Meerjarenplan 2016 - 2020 INHOUDSTAFEL

Inleiding 1 1. Voorwoord 1 2. Formele aanvraag 3

Missie 4 1. Missie 4

Omgevingsanalyse 5

Deel 1 Cijfers over en duiding van armoede in België 5

Deel 2 Maatschappelijke en politieke trends 7 1. Maatschappelijke trends 7 2. Politieke trends en bestuurlijke context 10 3. Ruimte voor participatie 10 4. Economische ruimte 11

Deel 3 Armoede en sociale uitsluiting in Vlaams-Brabant 15 1. Armoede-indicatoren 15 2. Verhoogd risico op armoede 15

Deel 4 Strategische keuzes 18 1. Thematische prioriteiten 18 2. Een duidelijke positie 18

Thema’s en doelstellingen 20

1. Wonen 20 1. Wonen op maat: sectorale samenwerking 21 2. Wonen op maat: kleinschalig en solidair wonen – provinciale werking 21 3. Wonen op maat: woonexperimenten in het kader van PRUP kleinschalig wonen 22 4. Wonen op maat: aangepast wonen ouderen – projectverkenning – Pajottenland 22 5. Bewonersparticipatie sociale huisvesting – Vilvoorde 22 6. Bewonersparticipatie sociale huisvesting – Tienen 23 7. Woonkwaliteit private woonmarkt – Tienen 23 8. Woonkwaliteit private woonmarkt – bouwblokrenovatie – Het Broek – Vilvoorde 24 9. Wonen van jongeren – 24

2. Actieve inclusie – maatschappelijke dienstverlening 26 1. Vormgeving Lokaal Proactief Kader via dialoogmomenten OCMW – Leuven 27 2. Basisvoorzieningen in de strijd tegen onderbescherming – Leuven, Halle, Tienen - (te onderzoeken in Grimbergen, Tervuren, ) 27 3. Zorgnetwerken – Pajottenland 28 4. Inkomensondersteunende initiatieven 28

3. Actieve inclusie – arbeid 29 1. Activeringsbeleid en jongeren – (te onderzoeken in Leuven (Casablanca en Nevermind), Halle en Vilvoorde) 29 2. Jobcreatie op de ‘gesubsidieerde arbeidsmarkt’: Sociale Kruidenier (evt. buurtrestaurants) 30

4. Gezondheid 31 1. Toegankelijke eerstelijnsgezondheidszorg – Pajottenland/Zennevallei 31 2. Toegankelijkheid geestelijke gezondheidszorg – Leuven-Casablanca, Leuven-Hoogland (definitieve beslissing afhankelijk van lopende verkenning en Pajottenland (verkenning) 32 3. Opstart Sociale Kruidenier 32 4. Implementatie Bewegen op Voorschrift 33

5. Onderwijs 34 1. Succesvolle schoolloopbaan met positieve afronding leerplicht in het secundair onderwijs – Tienen 34 2. Ongelijke start in het basisonderwijs – Leuven en Halle 35 3. Toegankelijkheid onderwijs – Leuven en Halle 35

Andere 36 1. Ieders Stem Telt! 36

Interne strategische doelstellingen 37

Strategische doelstelling 37 Operationele doelstelling 37 - Kwaliteitsbeleid 37 - Draagvlak en impact 37 - Leerbeleid 37 - Diversiteit 37 - Financieel beleid 38

Beleidslijnen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 39

Personeelsinzet 40

INLEIDING Er is een diepe complementariteit tussen de individuele handelingsbekwaamheid en de sociale organisatie. Het is belangrijk om terzelfder tijd aandacht te schenken aan de centrale plaats van individuele vrijheid en aan de impact van sociale invloeden op het bereik van de individuele vrijheid.

Amartya Sen

Investeren in Samenlevingsopbouw is een absolute noodzaak en dit zowel vanuit het Vlaamse beleid als op lokaal niveau.

De huidige maatschappelijke evoluties hebben een enorme impact op mensen in armoede en groepen bedreigd met sociale uitsluiting. Deze groepen ontsnappen niet aan het huidige besparingsbeleid dat op verschillende niveaus gevoerd wordt. De afschaffing van gratis levering gas en elektriciteit, verhogen van de huurprijzen, optrekken van de bijdragen voor kinderopvang, ingrepen in de sociale zekerheid, beperken van de werkloosheidsuitkeringen, indexering van de huurprijzen, besparingen in het onderwijs,… hebben een directe impact op veel gezinnen.

Tegelijk blijven de beloofde sociale correcties uit.

De armoede stijgt. Het wij–zij denken, het individuele schuldmodel en het voor-wat-hoort-wat zijn in opmars. Racisme en discriminatie worden ‘relatief’. In 2004 kreeg M. Storme nog de Prijs voor de Vrijheid met zijn pleidooi voor de vrijheid om te discrimineren.

De ambitie van zorgzaam samenleven is veraf. Toch heeft Vlaanderen belangrijke kiemen gelegd om een meer inclusieve samenleving uit te bouwen en vormt het idee ‘vermaatschappelijking van de zorg’ een uitdagend perspectief, ook voor Samenlevingsopbouw. Vermaatschappelijking van de zorg moet dan wel gaan over inclusie, betrokkenheid, burgerschap en de blijvende maatschappelijke verantwoordelijkheid om een unieke plek voor iedereen te garanderen. Vermaatschappelijking van de zorg vraagt dan ook een inspanning van alle beleidsdomeinen. Vermaatschappelijking van de zorg mag zich evenwel niet spiegelen aan de invulling in o.a. Nederland, waar het vooral resulteert in een hard besparingsbeleid.

Gezien de financiële krapte zal de uitdaging voor o.a. Samenlevingsopbouw er ook in bestaan meer te doen met minder middelen. Het versterken van de sectorinterne samenwerking (gebaseerd op het sectorale Toekomsttraject) en nog meer gerichte samenwerking met andere sectoren zijn noodzakelijk.

Extra druk op de inzet van de sector komt er door de afbouw van de persoonsgebonden materies binnen de provincies, het snoeien in lokale middelen voor sociaal beleid, het – minstens tijdelijk – bevriezen van de Sociale Maribel middelen en de onduidelijkheid over de nakende Gesco-regularisering.

Dit alles dwingt ons tot scherpe keuzes. Basis voor deze keuzes vormt de nota ‘Uitdagingen voor de samenlevingsopbouw in een nieuw Meerjarenplan’. Deze nota is het resultaat van intens overleg binnen de sector en is afgestemd in overleg met kabinet en administratie. In die zin geeft de nota een belangrijke ‘marsrichting’ aan voor dit plan.

Hierbij worden 3 resultaatsgebieden naar voor geschoven, nl. Actieve Inclusie (arbeid en maatschappelijke dienstverlening), Gezondheid en Wonen. Zij vormen dan ook de kern van dit meerjarenplan. Het plan wordt versterkt met inzet op onderwijs. Ik denk dat we niet genoeg het belang van onderwijs met het oog op het doorbreken van armoede en sociale uitsluiting kunnen onderschrijven. We geven dit dan ook een plek in ons meerjarenplan.

1

Tot slot zullen we doorheen de vele acties ter uitvoering van dit plan steeds aandacht hebben voor de positie van mensen zonder papieren en etnisch-culturele minderheden. De socio-economische achterstelling van etnisch-culturele minderheden en de problematiek van ‘gekleurde armoede’ blijven immers onderbelicht. De echte aanpak van racisme en discriminatie laat op zich wachten.

3 april 2015

Dirk Masquillier Directeur

2 De vzw Regionaal Instituut voor Samenlevingsopbouw Vlaams-Brabant vraagt hierbij de goedkeuring van het meerjarenplan 2016-2020.

Voor de realisatie van dit meerjarenplan dient de huidige enveloppe te worden uitgebreid:

Daartoe vragen we:

1. De verlenging van de huidige toekenning goed voor 17,20 VTE medewerkers.

2. Een bijkomende functie 1 VTE ervaringsdeskundige.

Om de ambities in het bijgaande plan te kunnen uitvoeren en de deskundigheid m.b.t. armoede en sociale uitsluiting verder te verdiepen en aan te scherpen is een uitbreiding met 1 VTE ervaringsdeskundige wenselijk.

De sterke participatieve werking en de betrokkenheid van de doelgroep bij de uitbouw van de verschillende strategische acties verzekeren nu reeds de taakstelling van het opbouwwerk m.b.t. het stem geven van groepen in armoede en groepen bedreigd met sociale uitsluiting. Het door de sector uitgewerkte referentiekader dat als toetssteen gebruikt worden binnen alle strategische acties vormt hierbij een belangrijk fundament.

Toch kan dit nog verder versterkt worden door de inzet van een ervaringsdeskundige.

3. Drie bijkomende functies 3 VTE opbouwwerkers voor de Vlaamse rand.

Deze extra uitbreiding is noodzakelijk om een gepast antwoord te formuleren voor de vele uitdagingen die zich in snel tempo voordoen in de Vlaamse rand en de verschillende faciliteitengemeenten.

De Vlaamse rand komt alsmaar meer en alsmaar sneller onder druk van een uitdijend Brussel. De grootstad stopt niet aan de Vlaamse rand maar zorgt in snel tempo voor een fundamentele verandering van deze Vlaamse rand. Deel van dit proces is een toename van armoede en sociale uitsluiting en toenemende integratieproblemen. Werkloosheid (in belangrijke mate bij jongeren), onderwijsachterstand, druk op de woningmarkt, samenlevingsproblemen (met o.a. belangrijke groep Syrië-strijders) nemen toe. Voor veel van de kleine gemeenten (ook in de faciliteitengemeenten) verhoogt dit de druk op lokale besturen. Momenteel zijn we reeds actief in Vilvoorde, Tervuren, - Zellik, Grimbergen en Dilbeek en zijn gesprekken lopende in , , Sint-Pieters-Leeuw en Zaventem.

Meer middelen voor het maatschappelijk opbouwwerk:

De verdeling van de Vlaamse middelen voor de sector Samenlevingsopbouw is historisch gegroeid en heeft tot gevolg dat enkele instituten over te weinig middelen beschikken zodat essentiële opdrachten in hun werkgebied niet of onvoldoende kunnen gerealiseerd worden. Riso Vlaams-Brabant onderschrijft de uitbreidingsvraag van de sector Samenlevingsopbouw waarbij bijkomende Vlaamse middelen voor de sector op de eerste plaats ingezet worden voor het versterken van die regionale instituten die op dit ogenblik over te beperkte middelen beschikken om hun opdrachten volwaardig te kunnen realiseren.

3 MISSIE

Ons land is een democratie waar in principe een menswaardig leven voor iedereen gegarandeerd is. Maar de realiteit is anders. Veel mensen blijven verstoken van dit basisrecht. Ze leven in een maatschappelijk kwetsbare positie.

Voor deze groep werkt Samenlevingsopbouw aan een rechtvaardige en duurzame samenleving door situaties van maatschappelijke achterstelling en sociale uitsluiting weg te werken. We focussen op maatschappelijke mechanismen en structuren die dergelijke situaties veroorzaken en in stand houden. Het realiseren van de toegang tot grondrechten staat hierbij centraal.

In het wegwerken van situaties van achterstelling en uitsluiting streven we naar blijvende maatschappelijke veranderingen. Dit blijvend karakter ligt niet alleen in de aard van de oplossingen die we nastreven: structurele beleidsveranderingen met participatie van de doelgroep. Maar ook in het feit dat mensen in maatschappelijk kwetsbare posities ondersteund en versterkt worden om zelf een rol op te nemen in het oplossen van de problemen waarmee ze geconfronteerd worden.

4 OMGEVINGSANALYSE DEEL 1: CIJFERS OVER EN DUIDING VAN ARMOEDE IN BELGIË

Armoede treft meer Belgen dan gedacht 15,3% van de Belgen is arm; in Vlaanderen is dat 9,8%. De cijfers over de armoede in België blijven al enkele jaren stabiel. Nieuwe analyses brengen aan het licht dat het niet altijd dezelfde mensen zijn die in armoede leven. Over een periode van vier jaren was 27,8% van de Belgen arm (cijfers voor de inkomensjaren 2006- 2009). 15,4% daarvan was gedurende 1 of 2 jaar arm. 12,4% was gedurende drie of vier jaar arm. Een aantal groepen kan relatief snel de eindjes terug aan elkaar knopen. Hooggeschoolden, studenten en werknemers kunnen sneller uit de armoede ontsnappen dan laaggeschoolden, werklozen en gepensioneerden. Voor vele wordt het na verloop van tijd steeds moeilijker om uit een vicieuze cirkel te geraken. Voor wie eerder al met armoede werd geconfronteerd, is het risico groter om terug in de armoede te belanden.

Kinderarmoede Hoewel de armoede in ons land grotendeels gelijk bleef door de jaren heen, nam de kinderarmoede significant toe van 15,3% in 2005 naar 18,7% in 2010. De indicator van Kind en Gezin om de kinderarmoede te meten toont aan dat het aantal kinderen en jongeren dat in België onder de armoedegrens leeft, almaar groter wordt. Bovendien vindt de sterkste stijging plaats bij de jongste kinderen. Daarbij is er een duidelijke band tussen armoede en migratie: de armoede-index bedraagt 4,4 procent in gezinnen waar de moeder van Belgische herkomst is en 26,3 procent in gezinnen met een moeder van niet-Belgische oorsprong (zie verder armoede bij etnisch-culturele minderheden). Veel Belgische kinderen leven in een gezin waar bijna niemand werkt (ofwel werk-arm is, met werkintensiteit lager dan 55 procent). Het gaat om 13,9% van de kinderen in ons land die opgroeien in een zeer werk-arm gezin, een cijfer dat bijzonder hoog is .

De voorbije jaren was er sprake van een toenemende polarisatie op de arbeidsmarkt. Het aandeel werkrijke gezinnen (waar alle leden op actieve leeftijd een betaalde baan hebben) nam tussen 1994 en 2010 significant toe, terwijl werk-arme gezinnen (waarvan slechts een klein aandeel van het arbeidspotentieel wordt ingezet) in veel mindere mate deel hadden in de tewerkstellingsgroei. Bij werk-arme gezinnen gaat het vooral om werklozen, arbeidsongeschikten en nieuwkomers.

Mensen in langdurige armoede Terwijl het aandeel van personen met een inkomen onder de armoederisicodrempel tussen 2008 en 2010 min of meer stabiel is gebleven in Vlaanderen, is het aandeel personen in langdurige armoede in die periode wel duidelijk gestegen. In vergelijking met het totaal aandeel van personen onder de armoederisicodrempel in 2010 blijkt dat 64 procent van de personen onder de armoederisicodrempel in Vlaanderen zich in een positie van langdurige armoede bevindt.

Risicogroepen Typische risicogroepen in Vlaanderen zijn werklozen (23,2%), alleenstaande ouders (22,2%), huurders (20,6%), koppels waar minstens een partner ouder is dan 65 (20,6%), 65-plussers (18,1%), laaggeschoolden (18,6%) en alleenstaanden (14,5%).

Werklozen en laaggeschoolden: de evolutie van het aandeel personen dat leeft in een huishouden met zeer lage werkintensiteit nam de afgelopen jaren in België toe. Mede als gevolg van de hoge lasten op arbeid wijken steeds meer arbeidsintensieve bedrijven, die kortgeschoolden tewerkstellen, uit naar lageloonlanden. Een lage scholing vormt dan ook een verhoogd armoederisico. Vaak gaat het daarbij om gekleurde armoede. België heeft de laagste tewerkstellingscijfers van de OESO voor personen van buitenlandse herkomst.

