Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Onderwijsinspectie Hendrik Consciencegebouw Koning Albert II-laan 15 1210 BRUSSEL

[email protected] www.onderwijsinspectie.be

Verslag over de doorlichting van het Atheneum Maasland te

Hoofdstructuur so

Pedagogische eenheid 44388-44016 Instellingsnummer 44388 Instelling Atheneum Maasland directeur Monique Bruyndonckx (Jan Venken a.i.) adres Campus Maasmechen, Onderwijsstraat 11 3630 MAASMECHELEN telefoon 089-76.42.21 fax 089-77.47.44 e-mail [email protected] website/URL http://www.kamaasmechelen.be Bestuur van de instelling 113936 - Scholengroep 14 Maasland te adres Halmstraat 12 - 3600 GENK Scholengemeenschap 111881 - SG Bree- te MAASEIK adres Burgemeester Philipslaan 19 A 3680 MAASEIK CLB 114389 - CLB van het GO Genk-Maasland te GENK adres Weg naar As 199-A te 3600 GENK

Dagen van het doorlichtingsbezoek 10/10/2011 tot 14/10/2011 Einddatum van het doorlichtingsbezoek 14/10/2011 Datum bespreking verslag met de 28/10/2011 instelling

Samenstelling inspectieteam Inspecteur-verslaggever Dirk Diepers Teamleden Ria Coenen Jurgen Hus Rik Tanghe Deskundige(n) behorend tot de administratie nihil Externe deskundige(n) nihil

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 1 INHOUDSOPGAVE

INLEIDING ...... 3 1. SAMENVATTING ...... 5 2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING ...... 6 2.1 Structuuronderdelen/vakken in de focus ...... 6 2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus...... 6 3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGSVOORWAARDEN? ...... 7 3.1 Plastische opvoeding in de eerste graad A en B-stroom...... 7 3.2 PV praktische oefeningen plastische en decoratieve technieken en TV plastische en decoratieve technieken in de eerste graad, beroepenveld Decoratie - Kantoor en verkoop ...... 8 3.3 TV handel in de eerste graad, beroepenveld Decoratie - Kantoor en verkoop...... 9 3.4 PV praktische oefeningen elektriciteit en TV elektriciteit in de eerste graad, basisoptie Elektriciteit - Metaal ...... 9 3.5 AV economie in de tweede en de derde graad ASO ...... 10 3.6 PV praktijk bouw en TV bouw in de tweede graad BSO Bouw...... 11 3.7 PV praktijk schilderwerk en decoratie en TV schilderwerk en decoratie in de tweede graad BSO Schilderwerk en decoratie en PV praktijk schilderwerk en decoratie, TV schilderwerk en decoratie en PV/TV stage schilderwerk en decoratie in de derde graad BSO Schilderwerk en decoratie...... 12 3.8 TV kantoortechnieken, TV toegepaste economie en TV verkoop in de tweede graad TSO Handel ...... 13 3.9 PV praktijk elektriciteit en TV elektriciteit in de tweede graad TSO Elektrotechnieken en PV praktijk elektriciteit, TV elektriciteit, TV elektronica en PV/TV stage elektriciteit in de derde graad TSO Elektrische installatietechnieken ...... 14 4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?...... 17 4.1 Curriculum ...... 17 4.1.1 Onderwijsaanbod...... 17 4.1.2 Onderwijsorganisatie ...... 17 4.2 Evaluatie ...... 18 4.2.1 Evaluatiepraktijk ...... 18 5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL ...... 20 6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL...... 22 6.1 Wat doet de school goed? ...... 22 6.2 Wat kan de school verbeteren? ...... 22 6.3 Wat moet de school verbeteren?...... 22 7. ADVIES...... 24 8. REGELING VOOR HET VERVOLG ...... 24

2 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen INLEIDING Dit verslag is het resultaat van de doorlichting van uw instelling1 door de onderwijsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap. Het decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 geeft haar de opdracht hiertoe.

Tijdens een doorlichting gaat de onderwijsinspectie na of de instelling de erkenningsvoorwaarden respecteert, of ze op systematische wijze haar eigen kwaliteit bewaakt en of ze zelfstandig de tekorten kan remediëren.

Het advies in dit verslag heeft betrekking op alle erkenningsvoorwaarden uitgezonderd de voorwaarden betreffende hygiëne, veiligheid en bewoonbaarheid. Vanaf het schooljaar 2011-2012 vindt de controle op de erkenningsvoorwaarden betreffende bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne gelijktijdig met de doorlichting plaats. Deze controle op bewoonbaarheid, veiligheid en hygiëne resulteert in een afzonderlijk verslag. Alle verslagen worden gepubliceerd op www.doorlichtingsverslagen.be.

Het referentiekader dat de onderwijsinspectie gebruikt bij een doorlichting is opgebouwd rond de componenten context, input, proces en output:  context: de omgevingskenmerken en de kenmerken van administratieve, materiële, bestuurlijke en juridische aard die de instelling karakteriseren  input: kenmerken van het personeel en van de leerlingen of cursisten van de instelling  proces: initiatieven die een instelling neemt om output te realiseren, rekening houdend met haar context en input  output: de resultaten die de instelling met haar leerlingen of cursisten bereikt. Meer info over het CIPO-referentiekader vindt u op www.onderwijsinspectie.be.

De doorlichting bestaat uit drie fases: het vooronderzoek, het doorlichtingsbezoek en de verslaggeving. Tijdens het vooronderzoek selecteert de onderwijsinspectie de onderwijsdoelstellingen en de procesindicatoren of -variabelen die het inspectieteam onderzoekt tijdens het doorlichtingsbezoek. Tijdens het doorlichtingsbezoek verzamelt het inspectieteam bijkomende informatie via observaties, gesprekken en analyse van documenten. Het resultaat van de doorlichting is het doorlichtingsverslag.

Het doorlichtingsverslag vangt aan met een voor het brede publiek toegankelijke samenvatting. Het vervolgt met een beschrijving van de doorlichtingsfocus.

Tijdens een doorlichting zoeken de onderwijsinspecteurs een antwoord op drie onderzoeksvragen:  In welke mate voldoet de instelling aan de onderwijsdoelstellingen? (het erkenningsonderzoek)  In welke mate onderzoekt en bewaakt de instelling op een systematische manier de kwaliteit van de processen zodat deze bijdragen tot het bereiken/nastreven van de onderwijsdoelstellingen? (het kwaliteitsonderzoek)  Is er in de instelling een algemeen beleid dat het mogelijk maakt om zelfstandig tekorten weg te werken? (het onderzoek ‘algemeen beleid’) In drie hoofdstukken geeft de onderwijsinspectie een antwoord op deze vragen.

1 Instelling: onderwijsinstelling of CLB (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 11°). Onderwijsinstelling: een pedagogisch geheel waar onderwijs georganiseerd wordt en waaraan een uniek instellingsnummer toegekend is (Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 2, 13°).

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 3 Om de kwaliteit van de processen in kaart te brengen gebruikt de onderwijsinspectie een kwaliteitswijzer. Het inspectieteam gaat met de kwaliteitswijzer na of de instelling bij haar activiteiten aandacht heeft voor  doelgerichtheid: welke doelen stelt de instelling voorop?  ondersteuning: welke ondersteunende initiatieven neemt de instelling om efficiënt en doelgericht te werken?  doeltreffendheid: worden de doelen bereikt en gaat de instelling dit na?  ontwikkeling: heeft de instelling aandacht voor nieuwe ontwikkelingen? Meer informatie over de kwaliteitswijzer vindt u eveneens op www.onderwijsinspectie.be.

Wat de instelling goed doet, wat de instelling kan verbeteren en wat de instelling moet verbeteren komt aan bod bij ‘Sterktes en zwaktes van de instelling’.

Het doorlichtingsverslag eindigt met een advies dat betrekking heeft op alle of op afzonderlijke structuuronderdelen van de instelling. De onderwijsinspectie kan drie adviezen uitbrengen:  een gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de verdere erkenning van de instelling of van structuuronderdelen  een beperkt gunstig advies: het inspectieteam adviseert gunstig over de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen als de instelling binnen een bepaalde periode voldoet aan de voorwaarden vermeld in het advies  een ongunstig advies: het inspectieteam adviseert om de procedure tot intrekking van de erkenning van de instelling of van structuuronderdelen op te starten.

Bij een ongunstig advies beoordeelt de onderwijsinspectie bovendien of de instelling de vastgestelde tekorten zelfstandig kan wegwerken.

Binnen een termijn van dertig kalenderdagen na ontvangst van het definitieve verslag informeert de directeur van de instelling leerlingen, ouders en/of cursisten over de mogelijkheid tot inzage. De directeur van het centrum voor leerlingenbegeleiding informeert de centrumraad. Binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst moet de directeur van de instelling het verslag volledig bespreken tijdens een personeelsvergadering. Het bestuur van de instelling of zijn gemandateerde tekent het verslag voor gezien. Het bestuur stuurt het binnen dertig kalenderdagen na ontvangst terug naar de onderwijsinspectie en maakt eventueel melding van zijn opmerkingen.

De instelling mag het verslag niet gebruiken voor publicitaire doeleinden.

