Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om

Leeuwarden: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum'

VASTGESTELD

Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwarden: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum'

VASTGESTELD

Inhoud

Notitie + bijlagen

Separaat bijgevoegd: - Ecologische beoordeling (prj. 1 t/m 5) - Archeologisch vooronderzoek (prj. 4/5) - Inventariserend veldonderzoek karte- rende fase (prj. 4)

9 september 2014 Projectnummer 148.00.01.23.00.01

Overzichtskaart

Inhoudsopgave

1 I n l e i d i n g 7 1.1 Achtergrond 7 1.2 Planvoornemen 7 1.3 Eén algemene ruimtelijke onderbouwing 8 1.4 Plangebied 8 1.5 Juridisch-planologisch kader 9 1.6 Gemeentelijk grondgebied van Leeuwarden 9 1.7 Leeswijzer 10

2 Planbeschrijving 11 2.1 Voorgeschiedenis 11 2.2 Historie van De Haak om Leeuwarden 12 2.3 Stand van zaken en doel van voorliggende ruimtelijke onderbouwing 12 2.4 Planvoornemen 13 2.4.1 Project 1: ‘Haven en steiger Marsum’ 15 2.4.2 Project 2: ‘Ingelumer Feart en keerlus met steiger Bokmasingel’ 16 2.4.3 Project 3: ‘Schutsluis It Aldlân’ 17 2.4.4 Project 4: ‘Oever woonbotenligplaatsen Ritsumasyl’ 18 2.4.5 Project 5: ‘Nieuwe vaarwegontsluiting en fietsbrug’ 19

3 Beleidskader 23 3.1 Rijksbeleid 23 3.2 Provinciaal beleid 25 3.2.1 Plannen en programma’s 25 3.2.2 Verordeningen 28 3.3 Regionaal beleid 29 3.4 Gemeentelijk beleid 32 3.4.1 Geldende bestemmingsplannen 32

4 Randvoorwaarden 37 4.1 Milieu 37 4.1.1 Hinder van bedrijven en voorzieningen 37 4.1.2 Luchtkwaliteit 37 4.1.3 Geluidhinder 38 4.1.4 Externe veiligheid 40 4.1.5 Bodem 43 4.2 Ecologie 45 4.3 Archeologie 47 4.4 Cultuurhistorie 53 4.5 Waterparagraaf 55

148.00.01.23.00.01

4.6 Overig 58 4.6.1 Kabels en leidingen 58 4.6.2 Vliegbasis Leeuwarden 58

5 Juridische toelichting 59

6 Uitvoerbaarheid 61 6.1 Initiatiefnemers 61 6.2 Planning 61 6.3 Economische uitvoerbaarheid 62 6.3.1 Grondexploitatie 62 6.3.2 Planschade 63 6.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 63 6.4.1 Inloopbijeenkomst 63 6.4.2 Tervisielegging ontwerp 63

B i j l a g e n

148.00.01.23.00.01

1 I n l e i d i n1 g 1.1 Achtergrond

Thans wordt uitvoering gegeven aan de realisatie van het project de Haak om Leeuwarden. In het kader van dit project wordt gewerkt aan de aanleg van een nieuwe wegverbinding tussen de provinciale weg N31 (Wâldwei)/Rijksweg A32 (snelweg naar Heerenveen) ten zuiden van Leeuwarden met de provinciale weg N31 (Hendrik Algraweg)/Rijksweg A31 (snelweg naar Harlingen) ten westen van Leeuwarden, inclusief verbindende wegen naar het stedelijk wegennet van Leeuwarden.

Het doel van de Haak om Leeuwarden is een goed ingepaste, veilige doorgaan- de wegverbinding aan de zuidwestkant van Leeuwarden te realiseren, met ongelijkvloerse kruisingen van wegen, vaarwegen en spoorlijnen. Niet alleen de bereikbaarheid van Leeuwarden wordt met het project verbeterd; het pro- ject leidt ook tot een vlottere doorstroming van het doorgaande verkeer in de bredere regio rondom Leeuwarden. Daarnaast worden nieuwe uitbreidingsloca- ties voor wonen en werken goed ontsloten.

1.2 Planvoornemen

Voortkomend uit de werkzaamheden in het kader van de Haak om Leeuwarden AANLEIDING is voorts sprake van gebiedsontwikkeling ter plaatse van de vrijkomende gron- den. Hiertoe zijn met diverse voorgenomen projecten verschillende ruimtelijke ingrepen hoofdzakelijk op het grondgebied van de gemeente voorzien. Voor verschillende projecten ontbreken de juiste planologisch- juridische mogelijkheden in de geldende bestemmingsplannen om direct tot realisatie over te kunnen gaan. Derhalve dient een ruimtelijke procedure ge- volgd te worden. In dit kader is voorliggende ruimtelijke onderbouwing opge- steld met als doel diverse projecten juridisch-planologisch mogelijk te maken.

De insteek is om de verschillende voorgenomen ruimtelijke ingrepen juridisch- planologisch mogelijk te maken door een uitgebreide procedure op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) te doorlopen, zoals om- schreven in art. 2.12, lid a, onder 3 van de Wabo. Dit betreft een procedure ter verkrijging van omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van een bestemmingsplan. Een dergelijke omgevings- vergunning dient samen te gaan met een goede ruimtelijke onderbouwing. Voorliggende notitie voorziet hierin.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 7 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

1.3 Eén algemene ruimtelijke onderbo u- w i n g

De ruimtelijke procedure voor de gebiedsontwikkeling in het kader van de Haak om Leeuwarden is in verschillende deelprojecten opgeknipt. Op elk deel- project wordt een afzonderlijk ruimtelijk besluit van gemeentewege voor het verlenen van omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan genomen. Er is sprake van één algemene ruimtelijke onderbouwing waarin alle projecten en de uitvoerbaarheid ten aanzien van de verschillende planolo- gische en milieukundige aspecten in één keer zijn behandeld. Deze algemene ruimtelijke onderbouwing is aan elke plancontour van de verschillende te on- derscheiden deelprojecten gekoppeld. Per deelproject draagt de ruimtelijke onderbouwing wel de naam van het deelproject. Inhoudelijk wijken de ruimte- lijke onderbouwingen evenwel niet van elkaar af. Er zijn in totaal 5 verschil- lende deelprojecten te onderscheiden.

NOTA BENE: Bij lezing van navolgend document is het goed om er rekenschap van te nemen dat Project 5: ‘Nieuwe vaarwegontsluiting en fietsbrug’ uiteindelijk geen doorgang zal vinden. Dit is gebleken nadat de tervisielegging van het ontwerp van voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft plaatsgehad. De tekst van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is hierop verder niet meer aangepast. Project 5 vindt geen doorgang omdat de bestaande vaste brug in Ritsumasyl zal worden vervangen door een beweegbare brug. Hiermee is de noodzaak om een nieuwe vaarwegontsluiting te creëren ten behoeve van de woonboten van het Sylsterrak naar het Van Harinxmakanaal komen te vervallen.

1.4 P l a n g e b i e d

Het plangebied van deze ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op diverse gronden in de directe omgeving van het noordelijke tracé van de Haak om Leeuwarden op het grondgebied van hoofdzakelijk de gemeente Menameradiel. De ligging van de verschillende plangebieden van de vijf afzonderlijke pro- jecten waarvoor deze gemeenschappelijke ruimtelijke onderbouwing is opge- steld, is op de topografische kaart voorafgaand aan deze toelichting weergegeven. De weergegeven projecten 1 tot en met 3 bevinden zich ten zuiden van Marsum. De projecten 4 en 5 bevinden zich respectievelijk ten oosten en ten zuidoosten van Ritsumasyl. Project 5 is gedeeltelijk op het ge- meentelijk grondgebied van Leeuwarden gesitueerd.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 8

1.5 J u r i d i s c h - planologisch kader

De geldende bestemmingsplannen voor de plangebieden van de diverse voor- genomen projecten betreffen het “Bestemmingsplan Marsum/” (pro- ject 1 en 2) en “Bestemmingsplan Buitengebied” (projecten 2 t/m 5) van de gemeente Menameradiel. Voor project 5 is tevens het thans nog geldende “Be- stemmingsplan Buitengebied” van de gemeente Leeuwarden uit 2003 van kracht. De geldende bestemmingsplannen vormen het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die in de verschillende van toepassing zijnde bestemmingen zijn toegelaten.

Op grond van de geldende bestemmingsplannen ontbreken de juiste planolo- STRIJDIGHEID MET GEL- DEND BESTEMMINGSPLAN gisch-juridische mogelijkheden om tot uitvoering van verschillende voorgeno- men werkzaamheden te komen. Dientengevolge moet een ruimtelijke procedure worden doorlopen om te kunnen afwijken van de geldende bestem- mingsplannen.

De gemeente Menameradiel wil dit doen door het volgen van een procedure RUIMTELIJKE PROCEDURE art. 2.12, onder 1, lid a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevings- ART. 2.12, ONDER 1, LID A, SUB 3 WABO recht (Wabo). Met een dergelijke procedure wordt omgevingsvergunning ver- leend door af te wijken van een geldend bestemmingsplan. De omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan hangt samen met overige omgevingsvergunningen, zoals voor het bouwen of de aanleg van een werk, geen bouwwerken, zijnde. Er is sprake van één omgevingsvergunning die het kader biedt voor de gehele ontwikkeling van het planvoornemen.

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moet GOEDE RUIMTELIJKE samengaan met een goede ruimtelijke onderbouwing. In een dergelijke onder- ONDERBOUWING bouwing is uiteengezet of er vanwege het planvoornemen sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing is de uitvoerbaarheid van het planvoornemen verantwoord.

1.6 Gemeentelijk grondgebied van Lee u- w a r d e n

Bijzonderheid wat betreft project 5 is dat het plangebied naast de gemeente GEMEENTELIJK GRONDGE- Menameradiel ook deels in de gemeente Leeuwarden ligt. Conform artikel 6.5, BIED VAN LEEUWARDEN lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is de gemeenteraad van de gemeen- te waar het project geheel of in hoofdzaak wordt uitgevoerd bevoegd om een beslissing op het planvoornemen te nemen. In artikel 6.1, lid 1 van het Bor is geregeld dat de beslissingsbevoegde gemeente wel het recht aan de andere dient te geven om advies uit te brengen over de aanvraag omgevingsvergun-

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 9 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

ning. Door de gemeente Menameradiel is daarom met de gemeente Leeuwar- den hierover contact gelegd. Thans wordt dit op ambtelijk niveau besproken.

1.7 L e e s w i j z e r

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. In hoofdstuk 3 is het van toepassing zijnde beleid van de provincie en de gemeente uiteengezet. Een omschrijving van de van toepassing zijnde rand- voorwaarden uit oogpunt van milieu en planologie is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting op deze ruimtelijke onderbou- wing. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uit- voerbaarheid van het planvoornemen uiteengezet en is in het kort wat gezegd over de uitvoering en planning van de projecten.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 10

2 P l a n b eschrijving2 2.1 Voorgeschiedenis

De Haak om Leeuwarden betreft het infrastructurele project omtrent de nieu- we Rijksweg aan de (zuid)westkant van Leeuwarden. De weg vormt de verbin- ding tussen de huidige Rijksweg A31 (richting Harlingen-Afsluitdijk) bij het knooppunt Marsum met de N31 en Rijksweg A32 bij Hemriksein (de Wâldwei). De nieuwe Rijksweg is onderdeel van de nieuwe ontsluiting aan de west- en zuidkant van Leeuwarden en wordt aangelegd onder regie van Rijkswaterstaat. De weg zal een lengte van circa 12 km kennen, wordt vierbaans uitgevoerd (2x2-rijstroken) en er zal een snelheidsregime van 100 km/uur gaan gelden. Het huidige tracé van de N383 (Harlingerstraatweg) komt door de nieuwe in- frastructuur te vervallen. Een nieuwe noordwestelijke invalsweg van Leeuwar- den wordt aangelegd op het tracé van de Sylsterdyk.

F i g u u r 1 . Tracé van bestaande N383 en toekomstige Noordwestelijke invalsweg

De achterliggende reden voor het project De Haak om Leeuwarden is dat de wegenstructuur in en rond Leeuwarden ontoereikend is om de bestaande ver- keersstromen adequaat af te wikkelen. Filevorming, verkeersonveiligheid en sluipverkeer zijn hiervan de directe gevolgen. Extra ruimtelijke ontwikkelingen die (met name zuidelijk van het Van Harinxmakanaal) zijn voorzien, verslech-

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 11 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

teren deze situatie nog verder wanneer geen maatregelen worden getroffen. De Haak om Leeuwarden is derhalve nodig om de infrastructuur en daarmee de bereikbaarheid van Leeuwarden te verbeteren en zo de diverse functies die de Friese hoofdstad vervuld ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Daarbij vormt de genoemde verbinding een ontbrekende schakel in het landelijke hoofdwegennet die nu wordt ingevuld om Leeuwarden met de hiervan ten westen gelegen regio (de Westergozone) op een volwaardige wijze te ontslui- ten. Aangezien de werkzaamheden een verbinding in het Rijkshoofdwegennet betreffen, wordt het project conform de Tracéwet uitgevoerd. Hiertoe is door de landelijke overheid een Tracébesluit genomen. Het genomen tracébesluit omvat alle werkzaamheden aan rijkswegen rondom Leeuwarden, te weten de Rijksweg 32 ten zuiden van Werpsterhoek, de Wâldwei, de nieuw aan te leggen Haak om Leeuwarden en de Noordelijke invalsweg.

2.2 Historie van De Haak om Leeuwarden

Het project de Haak om Leeuwarden kent een lange historie. Voorafgaand aan de planstudiefase is een lange periode van overleg tussen Rijkswaterstaat, Provinsje Fryslân en gemeente Leeuwarden voorafgegaan. In 2006 is de Tra- jectnota/MER-fase afgerond met de vaststelling van een voorkeurstracé mid- dels het zogenaamde Standpunt van de ministers van Verkeer en Waterstaat en VROM (d.d. 13 november 2006). Na het uitwerken van het in het Standpunt aangewezen tracé (inclusief informatieavonden) heeft de minister van Verkeer en Waterstaat, in samenspraak met de minister van VROM het Ontwerp- Tracébesluit op 14 april 2009 vastgesteld en vrijgegeven voor formele inspraak. Na verwerking van de inspraak en aanpassing van het ontwerp hebben de mi- nisters van Verkeer en Waterstaat op 26 februari 2010 het Tracébesluit vastge- steld. Op 17 november 2010 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de beroepsprocedure tegen het Tracébesluit. Alle bezwaren zijn ongegrond ver- klaard en daarmee is het Tracébesluit onherroepelijk geworden.