Alleenstaande ouders en alleenstaanden: er is een algemene trend in alle Westerse landen naar toenemende gezinsverdunning. Alleenstaanden en eenoudergezinnen lopen een groter risico op armoede. De werkintensiteit van huishoudens van alleenstaande ouders ligt over het algemeen veel lager dan die van andere huishoudens met kinderen. Een groot aandeel van die ouders is bovendien laagopgeleid en slecht

5 gehuisvest. Een toename van het aantal alleenstaande ouders zorgt ook voor een toename van de kinderarmoede.

Etnische culturele minderheden en mensen zonder papieren: op verschillende domeinen als huisvesting, werkintensiviteit, gezondheid en opleidingsniveau hinken mensen van niet-Europese herkomst achterop. Mensen van niet-Europese herkomst, met de Belgische nationaliteit (45 procent) en zonder de Belgische nationaliteit (66 procent), hebben het grootste risico gedepriveerd te zijn op meerdere dimensies. Eén op drie jongens en één op vier meisjes van buitenlandse herkomst verlaten het secundair onderwijs zonder diploma. Participatie aan hoger onderwijs is laag (5 procent), maar neemt toe ondanks een zeer hoge uitval.

65-plussers en koppels waar minstens een partner ouder is dan 65: België heeft in vergelijking met andere landen vrij lage wettelijke pensioenen. Gecombineerd met fenomenen als gezinsverdunning en de toenemende vergrijzing leidt dit tot een toename van het aantal oudere bestaansonzekeren. De afgelopen jaren is de minimuminkomen-bescherming voor ouderen sterk verbeterd. Toch is er geen duidelijke daling van het risico op armoede. Een van de belangrijkste redenen is dat ouderen die in aanmerking komen voor een inkomensgarantie-uitkering deze niet aanvragen.

Huurders: wie in ons land huurt, is vaker slechter af dan in de ons omringende landen. De staat heeft in ons land het privé woningbezit altijd gepromoot en fiscaal ondersteund (woonbonus) als een vorm van pensioensparen. Het sociaal huren daarentegen is altijd eerder stiefmoederlijk behandeld geweest (amper 7% van de woningmarkt t.o.v. 17% in Frankrijk en 32% in Nederland). Wie huurt, ziet dit veelal als een tijdelijke situatie, of is hiertoe gedwongen door zijn precaire financiële situatie.

Aandachtsgebieden. Het dichtbebouwde stedelijk gebied (voornamelijk de 19de-eeuwse gordel rond de steden) wordt het sterkst met armoede geconfronteerd. Het afgelegen platteland komt op de tweede plaats, vóór het overige stedelijke gebied. Ouderen, in het bijzonder oudere alleenstaanden, eenoudergezinnen, werklozen en vrouwen ondervinden meer moeilijkheden op het afgelegen platteland dan gemiddeld. Omdat armoede op het platteland een eigen profiel heeft, en armen er met specifieke problemen worden geconfronteerd, kan plattelandsarmoede niet enkel met een generiek armoedebeleid worden aangepakt. Activering naar tewerkstelling zal bij oudere armen, meestal (pre-)gepensioneerd of arbeidsongeschikt weinig zoden aan de dijk brengen als er niet tegelijk een oplossing wordt gezocht voor ermee verbonden problemen zoals vervoersarmoede en betaalbare kinderopvang. Voorts wijst het feit dat op het platteland vooral ouderen door armoede worden getroffen en dat deze armen vaak gezondheidsklachten hebben, op de problematiek van bereikbaarheid van die zorg.

6 DEEL 2: MAATSCHAPPELIJKE EN POLITIEKE TRENDS

1. MAATSCHAPPELIJKE TRENDS

INDIVIDUALISERING EN MERITOCRATIE De individuele beslissingsvrijheid beschouwen we als een verworvenheid van de 20ste eeuw en als een ontvoogding van kerk en staat. Ieder individu heeft dus de opdracht en de verantwoordelijkheid om zichzelf te ontplooien en zichzelf te realiseren. De hedendaagse succesvolle mens is echter zo gefocust op zelfontplooiing dat hij het liefst beperkende banden wil verbreken. Als gevolg van het egocentrisch vrijheidsidee zijn het mainstream gezin en de mainstream levensloop niet langer dominant in de westerse samenleving. Het is een sociologische realiteit dat het (kern)gezin steeds vaker wegvalt.

Het meritocratisch model van de samenleving benadrukt dat als we genoeg ons best doen en genoeg centen verdienen, we alles kunnen bereiken. En aangezien succes nu een keuze is geworden, geldt dat ook voor mislukking. Met andere woorden ook van de armen wordt verwacht dat ze met de nodige individuele prikkels zichzelf uit die armoedesituatie kunnen werken. Tegenwoordig gaat dus alle aandacht naar het individu. Als we in het verleden de omstandigheden benadrukten als oorzaak van onze problemen, worden we nu zelf verantwoordelijk voor wat ons overkomt, het ideaal van de maakbare samenleving werd ingeruild voor dat van het maakbare individu.

WIJZIGENDE LEEF- EN GEZINSVORMEN De stabiliteit van partnerrelaties en van gezinnen is sinds de jaren 70 in ons land sterk afgenomen. Om die evolutie te duiden, wordt het begrip ‘gezinstransitie’ gehanteerd. Dat wijst op de overgang tussen verschillende gezinsvormen op diverse momenten in de levensloop van kinderen, jongeren, jongvolwassenen, bejaarden en hoogbejaarden. Huwelijken en relaties van samenwonen zijn vaak niet meer voor het leven. Partners gaan na een korte of langere tijd uit elkaar en gaan soms nieuws partnerrelaties aan.

Bij de twee op de drie echtscheidingen zijn kinderen betrokken en ongeveer een kwart van de kinderen heeft een ouderlijke (echt)scheiding meegemaakt. De volwassenen en kinderen zijn daarbij rechtstreeks betrokken, maar ook grootouders, de kleinkinderen, andere familieleden en vrienden worden daarmee geconfronteerd. Een (echt)scheiding beïnvloedt niet enkel individuen en gezinnen, maar ook buurten en wijken, scholen en bedrijven, godsdiensten en waardesystemen. Met andere woorden de cohesie in een wijk wordt mee bepaald door de band tussen twee volwassenen en hun kinderen en is een belangrijk gegeven voor de versterking van de cohesie in een samenleving.

Een scheiding door overlijden of een nieuwe leefvorm zorgt voor een tijdelijke of meer langdurige psychische belasting voor volwassenen, moeders en vaders, maar ook voor kinderen. Een grootschalige studie van de faculteit sociologie aan de KU Leuven toont aan dat kinderen van gescheiden ouders gemiddeld meer moeilijkheden ervaren in hun levensloop dan kinderen uit een klassiek gezin. Men heeft het dan over minder goede schoolprestaties, meer angst- en depressiegevoelens, meer kans om in contact te komen met verslavende middelen.

VERMAATSCHAPPELIJKING Vanuit verschillende hoeken wordt (terecht) gepleit voor een vermaatschappelijking van de zorg. De vermaatschappelijking van de zorg beoogt de integratie van de zorg in de samenleving en gaat bij voorkeur samen met een grotere autonomie van de zorgvrager. De vermaatschappelijking van de zorg plaatst de zorg in de context van de betrokkene, in de versterking van het netwerk, de versterking van de zelfredzaamheid om met anderen samen te leven.

Het concept van de vermaatschappelijking sluit aan bij de toenemende vraag van burgers om het eigen leven zoveel mogelijk naar eigen inzicht in te richten, ook én vooral als men afhankelijk is van de zorg van anderen. Ten gronde gaat het bij vermaatschappelijking van de zorg over een herverdeling van de rollen, zorgtaken en verantwoordelijkheden op het vlak van zorg voor mensen, aldus Bernadette Vanden Heuvel. De burger wordt verondersteld meer zorgverantwoordelijkheden op te nemen voor zichzelf en voor anderen. In de eerste plaats

7 moet hij voor zichzelf zorgen en bij problemen een beroep doen op zijn familie, buurt en pas als dit alles onvoldoende blijkt, aanvullend op professionele hulp.

De vermaatschappelijking veronderstelt op zijn minst het herdenken van het huidige economische systeem en de daarmee samenhangende arbeidsorganisatie. Mensen die bereid zijn om zorgtaken op te nemen, moeten die ook effectief kunnen opnemen en daarvoor maatschappelijk erkend en gewaardeerd worden. Zo niet, zal dit leiden tot een ingrijpende verschraling van het leven en de zorg van de zorgafhankelijke, kwetsbare mensen. Vertrouwen op zelforganisatie vergroot bovendien de ongelijkheid tussen groepen met, en groepen zonder zelf-organiserend vermogen.

SOCIALE BESCHERMING MINDER COLLECTIEF EN MEER RESTRICTIEF Een job verschaft mensen een inkomen. Werk is dus een belangrijke hefboom om mensen te laten participeren aan en te integreren in de samenleving. Vandaar dat de overheid veel belang hecht aan de activering van werkzoekenden tot de arbeidsmarkt. Het gaat daarbij om een evenwicht tussen financiële prikkels aan de ene kant en begeleiding en opvolging aan de andere kant. Vanaf de jaren ’80 komt de sociale bescherming onder druk te staan en verandert ook de visie hierop. Niet de sociale bescherming, maar de economische kost van uitkeringen wordt benadrukt. Bij de toekenning van het leefloon gelden er strengere voorwaarden in het kader van de activering. Eveneens bij de toegang en de toekenning van vervangingsuitkeringen, en vooral bij werkloosheidsuitkeringen worden de uitkeringsvoorwaarden beperkt en wordt de toegang bemoeilijkt. Die strengere voorwaarden verzwakken het principe van solidaire verzekering.

DIGITALISERING VAN DE SAMENLEVING Het internet en de mobiele communicatietechnologieën veranderen niet alleen het economische leven met de opkomst van e-commerce, de ultrasnelle financiële transacties en de constructie van globale netwerken van kennis, handel en macht, maar ook het alledaagse leven van iedereen. Dat die ingrijpende processen van verandering zich afspelen in ons dagelijks leven merken we niet of onvoldoende omdat we er zelf midden in zitten. Zo is de kennis niet langer alleen gebonden aan een bibliotheek, universiteit of een andere concentratieplaats van kennis, maar via smartphones worden grote hoeveelheden kennis nu beschikbaar op elke plek waar men verbinding heeft. Het betekent dat de informele leeromgeving en het informele leren via de sociale media, online games, blog- en chatkanalen almaar belangrijker worden. Naast het ‘echte’ ontmoeten en het elkaar fysiek ontmoeten en aanraken ontstaan er heel andere sociale relaties. We leven nu even intens in virtuele netwerken als in de vroegere, oude vertrouwde sociale gemeenschappen.

De nieuwe informatie en communicatietechnologie (ICT) geldt tegenwoordig als een standaard wanneer we ons informeren, communiceren, sociale contacten leggen, werken, administratieve handelingen verrichten en ons ontspannen. Ze bieden ontegensprekelijke voordelen voor hen die ze beheersen, maar ze veroorzaken nieuwe vormen van kwetsbaarheid en uitsluiting. Een nieuwe tweedeling dreigt tussen wie op de elektronische snelweg zit en anderen die zich moeten beperken tot secundaire wegen.

VERSTEDELIJKING EN DUALE STEDEN Alhoewel de meeste inwoners van België het anders aanvoelen, woont driekwart van de Belgen in een stedelijke context. Men kan Vlaanderen vandaag niet langer bekijken als een verzameling van stedelijke kernen met daarrond wat rurale gebieden. Feitelijk lijkt Vlaanderen almaar meer op een grootstedelijk gebied in een proces van een toenemende verstedelijking.

Steden worden in de globalisering van de economie en de wereld almaar belangrijker, aldus professor Corijn. Ze maken deel uit van de nieuwe economische wereldorde, die steunt op een herschikking van de arbeidsmarkt. In die arbeidsdeling verschuift de productieve manuele arbeid geleidelijk naar lageloonlanden. De industriële werkgelegenheid daalt ten voordele van de tertiaire diensten en almaar meer de quartaire zorgsector. Die sectoren vormen de kern van de nieuwe informatie-, kennis- en dienstenmaatschappij. De mondialisering speelt zich vooral af in de steden en in de grootstedelijke gebieden.

8 Als steden een plaats willen krijgen in een nieuwe zeer competitieve wereldorde, dan moeten ze hun economie heroriënteren. Dergelijke ontwikkelingen leiden evenwel ook tot uitsluiting van bevolkingsgroepen, scheppen een onderklasse en een grijze en informele economie. De bestaande economie richt zich vooral tot hoger opgeleiden. Er is met andere woorden een grote vraag naar en behoefte aan een stedelijke economie voor het andere deel van de stad, waaronder een continue instroom van nieuwkomers.

VERKLEURING EN SUPER-DIVERSITEIT Volgens de Studiedienst van Vlaamse regering is de verkleuring van de samenleving een dagelijkse realiteit geworden in Vlaanderen en in de centrumsteden. In de afgelopen 20 jaar nam niet alleen in elke stad het aantal mensen van vreemde origine toe, maar ook de samenstelling van die bevolkingsgroep van vreemde afkomst veranderde. Overal neemt het aantal personen van niet-Westerse herkomst veel sterker toe dan het aantal personen van westerse oorsprong. Daarbij is er een aanzienlijke variatie tussen de steden in de graad en het type van verkleuring. Bovendien is de verkleuring niet even groot in alle leeftijdssegmenten van de bevolking en verschilt ook enigszins tussen mannen en vrouwen. De leeftijdsgroepen verschillen niet alleen in de graad van de verkleuring maar eveneens in het type van verkleuring. Dit komt tot uiting in de verhouding van mensen met een westerse afkomst tot de personen van niet-westerse origine. Daaruit blijkt dat jongeren van vreemde herkomst vaker dan ouderen, van vreemde origine afkomstig zijn uit een niet-westers land. Ook op dit vlak zijn er verschillen tussen steden.

De demografische en sociologische samenstelling van de bevolking is in alle grote stedelijke gebieden bijzonder complex geworden. Migranten zijn niet per definitie mensen die ergens blijven, maar zijn per definitie mobiel. Ze leven in netwerken eerder dan in traditioneel gedefinieerde gemeenschappen en maken daarbij gebruik van het internet en de mobiele communicatietechnologie.

Superdiversiteit valt als fenomeen moeilijk te ontkennen. Dirk Geldof wijst erop dat de overgrote meerderheid van mensen die aankloppen bij de OCMW’s in Brussel of Antwerpen zijn van een andere etnische achtergrond. Maar ook in de centrumsteden als Leuven, Mechelen, Oostende, Lokeren, Sint-Niklaas of Genk steeg de etnisch-culturele diversiteit van mensen met financiële problemen sterk.

Er is doorheen super-diversiteit een gigantisch kennisdeficit ontstaan in alle mogelijke geledingen van de samenleving, zoals in het onderwijs, jeugdbeleid, zorg en opvang. Het idee dat ieder mens lid is van één cultuur, één taal spreekt en tot één gemeenschap behoort, is achterhaald.

VERGRIJZING Wat de leeftijd betreft, staat België op wereldniveau geboekstaafd als het 10de oudste land. In 2010 maakten de 60-plussers 22,99 procent uit van de totale Belgische bevolking. Vlaanderen heeft de hoogste vergrijzingsgraad en is daarmee de oudste regio van het land. De vergrijzingsgraad zal zich de komende jaren in Vlaanderen nog doorzetten en stelt ernstige uitdagingen voor het beleid.

