90 jaar voetbal in het Olympisch Stadion: Van Amsterdamse huurwoning tot nationale voetbaltempel? Als voormalig thuisbasis van volksclubs Blauw-Wit, D.W.S. en FC bewaren veel Amsterdammers warme herinneringen aan het Olympisch Stadion. Tegenwoordig lijkt het stadion juist geschikt voor vrouwenvoetbal. ‘De sfeer is gemoedelijker dan bij de mannen.’

Waarom heeft Amsterdam maar één profclub? Sinds de opheffing van FC Amsterdam in 1982 is Ajax de enige vertegenwoordiger van de hoofdstad in het betaald voetbal. Ondertussen zou Ajax de laatste decennia van Amsterdam vervreemd zijn door haar stadion buiten de stad met toeristen op de tribune. In 2017 sprak ASV De Dijk haar ambitie uit om dit gat op te vullen, maar vooralsnog moeten liefhebbers het doen met verhalen over de vergane clubs.

Vanaf het openingsjaar 1928 speelde het Olympisch Stadion een rol in die verhalen toen Blauw-Wit het stadion betrok als eerste vaste bespeler. Voordien speelde ‘de club van het Stadion’ in het Nederlandsch Sportpark, dat van het Olympisch Stadion werd gescheiden door een parkeerplaats. Ondanks die zelfgekozen titel was de verhouding tussen Blauw-Wit en het Olympisch Stadion soms moeizaam. Waar Blauw-Wit zich graag als stadionclub zag, benadrukte Dick Bessem, toenmalig directeur van het Olympisch Stadion, in Blauw-Wits vijftigjarig jubileumboek dat de club slechts huurder van het stadion was, waardoor het niet haar ‘home’ kon zijn.

Het Olympisch Stadion en het Nederlandsch Sportpark 1928. Bron: Wikimedia Commons (NB: rechtenvrije afbeelding)

Al vanaf Blauw-Wits eerste wedstrijd was ook het aantal toeschouwers een terugkerend probleem. Tijdens die eerste – vriendschappelijke - wedstrijd tegen N.A.C. op 9 september 1928 werd geconstateerd dat het ‘akelig leeg en hol [was]’ onder die grote kap van de eretribune.’ Door die kille aanblik van het lege stadion zouden nog meer mensen wegblijven en dat had niet alleen zijn weerslag op de sfeer tijdens wedstrijden, maar ook op de inkomsten.

Derby’s en singles Toch deed het (te) grote stadion niet af aan sfeervolle wedstrijden, de stadsderby’s tegen Ajax en D.W.S. voorop. Op 14 oktober 1951 won Blauw-Wit met liefst 4-0 van Ajax, mede door twee goals van spits Piet Koekebakker. Dit ontlokte Blauw-Wit supporters de slagzin 'Blauw Wit heeft één Koekebakker, Ajax elf'. Diezelfde Koekebakker was ook belangrijk in Blauw- Wits promotiejaar 1957, maar in de beslissende thuiswedstrijd waren de hoofdrollen weggelegd voor linksbinnen Frederiks, die twee keer scoorde. ‘Alle kleine jongetjes’, die in de slotfase het veld bestormden zorgden voor de sfeer die de saaie promotiewedstrijd tegen Rigtersbleek ontbeerde.

Affiche Blauw-Wit – Ajax. Bron: 150 jaar Nederlandse reclame, ReclameArsenaal (NB: auteursrechtelijk beschermde foto) Vanaf 1954 kreeg het Olympisch Stadion met BVC Amsterdam, dat in 1958 met D.W.S. fuseerde (tot 1962 D.W.S./A geheten) een nieuwe bespeler. In 1954 was D.W.S. al wel afdelingskampioen geworden, door in een uitverkocht stadion met 5-2 van stadsgenoot Ajax te winnen. Dit was de opmaat voor nog grotere successen. Tussen 1962 en 1964 slaagde D.W.S. erin om direct na het kampioenschap in de ook kampioen van de te worden. De club werd bezongen door bekende zangers als Johnny Hoes en Rob de Nijs en voor even was D.W.S. groter dan Ajax.

