913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 3 46 15- aJn-15

Vechtplassen 8 het lange land

‘Wat bewoog deze lieden om zo’n arbeid te ondernemen, in wedstrijd met hun buren? Het is de vrijheid die ze zochten, pacht in plaats van horige verplichtingen, de zelfstandigheid in plaats van de onderwor- penheid. De vrijheid zoals die zich in West- en Midden Nederland ontwikkelde door de structuur van het slagenlandschap gedurende twee à drie eeuwen, kwam in Frankrijk en Rusland ineens, als revolutie.’ J.T.P. Bijhouwer, Het Nederlandse Landschap , 1977. 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 36 15- aJn-15

DEELGEBIEDEN–VECHTPLASSEN 365

KARAKTERISTIEK

Begrensd door strakke historische lijnen strekt zich ten oosten van de Vecht een grootschalig veenontginningslandschap uit. De Weersloot-Hollandse Rading is de oude scheiding tussen Holland en Het Sticht en deelt twee verschillende landschappen: de Loos- drechtse turfontginningen met de veer- en waaiervormige verkave- ling en de Oostvechtse veenontginningen met extreem lange, opstrekkende percelen.

Karakteristiek voor de Oostvechtse ontginningen zijn de lange, doorgaande kavels en het stelsel van dwarskaden die de opeenvol- gende ontginningsstadia laten zien. De met de ontginning opschuivende, ‘wandelende’ dorpen hebben zich in de 16de eeuw aan de laatste dwarskaden gefixeerd (Tienhoven, Westbroek en Maartensdijk). Mede door de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie met haar inundatiegebieden hebben zich hier geen grootschalige droogmakerijen voorgedaan, op de Bethunepolder na. De forten op de kruisingen van de ontginningslijnen met de zijkaden van de verschillende ontginningsblokken vormen de Boven • De Westbroekse Watermolen en de Buitenwegse molen. zichtbare elementen van de waterlinie. Links • De in een taartpunt samenkomende verkaveling van tussen de ontginningen van Tienhoven links en die van Westbroek rechts. De meest oostelijke ontginning, op de hier dichter aan het opper- De Nedereindse Vaart tussen Maarsseveen en Westbroek eindigt op de vlak komende zandondergrond, is door de latere aanleg van buiten- Hollandse Rading die in 1352 als grens tussen Holland en Het Sticht was plaatsen in een coulissenlandschap van afwisselend bos- en weide- getrokken. stroken omgevormd. Hierdoor is een geleidelijke overgang naar de Heuvelrug ontstaan. De verkeersbundel - mar- keert het contrast tussen de lange open gezichten van Westbroek omstandigheden een meters dik hoogveenpakket gevormd. Aan en het meer verstedelijkte gebied van Groenekan en Maartensdijk. de voet van de Heuvelrug heeft het veen de pleistocene dekzanden De Gageldijk markeert de huidige stadsrand van Utrecht, van waar overdekt met een laag die naar het oosten toe steeds dunner werd. het open weidelandschap zich uitstrekt tot aan ’t Gooi. De overgang Hier ligt het dekzand vrij dicht onder het veenoppervlak. De veen- van veen naar de hogere zandgronden is hier nog bijzonder gaaf te groei heeft de hogere delen van de Heuvelrug nooit bereikt. noemen. Acht- tot tienduizend jaar geleden, nog voor de veengroei, woonden er al mensen in het gebied van de Vechtplassen. Het waren jagers HOOFDSTRUCTUUR en verzamelaars die voor het opslaan van hun kamp de hogere en drogere dekzandruggen opzochten. Onder het veenpakket kunnen ■ Extreem lange opstrekkende verkaveling van Westbroek en dan ook sporen van bewoning uit het Mesolithicum worden aan- omgeving. getroffen. Hier en daar komt het dekzand door het veen aan de ■ Verre, open gezichten in contrast met stedelijke noordrand oppervlakte, zoals in de polder De Kooi onder Westbroek, waar van Utrecht. bewoningssporen zijn gevonden. Vondsten zijn vuurstenen ■ Opgeschoven boerderijlinten dwars op verkaveling. werktuigen, stenen bijlen en botmateriaal. Meer is er vooralsnog ■ Verkeersbundel Utrecht-Hilversum. niet aangetroffen, maar het is aannemelijk dat er op diverse plaat- ■ Overgangsgebied Heuvelrug met coulissenlandschap. sen op de dekzandruggen bewoning is geweest. Verwacht wordt ■ Weersloot-Hollandse Rading als historische grens tussen dat de resten onder het veenpakket over het algemeen goed zijn Sticht en Holland. geconserveerd. ■ Inundatiegebied Nieuwe Hollandse Waterlinie met forten aan de randen. 1000-1600 • De opstrekkende veenontginningen Het heeft bijna vijfhonderd jaar geduurd voordat het hoogveen- gebied tussen de rivier de Vecht en ’t Gooi in cultuur was gebracht. GESCHIEDENIS Vanaf de Vecht werd dit grote moeras ontgonnen in lange kavels die steeds verder werden doorgetrokken. De ontginningen hadden Tot 1000 • Prehistorische bewoning op dekzandruggen geen vaste dieptemaat, maar een vrije opstrek zonder vooraf Over het meest oostelijk deel van het Hollands- veen- bepaalde achtergrens. Toen men de Gooise zandgronden had gebied, grenzend aan de Heuvelrug, is voordat het in cultuur werd bereikt, hadden de langste percelen een lengte van zeven tot twaalf genomen weinig bekend. De Vecht is ruim vierduizend jaar gele- kilometer! Opvallend is dat deze, voor het veen typerende strook- den ontstaan als aftakking van de toen al duizend jaar bestaande ontginning in dezelfde vorm is doorgezet tot in de zandige gron- Oude Rijn. Vanaf die periode is ten oosten van de Vecht onder natte den van de Heuvelrug (De Bilt). 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 366 15- aJn-15