2.3 Stand van zaken en doel van voorli g- gende ruimtelijke onderbouwing

Inmiddels wordt gewerkt aan de uitvoering van de Haak om Leeuwarden. In dit kader worden ook de plannen voor de gebiedsontwikkeling rondom de Haak om Leeuwarden steeds concreter. De aanleg van de nieuwe rijksweg en het over- bodig worden van de bestaande infrastructuur, zorgen er voor dat het gebied een ander karakter krijgt. De gemeente Menameradiel heeft eerder al (tijdens het opstellen van het Tracébesluit) samen met de dorpsbelangen van , Ritsumasyl en Marsum inrichtingsplannen gemaakt voor het gebied rond dit gedeelte van de Haak. Het ging daarbij onder andere om ideeën die betrekking hebben op landschapsherstel, versterking van cultuurhistorische elementen en

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 12

het versterken van (vaar)recreatie. De gevormde ideeën zijn samen met ande- re initiatieven van partijen uit het gebied in een lijst met projecten gebun- deld. Een aantal hiervan wordt reeds meegenomen in de realisatie van het noordelijke deel van de Haak om Leeuwarden. Voor de overige ideeën wordt gezocht naar financiering en mogelijkheden tot uitvoering, of zouden nog ruimtelijke procedures moeten worden doorlopen.

De eerste fase van de gebiedsontwikkeling rondom het noordelijke deel van de Haak om Leeuwarden richt zich op Marsum en Ritsumasyl. Provinsje Fryslân en de gemeente Menameradiel gaan ruim twintig projecten in en rondom beide dorpen realiseren. In voorliggende ruimtelijke onderbouwing zijn die projecten uit de eerste fase van de gebiedsontwikkeling betrokken waartoe een ruimte- lijke procedure moet worden doorlopen omdat de geldende juridisch- planologische regimes niet de mogelijkheden bieden om de gewenste pro- jecten bij recht toe te staan. Het uiteindelijk resultaat zal de uitbreiding van een sloepenroute bij Marsum en de herinrichting van het openbaar gebied bij de woonboten in Ritsumasyl betreffen. In de hiernavolgende paragraaf wordt afzonderlijk op de verschillende hiertoe uit te voeren projecten nader inge- gaan.

2.4 Planvoornemen

Voorliggende onderbouwing heeft betrekking op de in figuur 2 genoemde pro- jecten. De letteraanduiding correspondeert met de locaties op het projecten- overzicht in figuur 3. In bijlage 1 is hiervan een groter en een volledig overzicht opgenomen.

De in navolgende onder de letters B en C, onder E en F en onder G en H ge- noemde projecten zijn samengevoegd in afzonderlijke deelprojecten. Elke samenvoeging wordt in één ruimtelijk besluit behandeld.

F i g u u r 2 . Voorgenomen projecten met deze ruimtelijke onderbo u- w i n g .

Er wordt groot belang gehecht aan het nemen van zo weinig mogelijk risico’s ten aanzien van het oplopen van vertragingen in het planproces. Wanneer alle vorengenoemde projecten in één ruimtelijke procedure mogelijk worden ge- maakt, moeten - voor het nemen van één gezamenlijk besluit op omgevings-

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 13 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

vergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan - alle bouw- en bestek- tekeningen van de betrokken projecten in voldoende mate geconcretiseerd te zijn om hierop vergunning te kunnen verlenen. Het is wenselijk dat het risico op vertraging voor alle projecten zoveel als mogelijk wordt voorkomen in geval voor een bepaald deelproject bijvoorbeeld de bouw- en bestektekeningen niet tijdig beschikbaar zijn. Daarom is er voor gekozen om voor de verschillende onderscheiden deelprojecten 1 tot en met 5 elk een afzonderlijk ruimtelijk besluit te nemen. Voorliggende notitie voorziet elk deelproject van een alge- mene ruimtelijke onderbouwing.

A B

C D

E F

G

H

F i g u u r 3 . Projectenoverzicht Marsum (boven) en Ritsumasyl (onder)

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 14

Variant 2 1

Variant 1

2

3 F i g u u r 4 . I m p r e s s i e in concept van toekomstige inrichting van pr o- jectgebied 1 t/m 3. Voor project 2 gelden een tweetal i n r i c h t i n g s- v a r i a n t e n . ( B r o n : H + N + S Landschapsarchitecten, 2013)

2 . 4 . 1 P r o j e c t 1 : ‘ Haven en steiger Marsum ’

Wat betreft Project 1: ‘Haven en steiger Marsum’ is in figuur 5 een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen. In figuur 4 is een globale impressie gegeven van de toekomstige gebiedsinrichting die wordt voorgestaan.

1

F i g u u r 5 . Luchtfoto van projectgebied 1 i n bestaande situatie ( 2 0 1 3 )

De waterloop ten zuiden van de Rypsterdyk zal worden opgewaardeerd en PLANBESCHRIJVING gebaggerd. De dam die een toegang naar de woonboerderij op de Haven 2 PROJECT 1 verschaft, wordt verwijderd. Hierdoor wordt de vroegere Marsumer haven

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 15 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

weer bereikbaar gemaakt. De gehele waterloop wordt bevaarbaar gemaakt voor recreatievaartklasse F (sloepen). Aan de zijde van de Rypsterdyk zal in de waterloop een steiger met een minimale lengte van 35 m worden gerealiseerd. Deze steiger kan vanaf de openbare weg worden betreden door middel van een trap. Bij de steiger worden aansluitpunten voor water en elektriciteit gereali- seerd.

2 . 4 . 2 P r o j e c t 2 : ‘ Ingelumer Feart en keerlus met steiger Bokmasingel ’

Wat betreft Project 2: ‘Ingelumer Feart en keerlus met steiger Bokmasingel’ is in figuur 6 een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen. In figuur 4 is een globale impressie gegeven van de toekomstige gebiedsinrichting die wordt voorgestaan. Er is sprake van een tweetal varianten wat betreft de te realise- ren waterpartij. Over de keuze van de daadwerkelijk uit te voeren variant wordt thans nog overleg gevoerd.

1

2

2

3 F i g u u r 6 . Luchtfoto van projectgebied 2 in bestaande situatie ( 2 0 1 3 )

PLANBESCHRIJVING Een waterpartij met keerlus voor vaartuigen is ten noorden van het nieuwe PROJECT 2 tracé van de te realiseren noordwestelijke invalsweg geprojecteerd. Deze waterpartij staat aan de noordzijde in verbinding met de Ingelumer Feart die naar de te realiseren haven en steiger bij Marsum leidt. Aan de zuidzijde wordt aangesloten op de Ingelumer Feart middels een duiker onder de nieuwe noordwestelijke invalsweg waardoor een verbinding ontstaat met de Marsumer Feart.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 16

Maatgevend voor de keerlus in de te realiseren waterpartij is het draaien en kunnen aanleggen van de rondvaartboot van rondvaartbedrijf de Middelzee uit Ritsumasyl met afmetingen van 25 m bij 4,5 m. In de waterpartij wordt in de nabijheid van de Bokmasingel een steiger, los van de oever, met een lengte van 35 m als aanlegvoorziening gerealiseerd. Deze steiger valt buiten het ruim- tebeslag dat noodzakelijk is voor het draaien van vaartuigen in de keerlus.

De gehele Ingelumer Feart wordt opgewaardeerd waardoor recreatievaartklas- se Dm en de rondvaartboot van de Marsumer Feart naar de te realiseren aan- legvoorziening kan varen. Hiertoe zal de Ingelumer Feart een minimale diepte van 1,7 m ten opzichte van het maatgevende peil kennen. Bezuiden van de duiker in het tracé van de nieuwe noordwestelijke invalsweg wordt een zwaai- kom gerealiseerd, waardoor aldaar ook door vaartuigen gedraaid kan worden. Aan de randen van het te creëren water worden natuurvriendelijke oevers gerealiseerd.

2 . 4 . 3 P r o j e c t 3 : ‘ Schutsluis It Aldlân ’

Wat betreft Project 3: ‘Schutsluis It Aldlân’ is in figuur 7 een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen. In figuur 4 is in de impressie gedeeltelijk zichtbaar welke toekomstige gebiedsinrichting wordt voorgestaan.

2

3

F i g u u r 7 . Luchtfoto van projectgebied 3 i n bestaande situatie ( 2 0 1 3 )

Tussen het nieuwe tracé van de noordwestelijke invalsweg en de weg It Aldlân PLANBESCHRIJVING PROJECT 3 wordt een sluisverbinding tussen de Marsumer Feart en de Ingelumer Feart gerealiseerd. De sluis maakt het mogelijk dat recreatievaart (klasse Dm) en de rondvaartboot van de Ingelumer Feart naar de Marsumer Feart en andersom kan varen. Hiertoe dient een peilverschil tussen de Ingelumer Feart en de Mar- sumer Feart overwonnen te worden.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 17 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

De sluis functioneert als onderdeel van de waterkering ter plaatse. De be- staande waterkering wordt aangesloten op het noordelijke en het zuidelijke sluishoofd. De sluis zal een capaciteit voor minimaal twee vaartuigen van re- creatievaartklasse Dm en/of één rondvaartboot (25 m bij 4,5 m) hebben. De sluiskolk wordt met natuurvriendelijke oevers uitgevoerd. De sluis zal op hand- kracht door de gebruiker zelf moeten worden bediend (zelfbediening). Naast de sluis wordt een picknickplaats gerealiseerd voor passanten (fietsers en voetgangers).

2 . 4 . 4 P r o j e c t 4: ‘ Oever woonbotenligplaatsen R i t s u m a s y l ’

Wat betreft Project 4: ‘Oever woonbotenligplaatsen Ritsumasyl’ is in figuur 8 een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen. In figuur 9 is zichtbaar gemaakt welke toekomstige gebiedsinrichting wordt voorgestaan.

4

5

F i g u u r 8 . Luchtfoto van projectgebied 4 i n bestaande situatie ( 2 0 1 3 )

PLANBESCHRIJVING Ten behoeve van de woonbotenligplaatsen aan de oostzijde van Ritsumasyl in PROJECT 4 het Sylsterrak wordt een erftoegangsweg met zwaaikom gerealiseerd die voor zowel auto als voor fietsverkeer bedoeld is. De erftoegangsweg wordt ontslo- ten op de te realiseren parallelweg bij het nieuwe tracé van Rijksweg 31. Het wegprofiel zal 4,6 m bedragen.

Met de aanleg van de erftoegangsweg wordt de doorstroming van fietsers ter plaatse verbeterd. Het huidige fietspad wordt een voetpad en zal hiertoe op twee locaties worden voorzien van een voor fietsers onneembare voetgangers- sluis. Het voetpad wordt op twee locaties aangesloten op de nieuwe erftoe- gangsweg. Daarnaast wordt het pad van een nieuwe deklaag voorzien.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 18

In de groenstrook tussen de nieuwe erftoegangsweg en het voetpad worden 10 parkeervakken aangebracht. Ten oosten van het adres Ritsumasyl 4 wordt een 11de losse parkeerplaats gerealiseerd. De woonbootpercelen worden middels een voetpad verbonden met de parkeervakken. Omwille van bovenstaande zal de in het projectgebied bestaande perceelssloot langs het fietspad naar het noorden toe worden verlegd. Langs de sloot zal in de buitenberm (tussen de nieuwe erftoegangsweg en de nieuwe watergang) een rij met 15 knotwilgen worden aangeplant.

De bestaande damwand aan de noordoever bij het dorp zal worden vervangen. Daarnaast zullen ter plaatse van de woonbotenligplaatsen natuurvriendelijke oevers worden gerealiseerd. De uitvoering hiervan zal in nauw overleg met de bewoners plaatsvinden.

F i g u u r 9 . Toekomstige situatie betreffende project 4

2 . 4 . 5 P r o j e c t 5 : ‘ N ieuwe vaarwegontsluiting en f i e t s b r u g ’

Wat betreft Project 5: ‘Nieuwe vaarwegontsluiting en fietsbrug’ is in figuur 10 een luchtfoto van de bestaande situatie opgenomen. In figuur 11 is een impres- sie opgenomen van de toekomstige gebiedsinrichting die wordt voorgestaan.

Ter ontsluiting van de woonbotenligplaatsen bij Ritsumasyl wordt een nieuwe PLANBESCHRIJVING PROJECT 5 vaarverbinding tussen het Sylsterrak en het Van Harinxmakanaal gegraven. Aan beide zijden van deze verbinding zullen de oevers natuurvriendelijk worden ingericht. Hierbij is aan de oostzijde van de nieuwe vaarwegontsluiting een plasdrasgebied tot aan het nieuwe tracé van de Haak om Leeuwarden gedacht. Aan de westzijde van de nieuwe vaarwegontsluiting is sprake van een kade ter bescherming van de achterliggende gronden.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 19 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

4

5

F i g u u r 10. Luchtfoto van projectgebied 5 i n b e s taande situatie ( 2 0 1 3 )

F i g u u r 11. Impressie in concept van toekomstige inrichting b e t r e f- fende project 5 ( B r o n : H + N + S Landschapsarchitecten, 2013)

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 20

Aan de zijde van het Van Harinxmakanaal wordt een fietsbrug over de nieuwe vaarverbinding gelegd. Hierdoor blijft de verbinding van langzaam verkeer langs het kanaal van en naar Leeuwarden (Marsumerdyk) intact. De fietsbrug wordt passend in de omgeving ontworpen. De fietsbrug is toegankelijk voor fietsers, voetgangers en incidenteel onderhoudsverkeer en wordt beweegbaar (aan beide zijden met behulp van handkracht door de gebruiker) ten behoeve van de passeerbaarheid door woonboten en recreatievaart met een staande mast.