Huisvesting is daarbij de eerste zorg. Uit de ouderenbehoeftenonderzoeken blijkt immers dat ongeveer 40 procent van de woningen ernstig onaangepast is op het moment dat ouderen zorgbehoeftig zijn. De 80- plussers hebben het minst in de woning verbouwd en daardoor ontbreekt basiscomfort, zoals centrale verwarming en badkamer met WC. Maar ook de woonomgeving is belangrijk. Een toekomstgericht ouderenbeleid moet prioriteit geven aan de herinrichting en de toegankelijkheid van de publieke ruimte, zodat mensen gebruik kunnen maken van de voetpaden, kruispunten veilig kunnen oversteken en zich zonder hindernissen naar de buurtwinkel, het postkantoor, de bank of naar de markt kunnen begeven. Naast de aantrekkelijke woonomgeving zijn ook de sociale contacten en de sociale verbinding tussen mensen van kapitaal belang. Voor de buurtverbondenheid is de inzet van vrijwilligers essentieel.

9 2. POLITIEKE TRENDS EN BESTUURLIJKE CONTEXT

LEGITIMITEIT STAAT ONDER DRUK De democratie lijdt aan een vermoeidheidssyndroom en de antipolitiek triomfeert, aldus professor Deschouwer. Politieke partijen worstelen met een tanende legitimiteit. De link tussen de samenleving en de partijen loopt mank: de deelname aan de verkiezingen neemt langzaam af en als de kiezers toch opdagen is hun kiesgedrag almaar minder voorspelbaar. Als partijen moeite hebben om hun kiezers ervan te overtuigen van hun verwezenlijkingen, betekent dit dat ze niet in staat zijn om ‘responsief’ te zijn en om in hun beleid rekening te houden met de wensen van de bevolking.

Daarbij komt nog dat nationale staten op verschillende vlakken uitvoerders zijn van beslissingen genomen door een hoger beleidsniveau. Zo hebben nationale staten en deelstaten veel van economische en financiële instrumenten naar het Europese niveau gebracht. Tegenover die centralisering op Europees niveau staat de tendens tot decentralisering naar de lokale besturen. De Vlaamse overheid maakt de kaders voor de organisatie en de werking van de lokale besturen en laat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering over aan de lokale besturen. Maar een vaak te eenvormige en te dwingende aansturing door de Vlaamse overheid fnuikt de lokale dynamiek binnen de lokale besturen en ontmoedigt de participatie van burgers.

Luc Huyse brengt het massaal afhaken van de kiezers in verband met de gevolgen van de bankencrisis. Hij heeft het over de ‘stille machtsovername’ van de politiek door markten en banken, die al lang voor 2008 aan de gang was. De financiële crisis, veroorzaakt door de banken, werd afgewenteld op de belastingbetaler. De burger heeft geen vertrouwen meer dat de overheid die crisis het hoofd kan bieden en heeft daarbij het geloof in de politiek verloren.

NIEUW PUBLIEK MANAGEMENT Professor De Rynck schetst een fundamentele verschuiving in de verhoudingen tussen de overheid, het non- profit middenveld, de private persoonlijke sfeer en de profitsector. Vanaf de jaren ’90 staat de overheid onder druk van wat met een verzamelterm het Nieuw Publiek Management (NPM) kan worden genoemd. Alles staat in het teken van efficiëntie en van structureel ingrijpende besparingen. Aan de basis ligt de opvatting dat de omvang, de invloed en regelgeving van de publieke sector in het maatschappelijke leven sterk moet verminderen ten voordele van de marktsturing en van een grotere individuele autonomie voor burgers, die hun eigen keuzes moeten kunnen maken binnen hun eigen levenstraject. We moeten dus rekening houden met grotere privatisering in de vorm van meer eigen verantwoordelijkheid voor de vraagsturing bij cliënten en voor een sterkere commercialisering van grote delen van de zorg.

3. RUIMTE VOOR PARTICIPATIE

BREEDBEELD OP PARTICIPATIE Inzake participatie constateert Filip De Rynck dat de ruimte voor lokale democratie in Vlaanderen/België na de staatshervorming nog is ingeperkt: centrale overheden sturen hun diensten sterk aan, bovendien zijn ze zelf vaak actief in de stad, zoals bij station-projecten, gewestwegen en infrastructuurwerken. De bestuurlijke context (en complexiteit) is niet gunstig voor het scheppen van een klimaat voor en van burgerinitiatief noch voor participatieve praktijken. Bovendien hebben steeds meer burgers geen deel aan basisvoorzieningen voor een menswaardig leven, wat ruim de actiemogelijkheden van de stadsbesturen overstijgt. Als gevolg van liberalisering en privatisering krijgt een grote groep mensen geen toegang meer tot basisvoorzieningen, een grote groep mensen zonder wettig verblijf is bovendien onzichtbaar en voor de overheid onbestaande, laat staan dat ze kunnen participeren aan die lokale samenleving.

Voorts kan er een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende soorten praktijken: Gemeentebesturen reageren veel alerter op spontane signalen vanuit de burgers. Zo is de dienstverlening op buurtniveau veel klantgerichter en participatief tot stand gekomen In steden en gemeenten zijn vaak vernieuwende participatieve praktijken te vinden op een kleinschalig niveau en vooral in dienstverlening met publiekswerking.

10 Dit ligt anders bij projecten binnen grote fysieke ingrepen met een grootschalig karakter en die betrekking hebben op meerdere domeinen: ruimtelijke ordening (structuurplan), milieubeleidsplan, mobiliteitsplan. Het gaat om de koppeling van plannen waarvan de keuzes op een ander moment en op een ander niveau zijn tot stand gekomen. Zodra het om ruimtelijke ordening en complexe dossiers met belangentegenstellingen gaat, worden politici over het algemeen zeer kritisch over het model van actief burgerschap en reageren afwijzend en zelfs allergisch op actiecomités.

Wat de rol van de adviesraden betreft, voorziet de Vlaamse overheid de inspraak door middel van een adviesraad voor de volgende vijf sectoren: ontwikkelingssamenwerking, jeugd, sport, cultuur en flankerend onderwijsbeleid. Voor andere domeinen valt bij de lokale besturen de druk weg om de lokale adviesraden op te richten of te behouden. In de praktijk zijn veel adviesraden dikwijls erg gesloten en te weinig beleidsgericht: ze beperken zich vaak tot het organiseren van een aantal activiteiten, maar participeren nauwelijks aan het beleid. De Verenigde Verenigingen stellen dat de raden een verplicht open karakter zouden moeten hebben waarbij zowel mensen uit verenigingen, deskundigen als individuen kunnen aansluiten.

MAATSCHAPPELIJKE MIDDENVELD IN TRANSITIE Met de ontzuiling verloren traditionele middenveldorganisaties terrein. Tegelijk verbrokkelde ook de samenhang binnen elke zuil. De organisaties stellen zich nu ook autonomer op ten opzichte van de (bevriende) politieke partijen. Opvallend is dat jongeren zich niet willen binden, en dus veel minder gemakkelijk lid worden van traditionele organisaties, zoals vakbonden en andere middenveldorganisaties. Het gevolg is dat klassieke verenigingen eroderen en kampen met vergrijzing. Tegelijk duiken nieuwe spelers op in het middenveld tussen het individu en de staat. Die nieuwe organisaties bouwen nieuwe netwerken van organisaties op.

Wat de rol van de civiele samenleving betreft, constateren de Verenigde Verenigingen dat bij de overheid een nuttigheidsdenken primeert. In het debat over de decentralisatie zijn de besparingen en de terugtredende overheid belangrijke factoren. Ook hier dreigt een louter instrumentele benadering van het middenveld. Volgens de Verenigde Verenigingen moeten de middenveldorganisaties daarom hun krachten bundelen, zeker op Vlaams niveau. Zo slaagde de campagne Ieders Stem Telt erin om transversaal werken rond armoede, huisvesting, gezondheid en milieu.

4. ECONOMISCHE RUIMTE

ECONOMISCHE TRENDS De welvaartsstaat in de Europese Unie leverde de voorbije decennia een opmerkelijke prestatie inzake het terugdringen van de armoedecijfers, het verhogen van het inkomen en het laag houden van inkomensverschillen, zeker in vergelijking met de VS, aldus Jonathan Holslag.

Toenemende dualisering en polarisering Maar in het afgelopen decennium haalde de welvaartsstaat niet zijn doelen want de armen in Europa kregen het moeilijker, de middenklasse stagneerde en de rijken werden rijker. Naarmate de inkomenskloof vergroot, worden de armste groepen veel harder getroffen door de stijgende energieprijzen dan de rijkere segmenten van de samenleving. Inzake technologische ontwikkelingen stevenen we af op een toenemende polarisering van de arbeidsmarkt. Vooral jobs uit de middenklasse verdwijnen, met name in de bouw en de industrie waar werknemers in toenemende mate worden vervangen door machines en robots. Wat overblijft zijn aan de ene kant de jobs voor hoger geschoolden (zoals bio-ingenieurs en maatschappelijk werkers) en aan de andere kant de laagst betaalde jobs, zoals poetshulp, kinderopvang en horeca. In die sectoren is er geen mogelijkheid om te automatiseren of te robotiseren. Verder is er de arbeidsmigratie in de sectoren van transport en de bouw, waar werknemers werken tegen goedkopere arbeidsvoorwaarden en wat vaak leidt tot sociale dumping.

Privatisering en deregulering Zie hoger Nieuw Publiek Management.

11 Economisch conservatisme en kaasschaafpolitici In maart 2011 ondertekenden alle lidstaten op vier na het Euro Pact Plus waarin ze hun intenties verklaarden om de loonkosten aan te passen, de arbeidsparticipatie te verhogen, vervroegde pensionering in te perken en fiscaal beleid te coördineren. In december 2011 werd met het sixpack, het oorspronkelijke stabiliteits- en groeipact bevestigd en bovendien uitgebreid met strenge procedures en sancties. Volgens Holslag is Europa verenigd in economisch conservatisme, terwijl dit Europa op de lange termijn juist zou kunnen verdelen en verzwakken. Bij gebrek aan een strategie om de Europese samenlevingen naar een hoger niveau te tillen en vanuit de welvaartsstaat een ontwikkeling naar iets beters en duurzamer te bewerkstelligen, verlagen de kleine bezuinigingen de levensstandaard. Dit heeft echter niet als resultaat dat de samenlevingen minder afhankelijk worden van financiële schulden noch dat zij zich meer concurrentieel kunnen positioneren in de wereldeconomie.

Grenzen aan economische groei Meer economische groei heeft positieve effecten op de tewerkstelling, de koopkracht, de begroting, het aanbod van publieke goederen en diensten en is dus ook goed voor sociale bescherming. Als de schuldgraad in België onder de vorige regering is gedaald, is het niet omdat de schuld effectief kleiner is geworden maar wel omdat er meer economische groei was en dat de schuld ten aanzien van het Bruto Binnenlands Product (BBP) in verhouding kleiner is geworden.

Hierbij rijst wel de vraag welke economische groei we vooropstellen. De toename van de consumptie van goederen en diensten is een indicator van economische groei, maar die zegt evenwel niets over het duurzame noch over het ethische aspect van de aangekochte en geproduceerde goederen. Verder wijst Wim Van Opstal op de gevolgen van de klimaatverandering. Wereldwijd bedraagt de kostprijs van de klimaatverandering 1,5 procent van ons BNP per jaar, aldus de OESO. Voor de landen in Zuid- en Zuidoost- Azië loopt dit op tot 4,5 tot 5 procent want vooral zij zullen af te rekenen krijgen met de gevolgen van de klimaatverandering, zoals daar zijn: misoogsten, stormen, tornado’s en overstromingen. Wat de ecologische fiscaliteit betreft, moet men volgens Wim Van Opstal alert zijn voor de sociale consequenties. Mensen met een voldoende hoog inkomen kunnen zich makkelijk aanpassen aan de nieuwe ecologische eisen betreffende hun wagen en woning in tegenstelling tot de meer kwetsbare groepen.

Een ander belangrijke factor van economische groei zijn de natuurlijke rijkdommen. Met uitzondering van steenkool zijn er in België amper natuurlijke rijkdommen. We dienen de grondstoffen te importeren, die we vervolgens als halffabricaten exporteren. De vraag is tegen welke sociale en ecologische voorwaarden we die grondstoffen (uit conflictgebieden) importeren. De vraag naar landbouwproducten neemt een hoge vlucht door de groei van de wereldbevolking. Anders dan in de mijnbouw schept dit voor Europa veel minder rechtstreekse uitdagingen en bovendien meer kansen. Het komt er voor de Europese landen vooral op aan om de toenemende vraag te beantwoorden en tegelijk te zoeken naar een nieuw landbouwmodel dat een beter evenwicht vindt tussen winst, duurzaamheid en sociale stabiliteit.

HERONTDEKKING VAN HET COLLECTIEVE Waar het brede maatschappelijke middenveld zich lange tijd heeft verenigd in actie- en drukkingsgroepen om invloed uit te oefenen op de overheid, zien we nu overal nieuwe samenwerkingsverbanden ontstaan tussen mensen en groepen die veel meer zelf hun lot in handen proberen te nemen. Na ongeveer twee eeuwen van individualistisch gedachtengoed, lijken burgers zich meer bewust te worden van de oplossingen die zij voor zichzelf en voor elkaar kunnen creëren.

Het is volgens Dirk Barrez tijd om te (her)ontdekken hoe voordelig het is voor samenlevingen en sociale bewegingen als ze zelf beschikken over een economische poot. Het is noodzakelijk oog te krijgen voor de kracht van het coöperatief ondernemen dat niet alleen financiële winst centraal stelt, maar die winst benut om doelstellingen zoals zinvol werk, de creatie van welvaart, ecologische duurzaamheid, welzijn en solidariteit te verwezenlijken. Het zijn net de sociale bewegingen met een eigen economisch project die het meest succesvol zijn in het forceren van de noodzakelijke maatschappelijke veranderingen.

12 SOCIAAL EN COÖPERATIEF ONDERNEMEN ALS NIEUWE HEFBOMEN Het middenveld waaronder ook de sector Samenlevingsopbouw kan, aldus Wim Van Opstal, zelf een actieve rol opnemen in de economische ruimte. Dit vanuit de volgende drie overwegingen: 1) Vacuümhypothese: uitgaand van een leemte in de markt zelf een initiatief om bij voorbeeld een Repair café te openen of met Community Land Trust (CLT) te starten. 2) Invloedhypothese: zelf initiatief nemen om te wegen op het beleid. 3) Lokaal-globaal hypothese: vanuit bepaalde verankering zelf weer vat en controle krijgen op de productie en werkgelegenheid, als bij voorbeeld een Carrefourwinkel dichtgaat, zelf starten met een (coöperatieve) winkel. Een belangrijke kwestie voor de Samenlevingsopbouw is de toekomstige rol van coöperatief en sociaal ondernemen voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Het opbouwwerk ligt mee aan de basis van verschillende buurtdiensten, de voorloper van de lokale diensteneconomie. In de definitie van sociale economieprojecten (van ongeveer 15 jaar geleden) wordt expliciet melding gemaakt van coöperatieve waarden: belang van arbeid boven kapitaal, democratische besluitvorming en transparantie. Basiswaarden die nog altijd zeer relevant zijn voor Samenlevingsopbouw.