366 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Breukelen

Ontginning van het Vechtplassengebied. Tussen 1100 en 1600 is veengebied ten oosten van de Vecht tot aan ’t Gooi in lange, opstrekkende verkaveling ontgonnen. Dat gebeurde onder meer door de monniken uit het klooster Oostbroek (vergelijk Westbroek!). Het tempo van de ontginning verliep vrij traag en was per blok verschillend. Vandaar dat de boerderijlinten niet keurig in één lijn liggen, maar onderling verspringen.

Strakke begrenzingen Omstreeks 1280 werd de Weersloot de scheiding tussen de Oost- De afdamming van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede in 1122 vechtse en de Loosdrechtse ontginningen en de grens tussen Het was een geniale zet van de bisschop. Hierdoor konden niet alleen Sticht en Holland. De Weersloot is in 1352 als Hollandse Rading de komgronden in het Kromme Rijngebied ontgonnen worden, naar het oosten doorgetrokken, tot aan het Gooierbos, de huidige maar ook de moerassen ten oosten van de Vecht. Door de afdam- Bosberg. Na veel onenigheid met Holland is hiermee de achter- ming zakte het waterpeil in de Vecht en werd afwatering van het grens van de veenontginning vastgelegd. Als scherpe grens veengebied op de rivier gemakkelijker. tussen het veengebied en de oostelijk gelegen zandgronden van De ontginning moet aanvankelijk onder centrale regie hebben de Heuvelrug werd in 1470 de ‘Rade Gruppel’ uitgezet, de huidige gestaan, waarbij het klooster Oostbroek bij De Bilt een belangrijke Eyckensteinse Laan. In 1535 eigende de Hollandse graaf zich ontginnersrol vervulde. Vanuit dit klooster werd langs de oostelijke het noordelijke hoogveen toe. De huidige oostgrens van de Vechtoever in één lange, doorlopende lijn de Hoofddijk met een gemeente Baarn was toen de grens tussen Holland en het Sticht. wetering aangelegd, tot aan De Klop bij de Vecht. Haaks erop werd als afwateringswetering van het veengebied de Klopvaart gegraven. Opschuivende ontginningsassen Vervolgens werd in rechte lijn de Hoofddijk doorgetrokken met de De Hoofddijk (hoofd = hoeve), waarvan een deel nog te herkennen Groeneweg en de Zogwetering, tot aan een oude meander van de is in het tracé van de Kardinaal de Jongweg en de Huizingalaan, Vecht bij het huidige Tienhovensch Kanaal. Deze eerste ontgin- werd omstreeks 1125 opgeworpen als de basis voor de noordwaartste ningsbasis is ten slotte met de (voorheen Zogdijk) ontginning. Als achterkade van deze eerste verkaveling werd in een voortgezet tot aan de Weersloot, een afwateringswetering op de tweede doorlopende lijn de Blauwkapelse Weg-Voordorpse Dijk- Vecht boven . Gageldijk-Veenkade-Kalverstraat aangelegd. Deze kade werd benut 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 367 15- aJn-15