Meer informatie?

www.onderwijsinspectie.be en www.doorlichtingsverslagen.be

4 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 1. SAMENVATTING De eerstegraadsschool (Middenschool van het Gemeenschapsonderwijs) is officieel gevestigd op een campus te Dilsen-Stokkem. Het atheneum (Koninklijk Atheneum) is officieel gehuisvest op een campus nabij het centrum van Eisden (Maasmechelen). Vooral de structuur van de bovenbouw is in relatie tot het relatief kleine aantal leerlingen moeilijk houdbaar. Het leerlingenaantal daalt al geruime tijd. De scholen hebben nood aan een nieuw elan. Om daartoe te komen missen zij echter de nodige externe ondersteuning, een goed gestructureerd afsprakenkader en een continu beleid dat voorziet in de randvoorwaarden om kwaliteitsvol onderwijs mogelijk te maken. Het uitwerken van een gemeenschappelijke visie, die haar beslag vindt in concrete doelen op school- en vakkenniveau en een implementatiestrategie, is een uitdaging voor het nieuwe directieteam. Participatieve besluitvorming, gedeelde verantwoordelijkheid en strikte beleidsmatige aansturing en opvolging zijn cruciale factoren om dat te bewerkstelligen. Het erkenningsonderzoek wijst uit dat de eindtermen/ontwikkelingsdoelen en/of de leerplandoelstellingen in een aantal, voor deze doorlichting geselecteerde, vakken en studierichtingen niet worden gerealiseerd/nagestreefd. De leerplanrealisatie voldoet niet voor: AV plastische opvoeding in de eerste graad, AV economie in de studierichting Economie (ASO II), TV toegepaste economie, TV kantoortechnieken en TV verkoop in de studierichting Handel (TSO II), PV praktijk en TV elektriciteit in de studierichting Elektrotechnieken (TSO II), PV praktijk en TV elektriciteit en TV elektronica in de studierichting Elektrische installatietechnieken (TSO III) en PV en TV Bouw in de studierichting Bouw (BSO II). Een aantal structurele en contextgebonden factoren remmen het leerrendement af. In heel wat leerjaren en studierichtingen zitten slechts enkele leerlingen, met tal van moeilijk beheersbare horizontale en verticale samenzettingen tot gevolg. Het studieprofiel en de motivatie van heel wat leerlingen beantwoordt niet aan het onderwijsniveau of de studierichting waarvoor zij zijn ingeschreven. Veel leerlingen hebben een taalachterstand. Het leerlingenabsenteïsme is hoog en in sommige vakken beperkt lesuitval door allerhande intra- en extramurosactiviteiten de lestijd. Er is geen schoolbreed gedragen visie aangaande het onderwijskundig functioneren, waardoor het leerproces leraargebonden te vrijblijvend wordt ingevuld. Wat betreft het talenbeleid staat de school aan het begin van een ontwikkelingstraject. Een gebrek aan gezamenlijke doelgerichtheid leidt tot verlies aan efficiëntie. Een gebrek aan validiteit kenmerkt de evaluatiepraktijk. Beleidsmatig opgezette initiatieven, afsprakenkaders en ondersteunende documenten creëren veeleer verwarring dan gelijkgerichtheid. De gevraagde aandacht voor het product, het proces en de attitudes tijdens de leerlingenbeoordeling is te klein of vooropgestelde procedures worden niet begrepen. Waar permanente evaluatie is geïntroduceerd wordt veeleer frequent, gespreid en/of eenzijdig productgericht beoordeeld. In heel wat vakken wordt vanuit de evaluatiepraktijk niet naar de leerplandoelstellingen of de eindtermen/ontwikkelingsdoelen teruggekoppeld. De school maakt haar verantwoordelijkheid met betrekking tot de bewaking van de eigen kwaliteit niet waar. Er is geen coherent kwaliteitszorgsysteem dat gebaseerd is op doelstellingen op korte of middellange termijn.

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 5 2. FOCUS VAN DE DOORLICHTING Op basis van het vooronderzoek en in het kader van een gedifferentieerde doorlichting heeft de inspectie structuuronderdelen/vakken en procesindicatoren/procesvariabelen geselecteerd voor onderzoek tijdens de doorlichtingsbezoeken.

2.1 Structuuronderdelen/vakken in de focus

Studierichting per graad Basisvorming Keuze/Specifiek gedeelte Graad 2 ASO Economie 0 AV economie Graad 2 BSO Bouw 0 PV praktijk bouw TV bouw Graad 2 BSO Schilderwerk en decoratie 0 PV praktijk schilderen en decoratie TV schilderen en decoratie Graad 2 TSO Handel 0 TV toegepaste economie TV verkoop TV kantoortechnieken Graad 2 TSO Elektrotechnieken 0 PV praktijk elektriciteit TV elektriciteit Graad 3 ASO Economie-moderne talen 0 AV economie

Graad 3 BSO Schilderwerk en decoratie 0 PV praktijk schilderwerk en decoratie TV schilderwerk en decoratie PV/TV stage schilderwerk en decoratie Graad 3 TSO Elektrische installatietechnieken 0 PV praktijk elektriciteit TV elektriciteit TV elektronica PV/TV stage elektriciteit

2.2 Procesindicatoren of -variabelen in de focus

Logistiek Welzijn Veiligheid Milieu Onderwijs Curriculum Onderwijsaanbod Onderwijsorganisatie Evaluatie Evaluatiepraktijk

6 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 3. VOLDOET DE SCHOOL AAN DE ERKENNINGS- VOORWAARDEN? Het onderzoek naar het voldoen aan de erkenningsvoorwaarden levert voor de geselecteerde structuuronderdelen/vakken het volgende op:

3.1 Plastische opvoeding in de eerste graad A en B-stroom

Voldoet niet Motivering  In de eerste graad worden niet alle vakgebonden eindtermen/ontwikkelingsdoelen in aanvaardbare mate gerealiseerd/nagestreefd. Binnen de component waarnemen kunnen de beeldstudie, de identificatie van de beeldaspecten en het leren begrijpen van de interactie tussen beeld en geluid niet worden aangetoond (ET 2, 3 en 4). Binnen de component vormgeven zijn er nauwelijks tekenen van een doelgerichte kleurenstudie en het realiseren van driedimensionaal werk bij de uitvoering van vormsoorten, vormrelaties, vormvariaties, vormconcepten en vormfuncties (ET 7 en 8). Bij gebrek aan voldoende aandacht voor kunstinitiatie en -beleving komen de eindtermen van het thema verwoorden met onvoldoende diepgang aan bod (ET 7 en 8).  Het aanleren van de creatieve en beeldende vaardigheden verloopt onvoldoende expliciet. Het studierendement kan aanzienlijk toenemen mits de denk- en werkprocessen, de vorming van het plastisch vocabularium, het experiment en de artistieke reflex bij de leerlingen sterker worden ondersteund. De leraren durven de relatieve veiligheid van traditionele les- en opdrachtstramienen niet doorbreken. Het leerproces wordt met weinig variatie ingevuld: dezelfde basistechnieken worden herhaald in overwegend tweedimensionale werkstukken.  De jaarplannen worden opgemaakt op basis van een digitale schoolformat. Het document bevat onvoldoende relevante vakspecifieke informatie om het onderwijsleerproces te ondersteunen en te stroomlijnen. Verticale leerlijnen zijn er bijvoorbeeld niet herkenbaar in opgenomen. In de format zijn wel digitale linken voorzien naar de behandelde vakoverschrijdende en vakgebonden eindtermen enerzijds en de leerplandoelstellingen en leerinhouden anderzijds. Dat heel wat cruciale leerstof niet of slechts gedeeltelijk wordt aangereikt wijst op onvoldoende leerplangerichtheid en/of een te formalistische invulling van de jaarplannen.  Op een extra document zijn wel leerjaaroverstijgende leerlijnen - weliswaar beperkt tot beeldstudie - uitgewerkt. Van een link naar de jaarplannen of een bewuste transfer ervan naar de lespraktijk zijn evenwel nauwelijks sporen terug te vinden.  Beide campussen beschikken over een atelier plastische opvoeding. De lokalen zijn ruim, maar beschikken niet over de minimale materiële vereisten zoals in de leerplannen opgenomen. In beide ateliers ontbreken snijmatten, verplaatsbare verlichtingssets voor waarneming, adequate projectiemiddelen, ... In Dilsen zijn de werktafels te klein en in Maasmechelen voldoet de verlichting niet.  De vakgroepwerking ondersteunt de gelijkgerichtheid onvoldoende. Tijdens vergadermomenten, die samen met muzikale en lichamelijke opvoeding worden georganiseerd, worden vooral organisatorische onderwerpen besproken. Pedagogisch-didactische thema’s worden zelden geagendeerd.  De leerlingenmappen ogen schraal. De gevolgde denk- en werkprocessen kunnen er niet in worden herbeleefd en de theoretische leerstof (bijv. kleurenleer en beeldstudie) wordt er hooguit sporadisch in onderbouwd.  De evaluatie stoelt op de beoordeling van het afgeleverde product en een groot aantal attitudes. De verhouding tussen de uitvoerende en de attitudinale evaluatie dreigt daardoor uit balans te geraken. Van permanent evalueren is er, bij gebrek aan aandacht voor de uitvoeringsprocessen, nog geen sprake. Er worden immers

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 7 onvoldoende gegevens verzameld die aan cruciale vakspecifieke kennis en/of vaardigheden kunnen worden getoetst en tot gerichte individuele remediëring kunnen leiden. Omdat er vanuit de evaluatie ook niet aantoonbaar naar de leerplandoelen en/of de vakgebonden eindtermen wordt teruggekoppeld, is zij weinig representatief voor de leerplanrealisatie.