13 STERKTES ZWAKTES 18. Basiswerking is een troef om een duurzame, solidariserende relatie met de doelgroep uit te bouwen 22. De sector Samenlevingsopbouw kan zijn meerwaarde onvoldoende benoemen doordat het zich en de vinger aan de maatschappelijke pols te houden. onvoldoende kan onderscheiden van andere sectoren die ook projectmatig werken rond participatie en 25.De sector Samenlevingsopbouw slaagt erin mensen te bereiken die anderen niet bereiken en achterstelling. groepen samen te brengen van mensen die elkaar spontaan niet vinden. 27. Het ontbreekt de sector Samenlevingsopbouw aan (politieke en maatschappelijke) achterban, 10. De wens tot krachtenbundeling / samenwerking en ook de mogelijkheden hiertoe zijn aanwezig in waardoor er weinig draagvlak is voor ons werk en we slechts beperkt maatschappelijke relevant zijn. de sector, op lokaal en bovenlokaal niveau (binnen instituten en tussen instituten). 8. De sector Samenlevingsopbouw zet te veel in op het methodische waardoor de inhoudelijke 2. Decretale subsidie van de Vlaamse overheid zorgt voor autonome positie t.a.v. lokale besturen en uitgangspunten te veel naar de achtergrond verdwijnen (te veel 'hoe' en te weinig 'wat' en 'waarom'). versterkt zo onderhandelingspositie. 25. We nemen als sector te weinig politieke standpunten en spelen te weinig kort op de bal. 5. De sector heeft grote expertise en deskundigheid in de omgang met de doelgroep. 23. Het politiek bewustzijn in de sector groeit, er is meer politiek werk. Onderstaande zwaktes scoorden hoog in de categorieën A en B, maar kregen ook een significant aantal C’s achter zich. Beide zwaktes houden mogelijk een spanningsveld in dat we moeten uitklaren. We vinden het dan ook opportuun om ze hier in beeld te brengen. 15. De sector Samenlevingsopbouw mist een gezamenlijke strategische planning waardoor er te veel lokale projecten en te weinig (Vlaamse) bovenbouw is. 9. De sector is al te zeer geïnstitutionaliseerd en geprofessionaliseerd zodat veel noodzakelijke ruimte voor innovatief werken en pionierschap verdwijnt. De sector profileert zich niet voldoende als sociaal laboratorium

KANSEN BEDREIGINGEN 8. Overheden (zeker ook gemeentes) moeten nieuwe vormen vinden voor omgaan met achterstelling 5. Groeiende dominantie van het neoliberale model met als gevolg een ‘marktdenken’ en een en uitsluiting, ze staan immers voor complexe uitdagingen. Sector Samenlevingsopbouw kan hierin toenemend primaat van de economie op alle niveaus en in alle geldingen, van alle domeinen, vaak ten partner zijn, innovatieve input leveren. nadele van mensen en sociale investeringen en dienstverlening. 16. De druk die vanuit de politiek en de economie uitgeoefend wordt op het middenveld, kan leiden tot 3. Door de economische crisis en/of de verrechtsing van het beleid investeren overheden minder in meer onderlinge solidariteit, meer stellingname en actie en daardoor een grotere slagkracht. sociaal beleid (besparingen) en ze doen dit minder structureel (verschuiving van structurele naar 18. Andere middenveldorganisaties zijn bereid tot samenwerking en sluiten van inhoudelijke allianties projectfinanciering) waardoor de slagkracht van de sector onder druk komt te staan. met sector Samenlevingsopbouw. Dergelijke samenwerking kan onze slagkracht vergroten en ons 20. Overheid ziet middenveld als uitvoerders van het beleid waardoor de kritische functie van de sector organisatorisch versterken. dreigt uitgehold te worden. 31. Universiteiten en hogescholen staan open voor samenwerking. Onderzoek kan het verhaal van 9. Overheid is niet langer (eenduidig) overtuigd van het nut van een gesubsidieerd, kritisch middenveld. Samenlevingsopbouw versterken. 11. Overheid benadrukt activeringsverhaal van rechten en plichten waardoor mensen dreigen hun 1. Vlaamse overheid biedt een democratisch draagvlak voor de sector door de sector structureel te onvoorwaardelijke rechten te verliezen. erkennen en te subsidiëren.

14 DEEL 3: ARMOEDE EN SOCIALE UITSLUITING IN VLAAMS- BRABANT

Een steeds belangrijker kenmerk van Vlaams-Brabant is dat er geen scherpe grens bestaat tussen (groot)stad en platteland. In één en dezelfde gemeente treft men zowel een verstedelijkte kern aan sterk onder druk van een uitdijende grootstad als zeer landelijke deelgemeenten (vb. Sint-Pieters-Leeuw). De armoedeproblematiek is door het wijzigende discours niet langer een exclusief grootstedelijk probleem. Ook in de klein-stedelijke gebieden als Vilvoorde, Halle, Tienen, Landen neemt de armoede toe.

1. ARMOEDE-INDICATOREN

De hoge inkomens in de rand rond de steden en de lage inkomens in de stadscentra (Brussel, Leuven, Halle, Vilvoorde, maar ook Diest, Tienen en Aarschot), zijn het resultaat van suburbanisatie. In 2008 zijn de laagste inkomens te vinden in de steden, en zijn de hoogste inkomens te vinden in de ruime rand rond die steden. Alleen in de plattelandsgemeenten in het uiterste oosten van de provincie blijft het inkomen nog erg laag. Vlaams-Brabant kent gemiddeld het hoogste inkomen van alle provincies. Meer dan de helft van de 20 rijkste gemeenten van het land bevinden zich in Vlaams-Brabant: Keerbergen, Oud-Heverlee, Wezembeek-Oppem, Kraainem, Sint-Genesius-Rode, Tervuren, Overijse, Lubbeek, Bierbeek, Herent en Meise. Tegelijkertijd is de inkomensongelijkheid in Vlaams-Brabant, en vooral in Halle-Vilvoorde, heel wat groter dan in Vlaanderen als geheel.

Werk is een sterke buffer tegen armoede, hoewel ook werkenden onder de armoededrempel kunnen vallen. De werkloosheidsgraad schommelt erg van gemeente tot gemeente en is vooral hoog rond Brussel - zij het in mindere mate ten zuidoosten van de stad -, in Leuven en in het , vooral in de steden (Tienen, Aarschot, Diest, Landen, Zoutleeuw). Laaggeschoolden zijn sterk vertegenwoordigd in het Hageland, het Pajottenland en de Zennevallei. Personen van niet-Belgische origine vinden we vooral in de ruime rand rond Brussel, in Leuven en in mindere mate in Diest en Tienen. De werkloosheid onder personen van niet-Belgische origine is vooral hoog in de ruime rand rond Brussel.

Het aandeel leefloners en equivalent leefloners jonger dan 65 jaar is hoog rond Brussel, vooral ten noordoosten en noordwesten van de stad, in Leuven, Tienen, en in mindere mate in Halle, Landen en .

Het aandeel ouderen dat recht heeft op een inkomensgarantie voor ouderen is vooral hoog in het Hageland, in Leuven, in een aantal gemeenten rond Brussel (Asse, Drogenbos, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde) en in een aantal gemeenten in het westen van de provincie (Londerzeel, Opwijk, ).

Een laatste indicator waar we bij stilstaan is het OMNIO-statuut. Bij personen van 0 tot 64 jaar gaat het in Vlaams-Brabant om 5,4% van de bevolking. De waarden zijn vooral hoog in stedelijke gebieden. De hoogste waarden vinden we in Drogenbos, Vilvoorde, Machelen, Leuven, Tienen en Diest. Het gebied ten westen en zuidwesten van Brussel (Wemmel, Asse, Liedekerke, Sint-Pieters-Leeuw, Halle) en het oostelijk Hageland (Aarschot, Scherpenheuvel-Zichem, Geetbets, Zoutleeuw en Landen) vertonen wel algemeen wat hogere waarden. De waarden bij de 65-plussers zijn veel hoger (25,2% van het totaal van de 65- plussers in Vlaams- Brabant) en vooral het platteland vertoont hoge waarden. Dit geldt zowel voor het Hageland als voor het Pajottenland.

2. VERHOOGD RISICO OP ARMOEDE

In Leuven, Tienen en Vilvoorde, de gemeenten met het grootste aandeel geboorten in kansarme gezinnen bevinden gezinnen zich vooral in een meer kwetsbare situatie door hun lage inkomen, hun arbeidssituatie en hun opleidingsniveau. In Zaventem, ook een gemeente met een eerder hoog aandeel van geboorten in

15 kansarme gezinnen, zijn er minder gezinnen met een laag opleidingsniveau, maar de huisvestingssituatie zorgt er wel vaker voor een verhoogd risico op kwetsbaarheid.

Het armoederisico van kinderen hangt sterk samen met de gezinsvorm. Vooral kinderen die leven in een eenoudergezin hebben een verhoogd risico op armoede. Terwijl slechts 6,7% van de kinderen in een gezin met 2 volwassen en 2 kinderen onder de armoededrempel leven, is dat voor kinderen in eenoudergezinnen 42,3%. Het aandeel kinderen (personen jonger dan 18 jaar) dat opgroeit in een eenoudergezin is vooral hoog rond Brussel. Ook in Leuven, Diest, Aarschot, het zuidelijk Hageland (Hoegaarden, Tienen, Landen) en ten westen van Brussel, tot in Liedekerke, vinden we nog hoge waarden.

Het aandeel ouderen in de bevolking is vooral hoog in het Hageland en in enkele residentiële gemeenten in en rond Brussel. In het Pajottenland zijn er ook vaak bovengemiddelde waarden. De oudere leeftijdsstructuur in deze gebieden heeft niet alleen te maken met ruimtelijke verschillen in natuurlijke aangroei, maar ook en vooral met migratiepatronen. Het aantal ouderen met een pensioenbedrag lager dan 1.500 euro is vooral hoog op het platteland. Opvallend is het Hageland, maar ook het Pajottenland, Huldenberg en Hoeilaart. Het omgekeerde zien we in stedelijk gebied. Lage waarden vinden we in het Leuvense, Tienen, Landen en Diest, en in heel wat gemeenten rond Brussel.

De bevolking van niet-Belgische origine is sterk vertegenwoordigd rond Brussel, vooral ten noordoosten van de stad, in Leuven en in Diest. De gemeenten ten zuidoosten van Brussel herbergen relatief veel personen afkomstig van rijke OESO-landen (VS, Canada, Australië, Japan,...). In de andere gemeenten rond Brussel, en vooral ten noordoosten van de stad, is de Maghrebijnse herkomst belangrijk. In Diest gaat het vooral om mensen van Turkse origine. In de meeste andere gemeenten zijn andere herkomstlanden belangrijker. Ten westen van Brussel zijn Afrikaanse herkomstlanden sterk vertegenwoordigd. Ten oosten van Brussel, en heel opvallend in Leuven, is de Aziatische herkomst belangrijk.

Voor de algemene gezondheidstoestand zijn we aangewezen op de gegevens van de sociaaleconomische enquête van 2001, waarbij de gehele bevolking werd bevraagd. 21,7% van de bevolking in Vlaams-Brabant vindt zijn of haar algemene gezondheidstoestand niet goed. Van 4,9% van de bevolking is de gezondheidstoestand slecht of zeer slecht. De gezondheidstoestand is duidelijk minder goed in het gehele Hageland, in de Zennevallei en in mindere mate in het Pajottenland. Ze is heel goed in de residentiële gemeenten ten zuidoosten en in mindere mate ten noordwesten van Brussel.

Een specifiek probleem waarmee armen in Vlaams-Brabant kampen zijn de hoge woning- en huurprijzen.. Bovendien is het aanbod aan sociale huurwoningen lager dan elders in Vlaanderen. De sterk stijgende prijzen hiervan zijn problematisch voor heel wat gezinnen energie en water met een laag inkomen. Op Waals-Brabant na is Vlaams-Brabant de duurste Belgische provincie om te wonen, wanneer we ons baseren op de verkoopprijzen van gewone woonhuizen. Vooral de prijzen in het arrondissement Halle-Vilvoorde zijn erg hoog. Ook de huurprijzen zijn erg hoog in Vlaams-Brabant. De meest recente cijfers over de huurprijzen (2001) geven aan dat alleen Waals-Brabant nog duurder is. Ook bij de huurprijzen zijn de cijfers het hoogst in het arrondissement Halle-Vilvoorde. Het aantal sociale woningen in Vlaams-Brabant is erg beperkt: geen enkele Vlaamse provincie kent een lager aandeel sociale huurwoningen dan Vlaams-Brabant. Vlaams-Brabant heeft slechts 3,5% sociale huurwoningen, terwijl het in Vlaanderen om 5,5% van de woningen gaat (wat ook weer lager is dan de waarden in Wallonië of Brussel47). Deze ondervertegenwoordiging geldt zowel voor het arrondissement Leuven (3,4%) als voor het arrondissement Halle-Vilvoorde (3,7%). Het aandeel sociale huurwoningen ligt wel gevoelig hoger in een aantal steden (Vilvoorde, Leuven, Landen, Halle, Diest).

In Vlaams-Brabant waren er begin 2010 4.502 geplaatste actieve budgetmeters voor elektriciteit. Het aandeel actieve budgetmeters is vooral hoog in de Zennevallei van Halle tot Vilvoorde, in de noordwestelijke rand van Brussel, in Liedekerke en in Tienen. De Vlaams-Brabantse Lokale Adviescommissies (LAC's) behandelden in 2010 3.602 dossiers. Er werden 214 huishoudelijke afnemers afgesloten (exclusief afsluitingen ingevolge verhuis) na een advies van het LAC, voornamelijk omwille van weigering of niet-naleving van een afbetalingsplan. In Vlaams-Brabant waren er begin 2010 587 geplaatste actieve budgetmeters voor aardgas.

De aanwezigheid van GOK-leerlingen in het basisonderwijs bedraagt bijna een kwart van de leerlingen (23%); in het secundair onderwijs gaat het om meer dan een kwart (28%). Er zijn erg hoge waarden in de Zennevallei:

16 van Halle over Sint-Pieters-Leeuw en Drogenbos tot in Vilvoorde, Machelen en Zaventem. Bovengemiddelde waarden vinden we in een reeks gemeenten ten westen van Brussel (van Grimbergen over Wemmel, Asse en tot in Liedekerke), in Leuven, en een reeks gemeenten in het oosten van het Hageland. De hoogste waarden van het Hageland vinden we in Diest, Geetbets en Tienen.

Het aantal leerlingen met minstens 2 jaar schoolse vertraging in het lager onderwijs is erg hoog in de as die loopt van Halle tot Vilvoorde en in het gebied ten noordwesten van Brussel, van Wemmel tot Liedekerke. Vooral Vilvoorde en Machelen vertonen erg hoge waarden. Daarnaast zijn er nog hogere waarden in Leuven en in enkele gemeenten van het Hageland. De schoolse achterstand in het secundair onderwijs levert een gelijkaardig beeld op. Hier vallen wel de hoge waarden in Drogenbos en Tienen op.

Het aantal personen van 25 jaar en meer met ten hoogste een diploma lager middelbaar vertoont hoge waarden in het Hageland, in de Zennevallei en in mindere mate in het Pajottenland (met wel een erg hoge waarde voor Liedekerke) en het noordwesten van de provincie. Er zijn relatief weinig laagopgeleiden in het Leuvense, ten zuidoosten van Brussel en in andere residentiële gemeenten als Wemmel, Meise en Keerbergen.

17 DEEL 4: STRATEGISCHE KEUZES

1. THEMATISCHE PRIORITEITEN

Bovenstaande maatschappelijke trends enerzijds en de beschikbare middelen anderzijds, dwingen ons tot keuzes. Op basis van het bovenstaande betekent dit inzetten op:

1. Actieve inclusie We stellen vast dat ons sociaal zekerheidsstelsel evolueert van een onvoorwaardelijk solidariteitsstelsel naar een voorwaardelijk individueel verhaal. Er is een evolutie van de bovenlokale sociale zekerheid naar een lokaal harmonieus en solidair samenleven als denkpatroon. Samen met fenomenen als technologisering, digitalisering en juridisering leidt dit tot een toenemende dualisering. Een mogelijk antwoord ligt in actieve inclusie.

2. Gezondheid Gezondheid is in België nog steeds ongelijk verdeeld. De gezondheidskloof tussen arm en rijk en vooral tussen hoog- en laaggeschoolden neemt toe. Wie hoger op de maatschappelijke ladder staat, leeft langer, gezonder, en langer in goede gezondheid. Bovendien wordt de kloof almaar breder en dieper.