Aan beide zijden van de brug wordt een wachtplaatsvoorziening met een mi- nimale lengte van 10 m ten behoeve van de recreatievaart gerealiseerd. Aan de zijde van het Van Harinxmakanaal zal deze buiten het kanaalprofiel worden gesitueerd. De wachtplaatsvoorzieningen worden middels een voetpad dan wel beloopbare constructie (een steiger bijvoorbeeld) met de bedieningslocatie voor de brug verbonden. De voorgenomen doorvaarhoogte is 1,5 m (in gesloten stand) ten opzichte van het maatgevend boezempeil van -0,52 m, voor de doorvaarbreedte wordt een maat van 7,0 m gehanteerd.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 21 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

3 Beleidskader3 3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) Op 13 maart 2012 is de “Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte” (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruim- te en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspra- ken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangege- ven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de peri- ode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:  vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;  verbeteren van de bereikbaarheid;  zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decen- trale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke orde- ning gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewo- ners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Tracébesluit Rijksweg 31 Leeuwarden Op 26 februari 2010 is het “Tracébesluit Rijksweg 31 Leeuwarden” (werknaam: De Haak om Leeuwarden) door de Minister van Verkeer en Waterstaat, in over- eenstemming met de Minister van VROM, vastgesteld. Het Tracébesluit ziet toe op de ontwikkeling van nieuwe weginfrastructuur ter ontsluiting van Leeuwar- den. In de figuren 12 en 13 zijn de - vanwege de nabijheid bij het plangebied van voorliggende ruimtelijke onderbouwing, waarbij project 5 overigens ge- deeltelijk ook op gronden van het Tracébesluit is gesitueerd - relevante kaar- ten van het tracébesluit weergegeven. Op de gronden die op de getoonde kaarten met de aanduiding ‘verkeersdoeleinden’ zijn aangegeven, wordt de aanleg van Rijksweg 31 en de ombouw van Rijksweg 32 gerealiseerd conform het bepaalde in het Tracébesluit. Ter plaatse van de aanduiding is de aanleg

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 23 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

van de rijbanen inbegrepen, inclusief midden- en zijbermen, bermsloten, in- en uitvoegstroken, aanpassingen aan kruisende infrastructuur met bijbehoren- de voorzieningen, kunstwerken, aansluitingen, bijbehorende overige (bouw)werken, verbindende wegen naar het gemeentelijk wegennet, maatre- gelen ten behoeve van het onderliggende wegennet, beplanting en water.

2

3

F i g u u r 12. F r a g m e n t Tracébesluit N31 k a a r t 1 b i j M a r s u m

2

5

F i g u u r 13. Fragment Tracébesluit N31 k a a r t 2 bij Marsum en kaart 5 bij Ritsumasyl

De getoonde kaarten zijn onderdeel van deeltraject 1 van het Tracébesluit. Deeltraject 1 houdt de volgende infrastructurele ingrepen in:  aanleg van een nieuw tracé voor de hoofdrijbanen van Rijksweg 31 vanaf de bestaande aansluiting Marsum tot het begin van de toerit van het aqua- duct onder het Van Harinxmakanaal;

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 24

 het aanleggen van twee rotondes voor de afwikkeling van het verkeer op het onderliggende wegennet bij de aansluiting Marsum en het wijzigen van drie van de vier toe-/afritten;  aanleg van een fietstunnel onder Rijksweg 31 ter plaatse van de Hegedyk;  aanleg van een nieuwe aansluiting Leeuwarden-Noord met een viaduct over Rijksweg 31, inclusief fietspad;  aanleg van een brug en een fietsonderdoorgang ter hoogte van het Sylster- rak;  de bestaande N31 vanaf Marsum tot aansluiting N359 bij Deinum wordt aan het verkeer onttrokken en verwijderd, inclusief de brug over het Van Ha- rinxmakanaal;  aanleg van een rotonde op de aansluiting van de N31 met de N359 ten zuiden van Deinum, inclusief een nieuwe aansluiting voor Deinum/.  aanleg van een parallelweg voor lokaal verkeer aan de westzijde van Rijksweg 31;  tussen het aquaduct in het Van Harinxmakanaal, tot aan de nieuwe Noordwestelijke Invalsweg, aansluitend op de Hegedyk.  realiseren van de overgang van 120 km/u naar 100 km/u ter plaatse van de aansluiting Marsum door aanpassing van het dwarsprofiel en bebording.

3.2 Provinciaal beleid

3 . 2 . 1 Plannen en programma’s

Streekplan Fryslân 2007 Op 13 december 2006 is door Provinciale Staten het “Streekplan Fryslân 2007: Om de kwaliteit fan de romte” vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streek- plan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode 2006 tot 2016. Centraal in het streekplan staat het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoe- ring expliciet gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomi- sche ontwikkeling in een leefbare omgeving.

Realisering van de Haak om Leeuwarden is genoemd in het streekplan als zijn- de essentieel voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling en een betere ont- sluiting van Leeuwarden en voor de doorstroming van Rijksweg 31. Daarbij is aangegeven dat bij realisatie een integrale gebiedsontwikkeling aan de orde zal zijn. Provinsje Fryslân geeft aan dat een ruimtelijke visie op het gebied rond Leeuwarden-West, Marsum en Deinum dient te worden opgesteld. Met

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 25 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

ontwikkeling van een visie op de westelijke stadsrandzone [Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw-Stroomland, zie §3.3] is hieraan invulling gegeven.

Provinciaal Verkeer - en Vervoerplan (20 11) Het hoofddoel van het van oorsprong uit 2007 daterende en in 2011 herziene “Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan” (PVVP) is het realiseren van een duur- zaam verkeer- en vervoersysteem in Fryslân:  dat voldoet aan de verplaatsingsbehoefte van inwoners en bezoekers;  dat voldoet aan de behoefte om goederen te transporteren;  dat bijdraagt aan de versterking van de economie;  dat veilig is, en;  dat schade aan natuur, landschap en milieu weet te beperken.

Met het PVVP wordt vorm gegeven aan de bereikbaarheid, mobiliteit en veilig- heid van Fryslân. De Provinsje Fryslân doet dit met een ambitieus en realis- tisch investeringsprogramma voor wegen en vaarwegen, met een nieuwe toekomstvisie voor het openbaar vervoer en een maatregelenpakket voor het fietsverkeer.

WEGEN Het project Haak om Leeuwarden is in het PVVP benoemd als zijnde een ge- wenst infrastructureel rijksproject ten behoeve van het oplossen van knelpun- ten in het rijkswegennet.

VAARWEGEN Wat betreft voorliggende ruimtelijke onderbouwing is verder van belang dat het PVVP zich wat betreft de recreatievaart primair richt op de vier grootste doelgroepen, met als hoogste categorie klasse Azm en als laagste Dm:  grotere zeilschepen (Azm en Bzm);  open zeilboten en kleinere kajuitzeilboten (Czm);  (grotere) motorboten (Cm en Dm);  snelle motorboten (aanwijzing gebieden).

PROJECTEN 1 EN 5 Voor het Van Harinxmakanaal geldt voor de recreatievaart categorie Azm (vaarweg met verbindingsfunctie voor grote zeil- en motorboten). Project 1 betreffende de ‘Haven en steiger Marsum’ en project 5 betreffende de ‘Nieu- we vaarwegontsluiting en fietsbrug’ zien toe op het opnieuw bevaarbaar ma- ken van een bestaande waterloop respectievelijk het realiseren van een nieuwe waterweg. Beide waterwegen zullen als ‘Dm’ (vaarweg met verbin- dingsfunctie voor motorboten) worden geclassificeerd.

Voor de aangegeven categorieën vaarwegen gelden op grond van het PVVP vastgestelde maten ten aanzien van doorvaartbreedte en –hoogte van kunst- werken en diepte van de vaarweg. Dit is in tabel 1 aangegeven. Indien geen behoefte aan een bepaalde maatvoering bestaat of als de kosten hiervoor te hoog zijn, dan kan hiervan worden afgeweken.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 26

Tabel 1. Normering van kunstwerken en diepten van watergangen ten behoeve van recreatievaart

Gewenste Gewenste doorvaarthoogte Minimum doorvaarthoogte Geadviseerde baggerdiepte Toegelaten diepgang Azm (grote zeewaardige boten) Onbeperkt 30 m of BB*> 3,75 m 2,5 m 2,1 m Bzm (niet-zeewaardige boten) Onbeperkt 30 m** of BB> 3 m 2,3 m 1,9 m Czm (niet-zeewaardige boten) Onbeperkt 30 m** of BB> 3 m 2,1 m 1,7 m Cm (grote motorboten) > 3 m of BB 3 m 1,9 m 1,5 m Dm (motorboten) > 2,50 m of BB 2,50 m 1,7 m 1,3 m E (kleine motorboten) - - 1,3 m 1,0 m F (sloepen) - - 1,2 m 0,8 m G (kano’s) - - 1,2 m 0,5 m * Binnen bebouwde kom ** Alleen 12,50 m als er op korte afstand een alternatieve route van ten minste dezelfde vaarklasse met onbeperkte hoogte voorhanden is, in andere gevallen moet 30 m worden aangehouden.

Uitvoeringsprogramma Verkeer & Vervoer 2012 Middels uitvoeringsprogramma’s geeft de Provinsje Fryslân jaarlijks een over- zicht van de inzet op het gebied van verkeer en vervoer. Het gaat daarbij om het realiseren en onderhouden van droge en natte infrastructuur, het bieden van adequaat openbaar vervoer, het bevorderen van verkeersveiligheid en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast is er aandacht voor beleidsvorming en samenwerking met anderen. Het “Uitvoeringsprogramma Verkeer & Vervoer” is een sturingsmiddel voor het verkeer- en vervoerbeleid; het is de basis van de provinciale planning en voortgangsbewaking en een adequaat middel om hel- der te maken waar de provinciale inzet op is gericht. De Haak om Leeuwarden betreft een rijksproject en is als zodanig in het provinciale uitvoeringspro- gramma voor verkeer en vervoer van 2012 opgenomen.

Bereikbaarheidsprogramma: Leeuwarden Vrij - b a a n ! ( 2 0 1 0 ) De Haak om Leeuwarden maakt onderdeel uit van het “Bereikbaarheidspro- gramma Leeuwarden Vrij-Baan! Zo maken we Fryslân beter bereikbaar”. Leeuwarden Vrij-baan betreft een groot en meerjarig infraprogramma, met ongeveer veertig projecten, dat loopt van 2010 tot 2020. Bereikbaarheid is noodzakelijk voor de sociale en economische toekomst van de regio. Het doel van Leeuwarden Vrij-Baan is de bereikbaarheid te verbeteren en te waarbor- gen. Alle gebruikers van de wegen in en om Leeuwarden profiteren hiervan. Dankzij Leeuwarden Vrij-Baan nemen de files af, neemt de veiligheid toe en worden stad en regio veel aantrekkelijker voor bewoners, bedrijfsleven en bezoekers. Rijkswaterstaat, Provinsje Fryslân en de gemeente Leeuwarden zetten zich hiervoor gezamenlijk in. In tien jaar tijd worden alle werkzaamhe- den van de betrokken partijen zorgvuldig op elkaar afgestemd om de werk- zaamheden zo efficiënt mogelijk te laten verlopen en de overlast te beperken.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 27 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

3 . 2 . 2 Verordeningen

P r o v i n ciale Verordening Romte Fryslân (2011) Op 15 juni 2011 is de “Provinciale Verordening Romte Fryslân” vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en even- tueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid is in het kader van de verordening voor- zien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tus- sen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd.

Ontgrondingenverordening (1997) Er is sprake van een ontgronding als het maaiveld wordt verlaagd. De bodem wordt dan door afgraving ontdaan van een grondlaag. Bij ontgronden dient te worden beschikt over een ontgrondingsvergunning, tenzij er een vrijstellings- categorie van toepassing is. In de “Ontgrondingenverordening Friesland” (in werking getreden op 1 januari 1997) is in ‘Artikel 2: Uitzonderingen’ aangege- ven dat de Ontgrondingenwet niet van toepassing is op tal van werkzaamhe- den. Wat betreft de verschillende voorgenomen ontgrondingen voor de projecten die met deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk worden gemaakt, kunnen verschillende uitzonderingscategorieën van toepassing worden ver- klaard, te weten: a. ontgrondingen, bestaande uit het aanleggen of wijzigen van water- staatswerken, waterkeringen daaronder begrepen, door of op last van rijk, provincie of waterschap uit te voeren. b. ontgrondingen bestaande uit: 1. het aanleggen of wijzigen van wegen; 2. het aanleggen, verruimen of verdiepen van watergangen ten be- hoeve van de waterhuishouding en/of de scheepvaart door het met de plaatselijke zorg daarvoor belaste openbaar lichaam.

Het verkrijgen van ontgrondingenvergunning is voor de verschillende projecten vanwege bovenstaande uitzonderingscategorieën niet nodig.

Provinciale vaarwegenverordening F r i e s l a n d ( 1 9 9 0 ) Gemeenten dienen ontwikkelingen die belemmerend zijn voor het functione- ren en de verdere ontwikkeling van het vaarwegennet, te voorkomen. Voor vaarwegen die bij de provincie in beheer zijn, zijn verordeningen van toepas- sing. Het toelaten van voorzieningen voor derden, zoals de aanleg van een steiger, beïnvloedt het functioneren van de vaarweg. Voor vaarwegen stelt de provincie daarom eisen aan de profielbreedte van het doorvaarbare water, afhankelijk van de verwachte drukte op de vaarweg. Dit betekent dat er niet zomaar obstakels in het vaarwater kunnen verrijzen.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 28

In de “Provinciale vaarwegenverordening Friesland” zijn beheerszones van 10 m tot 30 m breed aan weerszijden van alle beroeps- en recreatievaarwegen vastgelegd, waarbinnen middels bebouwingsvrije zones in beginsel een verbod geldt voor bouwwerken, houtopstanden en werkzaamheden. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet met de gestelde eisen ten aanzien van deze beheers- en bebouwingsvrije zones rekening worden gehouden. Voor het bouwen of het uitvoeren van werken en werkzaamheden binnen de beheerszones dient een vrijstelling op grond van artikel 18 van de verordening te worden verkregen. De breedte van de beheerszone en de bebouwingsvrije zone is afhankelijk van de classificatie van de betreffende vaarweg (zie tabel 2).

Voor het plangebied is het Van Harinxmakanaal en het Sylsterrak relevant. Het PROJECTEN 4 EN 5 Van Harinxmakanaal is aangewezen als ‘CEMT-klasse Va’ met een beheersgrens en bebouwingsvrije zone in landelijk gebied van 30 m. Het Sylsterrak is een Staat B vaarweg met een beheersgrens van 10 m en bebouwingsvrije zone in van 5 m. Wat betreft werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het Van Harinxmakanaal en het Sylsterrak is een vrijstelling op grond van de provincia- le vaarwegenverordening nodig.