DEELGEBIEDEN–VECHTPLASSEN 367

als vertrekpunt voor de tweede ontginningsslag. Aan de noord- zijde daarvan werden boerderijen gesticht. Op de kruising met de Tolakkerweg, de oude weg Utrecht-Hilversum, moet kort na de ontginning van het gebied het al lang verdwenen Huis te Veen zijn gebouwd. Als oudste kern in het veengebied ontstond hier Voordorp, dat na de bouw in 1451 van een slotkapel Blauwkapel (naar het blauwe interieur) is gaan heten. Omstreeks 1275 was de achtergrens van de tweede slag bereikt: de Bisschopswetering met daarlangs de Ruigenhoeksedijk-Groenekanseweg als achterkade. Met een derde ontginningsslag werd omstreeks 1350 de Nieuwe Wetering bereikt; een vierde volgde in de 15de eeuw met de Maar- tensdijk. Met de aanleg van nieuwe dwarskaden schoven ook de bewoningslinten op richting ’t Gooi. Uiteindelijk bereikte men in de 16de eeuw na vier of vijf ontginningsslagen de Gooise achtergrens. De ‘wandelende dorpen’ kwamen tot stilstand. Langs de laatste ontginningsbases ontstonden de lintdorpen Maartensdijk (parochie in 1555), Westbroek (parochie in 1477), Oud-Maarsseveen en Tien- hoven. De bewoning van het gebied in de vorm van tweezijdige linten werd hier geconcentreerd, vanwege de aanwezigheid van een strook dichter aan het oppervlak gelegen zand als stevige ondergrond.

Boven • Detail van een kaart van het Westbroekse boerderijlint uit 1603 door Jan Rutgersz. van den Berch. Met de bouw van de kerk van Westbroek werd in 1467 begonnen, kort na de aanleg van het ontginningswetering en -kade. Links op de voorgrond de Kerkeindsche Vaart. Onder • Kaart uit omstreeks 1700 van de Vechtplassen en het westelijk deel van de Heuvelrug. De in 1470 uitgezette ‘Veene Steeg ofte den Opstal’, de huidige Eyckensteinse Laan, is hier als rechte scheiding tussen het veen en het zand weergegeven. De vakkenstructuur van het Nieuwe Veen zou in de 20ste eeuw benut worden voor de bebouwing van De Bilt. 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 368 15- aJn-15

368 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Vechtplassen

tot 1000 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 369 15- aJn-15

DEELGEBIEDEN–VECHTPLASSEN 369

Vechtplassen

1000-1600 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 37 15- aJn-15

370 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Vechtplassen

1600-1800 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 371 15- aJn-15

DEELGEBIEDEN–VECHTPLASSEN 371

Vechtplassen

1800-1900 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 37 15- aJn-15

372 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Vechtplassen

1900-2014 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 37 15- aJn-15

DEELGEBIEDEN–VECHTPLASSEN 373

Westbroek, Achttienhoven, Domproostengerecht, Oostveen en Herbertskop Anders dan de eerste twee ontginningslijnen, de Hoofddijk en de Gageldijk, lopen de later opgeworpen dwarskaden niet als door- gaande lijnen door de opstrekkende ontginningen. Dit had te maken met het verschil in tempo van de ontginningen, die in blokken aan de ontginners waren toegewezen. De boerderijlinten maakten hierdoor een ‘sprong’ ten opzichte van elkaar en kregen zogenaamde bajonetaansluitingen. In sommige blokken loopt de verkaveling dood op de percelen van aangrenzende ontginningen, wat eveneens wijst op tempoverschil. Doorgaande kavellijnen hebben alleen het blok Westbroek van de abdij Oostbroek en het Oostveen van het Domkapittel. De verka- veling van Oostveen gebeurde in lange percelen evenwijdig aan de Tolakkerweg (tolheffing vanaf 1535). Het Domkapittel heeft deze kaarsrechte weg uitgezet op haar Utrechtse toren. Turfwinning in het Breukelerveen, aquarel van H.van Brussel uit 1806. Het blok Achttienhoven van het kapittel van Sint Jan volgde de kavelrichting van Westbroek. De Twaalf en de Zes Hoeven van het Domproostengerecht volgden de kavelrichting van het Oostveen. de Rode Brug aan de Vecht. Gezien het onregelmatige verloop van Vanwege verschil in kavelrichting konden niet alle percelen van deze dijk, inclusief de Achttienhovensche Kade in het verlengde deze tussenblokken doorgetrokken worden. Ze liepen dood op de ervan, moet hier sprake zijn geweest van een natuurlijke oor- Sint Anthoniedijk, genoemd naar het Anthoniegasthuis (1435) bij sprong, mogelijk een voormalig veenstroompje.

