te zeggen dat ze als enige niet meewerkte en daarmee als enige een aantekening in Elsevier kregen. We hebben daarbij het nodige geluk gehad; in het kleine voetbalwereldje hebben persvoorlichters continue contact met elkaar. In dit geval steeds te laat.

Ons eerste verzoek hebben we overigens via e-mail verstuurd omdat we ons onderzoek zo het meest duidelijk konden uitleggen. Die eerste e-mail was zeer belangrijk. Omdat de begrijpelijkheid, duidelijkheid en de toon van dit bericht van essentieel belang was om medewerking van de clubs te krijgen, waren we hier zeker twee dagen mee bezig. Er mochten geen fouten in zitten en we moesten clubs exact illustreren waar we mee bezig waren en wat zij voor ons moesten gaan betekenen.

Ons voordeel was wederom dat we met de online gevonden elftaloverzichten van PSV, gelijk een goede steekproef hadden. We konden richting geven aan ons onderzoek en controleren hoe de cijfers zouden worden. De kinderziektes waren dus al uit onze vraagstelling op het moment dat we de eerste e-mail nog naar alle clubs moesten sturen. Tevens bevestigden de resultaten van PSV dat we uniek stukje onderzoek in handen konden krijgen, mits we de andere clubs zover kregen om spelerslijsten uit hun archief naar ons op te sturen. We kwamen erachter dat we hoog moesten inzetten met ons plan.

In onze eerste e-mail 27 aan de clubs vroegen we van alle clubs teamoverzichten van een x aantal teams uit bepaalde jaargangen.28 Op die manier zouden we alle spelers in beeld krijgen met de geboortejaren 1987 t/m 1990 die ooit in waren gestroomd in de jeugdopleiding.

Duidelijk. Maar toch leverde het in de praktijk een aantal problemen op. Het verkrijgen van elftaloverzichten bleek sowieso vaak ‘a hell of a job’, waar we gedurende het onderzoek continue mee bezig zijn geweest. We werden vaak van het kastje naar de muur gestuurd. Het duurde zo lang omdat sommige clubs pas heel laat reageerden op ons verzoek, of in eerste instantie niet wilden meewerken. Een aantal clubs nam na ons verzoek ook zelf de proef op de som door geen spelerslijsten aan te leveren, maar zelf overzichten te maken van geslaagde en niet-geslaagde spelers. In eerste instantie waren we blij met deze moeite. Achteraf zouden we erachter komen dat we echt zelf alle elftaloverzichten moesten inzien om de betrouwbaarheid van ons onderzoek te kunnen garanderen. Clubs lieten vaak een aantal afvallers buiten beschouwing en manipuleerden op die manier als het ware het onderzoek.

Verder liepen we vaak tegen het grootste probleem aan; namelijk dat de clubs niet alle opgevraagde spelerslijsten konden terugvinden in hun archief. Bij drie clubs (ADO Den Haag, Sparta en Willem II), zijn we daardoor incompleet gebleven. Bij ander clubs hebben we via opgezochte oud-trainers of oud-spelers de ontbrekende elftallen in kunnen vullen.

Toen de eerste elftaloverzichten via de mail of per post binnen kwamen, begon pas het echte werk. Uit de overzichten 29 bleken per club gemiddeld tussen de 80 en 154 spelers in ons onderzoek te passen 30. We moesten al deze spelers googelen of op een andere manier achterhalen bij welke club ze nu voetbalden. Het voordeel was dat alle spelers die profvoetbal spelen een wikipedia-pagina of profiel op de site Voetbal

26 www.psvjeugd.nl 27 Zie bijlage 3: Eerste e-mail verzoek om medewerking van clubs 28 Zie bijlage 4: Bijlage Teamoverzicht 29 Zie bijlage 5: Voorbeelden Elftaloverzicht 30 Zie bijlage 6: Voorbeeld Spelersoverzichten

48

International hebben. De geslaagde spelers hadden we zo vrij snel in beeld. Bovendien konden we van spelers die geen profiel hadden uitsluiten dat zij betaald voetballer waren geworden. Uiteraard moesten we dat wel allemaal controleren. Ook van de grote groep ‘afvallers’ moesten we weten bij welke amateurclub ze speelden. Dat was vaak een lastiger verhaal. Over sommige jongens was weinig bekend. Het gebruik van social media als Hyves en Facebook heeft ons zeker geholpen in ons onderzoek. Wanneer we van een speler de huidige amateurclub niet konden vinden, zochten we contact via social media. We stuurden een privébericht met de vraag waar ze nu voetbalden. Dit bleek niet de meest efficiënte manier, er werd vaker niet dan wel gereageerd, toch hebben met hulp van internet nagenoeg alle spelers weten te achterhalen. Een rotklus, maar wel noodzakelijk.

Toen we alle spelers van de lichtingen 1987 tot en met 1990 uitgezocht hadden, konden we de resultaten per club verwerken in een grafiek zoals weergegeven in het kwantitatieve praktijkonderzoek.31 Uiteindelijk hebben we ruim 300 e-mails of berichten op social media verstuurd naar clubs, spelers en de KNVB, en honderd telefoontjes gepleegd voordat ons onderzoek helemaal rond was.

5.4 Kwalitatief praktijkonderzoek Toen we eerste resultaten op papier hadden en het meeste (vak)literatuur over ons onderwerp hadden doorgespit, waren we klaar voor de volgende stap: de interviews.

De meest voor de hand liggende gesprekspartners hadden we snel bedacht; (oud-)jeugdspelers, clubs en de KNVB.

Vanzelfsprekend hebben we eerst veel (voormalig) jeugdspelers gesproken om ons meer te kunnen verplaatsen in alle facetten die jeugdsport te bieden heeft en wat je er voor over moet hebben. Van die spelers wilden we weten waar ze terecht gekomen zijn in de voetbalwereld of in de reguliere maatschappij. Ook hebben we hen gevraagd hoe ze de tijd in de voetbalopleiding hebben ervaren. En, of ze het over zouden doen. We probeerden zoveel mogelijk diverse spelers te spreken. Dus met spelers die voortijdig waren uitgestroomd, maar ook met spelers die nog aan het betaalde voetbal hadden geroken en nu amateurspeler was. In totaal spraken we met 24 (ex-)jeugdspelers.32 Voor de volledigheid hebben we tevens gesproken met ouders van (ex-)jeugdspelers. Zij kijken toch vaak met een helikopterview naar het bestaan van hun kind. Al snel hebben we een afspraak gemaakt met schrijver en dichter Nico Dijkshoorn. Uit ons literatuuronderzoek bleek dat zijn zoon Bob twee jaar jeugdspeler van AZ was, en Dijkshoorn durfde kritiek te uiten op die tijd. 33 Hij was niet te spreken over het pedagogische leefklimaat van de opleiding en de sociale kwaliteiten van de trainers van AZ. Op jeugdtoernooien hebben we verschillende ouders van jeugdspelers gesproken om zo meer te weten komen over sociale consequenties voor het kind en eventueel voor het gezin.

Ook met de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) hebben we uitvoerig gesproken over ons onderzoek. Manager Technische Zaken Piet Hubers, en KNVB-docent Peter van Dort hebben ons uitvoerig voorgelicht en reageerden op de resultaten van ons onderzoek. Zij konden ons veel feiten en informatie geven over de huidige RJO’s (Regionale Jeugdopleidingen). Ze waren niet geschrokken van onze resultaten en ze vertelden dat ze zelf ook intern onderzoek hadden gedaan naar de in- en uitstroomcijfers van de clubs. We merkten aan de KNVB dat ze liever niet hadden gehad dat ons onderzoek openbaar werd gemaakt. Ze vertelden steeds maar weer dat de huidige RJO opzet in de toekomst gaat zorgen voor een beter rendement van de jeugdopleidingen in Nederland.

31 Zie Hoofdstuk 1.3 voor de resultaten 32 Zie Hoofdstuk 6.2, Nieuwe bronnen 33 In ‘Bob houdt het voor gezien’ uit de verhalenbundel Dijkshoorn

49

Natuurlijk moesten we ook de clubs informeren over het verhaal. We konden sporadisch terecht bij hun Hoofd opleidingen. Oscar Alkemade en Paul van Lith van ADO den Haag, Jan de Jonge van sc Heerenveen, Koos van Tamelen van FC Utrecht, Marco van Lochum van Excelsior en Aloys Wijnker van AZ konden ons alle ins en outs vertellen over de keuzes die clubs maken ten opzichte van hun jeugd. Ook clubmensen als Ruud Kaiser (oud- trainer Nederlandse jeugdelftallen en Chelsea onder 19) en Wessel de Wit (Keeperstrainer van NEC) konden ons meer vertellen over de dagelijkse praktijk

Soms kwamen we ook bij toeval mensen tegen, zoals Alain Schols, medewerker van NEC. Hij had zijn bachelorscriptie geschreven over de ideale opbouw van een RJO. Via hem kregen we veel achtergrondinformatie over het sociaal/pedagogische karakter van jeugdopleidingen.

Naarmate ons onderzoek vorderde kregen we in de gaten dat we ook autoriteiten op het gebied van onderwijs, pedagogiek en psychiatrie aan het woord moesten laten.

De volgende halte was daarom een interview met een LOOT-school. Zo konden wij meer inzicht krijgen in de combinatie school en voetbal van jeugdspelers. We maakten een afspraak met topsportcoördinatoren Rik van de Donk en Sonja Lagendijk van het Thorbecke Voortgezet Onderwijs in Rotterdam. We kozen voor deze school omdat het de eerste LOOT-school van Nederland was, en omdat Frank zelf op deze school zat tijdens zijn Feyenoord-tijd. Rik van de Donk en Sonja Lagendijk kende Frank nog, waardoor we zeer openhartig konden spreken. We kwamen er hier achter dat de belangen van de school, het kind en de clubs vaak botsten en we hoorden allerlei verhalen over de prestaties en het gedrag van de Feyenoorders op school. Voor de beeldvorming over het leven van een jeugdspeler was dit ideaal.

Voor de gevolgen voor het ‘afgevallen’ kind zochten we daarna contact met een aantal autoriteiten. Als eerste spraken we Albert Buisman, hoogleraar emeritus Sportpedagogiek, over kinderen in topsport en wat daar allemaal bij komt kijken. Uit ons literatuuronderzoek bleek al dat Buisman de absolute deskundige is op dit gebied. Niet voor niets deed hij in opdracht van de KNVB uitvoerig onderzoek naar de professionele opleiding tot beroepsvoetballer.

Omdat Buisman al sinds 2008 uit het vak was, verwees hij ons na het interview door naar Paul Verweel, een andere hoogleraar. Hij kon ons meer vertellen over het heden, of de situatie veranderd is. Via psychiater Bram Bakker kwamen we vervolgens veel te weten over de psychische gevolgen die het kan hebben wanneer een jeugdspeler uitstroomt zonder betaald voetballer te worden.

5.5 Het journalistieke product voor Elsevier 34 - Een analytisch hoofdverhaal van 2700 woorden, - Presentatie onderzoeksresultaten per Regionale Jeugdopleiding met leeswijzer van 550 woorden, - Terug in de tijd: Spelers van Nederlands elftal onder vijftien jaar uit 2002 in het heden (500 woorden) - Drie kaders van 30 regels / 270 woorden: School - Thorbecke Lyceum Rotterdam (LOOT-school 'van' Feyenoord) Club - Hoofd opleidingen – Koos van Tamelen van FC Utrecht Ouder(s) - Nico Dijkshoorn, vader van voormalig AZ-jeugdspeler Bob - Uitleg van KNVB over de nieuwe opzet van Regionale Jeugdopleidingen à 25 regels / 230 woorden, met overzichtskaart van alle Regionale Jeugdopleidingen.

De resultaten die we in ons kwantitatief onderzoek hadden gevonden bepaalden de insteek van het hoofdverhaal. Dat het eerste conceptverhaal als kritisch werd ervaren door de KNVB was logisch. De vele dilemma’s die we schetsen zetten de toon. Maar ons kwantitatieve onderzoek naar de doorstroomcijfers,

34 Zie Bijlage 1 voor de gehele productie die we voor Elsevier maakten

50 rechtvaardigde die insteek van het verhaal volledig. De kritiek die de KNVB had op de inhoud van ons verhaal, hadden we dan ook in no time ontkracht. Een reactie van de KNVB daarna bleef uit. Ze wisten dat we gelijk hadden.

Vanwege de schrikbarend lage slagingskanswilden we de meest aansprekende dilemma’s van een voetbalopleiding kenbaar maken. Min of meer als waarschuwing aan toekomstige spelers en hun ouders. Behalve het feit dat voetballen bij een mooie profclub hartstikke leuk en stoer is voor de jeugdspelers, zijn er ook een hoop nadelen te benoemen. Naast het gebrek aan pedagogische begeleiding, missen spelers op sociaal gebied een heleboel dingen.

Een duidelijk sociaal/maatschappelijke insteek was dus nodig. Ook omdat het artikel anders niet bij Elsevier zou passen en omdat uit onze literatuurstudie bleek dat de meeste journalisten deze invalshoek niet of nauwelijks hebben gekozen. Hier was dus een belangrijke rol voor ons weggelegd.

Na het literatuuronderzoek en de interviews met autoriteiten als Albert Buisman, Paul Verweel en Bram Bakker kwamen we tot de conclusie dat een aanzienlijk deel van het artikel moest gaan over het gebrek aan pedagogische handvatten bij clubs. Veel clubs zijn slechts prestatiegericht en hebben minder oog voor de ontwikkeling van het kind. We zijn van mening dat kinderen, dus ook de jeugdspelers van BVO’s, recht hebben op pedagogische begeleiding door trainers die daar verstand van hebben. We vonden dit een belangrijk thema om aan te kaarten.