De overige bij de projecten betrokken watergangen (Ingelumer Feart en Mar- PROJECTEN 1 T/M 3 sumer Feart) kennen geen CEMT-classificatie. Op grond van de provinciale vaarwegenverordening gelden hier geen beheergrenzen en zijn hier ook geen bebouwingsvrije zones vanuit de Provinsje Fryslân van toepassing.

Tabel 2. Beheers- en bebouwingsvrije zones langs vaarwegen CEMT-klasse Beheersgrens Bebouwingsvrije zone Buitengebied, niet- Stedelijk gebied, kanaalgebonden industriegebied Va 30 30 20 IV 30 30 20 III 25 25 20 II 20 20 15 I 15 15 10 0/00 10 10 5 Staat B vaarweg 10 5 5

(Bron: Vaarwegenverordening Friesland en richtlijnen Vaarwegen RWW 2005)

Voor werkzaamheden die de Friese boezemwateren raken, is voorts een vrij- WETTERSKIP FRYSLÂN stelling van het “waterenreglement” van het Wetterskip Fryslân nodig. Dit is met het planvoornemen van voorliggende ruimtelijke onderbouwing het geval voor alle betrokken projecten (1 t/m 5).

3.3 Regionaal beleid

Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw - S t r o o mland (2011) In de “Intergemeentelijke Structuurvisie Nieuw-Stroomland” uit 2011 ontvou- wen de gemeenten Leeuwarden, Littenseradiel en Menameradiel hun plannen

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 29 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

voor het gebied ten zuiden en ten westen van Leeuwarden. Het gebied van de structuurvisie loopt in de gemeente Menameradiel tot aan de westzijde van Marsum door. Alle projecten van voorliggende onderbouwing bevinden zich in het structuurvisiegebied.

Doel van de structuurvisie is om in het gebied ruimte te scheppen voor duur- zame initiatieven ten behoeve van de transitie van Leeuwarden naar een zoge- naamde ‘Full Sustainable City’. Dat vergt de nodige afstemming om enerzijds aantasting van het landschap te voorkomen en anderzijds de ruimtelijke kwali- teit van het gebied met een scherpe overgang tussen stad en land te verster- ken. Naast autonome ontwikkelingen als de aanleg van de Haak om Leeuwarden en de ontwikkeling van De Zuidlanden zetten de gemeenten in op nieuwe stedelijke functies als het Energiepark en de uitbreiding van bedrijven- terrein. Deze projecten hebben een duurzaam karakter of worden op een duurzame manier ingevuld.

De structuurvisie mondt uit in een ontwikkelingsrichting per deelgebied. Met name tussen de Haak om Leeuwarden en huidige stadsrand van Leeuwarden zijn er goede mogelijkheden om de ambities te realiseren. Het gebied ten westen en zuiden van de Haak houdt een overwegend open karakter, met aan- dacht voor cultuurhistorisch bepaalde lijnen en elementen.

F i g u u r 14. Fragment s t r u c t u u r v i s i e k a a r t

De bij voorliggende ruimtelijke onderbouwing betrokken projecten liggen al- lemaal in het gebied dat in de structuurvisie als deelgebied ‘4a – cultuurland- schap’ is aangemerkt. De ruimtelijke ambities voor dit gebied zijn: • Versterken bestaand landschap; • Fijnmazig en informeel karakter behouden;

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 30

• Hegedyk plaatselijk duidelijker vormgeven als dijk met strategische ver- dichting (woonerven) en respectzone van 300 m; • Barrières opheffen, doorgaande recreatieve routes en waterverbindingen ontwikkelen gebaseerd op cultuurhistorische wegen/paden; • Versterken beplantingsstructuren; • Afronding dorpsrand Deinum; • Alleen langs wegen en erven opgaand groen.

Wat betreft duurzaamheidsambities wordt ingezet op: • Productie van duurzame energie, bijvoorbeeld uit zon en biovergisting op een schaal die past bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. • Aansluiting op de biogasringleiding. • Waterberging in polder door verbreding sloten. • Duurzaam grondgebruik / schone (agrarische) bedrijfsvoering ten behoeve van waterkwaliteit. • Stimuleren fietsverbindingen ten behoeve van woon-werkverkeer. • Woonvormen die aansluiten bij de Keten van duurzaamheid. • Reductie energiegebruik.

Met de projecten van voorliggende ruimtelijke onderbouwing wordt voor zover mogelijk tegemoet gekomen aan de in bovenstaand genoemde ruimtelijke ambities dan wel ambities uit oogpunt van duurzaamheid.

Landschapsontwikkelingsplan (2004) Het “Landschapsontwikkelingsplan” (LOP) is in 2004 opgesteld door de Dienst Landelijk Gebied in opdracht van de provincie en de gemeenten binnen de Stadsregio Leeuwarden. In het LOP zijn zes koepelprojecten gedefinieerd. Deze koepelprojecten hebben als doel:  ontwikkeling van de diversiteit aan landschappen en de relatie van deze landschappen met de stad;  het verbeteren van de toegankelijkheid en uitstraling (herkenbaarheid en aantrekkelijkheid) van het (recreatieve) vaar-, fiets- en wandelpadennet- werk.

Handboek voor het Landschap (2013) Het “Handboek voor het Landschap” is in de loop van 2013 opgesteld in op- dracht van de Stadsregio Leeuwarden. In het najaar van 2013 zal dit Handboek door de zes betrokken afzonderlijke gemeenteraden vastgesteld. Het handboek dient als methodiek om het LOP operationeel te maken ten behoeve van de landschappelijke inpassing van ruimtelijke plannen in de verschillende ge- meenten. Het handboek geeft een actueel beeld van de drie landschapstypen Oude klei (Westergo en Oostergo), Jonge klei (Middelzeegebied) en het Veen- gebied (Lage Midden). Met dit schrijven is voor de Stadsregio een eenduidig landschapskader geformuleerd. Het document is voor ambtelijk gebruik en dient als toetsingsmethodiek, geïnspireerd vanuit het landschap. Het handboek sluit aan bij het huidige provinciale en gemeentelijke beleid en vormt hiermee

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 31 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

het regionale landschapskader voor de Stadsregio Leeuwarden. In het docu- ment worden de actuele thema’s behandeld, zoals stads- en dorpsranden, landelijk(e) (ge)bouwen, water, groen- en infrastructuur. Landschapsspecifieke richtlijnen voor deze thema’s en handvatten voor de praktijk geven de ge- meenten een methodiek waarmee zij deze ruimtelijke plannen landschappelijk kunnen inpassen en zo uitvoering kunnen geven aan de ambities vanuit het LOP en overig actueel ruimtelijk beleid.

Ambitiedocument voor de vormgeving en architectuur van d e H a a k e n de invalswegen in en om Leeuwarden (2011) In het kader van het Tracébesluit is een inpassingvisie opgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten qua vormgeving en inpassing in het open landschap vastgelegd. Dit betreft niet alleen de Haak om Leeuwarden (inclusief kunstwerken) maar ook de nieuw aan te leggen invalswegen naar het stedelijk wegennet. De uit- gangspunten uit de inpassingvisie zijn vertaald in een in 2011 door H+N+S Land- schapsarchitecten opgesteld “Ambitiedocument voor de vormgeving en architectuur van de Haak en de invalswegen in en om Leeuwarden”. In dit ambitiedocument zijn de bindende randvoorwaarden (eisen) opgesteld waar- aan het wegontwerp en het ontwerp van de kunstwerken van De Haak om Leeuwarden en de erop aansluitende invalswegen dienen te voldoen. Er zijn randvoorwaarden opgesteld voor onder andere:  de landschappelijke inpassing en inrichting van taluds bij kunstwerken en van toeritten bij aquaducten;  de breedte en inrichting van midden- en zijbermen, inclusief soort beplan- ting;  het toepassen en de vormgeving van lage wallen langs delen van het tracé als visuele afscherming van de voorbijrijdende auto’s.

Over het algemeen geldt: groen waar het groen kan (veelal in de vorm van gras) en een zo vloeiend mogelijk verloop van taluds met flauwe hellingen. Het ambitiedocument geldt als toetsingskader voor verlening van bouwvergunnin- gen voor de kunstwerken in de Haak en de invalswegen. In het ambitiedocu- ment komen in beginsel geen voorwaarden voor de thans met voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorgenomen projecten naar voren.

3.4 Gemeentelijk beleid

3 . 4 . 1 Geldende bestemmingsplannen

Gemeente Menameradiel Bestemmingsplan Marsum/Ingelum ( 2 0 1 1 ) PROJECT 1 EN 2 Voor het gehele plangebied van project 1 en deels voor project 2 is het “Be- stemmingsplan Marsum/Ingelum” van kracht. Dit bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Menameradiel vastgesteld op 28 april 2011.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 32

1

2

F i g u u r 1 5 . Kaartfragment geldend bestemmingsplan Marsum/Ingelum

De bij de projecten 1 en 2 betrokken bestemmingen en aanduidingen zijn in het hiernavolgende overzicht weergegeven.

Betrokken bestemmingen Betrokken aanduidingen Project 1 Agrarisch - Cultuurgrond Geluidzone – industrie Water Geluidzone – luchtvaart 45-50 Ke Waarde – Archeologie 1 Geluidzone – luchtvaart 40-45 Ke Waarde – Beschermd dorpsgezicht Project 2 Agrarisch – Cultuurgrond Geluidzone – industrie Waarde – Archeologie 1 Geluidzone – luchtvaart 40-45 Ke

Het geldende juridisch-planologische kader biedt niet de mogelijkheid om het voorgenomen project bij recht mogelijk te maken. Hierom is voorliggende ruimtelijke onderbouwing om omgevingsvergunning opgesteld.

Bestemmingsplan Buitengebied (2007) Voor de plangebieden van project 2 (deels), 3, 4 en 5 (deels) is het “Bestem- PROJECT 2 T/M 5 mingsplan Buitengebied” van kracht. Dit bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Menaldumadeel vastgesteld op 1 februari 2007 en door Gedepu- teerde Staten van de Provinsje Fryslân op 25 september 2007 goedgekeurd. De bij de projecten 2 t/m 5 betrokken bestemmingen en aanduidingen in dit be- stemmingsplan zijn in het hiernavolgende overzicht weergegeven.

Betrokken bestemmingen Betrokken aanduidingen Project 2 Landelijk gebied Waterloop Verkeersdoeleinden Zoekgebied Haak om Leeuwarden Aardgasleiding Hoofdwatergang Project 3 Landelijk gebied Hoofdwatergang Water Zoekgebied Haak om Leeuwarden Project 4 Landelijk gebied Ligplaats Woonboten Water Zoekgebied Haak om Leeuwarden Project 5 Landelijk gebied Zoekgebied Haak om Leeuwarden

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 33 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

2

3

F i g u u r 16. Kaartfragment geldend bestemmingsplan Buitengebied b i j M a r s u m

4

5

F i g u u r 17. Kaartfragment geldend bestemmingsplan Buitengebied bij Ritsumasyl

De diverse bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan voor het buitengebied laten de voorgenomen ruimtelijke ingrepen niet toe. Voorliggen- de ruimtelijke onderbouwing is daarom opgesteld om de gewenste ontwikke- lingen met omgevingsvergunning toch mogelijk te kunnen maken.

Gemeente Leeuwarden Gemeente Leeuwarden - Bestemmingsplan Buitengebied ( 2 0 0 3 ) PROJECT 5 Voor een deel van het plangebied van project 5 van deze ruimtelijke onder- bouwing geldt het “Bestemmingsplan Buitengebied” van de gemeente Leeu- warden. Dit bestemmingsplan is door de raad van de gemeente Leeuwarden vastgesteld op 17 november 2003 en is door Gedeputeerde Staten van de Pro- vinsje Fryslân goedgekeurd op 1 juni 2004.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 34

5

F i g u u r 18. Kaartfragment geldend bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Leeuwarden

De bij project 5 gedeeltelijk betrokken bestemmingen uit dit bestemmingsplan zijn in het hiernavolgende overzicht weergegeven. Ook hiervoor geldt dat het juridisch-planologische kader niet zonder meer de mogelijkheid biedt om het voorgenomen project bij recht mogelijk te maken.

Betrokken bestemmingen Betrokken aanduidingen Project 5 Agrarisch gebied - Water

Bestemmingsplan – Leeuwarden Buitengebied (2013) Het is tevens goed om er rekenschap van te nemen dat een nieuw bestem- PROJECT 5 mingsplan voor het buitengebied bij de gemeente Leeuwarden in procedure is. Dit bestemmingsplan heeft thans als ontwerp ter visie gelegen en zal binnen afzienbare tijd worden vastgesteld.

5

F i g u u r 19. Kaartfragment n i e u w bestemmingsplan Buitengebied v a n de gemeente Leeuwarden

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 35 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

De bij project 5 betrokken bestemmingen en aanduidingen in het nieuwe be- stemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Leeuwarden zijn in het hiernavolgende overzicht weergegeven.

Betrokken bestemmingen Betrokken aanduidingen Project 5 Agrarisch Luchtvaartverkeerzone - obstakelbe- Verkeer heergebied Water Water – Vaarweg Waarde - Cultuurhistorie

In dit nieuwe bestemmingsplan voor het buitengebied van de gemeente Leeu- warden is het planvoornemen van project 5 ook niet zonder meer juridisch- planologisch mogelijk.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 36

4 Randvoorwaarden4 4.1 M i l i e u

4 . 1 . 1 Hinder van bedrijven en voorzieningen

W e t - en regelgeving Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) zijn bedrijven en instellingen ver- plicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder door bedrijven en instellingen op hinder- gevoelige functies zo veel mogelijk voorkomen. Er dient te worden aangetoond dat een planvoornemen geen belemmering vormt voor nabijgelegen functies.

O n d e r z o e k Met het planvoornemen vinden wat betreft de vijf bij voorliggende ruimtelijke PROJECT 1 T/M 5 onderbouwing betrokken projecten verschillende ruimtelijke ingrepen plaats. Hierbij is evenwel geen sprake van het mogelijk maken van nieuwe in de wet geregelde milieuhinderlijke of milieugevoelige functies of bebouwing die uit oogpunt van hinder van bedrijven en voorzieningen beschouwd zouden moeten worden. Er is dan ook geen sprake van hinder van of voor bedrijven of voorzie- ningen dan wel woonfuncties vanwege van het planvoornemen.

C o n c l u s i e Van het aspect hinder van bedrijven en voorzieningen is met betrekking tot PROJECT 1 T/M 5 alle met voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorgenomen projecten geen sprake.