Links • Omgeving Blauwkapel. Topografische kaart 1850. De uit omstreeks 1125 daterende Hoofddijk als basis voor de noordelijke ontginningen is nog een geïsoleerd boerderijlint. Rechts • Omgeving Blauwkapel. Topografische kaart 2000. Utrecht is uitgebreid tot de Gageldijk, het Zwarte Water is in Tuindorp opgenomen en de Tolakkerweg is tot verkeersbundel verbreed. 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 37 15- aJn-15

374 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

In dit gebied is de typische verspringing van de dwarskaden in de blokken goed zichtbaar. De Groenekanseweg met de Bisschops- wetering zet zich niet voort in het blok Achttienhoven, maar verspringt in de noordelijker gelegen Kooidijk. De Kerkdijk van Westbroek in het Domproostengerecht verspringt noordwaarts. In het zuidoosten is de begin 14de-eeuwse ontginning Herbertskop nog een stukje verder doorgezet tot aan de kruising van de Steen- straat met de Blauwkapelse Weg. Daar ontstond De Bilt.

Tienhoven, Maarsseveen en Breukelerveen De grote taartpunt tussen de Nedereinsche Vaart als de zijgrens van Westbroek en Weersloot is verkaveld in drie eenheden: het blok Tienhoven (= tien hoeven) trok zijn grenzen rechtdoor, zodat Breukelerveen en Maarsseveen aan weerszijden klem raakten in een punt tussen de bestaande grenzen. De verkaveling in de punt van Breukelerveen werd zo smal dat in 1552 werd besloten om de kavels daar een kwartslag te draaien. De verkaveling van Tien- hoven, Maarsseveen en Westbroek liep aanvankelijk gelijk op, gezien de doorgaande lijn van de (derde) ontginningsbasis, de Oudedijk-Westbroekse Binnenweg. De Oudedijk is nu gedeeltelijk verdwenen door de aanleg van de Bethunepolder. De verspringing van de boerderijlinten tussen Achttienhoven en De vierde en laatste dwarskade verspringt tussen het Breuke- Achterwetering in het Oostveen duidt op het tempoverschil tussen lerveen (Herenweg) en de blokken Tienhoven en Maarsseveen de verkavelingsblokken. (Looijdijk), waar respectievelijk rond 1500 en 1540 een lint- bebouwing ontstond. Oud-Maarsseveen kreeg een kapel. Tien- hoven werd pas na de Reformatie bediend met een eigen kapel.

Mijnden, Muyeveld en Loosdrecht De Loosdrechtse ontginning ten noorden van Weersloot vertoont een geheel ander patroon. Hier was niet alleen de Vecht de ontgin- ningsbasis, maar ook het veenriviertje de Drecht, dat bij de Mijn- dense sluis in de Vecht uitmondt. Vanuit de Vecht bij Oud Over werd van meet af aan het Loenerveen als turfwinningsgebied ont- gonnen in drie kilometer lange percelen. Alleen tussen de Drecht en de Bloklaan werd vanaf het veenriviertje een strook grond ont- gonnen. Tussen de Drecht en de Weersloot kwam de ontginning van tot stand en daarna die van Muyeveld achter de Muyeveldsche Wetering, een natuurlijke zijtak van de Drecht. De Veendijk/Schinkeldijk was de achtergrens van de beide Vechtse ontginningen. Vanaf omstreeks 1300 volgde de ontginning van Loosdrecht, dat toen in het bezit van Holland is gekomen.

1600-1800 • Turfwinning Het veen in de Vechtplassen was van hoge kwaliteit. Al vroeg, in de 14de eeuw, was het land in het noorden in cultuur gebracht met het oog op turfwinning. Aan het begin van de 17de eeuw werd de turf- winning grootschalig aangepakt vanwege de toenemende vraag uit Amsterdam. Grote veenplassen bij Loosdrecht en Ankeveen waren hiervan het gevolg in het middenvan de 18de eeuw. Ondanks opho- ging van de grond met Amsterdams stadsvuil verdwenen een eeuw later het riviertje de Drecht en de Schinkeldijk vrijwel geheel in de Loosdrechtse Plassen. Ook de Weersloot loste in het water op. Slechts kleine stukjes land geven de oude lijnen nog aan. Van het Breukelerveen verdween bijna de gehele verkaveling. De Vecht met haar buitenplaatsen Middenhoek en Nieuwerhoek. Haaks Slechts een smalle strook van de tweede ontginningsbasis, daarop het veenriviertje de Drecht als ontginningsbasis van Loosdrecht. de Oudeweg (nu Kalverstraat) en het lintdorp Breukelerveen met Langs de Drecht loopt de Bloklaan als zijkade van het links gelegen een stukje achterland bleven over. Ook in Westbroek en in Acht- Loenderveen. In de as van deze weg is in 1844-1847 Fort Spion gebouwd. tienhoven werd turf gewonnen. Bevreesd voor wateroverlast bij de 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 3 57 15- aJn-15

DEELGEBIEDEN–VECHTPLASSEN 375

stad verboden de Staten van Utrecht in 1790 verdere turfwinning in Westbroek. Het Oostveense gebied bleef weidegebied en moest uit overwegingen van veiligheid droog blijven.

Turfvaarten Voor het turftransport naar Utrecht en Amsterdam werden vaar- wegen aangelegd, die via sluizen in verbinding stonden met de Vecht. Daarvoor werden vaak bestaande zijsloten van de ontgin- ningen benut, zoals de Tienhovensche Vaart, de Achttienhovensche Vaart-Klopvaart met evenwijdig daaraan de Kerkeindse Vaart, de Maarsseveensche Vaart en de Nedereindsche Vaart-Waterbroekse Vaart. Vanaf de 16de eeuw waren er plannen om een vaarroute tussen de Vecht en de Eem te graven. De bisschop van Utrecht, die het Soesterveen in ontginning had genomen, realiseerde de eerste verbinding. Langs Maartensdijk liet hij de Praamgracht aanleggen. In de tweede helft van de 16de eeuw bouwde bisschop Frederik Schenk hier zijn jachtslot Toutenburg. De Praamgracht sloot via de Maartensdijksche Vaart (voorheen de Groote Vaart) aan op het Zwarte Water. Dit afwateringskanaal was al eind 12de eeuw gegra- ven als Veengraft en liep onder Blauwkapel in rechte lijn naar de Oude Vechtmeander (nu Keizersgracht). Na 1960 is het Zwarte Water grotendeels gedempt. Het Westbroekse boerderijlint aan de Kerkdijk met de uitgeveende strook- ontginning van polder Westbroek.

1800-1900 • Aanvulling en overgang

Buitenplaatsen In het laatste kwart van de 18de eeuw werden diverse oude uithoven van Oostbroek omgevormd tot buitenplaatsen met grote parkbos- sen. Buitenplaatsen als Oostbroek, Houdringe en Sandwijck waren de opmaat voor het ontstaan van de Stichtse Lustwarande op de Heuvelrug. Het vrijkomen van veel grootgrondbezit van de geeste- lijkheid na 1640 in het Oostveen stimuleerde in deze periode de stichting van buitenplaatsen, zoals Persijn, Beukenburg, Voordaan, Rustenhoven en Eyckenstein. Binnen de middeleeuwse kavellijnen werden parkbossen aangelegd, waardoor het landschap van de veenontginning tot oosten van de lijn Utrecht-Hilversum een afwisselend open en gesloten karakter kreeg.

Kanaal en spoorlijn Eind 19de eeuw werden de oude plannen voor een verbindings- kanaal tussen de Vecht en de Eem realiteit. Tussen 1836 en 1869 werd de Tienhovensche Vaart verder verbreed tot kanaal. De nieuwe vaarweg is vervolgens nog een stukje richting Hilversum doorgetrokken, totdat de provincie in 1882 besloot geen geld meer daaraan uit te geven. Daarmee was de toekomstige verbinding met de Eem definitief voorbij. Voorrang kwam te liggen bij de verdere uitbouw van het spoorwegennet met onder meer de aanleg van de lijn Utrecht-Hilversum in 1874.

Nieuwe Hollandse Waterlinie Een belangrijke ingreep in de 19de eeuw was de aanleg van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Op de ontginningsbases werden forten gebouwd die de droogblijvende scheikaden van de ontgin- ningen moesten beschermen. Voorbeelden zijn de forten De Klop Ten westen van de Eyckensteinse Laan ligt de gelijknamige buitenplaats. Na en Tienhoven op de Hoofddijk, de forten Voordorp, Blauwkapel, de aanleg omstreeks 1780 is een lange, schuin in oostelijke richting lopende De Gagel en Maarsseveen op de Gageldijk en Fort Ruigenhoek op zichtas op de kerk van Zeist getrokken, de huidige Gezichtslaan in Bilthoven. de Groenedijk. Omringd door water is in de Loosdrechtse ontgin- Het gaat om de laan uiterst rechtsvoor. 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 37 15- aJn-15

376 TASTBARE TIJD 2.0 • CULTUURHISTORISCHE ATLAS VAN DE PROVINCIE UTRECHT

Fort Blauwkapel uit 1818 in de as van de oude weg Utrecht-Hilversum. Op de achtergrond de lange strookverkaveling tot ’t Gooi.

ning op het Bloklandse acces het kleine Fort Spion aangelegd. kosten en geringe opbrengsten deden van verdere plannen voor Fort Blauwkapel heeft de oude dorpskern opgenomen en is nu aan droogmakerijen afzien. Ten slotte was het de na 1920 opkomende alle kanten ingepakt door auto- en spoorwegen. Ruigenhoek ligt als recreatie- en natuurbescherming die elke exploitatie tegenhield. een eiland in de uitgestrekte veenontginning. Nu wordt de polder als recreatiegebied ingericht.

Bethunepolder 1900-2014 • Stedelijke invloed In 1887 is de uitgeveende Bethunepolder drooggevallen. Door Begin 20ste eeuw verstedelijkte het gebied ten noorden van sterke kwel vanuit ’t Gooi moest hier een kleinschalige afwatering Utrecht en De Bilt. De oude verkaveling en de dwarskaden in met intensieve verkaveling aangelegd worden. Het was de laatste De Bilt werden benut als stratenpatroon voor nieuwe woonbuur- droogmakerij in de provincie. Verdere pogingen tot landwinning ten. Op de plek van het vroegere Vrouwenklooster Oostbroek ten werden door de Nieuwe Hollandse Waterlinie gefrusteerd. Het zuiden van De Bilt werd in 1890 een bescheiden villapark (Kloos- gebied moest snel onder water gezet kunnen worden. Ook de hoge terpark) ingericht. In 1893 vestigde het Koninklijk Nederlands 913 46-1_T_v1_T stbare_1_T imboxes_ip Page 377 15- aJn-15

DEELGEBIEDEN–VECHTPLASSEN 377

Tuindorp, aangelegd tussen 1927 en 1940, wordt doorsneden door het eind 12de-eeuwse Zwarte Water. Linksboven is de Utrechtse binnenstad.

Meteorologisch Instituut (KNMI) zich op de voormalige buiten- den van de Gageldijk is inmiddels al behoorlijk getransformeerd plaats Het Klooster. tot Noorderpark. Omstreeks 1930 ontstond aan de noordkant van Utrecht De verstedelijking van Maartensdijk heeft ten zuiden van de Tuindorp als nieuwe woonwijk en lintbebouwing langs de weg Dorpsweg plaatsgevonden, die van Hollandsche Rading in beperk- naar Hilversum. Tussen 1959 en 1966 werd Utrecht verder uit- te mate ter weerszijden en evenwijdig aan de Tolakkerweg. De gebouwd met het grootschalige Overvecht, dat op een opgespoten boerderijlinten van Westbroek en Maarsseveen hebben hun karak- zandvlakte in carrés werd aangelegd met open strookbebouwing ter nog goed behouden. De scheiding tussen de landschappen van in ruim groen. Langs de Gageldijk ontwikkelde zich een nieuwe Westbroek en Maarstensdijk, ingezet met de spoorlijn, is door de stadsrand. Zandwinning voor Overvecht heeft tot de vorming van aanleg van de A27 in 1970 in hoge mate versterkt. Recentelijk is de Maarsseveensche Plassen (1969) als recreatiegebied geleid. in het open polderland dwars op de kavels een ontsluitingsweg Landschapsarchitect Hans Warnau was de ontwerper van het aangelegd voor enkele nieuwe boerderijen. recreatieterrein. Het uitloopgebied van de stad Utrecht ten noor-