3.2 PV praktische oefeningen plastische en decoratieve technieken en TV plastische en decoratieve technieken in de eerste graad, beroepenveld Decoratie - Kantoor en verkoop

Voldoet Motivering  Niet alle leraren hebben voldoende oog voor de geïntegreerde benadering van de praktische en technische leerplancomponenten (GO! 2011-008). Bij gebrek aan coördinatie en/of leerplangerichtheid sluiten beide leerstofgehelen niet naadloos op elkaar aan, wat tot hiaten en overlappingen in de leerplanrealisatie dreigt te leiden. De vakinhoudelijke voorbereiding op voor de hand liggende vervolgopleidingen van de tweede graad, in studiegebieden zoals Bouw of Decoratieve technieken, kan nog worden versterkt.  De leraren van de praktijkvakken spannen zich in om de leerstof aan te reiken via gevarieerde en uitdagende opdrachten. Zij slagen erin de meeste leerplandoelstellingen te realiseren, al rest er nog ruimte om het uitvoeringstechnisch palet te verruimen en/of dieper op een aantal leerinhouden in te gaan.  In het technisch vakgedeelte wordt de leerstof niet altijd oordeelkundig aangereikt. De leerlingen gaan enerzijds gebukt onder een voor hun niveau te complexe leerstofbenadering (bijv. kleurenleer) die niet via eenvoudige, korte toepassingen aanschouwelijk wordt gemaakt. Anderzijds komen sommige basisdoelen en -inhouden onvoldoende expliciet of niet aan bod (bijv. informatieverwerving en -verwerking, beargumenteren, ergonomie en gezondheid, kunst en cultuur …). Door de uitvoering van opdrachten die veeleer onder de noemer van het praktijkgedeelte thuishoren, gaat lestijd verloren voor de behandeling van de technisch-theoretische aspecten.  De vaststellingen met betrekking tot de opmaak van de jaarplannen stroken met die van het vak plastische opvoeding. De leraren zouden er goed aan doen meer vakspecifieke informatie in de documenten op te nemen en/of de schoolformat op een aantal punten te optimaliseren.  Het vakatelier is ruim, maar beschikt niet over de minimale materiële uitrusting zoals vereist in het leerplan. Het gebrek aan leermiddelen hypothekeert de leerplanrealisatie.  De vaststellingen met betrekking tot de vakgroepwerking zijn dezelfde als die van het vak plastische opvoeding. Pedagogisch-didactische thema’s komen zelden aan bod.  De leerlingenmappen bevatten, naast leerstofondersteunende documenten voor de technische vakcomponent, een aantal uitgevoerde werkstukken. Voor het praktijkgedeelte ontvangen de leerlingen, naast een blad met werkafspraken, voor elke opgave een werkfiche met een bondige beschrijving van de opdrachtmodaliteiten en een overzicht van de evaluatiecriteria.  De evaluatie wordt leraargebonden verschillend ingevuld. Sommigen beoordelen te eenzijdig productgericht (cf. verslag plastische opvoeding). Anderen pakken het evaluatieproces grondiger aan. Zij werken aan een instrument waarin proceselementen en verwijzingen naar de leerdoelen en -inhouden zijn opgenomen. De verdeling van het puntengewicht tussen de product-, de proces- en de attitudinale beoordelingen staat nog niet op punt en leidt tot twijfels en misverstanden bij de leraren.

8 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 3.3 TV handel in de eerste graad, beroepenveld Decoratie - Kantoor en verkoop

Voldoet Motivering  De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd. Via het leerboek krijgen de leerlingen een initiatie in thema’s uit het kantoorwerk, de verkoopswereld en het handelsrekenen, gekaderd in een ruimer (bedrijfs)economisch perspectief. Tijdens de lessen primeren het uitvoeren van opdrachten en het stimuleren van de creativiteit op de loutere kennisoverdracht. Het gebruik van activerende werkvormen voldoet.  Aansluitend op de leerplanvisie komen actualiteit en/of het verwerven van economische belangstelling via het gericht laten verzamelen van documentatie en illustraties te beperkt aan bod. De zelfactiviteit van de leerlingen en het ervaringsgericht leren worden slechts beperkt gestimuleerd. De projecten (bezoek aan een winkel en een kantoor) en een didactische uitstap worden hiertoe onvoldoende uitgewerkt.  De leerlinggerichtheid is groot. De hoofdzakelijk taalarme leerlingen worden voldoende ondersteund bij hun leerprocessen, zowel tijdens de lessen als via herhaling en/of remediëring.  De gespreide evaluatie is voldoende representatief voor de leerplandoelstellingen. De vragen peilen vooral naar reproductieve kennis en in mindere mate naar toepassingsvaardigheden en inzicht. De onnauwkeurige opsplitsing van proces- en productevaluatie kan de validiteit van de resultaten aantasten.

3.4 PV praktische oefeningen elektriciteit en TV elektriciteit in de eerste graad, basisoptie Elektriciteit - Metaal

Voldoet Motivering  De leerplandoelstellingen worden in voldoende mate gerealiseerd. De leerplandoelstellingen met betrekking tot de elektrische beveiligingen zijn slechts in beperkte mate gerealiseerd. De werkopdrachten en de werkvormen voldoen aan de vereisten van het leerplan. De theoretische onderbouwing wordt voldoende geïntegreerd in de projecten. Niet alle projecten zijn echter voldoende attractief en creatief uitgewerkt of sluiten voldoende aan bij de leefwereld van de leerlingen.  De kleine samenstelling van de klas creëert de mogelijkheid tot een efficiënte en vlot lopende individuele begeleiding van de leerlingen. Er is een duidelijke planning waaruit blijkt dat de leerlingen de voorgeschreven leerplandoelstellingen systematisch verwerven. Er is voldoende aandacht voor differentiatie en remediëring. Het gebruik van ICT ter ondersteuning van de realisatie van de leerplandoelstellingen, wordt nog te weinig benut.  Men maakt gebruik van permanente evaluatie. De evaluatie is in het algemeen vrij mild, doch objectief en representatief voor de leerplandoelstellingen en overzichtelijk uitgewerkt. In zeer beperkte mate worden de leerlingen gemotiveerd om aan zelfevaluatie te doen. De rapporteringpraktijk is veeleer zwak en wordt onvoldoende aangewend om het leertraject bij te sturen.  De leraren volgen onvoldoende nascholingen, zowel vakgericht als meer algemeen pedagogisch-didactisch.  De werkplaats is ingericht als een vaklokaal voor metaal en elektriciteit, maar slechts gedeeltelijk voorzien van de minimale didactische vereisten voor het leergebied elektriciteit. De noodzakelijke didactische panelen en audiovisuele middelen zijn te beperkt aanwezig. Het meubilair kan een opfrisbeurt gebruiken.

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 9  Binnen de vakwerkgroep, samen met de leraren van de tweede en derde graad, zijn er nog onvoldoende afspraken gemaakt om de overgang van de leerlingen van de eerste naar de tweede graad te optimaliseren.

3.5 AV economie in de tweede en de derde graad ASO

AV economie in de tweede graad ASO Voldoet niet

AV economie in de derde graad ASO Voldoet Motivering  De eindtermen en leerplandoelen voor economie in de tweede graad worden onvoldoende gerealiseerd. Door het lineair afhandelen van de hoofdstukken van het invulboek worden voor handelseconomie in II,1 de leerplanonderdelen betaling, verzekeringen, krediet en gezinnen gedeeltelijk of totaal niet behandeld. Voor boekhouding ontbreekt hierdoor de behandeling van de proef- en saldibalans, de resultatenrekening, de BTW-rekening en de verrichtingen i.v.m. de aankoop en de verkoop van handelsgoederen. In II,2 wordt een poging ondernomen om de leerstofachterstand voor boekhouden op te via een herhalingsoefening, terwijl dit voor handelseconomie niet gebeurd. Zowel voor handelseconomie als voor boekhouden worden de eindleerstofgedeelten (economische dynamiek: het buitenland, groei en conjunctuur en overlopende rekeningen, eindejaarsverrichtingen, ondernemingsdoelstellingen en ondernemingsfinanciering) veeleer oppervlakkig afgehandeld. Het dubbel boekhouden wordt manueel ingeoefend, met de klemtoon op het ontwikkelen van het algoritmisch denken. Voor de boekhoudkundige registratie van de resultaatsverwerking wordt geen didactisch boekhoudpakket aangewend (doelstelling 8.3). Wat betreft het aanbod van leerinhouden, wijst de aanpak van dit schooljaar ook niet op vakafspraken en/of een beter in de tijd gepaste leerplanvoortgang.  Sedert vorig schooljaar worden de leerlingen van het eerste en het tweede leerjaar van de derde graad vertikaal samengezet. De begeleiding van deze kleine klasgroep, met een overwegend gebrekkige vooropleiding en een anderstalige thuistaal, verloopt moeizaam. Met veel inzet, taakbekommernis en zelfstudie trachten de leraren om een aanvaardbaar minimumniveau te bereiken met de leerlingen. Vooral voor het onderdeel algemene economie vormt het bereiken van de nodige diepgang echter een niet te onderschatten uitdaging.  Het actualiteitsprincipe wordt toegepast door middel van gestructureerde opdrachten voor het verzamelen van artikels (II,2 en derde graad), de bedrijfsbezoeken en de extra curriculaire activiteiten. Er wordt nog niet uitgegaan van een map die inhaakt op het bedrijfsleven en een map over een algemeen economisch onderwerp (leerplan 2006/155 - doelstelling 13). De organisatie van extra activiteiten is leraargebonden en sterk gestuurd.  De interactie tussen leerlingen en leraren verloopt bemoedigend, spontaan en open. Leraren werken gedreven en de vele extra activiteiten wakkeren de interesse voor de studierichting aan. Binnen de zeer kleine klasgroepen worden de leerlingen voldoende ondersteund bij hun leerprocessen. Er wordt veel tijd en aandacht besteed aan het uitleggen van (vaktaal)woorden. Leerlingen met leerachterstand en/of tekorten krijgen veel bijwerkmogelijkheden. De leerlingenagenda’s weerspiegelen in voldoende mate de leerplanrealisering en de leerstofafbakening voor de proefwerken.  Er stelt zich een reële uitdaging m.b.t. de realisatie van de specifieke eindtermen i.v.m. de onderzoekscompetentie DSET 16, 17 en 18. In het tweede leerjaar van de tweede graad is er een bescheiden poging om een onderzoeksopdracht over een economisch thema onder begeleiding uit te werken (doelstelling 15). Men heeft nog geen cesuurdoelen bepaald voor de beide graden en geen onderzoekscompetentieleerlijn

10 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen uitgezet. Voor een concretisering van doelstelling 15 zijn er geen afspraken binnen de vakgroep. Daarentegen zijn in III,1 een aantal randvoorwaarden op het goede spoor gezet (stappenplan, logboek, eenvoudig onderzoeksplan, presentatie en product- en procesevaluatie). De karakteristieken van de doelgroep nopen de leraren echter tot terughoudendheid wat betreft verwachtingen bij en moeilijkheidsgraad van de opdrachten in het kader van de onderzoekscompetentie. Dé uitdaging ligt dan ook in het leren opstellen en hanteren van onderzoeksvragen met de nodige diepgang, vertrekkende vanuit een meer leerplanrelevante probleemstelling op het niveau van de derde graad. Het onderwijskundig handelen van de vakgroep rond de onderzoekscompetentie wordt onvoldoende aangestuurd door een degelijke schoolvisie ter zake. Zo besliste de school dat men in III,2 niet meer werkt aan onderzoeksopdrachten voor economie. Deze beslissing strookt niet met de graadgebonden leerplanrealisatie voor het vak.  Een andere uitdaging in de studierichting Economie slaat op de toepassing van activerende werkvormen en vaardigheidsgericht onderwijs. Dat hangt grotendeels samen met het gebrek aan inpassing van ICT. De leerplannen gaan uit van het streefdoel om 10 à 15 % van de beschikbare tijd te besteden aan ICT-toepassingen. Aan het zelfstandig oefenen en leren in een digitale omgeving wordt dus te weinig invulling gegeven.  De evaluatie is representatief voor de geziene leerstof, maar in functie van de leerplanrealisatie duidelijk vatbaar voor progressie. De vakgroep bewaakt de betrouwbaarheid en validiteit van de evaluatie onvoldoende. De toetsen zijn overwegend cognitief en te vaak gericht op reproductie. Ze peilen in veel mindere mate naar toepassingsvaardigheden en inzichten. Er is weinig transparantie over het aandeel van elk van deze categorieën in het puntentotaal. Heel wat proefwerkvragen vertonen dezelfde gebreken en bovendien zijn het vooral in II,1 letterlijk dezelfde vragen als bij de toetsen. Een hiaat, vooral in de derde graad, is de adequate inpassing van actuele artikels en dito teksten. Er zijn niet veel vaktekorten, maar aangezien het leerstofaanbod en de evaluatie niet voldoen, toont dit het effectief bereiken van de leerplandoelen onvoldoende aan.  Men stelt het eigen onderwijskundig handelen in vraag en tracht het creatief bij te sturen. Het vakoverleg is beperkt. Gezamenlijke reflectie en afspraken over een duidelijke leerlijn (bijv. rond leerplanrealisatie, actualiteitsinbreng, onderzoekscompetentie, ICT en begeleid zelfstandig leren) ontbreken. In relatie tot de vermelde tekorten is gestructureerd werkoverleg nochtans een kritische succesfactor.

3.6 PV praktijk bouw en TV bouw in de tweede graad BSO Bouw

Voldoet niet Motivering  Vorig schooljaar stroomde de eerste cohorte leerlingen uit. Drie leerlingen stroomden door naar de derde graad BSO Ruwbouw, die de school dit schooljaar opstart.  De school kan niet aantonen dat het leerplan in voldoende mate wordt gerealiseerd. Noch de agenda’s van de leerlingen, noch de voorgelegde documenten van de leraren, noch het evaluatiemateriaal, noch de uitgevoerde opdrachten bewijzen een voldoende leerplanrealisatie. Ook uit gesprekken met leerlingen blijkt dat vorig schooljaar niet goed werd ingevuld. Het voorgelegde cursusmateriaal bevestigt dat diverse leerplandoelstellingen niet aan bod zijn gekomen. Wel werden diverse aspecten behandeld die inhoudelijk niet zijn opgenomen in het leerplan. De leraren stellen zelf dat een inhaalbeweging noodzakelijk is om het vereiste kwaliteitspeil te bereiken.  De voornaamste oorzaak van de zwakke leerplanrealisatie wijt de school in eerste instantie aan personeelsproblemen. Doch ook een gebrek aan logistiek beleid, het worstelen met de pedagogische- didactische aanpak, een zwakke evaluatie- en rapporteringspraktijk, de organisatie van graadklassen en het moeizaam creëren van een leerrijke leef-, leer- en werksfeer speelden hierbij een rol.

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 11  Het beleid en de vakwerkgroep onderkennen deze problemen. Initiatieven om bij te sturen werden al genomen. In eerste instantie werd een personeelswissel doorgevoerd. Het handhaven van een rustige en een leerrijke werk- en leeromgeving en het motiveren van de leerlingen was een tweede prioriteit. Het huidige lerarenteam bereikt, via een meer gelijkgerichte aanpak, de eerste positieve effecten. De vakwerkgroep is dit schooljaar pas gestart met het uitwerken van planningsinstrumenten en opvolgingsdocumenten die de leerplanrealisatie, voor elke individuele leerling, aansturen. Ook het implementeren van geïntegreerd werken via projecten, zoals het leerplan voorschrijft, zit nog in een beginfase. Voor het organiseren van het onderwijsleerproces binnen de graadklassen heeft de vakwerkgroep nog geen sluitende oplossing gevonden. Het elektronisch leerlingenvolgsysteem wordt niet effectief gebruikt.  De evaluatie- en rapporteringspraktijk is nog niet afgestemd op het pedagogisch- didactisch concept dat het leerplan voorschrijft. Evaluatie en rapportering worden niet aangewend om de verworven doelstellingen per leerling in kaart te brengen en hun leertraject te sturen.  De infrastructuur voldoet, doch de uitrusting dient verder uitgebouwd.

3.7 PV praktijk schilderwerk en decoratie en TV schilderwerk en decoratie in de tweede graad BSO Schilderwerk en decoratie en PV praktijk schilderwerk en decoratie, TV schilderwerk en decoratie en PV/TV stage schilderwerk en decoratie in de derde graad BSO Schilderwerk en decoratie

Voldoet Motivering  Zowel voor de tweede als de derde graad tonen de voorgelegde documenten - jaarvorderingsplannen, degelijk uitgewerkte cursusbundels, taken, toetsen en opdrachten, agenda’s van de leerlingen, evaluatiedocumenten - aan dat er voldoende leerplangericht wordt gewerkt.  In de tweede graad worden de basisdoelstellingen bereikt.  In de derde graad is het verstrekte onderwijs kwaliteitsvol. Opvallend sterk is de doordachte pedagogisch-didactische aanpak en de voortdurende aandacht en inzet voor kwaliteitsverbetering. De klemtoon wordt meer en meer gelegd op het begeleid zelfstandig leren via een projectmatige aanpak. Het leren van elkaar heeft een centrale plaats in het studieproces. Schilder- en behangwerk wordt in voldoende mate en kwaliteitsvol aangeboden. Het leren plaatsen van soepele vloerbekleding en speciale decoratieve en schildertechnieken verdient iets meer aandacht.  De begeleidende klassenraden functioneren naar behoren. De leerlingen worden individueel goed begeleid. De vaststellingen worden genoteerd en remediërend werken is ingeburgerd. De leraren formuleren per leerling de sterke en zwakke punten, wat een houvast is voor het verdere leerproces.  In de derde graad organiseert de school leerlingenstages: één dag om de veertien dagen in het eerste leerjaar en één dag per week in het tweede leerjaar. Stageactiviteiten gericht gebruiken om leerplandoelstellingen te realiseren zit echter nog in een beginfase. Uit de stagedossiers blijkt dat in een aantal gevallen de verrichte activiteiten te beperkt blijven tot het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden. De school wil hier bijsturen; dit schooljaar werd de stageactiviteitenlijst ingevoerd en de stage werd verplaatst van vrijdag naar maandag.  De invulling van de geïntegreerde proef is voor verbetering vatbaar. De opdrachten worden nog te sterk opgevat als toetsing en te weinig als de uitvoering van een integraal eindproject.  De samenwerking binnen de vakwerkgroep verloopt in een collegiale sfeer. Bewijzen van deskundigheidsbevordering werden voorgelegd, zowel vakinhoudelijk als

12 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen pedagogisch-didactisch. Om de aansluiting met de arbeidsmarkt te bewaken worden tal van contacten gelegd met regionale bedrijven en organisaties.  De evaluatie- en rapporteringpraktijk wordt afgestemd op het pedagogisch-didactisch concept van het leerplan. Er is aandacht voor product- en procesevaluatie. Ook zelfevaluatie wordt meer en meer aangewend. Het door de vakwerkgroep gehanteerde evaluatiesysteem is erop gericht om de verworven doelstellingen per leerling te registreren en zo het leerproces verder aan te sturen. Een koppeling van de leerlingenbeoordeling met de stage en de geïntegreerde proef ontbreekt alsnog. De rapporteringpraktijk op schoolniveau, via punten voor praktijk en theorie, spoort echter niet met deze wijze van evalueren en rapporteren.  De infrastructuur voldoet. Aan het voorzien van de noodzakelijke uitrusting wordt gewerkt. Het inrichten van een leerrijke leer- en werkomgeving krijgt voortdurend aandacht.

3.8 TV kantoortechnieken, TV toegepaste economie en TV verkoop in de tweede graad TSO Handel

Voldoet niet Motivering  De vaststellingen zijn gebaseerd op de doorlichting van de vakken kantoortechnieken, toegepaste economie (handelseconomie en boekhouden) en verkoop. De samenzettingen, de steeds wisselende attributies en het gebrek aan geschikte vaklokalen met de vereiste didactisch uitrusting leiden ertoe dat de school er niet in slaagt om de leerplandoelstellingen te realiseren.  De begeleiding van de leerlingen tijdens de lessen verloopt moeizaam. Het verticaal samenzetten van de leerlingen - waarvan velen met en andere vooropleiding, leerachterstand en/of een anderstalige thuistaal - heeft tot gevolg dat de leraren veel tijd en energie moeten aanwenden voor het uitleggen van eenvoudige begrippen. Door het graadgebonden aanbod van leerinhouden ontbreekt in het eerste leerjaar van de graad bovendien vaak de nodige voorkennis om de aangeboden leerstof te verwerken.  In het deelvak boekhouden wordt in beide leerjaren veel lestijd gebruikt om de grondbeginselen van het dubbel boekhouden manueel aan te leren. De toepassingen, herhalings- en synthesemomenten worden nog niet ondersteund met een eenvoudig didactisch boekhoudpakket zoals het leerplan vraagt.  Over beide schooljaren heen worden de leerplandoelstellingen voor handelseconomie onvoldoende gerealiseerd. Voor II,1 worden de leerinhouden ‘de handelaar’ en ‘kopen en verkopen’ beperkt en deze voor ‘krediet’, ‘verzekeringen’ en ‘gezinnen’ totaal niet aangeboden. Voor II,2 beperkt het leerstofaanbod zich tot een gedeeltelijke realisering van het onderdeel ‘markten’, terwijl de onderdelen ‘overheid’, ‘buitenland’ en ‘economische groei’ ontbreken. Voor de selectie en de verwerking van informatie wordt weinig gebruikgemaakt van ICT. Hoewel het leerplan didactische uitstappen met actieve betrokkenheid van de leerlingen voorschrijft, worden er weinig georganiseerd. De leerlingen worden er beperkt toe aangezet om een actualiteitsmap bij te houden. In verband met de inbreng van actualiteit en/of het aanleggen van een actualiteitsmap zijn er geen afspraken binnen de vakgroep. De leerplandoelstellingen 12, 13 en 14 worden derhalve onvoldoende gerealiseerd.  Wisselende opdrachten en een gebrek aan afspraken kenmerken de leerplanrealisatie voor kantoortechnieken en verkoop. De onderwijspraktijk voor kantoortechnieken beantwoordt niet aan de leerplanvisie en de leerplandoelstellingen die een meer praktijkgerichte benadering vooropstellen. Een kantooromgeving, conform de minimale leerplanvereisten, is in de school niet aanwezig. Kleine kantoorbenodigdheden, klasseermateriaal, archiefmogelijkheden en moderne burotica-apparatuur ontbreken in de klas, zodat kantoorvaardigheden en kantoortechnische kennis onvoldoende worden bijgebracht en ingeoefend. Specifieke termen, begrippen en aspecten van het kantoorwerk worden hoofdzakelijk cognitief bijgebracht aan de hand van voorbeelden

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 13 en toepassingen uit een leerboek. Het leerstofgedeelte voor postbehandeling ontbreekt en het onderdeel communicatie wordt beperkt en te theoretisch benaderd.  Ook de leerplanrealisatie voor het vak verkoop voldoet niet; de leerplangerichtheid is beperkt en doe-activiteiten komen onvoldoende aan bod. De hoofdreden is het ontbreken van een goed uitgeruste verkoopklas, zoals het leerplan 2006-128 expliciet voorschrijft. In het vak verkoop gaat het in essentie - naast kenniselementen - om het aanbrengen van attitudes, vaardigheden en beroepscompetenties. In een gewoon klaslokaal kunnen bepaalde doelstellingen niet integraal geconcretiseerd worden. Ook de voorbereiding van didactische uitstappen in groepsverband, met verslaglegging en evaluatie door de leerlingen zelf, gebeuren niet. Sommige onderwerpen worden doorheen de leerjaren herhaald terwijl heel wat specifieke doelstellingen niet of niet op een volwaardige wijze praktisch en vaardigheidsgericht worden ingevuld (bv. kassa- activiteiten, verkoopsvormen, verkoopsgesprekken i.f.v. warenkennis en andere verkoopsimulaties met de link tussen theorie en praktijk). Ondanks de complementaire lesuren kan de school momenteel niet aantonen dat deze tekorten voldoende worden opgevangen door de deskundige uitwerking en begeleiding van gerealiseerde projecten.  Diepgaand formeel en geïnventariseerd studierichtingsoverleg over bijvoorbeeld leerplanstudies en -realisaties, verticale en horizontale (vakoverschrijdende) samenhang, de oordeelkundige inbreng en uitwerking van extramurosactiviteiten en projecten, leerlijnen voor actualiteitsinbreng en zelfstandig werk, de inbreng en de evaluatie van vaardigheden en attitudes in het curriculum ontbreekt. De documentenanalyse en de onderwijspraktijk wijzen uit dat er sterk individueel wordt gewerkt. De discontinuïteit in de toekenning van lesopdrachten is nadelig voor de opbouw van de professionaliteit en de leerplanrealisatie.  Het onderwijsleergesprek is de dominante werkvorm. De nadruk ligt veeleer op kennisoverdracht dan op zelfontdekkend leren. Actualiteit, ICT- toepassingen en vernieuwende werkvormen worden onvoldoende ingezet om leerlingen te motiveren en tot zelfsturend leren aan te moedigen. De leerlingenagenda’s worden doorgaans transparant ingevuld, waardoor de ondersteuning van het leerproces en de relatie met de leerplaninhouden duidelijk zijn.  De uitgebreide evaluatie biedt niet altijd voldoende betrouwbare informatie over het al dan niet bereikt zijn van de leerplandoelstellingen. De vraagstelling is sterk gericht op cognitie en reproductie. Met uitzondering voor boekhouden komen toepassingsvaardigheden en inzichtelijke kennis veel minder aan bod. Vaardigheden inzake het opzoeken, verwerken en interpreteren van informatiebronnen worden onvoldoende geëvalueerd. De inbreng van actualiteit is onbestaande. Er zijn geen afspraken over de evaluatie van vakgebonden attitudes en vaardigheden. Ook over de invoering van alternatieve evaluatievormen, voor meer praktijkgerichte leervakken of vakonderdelen, hebben de school en de leraren nog niet nagedacht.  Er zijn niet veel tekorten voor de verschillende vakken, maar aangezien noch het leerstofaanbod, noch de evaluatie voldoen toont dit niet aan dat de leerplandoelen ook effectief bereikt zijn.

3.9 PV praktijk elektriciteit en TV elektriciteit in de tweede graad TSO Elektrotechnieken en PV praktijk elektriciteit, TV elektriciteit, TV elektronica en PV/TV stage elektriciteit in de derde graad TSO Elektrische installatietechnieken

Voldoet niet Motivering  De leerplandoelstellingen voor het specifiek gedeelte in de tweede graad TSO Elektrotechnieken en de derde graad TSO Elektrische installatietechnieken worden onvoldoende gerealiseerd.

14 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen Het realiseren van de leerplandoelstellingen wordt negatief beïnvloed door de verticale samenzetting van de leerjaren per graad en door het ontbreken of niet aanwenden van al het noodzakelijke didactische materiaal. In de tweede graad en in het eerste leerjaar van de derde graad stroomt een procentueel groot aantal leerlingen in zonder de nodige voorkennis. Bovendien is het aantal zittenblijvers in elke klasgroep hoog. De instelling houdt organisatorisch onvoldoende rekening met de complexe samenstelling van de klasgroepen, wat een efficiënte begeleiding van de leerlingen belemmert.  In de tweede graad zijn voor PV praktijk elektriciteit de leerinhouden met betrekking tot o.a. schakelkasten en meterkasten, aansluiten dataconnectoren en datakabels, ladders en stellingen onvoldoende of niet aangeboden. De leerplandoelstellingen met betrekking tot het inwerken in holle wanden worden slechts minimaal gerealiseerd. Voor TV elektriciteit, subvak theorie elektriciteit, zijn de leerinhouden met betrekking tot o.a. netwerktheorie, spanningsverlies in bronnen, stroomgeleiding door vloeistoffen, scheikundige spanningsbronnen, wisselspanning en wisselstroomketens onvoldoende of niet behandeld. De leerplandoelstellingen rond de labcomponent werden slechts in beperkte mate gerealiseerd. Meestal bleven ze beperkt tot een demonstratieproef door de leraar. Tijdens het huidige schooljaar hebben de leerlingen al verscheidene didactische proeven uitgevoerd en is ook het cursusmateriaal aangepast. Voor het subvak technisch tekenen wordt in onvoldoende mate gebruik gemaakt van een aangepast CAD-programma (computer-aided design). Ook de mogelijkheden tot de interactie met de praktijkopdrachten worden nog onvoldoende benut. Voor het subvak installatietechnologie worden de meeste leerinhouden behandeld. De noodzakelijke samenhang met de vakken praktijk en technisch tekenen is echter onvoldoende uitgewerkt, waardoor het studiepeil verzwakt.  In het algemeen worden de leerlingen in de tweede graad (3 leerlingen) voldoende begeleid. Momenteel beschikken de leerlingen over leerboeken of maken ze gebruik van degelijk uitgewerkt cursusmateriaal. Voor de praktische component maakt men gebruik van vooraf uitgewerkte werkopdrachten. De organisatie van de graadklassen staat soms een efficiënte lesorganisatie in de weg, waardoor het rendement van het onderwijsleerproces daalt.  In de derde graad zijn de leerplandoelstellingen voor TV elektriciteit onvoldoende gerealiseerd. Binnen het subvak besturingstechnieken zijn o.a. de leerinhouden met betrekking tot logische stuurmodules en stuurschakelingen, geprogrammeerde schakelingen via PLC (programmable logic controller) en de compressor onvoldoende aangeboden. Door een gebrek aan didactisch materiaal en een gebrekkige lesorganisatie zijn, voor het subvak labo elektrometrie, de leerplandoelstellingen met betrekking tot vermogenmetingen bij wisselstroom, elektrische arbeid bij laagspanning, de softstarter, de frequentieregelaar, de gelijkstroommotor en –generator onvoldoende of niet gerealiseerd. Voor theorie zijn de leerplandoelstellingen met betrekking tot de gelijkstroommotor en –generator niet gerealiseerd. Voor het subvak technologie zijn de leerinhouden met betrekking tot o.a. beveiligen van personen en toestellen, beveiligen van motorschakelingen en veiligheidsrichtlijnen i.v.m. machines onvoldoende aangeboden. Voor technisch tekenen maakt men gebruik van een programma voor tekstverwerking, waardoor het studiepeil en de efficiëntie van uitvoering verzwakken. Recentelijk heeft de school een aangepast tekenprogramma aangekocht, maar dit is nog niet operationeel. Ook de leerinhouden met betrekking tot PLC-sturingen, elektropneumatische schakelingen en industriële installaties worden te beperkt of niet aangeboden. Voor elektronica worden de leerplandoelstellingen rond de ‘labopdrachten’ niet gerealiseerd, vermits er geen labproeven uitgevoerd worden. Voor PV praktijk/stage elektriciteit is men er slechts in zeer beperkte mate in geslaagd om de leerplandoelstellingen te realiseren. Daarenboven is het bereikte studiepeil onvoldoende voor een derde graad. De leerinhouden met betrekking tot de elektrische verwarming, de elektropneumatische sturingen en bordenbouw zijn bijna niet aangeboden. Van de vorige schooljaren zijn ook weinig of geen werkdocumenten en/of projectdossiers van de leerlingen terug te vinden. Momenteel beschikken de leerlingen tijdens de praktijklessen wel over degelijk uitgewerkte werkdocumenten.

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 15  De begeleiding van de leerlingen van de derde graad, zeker tijdens de theorielessen, verloopt zeer moeizaam en voldoet niet. Binnen de heterogeen samengestelde graadklas, met enkele leerlingen die schoolmoe zijn en over onvoldoende basiskennis beschikken, slaagt men er onvoldoende in om tot een leerlinggericht onderwijsleerproces te komen. Het proefondervindelijk aanbrengen van de leerplandoelstellingen en activerende werkvormen worden nog te weinig aangewend. Het bereikte studiepeil op het einde van de derde graad is onvoldoende. Dit wordt ook bevestigd door de lage participatiegraad en de slechte slaagcijfers in het hoger onderwijs.  Voor de technische vakken maakt men in de derde graad vooral gebruik van handboeken en in mindere mate van eigen cursusmateriaal. Deze zijn echter niet altijd voldoende aangepast of efficiënt inzetbaar binnen de huidige klasorganisatie. In de praktijklessen is er beginnende aandacht voor zelfregulering en zijn er sporen van begeleid zelfstandig leren.  Zowel in de tweede, als in de derde graad wordt er een gedeelte van de leerinhouden ‘graadgebonden’ aangeboden. Hierdoor ontbreekt bij de leerlingen, vooral in het eerste leerjaar van de derde graad, soms de nodige voorkennis om de aangeboden leerstof succesvol te verwerken. Leerlingen die niet slagen in het tweede leerjaar, krijgen voor enkele (sub)vakken het daarop volgende schooljaar opnieuw de leerstof van het eerste leerjaar aangeboden. Dit brengt de validiteit van de deliberatiecriteria in het gedrang.  In het algemeen worden de lessen gegeven in geschikte vaklokalen. Deze kunnen echter nog beter uitgerust worden met ondersteunend ICT-materiaal. De school heeft het afgelopen schooljaar een inhaaloperatie uitgevoerd in de aanschaf van didactisch materiaal. Ze moet echter nog bijkomend investeren in de tweede en derde graad om te voldoen aan de minimale didactische vereisten en een volledige leerplanrealisatie mogelijk te maken.  Er zijn binnen de vakwerkgroep weinig of geen afspraken rond evaluatie. Met uitzondering van de praktijklessen, vooral gericht op productevaluatie. De evaluatie wordt nog onvoldoende aangewend om het onderwijsleerproces bij te sturen. De leraren voelden zich door het vorige beleid aangezet om het studiepeil te verlagen, zodat per klasgroep minimum een gemiddelde van 50 % op het examen bereikt werd. Voor praktijk elektriciteit richt men nog steeds examens in, wat niet overeenkomt met de schoolvisie om voor beroepsgerichte vakken permanent te evalueren.  De rapporteringpraktijk is eerder zwak en wordt onvoldoende aangewend om het leertraject bij te sturen. Op het rapport blijft de commentaar meestal beperkt tot enkele standaardzinnen en/of woorden zoals bijv. meer studeren, te weinig inzet, harder werken, onvoldoende gestudeerd.  De vakgroepwerking is eerder beperkt tot het maken van afspraken rond de organisatorische en materiële aspecten. Concrete afspraken met betrekking tot visie, leerplananalyse, afstemming van de jaarplannen, bewaken van de leerplanrealisatie, evaluatie en leerlijnen ontbreken. Zowel de overgang van de tweede naar de derde graad, als de samenhang tussen de praktische en de theoretische vakken dienen versterkt te worden om een vlotte overgang van de leerlingen over de leerjaren heen te verzekeren.  Leraarafhankelijk worden er voldoende vakgerichte bijscholingen gevolgd. De algemeen didactische bijscholing in verband met o.a. geïntegreerd werken, nieuwe werkvormen en competentiegericht onderwijs is zeer beperkt.  De stage, eenmaal twee weken blokstage, is in voldoende mate representatief voor het leerplan en in overeenstemming met de regelgeving. De stage worden echter te weinig benut om de leerlingen in contact te laten komen met ontbrekende leermiddelen en/of nieuwe technologieën.  De opdracht van de geïntegreerde proef is representatief voor de studierichting Elektrische installaties en is duidelijk omschreven. De vorderingen worden genoteerd in een logboek. Naar uitvoering zijn de geïntegreerde proeven van het schooljaar 2010- 2011 veeleer zwak, wat aangeeft dat het studiepeil te laag ligt.

16 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 4. BEWAAKT DE SCHOOL DE EIGEN KWALITEIT?

Het onderzoek naar de kwaliteit en de kwaliteitsbewaking van de geselecteerde procesindicatoren of -variabelen levert het volgende op:

4.1 Curriculum

4.1.1 Onderwijsaanbod De school staat voor wat betreft de kwaliteitsbewaking van deze indicator/variabele aan het begin van een ontwikkelingsproces. Motivering  De middenschool van Dilsen-Stokkem en het Koninklijk Atheneum van Maasmechelen vormen een pedagogische eenheid die, verspreid over twee vestigingsplaatsen, een zesjarige opleidingsstructuur aanbiedt. De basisopties en beroepenvelden van de eerste graad sluiten aan bij het studieaanbod van de tweede graad. Vooral in het ASO en het TSO zijn de studierichtingen erg dun bevolkt.  Sinds enkele jaren heeft de school te maken met een belangrijke terugval van het leerlingenaantal. In 2011-2012 krimpt de schoolbevolking met ruim 10 % (van 320 naar 273 leerlingen). In het kader van haar kwaliteitszorg maakte de school tot op heden nog geen studie van haar veranderde leerlingenpopulatie en blijft opteren voor een ruim studieaanbod. In het ASO betreft het vooral inhoudelijk zware studierichtingen.  Het directieteam en de leraren ervaren dat het ruime studieaanbod een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van het aangeboden onderwijs. De beleidsmatige aandacht om het onderwijsaanbod te evalueren en bij te sturen is recent. Welk effect eventuele herschikkingen op de leerlingenwerving en op het imago van de school kunnen hebben, is nog niet onderzocht. Het ontwikkelen van een langetermijnvisie met betrekking tot het onderwijsaanbod is een uitdaging voor het huidige beleidsteam.

4.1.2 Onderwijsorganisatie De school staat voor wat betreft de kwaliteitsbewaking van deze indicator/variabele aan het begin van een ontwikkelingsproces. Motivering  De structuuronderdelen worden niet per instellingsnummer of per graad, maar verspreid over de twee vestigingsplaatsen georganiseerd. De leerlingen van A-stroom, het ASO en het TSO zitten allen op de campus te Maasmechelen. De leerlingen van de B-stroom en de studierichtingen van het BSO zijn verdeeld over beide vestigingsplaatsen. De studiegebieden Handel en Bouw worden in Dilsen-Stokkem, de studiegebieden Verzorging en Mechanica-Elektriciteit in Maasmechelen georganiseerd. Door die opdeling doorkruisen de beleidsverantwoordelijkheden en beleidsopties van beide directies elkaar.  Om in het ASO studierichtingen in stand te houden worden er vanuit het TSO lesuren overgeheveld, terwijl de school voor haar TSO slechts een minimum pakket uren ontvangt. Momenteel genereert de school geen uren voor het oprichten van haar derde graad BSO Ruwbouw. Zij parkeert dit jaar ook een aantal lesuren om een tijdelijk niet aangeboden studierichting of bijvoorbeeld het methodeonderwijs volgend schooljaar te kunnen aanbieden. Nogal wat leerjaren en/of studierichtingen worden in sommige jaren wel, in andere dan weer niet ingericht. Dit is geen bewuste keuze van de school, maar volgt uit het al dan niet ingaan van leerlingen op de aangeboden mogelijkheden.

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 17  Door het veeleer bescheiden lesurenpakket en het relatief ruime studieaanbod, vooral in het ASO, is de school verplicht om tal van leerlingengroepen samen te zetten. Ook de leraren dragen hun steentje bij door plage-uren te presteren. In een aantal gevallen wegen de vele, zowel verticale als horizontale, samenzettingen dusdanig op het onderwijsleerproces dat de leerplanrealisatie in het gedrang komt en niet langer kwaliteitsvol onderwijs kan worden gegarandeerd.  De samenzetting van klassen en het feit dat veel leraren ook lesopdrachten hebben in een andere school, bemoeilijkt het opmaken van de lessenroosters. De verhoopte spreiding of groepering van vakken en lessen lukt niet altijd, zodat lesvrije momenten voor bepaalde leerlingen niet kunnen worden vermeden. In een aantal gevallen worden erg veel uren van eenzelfde vak op één dag ingeroosterd.  De school organiseert een ruim en divers extracurriculair aanbod dat aansluit bij de brede en specifieke vorming. Dat aanbod vertoont aanzienlijke leerjaar-, studierichting- en onderwijsvormgebonden verschillen. De lesuitval die hieruit volgt weegt zwaar op de leerplanrealisatie, vooral in de derde graad en voor vakken met weinig wekelijkse lesuren. Er bestaat geen formeel toetsingskader voor het aanbod en de beoordeling van extracurriculaire activiteiten. Tot een analyse en bijsturingen is het nog niet gekomen.  De opdrachten van de leraren variëren jaarlijks sterk, wat niet bevorderlijk is voor de kwaliteitsbewaking en -bijsturing.  Voor de meeste vakken is er een eigen lokaal voorzien, wat niet wegneemt dat er nog verplaatsingen omwille van lokaalwissels gebeuren.  De school organiseert in het BSO een behoorlijk pakket stages voor leerlingen. De invulling ervan is voor verbetering vatbaar.

4.2 Evaluatie

4.2.1 Evaluatiepraktijk De school staat voor wat betreft de kwaliteitsbewaking van deze indicator/variabele aan het begin van een ontwikkelingsproces. Motivering  Nogal wat richtlijnen met betrekking tot de evaluatiepraktijk verschillen campusgebonden. In Maasmechelen worden in verschillende mededelingen zelfs van elkaar afwijkende normen gecommuniceerd. In Dilsen-Stokkem bevatten de begeleidende documenten nuttige ondersteunende informatie over de wijze waarop de vooropgestelde criteria en procedures naar de onderwijspraktijk moeten worden vertaald.  Globaal gezien verloopt de evaluatie onvoldoende valide. Uit het vakkenonderzoek blijkt dat de kwaliteit ervan vestigingsplaats-, leraar- of vakgroepgebonden sterk uiteenloopt. De beoordelingscriteria worden aangepast aan het studieniveau van de leerlingen, veeleer dan te peilen naar de leerplanrealisatie. Sommige leraren bezorgen bijvoorbeeld een lijst met mogelijke proefwerkvragen en -antwoorden aan hun leerlingen. Op het examen wordt daaruit een selectie gemaakt. Dergelijke toetsing is louter reproductief en peilt allerminst naar het beheersingsniveau van de leerstof.  In de tweede graad van het BSO en in de B-stroom is het de bedoeling dat permanent wordt geëvalueerd. Sommige leraren organiseren echter nog proefwerken, wat aangeeft dat zij het principe van permanent evalueren niet begrijpen.  Het is de bedoeling dat de begeleidende klassenraden een spilfunctie in de leerbegeleiding en de evaluatiepraktijk vervullen. Ter ondersteuning hiervan staan degelijk uitgewerkte formats en checklists ter beschikking waarin relevante informatie over de leerlingen, hun gedrag, hun studieniveau en de geleverde

18 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen remediëringsinspanningen kan worden opgenomen. De meeste leraren vullen de documenten echter niet of te formalistisch in, waardoor zij nauwelijks renderen.  Het nazicht van de notulen van de delibererende klassenraden en de attesteringen wijst op een weinig consequent deliberatiebeleid, dat niet kan steunen op een helder referentiekader. Vooral in Maasmechelen kunnen de gehanteerde deliberatiesleutels ertoe leiden dat leerlingen die gedurende het hele schooljaar niet slaagden voor meerdere vakken toch een A-attest behalen (een totaalscore van minder dan 55 % en minimaal drie tekorten leidt tot een B- of C-attest, alle betere resultaten zijn delibereerbaar).  De motivering van de B- en C-attesten beantwoordt niet aan de vigerende regelgeving. Zij is minimaal en bevat geen individueel ingekleurde vaststellingen over of aanbevelingen voor de betrokken leerling. Daarnaast lijken nogal wat clausuleringen van B-attesten ingegeven door de zorg om het studieaanbod in stand te houden of te beantwoorden aan de verzuchtingen van de leerling, veeleer dan rekening te houden met de haalbaarheid en/of een logische (her)oriëntering.  De scores van de vakantietaken worden in de evaluatie van het volgende schooljaar verrekend, wat indruist tegen de regelgeving. Afspraken omtrent het herkansingsbeleid zijn er niet, toch wordt er kwistig met uitgestelde beslissingen en vakantietaken omgesprongen. Een beslissing uitstellen heeft vaak een veeleer sanctionerend dan remediërend karakter; zo is het vak lichamelijke opvoeding bijvoorbeeld koploper voor het toekennen van herexamens.  De puntenverhouding van de rapportbeurten varieert van 40/60 in de derde graad - respectievelijk voor dagelijks werk en proefwerken - naar 50/50 in de tweede en 60/40 in de eerste graad. Vooral in de derde graad ligt het zwaartepunt van het puntentotaal op het einde van het schooljaar. Dergelijke spreiding verwacht een extra zware inspanning op korte termijn, wat niet strookt met het lage studieniveau en de motivatie van de meeste leerlingen. Dergelijke aanpak contrasteert met de soms grote inschikkelijkheid tijdens het evalueren en delibereren.  Uit de analyse van de leerlingenresultaten in het vervolgonderwijs blijkt dat de deelnamegraad aan het hoger onderwijs laag is en dat de meerderheid van de afgestudeerden het eerste academiejaar niet met succes kan beëindigen. Inbreuken tegen de regelgeving  De regelgeving met betrekking tot de motivering van de attestering (SO 64, art. 8.1.7).  De regelgeving met betrekking tot de toekenning van vakantietaken (SO 64, art. 8.1.2).