4 . 1 . 2 Luchtkwaliteit

W et- en regelgeving Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de lucht- kwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden ge- toetst aan de grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de 3 luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m NO2 of PM10) wordt als ‘niet in betekenende mate’ beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.853 voertuigbewegingen (van personenwagens) per weekdagetmaal leidt.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 37 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

O n d e r z o e k PROJECT 1 T/M 5 Het planvoornemen ziet toe op verschillende ruimtelijke ingrepen in het plan- gebied die leiden tot een andere landschapsstructuur, zoals water ter plaatse van agrarische cultuurgrond en weginfrastructuur, alsook verschillende kunst- werken zoals een brug, een sluis en steigers. Als gevolg van deze projecten mag worden verondersteld dat geen extra verkeer wordt gegenereerd. Hierom mag worden verwacht dat gestelde grenswaarden dan ook niet worden over- schreden. De projecten kunnen derhalve worden beschouwd als ‘niet in bete- kende mate’ waarvoor nader onderzoek naar luchtkwaliteit niet nodig is.

In het kader van het tracébesluit N31 (Haak om Leeuwarden) is bovendien onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek1 is gebleken dat zowel het toekomstige hoofdwegennet als het onderliggende wegennet voldoet aan de grenswaarden van de Wm.

C o n c l u s i e PROJECT 1 T/M 5 De projecten 1 t/m 5 zijn alle uitvoerbaar wat betreft het aspect luchtkwali- teit.

4 . 1 . 3 Geluidhinder

W e t - en regelgeving In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere wegverkeerslawaai, spoor- weglawaai en industrielawaai te voorkomen en te beperken. Deze wet is op 1 januari 2007 voor het laatst gewijzigd. De Wgh bepaalt dat de ‘geluidsbelas- ting’ op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm. In veel gevallen is deze norm 48 dB, die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.

In de plangebieden van de verschillende projecten is sprake van het aspect wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Spoorwegen zijn niet in de nabije omgeving gesitueerd waardoor van spoorweglawaai geen sprake is. Hierop is derhalve niet nader ingegaan.

Wegverkeersla w a a i In artikel 74 van de Wgh is aangegeven wanneer een weg zoneplichtig is. Elke weg heeft in principe een zone, behoudens wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg binnen of buiten stedelijk gebied. In tabel 3 is hiervan een overzicht gegeven.

1 “Luchtkwaliteitsonderzoek Ontwerptracébesluit N31 Haak om Leeuwarden”, Arcadis, 10 maart 2009, 110623/CE9/0D0/000704 en “Oplegnotitie haak om Leeuwarden”, Arcadis, 22 januari 2010, 110623/CE0/003/000704/ws.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 38

Tabel 3. Overzicht breedte geluidzones per type weg Aantal rijstroken Wegligging binnen Wegligging buiten stedelijk gebied stedelijk gebied 2 200 m 250 m 3 of 4 350 m 400 m 5 of meer n.v.t. 600 m (Bron: Wgh)

Indien binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals wonin- gen, worden gerealiseerd of wanneer reconstructie van de weginfrastructuur plaatsvindt, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.

Industrielawaai Op grond van de Wgh dient bij ruimtelijke plannen onder meer aandacht aan industrielawaai te worden besteed indien daar sprake van is. Dit is met name het geval wanneer de mogelijkheid tot vestiging van een inrichting als bedoeld in artikel 41 Wgh wordt geboden. De categorieën van inrichtingen bedoeld in artikel 41 Wgh zijn nader aangewezen in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit om- gevingsrecht (Bor). Binnen het plangebied van de projecten ten zuiden van Marsum is sprake van een geluidzone behorende bij het gezoneerde industrie- terrein Vliegbasis Leeuwarden. Deze geluidszone is op 1 juli 1993 vastgesteld.

Op 10 december 1997 is het “Saneringsprogramma Vliegbasis Leeuwarden”, vastgesteld. Op basis hiervan is op 31 augustus 1998 een beschikking afgegeven voor een maximaal toegestane geluidswaarde (MTG) op de gevels van omlig- gende woningen. Door de sanering is de 55 dB(A)–contour dichterbij de vliegba- sis komen te liggen. Binnen de 55 dB(A)-contour is de realisatie van geluidgevoelige objecten (o.a. woningen) niet mogelijk. Tussen de 55 dB(A)- contour en de zonegrens kan alleen een geluidgevoelig object gerealiseerd worden wanneer er een hogere waarde wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.

Luchtvaartlawaai Naast de geluidscontouren van het gezoneerde industrieterrein Vliegbasis Leeuwarden zelf zijn er ook geluidscontouren die samenhangen met de vlieg- bewegingen. Op basis van artikel 25g van de Luchtvaartwet is door de Minister van Defensie het Voorschrift voor de berekening van de geluidbelasting in Kos- teneenheden (Ke) vastgesteld. Ke is gebaseerd op het aantal over- en langs- vliegende vliegtuigen, het van deze vliegtuigen ondervonden maximale geluidsniveau en de verdeling over het etmaal, waarbij de late avond bijvoor- beeld zwaarder telt dan de middag.

Op basis van artikel 25 van de Luchtvaartwet is door de minister van VROM het Besluit geluidsbelasting grote luchtvaart (Stb. 1996, 668, 17 december 1996) vastgesteld. In dit besluit is bepaald wat de consequenties zijn van Ke-con- touren voor bestaande en nieuw op te richten geluidsgevoelige gebouwen bin- nen een geluidszone en dan in het bijzonder voor woningen. De grenswaarde

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 39 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

voor de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige objecten is vastgesteld op 35 Ke.

O n d e r z o e k PROJECT 1 T/M 5 Met de voorgenomen projecten 1 t/m 5 van voorliggende ruimtelijke onder- bouwing wordt niet voorzien in het oprichten van nieuwe geluidgevoelige ob- jecten.

W egverkeerslawaai Er vinden in het kader van het project Haak om Leeuwarden wel ingrijpende wijzigingen in de verkeersinfrastructuur plaats. Hierdoor wijzigen verkeers- stromen in belangrijke mate wat nadelig kan zijn op geluidgevoelige objecten in de omgeving. In het kader van het tracébesluit is hiertoe reeds onderzoek verricht. Vanwege voorliggende projecten die het gevolg zijn van de Haak om Leeuwarden is evenwel geen akoestisch onderzoek wat betreft wegverkeersla- waai van toepassing.

I ndustrielawaai en luchtvaartlawaai Omdat met de diverse projecten niet wordt voorzien in de oprichting van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing zijn de projecten uitvoerbaar ten aanzien van het aspect geluidhinder vanwege industrielawaai en luchtvaartlawaai.

C o n c l u s i e PROJECT 1 T/M 5 Op grond van voorgaande mag worden geconcludeerd dat de uitvoerbaarheid van alle vijf de projecten niet door geluidhinder wordt belemmerd.

4 . 1 . 4 Externe veiligheid

W e t - e n regelgeving Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van ge- vaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico’s voor de burger door deze activiteiten. Hiertoe zijn risico’s ge- kwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon over- lijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stof- fen. Het groepsrisico moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 40

Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving: 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi): Met het Bevi en bijbeho- rende regeling (Revi) zijn de plaatsgebonden risiconormen en de ver- antwoordingsplicht voor het groepsrisico met betrekking tot risicovolle bedrijven wettelijk vastgelegd. 2. Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRNVGS): De circulaire is van toepassing op bestemmingsplannen die liggen binnen de invloedsgebieden van transportroutes met vervoer van gevaarlijke stof- fen. 3. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb): Op basis van het Bevb dienen plannen, vergelijkbaar met het Bevi, te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatie waarde voor het groepsrisico. 4. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbe- sluit): Het activiteitenbesluit en de daarbij behorende regeling is de op- volger van een groot aantal AMvB’s. In het Activiteitenbesluit staan algemene regels voor verschillende milieuaspecten, zoals veiligheidsaf- standen waaraan voldaan moet worden.

Verantwoordingsplicht Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden maar slechts oriënterende waarden. In bovenstaande besluiten is de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico opgenomen. Deze verant- woording houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keu- zes middels een belangenafweging moet worden onderbouwd en verantwoord door het bevoegd gezag. Bij een toename van het groepsrisico moet ten op- zichte van de oriëntatiewaarde gekeken worden naar alternatieven, zoals de rol van de brandweer en dergelijke.

O n d e r z o e k In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft de Provinsje Fryslân RISICOKAART een zogenoemde risicokaart2 ontwikkeld. Op de risicokaart staan verschillende risico-ontvangers en risicobronnen aangegeven. Op de risicokaart worden te- vens kwetsbare objecten getoond die extra aandacht verdienen in de buurt van risicobronnen. Dit zijn gebouwen waarin zich veel mensen kunnen bevinden en gebouwen waar niet-zelfredzame mensen aanwezig zijn (zieken, bejaarden, kinderen).

Voor het planvoornemen is op de risicokaart nagegaan of ook aandachtspunten PROJECT 1, 4 EN 5 op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Dit blijkt voor de pro- jecten 1, 4 en 5 niet het geval te zijn.

Wat betreft de projecten 2 en 3 dient melding te worden gemaakt van de na- PROJECT 2 EN 3 bijgelegen ondergrondse brandstofleiding (kerosine) die de tankschepenlaad- en losplaats aan het Van Harinxmakanaal verbindt met Vliegbasis Leeuwarden.

2 Benaderbaar via http://www.risicokaart.nl.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 41 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

Deze kerosineleiding betreft een zogenaamde lagedrukleiding en valt daardoor derhalve formeel niet onder het Bevb. Evenwel is de situatie hieromtrent kort beschouwd. Op basis van de professionele risicokaart betreft de kerosinelei- ding een leiding met een uitwendige diameter van 114 mm en een maximale werkdruk van 10 bar. Conform de professionele risicokaart heeft de kerosine- leiding een PR 10-6 contour van 0 m en bedraagt ook de dodelijke effectafstand 0 m.

1

2

3

F i g u u r 20. Kaartfragment externe veiligheid (Bron: Risicokaart, 2013)

Voor de kerosineleiding gelden op en in een strook beperkingen aan bebouwing en werkzaamheden. Hierom dient bij de uitvoering van werken en werkzaam- heden of het bouwen van bouwwerken binnen een afstand van 3 m tot de kero- sineleiding overleg te worden gevoerd met de beheerder (Defensie Pijpleidingen Organisatie als onderdeel van het Ministerie van Defensie). Daar- naast geldt dat de gronden binnen een afstand van 22 m aan weerszijden van de leiding (in het geldende bestemmingsplan Buitengebied uit 2007) tevens zijn bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwets- bare en beperkte kwetsbare objecten.

Met de plannen in het kader van de projectgebieden 2 en 3 worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten voorzien. Werken en werkzaamhe- den vinden op grotere afstand dan 3 m van de leiding plaats.

C o n c l u s i e PROJECT 1 T/M 5 Vanuit het oogpunt van externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen voor de realisering van de diverse projecten die met voorliggende ruimtelijke onderbouwing zijn voorzien.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 42

4 . 1 . 5 B o d e m

W e t - e n regelgeving In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder meer inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering in een (mogelijk noodzakelijke) bodemsa- nering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is derhalve onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan.

Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruim- telijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico’s voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied voor wonen of een andere functie.

Om er zeker van te zijn dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreini- ging voordat met grondverzet vanwege het planvoornemen wordt begonnen, is het in het kader van het traject voor het verkrijgen van omgevingsvergunning noodzakelijk dat ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonder- zoek uitgevoerd wordt, conform de NEN 5740. Dit onderzoek dient voorafgaand aan de graafwerkzaamheden ten behoeve van de werkzaamheden plaats te vinden. Het uitvoeren van het bodemonderzoek is een voorwaarde waaraan voldaan moet worden voor omgevingsvergunning verleend kan worden. Indien de grond vervuild blijkt, heeft dit consequenties voor de wijze van verwerken in of afvoeren uit het plangebied.

O n d e r z o e k Op de kaart van het Bodemloket3 is zoveel mogelijk informatie verzameld over de kwaliteit van de bodem. Het bodemloket biedt informatie over bodemon- derzoeken en -saneringen die zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar ‘verdachte’ werkzaamheden hebben plaats- gevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd. In figuur 21 is het kaart- fragment voor de diverse projectgebieden van de bodemkaart opgenomen. Ook voor onverdachte terreinen geldt overigens dat bodemverontreiniging kan wor- den aangetroffen, omdat altijd activiteiten kunnen hebben plaatsgevonden die tot verontreiniging van de bodem hebben geleid en die thans niet bekend zijn.

Op de kaart is zichtbaar dat alleen voor enige bij project 2 betrokken gronden PROJECT 2 bodemonderzoek is uitgevoerd. Hiervoor is geen vervolg nodig geweest.

Bij het bodemloket is verder geen informatie over de milieuhygiënische kwali- PROJECT 1 T/M 5 teit van de betrokken gronden beschikbaar. Met het planvoornemen wordt ter

3 Benaderbaar via www.bodemloket.nl

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 43 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

plaatse geen gevoelige functie gerealiseerd waarbij een goede milieuhygiëni- sche kwaliteit van de bodem gewaarborgd dient te zijn. Planologisch bestaan er dan ook geen bodemkundige bezwaren tegen de verschillende voorgenomen projecten. Wel dient bij de vergunningverlening een verkennend bodemonder- zoek beschikbaar te zijn en dient rekening gehouden te worden met het even- tueel werken in en het mogelijkerwijs afvoeren van verontreinigde grond.

1 2

3

4 5

F i g u u r 21. Bodeminformatie k a a r t ( Bron: Rijkswaterstaat, 2013 )

C o n c l u s i e PROJECT 1 T/M 5 Gezien de te realiseren functies wordt de uitvoerbaarheid van de voorgenomen projecten niet door onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit van de bodem belemmerd. Planologisch gezien kunnen de voorgenomen projecten uitvoer- baar worden geacht.

NOTA BENE Voor de te ontgraven en eventueel buiten het plangebied af te voeren gronden kan op basis van het Besluit Bodemkwaliteit een milieuhygiënische verklaring (middels bodemonderzoek te verkrijgen) van de gronden noodzakelijk zijn. Dit is evenwel sterk afhankelijk van de toepassingslocatie.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 44

4.2 E c o l o g i e

W e t - en regelgeving Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het noodza- kelijk aandacht te besteden aan natuurwet en –regelgeving. Er dient onder meer aangegeven te worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.

De Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn met de inwerkingtreding van FLORA- EN FAUNAWET de Flora- en faunawet (Ffw) op 1 april 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) op 1 oktober 2005 in de Nederlandse wet- en regelgeving verwerkt.

De Ffw is gericht op het beschermen en het behouden van de goede staat van instandhouding van in het wild levende plant- en diersoorten en hun directe leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is het zogenoemde ‘nee, tenzij-principe’. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn toege- staan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing van worden afgeweken. In de Ffw is onder andere bepaald dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten te hande- len nadelige gevolgen kan hebben voor flora en fauna, gedwongen is dergelijk handelen of nalaten achterwege te laten. Dit voor zover dit in redelijkheid van hem kan worden gevraagd. Diegene moet alle maatregelen nemen die in rede- lijkheid van hem kunnen worden gevraagd om die nadelige gevolgen te voor- komen, te beperken of ongedaan te maken.

De Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) bundelt de gebiedsbescherming van NATUUR- BESCHERMINGSWET nationaal begrensde natuurgebieden. In de Nbw zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Nbw zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden, Staats- en Beschermde Natuurmonumenten en Wetlands. Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan waarin de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is geregeld. De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. De EHS is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvi- sie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en is uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007.

O n d e r z o e k In het kader van de voorgenomen ontwikkelingen is door Altenburg & Wymenga ECOLOGISCHE nagegaan wat de invloed is op natuurwaarden in en in de nabijheid van het BEOORDELING plangebied van de diverse projecten. Een ecologische beoordeling4 is uitge- voerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van relevante beschermde gebieden

4 “Ecologische beoordeling ruimtelijke ingrepen buiten het tracé ‘Haak om Leeuwarden’ nabij Ritsumasyl-Marsum”, Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden, A&W- rapport 1948, 19 november 2013, projectnummer 2142hrm, definitief.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 45 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

en soorten. Daarbij is aangegeven hoe de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen buiten het genomen Tracébesluit zich verhouden tot de geldende wet- en re- gelgeving wat betreft natuur. De hiernavolgende tekst betreft een weergave van de conclusies uit de ecologische beoordeling. De gehele ecologische be- oordeling geldt als separate bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing.

PROJECT 1 T/M 5 Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet: voortoets De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Nbw ten aanzien van de aangewezen natuurwaarden van het dichtstbijzijnde Natura 2000- gebieden (‘Groote Wielen’ en ‘Alde Feanen’) en van overige Natura 2000- gebieden, mits lichtverstoring van de mogelijk aanwezige vliegroute van Meer- vleermuis over het Sylsterrak en het Van Harinxmakanaal wordt voorkomen. Indien niet kan worden voorkomen dat lichtverstoring van Meervleermuis op- treedt, dient nader onderzoek plaats te vinden om te bepalen welke functie de watergang heeft voor deze soort en hoe de plannen zich verhouden tot de Nbw.

Gebieden van ‘openheid en rust’ PROJECT 5 De herinrichting en het toekomstig gebruik heeft tot gevolg dat het nabij pro- ject 5: ‘Nieuwe vaarwegontsluiting en fietsbrug’ gelegen gebied van ‘openheid en rust’ mogelijk in functionaliteit afneemt. In het kader van de realisatie van de Haak om Leeuwarden is dit gebied van ‘openheid en rust’ reeds gecompen- seerd (op basis van de conclusies in het rapport “Ecologische toetsing van de Rijksweg 31, Haak om Leeuwarden”, A&W-rapport 1251). Wat betreft de ove- rige projectgebieden veroorzaken de voorgenomen plannen geen conflict met de regelgeving omtrent gebieden van ‘openheid en rust’.

Overige soorten De beoogde ruimtelijke ontwikkelingen buiten het Tracébesluit veroorzaken geen conflict met de wet- en regelgeving omtrent overige vormen van ge- biedsbescherming (EHS, aangewezen ganzenfoerageergebieden).

PROJECT 1 T/M 5 S o o r t e n bescherming Nader onderzoek vissen De plannen veroorzaken wat betreft alle projecten 1 t/m 5 conflicten met de Ffw ten aanzien van de wettelijk zwaar beschermde vissoort Bittervoorn. Om deze reden dient een ontheffing bij Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken (EZ) te worden aangevraagd volgens de Ffw. Het betreft hierbij de werkzaamheden aan de oevers en mogelijke negatieve effecten op de soort onder invloed van het nieuwe gebruik als vaarroute (Ingelumer Feart).

Mogelijk nader onderzoek vleermuizen Indien niet kan worden voorkomen dat lichtverstoring optreedt van foerageer- gebied of vliegroutes van vleermuizen dient nader onderzoek plaats te vinden om de functie te bepalen die de betreffende projectgebieden hebben voor vleermuizen.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 46

Broedvogels De plannen veroorzaken geen conflict met de Ffw ten aanzien van broedende vogels en hun nesten, indien verstoring tijdens de broedperiode – zoals in pa- ragraaf 2.3.1 van de ecologische beoordeling is aangegeven - wordt voorko- men. [Er geldt overigens geen standaardperiode voor het broedseizoen, maar voor de meeste vogels kan een periode van ongeveer 15 maart tot 15 juli wor- den aangenomen].

Overige soorten De beoogde herinrichting veroorzaakt geen conflict met de Ffw ten aanzien van overige beschermde planten- en diersoorten.

C o n c l u s i e G ebiedsbescherming Uit het onderzoek naar effecten op beschermde natuurwaarden blijkt dat de PROJECT 1 T/M 5 aanwezige natuurwaarden in het kader van de gebiedsbescherming geen be- lemmeringen vormen voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen projecten. Lichtverstoring zal worden voorkomen.

S oortenbescherming: ontheffing bittervoorn Wat betreft de effecten op beschermde natuurwaarden in relatie tot de soor- PROJECT 1 T/M 5 tenbescherming dient ontheffing bij Dienst Regelingen van het ministerie van EZ te worden verkregen. Er wordt van uit gegaan dat de benodigde ontheffing verleenbaar zal zijn.

Het is aan het bevoegd gezag om de visie dat er geen sprake zal zijn van nega- tieve effecten op beschermde gebieden en een noodzaak tot vergunningen te bevestigen. Het bevoegd gezag in deze is de Provinsje Fryslân.

4.3 Archeologie

W e t - en regelgeving Naar aanleiding van het Verdrag van Malta is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) ingesteld, als onderdeel van de gewijzigde Monu- mentenwet 1988 (Monw). Het Verdrag van Malta is gericht op het behoud van archeologische waarden in de bodem. Hiertoe verplicht de Wamz om in ruim- telijke plannen rekening te houden met in de bodem aanwezige archeologische waarden en dat archeologische resten bij bodemverstoringen intact blijven. Daarbij wordt het veroorzakerprincipe gehanteerd. Dit houdt in dat diegene die mogelijke archeologische waarden in de bodem verstoord financieel ver- antwoordelijk is voor voldoende onderzoek naar, en het behoud van die, ar- cheologische waarden. Naast het inventariseren van mogelijke archeologische waarden moet een ruimtelijk plan, indien nodig (en mogelijk), bescherming bieden voor waardevolle gebieden.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 47 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

O n d e r z o e k De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE)5 in de Cultuurhisto- rische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân biedt voor de gehele provincie per locatie informatie wat de bekende als wel de te verwachten archeologische waarden zijn. Daarbij worden twee verschillende onderzoeks- perioden onderscheiden.

1

2

3

F i g u u r 22. FAMKE voor de onderzoeksperiod e ijzertijd - middeleeuwen (Bron: Provinsje Fryslân, 2013)

4

5

F i g u u r 23. FAMKE voor de onderzoeksperiode ijzertijd - middeleeuwen rondom Ritsumasyl (Bron: Provinsje Fryslân, 2013)

5 http://www.fryslan.nl/famke

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 48

Periode steentijd-bronstijd Alle projecten van het voorliggende planvoornemen zijn op de FAMKE in een gebied gelegen waar bij ruimtelijke ingrepen voor de periode steentijd- bronstijd ‘geen onderzoek noodzakelijk’ is. Op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten uit deze periode in de bodem bevinden of dat de archeologische verwachting zeer laag is. Vanwege deze onderzoeksperiode is geen nader onderzoek nodig.

Periode ijzertijd-middeleeuwen In de figuren 22 en 23 is zichtbaar gemaakt dat wat betreft de periode ijzer- tijd-middel-eeuwen voor alle projecten van het voorliggende planvoornemen ‘Karterend onderzoek 1’ geldt. Dit houdt in dat ter plaatse van de uit te voe- ren projecten zich archeologische resten kunnen bevinden uit deze onder- zoeksperiode. De provincie beveelt daarom aan om karterend archeologisch onderzoek te verrichten bij ingrepen van meer dan 500 m². Wat betreft pro- ject 5 geldt voor het deel gelegen in de gemeente Leeuwarden dat ‘geen on- derzoek noodzakelijk’ is.

Advisering provinciaal archeoloog De projectgebieden zijn ter beoordeling van de noodzaak tot archeologisch PROJECT 1 T/M 3 onderzoek aan de provinciaal archeoloog voorgelegd. De provinciaal archeo- loog heeft aangegeven dat in dit geval bij Marsum een archeologisch onderzoek voor de projecten 1, 2 en 3 niet noodzakelijk wordt geacht gezien de beperkte omvang van de ingrepen, de resultaten van eerder in het kader van het Tracé- besluit in de nabijheid uitgevoerd booronderzoek en de ligging direct naast de bestaande weg.

Wat betreft de voorgenomen ingrepen bij Ritsumasyl (projecten 4 en 5) wordt PROJECT 4 EN 5 gezien de omvang van de ingreep en het advies op de FAMKE geadviseerd om, daar waar de plannen betrekking hebben op het gebied ‘karterend onderzoek 1’ op de FAMKE, een karterend booronderzoek te laten uitvoeren. Boringen hiertoe dienen te worden gezet in een raai om de 50 m. Dit komt neer op on- geveer 8 boringen in het tracé van het nieuwe kanaal en ongeveer 5 boringen aan de noordkant en parallel langs het bestaande kanaal. Op grond van de resultaten van dit onderzoek kan worden bekeken of er nader onderzoek nodig is of dat het plan uit oogpunt van archeologie direct doorgang kan vinden.

Om het noodzakelijke inzicht te krijgen in de archeologische waarden voor de projecten 4 en 5 zijn uiteindelijk twee archeologische onderzoeken uitge- voerd6. De rapportages hiervan gelden als separate bijlage bij voorliggende

6 “Plangebied Haak om Leeuwarden, onderzoeksgebied nabij Ritsumasyl, gemeente Mename- radiel; archeologisch vooronderzoek: een bureauonderzoek en inventariserend veldonder- zoek”, RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., Weesp, 28 augustus 2013, eindversie, RAAP- notitie 4581. “Archeologisch onderzoek Ritsumasyl/Sylsterrak: Inventariserend veldonderzoek karterende fase, Grontmij Archeologische Rapporten 1411”, Grontmij Nederland B.V. / Witteveen+Bos

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 49 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

ruimtelijke onderbouwing. In onderstaande is volstaan met het opnemen van de resultaten en aanbevelingen uit beide archeologische onderzoeken.

1 . Archeologisch bureau - en inventariserend veldonderzoek Allereerst heeft een archeologisch bureau- en inventariserend veldonderzoek door RAAP plaatsgevonden. In het hiernavolgende is ingegaan op de resultaten van dit onderzoek. De hieronder genoemde resultaten van de boringen hebben betrekking op de in figuur 24 weergegeven boringen op de boorpuntenkaart.

F i g u u r 24. Boorpuntenkaart (Bron: RAAP, 2 0 1 3 )

RESULTATEN In boring 7 is binnen de geulvulling een circa 0,1 m dikke laag waargenomen met zandlaagjes en verspoelde mestbrokjes, die mogelijk afkomstig zijn van de nabijgelegen terp. Aan de noordzijde van het Sylsterrak zijn in de boringen 9, 10 en 11 archeologische indicatoren aangetroffen. Direct onder de bouwvoor bevindt zich hier een 0,05 tot 0,5 dik niveau met houtskool, verbrande leem en opvallend veel schelpengruis. Ook in de bouwvoor zijn archeologische indicato- ren aanwezig. De top van het archeologische niveau is vermoedelijk deels op- genomen in de bouwvoor. Mogelijk behoort het archeologische niveau bij de ten zuiden van het Sylsterrak gelegen afgegraven terp. Er zijn geen dateerbare vondsten aangetroffen. De terp wordt in de Middeleeuwen gedateerd. Ver- moedelijk zal ook het binnen het onderzoeksgebied waargenomen archeolo- gische niveau uit deze periode dateren.

Raadgevende Ingenieurs B.V., De Bilt, projectnummer 332550, referentienummer GM- 0116636, 6 november 2013, definitief.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 50

Het onderzoek heeft aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van een AANBEVELINGEN archeologische vindplaats ten noorden van het Sylsterrak. Daarom is door RAAP vervolgonderzoek in de vorm van een waarderend proefsleuvenonderzoek aan- bevolen met als doel informatie te verzamelen over de aard, omvang, date- ring, diepteligging, gaafheid, conservering en waarde van de vindplaats. Voor het overige deel van het onderzoeksgebied geven de resultaten van het onder- zoek geen aanleiding om archeologisch maatregelen (planaanpassing, vervolg- onderzoek, etc.) aan te bevelen.

2 . Inventariserend veld o n d e r z o e k Naar aanleiding van de resultaten en aanbevelingen door RAAP heeft archeolo- SAMENVATTING gisch vervolgonderzoek in de vorm van een inventariserend veldonderzoek karterende fase ten noorden van het Sylsterrak door de combinatie Grontmij – Witteveen+Bos plaatsgevonden. Dit onderzoek betreft een samenvatting en aanvulling in de vorm van een karterend booronderzoek op het eerder door RAAP uitgevoerde archeologisch onderzoek.

Door RAAP zijn in het plangebied enkele archeologische indicatoren aangetrof- fen in de vorm van verbrande leem/klei, onverbrand bot en houtskoolspikkels waar archeologische indicatoren aan zijn verbonden betreffende een zuidelijk gelegen terp en daarom is aanbevolen een proefsleufonderzoek uit te voeren. Door de combinatie Grontmij – Witteveen+Bos is geadviseerd om eerst een karterend onderzoek uit te voeren om meer details omtrent de vindplaats te krijgen en mogelijk het advies van RAAP aan te passen.