3. Wonen Het woonbeleid staat onder druk. De krimpende private huurmarkt, het ontoereikend sociaal woningbestand, de druk op de openbare ruimte en de toenemende energiekosten maken wonen almaar onbetaalbaarder en verhogen de druk op de woningmarkt ten nadele van kwetsbare groepen. In combinatie met verdunning, vergrijzing, vergroening, verarming en verkleuring dwingt dit ons tot een ander woonbeleid.

4. Onderwijs Onderwijs blijft een belangrijke hefboom in de strijd tegen armoede en sociale uitsluiting. Ondanks de hoge kwaliteiten van het onderwijs in Vlaanderen blijven mensen in armoede en etnisch-culturele minderheden het ‘slecht’ doen in het onderwijs. Hiermee wordt hun toekomst ernstig bedreigd. Het realiseren van gelijke onderwijskansen blijkt erg moeilijk en vraagt om een sterke samenwerking tussen school – gezin en samenleving.

2. EEN DUIDELIJKE POSITIE

Tegelijk dient Samenlevingsopbouw in het licht van de huidige maatschappelijke en politieke context wisselend in te zetten op (1) sociale actie en de organisatie van tegenspraak, (2) community building en werken aan directe oplossingen, en (3) sociale innovatie en participatieve planning1.

(1) Sociale actie en de organisatie van tegenspraak Vertrekpunt is samenspraak en samenwerking met o.m. overheid, sector onderwijs, huisvestings- maatschappijen, OCMW’s,… waarbij zowel vanuit top-down als bottom-up benadering specifieke doelgroepen ondersteund worden om hun belangen te articuleren en behartigen. Samenlevingsopbouw zet blijvend in op deze ondersteuning Soms zijn evenwel belangentegenstellingen te groot, worden problemen of groepen genegeerd, is er onbegrip of manifeste onwil. Dan zal er druk moeten worden uitgeoefend, het debat worden georganiseerd en eventueel sociale actie worden gevoerd. Het sectortraject Ieders Stem telt – uitgevoerd doorheen elke strategische actie – vormt hier het absolute sluitstuk van.

1 Duiding bij de 3 actuele rollen voor Samenlevingsopbouw vind je in ‘Samenwerken is de nieuwe competitie’, april 2014.

18

(2) Community building en werken aan directe oplossingen Samenlevingsopbouw investeert in gemeenschapsopbouw. Hieronder verstaan we: - Het activeren en ondersteunen van burgers in het opbouwen en beheren van zelfhulporganisaties, vrijwilligerswerk, lokaal ingebedde diensten en dienstverlening op maat. - Mensen versterken, hun netwerken versterken, hun betrokkenheid bij de samenleving versterken en hen responsabiliseren voor het welzijn van anderen waardoor ze meer regisseur worden van hun eigen levenstraject.

Samenlevingsopbouw treedt ook op als makelaar van oplossingen. Heel wat problemen vragen om onmiddellijke actie. De opvangproblematiek van vluchtelingen of daklozen in Brussel kan niet wachten op een nieuw migratiebeleid of de bouw van duizenden sociale woningen. Als de gezondheidskloof toeneemt omdat de gezondheidszorg financieel ontoegankelijk blijft, moet je niet alleen ijveren voor het optrekken van alle uitkeringen tot boven de Europese armoedegrens of het invoeren van een veralgemeend stelsel derdebetalers. Je moet tegelijk investeren in gezondheidspreventie en de uitbreiding van het systeem van forfaitaire geneeskunde via de oprichting van wijkgezondheidscentra.

(3) Sociale innovatie en participatieve planning Naast tegenspraak en sociale actie, trekt Samenlevingsopbouw volop de kaart van sociale innovatie. Kiezen voor ‘een andere aanpak’ door vernieuwende methoden, nieuwe oplossingen en het blootleggen van nieuwe mechanismen van uitsluiting. De 'innovatie' zit hem in het op een nieuwe manier verbinden van actoren, expertises of hulpmiddelen om uiteindelijke tot nieuwe, werkbare oplossingen te komen.

Samenlevingsopbouw levert ervaringskennis van maatschappelijke kwetsbare groepen over de wijze waarop allerlei knelpunten zich in hun dagelijkse woon-, werk- en leefomgeving laten voelen en hoe grondrechten vandaag niet voor iedereen gerealiseerd worden. Participatief werken is een noodzakelijke voorwaarde voor een structurele benadering van sociale problemen. Bovendien proberen wij in de praktijk uit hoe die maatschappelijke knelpunten via gezamenlijke inspanningen een begin van antwoord kunnen krijgen.

Een bredere maatschappelijke betekenis krijgt Samenlevingsopbouw pas als lokale innovaties daadwerkelijk gevaloriseerd worden, doordat ze op andere plaatsen navolging krijgen en uiteindelijk verruimd en veralgemeend worden. Innovaties zijn maar maatschappelijk relevant als we er ook in slagen om ‘schaal’ te verwerven.

19 THEMA’S EN DOELSTELLINGEN

2 1. WONEN

Het woonbeleid staat onder druk. De krimpende private huurmarkt, het ontoereikend sociaal woningbestand, de druk op de openbare ruimte en de toenemende energiekosten maken wonen almaar onbetaalbaarder en verhogen de druk op de woningmarkt ten nadele van kwetsbare groepen. In combinatie met verdunning, vergrijzing, vergroening, verarming en verkleuring dwingt dit ons tot een ander woonbeleid.

De regionalisering maakt Vlaanderen bevoegd voor het integrale woonbeleid. Dit biedt Vlaanderen de hefbomen om regulerend op te treden op de private huurmarkt, maar ook om eigendomsverwerving meer of minder te stimuleren. Sociale huisvesting was al langer een Vlaamse bevoegdheid. Er is nood aan grote aangroei van het aantal woningen en aan doorgedreven renovatie.

Belangrijke rode draad doorheen ons werken aan wonen is duurzaamheid en energieprestaties van gebouwen. De problematiek van energie-armoede enerzijds en de noodzakelijke rationalisering van ons energieverbruik anderzijds dwingen ons hier toe. We zoeken naar opportuniteiten in het kader van o.a. de burgemeestersconvenanten.

De keuzes die de Vlaamse overheid maakt, zijn bepalend voor de woonkansen van maatschappelijk kwetsbare groepen.

De rol die Samenlevingsopbouw wil opnemen, focust op:

1. Door het ontwikkelen van aangepaste woonvormen zoals CLT, sociaal buitenwonen, co- housing,… realiseert Samenlevingsopbouw modellen die het woonaanbod voor maatschappelijk kwetsbare groepen verbreden. 2. Samenlevingsopbouw is verder partner in de ontwikkeling van kwalitatieve bewonersparticipatie in de sociale huisvesting, essentieel om de aanbevelingen uit de lopende visitaties in structureel beleid om te zetten. 3. Samenlevingsopbouw ondersteunt ‘kleine’ eigenaars op de private huurmarkt om de noodzakelijke energiebesparende maatregelen door te voeren.

SD Wonen: Het recht op wonen is gegarandeerd voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Dit betekent dat ze beschikken over een betaalbare en aangepaste woning van goede kwaliteit, met basisnutsvoorzieningen, in een behoorlijke woonomgeving en met woonzekerheid.

OD1: Aanbodverruiming Er is een breder en meer divers aanbod van betaalbare woonvormen op maat van maatschappelijk kwetsbare groepen.

OD2: Kwaliteitsverbetering private woonmarkt De bestaande en nieuwe instrumenten en beleidsbeslissingen om te werken aan woonkwaliteit zijn afgestemd op de realiteit van de onderkant van de private woningmarkt.

OD3: Kwaliteitsverbetering sociale woonmarkt Sociale huisvestingsmaatschappijen stemmen hun aanpak en plannen van kwaliteitsverbetering af op de noden en behoeften van hun (kandidaat)huurders.

OD4: Woonomgeving De woonomgeving sluit aan bij de noden en behoeften van maatschappelijk kwetsbare groepen.

2 Uit de positioneringsnota: Uitdagingen voor Samenlevingsopbouw in een nieuw Meerjarenplan

20 1. Wonen op maat – sectorale samenwerking Omschrijving De zoektocht naar een kwaliteitsvolle én betaalbare woning is voor maatschappelijk kwetsbare groepen geen eenvoudige opgave. Wegens een schrijnend tekort aan sociale huisvesting zijn deze mensen aangewezen op de secundaire private huurmarkt, of het grijze wooncircuit (campingwonen, woonwagenwonen, kamerwonen,…). We vinden echter ook kwetsbare groepen in het eigendomssegment (noodkoop, kwetsbare ouderen op het platteland). Ongeacht het woonstatuut worden deze groepen geconfronteerd met een gebrekkige woonkwaliteit, en een grote spanning tussen inkomen en woonkosten. Het realiseren van het recht op wonen voor maatschappelijk kwetsbare groepen vergt een combinatie van verschillende maatregelen, zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde. Aan de aanbodzijde betekent dit o.a. dat er werk gemaakt moet worden van de verdere ontwikkeling en bestendiging van innovatieve, kleinschalige en/of collectieve woonvormen, en dit op maat van specifieke doelgroepen. Gepaard gaande met een algemene verruiming van het aanbod is er immers ook nood aan woonvormen die inspelen op de specifieke woonbehoeften van ouderen, mensen met een zorgbehoefte, woonwagenbewoners, alleenstaande mannen,…

Via kleinschalige projecten realiseren we voor maatschappelijke kwetsbare groepen een verruiming van het aanbod aan betaalbare, kwaliteitsvolle woningen op maat die • Vertrekken vanuit de woonbehoeften van maatschappelijk kwetsbare groepen • Voldoende woonzekerheid bieden • Een optimaal gebruik van ruimte en woningen realiseren • Gesitueerd worden in een aangepaste woonomgeving

Samenwerkende partners Vlaams CLT-platform, CAW / Steunpunt AWW, VVSG, Netwerk tegen Armoede, provincies, universiteiten/hogescholen, Samenhuizen vzw, VMSW, VVH, Huurpunt, VHP,…

Timing: 2016 - 2020

2. Wonen op maat : Kleinschalig en solidair wonen – provinciale werking Omschrijving Bewoners op campings en woonwagenterreinen maken deze keuze omwille van de solidaire woonstructuur, de mobiele woonvorm of de betaalbaarheid. Deze kleinschalige woonvorm krijgt stilaan een plaats krijgen binnen het ruimtelijke, stedenbouwkundig en het woonbeleid. Tegelijk evolueert het staanplaatsenbeleid naar een woonbeleid voor woonwagenbewoners. De onderkant van de woningmarkt ontwikkelde een eigen positieve dynamiek waarvan de meerwaarde erkend wordt en via projecten willen we die verankeren in het (sociale) woonbeleid en sociale verdringing voorkomen.

Gezinnen krijgen individuele ondersteuning om zo de wetgeving aan de realiteit te toetsen. Woonexperimenten en vernieuwende sociale woonprojecten op voormalige recreatieve terreinen of op woonwagenterreinen als ook sociaal beheer krijgen de nodige aandacht. De sterktes van de woonvorm (zelf- of medebeheer van een terrein, solidaire mechanismen, co-housing en ruilsystemen) worden opgenomen in deze projecten en samen met de bewoners vormgegeven (beheerstaken worden door bewoners opgenomen; totstandkoming visienota woonbeleid woonwagenbewoners via individuele gesprekken, ‘familiale’ babbels en gemeentelijke toetsingen)

Samenwerkende partners Provincie Vlaams-Brabant, lokale besturen van o.a. Aarschot, Halle, Huldenberg, Diest, Sint-Pieters- Leeuw, verschillende ISG-projecten, Habito, SHM De Goedkope woning, SHM Zennevallei, SHM Providentia, SHM Diest Uitbreiding, LKN2030,…

Timing: periode 2016 – 2020

21 3. Wonen op maat: woonexperimenten in het kader van het PRUP kleinschalig wonen Omschrijving De goedkeuring van de PRUP’s ‘kleinschalig wonen’ betekenen een erkenning van deze woonvorm en de integratie van de woonwagenterreinen in de ontwikkeling van wooninitiatieven, zonder dat ze hun eigenheid verliezen. Samen met deze PRUP’s werden draaiboeken goedgekeurd. Riso staat hierin uitdrukkelijk als partner vermeld en zal in 6 gemeenten intensief het transformatieproces van omgevormde terreinen of herhuisvestingsproces bij nieuwe initiatieven participatief ondersteunen. Het gaat hier steeds om vernieuwende (sociale) woonexperimenten in Zemst ( private voormalige camping waar puntgewijs op maat gewerkt wordt en zelfbeheer versterkt wordt), Boortmeerbeek (waar 2 voormalige aaneengrenzende campings verworven worden door de SHM en die Riso tijdens de transformatie tijdelijk mede zal beheren) Huldenberg (private voormalige camping die deels sociaal zal beheerd worden en waar deels de balans moet gezocht worden tussen ondernemen en betaalbaar huisvesten), Aarschot (de transformatie van een woonwagenterrein met staanplaatsen naar een sociaal woonproject in de schoot van de SHM met kleine duurzame verplaatsbare woonconstructies) en Sint-Pieters-Leeuw en Halle (waar woonwagenbewoners herhuisvest worden naar gemengde sociale woonprojecten (staanplaatsen met en zonder constructies en kleinschalige groepswoningbouw)

Samenwerkende partners Provincie Vlaams-Brabant, lokale besturen, CAW’s, VMSW, OCMW’s, SHM’s, IGS-projecten, campingeigenaars, SVK’s

Timing: 2016 – 2020

4. Wonen op maat: Aangepast wonen ouderen – projectverkenning – Pajottenland Omschrijving Vanuit ons werken met ouderen in het Pajottenland komen we heel vaak in contact met ouderen die steeds meer geïsoleerd komen te staan in vaak te grote en slecht onderhouden woningen. Organisatie van de zorg, het creëren van een netwerk en het op peilhouden van de woningkwaliteit zijn moeilijk te realiseren. Nadat we eerst 3 jaar gewerkt hebben rond ‘zorg’ willen we ons in de tweede fase van het meerjarenplan terug focussen op het wonen zelf.

We onderzoeken nieuwe ‘samen’-woonmogelijkheden voor ouderen buiten het circuit van bestaande woonzorgcentra.

Samenwerkende partners Provincie Vlaams-Brabant, lokale besturen, Woonwinkel Pajottenland, CAW, OCMW’s, Sociale Huisvestingsmaatschappij Providentia,…

Timing: 2018 – 2020

5. Bewonersparticipatie sociale huisvesting – Vilvoorde Omschrijving Veel mensen uit de doelgroep blijven voor hun wonen aangewezen op de sociale huursector. Van een echte versterking van de sociale huursector is niet echt sprake. Daarnaast stellen zich nog steeds kwaliteits- en betaalbaarheidsproblemen (bijv. huurlasten). Tegelijk blijft er nog werk aan de winkel betreffende de communicatie, klantvriendelijkheid, participatiebeleid,… van de sociale huisvestingsmaatschappijen.

Huurdersparticipatie heeft de voorbije 10 jaar sterk aan belang gewonnen. Inzet van sector Samenlevingsopbouw en de oprichting van Vivas hebben hier een grote rol in gespeeld. Uiteindelijk werd huurdersparticipatie opgenomen in het Sociaal Huurbesluit en vormt het 1 van de toetsstenen bij de huidige visitaties.

Tegelijk wordt uitvoering gegeven aan een herstelplan voor de maatschappij (overeenkomst met de Vlaamse regering). Via onze inzet in Vilvoorde willen we enerzijds meewerken aan de uitvoering van

22 dit herstelplan, maar anderzijds ook waken over de huurdersbelangen bij de uitvoering van dit plan. Focus van onze werking wordt daarbij verlegd van Far-West naar Kassei. Tegelijk wordt de inzet deels afgebouwd van 1,5 VTE naar 0,9 VTE.