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 19 5. ALGEMEEN BELEID VAN DE SCHOOL Het onderzoek naar het algemeen beleid van de school levert volgende vaststellingen op:  Er zijn twee directeurs die elk het beleid van een campus behartigen. Bij gebrek aan coördinatie en door de afwijkende schoolcontexten werden op beide vestigingsplaatsen verschillende beleidsstijlen vastgesteld. De scholen willen zich als een pedagogische eenheid profileren, maar slagen daar niet in. Er is geen visie, afsprakenkader of implementatiestrategie waarin doelstellingen en prioriteiten zijn opgenomen die gericht zijn op het versterken van de onderlinge samenhang. Het huidige directieteam onderkent dat knelpunt en wil de situatie in kaart brengen met het oog op het realiseren van een hechtere gemeenschappelijke structuur.  Discontinuïteit kenmerkt het beleid van het atheneum; sinds de vorige doorlichting (2001) zijn er heel wat directiewissels geweest. De huidige directeur is tijdelijk in dienst sinds augustus 2011, hij kan rekenen op de steun van zijn collega en het vertrouwen van het lerarenkorps.  Elke directie hanteert een eigen schoolwerkplan. Beide bundels bieden een overzicht van allerlei school-, personeels- en leerlinggebonden procedures en afspraken maar kunnen, bij gebrek aan concrete didactische aanbevelingen, niet gezien worden als blauwdrukken voor de schoolwerking. Omdat de toepassing van allerlei maatregelen en het gehanteerde instrumentarium niet strikt vanuit het beleid wordt aangestuurd, opgevolgd en bijgestuurd dragen de documenten onvoldoende bij tot het stroomlijnen van het onderwijsleerproces.  Bij gebrek aan een krachtig gemeenschappelijk onderwijskundig beleid hebben heel wat initiatieven een ad-hoc karakter met een veeleer beperkt rendement. Op de campus van Maasmechelen zijn er weinig tekenen van participatief en ondersteunend leiderschap detecteerbaar. Dat weegt op de betrokkenheid en het welbevinden van de personeelsleden. De gelijkgerichtheid en de ontwikkelingsdynamiek zijn in Maasmechelen gevoelig kleiner dan in het kleinschalige Dilsen-Stokkem.  Naast de wettelijk opgelegde participatieorganen zijn er werkgroepen rond thema’s zoals evaluatie, gelijke onderwijskansen (GOK), talenbeleid en vakoverschrijdende eindtermen. Bij gebrek aan interesse van de ouders slagen de scholen er niet in om een ouderraad samen te stellen. Er is geen pedagogische raad of ander intern beleidsondersteunend orgaan, wel wordt een beroep gedaan op de vakgroepvoorzitters om een breed draagvlak voor beleidsbeslissingen en -prioriteiten te creëren.  Het dalend leerlingenaantal, in combinatie met een ambitieus studieaanbod, creëert beleidsmatige beperkingen. De scholen kunnen slechts een minimumpakket aan lesuren inrichten en er resten onvoldoende uren-leraar voor de uitbouw van een middenkader.  De directeurs communiceren met hun personeelsleden via twee, onderling niet- verbonden, digitale platforms en eigen dienstnota’s. Het is de bedoeling dat de vakgroepvoorzitters hun scharnierfunctie in de communicatiestroom, zowel top-down als bottom-up, gaandeweg nadrukkelijker invullen.  Vooral in Dilsen-Stokkem wordt vanuit de directie voor de didactische ondersteuning een beroep gedaan op de diensten van de pedagogische begeleidingsdienst van de eigen koepel. In Maasmechelen zijn er leraargebonden, dus meer geïsoleerde, initiatieven.  Het talenbeleid is gegroeid vanuit de GOK-werking en wordt gecoördineerd door een werkgroep waarin de meeste vakgroepen zijn vertegenwoordigd. Tot een schoolbrede aanpak met een ruim bereik komt het evenwel nog niet. Wat Nederlands als instructietaal betreft zijn er initiatieven zoals het in kaart brengen van de talige behoeften van sommige leerlingengroepen en de lesuren ‘taalsteun’ in het keuzegedeelte van enkele klassen en leerjaren van de eerste graad. Sommige vakgroepen en leraren hebben veel aandacht voor de talige aspecten binnen het

20 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen onderwijsleerproces, terwijl andere nauwelijks ondersteuning bieden en zo de drempel voor taalzwakke leerlingen nog vergroten. Er zijn enkele algemene, niet consequent door het personeel opgevolgde, richtlijnen met betrekking tot het Nederlands voor de communicatie.  De scholen bewaken de eigen kwaliteit en de effecten van opgezette acties niet systematisch. Er kan worden gesteld dat er geen coherent geheel van strategische doelstellingen is uitgewerkt, noch dat het gefaseerd naar operationele doelen wordt vertaald. Implementatiestrategieën en verbetervoorstellen worden zelden geformuleerd en ingezette kwaliteitscycli2 worden niet afgerond. Veeleer dan de gezamenlijke doelgerichtheid te versterken, werkt dat een heterogene ontwikkelingsdynamiek in de hand. In het kader van gegevensverzameling werd recent een enquête rond het welbevinden van de leraren georganiseerd en de school tracht de resultaten van de afgestudeerden in het hoger onderwijs of hun doorstroming naar de arbeidsmarkt in kaart te brengen.

2 PDCA: Plan (plannen), Do (uitvoeren), Check (evalueren) en Act (bijsturen).

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 21 6. STERKTES EN ZWAKTES VAN DE SCHOOL

6.1 Wat doet de school goed?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:  De leerplanrealisatie voor de vakken in het specifiek gedeelte van de studierichting Schilderen en decoratie van de tweede en derde graad BSO. Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen:  De ontwikkelingsdynamiek met betrekking tot het huidige welzijnsbeleid. Wat betreft het algemeen beleid:  De ontwikkelingsdynamiek van het huidige beleidsteam.

6.2 Wat kan de school verbeteren?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:  De bewaking van de leerplanrealisatie. Wat betreft de kwaliteit/kwaliteitsbewaking van de processen:  Het onderwijsaanbod.  De onderwijsorganisatie.  De evaluatiepraktijk. Wat betreft het algemeen beleid:  De aansturing en opvolging van het pedagogisch-didactisch handelen.  De participatieve besluitvorming.  De interne communicatie.  De kwaliteitszorg.

22 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 6.3 Wat moet de school verbeteren?

Wat betreft de erkenningsvoorwaarden:  De leerplanrealisatie voor het vak AV economie in het specifiek gedeelte van de studierichting Economie in de tweede graad ASO.  De leerplanrealisatie voor het vak PV Bouw in het specifiek gedeelte van de studierichting Bouw in de tweede graad BSO.  De leerplanrealisatie voor het vak TV Bouw in het specifiek gedeelte van de studierichting Bouw in de tweede graad BSO.  De leerplanrealisatie voor het vak TV toegepaste economie in het specifiek gedeelte van de studierichting Handel van de tweede graad TSO.  De leerplanrealisatie voor het vak TV kantoortechnieken in het specifiek gedeelte van de studierichting Handel van de tweede graad TSO.  De leerplanrealisatie voor het vak TV verkoop in het specifiek gedeelte van de studierichting Handel van de tweede graad TSO.  De leerplanrealisatie voor het vak PV praktijk elektriciteit in het specifiek gedeelte van de studierichting Elektrotechnieken van de tweede graad TSO.  De leerplanrealisatie voor het vak TV elektriciteit in het specifiek gedeelte van de studierichting Elektrotechnieken van de tweede graad TSO.  De leerplanrealisatie voor het vak PV praktijk elektriciteit in het specifiek gedeelte van de studierichting Elektrische installatietechnieken van de derde graad TSO.  De leerplanrealisatie voor het vak TV elektriciteit in het specifiek gedeelte van de studierichting Elektrische installatietechnieken van de derde graad TSO.  De leerplanrealisatie voor het vak TV elektronica in het specifiek gedeelte van de studierichting Elektrische installatietechnieken van de derde graad TSO.

Wat betreft de regelgeving:  De regelgeving met betrekking tot de motivering van de attestering (SO 64, art. 8.1.7).  De regelgeving met betrekking tot de toekenning van vakantietaken (SO 64, art. 8.1.2).

44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen 23 7. ADVIES In uitvoering van het Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs van 8 mei 2009 is het advies voor erkenning

BEPERKT GUNSTIG omwille van het onvoldoende realiseren van de leerplandoelstellingen voor STRUCTUURONDERDEEL Basisvorming Keuze/Specifiek gedeelte Graad 2 ASO Economie 0 AV economie Graad 2 BSO Bouw 0 PV praktijk Bouw TV bouw Graad 2 TSO Handel 0 TV toegepaste economie TV verkoop TV kantoortechnieken Graad 2 TSO Elektrotechnieken 0 PV praktijk elektriciteit TV elektriciteit Graad 3 TSO Elektrische installatietechnieken 0 PV praktijk elektriciteit TV elektriciteit TV elektronica

8. REGELING VOOR HET VERVOLG Het bestuur van de instelling moet vanaf 1 september 2014 kunnen aantonen dat de tekorten met een beperkt gunstig in voldoende mate werden geremedieerd.

Namens het inspectieteam, de inspecteur-verslaggever

Dirk Diepers

Datum van verzending aan de directie en het bestuur van de instelling:

Voor kennisname Het bestuur of zijn gemandateerde

Jan Venken (directeur a.i.)

24 44388 - Atheneum Maasland te Maasmechelen