Om niet te veel onze eigen visie in het artikel te laten gelden, hebben we er voor gekozen om veel te quoten. Dat is niet geheel gebruikelijk in een analytisch artikel, maar het was belangrijk dat deskundigen de schokkende uitspraken zouden doen. Alleen dan begreep de leek de ernst van de situatie. Quotes van ex-jeugdspelers, die praktijkervaring hadden, verwoorden wat wij al dachten. Voor het verhaal was het goed dat we die uitspraken in hun mond konden leggen. We hebben ook meerdere ouders gesproken. We kozen voor Eisha Ozcan in het hoofdverhaal omdat zij volgens ons het toonbeeld is van het gemiddelde voetbalgezin. Omdat ouders degene zijn die uiteindelijk bepalen of hun zoon naar een jeugdopleiding mag, vonden wij dat hun stem niet kon ontbreken in het verhaal. Ouders moeten enorm investeren in de ‘droom’ van hun kind. Naast de jeugdspelers zelf, moeten ouders ook opofferingsgezind zijn. We wilden dit laten zien, als een van de dilemma’s in het verhaal, omdat mensen van buitenaf dit vaak niet door hebben.

Ook school vonden wij een belangrijk thema om te vermelden. Zeker omdat school voor jeugdspelers extreem belangrijk is - het biedt ze mogelijkheden als ze afvallen; wat vaker wel dan niet voorkomt - konden we niet onder het maatschappelijke aspect van onderwijs uit. Veel jongens zitten op een LOOT-school waar er van alles voor ze geregeld wordt zodat ze optimaal kunnen schakelen tussen voetbalen en studie. Dit is een prima oplossing, alleen vermoeden wij dat veel spelers op een lager niveau studeren vanwege het intensieve voetbalprogramma. Hier zijn we niet dieper ingedoken. Ook is het zo dat jongens door het vele trainen, haast geen tijd meer hebben voor huiswerk. Feit is wel dat spelers soms een jaartje langer doen over hun opleiding. Dit heeft uiteraard te maken met het drukke voetbalrooster, wedstrijden en (buitenlandse) toernooien.

Naast het hoofdverhaal hebben we gebruikt gemaakt van kaders. Dit hebben we gedaan omdat het hoofdverhaal nogal analytisch van aard is. In de kaders geven mensen de ruimte om hun mening te verkondigen en vakinhoudelijke visie te verduidelijken. We hebben gekozen om ouders, school en club in beeld te brengen. Deze driehoeksverhouding is een bepalende factor tijdens de opleiding tot beroepsvoetballer. De kaders zijn daarnaast een luchtige aanvulling op het vrij zakelijke hoofdverhaal.

51

In de leeswijzer verduidelijken hoe we tot de onderzoeksresultaten zijn gekomen. Dit is essentieel omdat we daarmee open en duidelijk communiceren naar de lezer over de opbouw van ons onderzoek. We laten zo zien op welke manier de resultaten te herleiden zijn.

Omdat we in ons verhaal hebben gekeken naar de kansen die jeugdspelers hebben om betaald voetballer te worden, leek het ons leuk en informatief om een oud Nederlands jeugdelftal onder 15 uit te lichten. We stelden de vraag: waar zijn de grootste talenten van vroeger als voetballer terechtgekomen? Volgens ons illustreert dit kader precies wat er kan gebeuren met jongens die deel uit hebben gemaakt van een profopleiding. De één wordt profvoetballer bij een mooie club en de ander is nu opticien en voetbalt bij een derdeklasser voor zijn plezier. We vroegen aan die jongens wat voor werk ze nu doen en welke studie ze gevolgd hebben. Dit geeft het kader ook een sociaal/maatschappelijk gezicht. Met een oude elftalfoto, opgevraagd bij de KNVB, hadden we bovendien een mooie beeldondersteuning.

De structuur van voetbalopleidingen is met ingang van het vorige seizoen veranderd. De KNVB heeft dertien topleidingen tot betaald voetballer aangewezen; de zogenaamde RJO’s. Omdat de beroepsopleiding tot betaald voetballer hiermee volledig op de schop is gegaan wilden wij de belangrijkste zaken en veranderingen in een kader uiteenzetten.

De kop van het artikel ‘Jongensdroom of Kinderhandel?’ is na de voorgaande uitleg logisch. Uit ons onderzoek is naast het teleurstellende rendement van voetbalopleidingen gebleken dat clubs hoofdzakelijk gericht zijn op prestaties en winst maken. Het gaat ze slechts om het handjevol talenten dat uiteindelijk doorbreekt. Het overgrote deel van de spelers die afvallen; daar kijken clubs niet naar om. Dat bleek uit de interviews die we met veel personen hebben gehad. Spelers worden gebruikt als opvulling van een team om ervoor te zorgen dat de beste spelers nog beter worden. Daarom kunnen we spreken van kinderhandel. Ook vanwege het feit dat clubs vanwege ‘concurrentieoogpunt’ steeds vroeger beginnen met het binnenhalen van talentjes. De jongste spelers zijn soms maar zes jaar oud. Clubs zoeken naar goudmijntjes en de jongensdroom van veel jeugdvoetballers springt vroeg of laat als een zeepbel uit elkaar.

5.6 Journalistiek conclusie Tijdens ons onderzoek ondervonden we dat het communicatiesysteem van voetbalorganisaties enorm log is. Het is een gesloten wereld waar wij als onbekende journalisten moeite hadden om binnen te komen. De bereidheid om mee te werken bleek in eerste instantie niet groot. Dat kwam ook doordat clubs zich kwetsbaar op zouden stellen wanneer zij de gevraagde elftaloverzichten opstuurden. Er waren dus wel wat journalistieke trucjes nodig; onze gesprekstechnieken, overtuigingskracht en doorzettingsvermogen zijn onophoudelijk getest.

Hieruit bleek ook dat het belangrijk is om je met een ‘naam’ te introduceren, in ons geval met die van Elsevier. Het is bijzonder om te zien hoe vaak dat deuren opent, hoe snel sommige mensen voor je gaan rennen. We ervoeren dat we als een soort autoriteit werden gezien. Tijdens interviews waren mensen ook vaak verbaasd dat we zo jong waren, ze hadden oudere personen verwacht.

De meest opvallende constateringen die we deden waren vooral de incompleetheid van het Mulier-onderzoek, het feit dat de KNVB geen spelersarchieven heeft en dat clubs geen enkel benul hebben wat er van hun oud- jeugdspelers terecht is gekomen.

Onze belangrijkste bevinding is dat onderzoeksjournalistiek zwaar, tijdrovend en ingewikkeld is, maar tegelijk heel mooi kan zijn. Een productie als die van ons, is een absolute meerwaarde voor de journalistiek en de maatschappij. We hebben zaken boven tafel gekregen die anders verborgen zouden blijven, en konden door diepgaand onderzoek zorgvuldig formuleren en daardoor elke kritiek voor zijn.

52

Wanneer je een verhaal maakt als dit, worden al je journalistieke kwaliteiten aangesproken. Om te krijgen wat je wilt heb je bovendien een lange adem nodig. Het was een uitdaging om pure onderzoekjournalistiek te bedrijven. Het was ook zeer zwaar en tijdrovend om onderzoek te staven met zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek. In dit traject zijn al onze journalistieke kwaliteiten getest; van gespreksvaardigheid en overtuigingskracht tot onderzoeksvaardigheid, feitelijkheid en overzichtelijkheid. Uiteindelijk is het de moeite van 21 januari tot 4 juli waard gebleken. Met een prachtig resultaat van een coververhaal van zo’n acht pagina’s in het grootste opinieblad van Nederland. We hopen dat ons onderzoek enige verandering teweeg zal brengen, of in ieder geval als waarschuwende vinger zal dienen. Het is sowieso de kroon op onze studie Journalistiek.

53

Hoofdstuk 6 Bronverantwoording 6.1 Literatuurlijst

Boeken: Seizoensgids 2009/2010; Programma’s, Opstellingen, Clubs, Spelers, Teamfoto’s (2009) (red.) Felix Aerts e.a.; Gouda: )

Seizoensgids 2010/2011; Programma’s, Opstellingen, Clubs, Spelers, Teamfoto’s (2010) (red.) Felix Aerts e.a.; Gouda: Voetbal International)

Baarle, E. van (2009), Presteren met Plezier (Amsterdam: Arbeiderspers)

Seizoensgids 2007/2008; Programma’s, Opstellingen, Clubs, Spelers, Teamfoto’s (2007) (red.) Willem van Beeren e.a.; Gouda: Voetbal International)

Seizoensgids 2008/2009; Programma’s, Opstellingen, Clubs, Spelers, Teamfoto’s (2008) (red.) Willem van Beeren e.a.; Gouda: Voetbal International)

De jeugdvoetballer beter begeleiden!; Ghent Youth Soccer Project (2004) (red.) Bourgois, J. e.a.; Sint- Armandsberg-Gent: Publicatiefonds voor lichamelijke opvoeding vzw.)

Buisman, Albert (1996), Jeugdsport en Beleid (Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum)

Buisman, Albert en Middelkamp, Jan (2001), Jeugdsport: een verhaal apart: een werkboek voor de sportvereniging (Amsterdam: Reed Business)

Buisman, Albert (2002), Jeugdsport en Fair Play in het Nederlandse sportbeleid van de jaren ’90 (Amsterdam: SWP Uitgeverij)

Pedagogiek: wetenschappelijk forum voor opvoeding, onderwijs en vorming (2004) (red.) Albert Buisman e.a.; Amsterdam: Van Gorcum)

David, Paulo Erik (2004), Human rights in youth sport: a critical review of children's rights in competitive sport (Amsterdam, Kloof Booksellers)

Dijkshoorn, Nico (2010), Bob houdt het voor gezien, in: Dijkshoorn (Amsterdam: Nieuw Amsterdam)

Coerver, Wiel (1984), Voetbal – Leerplan voor de Ideale Voetballer (Amsterdam, Elsevier)

Geslaagd!; Twintig jaar Landelijke Organisatie Onderwijs & Topsport; Verleden, heden en toekomst (2011) (red. Rudmer Heerema e.a.; Alkmaar: Stichting LOOT)

Planting, Rik (2001), Leerschool Ajax (Amsterdam: De Bezige Bij)

Siebelink, Jeroen (2011), De Voetbalbelofte. Zo wordt je profspeler bij een topclub (Amstelveen: Tipi, tweede aangepaste druk; eerste druk 2008)

Verheijen, Raymond (m.m.v. Lingen, Bert van, en Tamboer Jan) (2006), Het Periodiseren van Voetballen; Het Coachen van Voetballen (Tiel: Uitgeverij Ton de Jong)

54

Rapporten: Buisman, Albert en Dijk, Wim van, en Lankhuijzen, Eline (2008), Naar een professionele opleiding tot beroepsvoetballer; Rapportage onderzoek KNVB (Zeist: CLU, Universiteit Utrecht in opdracht van de KNVB)

Buisman, Albert (2002), Beknopte analyse certificeringsysteem jeugdopleidingen in Nederland (Utrecht: Vakgroep pedagogiek, Universiteit Utrecht)

Dekker, Dave (2008), Eindrapportage; Onderzoek Instroom, Uitstroom en Doorstroom (Zeist: Koninklijke Nederlandse Voetbalbond)

Dijk, Wim van, en Lankhuijzen, Eline (2008), Naar een professionele opleiding tot beroepsvoetballer; Rapportage literatuurstudie KNVB (Zeist: CLU, Universiteit Utrecht in opdracht van de KNVB)

Eversdijk, Piet en Kieft, Peter en Jong, Joeke de (2008), Balans kindbelang & clubbelang, naar een professionele opleiding tot beroepsvoetballer (Zeist, KNVB)

Heuvel, M. van den en Rijnen, B. (2005), Analyse jeugdopleidingen betaaldvoetbalorganisaties (Zeist: WHJ Mulier Instituut in opdracht van de KNVB)

Heuvel, M. van den, en Rijnen, B. (2005), Vervolganalyse jeugdopleidingen betaaldvoetbalorganisaties (Zeist: WHJ Mulier Instituut in opdracht van de KNVB)

Scripties: Brunsveld, E., Waegemaekers, N. en Van Daelen, M. (2009), Een pedagogische blik op de voetbalschool van NEC (Nijmegen: Bachelorscriptie opleiding Pedagogiek van de faculteit Gezondheid, Gedrag en Maatschappij; Hogeschool Arnhem en Nijmegen)

Schols, Alain (2010), De Ideale Opbouw van een RJO; onderzoek naar jeugdopleidingen in Nederland m.b.t talentontwikkeling, pedagogiek, regionale rol en organisatiekunde (Nijmegen: Bachelorscriptie opleiding Sport, Gezondheid en Management van de faculteit Gezondheid; Hogeschool Arnhem en Nijmegen)

Artikelen: Annema, Poul (2009), Opleiding belangrijker dan geld voor toekomst; AZ is kampioen.., de Volkskrant (29 april 2009)

Annema, Poul (2007), 'Sport maakt er soms een potje van'; Belangenbehartiger van het kind neemt na 20 jaar afscheid van de Universiteit Utrecht als sportpedagoog, de Volkskrant (21 maart 2007)

Annema, Poul (2007), Kleine uitblinkers, grote kampioenen; Talentenontwikkeling. Alleen permanent onderzoek bepaalt de kansen van kinderen met aanleg, de Volkskrant (15 maart 2007)

Arts, Harry (2009), Jeugdopleiding van NEC springt over zijn grenzen, (29 april 2009)