Samenwerkende partners Inter-Vilvoordse, OCMW Vilvoorde – lokale dienstencentra, Stad Vilvoorde diensten preventie en integratie, (W)armkracht – armoedewerking, CAW, Zilverpunt,…

Timing: 2016 – 2018

6. Bewonersparticipatie sociale huisvesting – Tienen Omschrijving Veel mensen uit de doelgroep blijven voor hun wonen aangewezen op de sociale huursector. Van een echte versterking van de sociale huursector is niet echt sprake. Daarnaast stellen zich nog steeds kwaliteits- en betaalbaarheidsproblemen (bijv. huurlasten). Tegelijk blijft er nog werk aan de winkel betreffende de communicatie, klantvriendelijkheid, participatiebeleid,… van de sociale huisvestingsmaatschappijen.

Huurdersparticipatie heeft de voorbije 10 jaar sterk aan belang gewonnen. Inzet van sector Samenlevingsopbouw en de oprichting van Vivas hebben hier een grote rol in gespeeld. Uiteindelijk werd huurdersparticipatie opgenomen in het Sociaal Huurbesluit en vormt het 1 van de toetsstenen bij de huidige visitaties. Met deze samenwerking willen CV Sociale Huisvesting Tienen en Riso Vlaams-Brabant een antwoord formuleren op de aanbevelingen die vanuit de visitatiecommissie geformuleerd zijn, meer bepaald m.b.t. de prestatievelden 4 - Sociaal beleid en prestatieveld 6 - Klantgerichtheid. Tegelijk komt de sociale huisvester steeds meer onder druk bij de inplanting van nieuwe projecten door ruimtegebrek en het gekende NIMBY-fenomeen. Tot slot zal ook de door de Vlaamse Regering verplichtte schaalvergroting zijn effecten hebben op het terrein.

De samenwerking zal zich richting op 2 sporen, nl. 1. Huurdersrelaties – in de brede betekenis en 2. Initiatieven m.b.t. leefbaarheid en wijkbeheer. Tijdens de opstart van de samenwerking zal gefocust worden op de vraagstukken m.b.t. huurdersrelaties:

1. SHM betrekt bewonersgroepen bij sociale huurprojecten 2. SHM biedt huisvestingsondersteuning aan bewoners 3. SHM informeert snel en duidelijk 4. SHM meet de tevredenheid van bewoners

Samenwerkende partners CV Huisvesting, OCMW Tienen, schepen Wonen, CAW, Beschut Wonen, Huurdersbond Vlaams- Brabant,…

Timing: 2016 - 2018

7. Woonkwaliteit private woonmarkt – Tienen Omschrijving Uit een recente woonstudie van Blauwdruk (december 2014) blijkt dat Tienen zowel op belangrijke assen in de binnenstad als in verschillende buitenwijken o.a. Grimde, Klein België, De Potterij kampt met een problematiek van leegstand en verkrotting. Het is nog onduidelijk hoe het Tiense beleid dit in de toekomst zal aanpakken maar een gecoördineerde aanpak met inzet van alle instrumenten (conformiteitsattest, leegstandsheffing, werking FRGE, ISG, Sociaal verhuurkantoor, renteloze leningen OCMW, e.d.) dringt zich op. Tegelijk zijn er heel wat noodkopers in Tienen aanwezig, alsook gevallen van huisjesmelkerij. Inzet op kwaliteitsverbetering van het bestaande patrimonium (huur en eigendom) ligt voor de hand. Belangen van kwetsbare huurders/eigenaars moeten hierbij beschermd worden. Bijzondere aandacht zal hierbij gaan naar energiezuinigheid van woningen.

23 Samenwerkende partners Intergemeentelijk samenwerkingsverband, OCMW, IGO (FRGE), kringwinkel Hageland (energiesnoeiers), provincie, stad Tienen, Erm ’n Erm (VWAWN),

Timing: 2016 - 2018

8. Woonkwaliteit private woonmarkt: bouwblokrenovatie - Het Broek – Vilvoorde Omschrijving Het Broek is vandaag een uitgesproken multi-etnische wijk, met grote en jonge gezinnen, die meestal leven van één inkomen, een verouderd woningbestand (19de-eeuwse arbeiderswoningen), een hoog percentage leefloners. Er is een erg hoge schoolse vertraging in zowel basis- als secundair onderwijs, een hoog percentage werkloosheid onder jongeren. De herontwikkeling van de wijk Broek – kaderend in de ontwikkeling van het globale project Watersite moet uitgroeien tot een maatschappelijk project van ruimtelijke vernieuwing en samenlevingsopbouw. Stadsvernieuwing, co-productieve participatie en samenlevingsopbouw moeten hierbij hand in hand gaan. Doel: betrokkenheid creëren via aanbieden programma bouwblokrenovatie. Bijzondere aandacht zal hierbij gaan naar energiezuinigheid van woningen. Gemeenschapsvorming ondersteunen: de nieuwe bewoners in het gebied (4 Fonteinen, Kanaalpark en Broek), en de oude bewoners van Broek dichter bij elkaar te brengen.

Samenwerkende partners Stad Vilvoorde (diensten preventie, cultuur, jeugd, wonen en stadsontwikkeling), OCMW Vilvoorde, CAW, (W)armkracht, Integratiedienst, Domo, Zilverpunt,…

Timing: 2016 - 2019

9. Wonen van jongeren – Leuven Omschrijving Wie er op z’n 18e alleen voor staat, heeft meestal weinig geloofsbrieven. Een onduidelijke toekomst (m.b.t. werk of opleiding) en geen vast inkomen. Alle contacten met jongeren die het - eens meerderjarig - zelf moeten uitzoeken, geven aan dat een betaalbare woonplek met minimaal comfort weinig evident is. De weinige garanties die deze jongeren kunnen leveren, maakt dat ze meestal in de slechtste panden huizen. Deze bevindingen worden bevestigd binnen de samenwerking met diverse actoren uit het jeugdwelzijnswerk en integrale jeugdhulp. De huisvestingsproblematiek is dermate groot dat het een hypotheek legt op hun zoektocht naar werk eb/of opleiding. Dit nieuwe partnerschap wil vooreerst concrete initiatieven ontwikkelen die antwoorden bieden op de directe noden van deze jongeren. Doorheen deze werking dringt zich een screening op van het beleid t.a.v. de private huurmarkt en de ondersteuning van deze jongeren. De aangereikte oplossingen dienen daarbij voldoende aandacht te hebben voor een verdringing op de huisvestingsmarkt en een afname van passende huisvesting.

Samenwerkende partners De Wissel, Arktos, OCMW, CAW Oost-Brabant, LKN2030,…

Timing: 2018 - 2020

OD1 OD2 OD3 OD4 Wonen op maat X X sector Wonen op maat X X X X provincie Wonen op maat X X X Woonexperimenten Wonen op maat X X X X Pajottenland Bewonersparticipatie X X Vilvoorde Bewonersparticipatie X X

24 Tienen Private woonmarkt X X Tienen Private woonmarkt X X Vilvoorde Wonen jongeren X Leuven

25 3 2. ACTIEVE INCLUSIE – MAATSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING

We stellen vast dat ons sociaal zekerheidsstelsel evolueert van een onvoorwaardelijk solidariteitsstelsel naar een voorwaardelijk individueel verhaal. Er is een evolutie van de bovenlokale sociale zekerheid naar een lokaal harmonieus en solidair samenleven als denkpatroon. Samen met fenomenen als technologisering, digitalisering en juridisering leidt dit tot een toenemende dualisering. Een mogelijk antwoord ligt in actieve inclusie4.

“Actieve inclusie vereist de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een omvattende strategie, die op geïntegreerde wijze passende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten combineert. Bij de uitwerking van het beleid moet de juiste mix van deze drie onderdelen van de actieve-inclusiestrategie worden vastgesteld. Daarbij moet rekening worden gehouden met het gezamenlijke effect daarvan op de sociale en economische integratie van de personen in een achterstandspositie en de mogelijke interacties daarvan, inclusief synergiën en mogelijke wisselwerkingen.”

De rol die Samenlevingsopbouw wil opnemen focust op:

1. Samenlevingsopbouw draagt bij aan lokaal proactief handelen ter bestrijding van onderbescherming via  Realiseren van innovatieve modellen i.f.v outreachend handelen, opzetten van laagdrempelige initiatieven voor diverse maatschappelijk kwetsbare groepen: o.a. geïntegreerde basisvoorzieningen zorgnetwerken, dorpsrestaurants, mobiele dienstencentra,… tevens kaderend in de beleidsoptie ‘vermaatschappelijking van de zorg’  Organiseren van de dialoog i.f.v kwalitatieve hulpverlening  Verdieping en promotie van het model LPK 2. Samenlevingsopbouw blijft alert voor de directe toegankelijkheid van diensten i.f.v hun basisbehoeften: bijzondere aandacht gaat hierbij naar voeding (met o.a. sociale kruideniers, dorps- en buurtrestaurants, volkstuinen) en de opvolging van Sociaal Openbare Dienstverplichtingen m.b.t. energie.

SD Maatschappelijke dienstverlening: Mensen in maatschappelijk kwetsbare posities beschikken over een adequate sociale bescherming, een toegankelijk, kwaliteitsvol en voldoende aanbod van eerstelijns hulp- en dienstverlening en over een toereikend inkomen zodat hun recht op een menswaardig leven is gerealiseerd.

OD1: Toegankelijk en kwaliteitsvol hulp- en dienstverleningsaanbod De aanbieders van de eerstelijns hulp- en dienstverlening hebben structurele maatregelen genomen m.b.t. het verbeteren van de kwaliteit en de toegankelijkheid van hun aanbod, afgestemd op de noden en behoeftes van mensen in maatschappelijk kwetsbare posities.

OD2: Informele netwerken Netwerken van burgers in de lokale samenleving zijn geëngageerd in het creëren van een ondersteunende omgeving, in de toeleiding van maatschappelijk kwetsbare groepen naar de hulp- en dienstverlening en in de pleitbezorging voor een toegankelijke en kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening.

OD3: Geïntegreerde basisvoorziening Er zijn geïntegreerde basisvoorzieningen als een laagdrempelige ankerplaats waar er een geïntegreerd aanbod is van onthaal, ontmoeting, vrije tijd, vorming en belangenbehartiging in de strijd tegen onderbescherming.

3 Uit de positioneringsnota: Uitdagingen voor Samenlevingsopbouw in een nieuw Meerjarenplan 4 Active inclusion means enabling every citizen, notably the most disadvantaged, to fully participate in society, including having a job. In practical terms, that means: adequate income support together with help to get a job. This could be by linking out-of-work and in-work benefits, and by helping people to access the benefits they are entitled to inclusive labour markets – making it easier for people to join the work force, tackling in-work poverty, avoiding poverty traps and disincentives to work access to quality services helping people participate actively in society, including getting back to work.

26

OD4: Toereikend inkomen Hert beleid voorziet voor mensen in maatschappelijk kwetsbare posities een toereikend vervangingsinkomen wanneer een toereikend inkomen uit arbeid niet gegarandeerd is.

1. Vormgeving Lokaal proactief kader via dialoogmomenten OCMW – Leuven Omschrijving In de strijd tegen onderbescherming beschikken lokale actoren over heel wat mogelijkheden om een verschil te maken. De voorwaarde hiervoor is een actief partnerschap tussen alle betrokken actoren waarin gewerkt wordt vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid. De complexe problematiek is daarbij gediend met een continue inzet op dialoog en concrete samenwerking. De concrete initiatieven en werkpistes waarmee werkers aan de slag gaan, zijn maar effectief mits een betrokken beleidsniveau dat ondersteunt en versterkt. Die inspanningen en i.h.b. de participatie van MKG is essentieel om tot een kwalitatieve hulp- en dienstverlening te komen. In Leuven is de analysefase hiervoor reeds afgerond en resulteerde dit in een rapport. De noodzakelijke basis om tot actie over te gaan ligt klaar.

Samenwerkende partners De partners binnen het lokaal sociaal beleid, zoals gemeentebestuur, OCMW en CAW, aan de ene kant en eerstelijnswerkingen aan de andere kant. Deze kerngroep kan verder later aangevuld worden met andere dienstverleners (sociale dienst huisvestingsmaatschappij, CLB, VDAB,…), VWAWN,…

Timing: 2016 - 2020

2. Basisvoorzieningen in de strijd tegen onderbescherming – Leuven, Halle, Tienen – (te onderzoeken in Grimbergen, Dilbeek, Tervuren) Omschrijving De toegankelijkheid van de hulp- en dienstverlening staat onder druk door het steeds meer voorwaardelijk maken van de grondrechten en door het terugtrekken van de eerstelijns hulp- en dienstverlening.

De geïntegreerde basisvoorziening kan vanuit zijn brede opdrachtstelling, zijn eigenheid en functies (onthaal, ontmoeting, vrije tijd, vorming en belangenbehartiging) bijdragen aan een toegankelijke hulp- en dienstverlening in de strijd tegen onderbescherming.

Toegankelijke hulp- en dienstverlening vraagt werken aan: 1. wegwerken van drempels: bij potentiële gebruikers, bij de aanbieders van hulp- en dienstverlening, in de wettelijke en organisatorische context 2. het verhogen van de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening (kwaliteit wordt afgemeten aan het geïntegreerd kader voor lokaal proactief handelen) 3. het bewaken / mee realiseren van een voldoende aanbod

We zetten vanuit de basisvoorziening in op twee sporen:

. Informele ondersteuning: de basisvoorziening is een ondersteunende omgeving waar we werken aan het aanbieden van een veilige en vertrouwde plek, netwerken tussen mensen en het samenleven tussen mensen

. Formele ondersteuning: werken aan de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening door de dialoog te organiseren tussen de aanbieders van hulp- en dienstverlening en mensen in maatschappelijk kwetsbare posities (gevoed vanuit de basiswerking); het geïntegreerd kader voor lokaal proactief handelen is basis voor het werken aan kwaliteit; Bewaken van en mee realiseren van een voldoende aanbod van hulp- en dienstverlening

Samenwerkende partners

27 CAW / Steunpunt AWW, VVSG / OCMW, Netwerk tegen Armoede / VWAWN, universiteit Antwerpen (OaSes – Peter Raeymaeckers), Lus vzw, lokaal bestuur,…

Timing: 2016 - 2019

3. Zorgnetwerken – Pajottenland Omschrijving Een zorgnetwerk is een lokale voorziening die, via nauwe samenwerking met vrijwilligers en lokale actoren, een aanvullend dienstenaanbod brengt bij kwetsbare mensen. Door het uitvoeren van bezoeken of allerlei kleine zorgtaken worden eventuele verborgen noden opgemerkt door de vrijwilligers die een signaalfunctie hebben naar de reguliere diensten. Werkingsprincipes van zorgnetwerken: signaalfunctie, op maat werken, outreachend werken, integrale aanpak op het vlak van wonen, zorg en welzijn, info en bekendmaking, groepsgerichte en buurtgerichte werking, doorverwijzen, samenwerken, preventie. Hiermee proberen zorgnetwerken een antwoord te bieden op uitdagingen als: vermaatschappelijking van de zorg, nood aan meer sociale cohesie, meer solidariteit en herverdeling, proactief lokaal handelen en vermijden van onderbescherming. Met zorgnetwerken willen we het eerste deel van een antwoord bieden op de woon-zorgproblematiek van ouderen in het Pajottenland (in de loop van 2018 wordt het accent van zorg geleidelijk aan verlegd naar wonen).