Toch was het Ajax dat in die jaren een van de meest besproken wedstrijden in het Olympisch Stadion speelde: de mistwedstrijd tegen Liverpool op 7 december 1966. In een dichte mist versloeg Ajax de Engelsen met liefst 5-1. In Andere Tijden vertellen supporters* hoe ze de doelpunten waarnamen via de juichende Ajax-doelman Gert Bals en Louis van Gaal legt uit over het in die tijd bekende fenomeen ‘glippen’.**

* vanaf 6:42 ** vanaf 5:51 De jaren vijftig en zestig waren ook de decennia van de dubbele wedstrijden. Deze middagen waren vooral Blauw-Wit een doorn in het oog, want door het dubbele programma speelde het regelmatig tegelijk met Ajax, waardoor de opkomst nog lager werd dan gewoonlijk. Het gebrek aan publieke belangstelling noopte de club in 1967 om op de bijvelden van het Olympisch Stadion te spelen. Hoewel D.W.S. enkele jaren eerder nog succesvol was, volgde het in 1971 Blauw-Wits voorbeeld, nadat het er niet in slaagde om de goede resultaten vast te houden en ook de wedstrijden steeds minder publiek trokken.

De lieverdjes Met het voornemen om van twee zwakke clubs* één sterke vereniging te maken, werden in het voorjaar van 1972 de onderhandelingen voor een fusie gestart in het restaurant van het Olympisch Stadion. Waar de eigenzinnige D.W.S.- voorzitter Dé (Dingeman) Stoop een samengaan van harte aanmoedigde, hoopten Blauw-Wit bestuursleden Bertus Mohring en Klaas Krook via nieuwe gelden nog op een zelfstandige voortzetting.

*In eerste instantie werden ook De Volewijckers uit Amsterdam-Noord ook betrokken bij de besprekingen. In 1944 werden zij kampioen van Nederland door een beslissingswedstrijd tegen Heerenveen te winnen, maar nu gaven ze aan niet te willen verhuizen naar het Olympisch Stadion. In 1974 ging de (prof)club alsnog op in FC Amsterdam. De directie van het Olympisch Stadion, onder leiding van voormalig GVAV-doelman Otto Roffel, stuurde ook aan op een fusie omdat Blauw-Wit niet meer in staat was om de huur van de velden te betalen. Na een verlopen ultimatum van Dé Stoop aan Blauw-Wit reageerde het stadion door haar oudste bespeler eruit te zetten. Dit besluit leidde tot verontwaardigde reacties, maar een week later op 22 juni 1972 werd de fusie alsnog ondertekend.* In korte tijd moest FC Amsterdam een selectie formeren uit de 84 spelers van Blauw-Wit en D.W.S. en ook hierbij was Roffel nauw betrokken - als was hij technisch directeur.

* Volgens Piet Koekebakker was deze nieuwe club niet meer dan een ‘couveusekindje’. Waar FC Amsterdam zijn best deed om een Ererdivisiewaardige selectie op poten te zetten, behaalde stadsgenoot Ajax enkele maanden later een van zijn haar grootste successen door in een kolkend Olympisch Stadion met 3-0 van het Argentijnse Independiente te winnen en zo de Wereldbeker te veroveren.

Een overwinning van FC Amsterdam op rivaal Ajax in het Olympisch Stadion in 1974. Bron: Hans Heus (NB: foto is auteursrechtelijk beschermd)

Bij ‘De Lieverdjes’*, zoals FC Amsterdam bekendstond, had men weinig op met deze successen. ‘We konden niet zo goed tegen Ajax, dat superieure gevoel van ze. Veel mensen die naar Ajax gingen en gaan zijn meelopers. Het was te gemakkelijk om Ajax-fan te zijn’, aldus supporter Rob van Zuuk. Jan Smit was aanvankelijk D.W.S.-supporter, maar werd na de fusie voor FC Amsterdam: ‘Ik koos voor D.W.S. omdat dat de heiers waren, de volksjongens.’**

* Dé Stoop koos standbeeld het Lieverdje als mascotte van FC Amsterdam. Door de ‘happenings’ van Provo en het naakt poseren van kunstenares Phil Bloom in de jaren zestig was dit standbeeld van een onschuldig jongetje uitgegroeid tot een omstreden symbool.

** Deze uitspraken van supporters zijn opgetekend door Marcelle van Hoof in haar boek De Lieverdjes: Opkomst en ondergang van FC Amsterdam. Ondertussen werden ondanks enkele veelbelovende eerste jaren de successen bij FC Amsterdam steeds kleiner, net als de trouwe supportersschare. Na de fusie bleek het lastig om uit twee supportersgroepen één nieuwe te smeden. Toch maakten de fans - waaronder een jonge André Hazes* - er het beste van, onder andere door een supportersvereniging op te richten. Hoewel de sympathie bleef, nam de belangstelling voor FC Amsterdam steeds verder af, waardoor de club vanaf 1981 ook naar de bijvelden moest uitwijken en Dé Stoop begin 1982 besloot de stekker eruit te trekken.