Brouet, Charles en Vissers, Willem (2010), Opleiden is nu troef; interview Rik Van den Boog, de Volkskrant (2 januari 2010)

Cruijff, Johan (2011), Column, (8 juni 2011)

55

Donkers, Sander en Maurits, Martijn (2009), Voetbal is geen handel; Reportage / Voetbal in Europa / Pleidooi voor de 6+5-regel, Vrij Nederland (16 mei 2009)

Driel, Mark van (2009), De geboortemaand bepaalt het talent, de Volkskrant (12 december 2009)

Ebbens, Fokko (2010), Perfecte profvoetballer word je op Het Kasteel, De Pers (8 maart 2010)

Gouka, Mikos (2011), Ophef over Kinderhandel; Engelse clubs uit lijven steeds vaker piepjonge voetbaltalenten uit Nederland in, / Sportwereld (22 maart 2011)

Jungmann, Bart (2008), Paal en perk aan jacht op talentjes, de Volkskrant (29 november 2008)

Jungmann, Bart (2008), Wat gaan we doen? Winnen!, de Volkskrant (8 december 2008)

Kieft, Wim (2011), Column; De Boer maakt Ajax sympathiek, De Telegraaf (4 juni 2011)

Min, Ramon (2009/2010), 18-delige serie over jeugdopleidingen van Eredivisieclubs, Voetbal International (september 2009 t/m mei 2010)

Mossou, Sjoerd en Wijffels, Maarten (2011), De Ajax-opleiding; Al 30 jaar geniaal talent, met of zonder Cruijff, Algemeen Dagblad / Sportwereld (30 april 2011)

Rozendaal, Simon (2010), Onderzoek: verdedigers beter op school dan aanvallers, Elsevier (23 juni 2010)

Wiche, Roel (2008), Opleiders in voetbal weten het ook niet, (14 oktober 2008)

Wiche, Roel (2009), Jeugdvoetbal krijgt meer structuur; 'Als je van de echte universiteit komt, sta je ook voor de keus', Het Parool (14 oktober 2008)

Wiche, Roel (2009), 'Universiteiten' fundament profvoetbal, De Gelderlander (2 februari 2009)

Auteur onbekend (2007), KNVB wil afspraken over scouten jeugdspelertjes, De Gelderlander (24 januari 2007)

Auteur onbekend (2010), 'Brabants talent verdient beter', (23 oktober 2010)

Auteur onbekend (2011), Jeugd de redding in crisistijd, Algemeen Dagblad / Rivierenland (11 januari 2011)

Multimedia: Belahnichi, Soukaina en Kock, Han, Affelay, van Utrecht naar Wembley; Reportage, NOS (27 mei 2011)

Dalen, Roel van (2000), Ajax; “Daar hoorden zij engelen zingen” (NPS)

Gessel, Ruud van (2008), Forza Utrecht; Zesdelige serie waarin twaalf spelers van Jong FC Utrecht een seizoen lang worden gevolgd (NPS)

Jong, Wilfried de (1999), Sportpaleis de Jong; De E’tjes van Ajax op bezoek bij het Amsterdamse CTO, VPRO (vrijdag 12 november 1999)

56

Zielhorst, Willem (2007), Helden van de Toekomst – De wereldberoemde Ajax-opleiding; zesdelige serie (Armada Sports i.s.m. AFC Ajax Amsterdam)

Overige documenten: Reglement Certificering Jeugdopleiding, (Zeist, KNVB)

Beroepscompetentieprofiel Profvoetballer (2010), (Zeist, KNVB)

Websites:

‘De officiële jeugdsite van AZ’ www.az.nl/jeugd (26 mei 2011)

‘De officiële jeugdsite van FC Utrecht’ www.fc-utrecht-jeugd.nl (26 mei 2011)

‘De officiële jeugdsite van PSV’ www.psvjeugd.nl (13 maart 2011)

‘De officiële jeugdsite van Sparta Rotterdam’ www.opleidingsprta.nl (26 mei 2011)

Goukos, Mika (2011), ‘Europees kampioenen willen eerste slagen bij Feyenoord’, http://www.ad.nl/ad/nl/5619/feyenoord/article/detail/2432520/2011/05/17/Europees-kampioenen-willen- eerst-bij-Feyenoord-slagen.dhtml (17 mei 2011).

‘Het pedagogische team van Fortuna Sittard’, http://www.fortunasittard.nl/index.jsp?id=8014 (13 juni 2011)

‘Opleidingsgids van FC Dordrecht’, http://www.lijn-twee.nl/opleidingsgids.pdf (13 juni 2011)

‘Wat is een RJO’, http://www.knvbrjo.nl/nl/p4c84ae8a1d07c/wat-is-een-rjo.html (5 mei 2011)

57

5.2 Nieuwe bronnen

Alkemade, Oscar Oud-hoofd opleidingen ADO Den Haag

Aoulad-Lfadil, Ibrahim Voormalig speler van eerste divisionist Telstar, oud-jeugdinternational en ex-jeugdspeler van AZ

Arends, Ariën Voormalig jeugdspeler van Vitesse/AGOVV

Arends, Richard Keeper van eerste divisionist FC Oss, voormalig jeugdspeler van NEC

Bakker, Bram Sportpsychiater bij SolutionS, de eerste particuliere verslavingskliniek in Nederland

Berlo, Bart van Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van en PSV

Bille, Osman Abdi Student psychologie en voormalig jeugdspeler van ADO Den Haag en Sparta

Bleeker, Boy Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van Feyenoord en FC Utrecht

Buisman, Albert Hoogleraar emeritus sportpedagogiek aan de Universiteit van Utrecht

Centen, Twan Vader van Dani Centen, die in de C1 van NEC speelt

Dijkhuizen, Tonnie Woordvoerder KNVB

Dijkshoorn, Nico Schrijver/dichter en vader van Bob Dijkshoorn, die in de jeugd van AZ speelde

Donk, Rik van de Topsportbegeleider aan het Thorbecke Voorgezet Onderwijs (LOOT-school met samenwerking met Feyenoord)

Dort, Peter van KNVB-docent en onderzoeker

Goderie, Sebastiaan Voormalig jeugdspeler NEC

Hendriks, Thijs Voormalig (jeugd)speler NEC

58

Hiensch, Jorn Jeugdspeler van NEC C2

Hubers, Piet Manager Technische Zaken bij de KNVB

Jonge, Jan de Hoofd opleidingen van sc Heerenveen

Kammenga, Bas Communicatiemedewerker FC Groningen

Kaiser, Ruud Voormalig jeugdtrainer van het Nederlands jeugdelftal onder 16 en Chelsea onder 19

Kesteren, Maikel van Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van Roda JC

Kieft, Robbin Oud-speler van FC Groningen, voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van Ajax

Kluijskens, Rick Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van Vitesse/AGOVV

Kogeldans, Rico Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van Feyenoord en Sparta

Kolff, Sebastiaan Voormalig speler van Jong FC Utrecht

Konings, Tim Voormalig jeugdspeler van PSV

Koot, Marko Teammanager KNVB Nederlandse jeugdelftallen

Lagendijk, Sonja Topsportcoördinator Thorbecke Voorgezet Onderwijs (LOOT-school met samenwerking met Feyenoord)

Lochum, Marco van Hoofd opleidingen van Excelsior

Louwaars, Mike Voormalig jeugdspeler van PSV en Vitesse/AGOVV

Mulders, Marijn Voormalig speler van FC Oss en ex-jeugdspeler van PSV

Ozcan, Eisha Moeder van Ilkay Ozcan, jeugdspeler van Sparta C2

59

Potuyt, Kelvin Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van Feyenoord

Reuser, Travis Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van FC Volendam, Ajax en FC Groningen

Scevola, Stefano Voormalig jeugdspeler van De Graafschap

Schirra, Roel Oud-speler van Helmond sport, voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van PSV en Roda JC

Schols, Alain Coördinator oefenwedstrijden bij NEC en auteur van de bachelorscriptie De Ideale Opbouw van een RJO

Tamelen, Koos van Hoofd opleidingen van FC Utrecht

Spelbos, Bart Voormalig jeugdspeler van Vitesse

Verlijsdonk, Nick Voormalig speler van eerste divisionist Helmond Sport, oud-jeugdinternational en ex-jeugdspeler van PSV

Verweel, Paul Lid bondsbestuur KNVB, en hoogleraar Bestuur en Organisatiewetenschappen

Visser, Maikel Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van FC Twente

Visser, Milenko Voormalig jeugdspeler jong De Graafschap

Vliet, Anwar van Beheerder van website over Vitesse-jeugd

Voort, Dorus van der Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van Feyenoord en Haarlem

Wakelkamp, Wim Voormalig jeugdinternational en ex-jeugdspeler van FC Utrecht en De Graafschap

Wijnker, Aloys Hoofd opleidingen van AZ

Wit, Wessel de Keeperstrainer van NEC-jeugd

60

Bijlagen

61

Bijlage1 Productie voor Elsevier

Exclusief Leeswijzer en Resultaten (zie Hoofdstuk 1.2 en 1.3)

62

Hoofdartikel

Röntgenfoto van beroepsopleiding tot profvoetballer

Jongensdroom of kinderhandel?

Honderden voetballertjes uit opleiding worden nooit profvoetballer

Het voetbalseizoen begint weer. Net als elk seizoen zullen er ook nu jonge talenten gaan doorbreken. Talenten waar de clubs mee pronken, ze zijn trots op hun jeugdopleiding. Maar het is schone schijn. Honderden jongens halen het betaalde voetbal uiteindelijk niet, terwijl hun leven daar soms jarenlang op ingesteld is geweest.

Uit eigen onderzoek van Elsevier (zie kader) blijkt dat de kans op een doorbraak bij de eigen club hooguit zo’n vijf procent is. Dat betekent dat er per geboortejaar slechts één à twee jeugdspelers slagen in het eerste elftal. Die spelers zitten dan meestal al lang (zes tot acht jaar) in de opleiding. PSV, Ajax, sinds kort AZ en Feyenoord (PAAF-clubs) zorgen voor de grootste instroom in de rest van het betaalde voetbal. Dit heeft te maken met het budget dat daar stukken hoger is dan bij andere clubs, maar vooral met traditie en uitstraling. Wanneer een jeugdspeler, waarvandaan ook, gevraagd wordt voor Ajax, zegt hij simpelweg geen nee. De bovenlaag van de toptalenten zit dus bijna altijd bij deze PAAF-clubs. Het overgrote deel van de voetbaltalenten uit een jeugdopleiding wordt dus geen voetbalprof, maar beland in het amateurvoetbal of stopt zelfs helemaal met voetballen. Het is duidelijk: het rendement van de beroepsopleiding tot profvoetballer is extreem laag.

Is het erg dat slechts een handvol pupillen aan het eind van de rit in het eerste speelt? Elke jeugdspeler kost clubs sowieso geld, maar het heeft ook een menselijke kant. De vraag is of clubs ook de verantwoordelijkheid nemen voor de spelers die uiteindelijk de top niet halen. Bied je het kind kansen of ontneem je hem die juist?

Gescout! De jongensdroom begint met de envelop die in de bus valt. Het clublogo verraadt de inhoud al: je bent in beeld bij een profclub. Elke club heeft door een uitgebreid scoutingsteam alle amateurspelertjes uit de regio in beeld. De besten worden geselecteerd.

De instroomleeftijd van voetbaltalentjes bij Regionale Jeugdopleidingen (RJO’s) varieert van zes tot elf jaar, afhankelijk van de rechtsvorm van de opleiding. Een club met een stichtingstructuur mag namelijk geen spelers jonger dan elf jaar aan zich verbinden. Clubs met een verenigingsstructuur, zoals PSV en Ajax, zijn niet gebonden aan die leeftijdsgrens. Zij denken dat voetballers ook op zesjarige leeftijd al beter worden door onder weerstand en op niveau te trainen. Ondertussen is het vooral mooi dat ze de concurrentie te snel af zijn. Maar volgens pedagogen zijn jongens onder de elf jaar onrijp voor topsport. Paul Verweel (60), lid bondsbestuur KNVB, en hoogleraar Bestuur en Organisatiewetenschappen: “Clubs schieten met hagel. Ze laten jochies van zes, zeven jaar soms veertig kilometer reizen naar de club, terwijl uit onderzoek is gebleken dat er sowieso nog helemaal geen talentherkenning kan plaatsvinden in die leeftijdsklasse. Waar ben je dan mee bezig?” De voetbalopleiding duurt daarna tot je negentiende. De kans dat je zolang blijft is alleen voor de besten weggelegd. Elk jaar vallen jongens af en stromen er nieuwe talentjes in.

Volgens het Beroepscompetentieprofiel Profvoetballer dat de KNVB heeft opgesteld, moet een speler na de opleiding tot profvoetballer kunnen bijdragen aan het teamproces, kunnen voorbereiden, ontwikkelen, verbeteren, reflecteren en omgaan met media, publiek en sponsors. Om dat te bereiken gaan spelertjes van elf jaar een leven tegemoet waarin het zeven dagen per week zal draaien om topsport.

Daarin wordt weinig aan het toeval over gelaten. Clubs bieden uitstekende faciliteiten aan en speler worden begeleid door een keur aan mensen: trainers, sport-, studie- en voedingsbegeleiders, een psycholoog, materiaalmensen en een volledige medische staf. Etensvoorschriften en gedegen medische verzorging spreken in de top voor zich. Net als Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP) -gesprekken tussen de voetballertjes en hun begeleiders, voorlichting over zaakwaarnemers, carrièreplanning en media, en het gebruik van het

63 videoanalyse-systemen tijdens trainingen en wedstrijden. De kans dat je daardoor een betere voetballer wordt, is groter dan bij je amateurcluppie. Veel jongens die afvielen zijn nu nog actief op hoog amateurniveau en kunnen daardoor een zakcentje bijverdienen.