Samenwerkende partners OCMW’s //Bever//Herne/, verschillende zorgvoorzieningen in de regio, Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen, CAW,…

Timing: 2016 – 2018

4. Inkomensondersteunende initiatieven Omschrijving Nagenoeg alle vervangingsinkomens situeren zich onder de armoederisicogrens. Afhankelijk van je persoonlijke situatie garandeert ook het minimumloon jou en je familie niet steeds de noodzakelijk middelen voor een menswaardig leven. Een gegeven met impact op alle levensdomeinen. Niet enkel het optrekken van deze minima kan hieraan verhelpen. Alle structurele steun en initiatieven die een toegankelijk en kwalitatief aanbod i.f.v basisbehoeften (bv voeding) verschaffen, verhogen het vrij beschikbaar inkomen. Zo is de toegang tot kwalitatief voedsel uit eigen streek voor velen een onhaalbare kaart. In nauwe samenwerking met de vele tuin- en landbouwinitiatieven in de provincie (in eigen werking en van derden) wordt – doorheen leren en experimenteren – de basis gelegd voor nieuwe praktijken. De focus ligt hierbij op het verbreden van het gamma aan inzetbare middelen/inkomen en het impliciet bevorderen van de maatschappelijk participatie.

Samenwerkende partners CSA-netwerk, VELT, provincie Vlaams-Brabant, KU Leuven, LKN2030,…

Timing: 2016 – 2017

OD1 OD2 OD3 OD4 Lokaal proactief kader X X X Leuven Basisvoorzieningen X X Zorgnetwerken X X Pajottenland Inkomensondersteunende X initiatieven

28 5 3. ACTIEVE INCLUSIE – ARBEID

We stellen vast dat ons sociaal zekerheidsstelsel evolueert van een onvoorwaardelijk solidariteitsstelsel naar een voorwaardelijk individueel verhaal. Er is een evolutie van de bovenlokale sociale zekerheid naar een lokaal harmonieus en solidair samenleven als denkpatroon. Samen met fenomenen als technologisering, digitalisering en juridisering leidt dit tot een toenemende dualisering. Een mogelijk antwoord ligt in actieve inclusie6.

“Actieve inclusie vereist de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een omvattende strategie, die op geïntegreerde wijze passende inkomenssteun, inclusieve arbeidsmarkten en toegang tot hoogwaardige diensten combineert. Bij de uitwerking van het beleid moet de juiste mix van deze drie onderdelen van de actieve-inclusiestrategie worden vastgesteld. Daarbij moet rekening worden gehouden met het gezamenlijke effect daarvan op de sociale en economische integratie van de personen in een achterstandspositie en de mogelijke interacties daarvan, inclusief synergiën en mogelijke wisselwerkingen.”

De rol die Samenlevingsopbouw wil opnemen focust op:

1. Samenlevingsopbouw zet in op integrale aanpak van sociale activering, drempels naar de arbeidsmarkt,…

SD Arbeid: Mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie worden op een kwaliteitsvolle manier begeleid in hun zoektocht naar werk en hebben toegang tot duurzaam en kwaliteitsvol werk, zodat hun recht op arbeid is gegarandeerd.

OD 1: Activeringsbeleid De federale, regionale en lokale overheden voeren een inclusief en emanciperend activeringsbeleid waarbij de ondersteuning van mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie integraal en op maat is.

OD 2: Gesubsidieerde Arbeidsmarkt Er is meer duurzame en kwaliteitsvolle arbeid op de gesubsidieerde arbeidsmarkt voor mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie.

1. Activeringsbeleid en jongeren – (te onderzoeken in Leuven (Casablanca en Nevermind), Halle en Vilvoorde) Omschrijving We stellen vast dat het activeringsbeleid het laatste decennium verstrengt. Er is een verschuiving van een emanciperende visie op activering naar een disciplinerende visie. Het gevolg is dat mensen die afhankelijk zijn van een leefloon – en binnenkort ook andere vervangingsinkomens – steeds moeilijker tot hun recht komen.

Het contract denken maakt opgang. Mensen moeten steeds aan meer voorwaarden voldoen om hun (grond)rechten te vrijwaren. Cliënten worden geholpen als ze bereid zijn mee te stappen in de opgelegde (beleids)keuzes/protocol. Mensen die zich niet aan de afspraken houden, kunnen worden geschorst van hun inkomen en vallen m.a.w. zonder inkomen. Waar eerst sprake was van inspanningsverbintenissen moeten we vaststellen dat er steeds meer wordt overgestapt naar resultaatsverbintenissen.

5 Uit de positioneringsnota: Uitdagingen voor Samenlevingsopbouw in een nieuw Meerjarenplan 6 Active inclusion means enabling every citizen, notably the most disadvantaged, to fully participate in society, including having a job. In practical terms, that means: adequate income support together with help to get a job. This could be by linking out-of-work and in-work benefits, and by helping people to access the benefits they are entitled to inclusive labour markets – making it easier for people to join the work force, tackling in-work poverty, avoiding poverty traps and disincentives to work access to quality services helping people participate actively in society, including getting back to work.

29 Emanciperende activering7 stelt de behoefte aan re-integratie van de sociaal uitgeslotene centraal. Emanciperende activering wordt beschouwd als de realisatie van de sociale grondrechten van elk individu in de maatschappij. Maximale sociale ontplooiing is de centrale doelstelling. De focus ligt dus niet enkel op arbeidsmarktgerichte activering, maar eveneens op sociale, culturele en politieke emancipering.

We willen daarbij in het bijzonder focussen op laag- en niet-geschoolde jongeren. Via praktijkgerichte trajecten krijgen ze een beter zicht op hun interesses en talenten, zodat ze gerichter keuzes kunnen maken op het vlak van werk en opleiding.

Samenwerkende partners VDAB, OCMW, Opleidingsinitiatieven, …

Timing: 2016 - 2018

2. Jobcreatie op de ‘gesubsidieerde arbeidsmarkt’: Sociale Kruidenier (evt. buurtrestaurants) Omschrijving Met het wijzigen en inkrimpen van alternatieve arbeidscircuits, willen we ikv project sociale kruidenier Vlaams Brabant expliciet aandacht besteden aan tewerkstelling voor kansengroepen. Binnen het concept van de sociale kruidenier is er sowieso plaats voor vrijwilligerswerk. Mensen kunnen op een laagdrempelige manier weer in contact komen met een werksetting, verantwoordelijkheden,… . Deze vrijwillige engagementen empoweren mensen om later al dan niet door te stromen naar betaald werk. Maar het project biedt ook mogelijkheden om nieuwe en bestaande betaalde functies uit te breiden. Op vlak van voedselverzameling en –verwerking kunnen allerhande diensten worden uitgebouwd. Deze vormen een antwoord op de gevoelde noden in het werkingsgebied (provincie), gekoppeld aan tewerkstelling. Het uitwerken van een strategie rond tewerkstelling van ook uitgebreid worden naar dorps- en buurtrestaurants, andere initiatieven die bijdragen tot gezonde en rechtvaardige voeding voor kansengroepen.

Samenwerkende partners Sociale economie partners waaronder SPIT – kringloopwinkel Hageland, CAW Oost-Brabant, ’t Lampeke, Leren Ondernemen, provincie Vlaams-Brabant, VLM,…

Timing: 2018 - 2020

OD1 OD2 Activeringsbeleid X

Sociale Kruidenier X provincie

7 Struyven L., Sociale activering, tussen actief burgerschap en betaalde arbeid. Een verkennend onderzoek naar de praktijk van sociale activering in de Belgische OCMW’s.; POD Maatschappelijke integratie; 2011; blz 8

30 4. GEZONDHEID

Gezondheid is in België nog steeds ongelijk verdeeld. De gezondheidskloof tussen arm en rijk en vooral tussen hoog- en laaggeschoolden neemt toe. Wie hoger op de maatschappelijke ladder staat, leeft langer, gezonder, en langer in goede gezondheid. Bovendien wordt de kloof almaar breder en dieper.

De gezondheidskloof tussen arm en rijk, tussen hoog- en laaggeschoolden neemt verder toe. Arbeidsongeschikten (31%), werklozen (28%) en alleenstaanden met kinderen (23%) stellen hun zorg vaker uit dan gemiddeld (11%). Vergrijzing, de opkomst van chronische aandoeningen, multiculturalisering en de sociale gezondheidskloof stellen nieuwe uitdagingen.

Tegelijk blijven we vaststellen dat het budget voor preventie erg laag blijft. De zesde staatshervorming biedt extra mogelijkheden.

De conferenties eerstelijnsgezondheidszorg – georganiseerd onder impuls van minister Vandeurzen – hebben duidelijke perspectieven geformuleerd.

De rol die Samenlevingsopbouw wil opnemen focust op:

1. Vanuit het kader van gezondheidspreventie en -promotie ontwikkelt Samenlevingsopbouw projecten met betrekking tot voeding (o.a. vorming gericht op kansengroepen) en bewegen (o.a. Bewegen Op Voorschrift). 2. Toegankelijkheid van de zorg:  Samenlevingsopbouw stimuleert de samenwerking op de 1°lijn met specifieke aandacht voor de geestelijke gezondheidszorg.  Samenlevingsopbouw blijft – in nauwe samenwerking met de Federatie van de Wijkgezondheidscentra – bijdragen tot een verdere verspreiding van WGC’s over Vlaanderen. We hervormen dit zorgmodel voor toepassing in landelijke contexten. 3. Gezonde wijken: Het uitgangspunt is dat niet alleen factoren op het niveau van het individu, maar ook sociaaleconomische factoren zoals opleiding, inkomen, werk, leefomgeving en toegang tot zorg bepalend zijn. De verbetering van de gezondheid van bewoners vraagt daarom een integrale aanpak van verschillende sectoren.

SD Gezondheid: Mensen in maatschappelijk kwetsbare posities beschikken over een adequate eerstelijnsgezondheidszorg (inclusief geestelijke gezondheidszorg), van goede kwaliteit en betaalbaar

OD1: Toegankelijke zorg Federale, regionale en lokale overheden voeren een beleid gericht op meer afstemming en samenwerking tussen zorg en welzijn i.f.v. het verkleinen van de gezondheidskloof.

OD2: Gezondheidspreventie Er zijn effectieve preventiestrategieën met impact op de directe gezondheidsbeleving van maatschappelijk kwetsbare groepen.

1. Toegankelijke eerstelijnsgezondheidszorg – Pajottenland / Zennevallei Omschrijving De start van dit project situeert zich enerzijds bij een opstellen van een charter door de Vereniging Waar Armen het Woord Nemen ‘ Open armen’ in het kader van de Werelddag van Verzet Tegen Armoede te Halle. Hier werden het beleid en partners aangespoord om een wijkgezondheidscentrum op te richten. Anderzijds kwam uit het rapport ‘Woonkwaliteit van ouderen in het Pajottenland’ tot uiting dat gezondheidszorg een belangrijke plaats inneemt in het leven van ouderen. Het belang van een persoonlijke begeleiding en opvolging, werk maken van vroegdetectie en het remmende effect van de schotten tussen gezondheidszorg en welzijn, zijn de belangrijkste elementen die keer op keer naar voor worden geschoven.

31 Hoewel verschillende maatregelen ontwikkeld werden om een doktersbezoek betaalbaar te maken, blijft ook de financiële kost een belangrijke drempel. Daarnaast vormen zowel het opsporen en toeleiden van patiënten als een goede opvolging en begeleiding nadien de basis van toegankelijke en kwaliteitsvolle gezondheidszorg. Multidisciplinair en interdisciplinair werken, tot slot, bepalen eveneens de effectiviteit en duurzaamheid van de zorg. Deze samenwerking streeft ernaar om samen met lokale en regionale (beleids)partners te gaan naar een structurele samenwerking die een gepast antwoord biedt aan de zorgnood van de patiënten.

Tegelijk blijft aandacht gaan naar de verdere uitbouw van WGC’s. Riso Vlaams-Brabant bouwde in de voorbije jaren twee WGC’s uit: WGC De Central in Leuven en WGC Vierkappes in Tienen. Deze expertise willen we inzetten om de verdere uitbouw van WGC’s in de provincie Vlaams-Brabant te ondersteunen.

Samenwerkende partners Huisartsennetwerk aan de Zenne, CGG Passant, Begeleid wonen Pajottenland, CAW Halle-Vilvoorde, OCMW Sint-Pieters-Leeuw, OCMW Halle, SEL Zenneland, OCMW’s Pajottenland, ECHTT, VWAWN, …

Timing: 2016 - 2019

2. Toegankelijkheid geestelijke gezondheidszorg – Leuven – Casablanca, Leuven – Hoogland (definitieve beslissing afhankelijk van lopende verkenning) en Pajottenland (verkenning) Omschrijving Het aanbod in de geestelijke gezondheidszorg is niet alléén ontoereikend, maar tegelijk is het bestaande aanbod moeilijk toegankelijk voor maatschappelijk kwetsbare groepen. Het taboe over geestelijke gezondheidszorg blijft bestaan en vooral bij ECM vormt dit een serieuze drempel. Tegelijk worden we door veranderingen in het beleid (uitvoering art. 107) in toenemende mate geconfronteerd met psychisch kwetsbare mensen in onze werking. Het verhogen van de toegankelijkheid, het realiseren van een betere samenwerking, het verruimen van het aanbod en het wegwerken van het taboe zijn de belangrijkste uitdagingen.

Samenwerkende partners CGG, CAW, dienst Diversiteit Leuven, Wijkgezondheidscentrum De Central, VWAWN, OCMW,…

Timing: 2016 - 2018

3. Opstart Sociale Kruidenier Omschrijving Het concept van de sociale kruidenier is bottom up gegroeid en wil een alternatief bieden voor traditionele voedselhulp. Belangrijke principes die maken dat het goed werkt zijn de volgende: klanten willen graag iets bijdragen voor producten naar keuze, ook gezonde en verse producten zijn aanwezig, er is ruimte voor inspraak en er zijn opportuniteiten voor ontmoeting, een luisterend oor en tewerkstelling (zowel vrijwillig als betaald). De hoofdopdracht van de sociale kruideniers blijft armoedebestrijding. Hoewel ze populair zijn, blijken sociale kruideniers op zich niet rendabel op termijn (hoge logistieke kost, veel administratie, infrastructuur, personeel,…). Gedurende enkele jaren boog een stuurgroep zich over de vraag hoe het concept rendabel te maken en duurzaam te implementeren? Er werd gekozen voor een provinciale schaalgrootte en een juridische structuur van de CVBA-SO om het economische aan het sociale te koppelen.

Samenwerkende partners CAW Oost-Brabant, ’t Lampeke, Leren Ondernemen, provincie Vlaams-Brabant, VLM, voedselbanken, Oksigen, Trifinance, SPIT, kringwinkel Hageland,…

Timing: 2016 - 2018

32 4. Implementatie Bewegen op voorschrift Omschrijving Het feit dat maatschappelijk kwetsbare mensen een hoger gezondheidsrisico lopen, weinig bewegen in het dagelijks leven en/of weinig tot niet deelnemen aan het reguliere beweeg- en sportcircuit is niet nieuw. Uit focusgesprekken in 2009 bij maatschappelijk kwetsbare groepen bleek dat deze mensen meerdere drempels ervaren om gezond te bewegen in het dagelijkse leven. Om deze twee redenen leek het ons het zinvol om te investeren in een geëigende methodiek, op maat van maatschappelijk kwetsbare mensen. Om dit te bereiken, vergt BOV volgende 3 ingrediënten: vast protocol met toeleiding door huisarts en intermediairen; begeleiding en beweging op maat door de BOV-coach; intersectorale aanpak waarbij de gezamenlijke focus ligt op vroeg-interventie en gelijke kansen. Samen met een Vlaamse stuurgroep werkt Riso in 2015 aan een Vlaams implementatieplan. In het eerste jaar van deze implementatie willen we actief betrokken blijven bij de uitrol in Vlaanderen en de verdere uitbouw in onze provincie.