*Later maakte André Hazes nog een nummer over FC Amsterdam. Buitenhuis Met het verdwijnen van FC Amsterdam zat het Olympisch Stadion na 54 jaar zonder vaste bespeler en het stadion raakte in verval. De enige voetbalploeg die nog publiek naar het stadion kon krijgen was Ajax en na de vette jaren zeventig zat ook die club in een magere periode, met weinig aansprekende Europese resultaten. In een opleving die doet denken aan het seizoen 2016-2017 haalde Ajax de finale van de Europa Cup II door in het Olympisch Stadion met 3-0 van Real Zaragoza te winnen.

Marco van Basten tegen PSV in 1986. Bron: Wikimedia Commons (NB: rechtenvrije afbeelding)

Toen Ajax in 1996 zijn laatste Europese wedstrijd in het Olympisch Stadion speelde, omschreef Michael Reiziger Ajax’ verhouding met het stadion treffend: ‘De Meer was ons huis, we trainden daar ook. Het Olympisch Stadion was ons buitenhuis, voor speciale momenten.'

Sindsdien heeft het Olympisch Stadion geen vaste bespeler meer gehad en waarschijnlijk zal die er ook niet snel meer komen, althans in het mannenvoetbal. Hooliganisme en grote stadionrampen hebben vanaf de jaren zeventig en tachtig geleid tot steeds strengere veiligheidsvoorschriften in stadions. Zo is het tegenwoordig standaard gebruik om politie in te zetten rondom officiële wedstrijden. Dat maakt het regelmatig spelen van wedstrijden in het Olympisch Stadion lastig.

Aan vrouwenvoetbal kan het Olympisch Stadion daarentegen heel wat bieden. Bij vrouwenwedstrijden zijn bovengenoemde problemen een stuk minder nadrukkelijk aan de orde.* De wedstrijden trekken een ander publiek waardoor de sfeer een stuk gemoedelijker is dan bij de mannen.

*Toch blijkt ook het vrouwenvoetbal niet onaantastbaar voor hooliganisme. In 2007 werd de eredivisiewedstrijd FC Utrecht-ADO Den Haag uit voorzorg afgelast na aanwijzingen over supportersgroepen van beide clubs die het duel wilden aangrijpen om op de vuist te gaan.

Nationaal stadion? Het Olympisch Stadion staat welwillend tegenover vrouwenvoetbal. Op 2 september 2017 vond de opening van de Eredivisie er plaats. Naast de officiële presentatie van alle Eredivisieclubs was er een All-Star Match en streden jonge talenten om de winst tijdens de La League Girls Finals. Ook konden bezoekers een blik werpen op de pas gewonnen EK-beker. In 2009 was het Olympisch Stadion al verheugd om de nationale elftallen van Nederland, China, Zwitserland en Zuid-Afrika te ontvangen tijdens de Women’s 4 Nations Cup. Een jaar eerder had Nederland zich voor het eerst in de geschiedenis gekwalificeerd voor een eindtoernooi - het EK in Finland - en deze wedstrijden golden als een geschikte generale repetitie. Na overwinningen op Zwitserland (5-0) en Zuid-Afrika (3-2) verloor Nederland de ‘finale’ van het iets hoger geklasseerde China (2-4) waardoor het een verdienstelijke tweede plek behaalde. Op dit toernooi maakte Nederland ook kennis met de vuvuzela, de omstreden toeter die tijdens het WK, een jaar later door alle stadions zou schallen.

Voor Manon Melis, topscorer aller tijden van het Nederlands vrouwenelftal, was het toernooi een speciale ervaring: ‘We draaiden een goed toernooi in voorbereiding op het EK en het was bijzonder om in zo’n historisch stadion te spelen, waar zoveel mooie sportevenementen zijn geweest.’ Daarnaast herinnert Melis zich een goede sfeer tijdens het toernooi. ‘Er was aardig wat publiek, het weer was mooi en er lag een goede grasmat.’

Het Olympisch Stadion is enthousiast over het organiseren van dit soort vrouwenvoetbalevenementen en de organisatie wil er dan ook zeker mee doorgaan. De populariteit van het Nederlands vrouwenelftal heeft, zeker na het EK 2017 een hoge vlucht genomen, waardoor het voor het Olympisch Stadion aantrekkelijk is om interlands te organiseren. Gebaseerd op haar eigen ervaringen is Melis enthousiast: ‘Ik denk dat het supergaaf zou zijn als het Olympisch Stadion uitverkocht is en je daar mag spelen.’ Tegelijkertijd zouden de KNVB en het Nederlands elftal baat kunnen hebben bij een ‘eigen’ stadion dat symbool komt te staan voor de opmars van het vrouwenvoetbal. Wellicht heeft het stadion na een rijk, bovenal Amsterdams verleden daarom wel toekomst als nationale vrouwenvoetbaltempel.