Opoffering Spelen bij een jeugdopleiding vergt veel inspanning en discipline. Omdat spelers uit de hele regio of soms uit het hele land komen, regelen de meeste clubs het vervoer. Elke dag worden spelers ’s ochtends rond zes of zeven uur opgehaald door een busje dat hen naar de training brengt. Na afloop van de trainingen en school brengt dat busje hen tussen vijf en zeven uur thuis. Feyenoord-junior Joey Sleegers (16) uit Helmond, wordt zelfs elke dag door een privéchauffeur naar de club gereden. Zijn 12-jarige clubgenootjes komen onder meer uit Landgraaf, Zwammerdam, Leiden, Nootdorp, Bodegraven, Arnhem, Sassenheim en Loon op zand met het openbaar vervoer naar Rotterdam.

Jeugdspelers trainen tot hun dertiende vier keer per week, daarna meestal vijf tot zes keer per week. En op zaterdag is er een wedstrijd. Die zijn door het hele land. Zo stonden er op een wedstrijddag in mei busjes uit Den Haag en Groningen bij de opleiding van NEC/Oss. Naar school gaan ze in de buurt van de club. Veel clubs hebben een dagopleiding, waardoor spelers niet naar een reguliere school in de buurt van hun woonplaats kunnen. PSV, Feyenoord, AZ, sc Heerenveen, Vitesse, NEC, Twente, Groningen werken daarom samen met LOOT-scholen. Die scholen zorgen ervoor dat de spelers, school en topsport zo optimaal mogelijk kunnen combineren. Ze krijgen daar veel persoonlijke aandacht, vrijstelling voor een aantal vakken en het rooster wordt zo afgestemd dat er geen training gemist wordt. Vaak ook met (kostbare) privéles. Clubs die geen dagopleiding hebben, zoals Ajax en Sparta, vinden dat kinderen in hun eigen sociale omgeving naar school moeten gaan. Ze kunnen dan vaker hun vriendjes zien, aan de andere kant zien ze hun gezin minder.

Na die lange dag wacht nog het resterende huiswerk. De regelmaat biedt structuur aan het leven van het kind, maar het is vooral een lange en zware weg waarin eigenlijk alleen tijd is voor voetbal en studeren. Een Turkse moeder over haar dertienjarige zoon die bij Sparta speelt: “Alles staat in teken van voetbal. Voor hemzelf, maar ook voor ons als gezin. Alleen op zondag en woensdag kan hij zijn vriendjes zien, maar daar is hij dan meestal te moe voor.”

Het merendeel van de vele oud-jeugdspelers van Betaald Voetbal Organisaties (BVO’s) met wie Elsevier sprak, geeft desondanks aan dat zij de tijd in de voetbalacademie zo over zouden doen. Hoewel ze niet zijn doorgebroken, hebben ze meestal genoten van de ervaring, aandacht en het plezier dat ze er destijds uit haalden. Twan Centen (46), vader van NEC-speler Dani (13): “Ik merk dat mijn zoon plezier heeft. Dat is het belangrijkste. Dani ontwikkelt zich als voetballer, maar ook als mens. Bij NEC heb je te maken met facetten als discipline, afspraken nakomen en spelen als team.”

Veel spelers hebben wel spijt dat ze school verwaarloosd hebben. Boy Bleeker (23), oud-jeugdinternational en voormalig jeugdspeler van Feyenoord en Utrecht is één van de vele voorbeelden. “Ondanks dat mijn moeder achter mijn broek aanzat heb ik school laten liggen. Ik had een havo/vwo advies, maar heb een vmbo-diploma gehaald. Het was puur een motivatieprobleem, ik was een groot talent en richtte me op het voetbal. Na een volle dag van school en voetban, had ik ‘s avonds geen puf meer om huiswerk te werken. Ik had meer doorzettingsvermogen moeten tonen. Gelukkig heb ik dat later ruimschoots recht kunnen zetten bij het Korps Mariniers.“

Pedagogiek Albert Buisman (70), voormalig sportpedagoog aan de universiteit van Utrecht, deed in 2008 onderzoek naar de opleidingen tot beroepsvoetballer met het Expertisecentrum Leermiddelenontwikkeling Utrecht (CLU) in opdracht van de KNVB. Hij schrok van de volwassen prestatiewereld waar de kinderen in terecht komen. “De voetbalopleiding is intensief, een ratrace met veel afvallers. Het voortdurend beter worden mag geen eis zijn. Topsport is niet vanzelfsprekend voor kinderen. In jeugdsport moet het altijd gaan om het kindbelang. Kwaliteit van de voetbalopleiding is niet diegenen die er doorkomen. Kwaliteit heeft ook te maken met al die kinderen die door domme trainingsvoorschriften naar de filistijnen gegaan zijn. RJO’s hebben vaak oud-profs als trainer in dienst, die de jeugdspelers precies kunnen leren dat je moet winnen, maar die weinig weten van pedagogische belangen.”

64

Osman Abdi Bille (22), student psychologie en ervaringsdeskundige in de jeugd van ADO den Haag en Sparta vult aan: “Er zit verschil tussen clubs, de ene is didactisch stukken slechter dan de ander. Bij Sparta was het veel losser dan bij ADO, meer vanuit het voetbal zelf. In Den Haag waren de trainers onvoldoende geschoold om een mix van plezier en prestatie aan te bieden. De ego’s van trainers prevaleerden boven alles. Een trainer zou juist continue het goede in je naar boven moeten halen, maar binnen twee jaar was mijn plezier in het spelletje verdwenen en heb ik mijn spullen ingeleverd.”

Buisman: “Een club zou zich meer bezig moeten houden met ontwikkelen van de persoonlijkheid van spelers en hen voorbereiden op een plek in de maatschappij wanneer het met voetbal niet lukt. Clubs zouden meer zaken moeten aanbieden dan alleen opleiding tot voetballer. Voor zover nevendoelen van pedagogische aard zijn, reiken deze meestal niet veel verder dan het disciplineren van gedrag.”

Alain Schols (24) concludeerde in 2010 in zijn bachelorscriptie De Ideale Opbouw van een RJO dat ‘iedere RJO een sociaal/maatschappelijk plan moet hebben’. Alleen de invulling daarvan is variabel. Gestructureerd is het dus meestal niet. Schols: “Een specifiek pedagogisch plan heeft geen enkele BVO, de KNVB zou dit eigenlijk moeten opnemen als verplichte eis binnen het certificeringtraject.”

Maar clubs moeten ook oog hebben voor de fysieke kant. Spelers kunnen groeistagnatie krijgen door het zogenaamde 'geboortemaandeffect'. Jeugdspelers die geboren zijn in juli tot en met december krijgen een te zware voetbalbelasting volgens inspanningsfysioloog Raymond Verheijen (39). "De kleinere jongens moeten tijdens de training op hun tenen lopen om op te boksen tegen de ouderen. Dat leidt tot structurele groeiachterstand. De voetbaltalenten worden op termijn minder grote mensen, ze kunnen soms vier tot zes centimeter kleiner blijven.”

Het drukke schema heeft ook invloed op de rest van het gezin. Ouders worden door clubs nauw betrokken, maar vooral omdat ze voorwaardenscheppend zijn. Als een speler thuiskomt, moet er een maaltijd volgens het dieet van de club op tafel staan. Ouders moeten geweldig investeren in de droom van hun kind.

Afvallers Opvallend is dat clubs geen enkel benul hebben wat er van de vele afvallers is terechtgekomen. Nazorg is er ook enkel in de vorm van bemiddeling en het gebruik van faciliteiten. Tot hooguit een jaar na uitstroom. De voetballertjes worden door twee, drie gesprekken per jaar wel enigszins voorbereid op een slechtnieuwsgesprek.

Iedere speler weet dat hij vroeg of laat weggestuurd kan worden. “Maar wanneer spelers afvallen, krijgen ze een daverende klap te verwerken”, zegt Bram Bakker (47), sportpsychiater. “Hun hele leven stond in teken van het voetballen, de bodem onder hun bestaan wordt weggeslagen. En dat zwarte gat wordt niet gecompenseerd. Je bent niet rijk geworden en wordt niet herkend als Europees Kampioen. Er komen jaarlijks zo’n zes ex-jeugdspelers bij mij terecht omdat ze verslaafd zijn geraakt aan online gokken, drank of drugs. Ze raken van god los, seksuele losbandigheid is veelvoorkomend. Soms zijn die problemen al op hun dertiende, veertiende ontstaan door de enorme stress die synoniem staat aan Topsport.”

Wat belemmert je doorbraak? De KNVB en RJO’s onderschrijven dat de beroepsopleiding tot profvoetballer ook daadwerkelijk tot doel moet hebben spelers op te leiden tot betaald voetballer. Dat de kans klein is om profvoetballer te worden heeft niet per se met de kwaliteit van de opleiding te maken.

Een speler kan nog zo talentvol zijn, uiteindelijk weet je nooit zeker hoe de ontwikkeling van spelers verloopt. Soms zit er geen progressie meer in de grootste beloftes, ondanks inspanningen van trainers. Talent is eindig, en talent alleen niet genoeg. Blessures, omstandigheden thuis, mentaliteit of pubertijd en andere factoren spelen allemaal mee.

Maar ook wanneer het totaalplaatje klopt, biedt dat nog geen garanties. Een simpele rekensom geeft weer dat de achttien eredivisieclubs slechts plaats bieden aan 198 basisspelers en ruim 200 wisselspelers. De vraag naar profvoetballers is dus gering. Er zijn te veel opleidingen, waardoor er meer spelers beschikbaar komen dan dat er nodig zijn in de eerste elftallen van BVO’s. Om door te breken is geluk nodig, vertrouwen van een trainer, of een blessure van een concurrent.

65

Dat er op weg naar de top veel jeugdig talent afvalt en teleurgesteld raakt is onderdeel van het systeem. Corebusiness van BVO’s is toch spelers voortbrengen en winst maken. Een gemiddelde RJO heeft al snel een budget van 1,2 miljoen nodig. Bij de PAAF-clubs is dat meer, Ajax heeft zelfs een budget van 6,5 miljoen. Voor de clubs is het vooral aantrekkelijk om zelf spelers op te leiden en later door te verkopen. Eigen jeugdspelers zijn sowieso goedkoper; voor spelers van buitenaf moet immers een transfersom worden betaald aan de oude club. Wanneer jeugdspelers doorbreken versterkt dat ook de identiteit van de club. Fans uit Nijmegen breken nu bijvoorbeeld het stadion af voor Jasper Cilissen en Bram Nuytinck, eigen jeugdspelers die nu in het eerste spelen. Bovendien kunnen spelers in de eigen opleiding wennen aan de clubcultuur en speelwijze, zodat ze makkelijker instromen in het eerste.

Money talks In de praktijk is dat anders, vooral wanneer de club snel naar een hoger prestatieniveau wil. Clubs kiezen dan vaker voor kwaliteitsspelers van buitenaf. Peter Van Dort (43), onderzoeker bij de KNVB: “Bij Roda JC had je een geldschieter (Nol Hendriks, red.) die zorgde dat er spelers kwamen, en had er baat bij dat spelers snel weer verkocht werden. Dergelijke praktijken blokkeren de doorstroom van jeugdspelers.” Anderzijds zie je een groei van doorgebroken jeugdspelers, wanneer een club financieel slecht ervoor staat. Van Dort: “Als er geen alternatieven zijn, krijgen ze opeens wel tijd en vertouwen. Zoals nu bij Feyenoord en in het verleden bij Vitesse.” Daar konden maar liefst zeven spelers met geboortejaar 1988 doorbreken.

Hoewel de grootste talenten als Wesley Sneijder, Ibrahim Afellay en Robin van Persie, al vroeg in de opleiding zaten, blijft voetbal onvoorspelbaar. International Dirk Kuijt speelde nooit in een BVO-opleiding en vertrok pas op zijn achttiende naar FC Utrecht. Toch kun je wel een redelijke inschatting maken volgens Ruud Kaiser (50), oud-jeugd bondscoach en -juniorentrainer bij Chelsea. “Vanaf dertien jaar kun je al inschatten of een speler het gaat redden. Of het een supertalent, toptalent, gewoon talent of middelmaat is. Die middelmaat houdt het elftal in stand, maar zal het betaalde voetbal niet redden.” Wanneer er maar één speler doorbreekt houdt dat in dat tien van de elf spelers opvulling zijn om één speler de ster te laten zijn. Dat is een schrijnende constatering.

Toekomst De clubs en de KNVB erkennen het probleem. Piet Hubers (50): “We zien dat clubs nu meer verantwoordelijkheid nemen om spelers breder op te leiden dan alleen tot profvoetballer” Om de afvallers een vangnet te bieden begon Sparta bijvoorbeeld vorig jaar met de MBO opleiding tot profvoetballer. De speler (17 t/m 20 jaar) kan zich met deze Mbo-Studie op maatschappelijk gebied en als profvoetballer verder ontwikkelen. Behalve het behalen van het diploma Sport & Bewegen niveau 3, krijgen de leerlingen bij het verlaten van de opleiding de mogelijkheid om in te stromen in de reguliere Sport en Bewegen opleiding. Willem II/RKC en FC Utrecht volgden snel.