Samenwerkende partners Vigez, Domus Medica, Logo’s, agentschappen Zorg en Sport, mutualiteiten, VVSG, Netwerk tegen Armoede,…

Timing: 2016

OD1 OD2 Eerstelijnsgezonheidszorg X Uitbouw WGC’s X Geestelijke gezondheidszorg X Leuven, Pajottenland Sociale Kruidenier X Implementatie BOV X

33 5. ONDERWIJS

Sociale ongelijkheid blijkt al bij instap in het kleuteronderwijs en groeit in de lagere school stelselmatig. In het secundair onderwijs blijkt nationaliteit nog steeds een effect te hebben op studieoriëntering en schoolse vertraging, ondanks jaren GOK-beleid.

In het Vlaams Gewest is er een stijging van het aantal geboortes in kansarme gezinnen. Die evolutie zal in eerste instantie een weerslag hebben op de leerlingeninstroom in het kleuter- en lager onderwijs voor de komende 10 jaar. En bijgevolg is er nood aan betere, sterkere omkadering voor de basisschool.

Versterkte samenwerking tussen ouders, school en lokale gemeenschap (incl. partnerorganisaties) heeft een positief effect op de slaagkansen van leerlingen, verhoogt de betrokkenheid van gezinnen en versterkt leerkrachten in hun kerntaak. (‘It takes a village to raise a child’)

Taal en communicatie vormen hierbij een belangrijk knelpunt én tegelijk een belangrijke hefboom voor de verdere ontwikkeling van de schoolloopbaan. Een creatieve, stimulerende omgeving die positief omgaat met meertaligheid is onontbeerlijk.

De rol die Samenlevingsopbouw wil opnemen focust op:

1. Gelijke onderwijskansen: Samenlevingsopbouw stimuleert de samenwerking tussen onderwijs en welzijn, nodig om de ongelijke start in het onderwijs aan te pakken. 2. De vormgeving van het inschrijvingsbeleid en de implementatie van het M-decreet zijn essentieel als opstap naar meer gelijke onderwijskansen. Samenlevingsopbouw moet zorgen voor de noodzakelijke praktijktoets. 3. Samenlevingsopbouw zet in op de aanpak van de ongekwalificeerde uitstroom en de noodzakelijke aansluiting op de arbeidsmarkt.

SD Onderwijs: Onderwijs zorgt er voor dat leerlingen gekwalificeerd uitstromen en zich maximaal kunnen ontplooien zodat hun recht op een menswaardig leven gegarandeerd is.

OD1 Gelijke onderwijskansen Scholen realiseren een schoolbeleid en een klaspraktijk die inclusief, participatief en sociaal gecorrigeerd zijn zodat gelijke onderwijskansen zowel bij in- als uitstroom van leerlingen verhoogd zijn.

OD2 Lokale netwerken Er zijn partnerschappen tussen scholen, welzijnsorganisaties en aanbieders van dienst- en hulpverlening die de gelijke onderwijskansen voor maatschappelijk kwetsbare leerlingen verhogen.

1. Succesvolle schoolloopbaan met positieve afronding leerplicht in het secundair onderwijs – Tienen Omschrijving De ongekwalificeerde uitstroom in de leeftijdsgroep 18 – 24 jarigen staat in Vlaanderen – ondanks een daling sinds 1999 – nog steeds op 7,5%. Ongekwalificeerde uitstroom hypothekeert meteen de toekomstige tewerkstellingskansen van deze jongeren.

We gaan voor een positieve afronding van de leerplicht: hoe kan onderwijs mee zorgen voor gemotiveerde, gelukkige kinderen en jongeren in hun schoolloopbaan (en zijn ze niet schoolmoe door telkens zodanig het onderste uit de kan te moeten halen, zodat ze op 18 jaar helemaal opgebrand zijn). Daarnaast moet de ongekwalificeerde uitstroom van jongeren worden tegengegaan. Jongeren die zonder diploma de school verlaten, moeten extra worden begeleid.

34 Samenwerkende partners Lop, Arktos, Jeugddienst Tienen, Erm ’n Erm, secundaire scholen,…

Timing: 2016 - 2018

2. Ongelijke start in het basisonderwijs – Leuven en Halle Omschrijving Schoolervaringen spelen een sleutelrol in proces van maatschappelijke kwetsbaarheid. Schoolse vertraging die vaak in de eerste jaren ontstaat, moet worden weggewerkt door extra inzet op eerste graad lager onderwijs. Het ‘rugzakje’ dat kinderen meekrijgen, de ondersteuning die ouders kunnen bieden, het inzetbare sociale netwerk is niet hetzelfde bij maatschappelijk kwetsbare leerlingen.

Daarom moeten scholen investeren in een gediversifieerd onthaalbeleid voor instromende kinderen, investeren in ouderbetrokkenheid en een gepast communicatiebeleid naar ouders ontwikkelen.

Samenwerkende partners CLB, buurtscholen, Leuvense Integratiedienst, Lop Leuven, Wigwam, VWAWN, OCMW,…

Timing: 2016 - 2018

3. Toegankelijkheid onderwijs – Leuven en Halle Omschrijving In meer en meer steden en gemeenten wordt met een aanmeldingsprocedure gewerkt om een school te kiezen. De procedure is verschillend van gemeente tot gemeente. Dit is verwarrend, onoverzichtelijk. Betwistingen dienen door de ouders zelf in gang gezet in eerste instantie naar het LOP en indien geen overeenstemming bij de commissie leerlingenrechten. Het komt er op aan om voor mensen uit de doelgroep de lokale relevante informatie en stappen aangaande de aanmeldingsprocedures kenbaar te maken en hen te begeleiden bij deze procedure indien gewenst/nodig. De uitvoering van het M-decreet dreigt deze complexe situatie in eerste instantie nog complexer te maken. Voor kansengroep verhoogt alvast het risico dat ze speelbal van systemen worden en onvoldoende gewapend zijn om hun rechten te realiseren. Deze ontwikkelingen samen met het verhogen van de maximumfactuur in het basisonderwijs en ontbreken van een maximumfactuur in het secundair onderwijs betekenen een nieuwe uitdaging in het streven naar toegankelijk onderwijs.

Samenwerkende partners Lop Leuven, Lop Halle, sectorwerkgroep Onderwijs, Lop-deskundigen, Verenigingen waar armen het woord nemen, ouderkoepels, OCMW,…

Timing: 2016 - 2020

OD1 OD2 Succesvolle schoolloopbaan X Tienen Ongelijke start X Leuven, Halle Toegankelijk onderwijs X Leuven, Halle

35 Andere

1. Ieders Stem Telt! Omschrijving Verkiezingszondagen zijn hoogdagen voor onze democratie. Ook voor maatschappelijk kwetsbare groepen staat er op die verkiezingszondagen heel wat op het spel. De verschillende overheden hebben tal van hefbomen ter beschikking die een ingrijpende verbetering kunnen teweegbrengen in het leven van mensen en gezinnen die kampen met één of meerdere vormen van maatschappelijke achterstelling.

De instituten van de sector Samenlevingsopbouw grijpen de lokale, regionale, federale en Europese verkiezingen bijgevolg aan om de noden van maatschappelijk kwetsbare groepen en sociale thema’s op de politieke en maatschappelijke agenda te plaatsen, het beleid aan te zetten tot het voeren van een sociaal beleid en de publieke opinie te overtuigen van het belang van een sociaal beleid.

Dit doen we door in te zetten op beleidssignalering, beleidsbeïnvloeding, beleidsopvolging, sociale actie en tegenspraak, gerichte communicatie,…

Dit resulteert in het project ‘Ieders stem telt’. ‘Ieders stem telt’ is een sectorale strategische actie met een gezamenlijke format, inhoudelijk ingekleurd door mensen in maatschappelijk kwetsbare posities, waarbij gericht wordt samengewerkt met partnerorganisaties. Het project ‘Ieders stem telt’ loopt transversaal door de werking van het instituut en maakt inherent deel uit van elke strategische actie. Daarnaast zal er op stafniveau voldoende tijd moeten vrijgemaakt worden om het project in zijn geheel te realiseren.

Samenlevingsopbouw Vlaanderen coördineert het project op Vlaams niveau en ondersteunt de regionale instituten bij het uitvoeren van het project.

Samenwerkende partners: - primaire partners: organisaties die rechtstreeks werken met mensen in maatschappelijk kwetsbare posities, o.a. Netwerk tegen armoede en de verenigingen waar armen het woord nemen, Welzijnsschakels, CAW, Uit de Marge en de werkingen met maatschappelijk kwetsbare jeugd,… - secundaire partners: sociaal-culturele organisaties, welzijnsorganisaties,…

Timing: 2016 – 2020

36 INTERNE STRATEGISCHE DOELSTELLINGEN INLEIDING De randvoorwaarden die we moeten realiseren voor het ontwikkelen van een organisatie en kwaliteitsbeleid zullen deels in de organisatie gebeuren, deels in de sector (i.f.v kennisdeling, afstemming, versterking). Hiertoe zal het instituut deelnemen aan sectoroverleg terzake.

Grote noemer waaronder we het interne doelstellingenkader uitwerken is organisatie- en kwaliteitsbeleid.

STRATEGISCHE DOELSTELLING Riso Vlaams-Brabant beschikt over een organisatie- en kwaliteitsbeleid zodat de maatschappelijke opdracht kwalitatief en doelgericht gerealiseerd wordt.

OPERATIONELE DOELSTELLINGEN KWALITEITSBELEID Riso Vlaams-Brabant garandeert de kwaliteit van de kernprocessen met de doelgroep.

Strategische acties: Implementeren van het kwaliteitsbeleid Uitvoeren van zelfevaluatie Kwaliteitsplanning op basis van zelfevaluatie

DRAAGVLAK EN IMPACT Riso Vlaams-Brabant realiseert de organisatievoorwaarden voor het bewerkstelligen van een vergroot draagvlak voor Samenlevingsopbouw en een grotere impact op het beleid en de samenleving.

Strategische acties: Communicatie: - huisstijl - gemeenschappelijk communicatiebeleid - gemeenschappelijke inzet op communicatie - campagne- en persbeleid

Sectorinterne samenwerking: verbeteren van de sectorinterne samenwerking

LEERBELEID Riso Vlaams-Brabant beschikt over een leerbeleid zodat medewerkers in staat zijn om excellente praktijken van Samenlevingsopbouw te realiseren.

Strategische actie Leerbeleid:

Leerbeleid voor alle medewerkers (vrijwilligers en professionals)

37 DIVERSITEIT Riso Vlaams-Brabant beschikt over een diversiteitsbeleid dat geïmplementeerd is in alle domeinen van de werking.

Strategische actie Diversiteitsbeleid:

Diversiteitsbeleid te ontwikkelen op sectorniveau, implementatie door de instituten.

FINANCIEEL BELEID Riso Vlaams-Brabant beschikt over een sluitend financieel beleid dat een correcte aanwending van middelen garandeert.

Strategische actie Financieel beleid:

Op punt stellen van de interne controle procedures op basis van het verslag van de commissaris.

38 BELEIDSLIJNEN WELZIJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN

UIT DE BELEIDSNOTA 2014 – 2019

In de beleidsnota Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt verschillende malen verwezen naar het maatschappelijk opbouwwerk. Hierin vraagt de minister expliciet aan de sector Samenlevingsopbouw om bij te dragen aan vermelde elementen in de beleidsnota:

1. de ontwikkeling van gezondheidsvaardigheden 2. de strijd tegen onderbescherming, onder meer via de methodiek van lokaal proactief handelen 3. het realiseren van een brede toegankelijkheid voor de minst ingrijpende zorg. Hierbij dient gestreefd naar een maximale afstemming tussen het aanbod van de diensten maatschappelijk werk in het kader van de ziekenfondsen, de OCMW’s, de CAW’s, de CGG’s, de eerstelijns juridische bijstand en samenlevingsopbouw. We werken hiertoe naar een flexibel kader met gezamenlijke afspraken waarbij lokaal functioneel wordt samengewerkt in het aanbieden van een geïntegreerd, toegankelijk en herkenbaar onthaal met mogelijkheden tot gerichte doorverwijzing en ondersteuning 4. het ondersteunen van lokale besturen voor het voeren van een lokaal sociaal beleid, o.m. via het promoten van het werken met buurtgerichte netwerken 5. op een gecoördineerde en afgestemde manier werken aan het bevorderen van de toegankelijkheid van kwetsbare doelgroepen op de private en sociale huurmarkt 6. het versterken van samenwerking tussen samenlevingsopbouw, de CAW’s en de verenigingen waar armen het woord nemen rond concrete projecten

Het meerjarenplan 2016 – 2020 wil een voldoende antwoord bieden op bovenstaande uitdagingen door een sterke inzet op de sectorale thema’s: actieve inclusie – maatschappelijke dienstverlening, gezondheid en wonen.

Binnen het thema actieve inclusie zal worden ingezet op lokaal proactief kader, basisvoorzieningen in de strijd tegen onderbescherming (vanuit deze basisvoorzieningen zal tevens ingezet worden op gezonde voeding, beweging en rookstop) en zorgnetwerken. Binnen het thema gezondheid worden acties ontwikkeld rond toegankelijkheid eerstelijnsgezondheidszorg en toegang geestelijke gezondheidszorg. Daarnaast gaat aandacht naar gezonde voeding en beweging. Binnen het thema wonen tenslotte gaat zowel aandacht naar de sociale (bewonersparticipatie) als de private markt (wonen op maat en woonkwaliteit).

Wat de sectorinterne samenwerking betreft, schakelt Riso zich tenvolle in, in de door de sector naar voor geschoven resultaatsgebieden actieve inclusie, gezondheid en wonen. Binnen deze resultaatsgebieden zet Riso in op de gemeenschappelijke strategische acties, m.n. wonen op maat, proeftuinen gezondheid, basisvoorzieningen in de strijd tegen onderbescherming, activeringsbeleid en jobcreatie, Ieders Stem Telt. Tegelijk wordt sectoraal ingezet op mensen zonder papieren en etnisch-culturele minderheden.

Wat de sectorexterne samenwerking betreft met CAW en VWAWN zijn nu reeds strategische acties opgestart rond gezonde voeding, basisvoorzieningen in de strijd tegen onderbescherming, toegankelijkheid geestelijke gezondheidszorg, wonen op maat, wonen van ouderen, zorgnetwerken, … De samenwerking met de ingebouwde CAW is momenteel beperkt tot Bewegen op voorschrift en zal dus extra aandacht moeten krijgen. Samenwerking met OCMW’s zijn in beeld in talrijke strategische acties o.m. basisvoorzieningen in de strijd tegen onderbescherming (vaak ook gelinkt aan kinderarmoede), wonen op maat, sociale kruidenier, zorgnetwerken, wonen van ouderen, toegankelijke eerstelijnsgezondheidszorg, ongelijke start in het basisonderwijs, lokaal proactief kader, wonen van jongeren,…

39

PERSONEELSINZET

OMKADEREND PERSONEEL

Dirk Masquillier Directeur 100 %

Kirsten Saenen Stafmedewerkster 100 % Erik Béatse Stafmedewerker 100 % Liesbeth Smeyers Stafmedewerkster 60 %

Geert Marit Medewerker communicatie 80 %

Nicole Vastenavondt Administratief medewerkster 80 % Hilde Timmermans Administratief medewerkster 70 % Chris Verreck Administratief medewerker 100 %

INZET PER THEMA

Decreet Andere Totaal Wonen 2,2 VTE 2,5 VTE 4,7 VTE Actieve Inclusie – 2,5 VTE 7,1 VTE 9,6 VTE Maatschappelijke Dienstverlening Actieve Inclusie – 1,4 VTE 1,90 VTE 3,3 VTE Arbeid Gezondheid 2,9 VTE 2,9 VTE Onderwijs 2 VTE 1,45 VTE 3,45 VTE

40