Uit het bureauonderzoek is gebleken dat het plangebied is gelegen buiten de CONCLUSIES ringdijk om de Middelzee en tot 1300 onder invloed stond van de Middelzee. Het plangebied ligt direct ten oosten van Ritsumasyl en direct ten noorden van het Sylsterrak. Ten zuiden van het Sylsterrak ligt een afgegraven terp. Vanaf circa 1300 werd het gebied waarin het plangebied ligt ingepolderd en in ge- bruik genomen. Al voor de inpoldering bevond zich te Ritsumasyl een sluis ter hoogte van het huidige Sylsterrak. Mogelijk bevond zich hier toen al een na- tuurlijke watergang. Op basis van het bureauonderzoek lijkt een verband tus- sen de archeologische indicatoren uit het plangebied en de zuidelijk van het plangebied gelegen terp niet aanwezig.

Net als in het onderzoek van RAAP zijn er tijdens het veldonderzoek archeolo- gische resten aangetroffen in een laag direct onder de bouwvoor. Het door RAAP herkende verbrande leem of klei is echter niet waargenomen. De aange- troffen archeologische resten bestaan uit baksteenpuin, houtskoolspikkels en twee fragmenten roodbakkend aardewerk met loodglazuur die gedateerd kun- nen worden tussen de 16de en 19de eeuw. Opvallend is dat de hoeveelheid puin in oostelijke richting aanzienlijk minder wordt. Ter hoogte van boring 21 (zie figuur 25) zijn slechts zeer kleine puinspikkels waargenomen.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 51 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

F i g u u r 25. Boorpuntenkaart (Bron: G r o n t m i j , 2 0 1 3 )

ADVIES Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt door de combinatie Grontmij – Witteveen+Bos voor het plangebied vervolgonderzoek aanbevolen. Het vervolgonderzoek dient te bestaan uit het archeologisch bege- leiden van de werkzaamheden. Op die wijze kan de begeleidende archeoloog eventuele vondsten en sporen documenteren en bergen en indien daartoe aan- leiding is, een beperkte tijd en middelen krijgen om eventueel aanwezige waardevolle archeologische sporen nader te onderzoeken. De grondslag voor dit advies is dat hiermee de voortgang van het project in principe geen vertra- ging hoeft te krijgen, maar dat zorgvuldig worden omgegaan met eventueel aanwezige archeologische waarden. Het archeologisch onderzoek dient te wor- den uitgevoerd conform een vooraf opgesteld Programma van Eisen (PvE), dat is goedgekeurd door het bevoegd gezag (Provinsje Fryslân).

C o n c l u s i e PROJECT 1 T/M 3 EN 5 Uit het oogpunt van archeologie stuit realisering van de verschillende voorge- nomen projecten niet op bezwaren.

PROJECT 4 Wat betreft project 4: ‘Oever woonbotenligplaatsen Ritsumasyl’ zullen de werkzaamheden onder archeologische begeleiding en conform een op te stel- len Programma van Eisen plaatshebben.

NOTA BENE In alle gevallen blijft evenwel de archeologische meldingsplicht van kracht (art. 53 Monumentenwet). Dit ongeacht de grootte van de ingreep. Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetrof- fen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente Menameradiel.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 52

4.4 Cultuurhistorie

W e t - en regelgeving De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft tot een wijziging van art. 3.6.1, lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geleid, waardoor ieder bestemmingsplan vanaf 1 januari 2012 tevens een analyse van cultuurhistori- sche waarden van het plangebied moet bevatten. In de toelichting van een bestemmingsplan dient een beschrijving opgenomen te zijn van de wijze waar- op met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Hierbij dient ook de historische (stede)bouwkunde en historische geografie te worden mee- genomen in de belangenafweging. Aangegeven dient te worden welke conclu- sies aan de geanalyseerde waarden worden verbonden en op welke wijze deze worden geborgd in het bestemmingsplan.

O n d e r z o e k Op de Cultuurhistorische Kaart Fryslân 2 (CHK2) van de Provinsje Fryslân is PROJECT 1 informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden. Uit de CHK2 blijkt dat alleen voor het planvoornemen bij project 1 betreffende ‘Haven en steiger Marsum’ sprake is van cultuurhistorische waarden waar rekening mee gehou- den dient te worden. Voor de overige projecten speelt cultuurhistorie geen rol.

1

F i g u u r 26. Kaartfragment CHK2 bij Marsum (Bron: Provinsje Fryslân, 2013)

Beschermd dorpsgezicht Marsum Op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is een groot deel van het dorp Marsum in de gemeente Menameradiel op 4 oktober 1991 aangewezen als

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 53 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

‘beschermd dorpsgezicht’. Bij een dergelijke aanwijzing gaat het om een groep van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en waar zich één of meer monumenten bevinden. Op grond van de volgende (samenvattende) motivering heeft aanwijzing van het beschermd dorpsgezicht van Marsum plaatsgevonden:

“Het dorp Marssum is gelegen in de gemeente Menaldumadeel op een afstand van circa 5 km ten westen van de stad Leeuwarden. De nederzetting Marssum is vermoedelijk rond het begin van de jaartelling ontstaan als terpdorp. Gele- gen aan de rand van de Middelzee werd de terp in de Middeleeuwen opgeno- men in het dijktracé westelijk langs de Middelzee. In de ruimtelijke structuur van Marssum zijn veel elementen herkenbaar van het type terpdorp dat wordt gekenmerkt door een centraal op de ronde terp gelegen kerk met rondom de begraafplaats, een ringweg aan de terpvoet (de zogenaamde ossenweg), boer- derijen die met hun achterzijde naar de ringweg zijn gekeerd en vaarten naar de terp (opvaarten). Behalve door deze algemene structuurkenmerken wordt de ruimtelijke structuur van Marssum in hoge mate bepaald door de Herin- gastate (Poptaslot) en het Poptagasthuis. Tezamen nemen zij een groot deel van de terpruimte in beslag en bepalen voor een belangrijk deel het ruimte- lijk beeld van het dorp. Daarnaast vormt ook het gebied waar de overige dorpsbebouwing is geconcentreerd een wezenlijk onderdeel van de dorpsstruc- tuur. De historisch bepaalde dorpsstructuur, de aanwezige visuele kwaliteiten en, in samenhang daarmee, de deels historisch waardevolle bebouwing recht- vaardigen de aanwijzing van Marssum als beschermd dorpsgezicht.”

De ruimtelijke ontwikkeling die met project 1 is voorzien, is beperkt van om- vang en betreft niet het wijzigen of oprichten van bestaande dan wel nieuwe bebouwing. Hierdoor worden derhalve geen waarden aangetast, zoals in voor- gaande benoemd, die een belangrijke rol hebben gespeeld in de aanwijzing van Marsum als beschermd dorpsgezicht. Derhalve mag worden gesteld dat het voorgenomen project 1 niet tot verstoring van bestaande cultuurhistorische waarden leidt. Het cultuurhistorische aspect hoeft derhalve niet nader onder- zocht te worden.

C o n c l u s i e PROJECTEN 2 T/M 5 Wat betreft cultuurhistorie zijn voor de projecten 2 tot en met 5 geen elemen- ten aan de orde die aandacht behoeven. Deze projecten mogen wat betreft het cultuurhistorische aspect uitvoerbaar worden geacht.

PROJECT 1 Project 1 betreffende ‘Haven en steiger Marsum’ ligt in het beschermd dorps- gezicht van Marsum. De voorgenomen ruimtelijke ingrepen die met dit project gepaard gaan, worden niet geacht te leiden tot ingrijpende wijzigingen in de cultuurhistorische structuur en het beschermde dorpsgezicht van Marsum. Wat betreft cultuurhistorie mag ook dit project uitvoerbaar worden geacht. Het is aan de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed om deze visie te bevestigen.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 54

4.5 Waterparagraaf

W e t - e n regelgeving De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van waterwetgeving. Daarnaast heeft het Na- tionaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste NWP is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.

Met de inwerkingtreding van de Waterwet is tevens de Watervergunning van kracht geworden. Watervergunning van Wetterskip Fryslân als waterbeheerder is nodig voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan open water, wa- terkeringen en wegen in het beheer van Wetterskip Fryslân, het onttrekken van grondwater en het lozen op het oppervlaktewater.

Op grond van artikel 3.1.1 Bro moet in een zogenoemde waterparagraaf wor- den aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van een ruimtelijk plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. De watertoets heeft ten doel water- huishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze te be- schouwen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt aandacht besteed aan het wateraspect. Voor het uitvoeren van de watertoets is het beleid van het Wet- terskip Fryslân van belang. Dit beleid is neergelegd in het waterbeheerplan 2010-2015 (WBP) “Wiis mei wetter” en het waterhuishoudingsplan (WHP) “Wetter jout de romte kwaliteit”. Beide waterplannen houden rekening met de nieuwe Waterwet.

O n d e r z o e k / Wateradvies De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is Wet- terskip Fryslân. In het kader van het Tracébesluit is vastgesteld dat realisatie van de Haak om Leeuwarden zal leiden tot een toename van het verhard op- pervlak. In het Tracébesluit is aangegeven dat voor zowel de boezem als in de diverse polders voldoende compenserend bergend wateroppervlak is opgeno- men door de te realiseren bermsloten en hoofdwatergangen. Aangegeven is dat daar waar het tracé van de Rijksweg 31 huidige hoofdwatergangen doorsnijdt, er of duikers worden aangelegd of dat de betreffende hoofdwatergang middels een gecombineerde bermsloot/hoofdwatergang wordt omgeleid. Met de diver- se projecten van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is met name sprake van het realiseren van nieuw oppervlaktewater. Dit is gunstig voor de water- huishouding.

Wetterskip Fryslân is d.d. 1 oktober 2013 benaderd met de vraag in hoeverre voor de diverse projecten van voorliggende ruimtelijke onderbouwing het door-

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 55 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

lopen van een nieuwe watertoetsprocedure noodzakelijk is. Wetterskip Fryslân heeft hierop per e-mail van 18 november 2013 gereageerd waarbij onder meer over de van toepassing zijnde zaken wat betreft het aspect water (zoals ge- toond in figuur 27) advies is afgegeven. Daarbij is aangegeven dat de meeste met deze ruimtelijke onderbouwing voorliggende projecten met het water- schap reeds uitvoerig zijn voorbesproken. In navolgende is aan de hand van de door Wetterskip Fryslân opgestelde “Leidraad Watertoets” (2013) voor de thema’s ‘veilig’, ‘voldoende’ en ‘schoon’ nader op de diverse relevante water- aspecten ingegaan.

1 2 3

4 5

F i g u u r 27. Relevante waterhuishoudkundige aspecten

V e i l i g PROJECT 3 T/M 5 Ter plaatse van de projecten 3 t/m 5 is sprake van een regionale waterkering die het achterliggende gebied tegen hoge waterstanden in de Friese boezem beschermt. De regionale kering heeft met een bepaalde hoogte een kerende werking die te allen tijde gehandhaafd moet blijven. Derhalve ligt hierlangs uit noodzakelijk oogpunt voor het beheer en onderhoud aan en bescherming van de kade een beschermingszone van 5 m. Het is niet toegestaan om werken aan de kade of in de beschermingszone uit te voeren. Voor werkzaamheden aan de regionale kering of in de beschermingszone is een watervergunning nodig.

V o l d o e n d e PROJECT 1 T/M 5 In alle projectgebieden is sprake van de aanwezigheid van een hoofdwatergang van Wetterskip Fryslân. Hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoerfunctie. Voor het onderhoud van deze watergangen is aan beide zij- den een beschermingszone van 5 m vanaf de oever noodzakelijk. In dit gebied mag niet worden gebouwd.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 56

S c h o o n Het thema ‘schoon’ betreft de kwaliteit van het oppervlaktewater, de afval- waterketen (de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater) en de ecologische inrichting van watersystemen. Ten aanzien van dit laatste on- derwerp bestaan afspraken in Fryslân over invulling van de Kader Richtlijn Water (KRW). De KRW is een Europese richtlijn die voorschrijft dat de water- kwaliteit van Europese wateren vanaf 2015 aan bepaalde eisen moet voldoen. In dit licht bezien is onder meer het beleid voor de extra uitbreiding van wa- terberging in deelsystemen door middel van natuurvriendelijker oevers ruimte- lijk relevant.

Wetterskip Fryslân geeft voor project 5 aan het als een positieve ontwikkeling PROJECT 5 te zien als alle ruimte tussen de nieuw te realiseren vaarwegontsluiting en het nieuwe tracé van de Haak om Leeuwarden als KRW-plasdrasgebied ingericht zou kunnen worden. Met het thans voorliggende planvoornemen ter plaatse van projectgebied 5 is dit ook het geval.

V e r v o l g Wetterskip Fryslân gaat er van uit dat haar advisering wordt opgevolgd en meegenomen in de verdere ruimtelijke planvorming. Wanneer de advisering wordt opgevolgd, zal het waterschap met betrekking tot voorliggende ruimte- lijke onderbouwing geen waterhuishoudkundige bezwaren zien. Derhalve kan een positief wateradvies worden afgegeven en de watertoetsprocedure daar- mee als afgerond worden beschouwd.

Overigens geldt dat voor alle ingrepen in de waterhuishouding tijdig een ver- WATERVERGUNNING gunning moet worden aangevraagd of een melding moet worden ingediend in het kader van de Waterwet. Onder ingrepen in het watersysteem worden ook het onttrekken van grondwater en het lozen daarvan op het oppervlaktewater verstaan. Inmiddels is de aanvraag om watervergunning voor alle voorgenomen projecten van deze ruimtelijke onderbouwing in gang gezet.

C o n c l u s i e De wettelijk gestelde eisen die door Wetterskip Fryslân aan het wateraspect in PROJECT 1 T/M 5 de diverse projectgebieden worden verbonden, zullen worden opgevolgd. De watertoets mag hiermee als afgerond worden beschouwd. Er bestaan voor het aspect water geen belemmeringen ten aanzien van de met voorliggende ruim- telijke onderbouwing voorgenomen projecten.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 57 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

4.6 O v e r i g

4 . 6 . 1 Kabels en leidingen

PROJECT 1 T/M 5 Nabij projectgebied 2 en 3 komt een brandstofleiding (ten behoeve van het verpompen van kerosine naar Vliegbasis Leeuwarden) voor die planologische bescherming verdient. Hierop is reeds nader ingegaan in paragraaf 4.1.4 han- delend omtrent externe veiligheid. Verder zijn in en direct rondom de verschil- lende projectgebieden geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig die een belemmering zouden kunnen vormen.