Hoogleraar Paul Verweel: “Ik krijg voldoende signalen dat clubs zich meer bewust zijn van hun opvoedkundige rol. Maar dat is een proces, clubs moeten een hele cultuurverandering ondergaan om dit te bereiken. Het clubbelang staat soms op gespannen voet met het opvoedkundige karakter dat zo’n profopleiding moet hebben. Sommige clubs zijn al aardig georganiseerd maar anderen niet. Daarom moet de KNVB Academie ervoor zorgen dat de toekomstige trainers pedagogisch beter geschoold worden.”

De nieuwe Regionale Jeugdopleidingen (zie kader) zijn een stap in de goede richting. Er zijn minder opleidingen en zodoende minder spelers die afvallen dan voorheen. Maar ook wanneer het aantal doorgebroken spelers verdubbelt, zoals de KNVB beoogt, blijft het aantal afvallers tragisch hoog.

Hubers stelde de vraag: ‘Biedt je een kind kansen of ontneem je hem die juist?’. Iedere ouder zou zichzelf die vraag moeten stellen wanneer hun kind gevraagd wordt door een voetbalacademie. Want profvoetballer, dat wordt ‘ie bijna nooit.

66

Kader KNVB

Regionale Jeugdopleiding (RJO) – Keurmerk voor opleiding tot betaald voetballer

Het project Regionale Jeugdopleidingen is een onderdeel van het Masterplan jeugdvoetbal van 2001-2011, dat een impuls moet gegeven aan het jeugdvoetbal in Nederland. Uit onderzoek van het Mulier-instituut in 2005 bleek dat er uit de 38 voetbalopleidingen (elke Betaald Voetbal Organisatie (BVO) had destijds haar eigen jeugdopleiding) jaarlijks slechts dertig spelers doorbraken in het betaalde voetbal.

De KNVB vond dat te weinig en bedacht dat het met minder, maar sterkere opleidingen beter zou worden. Daarom stond de voetbalbond sindsdien samenwerkingen toe om de krachten te bundelen. Het eerste pilot in 2005, tussen FC Twente en Heracles Almelo bleek een succes. Daarna werden, aan de hand van een certificeringsysteem, dertien RJO’s aangewezen - in Limburg vechten Roda JC, VVV-Venlo, Fortuna Sittard en MVV om de veertiende RJO. Alle overige BVO’s, zoals NAC Breda en De Graafschap, die daarbuiten vallen, zullen zich moeten aansluiten bij die huidige RJO’s. Volgens de KNVB leiden zij nu niet op tot betaald voetballer.

Bij de RJO’s worden talentvolle jeugdspelers onder optimale omstandigheden opgeleid tot professioneel voetballer. Ze spelen en trainen daar met en tegen de beste talenten. Bovendien kunnen jeugdspelers hun kansen nu spreiden. Een junior van bijvoorbeeld Groningen die nog wat tijd nodig heeft, ging in het verleden in het tweede spelen. Nu kan Groningen die spelers stallen bij Veendam in de Jupiler League. De KNVB verwacht ook dat de kwaliteit van de regio omhoog wordt gebracht doordat RJO’s verplicht samen moeten werken met amateurclubs om hun trainers te trainen.

Het project moet het aantal talenten dat doorbreekt in het betaald voetbal verdubbelen.

NOOT KNVB: Piet Hubers (49, 6 augustus 1961), manager voetbaltechnische zaken bij de KNVB: "De eerste lichting van jongens die zijn een jaar of vier/vijf geleden ingestroomd in een RJO. Zij zitten nu in de B of A- junioren. Het duurt dus nog zo’n twee à drie jaar voordat je het rendement kunt zien."

67

Kader Nederlands Elftal Onder 15

02-04-2002, Dronten: Nederland O15 – Finland O15: 5-0 (2-0). 10. Iryanan 1-0, 29. Quainoo 2-0, 69. Iryanan 3-0, 71. Reuser 4-0, 80. Kogeldans 5-0.

Boven: Brahim Aoulad-Fadil (AZ), Marijn Mulders (PSV), Henrico Drost (Go Ahead Eagles), Jeroen Drost (Go Ahead Eagles), Stef Doedee (Feyenoord). Onder: Bart van Berlo (Helmond Sport), Roel Schirra (Roda JC), Bernard Quainoo (FC Eindhoven), Sergio Zijler (Ajax), Rick Kluijskens (Vitesse), Micky Iryanan (TOP Oss).

Ook selectie voor Oranje geen garantie

In 2002 werden deze achttien voetballers geselecteerd voor het Nederlands Elftal Onder 15. Ze behoorden destijds tot de besten van Nederland en doorliepen daarna allemaal een jeugdopleiding tot hun negentiende. De meest opvallende speler is tweevoudig doelpuntenmaker Mickey Iryanan, die na FC Oss in de PSV-jeugd speelde. Iryanan loste zijn belofte niet in: hij zat vorig jaar in de cel vanwege een overval en de laatste club waar hij voor speelde was de Groesbeekse derdeklasser Rood-Wit. Van de overige selectiespelers zijn er slechts zes profvoetballer geworden. Daarvan speelde alleen Sergio Zijler in 2010/2011 op het hoogste niveau. Na 73 wedstrijden en 7 doelpunten bij FC Twente en Willem II verkaste hij in 2010 naar HNK Rijeka in Kroatië. Stef Doedee (FC Dordrecht), Jaime Bruinier (AGOVV, volgend seizoen Sparta) en Julius Wille (AGOVV) spelen een niveau onder de Eredivisie in de Jupiler League. Wille maakte nog wel een kort uitstapje naar het Amerikaanse FC Dayton Dutch Lions. Henrico Drost werd kampioen met RKC Waalwijk en promoveerde naar de Eredivisie, terwijl zijn tweelingbroer Jeroen Drost daar terugkeert bij Vitesse na een uitleenperiode bij FC Zwolle. Jeroen had eerder al honderd duels in de Eredivisie gespeeld bij Vitesse, NEC en sc Heerenveen. Bij de Friezen speelden de broers vier seizoenen samen in het eerste.

Vijf spelers mochten even ruiken aan het betaalde voetbal, maar braken niet door. Roel Schirra speelde 20 wedstrijden bij Helmond Sport, maar speelt nu bij EVV in de en studeert HBO Recht. Aanvoerder Bernard Quainoo speelde in de PSV-jeugd, bij Helmond Sport, Haarlem en FC Den Bosch, en zou nu in Londen wonen en voetballen. Brahim Aoulad-Fadil, die na 6 wedstrijden bij Telstar als laatste speelde bij de failliete amateurclub FC Turkiyemspor, was 2.5 jaar gestopt met voetbal. Volgend jaar hoopt hij het plezier terug te vinden bij eersteklasser De Kennemmers uit Beverwijk. In het dagelijkse leven is hij parttime jongerenwerker in Amsterdam. Robbin Kieft, zoon van oud-international Wim Kieft, vertrok na de Ajax-jeugd naar FC Groningen,

68 waar hij nog 3 wedstrijden meespeelde in de hoofdmacht. Na twee jaar Hoofdklasse met AFC uit Amsterdam, hield hij het dit seizoen in de winterstop voor gezien bij vierdeklasser sc Buitenveldert. Een nieuwe uitdaging bij Topklasser FC Hilversum heeft hij geweigerd. Kieft is cocktailshaker en doet zo nu en dan modellenwerk. Na 1 wedstrijd bij FC Oss en twee seizoenen hoofdklasse bij Germania, stopte Marijn Mulders met voetballen. Hij richtte zich op zijn studie en is nu fysiotherapeut in de praktijk van zijn vader. Rick Kluijskens had een contract bij Vitesse, maar een knieblessure voorkwam zijn doorbraak. Vijf operaties later is hij verkoper bij de binnendienst van P2 Group en speelt hij bij IJVV Stormvogels in de 1e klasse.

Bart van Berlo verruilde de voetbalopleiding van Helmond voor die van PSV, maar brak nooit door. Hij speelt nu bij Hoofdklasser Gemert en is media-adviseur bij Van Helvoort uitgevers. Nick Verlijsdonk is opticien en voetbalt volgend seizoen bij 1e klasser Geldrop. Bij hoofdklasser Rigtersbleek keept Maikel Visser. Hij schopte het tot derde doelman van FC Twente, maar is nu balieverkoper bij Snuverink Twepa (Bedrijfskleding, kantoorartikelen). Volgend seizoen gaat hij naar de Duitse amateurclub Vorwärts Epe. Rico Kogeldans speelde na Sparta nog in de opleiding van Feyenoord en ADO den Haag. Volgend seizoen is Noordwijk zijn vijfde amateurclub op het hoogste amateurniveau. Hij werkt bij de Belastingdienst. Travis Reuser speelde na FC Volendam nog in de voetbalacademie van Ajax en FC Groningen. Hij is student HBO Vrijetijdsmanagement en werd afgelopen seizoen kampioen van de met SEW Nibbixwoud.

Robbin Kieft (Ajax), Jaime Bruinier (Vitesse), Julius Wille (FC Twente), Nick Verlijsdonk (PSV) (en Rico Kogeldans - Feyenoord) staan op het punt in te vallen. Travis Reuser (FC Volendam) viel later in. Reserve-doelman Maikel Visser (FC Twente) kwam niet in actie.

69

Kader LOOT-school

Rik van de Donk (44), topsportbegeleider bovenbouw Thorbecke Lyceum Rotterdam (LOOT-school die samenwerkt met de Feyenoord Academie)

“Ik ben de hele dag bezig om van alles te regelen voor de jonge Feyenoorders en andere topsporters op school. Ik zorg dat hun dagindeling roostertechnisch zo goed mogelijk op elkaar aansluit.

Als topsportbegeleiders maak ik van alles mee. Kinderen die langskomen omdat ze zijn opgeroepen voor de KNVB of jongens die in tranen zijn nadat ze bij Feyenoord afgevallen zijn. De afvallers kunnen hier als nazorg nog een jaar blijven in dezelfde klas met alle topsporters. Maar een speler denkt dan vaak: ‘ik hoor er niet meer bij.’ Daarom is het misschien beter om terug te keren naar een school in je eigen omgeving bij je eigen vriendjes.

Een stukje opvoeding hoort er ook bij. Jeffrey Bruma van Chelsea zegt nog steeds ‘Meneer’ en ‘U’ tegen me, terwijl zijn jeugdsalaris bij Feyenoord al veel meer was dan wat ik verdien. Vanaf de eerste dag dat de kinderen binnen komen, hameren we er ook op dat het een voorrecht is om hier op school te zitten en bij Feyenoord te spelen. Daar past een topsporthouding bij. Neem Stefan de Vrij, die maakte zijn debuut tegen PSV en kwam pas laat in de nacht thuis. De volgende dag was hij gewoon om half acht op school voor een luistertoets, om daarna weer te trainen. Echt knap. Ik was ook blij dat Robin van Persie goed kon voetballen. Dat was helemaal geen onaardige jongen, maar in de klas was zijn gedrag niet altijd goed.

Ons doel is om topsporters te helpen als ze wat missen. En dat we ze vrijstellingen kunnen geven. Geen gymnastiek, geen maatschappijleer en CKV. Dat levert tijd op om dingen in te halen of om te sporten. Misschien doen ze er dan wel een jaar extra over, maar ondertussen zijn ze wel wereldkampioen geworden.”

70

Kader Hoofd opleidingen

Koos van Tamelen (54), ex-Hoofd opleidingen FC Utrecht (sinds juli 2011)

‘’De cijfers uit jullie onderzoek verrassen ons niet. Natuurlijk willen wij dat onze spelers het eerste van FC Utrecht halen, en ons doel is dat 50% van de spelers zelf opgeleid zijn. Maar zolang er zo veel buitenlandse spelers in de Eredivisie zijn, wordt dat toch een lastig verhaal. Als talentvolle jeugdspeler heb je ook te maken met de keuzes van beleidsbepalers en de voorkeuren van trainers. Toen trainer was van FC Utrecht keek hij altijd eerst naar spelers uit eigen kweek om gaten op te vullen. Daarna kwamen pas voetballers van buitenaf in beeld. Tot twee jaar geleden bemoeiden we ons nauwelijks met school. We hadden zoiets van: school is school en voetbal is voetbal. We zijn er nu achter gekomen hoe belangrijk school is voor onze jeugdspelers. Want lang niet iedereen kan profvoetballer worden. Dat maken wij nieuwe jongens vanaf het begin ook duidelijk. Ook daarom wordt de jeugdopleiding van FC Utrecht steeds professioneler. Zo hebben we voor twintig uur in de week een studiecoördinator in dienst en verder hebben we studie- en huiswerkbegeleiders binnen FC Utrecht. Ook ontvangen wij alle schoolrapporten van de jeugdspelers. Als een jeugdspeler problemen heeft op school worden we direct geïnformeerd. Het is dit jaar voor het eerst voorgekomen dat we een jongen voortijdig weggestuurd hebben omdat hij er een potje van maakte op school. Hij had zeker de voetbalkwaliteiten om ver te komen, maar toch vonden we dat we deze beslissing moesten nemen. De spelers die afvallen, daar voelen wij ons verantwoordelijk voor. Daarom beginnen we volgend jaar (als een van de voorlopers, red.) voor onze jeugd de Mbo-opleiding tot profvoetballer. Op die manier kunnen we spelers een totaalpakket aanbieden.”

71

Kader Ouder(s)

Nico Dijkshoorn (51)

“Toen mijn zoon Bob door AZ gescout werd hadden mijn ex-vrouw en ik genoeg twijfels of we dit wel moesten doen. Over vervoer school, plezier en vriendjes. Je wilt niet dat er lichtzinnig over wordt gedacht. Eigenlijk wilde ik het toen al niet. Maar Aloys Wijker en Dennis Haar (Hoofd opleidingen en trainer, red.) garandeerden me dat ze dit niet deden als ze niet bijna zeker wisten dat Bob ging slagen.

Ik vond het op zijn leeftijd, tien, elf jaar, ook nog wel oké dat hij de beperkte voetbalwereld instapte. Want je ziet je zoon iets doen wat hij het allerliefst doet. Bij AZ kon Bob dat delen met elf andere spelertjes die het net zo geniaal deden. Hij was volkomen in zijn element op het voetbalveld.

Bob genoot nog wel toen hij in de basis speelde. Maar de frustratie sloop er in toen hij weken, soms maanden slechts vier minuten mee mocht spelen. En dan had hij nog mazzel, alleen de besten speelden. Dan wordt het een opoffering om zeven dagen per week met voetbal bezig te zijn.

Het was een kille harde wereld, waarin mijn zoon continu op zijn lazer kreeg over van alles wat hij fout deed binnen en buiten het veld. Het waren net roofdieren: ‘jij speelt niet? dan mag je de waterzakken dragen’.

Ouders waren ook enkel goed om onze kinderen aan hun dieet te houden. Wij reden helemaal naar Drenthe, maar niemand van AZ zei iets. We mochten bij Gods gratie pissen op het trainingscomplex als het steenkoud was. Anders moesten we naar de Mac Donalds lopen.

Achteraf bleek dat je een worst voor de neus is gehouden. Je zoon een unieke voetballer; het is een lulverhaal. Advies aan andere ouders? Nooit doen!”

Bob Dijkshoorn (16) voetbalde vanaf zijn tiende twee jaar lang bij AZ. Hij is nu 16 jaar, zit in vwo 6 en speelt gitaar met een ‘griezelig goed bandje’ in de Melkweg en Paradiso. Zo nu en dan trapt hij nog een balletje met zes vrienden.

72

Reservekaders Ouder(s)

Eisha Ozcan (42)

“Voetbal is ons alles. Ilkay is ons enige kind en hij gaat voor. Ons hele leven staat dus in teken van voetbal. Natuurlijk moet hij er veel voor over hebben. Vier dagen trainen, en een wedstrijd op zaterdag. Alleen op zondag en woensdag kan hij zijn vriendjes zien, maar daar is hij dan meestal te moe voor. Ik vind het heel knap.

We beseffen dat het volgend jaar zomaar afgelopen kan zijn. Je kunt een ongeluk krijgen, meisjes leren kennen; je weet niet wat er kan gebeuren. De kans dat hij het eerste haalt is ook niet groot. Maar hij denkt zelf dat ‘ie profvoetballer wordt. We waarschuwen hem wel dat school het belangrijkste is, maar als ouders zijn we gewoon blij dat hij een hobby beoefent. Dat hij niet op straat hangt. Hij wil het zelf en hij vind het leuk. Zolang hij het goed kan combineren met school staan we erachter.

Ilkay is even aan het puberen geweest, deed vervelend bij Sparta in de kleedkamer en ook op school. Sparta heeft daarna – in goed overleg - met ons besproken dat ze Ilkay twee weken niet meer wilden zien. Dat hij eens na moest denken over zijn gedrag en dat het ook wel eens kon gebeuren dat ze hem daarom weg zouden sturen van de opleiding. Het was voor hem een hele grote teleurstelling, was enorm bang dat hij zou afvallen voor volgend seizoen. Maar het hij had dit nodig, na een goed gesprek was hij weer welkom. En inmiddels heeft hij een brief gekregen dat hij ook volgend seizoen voetballer van Sparta mag zijn.”

Ilkay Ozcan (13) speelde dit seizoen in Sparta C2, volgend seizoen is het zijn zesde in het Sparta-shirt. Hij zit in 2 havo.

Twan Centen (46 jaar, 1 augustus 47)

“Dani traint vijf keer per week bij NEC. Iedere morgen wordt hij om 7.15 uur opgehaald en ’s avonds is hij om 17.15 uur weer thuis. De resultaten van NEC zijn niet verrassend. Wij werden van tevoren goed ingelicht over de kleine kans die Dani heeft om uiteindelijk te slagen bij NEC. Je moet elk jaar bij de beste horen om niet af te vallen. Toch is het spelen bij NEC een kans. Ieder jochie droomt ervan. De huidige doelman van NEC, Jasper Cillissen, bewijst dat het mogelijk is om via de jeugdopleiding door te breken. Dani kent Jasper persoonlijk omdat hij gymles van hem krijgt. Ieder jaar bestaat de kans dat je afvalt. Daarom moet Dani keihard zijn best doen en werken aan zijn zwakke punten. Met Persoonlijk Ontwikkeling gesprekken (POP’s) wordt bijgehouden hoe de ontwikkeling van Dani verloopt. Het mooie van NEC is dat ze de ontwikkeling als mens minstens net zo belangrijk vinden als de ontwikkeling als voetballer. Hij volgt havo op het Stedelijke Scholengemeenschap Nijmegen (SSgN) en zit in de klas met jongens uit zijn team. Bij NEC heb je te maken met facetten als discipline, afspraken nakomen en het spelen als team. Daardoor maakt Dani ook sprongen op sociaal/menselijk gebied. Ik merk dat mijn zoon veel plezier heeft en dat is het allerbelangrijkste. Op zaterdag staat het hele gezin in het teken van Dani. Toen ze laatst een uitwedstrijd hadden tegen ADO Den Haag ging de wekker om kwart voor zes. Eerst moesten we hem vroeg afzetten in Nijmegen waar de hele selectie moet verzamelen. Vervolgens gingen wij als ouders achter de busjes aan richting Den Haag. Zo ben je de hele zaterdag onder de pannen.”

Dani Centen (13) voetbalt bij NEC Nijmegen in de C2, volgend seizoen is zijn vijfde seizoen bij NEC. Hij is keeper.

73

Bijlage 2 Uitvoerig literatuuronderzoek 35

Hoofdstuk 1 Wie leiden er op tot beroepsvoetballer? Voorheen had elke betaald Voetbal Organisatie (BVO) haar eigen jeugdopleiding. Een jeugdspeler had destijds dus de mogelijkheid om bij één van de 38 voetbalopleidingen terecht te komen.

Die structuur is veranderd. De Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB) besloot naar aanleiding van het Mulier onderzoek uit 2008 36 dat de organisatie van jeugdopleidingen anders moest. Uit dit onderzoek bleek namelijk dat er uit de 38 voetbalopleidingen jaarlijks slechts 30 spelers doorbraken in het betaalde voetbal. De voetbalbond bedacht dat het met minder, maar sterkere opleidingen beter zou worden.

De KNVB gaf daarom reglementair de mogelijk aan BVO’s om opleiding samen te voegen. Het eerste pilot in 2005, een samenwerking tussen FC Twente en Heracles Almelo bleek een succes.

Daarna wees de voetbalbond, aan de hand van een certificeringsysteem 37, een beperkt aantal topopleidingen aan waar talentvolle jeugdspelers onder optimale omstandigheden opgeleid worden tot professioneel voetballer.

De nieuwe organisatie is een piramidemodel dat er als volgt uit ziet: veertien Regionale Jeugdopleidingen, een tussenlaag van 50 andere bvo’s en sterke amateurclubs, en dan een onderlaag van 2450 amateurclubs.

Dertien Regionale Jeugdopleidingen zijn inmiddels aangewezen. Dit zijn: ADO Den Haag, Ajax, AZ Jeugdopleiding, Feyenoord Academy, RVO FC Groningen/Cambuur, Voetbalacademie Heerenveen/Emmen, Voetbalacademie N.E.C./FC Oss, PSV, Sparta Rotterdam, Voetbalacademie FC Twente, FC Utrecht Vitesse/AGOVV Voetbal Academie en de van RJO Willem II/RKC In Limburg moeten Roda JC, VVV-Venlo, Fortuna Sittard en MVV uit gaan maken hoe de veertiende RJO eruit komt te zien. Alle overige BVO’s, zoals NAC Breda en De Graafschap, die nu nog samenwerkingsverbanden willen aangaan, zullen zich moeten aansluiten bij de huidige RJO’s.

Door het bijeenbrengen van jeugdopleidingen spelen en trainen de beste talenten tegen en met de beste talenten. Op die manier kunnen ze zich maximaal kunnen ontwikkelen. Bovendien is er in deze situatie landelijke dekking voor de herkenning en opleiding van de meest getalenteerde voetballers. En daarnaast hebben de RJO’s als taak om samen te werken met amateurclubs. Kern van die samenwerking is de kwaliteit van de regio omhoog brengen, de trainers trainen: daar gaat het om. Amateurvoetbal is toch de bakermat van het betaalde voetbal. Als je de onderkant breed opleidt, komt de top hoger te liggen.38

Het project Regionale Jeugdopleidingen is een onderdeel van het Masterplan jeugdvoetbal van 2001-2011, dat een impuls moet gegeven aan het jeugdvoetbal in Nederland.

De KNVB wil met de invoering van RJO’s vóór 2014 zorgen voor een verdubbeling van het aantal talenten dat doorbreekt in het betaald voetbal. Van 30 naar 60 spelers per seizoen.

35 Het literatuuronderzoek is grotendeels gebaseerd op onderzoek van het CLU, andere literatuur van Albert Buisman en het boek De Voetbalbelofte van Jeroen Siebelink 36 Bleek uit het analyse-gedeelte naar doorstroming uit onderzoek naar de profopleiding tot beroepsvoetballer van het WJH Mulier instituut 37 Reglement Certificering Jeugdopleiding (Zeist, KNVB) 38 Balans kindbelang & clubbelang, naar een professionele opleiding tot beroepsvoetballer (Zeist, KNVB)

74

Hoofdstuk 2 Wie worden er opgeleid in de beroepsopleiding tot profvoetballer? Elke club heeft door een uitgebreid scoutingteam alle amateurspelertjes uit de regio in beeld. De besten worden geselecteerd en gevraagd om deel uit te maken van een BVO. De instroomleeftijd van voetbaltalentjes bij RJO’s varieert van acht tot twaalf jaar, afhankelijk van de rechtsvorm. Een club met een stichtingstructuur mag namelijk geen spelers jonger dan D-pupillen aan zich verbinden.

De teamindeling in het jeugdvoetbal is als volgt: F-pupillen (7 tot 8 jaar). E-pupillen (9 tot 10 jaar), D-pupillen (11 tot 12 jaar), C-Junioren (13 tot 14 jaar), B-Junioren (15 tot 16 jaar) en A-Junioren (17 tot 18 jaar).

Volgens Willem II begint een beroepsopleiding niet als je zes bent, wel op je negende, tiende. Maar bij PSV zijn de jongste spelers wel zes jaar. Clubs zoals PSV, die wel zeer jonge spelers (mogen) aantrekken, doen dat vooral om de concurrentie te snel af te zijn - onder het mom van niet geschoten altijd mis - , en met ‘weerstand’ als argument; des te vroeger de jongens op niveau trainen, des te beter.

Maar volgens pedagogen zijn jongens onder de elf onrijp voor topsport. Het kan juist ten koste gaan van hun algehele conditie, plezier en interesse, kan het teleurstelling opleveren en bovendien is het pedagogisch onverantwoord om deze jochies uit eigen omgeving te halen en onder druk of stress te plaatsen.

Het is op het moment van selecteren een grote gok die RJO’s wagen. Scouts gaan af op talent om te bepalen wie uiteindelijk betaald voetballer kan worden. De spelers worden geselecteerd. Maar op jonge leeftijd is het natuurlijk lastig in te schatten welke jongens er uiteindelijk ook zullen doorbreken in het eerste elftal.

Foppe de Haan, trainer vindt het lastig om te voorspellen wie de grootse talenten van de toekomst zijn: “Als je duizend kinderen bij elkaar zet, weet je nooit of er een Messi tussen zit. Of er een Einstein tussen zit weet je niet. Die wordt geboren. Je kunt spelers verbeteren, zeker, maar absolute toppers maak je niet. Die zijn er of ze zijn er niet.” 39

Meestal is het zo dat de grootste talenten als Seedorf, Kluivert, Sneijder, Heitinga, Emanuelsson, Van der Vaart al vroeg in de opleiding zaten. Al is het volgens clubs moeilijk om te voorspellen welke talenten ook echt doorbreken in het betaalde voetbal. Je weet nooit zeker hoe de ontwikkeling van spelers verloopt. Talent is eindig. Soms zit er geen progressie meer in de grootste beloftes, ondanks inspanningen van trainers. De voetbalacademie maakt niet heilig, integendeel, er zijn genoeg topvoetballers op te noemen die nooit in een profopleiding speelde maar uiteindelijk wel betaald voetballer werden. Bekende (oud-)internationals als , Kees van Wonderen en Dirk Kuijt speelden hun hele jeugd bij amateurclubs.

De D-pupillen trainen drie à vier keer per week. De C- B- en A-junioren trainen gemiddeld zo’n zes keer per week. Dit varieert uiteraard per club. Naast het vele trainen moet de spelers ook naar school. Sommige jongens zijn elke dag uren kwijt aan reistijd. Dat vergt veel van de jonge spelers. Philip Cocu illustreert: “Als je kijkt vanuit de jeugd. Als je dan als jonge jongen van weet ik hoeveel jaar van Utrecht naar Eindhoven op en neer gaat rijden en eigenlijk alleen voetbal en studeren hetgeen is waar je tijd voor hebt, dan is dat gewoon een hele lange en hele zware weg. Waardoor heel veel jongen uiteindelijk niet doorbreken, terwijl ze misschien voetballend gezien heel veel kwaliteiten hebben. Maar het vergt en vraagt heel veel van jezelf en de mensen om je heen.” 40

Hoofdstuk 3 Welk doel heeft de beroepsopleiding tot profvoetballer?

39 Uit het Algemeen Dagblad-artikel De Ajax-opleiding, al 30 jaar geniaal 40 Belahnichi, Soukaina en Kock, Han, Affelay, van Utrecht naar Wembley; Reportage, NOS (27 mei 2011)

75

Volgens het Beroepscompetentieprofiel Profvoetballer 41 dat de KNVB heeft opgesteld moet een speler na zijn opleiding tot beroepsvoetballer kunnen: - bijdragen aan het teamproces binnen eigen positie, - Voorbereiden op wedstrijden en trainingen, - Ontwikkelen/verbeteren, - Reflecteren - Omgaan met media, publiek en sponsors.

De exacte doelstellingen van een subtopper als NEC zijn: - Alle spelers moeten eigen top halen. - Twee spelers per lichting aan het eerste elftal geleverd, waarvan één speler basisspeler of verkocht wordt naar hoger niveau. - Alle jeugdelftallen spelen op het hoogste niveau - Minimaal één speler per lichting bij één van de Nederlandse jeugdelftallen.

Na het jeugdopleidingtraject moet een speler klaar zijn voor het eerste elftal van de vereniging. Dit is lang niet altijd het geval. De overgang van de A-Junioren naar de eerste selectie blijkt vaak een enorme stap te zijn. Spelers worden dan gestald in het belofteteam zodat ze nog enkele jaren kunnen wennen, voordat ze eventueel naar de A-selectie doorstromen. Andere jongens worden eerst verhuurd om ervaring op te doen in het betaalde voetbal, meestal een niveau lager in de Jupiler Leauge.

Veel BVO’s verliezen hun spelers aan concurrentie. Topclubs halen vaak de beste spelers weg van subtoppers. Aan de andere kant komen de afvallers van topclubs weer terecht in de opleidingen van middenmoters. Ook buitenlandse grootmachten vissen in de Nederlandse talentenvijver.

Johan Cruijff, voorvechter van een kwalitatief goede jeugdopleiding: “Al die transfers worden gedaan om het ontbreken van de jeugdopleiding te compenseren en te voorkomen dat de concurrent er met het talent vandoor gaat: het is pure kinderhandel.” 42

De enige oplossing om die ‘kinderhandel’ naar het buitenland te voorkomen is een combinatie van algemeen verbod op transfers van minderjarigen en het instellen van de home grown-regel – een minimaal aantal zelf opgeleide spelers in het eerste elftal. 43

Hoofdstuk 4 Waarom zou een kind naar een voetbalopleiding willen? Clubs worden steeds professioneler georganiseerd. De spelers worden begeleid door een hoofdtrainer, techniektrainer, loop-coordinatietrainer, krachttrainer, sportpsycholoog, vervoerscoördinator, materiaalmensen, fysiotherapeuten, en studiebegeleidingsgroepen. De speler kan zich onder optimale omstandigheden ontwikkelen tot profvoetballer. Vaak is het budget van clubs de graadmeter voor de faciliteiten. Een ‘normale’ RJO heeft zo’n 120 spelers in de opleiding, het budget ligt tussen de 1 en 1,5 miljoen euro; een jeugdspeler kost dus al snel 10.000 euro per seizoen. Bij de PAF-clubs (PSV, Ajax en Feyenoord) is het budget hoger, bij Ajax zelfs 6,5 miljoen.

Hoofdstuk 5 Hoe wordt er omgegaan met de kleine kans van slagen Volgens de KNVB zijn er te veel opleidingen in Nederland, waardoor er meer speler vrij komen dan dat er nodig zijn in de eerste elftallen van BVO’s. Een simpele rekensom levert ook op dat de achttien Eredivisieclubs slechts plaats hebben voor 198 basisspelers en ruim 200 wisselspelers. De vraag naar profvoetballers is dus gering.

41 Beroepscompetentieprofiel Profvoetballer (2010), (Zeist, KNVB) 42 Column Cruijff, Johan, De Telegraaf (8 juni 2011) 43 Voetbal is geen handel; Reportage / Voetbal in Europa / Pleidooi voor de 6+5-regel, Vrij Nederland (16 mei 2009)

76

Dat er op weg naar de top veel jeugdig talent afvalt en teleurgesteld raakt is onontkoombaar en een onoverkomelijke factor onderdeel van het systeem.

Volgens het Mulier-onderzoek uit 2005 leiden 36 profclubs leiden jaarlijks 3800 spelers op, van wie 20 % jaarlijks wordt vervangen en slechts dertig het profvoetbal halen. 45 % van alle profs in Nederland volgde zijn opleiding bij een PAF-club. Slechts 12% van jong geselecteerde wordt prof. Vijf tot zes provent van de jeugdspelers breekt door bij de club zelf. PSV, Ajax, Feyenoord (PAF-clubs) zorgen voor de grootste instroom in de rest van het betaalde voetbal.

Spelers hebben bovendien te maken met andere factoren die hun doorbraak in de weg kunnen staan. Het beleid van clubs kan vaak desastreus zijn voor jonge talenten. Veel BVO’s halen nog steeds veel spelers uit het buitenland. Ze denken dat zij ‘een kwaliteitsimpuls’ kunnen geven aan de selectie. Ook kan het voorkomen dat wanneer een club een nieuwe trainer aanstelt, deze trainer per se een aantal spelers wilt hebben. Hij dient dan een verlanglijstje in, die vaak al geaccordeerd is met het clubbestuur. Ook zaakwaarnemers speler een belangrijke rol in handel van voetballers. Al deze factoren kunnen de doorstroming van jeugdspelers naar het betaalde voetbal belemmeren.

PSV probeert twee à drie jeugdspelers per jaar af te leveren aan hoofdmacht. De jeugdspelers moet daar voorrang krijgen boven spelers van buitenaf. AZ en Heerenveen zijn realistischer: als je een team direct wilt versterken, dan haal je vier spelers van buitenaf. Dat hangt meestal ook samen met de snelle stijging van niveau van het eerste elftal (zoals bij AZ en FC Twente) en achterblijvend talentenaanbod uit de regio.

Johan Cruijff heeft daar een visie over: "Ik blijf erbij, dat er nog veel te veel buitenlanders in de eredivisie spelen. Allemaal voetballers die nauwelijks het verschil maken en het Nederlandse talent in de weg staan. Aan de andere kant zegt het ook veel over de opleiding, dat de jeugd niet goed genoeg wordt afgeleverd om middelmatige buitenlanders uit het eerste elftal te spelen."

Toch is de huidige situatie bij BVO’s hoopvol voor jeugdspelers. De afgelopen jaren hebben, mede door de financiële situatie bij clubs, veel jeugdige talenten hun debuut kunnen maken in de Nederlandse eredivisie.

Hoofdstuk 6 Wat zijn de nadelen van de beroepsopleiding tot profvoetballer? Is het erg dat slechts een handvol pupillen aan het eind van de rit in het eerste speelt? Financieel gezien wel, maar het heeft ook een menselijke kant. Er bestaat altijd een spanningsveld tussen het belang van de club en het kind. Het gaat er toch om die speler op te leiden voor het betaalde voetbal. Dat er op weg naar de top veel jeugdig talent afvalt en teleurgesteld raakt is onontkoombaar en een onoverkomelijke factor onderdeel van het systeem. De vraag is of clubs zich ook verantwoordelijk voelen voor de spelers die uiteindelijk de top niet halen. En: hoe worden spelers geschoold binnen de club?

Toen technisch directeur van Ajax was trok hij een cirkel van zestig kilometer om Amsterdam. Wie verder woonde moest het bij een andere club proberen. “Anders is zo’n kind drie, vier uur per dag aan het reizen. Kinderen van dertien, veertien jaar of jonger, die nog niet volledig ontwikkeld zijn, worden uit hun vertrouwde omgeving getrokken. Dat is alleen goed voor de paar die het redden, in financiële zin. Maar het overgrote deel redt het niet, en dat komt vaak omdat ze te vroeg zijn vertrokken.” Sowieso geeft Van Gaal de voorkeur aan eigen jeugd boven aankopen: “Jeugdspelers kennen de clubcultuur en de manier van voetballen. Het is makkelijker hen in te passen in het eerste elftal, jongens van buiten moeten minstens een jaar wennen.” 44 Ouders moeten weten wat er van hun wordt verwacht in de begeleiding van hun kinderen. Ze hebben recht op informatie die hun kind betreft. Ouders worden door de clubs nauw betrokken, maar vooral om dat ze

44 Wiche, Roel (2008), Opleiders in voetbal weten het ook niet, Het Parool (14 oktober 2008)

77 voorwaardenscheppend zijn. Jeugdspelers krijgen een unieke positie in het gezin. Ouders moeten geweldig investeren in hun kinderen. Ze moeten op hun kop staan om ze te halen en te brengen. Dat betekent dat dit ten koste gaat van de anderen kinderen in het gezin. Moeder rijdt haar zoon naar het voetbal. Vader poetst zijn schoenen en het zusje staat beteuterd te kijken. Als een speler thuiskomt, moet er gezonde voeding op tafel staan en het trainingstenue moet gewassen worden.

Op het moment dat speler uitnodiging ontvangt moeten volgens FC Groningen ook ouders op de hoogte zijn van eisen die we aan de speler stellen (zoals wonen bij een gastgezin). Zij zijn ook betrokken bij de POP- gesprekken die in ieder geval drie keer per jaar worden gevoerd. Ouders zijn namelijk voorwaardenscheppend. Als een speler thuiskomt, moet er gezonde voeding op tafel staan en het trainingstenue moet gewassen worden.

Jongens die spelen in een voetbalopleiding kunnen uiteindelijk allerlei fysieke ongemakken oplopen. Behalve blessures kan ook de groei stagneren.

Een onderdeel daarvan is het ‘geboortemaandeffect’, onderzocht door inspanningsfysioloog Raymond Verheijen. “Een jongen uit januari heeft vier tot vijf maal zo veel kans als een jongen die in december is geboren. Hoe later in het jaar een jeugdspeler wordt geboren, hoe groter de kans dat hij groeistoornissen ontwikkelt als hij deel uitmaakt van een jeugdopleiding. Hij blijft kleiner door te hard trainen, soms wel zes centimeter. En hij raakt vaker geblesseerd dan zijn iets oudere medespelers, waardoor hij de opleiding vaak moet verlaten. Prestatiedruk leidt tot een andere manier van scouten. In de pubertijd maakt enkele maanden leeftijdsverschil veel uit. De peildatum voor de samenstelling van elftallen is elk jaar 1 januari. Door de prestatiedruk bij jeugdelftallen zijn jongens die vroeg in het jaar worden geboren in het voordeel. Ze zijn ouder en dus gemiddeld groter en sterker dan hun jongere leeftijdsgenoten. Daardoor scoren ze meer, zijn ze sterker aan de bal en kunnen ze meer arbeid aan.” “De jongere, gemiddeld kleinere spelers moeten al hun energie aanspreken om mee te kunnen komen. Uit de onderzoeksgegevens van Verheijen blijkt dat zoveel energie te kosten dat hun groei vertraagt of zelfs tot stilstand komt. Pas in de zomervakantie, als er niet wordt gevoetbald, krijgen ze een groeispurt. Als de training na de zomer weer begint, zijn ze extreem blessuregevoelig. De grote gasten jagen de kleine kereltjes over de kling. Het lichaam heeft een bepaalde hoeveelheid energie. Als je al je energie kwijt bent aan vier, vijf of zes keer per week trainen met spelers die een kop groter zijn, heb je geen energie over om te groeien. In het buitenland bestaat het geboortemaandeffect ook bij populaire teamsporten, zoals ijshockey in Canada en honkbal in Amerika. Onbewust hebben Nederlandse clubs jarenlang vooral de grootste en sterkste spelers geselecteerd. Daarmee hebben ze zichzelf en het voetbal tekortgedaan. In het topvoetbal is fysieke kracht niet doorslaggevend, maar techniek, handelingsnelheid en inzicht. Je kunt je afvragen of de nadruk bij de jeugd op presteren moet liggen. Talentontwikkeling hoort voorop te staan.” 45

Clubs lijken zich enigszins bewust van het feit dat de opleiding tot profvoetballer – vanwege de lage kans van slagen – ook spelers moet voorbereiden op een toekomst zonder betaald voetballer. Om afgevallen spelers een houvast te bieden begint FC Utrecht volgend jaar met een Mbo-opleiding tot beroepsvoetballer. De speler (17 t/m 20 jaar) kan zich met deze Mbo-Studie op maatschappelijk gebied en als profvoetballer verder ontwikkelen zo staat te lezen op de website van FC Utrecht (1). Behalve het behalen van het diploma Sport & Bewegen niveau 3, krijgen de leerlingen bij het verlaten van de opleiding de mogelijkheid om in te stromen in de reguliere Sport en Bewegen opleiding. Andere clubs als AZ en Willem II volgden al snel.

45 Verheijen, Raymond (m.m.v. Lingen, Bert van, en Tamboer Jan) Het Periodiseren van Voetballen; Het Coachen van Voetballen

78

Het ligt er maar net aan hoe clubs met spelers omgaan en hoe jeugdigen begeleid worden. De speler heeft behoefte aan: Zorg, Plezier, Kans op ontwikkeling, Ruimte voor eigen beslissingen, Totale benadering en afwisseling in beweging.”

“Het voortdurend beter worden mag geen eis zijn. Topsport is niet vanzelfsprekend voor kinderen. Topsport is intensief, een ratrace met veel afvallers. Een trainer die voorkomt dat bengeltjes van 7,8 jaar kluitjesvoetbal spelen, ziet niet dat sommige jochies de bal daardoor maar 3 of 4 keer raken in één uur”, zegt Albert Buisman, voormalig hoofddocent sportpedagogiek aan de Universiteit van Utrecht.

Clubs willen individuele spelers opleiden tot profvoetballer; de ontwikkeling van de teams is hieraan ondergeschikt en een noodzakelijke voorwaarde om talentontwikkeling te laten gedijen. Het doel is een goede doorstroom naar het eerste elftal, waarbij het ‘maximaal mogelijk ontwikkelen van het voetbaltalent’ als middel dient. Clubs moeten ook de persoonlijkheid van spelers ontwikkelen. Verder moeten ze de spelers voorbereiden op een plek in de maatschappij wanneer het met voetbal niet lukt. Voor zover nevendoelen van pedagogische aard zijn, reiken deze meestal niet veel verder dan het disciplineren van gedrag. Vaak blijkt dat wat zich als doel aandient, bij nader inzien een middel blijkt om het hoofddoel te verwezenlijken.

Volgens Buisman moeten clubs maatwerk leveren op pedagogisch gebied aan spelers. Uit zijn onderzoek bleek ook dat clubs ‘op didactisch gebied totaal geen benul hebben.’ Clubs hebben dus nog veel winst te boeken op dit terrein.

Tegenwoordig moet iedere voetbalopleiding een sociaal/maatschappelijk plan hebben. Alleen de invulling daarvan is variabel. Sociaal-maatschappelijke begeleiding blijkt niet gestructureerd te worden. Alain Schols (2010) zag dat er geen pedagogisch plan bestaat. “Geen enkele club gaf aan te beschikken over een specifiek pedagogisch plan, al heeft men meestal wel enkele uitgangspunten binnen de organisatie.”

Ex-voetballer Wim Kieft stoort zich over de sociale omgangvormen binnen Ajax. “Mijn zoon Robin speelde in de jeugdopleiding. Het was zogenaamd allemaal geprofessionaliseerd, maar ik vond het vooral koud. En dan het cynisme. Dat overheerste in alle geledingen van De Toekomst.” 46

46 Wim Kieft zei dit in zijn column in De Telegraaf

79

Bijlage 3 Eerste mail/verzoek om medewerking van clubs

Beste xxx van xxx,

Voor Elsevier doen wij onderzoek naar de recente doorstroming van jeugdspelers bij BVO’s. We willen van alle RJO’s in kaart brengen waar hun jeugdspelers met geboortejaren 1987 tot en met 1990 zijn terechtgekomen. Of zij nu één jaar in de D1, of juist jarenlang deel hebben uitgemaakt van de academie. We willen onderzoeken of zij bij hun opleidingsclub of elders betaald voetbal spelen. Zo ja, op welk niveau? En zo nee, wat doen ze nu?

We hebben gekozen voor deze vier lichtingen omdat deze minimaal één jaar de A-jeugd hebben verlaten en zo een reële kans hebben gehad om doorgebroken te zijn als profvoetballer.

Bijgevoegd Cijfers PSV als voorbeeld zoals we de voetbalacademie van PSV in kaart hebben gebracht met behulp van de ontvangen spelerslijsten.

Voor ons onderzoek willen we graag van jullie ontvangen: Namenlijsten van de juniorenelftallen zoals weergegeven in de bijlage Teamoverzicht.

Ter verduidelijking hieronder alle betreffende juniorenteams: Alle A-elftallen van 2003/2004 tot en met 2008/2009, alle B-elftallen van 2001/2002 tot en met 2006/2007, alle C-elftallen van 1999/2000 tot en met 2004/2005, alle D-elftallen van 1997/1998 tot en met 2002/2003.

We kijken uit naar een reactie. Voor meer vragen over ons onderzoek, kunt u ons bereiken op onderstaand telefoonnummer. De overzichten kunnen ook per post gestuurd worden naar onderstaand postadres.

Met vriendelijke groet,

-- Frank Hol en Roel Wolfert

Elsevier Redactie Nederland M: 06-46386539

80

Bijlage 4 Bijlage Teamoverzicht

A- B- C- D- Seizoen junioren junioren junioren junioren 2010/2011 2009/2010 2008/2009 x 2007/2008 x 2006/2007 x x 2005/2006 x x 2004/2005 x x x 2003/2004 x x x 2002/2003 x x x 2001/2002 x x x 2000/2001 x x 1999/2000 x x 1998/1999 x 1997/1998 x

Ter verduidelijking hieronder alle betreffende juniorenteams: Alle A-elftallen van 2003/2004 tot en met 2008/2009, alle B-elftallen van 2001/2002 tot en met 2006/2007, alle C-elftallen van 1999/2000 tot en met 2004/2005, alle D-elftallen van 1997/1998 tot en met 2002/2003.

Onderverdeling per geboortejaar:

A- B- C- D- Seizoen junioren junioren junioren junioren 2010/2011 2009/2010 2008/2009 1991/1990 2007/2008 1990/1989 2006/2007 1989/1988 1991/1990 2005/2006 1988/1987 1990/1989 2004/2005 1987 1989/1988 1991/1990 2003/2004 1987 1988/1987 1990/1989 2002/2003 1987 1989/1988 1991/1990 2001/2002 1987 1988/1987 1990/1989 2000/2001 1987 1989/1988 1999/2000 1987 1988/1987 1998/1999 1987 1997/1998 1987

81

Bijlage 5 Voorbeeld Elftalovericht (Ajax)

Zie pagina 83 voor een voorbeeld van een elftaloverzicht zoals clubs dat ons toestuurden.

Het voorbeeld betreft alle A-junioren van Ajax uit het seizoen 2007/2008

Van Ajax ontvingen we in totaal 54 elftaloverzichten.

82

83

Bijlage 6 Voorbeeld spelerslijst (Feyenoord)

Leeswijzer:

Gelukt bij Feyenoord Elders prof, hoogste niveau Elders prof, lager niveau Niet geslaagd in betaald voetbal Nog in opleiding Elders in opleiding xx - (nog) onbekend

84

FEYENOORD - GEBOORTEJAAR 1987

Voornaam Achternaam Huidige club Aantal wedstrijden

Faisal Achlioui Delta Sport, 1e klasse Kristal Adelmund Capelle, TOPklasse Sammuel de Almeida Cardoso Villanova, (Braz) 23 Jeffrey Altheer Helmond Sport, Jupiler League 77 waarvan 52 voor Excelsior Lionel Babel Sparta (av), 2e klasse Aaron Balk ARC, TOPklasse Sander Barragan SHO, 2e klasse Richie Basoski , Hoofdklasse René Beute Papendrecht, Hoofdklasse Boy Bleeker Gestopt Martijn le Congé HBS, Hoofdklasse Arjan van Dijk RKC Waalwijk, Jupiler League 45 waarvan 40 voor Excelsior Stef Doedée FC Dordrecht, Jupiler League 30 Royston Drenthe Hercules (Spa) * 92 waarvan 29 bij Feyenoord Tim Edelman xx Andro Franca Heerjansdam, Hoofdklasse (2w NAC) Jonathan de Guzman Mallorca (Spa) * 142 waarvan 109 bij Feyenoord Frank de Haan DHC, 1e klasse Mohammed Hammouti LRC Leerdam, Hoofdklasse Matthijs Hoogland Feyenoord (av) 2 Arie van Houwelingen LRC Leerdam, Hoofdklasse Tavinho Karg HVV, 1e klasse Rico Kogeldans ARC, TOPklasse Timon van Leeuwen Go Ahead Eagles, Jupiler League 29 Levi Marengo xx ex-Telstar, Jupiler League 22 Niels van Muyen Pelikaan, 3e klasse (09/10) Mitchell Poot Nunspeet, Hoofdklasse Kelvin Potuyt Sportlust '46, 1e klasse Jeffrey Rijsdijk Jong FC Groningen 2 John de Ronde Barendrecht, TOPklasse Jeffrey de Roock SCP, 4e klasse Samuel Scheimann FC Den Bosch, Jupiler League Leroy Smits HVC '10, 3e klasse Ajax Mathijs Tabbers Barendrecht, TOPklasse Daryl v.d. Veer Omniworld (av), Laurens Visser Capelle, TOPklasse Dorus v.d. Voort SJC, 1e klasse Kenny Whitlau Gestopt, ex-Capelle, hoofdklasse

85

FEYENOORD - GEBOORTEJAAR 1988

Voornaam Achternaam Huidige club Aantal wedstrijden

Jeffrey Aarts sv Nootdorp, 1e klasse Hakim Aazzi xx Jerson Agnes Ribeiro Fortuna Sittard, Jupiler League 24 Waarvan 11 bij Excelsior Dustin van de Berg xx Feyenoord 1 98 Jesper v.d. Bosch Xerces, Hoofdklasse Erik Budel 5 Jordy Buijs De Graafschap 95 Erik Cummins Jong FC Utrecht Martin van Eeuwijk FC Lisse topklasse Kai Fens Swift Boys, 2e klasse Marciano Gangadin JHR, 1e klasse Robbert de Groot DVSP 2e klasse Yassine Hajar Wieldrecht 2e klas Frank Hol Achilles'29 topklasse Emir Jasarevic FC Bit Beijing (China) 20 Michael Johnson Manchester City, Premier League 37 Anthony Josias xx Peter de Lange Barendrecht topklasse Remco Langerveld sv Nieuwerkerk, 2e klasse Roger Lieveld TOGR 1e klas Ingmar Maayen AGOVV Apeldoorn 1e divisie 13 Samir Mokhtar xx Jeffrey Monster EBOH 2e klas Frans van Niel VVSB Topklasse Ömer Özçelik Zeeburgia 2e klas Nick v.d. Ploeg FC Dordrecht Jupiler League 34 Michel Poldervaart FC Emmen, Jupiler League 48 Jeffrey Schenk Vitesse Delft hoofdklasse Mitchell Schet RKC Waalwijk 32 4 Feyenoord en 19 Excelsior Michael Siebert Voorschoten´97 hoofdklasse Sascha Visser xx DJ-TMF Tobias Waisapij Excelsior Rotterdam 11 Melvin Zweistra UDO 2e klas

86

FEYENOORD -GEBOORTEJAAR 1989

Voornaam Achternaam Huidige club Aantal wedstrijden

Ruben Barends RVVH, Hoofdklasse Mohammed Bellahcen Jodan Boys, Hoofdklasse Juriaan Berckenkamp xx Vincent v.d. Berg , Hoofdklasse Joop Bos xx Erwin Bravenboer Barendrecht, TOPklasse Joël Bijlow Feyenoord (av), Hoofdklasse Jordy v.d. Corput ASWH, Hoofdklasse Siegerd Degeling KVK Tieme, 1e divisie (Belg) 25 Wesley van Gils Meeuwenplaat, 3e klasse Hanne Hagary Almere City FC 21 waar van 14 bij Excelsior Marco Held Gestopt, bokser Freddie Herrero Antoni Excelsior Maassluis 2 Stanley Husen Barendrecht, TOPklasse Daryl Janmaat sc Heerenveen 50 Glenn Kobussen Go Ahead Eagles, Jupiler League 11 Waar van 1 bij Feyenoord Alexander Koppelle SJC, 1e klasse Romario Kortzurg RVVH, Hoofdklasse Josimar Lima Willem II 4 Jeffrey Loozen FC Boshuizen, 1e klasse Ronald van der Meer VVSB, TOPklasse Erwin Mulder Feyenoord 1 28 waar van 26 bij Excelsior Norichio Nieveld Excelsior 68 waarvan 3 bij Feyenoord Anthony Piqué Nieuwenhoorn, Hoofdklasse Robbert van Rijn xx Clint van Stee Zwaluwen Vooruit, Hoofdklasse Leon Steketee Barendrecht, TOPklasse Niko Tabas Schelluinen, 1e klasse Raymond Watamaleo VVGZ, 1e klasse Kevin Wattamaleo Excelsior 51 waar van 4 bij Feyenoord Stefan Zevenbergen Spartaan '20, 2e klasse

87

FEYENOORD -GEBOORTEJAAR 1990

Voornaam Achternaam Huidige club Aantal wedstrijden

Vinicius Bongaertz Jong Sparta John Bos Gestopt, hartproblemen Faysal Bouchkhachak xx Kevin Cameron Haaglandia, TOPklasse Gaary Carvalho xx Jordy van Dam RVVH, Hoofdklasse Donny Day Zwaluwen '30, Hoofdklasse Feyenoord 1 88 Virgilio Hagens DOTO, Hoofdklasse Bobby Janssen Feyenoord (av), Hoofdklasse Joey Jongman Spijkenisse, 1e klasse Kelvin Leerdam Feyenoord 1 50 Robin van Leeuwen Spijkenisse, 1e klasse Vojtech Machek Helmond Sport, Jupiler League 14 waarvan 9 bij Excelsior Garry Mendes Rodriquez Rostocker FC 1895 (Dui) Mike Mesker Delft, 2e klasse Rens Moll xx Vincent Monster Heerjansdam, Hoofdklasse Miquel Nelom Excelsior 36 Robin Otten FC Rijnvogels, 1e klasse Jordao Pattinama Feyenoord (av), Hoofdklasse Louis Pedro Go Ahead Eagles, Jupiler League 43 waarvan 9 Feyenoord, 17 Excelsior Lorenzo Pique ADO Den Haag 13 Kaj Ramsteijn Excelsior 25 Jochie Sebrechts UVS Leiden, 2e klasse Alwin v.d. Werff EBOH, 2e klasse Sten Wever Excelsior Maassluis, Hoofdklasse Jacco Wevers Vitesse Delft, 1e klasse Georgino Wijnaldum Feyenoord 1 88 Walter Zomervrucht Zwaluwen '30, Hoofdklasse

88