4 . 6 . 2 Vliegbasis Leeuwarden

W e t - en regelgeving Vanwege Vliegbasis Leeuwarden dient in de directe omgeving van de vliegbasis rekening gehouden te worden met milieu- en overige technische belemmerin- gen. De verschillende projecten van het planvoornemen liggen op enige af- stand van de (landingsdrempels) van Vliegbasis Leeuwarden.

O n d e r z o e k PROJECT 1 T/M 5 Vanwege de veiligheid van het stijgen en landen van vliegverkeer brengt de vliegbasis bepaalde hoogtebeperkingen met zich mee. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is een obstakelbeheergebied en het radarverstoringsge- bied van Wier en Vliegbasis Leeuwarden van toepassing. Op basis van het ra- darverstoringsgebied geldt een hoogtebeperking in het plangebied van 45 m. Daarnaast geldt in het plangebied een oplopende hoogte vanaf 45 m als gevolg van het obstakelbeheergebied.

C o n c l u s i e PROJECT 1 T/M 5 Aangezien met de voorgenomen projecten geen sprake is van het oprichten van bouwwerken met een dergelijk bouwhoogte, is regelgeving die verband houdt met de ligging van het plangebied in het obstakelbeheergebied en radarversto- ringsgebied derhalve niet van invloed op het bestemmingsplan.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 58

5 Juridische toelichting5

Er is voor gekozen om de verschillende met deze ruimtelijke onderbouwing voorliggende projecten mogelijk te maken door middel van een omgevingsver- gunning voor het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, onder 1, lid a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan bestaat in ieder geval uit een goede ruimtelijke onderbouwing en uit een verbeelding (met plancontour) die het mogelijk maakt om in een digitale omgeving de plannen weer te geven en de locatie vast te leggen (geometrische plaatsbepa- ling). De verbeelding van de plancontour van het van toepassing zijnde project van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is in bijlage 2 opgenomen.

Een omgevingsvergunning herziet het bestemmingsplan niet, maar is te be- schouwen als een uitzondering die wordt gemaakt ten aanzien van de regels zoals die zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Een omgevings- vergunning geeft geen beheerregeling. Een omgevingsvergunning volgt een procedure die vergelijkbaar is met die van een bestemmingsplan. Eerst vindt overleg plaats als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, waarna tervisielegging van het ontwerpbesluit volgt. Vervolgens wordt over de omgevingsvergunning een be- sluit genomen. Anders dan bij een bestemmingsplan is dit een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders. De raad moet overigens wel een verklaring van geen bezwaar afgeven, ofwel per plan, ofwel in zijn algemeen- heid voor categorieën van plannen die vooraf worden gedefinieerd. Na het besluit van Burgemeester en Wethouders is er de mogelijkheid voor beroep bij de Rechtbank, eventueel gevolgd door een beroep bij de Raad van State.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 59 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

6 Uitvoerbaarheid6 6.1 Initiatiefnemer s

Gemeente Leeuwarden, Provinsje Fryslân en het Rijk hebben op 29 mei 2010 HAAK OM LEEUWARDEN een uitvoeringsovereenkomst gesloten omtrent de aanleg van de Haak om Leeuwarden. De realisatie van de Haak om Leeuwarden maakt onderdeel uit van het Bereikbaarheidsprogramma Leeuwarden Vrij-Baan! Over de uitvoering van projecten in dit kader zijn door Provinsje Fryslân afspraken met de ge- meente Leeuwarden gemaakt.

In het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO MIRT) d.d. 18 mei 2009 is tussen het Rijk en de Provinsje Fryslân afgesproken dat de regie van uitvoering van de werkzaamheden van het be- reikbaarheidsprogramma bij de provincie ligt. De Provinsje Fryslân neemt het voortouw in de realisatie van het noordelijk deel van de Haak om Leeuwarden. Dit betreft het gedeelte tussen Marsum en de provinciale weg N31 (Hendrik Algraweg), inclusief de Noordwestelijke en Westelijke invalsweg. Rijkswater- staat is trekker van de realisatie van het zuidelijk deel van de Haak; tussen de N31 (Hendrik Algraweg) en Rijksweg A32 bij Hemriksein/Wirdum.

De bij de gebiedsontwikkeling genoemde projecten die in het verlengde liggen GEBIEDSONTWIKKELING van de werkzaamheden in het kader van het noordelijk deel van de Haak om Leeuwarden vinden plaats onder toezicht van Provinsje Fryslân. Een en ander in nauwe samenwerking met de gemeente Menameradiel waar deze gronden gelegen zijn. Hiertoe is in het Poptaslot te Marsum op 8 mei 2013 tussen de gemeente Menameradiel en Provinsje Fryslân een samenwerkingsovereenkomst gesloten, ondertekend door burgemeester Van Mourik en gedeputeerde Poep- jes.

6.2 P l a n n i n g

Inmiddels wordt gewerkt aan realisatie van de Haak om Leeuwarden. De Haak om Leeuwarden en de invalswegen worden naar verwachting eind 2014 open- gesteld voor verkeer. De uitvoering van verschillende projecten in het kader van de gebiedsontwikkeling vindt tegelijkertijd met de aanleg van het noorde- lijke deel van de Haak om Leeuwarden plaats. Eind 2015 moet de uitvoering van de gebiedsontwikkeling klaar zijn.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 61 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

Andere beoogde projecten in het kader van de gebiedsontwikkeling rondom de Haak om Leeuwarden worden in een later stadium (tweede fase) uitgevoerd. Het gaat hierbij met name om projecten ten westen van Ritsumasyl. Ook voor die projecten zal te zijner tijd nadrukkelijk worden gezocht naar de koppeling met de werkzaamheden aan de Haak om Leeuwarden.

6.3 Economische uitvoerbaarheid

6 . 3 . 1 Grondexploitatie

W e t - e n regelgeving De Grondexploitatiewet stelt als onderdeel van de Wro een gegarandeerd kos- tenverhaal als eis aan ruimtelijke plannen. Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast als verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan voor gronden waarop een bouw- plan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op een andere wijze is gegaran- deerd. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven.

Doel van een grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financi- ele haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kosten- verhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de pri- vaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffen- de gronden.

O n d e r z o e k Geen van de in voorliggende ruimtelijke onderbouwing omschreven projecten betreffen een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Een grondexploitatie- plan is dan ook niet noodzakelijk.

De bij de voorgenomen plannen betrokken overheden (Provinsje Fryslân en Gemeente Menameradiel) verlenen hun medewerking aan de uitvoering van de diverse projecten en nemen de daarbij behorende financiële verplichtingen op zich. Zowel de provincie als de gemeente hebben hiertoe budgetgelden gere- serveerd.

C o n c l u s i e De in voorliggende ruimtelijke onderbouwing betrokken projecten mogen op grond van bovenstaande economisch uitvoerbaar worden geacht.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014 62

6 . 3 . 2 P l a n s c h a d e

Door het nemen van een ruimtelijk besluit voor de bij de diverse projecten betrokken gronden is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving bij de gemeente op grond van artikel 6.1. Wro een verzoek tot te- gemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden door de initiatiefnemers gedragen.

6.4 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6 . 4 . 1 Inloopbijeenkomst

Om omwonenden en andere geïnteresseerden te informeren over de werk- zaamheden tussen Marsum en het Van Harinxmakanaal voor het noordelijke deel van het project De Haak om Leeuwarden, is door Provinsje Fryslân op 1 oktober 2013 een inloopbijeenkomst georganiseerd. Deze bijeenkomst heeft plaatsgevonden tussen 17:00 en 21:00 uur in zalencentrum It Holt aan It Holt 6 te Deinum. Hierbij is tevens aandacht geweest voor de aanleg van de Noord- westelijke Invalsweg en de gebiedsontwikkeling rondom De Haak, zoals die met voorliggende ruimtelijke onderbouwing deels planologisch-juridisch mogelijk wordt gemaakt.

6 . 4 . 2 Tervisielegging ontwerp

Het ontwerp van voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft in de periode van 30 december 2013 tot en met 10 februari 2014 ter visie gelegen. Hiermee heeft de gemeente een ieder in de gelegenheid gesteld om kennis te kunnen nemen van, alsmede te kunnen reageren op, de inhoud van het in deze ruimte- lijke onderbouwing voorliggende project. Er zijn ten aanzien van voorliggend project een drietal zienswijzen ingediend. Deze zienswijzen zijn behandeld en richting indieners is hierover gecorrespondeerd. De ingekomen zienswijzen hebben evenwel niet geleid tot planaanpassing.

148.00.01.23.00.01 - Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwar- 63 den: Project 1 - 'Haven en steiger Marsum' - 9 september 2014

B i j l a g e n

Bijlagen bij deze ruimtelijke onderbouwing 1. Projectenoverzicht 2. Verbeelding van de plancontour

S e p a r a t e b ijlagen bij deze ruimtelijke onderbouwing - Ecologische beoordeling (t.b.v. projecten 1 t/m 5) - Archeologisch vooronderzoek (t.b.v. projecten 4 en 5) - Inventariserend veldonderzoek karterende fase (t.b.v. project 4)

B i j l a g e 1 : Projectenoverzicht

Bereikbaarheid woonboten: • Aanleg toegangsweg woonboten. Oeverbescherming woonbotenligplaatsen: • • Realisatie natuurvriendelijke oever ter • Aanleg parkeervoorzieningen. plaatse van woonboten. Nieuwe vaarverbinding: • Vervangen bestaande damwand noord- • Ontsluiting woonbotenligplaatsen. oever in dorp. • Aan beide kanten oevers natuur- • Uitvoering in overleg met bewoners. vriendelijk inrichten.

Ritsumasyl Marsumerfeart

Sylsterrak

Fietsbrug over nieuwe ontsluiting woonbotenligplaatsen: • Passend in de omgeving. • onderhoudsverkeer. • Doorvaarhoogte: 1,5 meter. • Doorvaarbreedte: 7,0 meter.

Beoogde plannen Ritsumasyl west: • • Natuurvriendelijke oevers Deinumerrak. • Baggeren Deinumerrak. • Deels nieuwe beschoeiing Deinumerrak. • Verminderen zuigingsprobleem. • Beoogde planning: 2014-2015. Baggeren Sylsterrak: Deinumerrak • Verbeteren bereikbaarheid woon- boten. • Wegwerken achterstallig onder- houd. • Diepte: 1,9 meter.

huidige N31 (Trekwei)

Van Harinxmakanaal

Getoonde afbeeldingen zijn indicatief en hebben alleen een voorbeeldfunctie Gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwarden onderdeel Ritsumasyl P319118 / d.d. 26-04-2013 Keerlus met aanlegvoorziening Bokmasingel: Steiger haven Marsum: • Keerlus voor recreatievaart klasse DM en rondvaartboot. • Bereikbaar voor recreatievaart • Aanlegsteiger in de nabijheid van de Bokmasingel. klasse F (sloepen). • Bereikbaar voor recreatievaart klasse DM en rondvaartboot. Doorvaarbare duiker RW31: • Voor recreatievaart klasse DM. • Lengte steiger: 35 meter. • Lengte steiger: 35 meter. • Voor rondvaartboot. • Aansluitpunten voor water en Marsum • Natuurvriendelijke oevers. elektriciteit . • Doorvaarbreedte: 6,0 meter. • Oude haven weer bereikbaar • Doorvaarhoogte: 2,5 meter maken. • Daglichtopening in middenberm Rijksweg.

Doorvaarbare duiker Bokmasingel: • Toegang tot haven Marsum voor recreatievaart klasse F (sloepen). • Natuurlijke taluds. • Doorvaarhoogte: 1,5 meter. • Opwaarderen vaarweg. • Doorvaarbreedte: 4,0 meter. • Verwijderen brug. Poptaslot • Baggeren.

Bokmasingel Ingelumerfeart

• Zwaaikom voor toegang duiker. • Opwaarderen Ingelumerfeart. Hegedyk Ingelumerfeart

Schutsluis It Aldlân: • Capaciteit voor twee boten recreatievaart klasse DM of één rondvaartboot. • Sluiskolk met natuurvriendelijke oevers. • Sluisdeuren met zelfbediening. • Picknickplaats voor passanten.

Doorvaarbare duiker It Aldlân: • Toegang tot Ingelumerfeart. • Voor recreatievaart klasse DM en rondvaartboten.

Marsumerfeart

Getoonde afbeeldingen zijn indicatief en hebben alleen een voorbeeldfunctie Gebiedsontwikkeling Haak om Leeuwarden onderdeel Marsum P319118 / d.d. 26-04-2013

B i j l a g e 2 : Verbeelding van de plancontour

e 15 t 4 13 1 11 t 9 i 7 j 5 r 3 t 6 9 1 1 e s 6 t a 4 e 2 t t e i 1 t j p 4 t 1 8 t r o i t 7 4 j i t P . r 7 j s r t 2 5 r 0 a D 2 s 1 1 t t e s p l l 9 n o 0 a 2 P a 0 o . 1 5 m r k S e 8 D

e

1 V 2 5 1 16 8 3 r 14 6 12 10 3 e 8 6 4 2 m 3 e 3 i 6 4 3 R 5

4 5 3

Wielin 2 gastrjitt c e 6

2 5

b

2

8

4 5 23 21 19 17 15 13 11 9 a 7 2 5 3 1 2a

2 1b 1a 24

8 6 4 14 12 6

0

1 62 6 32 24 16 2 2 22 20 18 28 0 3 28 26

1 dyk 59 Rypster

3

H

a

v

e 5

n

7

1

3 1

1

9 Legenda

Plangebied

plancontour

4

2

Verklaring 2

6 gegevens GBKN 6

8

Bok masi ngel En gelu merv aart

Gemeente Menameradiel

Ruimtelijke onderbouwing t.b.v. gebiedsontwikkeling

Haak om Leeuwarden: Project 1 - Haven en steiger Marsum

Verbeelding

datum: 09-09-2014 BgelHajema schaal: 1 : 1000 Plek voor ideeën

papierformaat: A2

status: vastgesteld

projectnr.: 148.00.01.23.00.05 BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP gezien: JAP Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15

NL.IMRO.1908.PBMsmGebiedHomLPr1-0401 E [email protected] W www.bugelhajema.nl

C o l o f o n

Opdrachtgever Gemeente Menameradiel

Contactpersoon dhr. Gerben Rouwenhorst

R a p p o r t BügelHajema Adviseurs

Projectnummer 148.00.01.23.00.01

BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E [email protected] W www.bugelhajema.nl

Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort