PROVINCIE OOST-VLAANDEREN

GEMEENTE

RUP TERVENEN

Deel III: Onderzoek tot m.e.r.

De ontwerper: Studiebureau Jonckheere BVBA Koningin Astridlaan 134/5 8200 Brugge Tel. 050/40 50 90 [email protected]

DATUM AANPASSING 24/04/2015 Opmaak nota 07/07/2015 Aanpassingen n.a.v. ontvangen adviezen

Noot: wijzigingen en aanvullingen n.a.v. de ontvangen adviezen zijn gemarkeerd d.m.v. een verticale streep in de linkermarge, zoals hiernaast weergegeven. De ontvangen adviezen zijn echter niet van die aard dat wijzigingen noodzakelijk waren aan de nota.

Inhoudstafel 1. Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer ...... 5 2. Opzet van het plan ...... 5 3. Feitelijke en juridisch bestaande toestand ...... 5 3.1. Geografische situering ...... 5 3.2. Juridische toestand ...... 8 3.2.1. Gewestplan ...... 8 3.2.2. Vigerende BPA’s en RUP’s binnen het plangebied ...... 8 3.2.3. Verkavelingen ...... 9 4. Planningscontext ...... 9 4.1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) ...... 9 4.1.1. (Groot)stedelijk gebied ...... 10 4.1.2. Buitengebied ...... 11 4.1.3. Lijninfrastructuren ...... 11 4.1.4. Specifiek economisch knooppunt ...... 12 4.2. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) ...... 12 4.2.1. Westelijk Openruimtegebied ...... 13 4.2.2. Selecties en ruimtelijke bepalingen ...... 14 4.3. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)...... 17 4.3.1. Bestaande ruimtelijke structuur ...... 17 4.3.2. Basisdoelstellingen ...... 27 4.3.3. Gewenste ruimtelijke ontwikkeling ...... 28 4.3.4. Gewenste ruimtelijke structuren op mesoschaal ...... 29 4.3.5. Gewenste ruimtelijke structuur op macroniveau...... 34 5. Aftoetsing van m.e.r.-plicht van rechtswege ...... 36 5.1. Project-m.e.r.-plicht ...... 36 5.2. Passende beoordeling ...... 36 5.3. Conclusie ...... 36 6. Motivering voor het “onderzoek tot m.e.r.” ...... 36 6.1. Aard van het plan en nulalternatief ...... 36 6.2. Opdeling van het plan in planonderdelen ...... 36 6.3. Confrontatie voorgenomen plan – geldend plan (of bestaande toestand) ...... 39 6.4. Scoping milieueffecten ...... 39 6.4.1. Voorkomen van beschermde gebieden ...... 39 6.4.2. Confrontatie nulalternatief – voorgenomen plan ...... 42 6.4.3. Bespreking milieudisciplines ...... 43 6.5. Conclusie ...... 50 6.6. Aftoetsing grensoverschrijdende of gewestgrensoverschrijdende effecten ...... 51 7. Bijlage: verordenende documenten ...... 52

1. Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer

Initiatiefnemer:

Gemeente Evergem Fortune De Kokerlaan 11 9940 Evergem Tel: 092/ 160 500 [email protected]

Opdrachthouder: Studiebureau Jonckheere BVBA Koningin Astridlaan 134/5 8200 Brugge Tel. 050/40 50 90 [email protected]

2. Opzet van het plan

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) voorziet in de regularisatie en aanleg van een aantal recreatieve zones in Evergem. In Tervenen is ook een recreatieve zone gelegen. Die functioneert op buurtniveau, maar is te klein voor alle recreatieve behoeften van de omwonenden. Uitbreidingen zijn vandaag de dag niet mogelijk gezien strijdig met de vigerende gewestplanbestemming (landschappelijk waardevol agrarisch gebied).

Om een uitbreiding van de bestaande recreatieve zone mogelijk te maken, wordt onderhavig RUP opgemaakt. Het gaat hierbij over kleinschalige infrastructuur voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau.

Om deze screeningsnota te kunnen beoordelen kan het nodig zijn dat de beoogde voorschriften en bijhorend bestemmingsplan gekend zijn. Daarom worden ze als bijlage bij deze screeningsnota gevoegd. Het moge duidelijk zijn dat dit de huidige versie betreft. Bij eventuele wijzigingen tengevolge van opmerkingen in het verder procesverloop van het RUP zal er nagegaan worden of deze nopen tot een aangepaste screeningsnota en beoordeling ervan.

3. Feitelijke en juridisch bestaande toestand

3.1. Geografische situering

De Oost-Vlaamse gemeente Evergem ligt midden in de driehoek gevormd door de steden Gent, en . De gemeente ligt aan de rand van het grootstedelijk complex van Gent. De deelkern Evergem sluit het nauwst aan op de randstedelijke bebouwing van deze stad. Zij situeert zich op slechts 6,5km ten noorden van het centrum van Gent. Naar het noordwesten toe wordt de gemeente steeds landelijker. Ertvelde situeert zich in het noorden van de gemeente, in vogelvlucht op 14km van het centrum van Gent.

De gemeente grenst in het westen aan Lovendegem en Waarschoot, in het noorden aan , en Zelzate en in het oosten en zuiden aan Gent. De gemeente behoort administratief tot het arrondissement Gent.

De gemeente behoort tot de forenzenwoonzone 1 van Gent en richt zich voor haar stedelijke functies vooral op deze stad. De fusiegemeente bestaat uit negen kernen : Evergem, Sleidinge, Ertvelde, Belzele, Kerkbrugge-Langerbrugge, Doornzele, Wippelgem, Kluizen en Rieme. Zij ontstond uit de fusie van de deelgemeenten Evergem (met de deelkernen Belzele, Kerkbrugge-Langerbrugge, Doornzele en Wippelgem), Ertvelde (met de deelkernen Kluizen en Rieme) en Sleidinge.

1 De forenzenwoonzone is de zone die aansluit bij het stadsgewest door een sterke ontwikkeling van de autochtone pendel. Deze zone is voor een belangrijk deel van de tewerkstelling op het stadsgewest aangewezen. 5

Figuur 1: ruimtelijke situering van Evergem binnen de regio Het plangebied is gelegen langs Tervenen, een landelijk woonlint ten zuidwesten van het centrum van Ertvelde.

6

Figuur 2: ligging van het plangebied binnen de ruime omgeving

Het plangebied is gelegen ten noorden van het kruispunt Tervenen – Warande en heeft een oppervlakte van ongeveer 5200m².

Figuur 3: ligging van het plangebied op kadasterplan en luchtfoto

7

3.2. Juridische toestand

3.2.1. Gewestplan

Figuur 4: Gewestplan met aanduiding van het plangebied (blauwe ellips) Langs de straat Tervenen is er in het gewestplan ‘Gentse en Kanaalzone’ (KB 14/09/1977) een strook ‘woongebied met landelijk karakter’ aangeduid. De perimeter van deze strook ligt op 50m van de rooilijn. De rest van het plangebied is bestemd als landschappelijk waardevol agrarisch gebied.

3.2.2. Vigerende BPA’s en RUP’s binnen het plangebied

Er zijn geen geldende BPA’s of gemeentelijke RUP’s in de directe omgeving van het plangebied.

Figuur 5: Aanduiding plangebied op plan met vigerende BPA’s en RUP’s

8

Het gewestelijk RUP ‘Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent’ strekt zich niet uit tot het plangebied (de kern van de gemeente Evergem behoort hier echter wel toe).

Figuur 6: Gewestelijk RUP Afbakening Grootstedelijk Gebied Gent

3.2.3. Verkavelingen

Binnen het plangebied bevinden zich geen goedgekeurde niet-vervallen verkavelingen.

4. Planningscontext

4.1. Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV)

Het RSV is door de Vlaamse Regering definitief vastgesteld op 23 september 1997 en herzien op 17 december 2010. Het omvat een informatief, richtinggevend en bindend gedeelte. In het RSV wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling aangegeven voor vier structuurbepalende elementen en componenten op Vlaams niveau: stedelijke gebieden en stedelijke netwerken, elementen van het buitengebied, economische knooppunten en lijninfrastructuren.

9

Figuur 7: Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (bron: GRS)

4.1.1. (Groot)stedelijk gebied

Het RSV voorziet dat delen van de gemeente Evergem tot het grootstedelijk gebied Gent behoren. Gent wordt als grote stad in de gewenste ruimtelijke structuur van Vlaanderen geselecteerd als grootstedelijk gebied omwille van de bestaande en gewenste functioneel- ruimtelijke positie in de Vlaamse stedelijke structuur en de ruimtelijke potenties die Gent heeft ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen.

Het beleid voor de grootstedelijke gebieden is - meer nog dan voor de overige stedelijke gebieden - gericht op het maximaal benutten van de bestaande en toekomstige stedelijke potenties. Deze liggen op het internationale en Vlaamse niveau. Door hun ligging, hun uitrusting en hun voorzieningen hebben de grootstedelijke gebieden kwalitatief en kwantitatief uitzonderlijke potenties om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. Dit houdt in dat een aanbodbeleid moet gevoerd worden om, behalve de stedelijke ontwikkeling te stimuleren ook de lintontwikkeling te stoppen en het buitengebied van stedelijke ontwikkeling te vrijwaren.

Volgende ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke gebieden staan voorop en moeten concreet gemaakt worden voor Gent :

• het realiseren van een groter aandeel aan bijkomende woningen; • het streven naar minimale woningdichtheden; • differentiëren en verbeteren van de woningvoorraad; • het versterken van de multifunctionaliteit; • het concentreren van kantoren aan de knooppunten van het openbaar vervoer (station, ....); • het inplanten van (stedelijke) voorzieningen afgestemd op het belang van dit grootstedelijk gebied; • het bundelen van kleinhandel op binnenstedelijke locaties en op kleinhandelszones;

10

• het optimaliseren van de aanwezige recreatieve en toeristische voorzieningen, onder meer in het historische stadsgedeelte; • het verzorgen van de collectieve en openbare ruimten; • het behoud en de ontwikkeling van stedelijke natuurelementen (waaronder de Leie- en Scheldevallei) en randstedelijke groengebieden; • het bieden van waarborgen voor stedelijke landbouw; • het behouden en uitbouwen van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen; • en het stimuleren van een stedelijk mobiliteits- en locatiebeleid.

4.1.2. Buitengebied

Volgens het Structuurplan Vlaanderen behoort de noordwestelijke helft van Evergem tot het buitengebied. Het buitengebied is dit gebied waar de open en onbebouwde ruimte overweegt. Het RSV wil het bestaande buitengebied behouden en waar mogelijk versterken. Versnippering moet er worden tegengegaan door de landbouw-, bosbouw-, woon- en werkfuncties zo veel mogelijk te bundelen. Met betrekking tot het buitengebied doet het RSV een aantal uitspraken:

• De groei van de woonbebouwing moet worden opgevangen in de daartoe best uitgeruste kernen met een minimum woondichtheid van 15 won/ha. • De economische activiteiten moeten zoveel mogelijk worden gebundeld in de stedelijke gebieden. In het buitengebied kunnen door de gemeente lokale bedrijventerreinen worden gelokaliseerd aansluitend bij een hoofddorp of bij een bestaand bedrijventerrein en bedragen maximaal 5 ha. De selectie van hoofddorpen gebeurt in het PRS. • Het structuurplan volgt voor de natuur de filosofie en de terminologie van het decreet Natuurbehoud (dd. 8/10/1997). Het onderscheidt grote eenheden natuur (GEN), grote eenheden natuur in ontwikkeling (GENO), natuurverbindingsgebieden en natuurverwevingsgebieden. De natuurlijke structuur is het samenhangend geheel van de rivier- en beekvalleien, de grote natuurgebieden en de boscomplexen. • Om de landbouwstructuur te versterken stelt het RSV de afbakening van de gebieden voor beroepslandbouw in het vooruitzicht. Tegelijkertijd worden ook verwevingsgebieden tussen landbouw en natuur afgebakend. In die verwevingsgebieden is er plaats voor landbouw én natuur. De Vlaamse overheid bakent de bouwvrije zones af. Dit zijn samenhangende zones voor grondgebonden landbouw, waarin geen bedrijfszetels zijn gevestigd. Op lokale bedrijventerreinen is er plaats voor kleinschalige ondernemingen die leveren aan of afnemen van de landbouwsector. Het gaat hierbij bijvoorbeeld over een lokaal bedrijf dat verse producten verpakt.

4.1.3. Lijninfrastructuren

Evergem maakt deel uit van het grootstedelijke gebied Gent, dat zijn kansrijke positie onder meer te danken heeft aan haar ligging aan een knooppunt van hoogwaardige infrastructuurverbindingen. De N49 is geselecteerd als hoofdweg om de Vlaamse zeehavens met elkaar over de weg te verbinden. De R4-west wordt verder uitgebouwd als primaire weg categorie I en verbindt de A10 en A14 met de N49 ten noorden van Gent. De te ontwerpen oeververbinding tussen de R4-West en Oost wordt als primaire weg II geselecteerd.

De Europese hoofdtransportassen A10/E40 en A14/E17 zijn met elkaar verbonden ter hoogte van Zwijnaarde. Deze situatie zorgt voor hoogwaardige verbindingen met Frankrijk (Rijsel, Parijs), met Engeland (via de Chunnel), met Brussel, Wallonië en Luxemburg, met Nederland via Antwerpen en met Duitsland (Ruhrgebied). De A10 en A14 zijn als hoofdweg geselecteerd omwille van deze internationale verbindingsfunctie. De B401, N466, de N424, de R4-oost (noordelijk deel en ter hoogte van de ringvaart) zijn geselecteerd als primaire weg II omwille van hun verzamelende functie voor het stedelijk gebied en de zeehaven naar de hoofdwegen.

M.b.t. het spoorverkeer zijn er geen selecties op het grondgebied van Evergem. Ten noorden van de gemeente is op termijn een spoorverbinding mogelijk tussen de zeehavens Antwerpen, Gent en Zeebrugge langsheen de A11.

In de omgeving van Evergem zijn Gent-Sint-Pieters en Gent-Dampoort als hoofdstation structuurbepalend voor Vlaanderen en voor het grootstedelijk gebied. Zij worden bediend door 11

de hoofdspoorlijnen (personen) Brussel-Oostende en Antwerpen-Gent-Kortrijk-Rijsel en van de hoofdspoorlijnen voor goederen IJzeren Rijn (Frankrijk-Gent-Antwerpen-Ruhr) en Zeebrugge- Brugge-Gent-Moeskroen-Rijsel. Via de twee stations zijn er vanuit het stedelijk gebied directe spoorverbindingen met vrijwel alle belangrijke steden in Vlaanderen.

4.1.4. Specifiek economisch knooppunt

Het grootstedelijk gebied Gent maakt als economisch knooppunt ook deel uit van de ruimtelijk- economische structuur van Vlaanderen. Gent is structuurbepalend in Vlaanderen, omwille van de grote concentratie van stedelijke activiteiten, omwille van de aanwezigheid van een zeehaven met de daarop geënte staalindustrie, de autoassemblage en de chemische nijverheid en omwille van de functionele specialisatie in diensten, kennisintensieve en innovatieve activiteiten.

De economische knooppunten zijn van essentieel belang voor het aantrekken van nieuwe investeringen : zij worden door het beleid van het gewest, de provincies en de gemeenten optimaal uitgebouwd en krijgen de nodige groeimogelijkheden. Om de aanwezige economische troeven maximaal te valoriseren en verdere uitzwerming van economische activiteiten buiten de economische knooppunten te vermijden, wordt geopteerd om in de grootstedelijke gebieden zoals Gent maximaal de mogelijkheid te voorzien voor de inplanting en de inrichting van nieuwe regionale bedrijventerreinen. Daardoor worden de economische potenties geoptimaliseerd binnen de bestaande economische structuur.

De zeehavens (poorten) zijn van uitzonderlijk en strategisch belang voor de economische structuur van Vlaanderen. De ontwikkelingsmogelijkheden van de zeehavens en hun multimodale ontsluiting worden ruimtelijk gegarandeerd. De zeehaven van Gent is goed aangesloten op het (internationaal) hoofdwaterwegennet, waar het kanaal Gent-Terneuzen, de Ringvaart, de Zeeschelde, de Bovenschelde, de Leie en het Afleidingskanaal van de Leie deel van uitmaken. Vanuit de visie op de toekomstige ruimtelijke-economische ontwikkeling worden voor de zeehavens door het Vlaams gewest ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt.

4.2. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS)

In het PRS wordt de provinciale visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie toegelicht en worden de taakstellingen die opgelegd zijn door de hogere overheid verder uitgewerkt. Het ontwerp van het provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS) werd op 10 december 2003 door de provincieraad definitief vastgesteld. Op 18 februari 2004 keurde de Vlaamse regering het goed. Op 24 maart 2004 is het PRS in werking getreden.

Het provinciaal ruimtelijk structuurplan is gedeeltelijk herzien met als doel een provinciaal beleidskader voor windturbines aan het document toe te voegen. Het beleidskader werd door de minister goedgekeurd op 25 augustus 2009, hetgeen gepubliceerd is in het BS d.d. 8 september 2009 waardoor het 14 dagen nadien in werking is getreden.

Op 18 juli 2012 werd de tweede partiële herziening van het PRS door de minister goedgekeurd. Op 7 augustus 2012 werd het gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en het is dus sedert 21 augustus 2012 in werking getreden. Deze tweede partiële herziening heeft vooral betrekking op wijzigingen op het vlak van wonen en bedrijvigheid.

Bij het uitwerken van een ruimtelijke visie wordt de provincie opgedeeld in tien grote deelruimten die duidelijk van elkaar te onderscheiden zijn omdat ze bijzondere eigen kenmerken bezitten. Zij zijn op hun beurt nog eens onderverdeeld in kleinere entiteiten of deelruimten. Het noordwestelijk deel van Evergem, waar het plangebied zich situeert, behoort tot het ‘westelijk-openruimtegebied’.

12

Figuur 8: De diverse deelruimten volgens het PRS Oost-Vlaanderen (bron: PRS Oost-Vlaanderen)

4.2.1. Westelijk Openruimtegebied

Het Westelijk Openruimtegebied is het landelijk gebied ten westen van het Gentse havengebied en ten noorden van de stedelijke verdichting aan E17/Leievallei. Deze deelruimte sluit aan bij de Zeeuws-Vlaamse polders en de West-Vlaamse openruimtegebieden van het Brugse tot het Kortrijkse.

In het westelijk openruimtegebied geldt de slagzin ‘Het westelijk openruimtegebied, onderdeel van een grensoverschrijdend openruimtegeheel met diverse kenmerken en functies’. Deze visie wordt vertaald in volgende ruimtelijke concepten :

• Gebiedsgerichte afstemming tussen landbouw, bos, natuur en recreatie op basis van de landschappelijke differentiatie. Het polder- en krekengebied, de bossen op de dekzandrug en de Leievallei vormen de natuurlijke hoofdstructuur. Versterking van de openruimtefuncties gebeurt op basis van een gebiedsgerichte visie. • Bundeling van wonen en woonondersteunende functies in een beperkt aantal kernen. • Evenwichtige geografische spreiding van de economie gekoppeld aan centrale plaatsen met de geschikte ontsluitingspotenties. • Gebiedsontsluiting gericht op de belangrijkste centrale kernen. De regio is zowel door spoor als door hoofd- en primaire wegen goed ontsloten. Voor de regionale ontsluiting wordt voor de verdere uitbouw van het openbaar vervoer geopteerd.

13

Figuur 9: Ruimtelijke visie voor het Westelijk Openruimtegebied (bron: PRS Oost-Vlaanderen)

4.2.2. Selecties en ruimtelijke bepalingen

• Nederzettingsstructuur: Sleidinge en Ertvelde worden geselecteerd als hoofddorpen. Rieme, Doornzele, Kluizen, Wippelgem, Belzele en Langerbrugge worden als woonkernen geselecteerd.

14

Figuur 10: Selectie van de hoofddorpen en woonkernen in Oost-Vlaanderen (bron: PRS Oost- Vlaanderen) • Economische structuur: Hierover zijn geen bepalingen die van belang zijn voor onderhavig project.

• Verkeersinfrastructuur: Selectie van de N9, N448, N458 en N456 (tot aan Brielken) als secundaire wegen II. Indien de afrit Kaprijke op de E34 er niet komt, dan vervalt het wegvak Ertvelde- Lembeke van de N448 als secundaire weg II.

• Natuurlijke structuur: o Evergem is gesitueerd in het bekken van de Gentse kanalen. De Lembeekse bossen-Bellebargiebossen worden naar voor geschoven als elementen van de natuurlijke structuur die kunnen behoren tot een GEN of GENO. Dit gebied ligt aan de noordwestelijke rand van Evergem, net buiten de gemeentegrenzen. o De dekzandrug te Ertvelde wordt, net als het bosgebied bij Sidmar aan de overzijde van het kanaal, als natuurverbindingsgebied (IVON) geselecteerd. Deze verbinding wordt geschraagd door knotbomenrijen en houtkanten. o Elementen van bovenlokale infrastructuur (EIS) zijn grensoverschrijdende lijnvormige ecologische structuren die te beperkt zijn om tot een VEN of natuurverbindingsgebied te horen. Te Evergem behoren de Lieve, de Nieuwe Kale, de Burggravenstroom, de Avrijevaart, het Sleidingsvaardeken, het Molenvaardeken, de Kruisstraatwaterloop en het Klein Brakeleike tot de ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang. o Het provinciaal structuurplan duidt ook voorkeurlocaties en ontwikkelingsperspectieven m.b.t. bosuitbreiding ter hoogte van de Lembeekse bossen.

15

Figuur 11: Natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang (bron: PRS Oost-Vlaanderen)

Figuur 12: Uitsnede uit kaart ‘Natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang’ (bron: PRS Oost-Vlaanderen) Op bovenstaande kaart worden de natuurverbindingsgebieden, ecologische infrastructuur, natuuraandachtszones en grensoverschrijdende verbindingen aangeduid. Met betrekking tot Evergem kunnen we volgende gebieden onderscheiden, die ook hierboven vermeld werden:

16

o de Lembeekse bossen-Bellebargiebossen (2V6) o de Dekzandrug te Ertvelde (2N4) o de Lieve (2E4) o de Nieuwe Kale (2E5) o de Burggravenstroom (2E11) o de Avrijevaart (2E12) o het Sleidingsvaardeken (2E113) o het Molenvaardeken (2E13) o de Kruisstraatwaterloop (2E14) o het Klein Brakeleike (2E14)

• Landschappelijke structuur: o De vallei van de Oude Kale is geselecteerd als structurerend reliëfelement o De ontwateringskanalen in het (te Evergem : ’t Brakeleiken, ’t Liefken en de Burggravenstroom), evenals de Oude Kale, Ringvaart en de Brugse vaart, en het spaarbekken van Kluizen zijn hydrografisch structuurbepalend op provinciaal niveau. o Het boscomplex van Het Leen-Lembeekse bossen (-Waarschoot- Eeklo-Kaprijke-Evergem) wordt als structuurbepalend boscomplex geselecteerd. o De markante terreinovergang tussen de dekzandrug van -Evergem en het straatdorpengebied van Waarschoot behoort tot de gewenste landschappelijke structuur op provinciaal niveau. o De kastelen en kasteelparken ten noordwesten van Gent (Evergem- Lovendegem-Gent) behoren tot een gebied waar kasteelparken landschapsbepalend zijn, zodat zij als structuurbepalende bakens op provinciaal niveau geselecteerd worden. o Alle relictzones en ankerplaatsen uit de landschapsatlas zijn tevens geselecteerd als structuurbepalend element op landschappelijk niveau.

• Agrarische structuur: o Evergem behoort tot de zandstreek ten noordwesten van Gent, waar er nog belangrijke aaneengesloten landbouwgebieden voorkomen. Het is een dynamische landbouwstreek, waar de rundveehouderij als ruimtelijke drager ondersteund wordt. o Een bijzonder aandachtspunt is het grote aantal wijkers in deze streek. Door het grondgebonden karakter van deze wijkers zullen maatregelen nodig zijn om het landbouwareaal te behouden en verdere versnippering te vermijden. o In het waterwingebied van Kluizen dienen zich ontwikkelingsperspectieven aan voor een duurzame rundveehouderij. Opmaak en analyse van een mineralenbalans, aangepast graslandbeheer, enz. kunnen de sector ondersteunen bij het inbouwen van milieukundige beperkingen in de agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast zijn er mogelijkheden op het vlak van productdifferentiatie, verticale integratie, kostprijsminimalisatie, alternatieve teelten en de productie van non-food. Een belangrijke voorwaarde is dat de sector over voldoende grond kan beschikken.

• Toeristisch-recreatieve structuur: o Evergem behoort tot het toeristisch recreatief aandachtgebied Vlaamse Kreken- en Poldergebied. Toerisme en recreatie zijn er vooral gericht op recreatief medegebruik van het landschap, o.a. op de beboste dekzandruggen.

4.3. Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS)

Het GRS is goedgekeurd door de deputatie van Oost-Vlaanderen op 01/02/2007. Het omvat een informatief, richtinggevend en bindend gedeelte.

4.3.1. Bestaande ruimtelijke structuur

De bestaande ruimtelijke structuur wordt in het GRS bestudeerd op drie verschillende schalen: macroschaal, mesoschaal en microschaal.

17

• Structurerende elementen op macroschaal

De ontwikkeling van Evergem wordt sterk bepaald door volgende macrostructurerende elementen:

o Het Zeekanaal Gent-Terneuzen en de Ringvaart o De haven- en industriële ontwikkelingen langsheen deze waterwegen o De verstedelijkte Gentse agglomeratie o De (express)wegen R4 en N49 o De beboste stuifzandrug Maldegem- o Opeenvolging van kouters en depressiezones in de Vlaamse vallei o De spoorlijn Gent – Eeklo en de tramlijn Gent – Evergem o Het spaarbekken van Kluizen

Figuur 13: Bestaande ruimtelijke structuur op macroschaal (bron: GRS Evergem), met aanduiding van het plangebied (rode cirkel) Hieronder worden de bestaande natuurlijke en agrarische structuur en de nederzettingsstructuur op macroschaal besproken. Hierbij worden enkel de elementen toegelicht die van belang zijn voor het plangebied.

o Bestaande natuurlijke structuur op macroschaal Het plangebied ligt op de Stuifzandrug Maldegem-Stekene, ten noorden van een depressiezone. Langsheen de stuifzandrug Maldegem-Stekene doen zich markante reliëfgrenzen voor onder de vorm van een ‘steilrand’. Ondanks het beperkte niveauverschil van slechts enkele meters, is deze toch vrij goed zichtbaar in het landschap. Deze milieus bezitten meestal een sterk gebiedseigen fauna en flora. Ten zuiden van de stuifzandrug volgen laag gelegen depressiezones en open koutergebieden elkaar op. In dit gebied herbergen de depressiezones nog een vrij groot aantal kleine landschapselementen en belangrijke oppervlaktes en oude natte graslanden.

o Bestaande agrarische structuur op macroschaal Op basis van fysische, bodemkundige en landbouwkundige gegevens vormt de zandstreek ten noordwesten van Gent, dat zich naar het noorden toe uitstrekt tot aan de polders van het Meetjesland, landbouwkundig gezien één geheel. De

18

veehouderij is er ruimtelijk structureel bepalend. De landbouwgronden worden er vooral beteeld met gras en maïs voor veevoeder.

o Bestaande nederzettingsstructuur op macroschaal Evergem maakt deel uit van het straatdorpengebied, dat zich uitstrekt van Waarschoot tot en dat doorsneden wordt door het Kanaal Gent-Terneuzen. Dit gebied kan omschreven worden als een vrij vlak landbouwgebied met gemengde land- en tuinbouw, dat doorsneden wordt door een dicht netwerk van woonlinten, zodat het een verstedelijkt karakter kreeg. Oorspronkelijk bestond het gebied uit grote afzonderlijke dries- en straatdorpen. De grote verstedelijkingsdruk in de Gentse sfeer en de dichtslibbing door lintbebouwing vormen een gevaar voor het straatdorpengebied.

• Structurerende elementen op mesoschaal

o Fysische basisstructuur In het GRS wordt een hoofdstuk gewijd aan de fysische basisstructuur. Dit fysisch systeem is immers in het landelijk gebied nog steeds de basis van het gehele ruimtelijk functioneren. De gemeente Evergem valt volledig in de Vlaamse Vallei. Deze laagvlakte behoort tot Zandig-Vlaanderen. De bodem is overwegend zandig en heeft een uitgesproken microreliëf, waarin verschillende entiteiten onderscheiden kunnen worden.

Een eerste entiteit die we vanuit het noorden kunnen onderscheiden is de dekzandrug Maldegem-Stekene. De zuidflank van deze dekzandrug heeft een steile helling, wat duidelijk in het landschap waarneembaar is, terwijl de noordflank slechts zeer zacht afloopt en dus minder goed zichtbaar is.

De depressiezone rond de Burggravenstroom, het Brakeleiken, het Sleidingsvaardeken, de Avrijevaart en het Molenvaardeken vormt een tweede entiteit. Deze grenst aan de dekzandrug Maldegem-Stekene. De bodemgesteldheid wordt gekenmerkt door natte tot zeer natte lemig-zandgronden tot lichte zandleemgronden. Op de geïsoleerde zandige opduikingen in deze gebieden ontwikkelden zich een aantal bewoningskernen.

Ten zuiden van deze brede depressiezone kan een derde entiteit onderscheiden worden. Dit gebied wordt gekenmerkt door een opeenvolging van parallelle zandige opduikingen en tussenliggende depressiezones. Door de snelle opeenvolging van de hoogtes (rond 9 meter TAW) en laagtes (rond 6 meter TAW) is het microreliëf in dit gebied goed waarneembaar in het landschap. De bodem wordt er gekenmerkt door het parallel voorkomen van natte tot zeer natte en droge tot zeer droge smalle stroken.

Inzake hydrografie zijn de belangrijkste beken en kanaaltjes voor de afwatering van de gemeente de Burggravenstroom, het Brakeleiken, het Sleidingsvaardeken, de Avrijevaart, het Molenvaardeken, de Lieve en de Nieuwe Kale.

o Cultuur-historische situering De vroegste vermelding van Ertvelde dateert van 1167. Deze nederzetting ontstond op de kruising van de oude Antwerpse en Biervlietse heerwegen, die elkaar op de zandrug kruisten.

Op de ferrariskaart (1771-1778) is te zien dat de bebouwing op het huidige grondgebied van Evergem op het einde van de 18 de eeuw nog zeer beperkt was. Van echte kernen kan men moeilijk spreken, het waren eerder straatdorpen. Toch zijn de huidige kernen al duidelijk te onderscheiden. Verder valt het op dat er toen al heel wat lintbebouwing bestond.

Op de kaart uit 1869-1874 (Depot de la guerre) valt de groei van de straatdorpen Sleidinge en Rieme op. De overige kernen zijn heel beperkt of zelfs niet gegroeid. De lintbebouwing is daarentegen in verhouding sterk toegenomen.

19

Op de kaart van 1998 kunnen we zien dat Ertvelde, Sleidinge en Evergem intussen uitgegroeid zijn tot volwaardige kernen, van ongeveer gelijke grootte. De overige kleinere kernen zijn door de realisatie van diverse verkavelingen minder herkenbaar als straatdorp.

Figuur 14: Ferrariskaart (1771-1778) (bron: GRS Evergem)

Figuur 15: Depot de la guerre (1869-1874) (bron: GRS Evergem)

20

Figuur 16: situatie in 1998 (bron: GRS Evergem) o Nederzettingsstructuur Wonen, handel en diensten situeren zich vooral in de kernen. Dit geheel, dat een deel van de ruimte in Evergem bepaalt, wordt de nederzettingsstructuur genoemd.

Ruimtelijk is er in Evergem sprake van drie hoofdkernen en zes op zichzelf staande deelkernen. Op diverse plaatsen zijn deze kernen door lintbebouwing in de loop der jaren morfologisch aaneengeklit. De bebouwing is geconcentreerd in de negen centra. Ertvelde en Rieme ontwikkelden zich op de dekzandrug Maldegem-Stekene. Sleidinge groeide op een geïsoleerde zandige opduiking tussen het Brakeleike en het Sleidingsvaardeken, Kluizen en Wippelgem op opduikingen in de omgeving van het spaarbekken. Belzele, Evergem, Kerkbrugge-Langerbrugge en Doornzele tenslotte liggen op een lange zandrug, die begrensd wordt door de depressies van de Kale en de Hindeplas.

Door haar ligging in de nabijheid van de grootstad Gent ondervindt Evergem een grote verstedelijkingsdruk. De gevolgen hiervan zijn een toenemende pendel en suburbanisatie in de gemeente. Vooral in de deelgemeenten Evergem, Sleidinge, Kluizen en Ertvelde is de suburbanisatie duidelijk voelbaar, onder de vorm van verkavelingen. De woongebieden en woonuitbreidingsgebieden voorzien op het gewestplan boden hiertoe ruime mogelijkheden. Ook de open ruimte kent de laatste jaren een toenemende verstedelijkingsdruk die zich voornamelijk uit onder de vorm van lintbebouwing.

Tervenen, de straat waarlangs het plangebied zich situeert, wordt gekenmerkt door lintbebouwing. Lintbebouwing wordt in het GRS Evergem als volgt gedefinieerd: ‘Een lint is een bebouwde omgeving aan één of aan beide zijden van een straat met een typische lineaire structuur. Lintbebouwing is een bebouwingsvorm die vaak voorkomt als uitlopers van de kernen, maar er zijn ook geïsoleerde woonlinten.’ Open bebouwing is de meest kenmerkende bebouwingsvorm van de lintbebouwing in Evergem. Een deel van de lintbebouwing is historisch bepaald. Op de Ferrariskaart, die in de jaren 1771-78 werd opgemaakt, is reeds heel wat lintbebouwing te zien. Een ander deel is dan weer van veel recentere datum en veelal ingegeven door de bestemmingen op het gewestplan. De lintbebouwing is het dichtst in het zuidelijke deel van de gemeente. Naar het noordwesten toe vermindert de densiteit van de bebouwing in de open ruimte.

o Ruimtelijk-economische structuur Gezien er geen bepalingen zijn uit deze structuur die een invloed kunnen hebben op onderhavig RUP, wordt deze structuur niet verder toegelicht.

21 o Verkeerskundige structuur Het wegennet van Evergem maakt deel uit van de radiale wegenstructuur rondom Gent. Door de ligging ten opzichte van Gent is het wegennet sterk noordzuid gericht. De belangrijke verkeerswegen vormen allen noordzuidverbindingen (gewestwegen R4 en N456 en in mindere mate N458) .

Evergem telt twee spoorlijnen en enkele belangrijke waterwegen, maar aangezien deze niet in de nabijheid van het plangebied gelegen zijn, wordt dit in dit verband niet verder toegelicht.

Evergem is vrij goed bereikbaar met het openbaar vervoer vanuit Gent, via buslijnen en een tramverbinding. De woningen van Tervenen, het gehucht Avrije en Weegse zijn moeilijk bereikbaar met de streeklijnen. Het enige treinstation op het grondgebied van Evergem ligt in de deelgemeente Sleidinge. o Open ruimtestructuur - Agrarische structuur Landbouw is nog steeds belangrijk voor Evergem. Niet alleen als sector maar ook ruimtelijk heeft zij nog een grote impact op de gemeente. Ongeveer 70% van de oppervlakte van Evergem wordt ingenomen door landbouwactiviteit. Dit betekent dat landbouw nog altijd de belangrijkste grondgebruiker is in de gemeente.

- Natuurlijke structuur Binnen de natuurlijke structuur is er een ecologische samenhang aanwezig en treden belangrijke ecologische relaties op. De gebieden met een sterke interne samenhang en veel relatief ongestoorde ecologische relaties hebben een grote meerwaarde voor de natuurfunctie.

Vaarten en grachten De vaarten en grachten in Evergem zijn voor de natuurlijke structuur dominante structurerende elementen. Hun structurerende functie vervullen ze voornamelijk als verbindingsgebied. Door de gebrekkige natuurlijke waterafvoer in Evergem is in de loop der tijden een uitgebreid grachtenstelsel aangelegd. Dat stelsel wordt hier en daar nog begeleid door houtkanten (els) of rijen knotbomen. Het zijn deze elementen, samen met de waterkwaliteit en de hydromorfografische kenmerken (structuurkenmerken), die alsnog de biologische waarde ervan bepalen. De belangrijkste waterlopen in Evergem zijn de Lieve, de Nieuwe Kale, de Hindeplas, de Burggravenstroom, de Rellenplas, de Avrijevaart, het Sleidingsvaardeken, het Molenvaardeken, de Kruisstraatwaterloop en het Brakeleike. Ten noorden van de stuifzandrug Maldegem-Stekene is de Vlietbeek van belang.

Bosgebieden Evergem is een bosarme gemeente; slechts 1,5% van de totale oppervlakte van de gemeente is bebost. Er zijn geen grote bosgebieden, het areaal is in kleine snippers verspreid over hele grondgebied. De meest waardevolle bosgebiedjes zijn : - Het gebied Driehoek (of Heffinkbossen) herbergt naast door populieren omrande weilanden ook een gemengd loofbos. - De Puttebossen, gelegen in het laaggelegen gebied tussen de Burggravenstroom en het Brakeleiken, is een vochtig eikenbos en - bevat ook een vijver. - Gooiken situeert zich op de stuifzandrug Maldegem-Stekene. Rond het akkerland is er een populierenbos, een gemengde dreef en houtwal. - Het Holeinde sluit aan bij de Burggravenstroom en omvat natte weilanden en populierenbos. - Te Stoepe is er een gemengd bos. - Het gebied de Wallekens omvat een populierenbos met vijver omgeven door weilanden. Het herbergt een rietland op een venige bodem met geknotte elzen als randbeplanting. - Het Schildeken is een eiken- en elzenbos in de depressie van de Burggravenstroom. 22

- De oude castrale motte van de Hoge Wal wordt omgeven door een complex van eiken- en elzebossen.

Verder zijn er aansluitend bij sommige kasteelparken bospercelen aanwezig.

Uit de gedeeltelijk actualisering van het GNOP, die in 2004 werd afgewerkt, blijkt dat de natuurwaarden in Evergem er in het laatste decennium sterk op achteruit zijn gegaan. Verdroging van de bospercelen met banalisering en verbraming van de vegetatie werd op verschillende plaatsen vastgesteld (b.v. Schildeke, Heffinckbossen).

Meersengebieden De hoge natuurlijke grondwaterstand in de depressies van de diverse waterlopen veroorzaakt bijzondere standplaatsfactoren waaraan verschillende organismen gebonden zijn. Op enkele van de laagste plaatsen dagzomen venige sedimenten wat voor een karakteristieke flora zorgt.

De interessantste gebieden zijn : - De Kiekebossen maken deel uit van de Kaledepressie. Het is een gebied met natte weiden en een randbeplanting van knotwilgen. Het wordt doorsneden door talrijke kleine sloten met een rijke flora. - De Kouwenbroeken is een depressiegebied langsheen de Hindeplas. Natte weilanden zijn er omzoomd door gemengde bomenrijen van knotwilgen en elzen. Het gebied is doorweven door een fijnmazig net van kleine grachten. - Meerschlanden is een depressiegebied langsheen het Sleidingsvaardeken. De natuurwaarden bestaan uit vochtige meerslanden, vooral in gebruik als weiland, omgeven door knotwilgenrijen. - De weilanden op de Wittemoer, eveneens te situeren tussen de Burggravenstroom en het Brakeleiken, worden door geknotte elzen en door diepe grachten omzoomd. - Het Zijbos –Venemeerschen ligt aan de voet van de stuifzandrug Maldegem-Stekene, aan de rand van de depressie van de Burggravenstroom. Het gaat over een nat weilandencomplex met randbeplanting van wilgen, eiken en els. - In de omgeving van de Nest-Achtergebuurte zijn er natte weilanden doorweven door kleine grachten.

Verder zijn er in de omgeving van de hoger genoemde natte waardevolle bospercelen, vaak ook natte weilanden aanwezig.

Kleine landschapselementen Kleine landschapselementen zijn veel minder structuurbepalend als bossen en meersengebieden, maar zijn omwille van hun ecologische waarde van belang voor de natuurlijke structuur van Evergem. Het betreft o.a. volgende elementen: bomenrijen, houtkanten en hagen, ... , maar ook taluds, spoorwegbermen. Soms verbinden de lijnvormige elementen grotere en waardevolle natuurgebieden met elkaar, en fungeren hierdoor als corridors voor de fauna. De inventarisatie van deze landschapselementen is opgenomen in het Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan.

Overige natuurwaarden De grote wateroppervlakten van het spaarbekken van Kluizen trekken diverse vogelsoorten aan. Daarom is deze infrastructuur ook relevant voor de sector natuur. Evergem telt tal van kasteelparken, die steevast waardevolle oude bomen en soms ook ijskelders bevatten. Daarom zijn zij ook voor de natuurlijke structuur belangrijk.

Waardevolle biotopen volgens de BWK De BWK is voornamelijk een kartering op basis van het voorkomen van bepaalde typische vegetaties. De waardering ervan steunt op een aantal criteria zoals natuurlijkheid, zeldzaamheid, kwetsbaarheid en vervangbaarheid. Er wordt een onderscheid gemaakt in biologisch zeer waardevolle, biologisch waardevolle en biologisch minder waardevolle gebieden. Te Evergem zijn de 23

biologisch meest waardevolle percelen vaak in de vochtige beekdepressies terug te vinden. Daarnaast zijn ook een aantal kasteelparken belangrijk.

o Landschappelijke structuur - De traditionele landschappen van Evergem In Evergem komen er vier grote structurerende gebieden (traditionele landschappen) voor: Het straatdorpengebied van Waarschoot, de dekzandrug Maldegem-Stekene, het Meetjesland en de vallei van de Oude Kale.

Het lint van Tervenen (waar het plangebied zich situeert) ligt, net als de kernen van Ertvelde en Rieme, op de dekzandrug. De dekzandrug loopt west-oost doorheen Evergem. Het is een gesloten compartimentlandschap met (naald)boscomplexen waarin heel wat residentiële bebouwing (villa’s) voorkomt. Boscomplexen komen er nauwelijks voor.

- Markante elementen Op de dekzandrug Maldegem-Stekene, waar het lint Tervenen zich situeert, worden de volgende markante elementen onderscheiden: de residentiële bebouwing, het reliefverschil aan de zuidelijke zijde, Tervenen en Callemansputte.

Figuur 17: Bestaande open ruimte structuur (bron: GRS Evergem) o Recreatieve structuur De verschillende kernen in de gemeente Evergem beschikken over een eigen sport- en recreatieve infrastructuur. In onderstaand overzicht wordt een onderscheid gemaakt tussen de gemeentelijke openluchtinfrastructuur (al dan niet overdekt), de private sportinfrastructuur en de jeugdlokalen. Enkel de grotere terreinen worden hier weergegeven, speelterreinen in woonwijken of schoolinfrastructuur zitten hier niet in.

24

Gemeentelijke infrastructuur: - Arteveldestadion – Ertvelde (1 voetbalveld, 5 tennisterreinen, 18 bolbanen,1 trapveld) Sportoppervlakte: 10.954 m2. Er wordt een tekort aan infrastructuur aangevoeld vanuit de sportclubs. - Sportcentrum Hoge Wal – Ertvelde (sporthal, zwembad, 1 verhard terrein (BB), 1 speelplein, 1 atletiekpiste, 1 voetbalveld, 1 fit-o-meter, 4 Finse looppistes, 1 krachtbalveld, 1 volleybalveld, 1 oriëntatieparcours, 1 schaatssprong, 12 bolbanen) Sportoppervlakte : 16.000 m² - Sporthal, voetbalvelden - rolschaatspiste Evergem-centrum, Reibroekstraat - Kapellestraat (2 voetbalvelden, 1 rolschaatspiste, 12 bolbanen) Sportoppervlakte: 13.390 m2. Ook hier wordt een tekort aan voetbalvelden aangevoeld (specifiek voor jeugdopleiding). - Sportterreinen Belzele, Doornstraat (voetbalveld, 1 trapveld) Sportoppervlakte: 8.464 m2. - Voetbalveld Sleidinge Sanderuslaan Sleidinge (1 voetbalveld) Sportoppervlakte : 6.300 m². - Voetbalveld Doornzele, Groenweg (1 voetbalveld) Sportoppervlakte: 5.400 m2 - Openluchtsportcentrum Herritakkerlaan Sleidinge (1 voetbalveld)

Private sportinfrastructuur: Voetbalterreinen: - Voetbalveld Stoepestraat Ertvelde: (niet vergund) - Voetbalveld Rode Lantaarn Belzele: (niet vergund) - 2 Voetbalvelden Westbeke Belzele: (niet vergund) - Voetbalveld United Belzele: (niet vergund) - Voetbalveld Drogenbroodstraat Wippelgem (niet vergund) - Voetbalveld Elslo Evergem: (niet vergund) Al deze terrreinen zijn zonevreemd.

Andere: - Ruitersclub Dravershof te Evergem-Belzele (niet vergund, het gewestelijk RUP van de afbakening stedelijk gebied Gent deelplan randstedelijk groengebied Kalevallei voorziet een uitdoofbeleid omwille van de nabijheid van een SEVESObedrijf op de industriezone Durmakker) - Ruitersclub Racing Team te Evergem-Wippelgem (niet vergund en zonevreemd)

Jeugdlokalen: Doornzele: - Chirolokaal Ter Gulden Celle Ertvelde : - Chirolokaal Hoge Wal (Guldensporenlaan) - KLJ-lokaal Tervenen - Oemtata-lokaal Pastorijstraat Evergem : - Scoutslokalen Kermisstraatje Kluizen : - KLJ-lokaal Noordlaan Rieme : - Chirolokaal St-Barbarastraat Sleidinge : - KLJ-lokaal Volpenswege - ’t Klokhuis, Akkerken - Chirolokaal Lovendonk Wippelgem : - Chirolokaal Kramershoek - Jeugdhuis Tentakel Dorp

25

Figuur 18: Bestaande recreatieve structuur (bron: GRS Evergem)

• Structurerende elementen op microschaal

In het GRS worden de verschillende dorpskernen van Evergem op microschaal bestudeerd. Er wordt ook ingezoomd op de kernen van de zuidelijke zandrug, op de kernen van de stuifzandrug Maldegem-Stekene, op deze rond het Kluizendok en op de deelkern Sleidinge. In het kader van dit RUP worden enkel de structurerende elementen voor Ertvelde toegelicht.

Ertvelde ligt op het kruispunt van een aantal drukke straten, nl. de Holstraat (N458) richting Bassevelde, de Eeklostraat (N448) richting Lembeke, de Hospitaalstraat- Stoepestraat (N448) richting Assenede, de Lindenlaan (N458) richting Kluizen en de Pastorijstraat richting Rieme. Al deze wegen komen samen aan de kerk, in het centrum van het dorp. De handelskern en de belangrijkste gemeenschapsvoorzieningen sluiten aan bij deze hoofdassen. Aan de noordoostrand van de kern werd een nieuwe begraafplaats ingericht. In een binnengebied achter de kerk herbergt het Artveldestadion voetbal- en tennisclubs. In het park rond de Hoge Wal, met de motteheuvel, bevindt zich een tweede concentratie aan sportinfrastructuur. Binnen de kern van Ertvelde zijn er her en der nog onbebouwde binnengebieden terug te vinden.

De knelpunten met betrekking tot Ertvelde zijn de verkeersdrukte in de kern van het dorp en de lage ruimtelijke kwaliteit van een aantal hoofdstraten. Bij kwaliteiten en kansen worden volgende zaken opgelijst: de aantrekkelijkheid van het landschap rond Ertvelde, de ombouw van de R4 geeft minder verkeer op de as Pastorijstraat- Riemsesteenweg, de goede omsluiting door ligging bij E34 en R4.

26

Figuur 19: Bestaande ruimtelijke structuur Ertvelde (bron: GRS Evergem)

4.3.2. Basisdoelstellingen

In het richtinggevend gedeelte van het GRS worden zes basisdoelstellingen geformuleerd. Deze zijn:

1. Leefbaarheid van het wonen verbeteren Om de leefbaarheid van het wonen te verbeteren en toch de open ruimte in het buitengebied te bewaren, moet er geïnvesteerd worden in het verhogen van de kwaliteit van de woonfunctie (woonomgeving en woning). Daarnaast moeten de nieuwe basisrechten voor het wonen in het agrarisch gebied, op gemeente vlak bevestigd worden.

2. Kansen geven aan de land- en tuinbouw De agrarische sector is één van de kenmerkende onderdelen van het Meetjesland in het algemeen en Evergem in het bijzonder. Land- en tuinbouw moet in een groot deel van de gemeente maximaal kansen krijgen om zich verder op een concurrentiële manier te ontwikkelen. In andere gebieden kunnen de land- en tuinbouwactiviteiten alleen verweven met andere buitengebiedsfuncties plaatsvinden. In nog andere, duidelijk afgebakende gebieden, is land- en tuinbouw ondergeschikt en alleen in functie van de natuurfunctie. Nieuwe, flexibele en/of alternatieve ontwikkelingen krijgen een volwaardige kans in de gemeente.

3. De natuur kansen bieden en aanwenden als het kader voor een gezonde leefomgeving. Evergem heeft een aantal waardevolle natuurgebieden en –elementen. Deze worden echter niet allemaal evengoed erkend en beschermd. Het moet een doel zijn de waarde van de aanwezige natuur te erkennen door beschermingsmaatregelen. Aan de waardevolle natuurgebieden en –elementen in Evergem moeten dragende functies gekoppeld worden, zodat deze gebieden en elementen een maatschappelijke functie kunnen vervullen in het hedendaagse landschap. Deze dragende functies kunnen allerlei zijn: beheerslandbouw, recreatie, toerisme, wetenschap en educatie, enz. Doch zij kunnen nooit een doel op zich zijn. 27

4. Behoud en ondersteunen van de leefbaarheid inzake bedrijvigheid

5. Verbetering van de verkeersleefbaarheid en de bereikbaarheid van Evergem

6. Verbeteren kwaliteit en ‘leesbaarheid’ van het landschap Door de intensivering van het gebruik van de open ruimte zijn vele karakteristieke en beeldbepalende elementen verdwenen.

Landschappen verliezen hun intrinsieke kwaliteiten en worden onleesbaar. In Evergem is deze trend duidelijk waarneembaar. Bij het begeleiden van ontwikkelingen in de open ruimte van Evergem moet het behoud en de versterking van de diversiteit en herkenbaarheid van de verschillende landschappen het uitgangspunt zijn. Daarbij gaat het niet alleen over de conservering van traditionele landschappen, maar over het kwalitatief laten mee evolueren van landschappen in de hedendaagse context zonder de ontwikkelingsgeschiedenis te negeren.

4.3.3. Gewenste ruimtelijke ontwikkeling

In het GRS worden zeven algemene ruimtelijke concepten geformuleerd:

• Dekzandruggen als bindmiddel voor de ruimtelijke structuur Nieuwe bebouwing, bedrijvigheid en bebossing worden hoofdzakelijk op de dekzandruggen gezien. De tussenliggende depressiegebieden worden bij voorkeur open gehouden.

In vroegere tijden ontstonden de dorpen te Evergem op de oost-west georiënteerde zandige opduikingen, aan de rand van lager gelegen vruchtbare licht zandlemige depressies. De oorspronkelijke nederzettingsstructuur van Evergem, met duidelijk van elkaar gescheiden kernen, is gedeeltelijk vervaagd door de voortschrijdende lintbebouwing en woonuitbreidingen in de depressies. Om de historische nederzettingsstructuur van Evergem naar de toekomst toe te vrijwaren, is het van essentieel belang om de verschillende landelijke nederzettingen duidelijk af te bakenen. Deze optie past binnen een ruimere wensstructuur waarbij de ontwikkeling van de verschillende woonkernen kernversterkend moet gebeuren.

Tussen de dorpen zullen de nog bestaande openruimtecorridors en vensters zo veel mogelijk behouden worden.

Op de oost-west georiënteerde zandige opduikingen komen bossen frequenter voor. Deze drogere gronden zijn dan ook te arm om bruikbaar te zijn voor de landbouw. In de omgeving van Evergem is vooral stuifzandrug Maldegem-Stekene vrij intensief bebost, maar ook aan de randen van de woonas Schoonstraat-Ralingen ontstonden er bosjes aan de rand van de zandige opduiking. Naar de toekomst toe kunnen deze voor de landbouw oninteressante gronden voor bosuitbreiding in aanmerking komen.

• Waterlopen als scheidende elementen Een groot deel van de gebieden, die op de biologische waarderingskaart en in het GNOP werden aangeduid als zones met (potentieel) belangrijke natuurwaarden, situeren zich langsheen de verschillende beken te Evergem. Het gaat dan ook veelal over eerder natte en laaggelegen gebieden. Vanuit deze vaststelling bieden de Lieve, de Burggravenstroom, de Avrijevaart, het 28

Brakeleike, het Sleidingsvaarde en het Molenvaardeke mogelijkheden om als structuurbepalende natuurverbindende elementen te worden uitgebouwd. Zo kunnen zij uitgroeien tot ruimtelijk scheidende elementen tussen de hoger gelegen bebouwde gebieden.

• Gedifferentieerd ontwikkelen van de nederzettingsstructuur In de geheroriënteerde nederzettingsstructuur zal de positie van de kernen opnieuw versterkt worden. Te Evergem worden ontwikkelingen m.b.t. het wonen binnen de afbakeningslijn van het grootstedelijk gebied en binnen de kernen van het buitengebied gezien.

• Leefbaarheid van de havendorpen garanderen (niet van toepassing op Tervenen)

• Haven- en dorpenverkeer gescheiden afwikkelen (niet van toepassing op Tervenen)

• Lokale bedrijvigheid inplanten aansluitend bij de hoofddorpen op de dekzandruggen Lokale bedrijventerreinen worden op goed ontsloten locaties, aansluitend bij de bebouwing van bestaande kernen en op de dekzandruggen ingeplant. Zo kan het verder versnipperen van de nog resterende open ruimte vermeden en het doorkruisen van woonwijken door zwaar verkeer uitgesloten worden.

• Intermediaire zones afstemmen op agrarische activiteiten De intermediaire zones (de gebieden tussen de depressiezones en de hoger gelegen zandgronden) worden hoofdzakelijk i.f.v. de landbouw ingericht.

Het behoud van de aaneengesloten grondgebonden landbouwgebieden staan in dit concept centraal. In het buitengebieddeel van de gemeente Evergem is de agrarische sector de belangrijkste ruimtegebruiker. In de intermediaire zones moet de landbouw dan ook alle kansen krijgen om zich functioneel te ontwikkelen. Daarenboven is landbouw tevens van belang voor het behoud van de open ruimtes. Het is dan ook belangrijk dat de landbouw zijn structurerende functie, met aandacht voor de cultuurhistorische en natuur- landschappelijke waarden, behoudt.

4.3.4. Gewenste ruimtelijke structuren op mesoschaal

• Gewenste nederzettingsstructuur

Onderstaande ontwikkelingsopties worden geformuleerd in het GRS: o Regionale woonbehoeften voorzien in de woonkernen van het buitengebied o De voorstedelijke kern Evergem versterkt de woonstructuur van grootstedelijk gebied Gent 29

o Investeren in de verbetering van de kwaliteit van de woonfunctie in het buitengebied o Aandacht voor de sociale dimensie van de huisvestingsmarkt o Bij elk bouwproject voldoende aandacht besteden aan de ruimtelijke kwaliteit

In Evergem worden verschillende beleidscategorieën en ontwikkelingsrichtingen onderscheiden: voorstedelijke kern, hoofddorp, woonkern, bebouwing buiten de kernen. Het woonlint van Tervenen behoort tot de bebouwing buiten de kernen. Het ruimtelijk beleid voor bebouwing buiten de kernen is gericht op het verhogen van de leefbaarheid door verbetering van de woonkwaliteit en versterking van de open ruimte. Verdere versnippering moet worden tegengegaan. Evergem telt echter zeer veel lintbebouwing. Daarbij maakt men in het GRS een onderscheid tussen de linten in woongebied enerzijds en zondevreemde linten anderzijds. Tervenen behoort tot de woonlinten, die op het gewestplan als woongebied met landelijk karakter opgenomen zijn. Deze woonlinten behouden de huidige juridische mogelijkheden. Bovendien kunnen de nog vrije percelen binnen deze linten ingevuld worden.

Figuur 20: Gewenste nederzettingsstructuur (bron: GRS Evergem)

• Gewenste ruimtelijk-economische structuur Voor deze structuur zijn er geen bepalingen van belang voor onderhavig RUP.

• Gewenste verkeersstructuur Voor deze structuur worden de volgende ontwikkelingsopties aangegeven: o Het verbeteren van de leef- en omgevingskwaliteit voor de bewoners o Het in stand houden van de bereikbaarheid o Het bevorderen van de verkeersveiligheid o Het stimuleren van het fietsverkeer o Het optimaliseren van het openbaar vervoer o Het afremmen van de groei van de automobiliteit door het verbeteren van de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtelijke condities voor de alternatieve vervoerswijzen

30

Hiervoor worden volgende beleidselementen geformuleerd: - opstellen van categorisering van het wegennet ten behoeve van het gemotoriseerd verkeer - afbakenen van verblijfsgebieden - vrachtverkeer weren uit woongebieden - spoorwegstations heropenen - uitwerken van een gewenste fietsstructuur - actieplan buurt- en voetwegels - aanleg carpoolparking nabij Wippelgem

Voor het afbakenen van verblijfsgebieden wordt het volgende vooropgesteld: ‘In de verblijfsgebieden staan activiteiten als wonen, werken, onderwijs, spelen en ontspannen centraal. De verkeersfunctie komt er op de tweede plaats. Hierdoor verkrijgen we een verhoogde belevingswaarde voor de bewoners en bezoekers en het traag verkeer (voetgangers en fietsers). Dit kan afgedwongen worden d.m.v. zone 30 of zone 50 -maatregelen.’ In een eerste fase worden de verblijfsgebieden zone 50-gebieden, gezien de eenvoudige reglementering. In een tweede fase worden de zone 30-gebieden geïntroduceerd bij herinrichting en wegenwerken.

• Gewenste openruimtestructuur Voor deze structuur worden volgende ontwikkelingsopties aangegeven:

o Het creëren van een kwalitatief hoogwaardig landschap. Hiervoor moet het beleid: - duidelijke, ook duurzaam te handhaven, functionele verbanden leggen - expliciet reageren op de aanleidingen die het bestaande landschap biedt - heldere principekeuzes maken die consequent in planvorming, uitvoering en beheer zijn vastgehouden - een ondersteuning van het geheel bieden door goed vormgegeven details

o Depressiegebieden als dragers voor de natuurlijke en de recreatieve structuur. Aangezien de natte depressiegebieden rondom de verschillende waterlopen nog steeds de belangrijkste natuurwaarden in de gemeente herbergen, wil men deze behouden, versterken en eventueel herstellen als groene aders. Ze worden verbonden in de open ruimte (recreatief medegebruik onder de vorm van fiets- en wandelpaden kan hiertoe bijdragen) en fungeren in de woon- en leefgebieden als schakel naar de open ruimte en zijn opgenomen als een element die de leefkwaliteit van de woongebieden verhoogt (vb. onder de vorm van een parkzone of openluchtrecreatie). Het niet bebouwde karakter van deze depressies dient behouden te blijven omwille van in stand te houden of te ontwikkelen ruimtelijke en/of landschappelijke kwaliteiten.

o Autonome landbouw in de intermediaire zones en op de dekzandruggen. Op de niet-bebouwde delen van de dekzandruggen en in de gebieden tussen de bebouwde dekzandruggen en de natuurrijke depressiegebieden wordt het landschap hoofdzakelijk gevormd door de inrichtingseisen van de grondgebonden beroepslandbouw. De land- en tuinbouw moet, inspelend op technologische-, economische- en marktontwikkelingen, autonoom kunnen functioneren. Door middel van hoog-dynamische productiegebieden moet de land- en tuinbouw optimale kansen krijgen om concurrentieel te zijn. De belangrijkste kenmerken van dit landschap zijn openheid, grote blokvormige kavels en hoge enkelvoudige bomenrijen langs de belangrijkste wegen. De basiskwaliteit voor de natuur wordt er in stand gehouden door het behoud en het natuurvriendelijk beheer van de bermen.

o Kasteelparken als bakens in het landschap. De kasteelparken situeren zich niet in de nabije omgeving van het plangebied van onderhavig RUP (ze bevinden zich allemaal ten zuiden van het spaarbekken in Kluizen). Deze ontwikkelingsoptie wordt binnen het kader van dit RUP dan ook niet verder toegelicht.

31 o Streven naar flexibele bedrijfsstijlen en –inplantingen. Hieromtrent zijn geen bepalingen die van belang zijn voor onderhavig RUP. o Hoogwaardige agrarische gebruiksruimten moeten structureel ondersteund worden. Dit kan o.a. gebeuren door het optimaliseren van de ontsluitingsinfrastructuur, de afwaterings- en bevloeiingssinfrastructuur, de kavelstructuur, enz. Daaronder valt ook het scheppen van mogelijkheden voor landbouwbegeleidende functies, zoals para-agrarische bedrijven, afzetmogelijkheden, toerisme en recreatie, enz.

Hiervoor worden verschillende beleidscategorieën geformuleerd. In het kader van onderhavig RUP worden hier de autonome landbouwgebieden en natuurverbindingsgebieden toegelicht (situering: zie onderstaande kaart).

- Natuurverbindingsgebieden Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden die hoofdzakelijk een landbouwfunctie hebben, maar met de aanwezigheid van ecologische kwaliteiten, onder de vorm van knotbomenrijen en houtkanten. Natuur is er ondergeschikt aan andere functies in het buitengebied (hoofdzakelijk landbouw). Het ruimtelijk beleid dat de gemeente wenst te voeren in de verbindingsgebieden is gericht op het behoud en het versterken van de verbindende functie voor fauna en flora. Dit moet gebeuren in evenwicht met andere functies van het buitengebied. Het bouwvrij houden van deze zones is van prioritair belang.

In het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan wordt de dekzandrug te Ertvelde weerhouden als verbindingsgebied. Ten oosten van de R4 is de dekzandrug echter volledig bebouwd. Daarom wordt er in het GRS voorgesteld om het natuurverbindingsgebied daar in het koppelingsgebied rond de Avrijevaart te zien.

- Autonome landbouwgebieden Dit zijn agrarisch autonome productiegebieden waar hoofdzakelijk landbouwactiviteiten voorkomen, naast niet agrarische landelijke functies: vnl. wonen, natuur, werken en infrastructuur. De eigenheid van deze gebieden laat toe dat de ruimte flexibel kan ingericht worden in functie van de landbouw. Vanuit diverse functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit van het milieu en de natuur (basiskwaliteit). Naast het behoud en de ontwikkeling van landbouw, waarbij ondermeer voldoende flexibiliteit wordt gewaarborgd voor bodemgebruik door (intensieve) grondgebonden teelten gerelateerd aan de zandbodem, zal veel aandacht dienen te gaan naar het weren van functies, activiteiten en externe invloeden die de landbouw ernstig kunnen belemmeren.

De ruimtelijke beleidselementen voor de openruimtestructuur zijn: - Opeenvolging van depressiegebieden en zandruggen landschappelijk benadrukken - Natuurwaarden in depressiezones verhogen - Behoud en waar mogelijk versterken van het schaarse bosareaal - Behoud en versterken kasteelparken - Bestemmingswijziging voor ecologisch waardevolle gebieden - Verdere subsidiëring van kleine landschapselementen - Afsluiten van beheersovereenkomsten met de landbouw voor bepaalde gebieden - Glastuinbouw op dekzandruggen - Mogelijkheden voor de vrijkomende agrarische bedrijfszetels - Geïntegreerd waterbeleid

32

• • • • • •

• • •

R

Figuur 21: Open ruimte structuur (bron: GRS Evergem)

• Gewenste recreatieve structuur Voor deze structuur worden volgende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd:

o Uitbouw per kern van voorzieningen voor sport en recreatie Evergem is een uitgestrekte gemeente met verschillende grote kernen. Daarom wordt ervoor geopteerd om in elke kern een minimum aanbod aan sport- en recreatievoorzieningen te realiseren. In de drie grootste kernen (Evergem, Ertvelde en Sleidinge) wordt er gestreefd naar een sterker uitgebouw aanbod. Per deelkern wordt er gestreefd naar een centralisatie van de voorzieningen. Tevens dient bekeken te worden of voor de optimalisatie van een aantal ruimtelijk minder goed gelegen infrastructuren een herlokalisatie nodig is.

o Verweving van recreatie met het wonen wordt ondersteund Het beleid is gericht op het bundelen van de bijkomende behoeften aan recreatiegebieden in of zo dicht mogelijk bij de woonkernen. Hierbij moeten de locatie en haar activiteiten afgewogen worden t.o.v. de draagkracht van de ruimte en zo goed als mogelijk aansluiten bij de bebouwde ruimte.

o Voldoende mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding voorzien Inwoners moeten hun vrije tijd kwalitatief en dicht bij huis kunnen doorbrengen. Recreatief medegebruik of openluchtrecreatieve groene domeinen zijn hier de opties. Voorzieningen voor omgevingsrecreatie ondersteunen de toeristisch- recreatieve netwerken.

Om tegemoet te komen aan bovengenoemde ontwikkelingsopties kunnen een aantal ruimtelijke beleidselementen naar voor worden geschoven:

o Uitbouw van recreatieve voorzieningen per kern

33

In de gemeente Evergem is er een grote behoefte aan bijkomende sportterreinen. Dit is o.a. het gevolg van het verdwijnen van een twaalftal geïsoleerde en zonevreemde sportvelden in de voorbije jaren. De gemeente streeft zo veel mogelijk naar een centralisatie van de recreatieve voorzieningen, teneinde verdere versnippering te voorkomen. Centralisatie bevordert ook een synergie tussen verschillende sporttakken. Bovendien wordt gestreefd naar een centralisatie op de drogere dekzandruggen, ipv in de depressies. Meer specifiek met betrekking tot Ertvelde wordt het volgende vooropgesteld: ‘Te Ertvelde zijn er twee locaties waar er een aantal sportinfrastructuren verzameld liggen. De ‘Hoge Wal’, dat zich aan de zuidrand van het dorp bevindt, herbergt het zwembad, de sporthal en een aantal open lucht sportterreinen. Het ‘Artveldestadion’, onder de kerktoren, herbergt diverse sportclubs. Aangezien de delen van de infrastructuur rond het Arteveldestadion aan vervanging toe zijn en de bestaande terreinen eigenlijk te klein geworden zijn, wordt er gedacht aan een nieuwe locatie. Er zijn twee valabele opties. Een uitbreiding voor de Hoge Wal vormt een eerste denkpiste. Het voordeel van deze locatie is, dat indien de sportinfrastructuur van het Artveldestadion naar hier zou verhuizen, dat dan alle sportinfrastructuur in Ertvelde op één locatie gebundeld zou zijn. Dit kan een meerwaarde opleveren door het gemeenschappelijk en dus efficiënter gebruik van een aantal zaken, zoals parkings, cafetaria, kleedruimtes,… Door minder evidente ruimtelijke situatie aldaar (rechtstreeks aanpalende terreinen worden eerstdaags bebouwd door sociale huisvestingsmaatschappij) werd er uiteindelijk voor geopteerd om nieuwe sportaccommodatie te voorzien in het ruime binnengebied aansluitend bij het kerkhof van Ertvelde. Het binnengebied tussen de Pastorijstraat en het Engelenhof, ten westen van de R4 is groot genoeg om een nieuwe ruime infrastructuur te realiseren. Bovendien accentueert dit eveneens de ruimtelijke samenhang van Ertvelde en Rieme.’

o Een locatie voor een jongerenontmoetingscentrum

o Recreatief medegebruik van natuurgebieden Dit eist een systematische uitbouw van een netwerk van recreatief medegebruik en van natuur- en landschapsbeleving in de gebieden met een hoge belevingswaarde van de natuur. Deze uitbouw is echter steeds ondergeschikt aan de natuurfunctie en kan enkel toegestaan worden wanneer het inpasbaar is in het ontwikkelingsplan van het desbetreffende gebied. Bij recreatief medegebruik onderscheiden we enerzijds de routegebonden recreatie die een belangrijke rol vervult omdat ze de diverse aantrekkingspunten met elkaar verbinden. Ze zijn tevens een ideaal middel voor de verkenning van natuur en landschap. Daarnaast verdient ook de natuurbeleving en (zachte en extensieve) recreatie in natuurgebieden, domeinen en landschappen aandacht. Een beperkte openstelling van natuurgebieden en geleiding van de bezoeker, gekoppeld aan een duidelijke zonering binnen het gebied, passen daarin.

4.3.5. Gewenste ruimtelijke structuur op macroniveau Hieronder wordt enkel toegelicht wat de gewenste ruimtelijke structuur is voor Ertvelde – Rieme.

Ertvelde ligt, net zoals Rieme, op de droge stuifzandrug Maldegem-Stekene aan de rand van een brede depressiezone met o.a. de Avrijevaart.

• Ruimtelijke afbakening van de kernen in de globale ruimtelijke structuur Rond Ertvelde en Rieme kunnen er twee duidelijk grensstellende elementen onderkend worden, namelijk de door het Vlaams Gewest afgebakende koppelingsgebieden tussen de dorpen en de haven en de overgangszone tussen de duidelijk hoger gelegen stuifzandrug en de natte depressiegronden ten zuiden hiervan.

• Clusteren van de sportinfrastructuur Te Ertvelde zijn er twee locaties waar er een aantal sportinfrastructuren verzameld liggen. De ‘Hoge Wal’, dat zich aan de zuidrand van het dorp bevindt, herbergt het zwembad, de sporthal en een aantal open lucht sportterreinen. Het ‘Artveldestadion’, onder de kerktoren, herbergt diverse sportclubs. Aangezien de delen van de infrastructuur rond het Arteveldestadion aan vervanging toe zijn en de bestaande 34 terreinen eigenlijk te klein geworden zijn, wordt er gedacht aan een nieuwe locatie. Er werd geopteerd om nieuwe sportaccommodatie te voorzien in het ruime binnengebied aansluitend bij het kerkhof van Ertvelde. Het binnengebied tussen de Pastorijstraat en het Engelenhof is groot genoeg om een nieuwe ruime infrastructuur te realiseren.

• Herstellen van de band tussen Ertvelde en Rieme Hieromtrent zijn er geen bepalingen van belang voor onderhavig RUP.

• Kwalitatieve publieke ruimte realiseren Ertvelde ligt op het knooppunt van een aantal relatief drukke wegen. Langsheen een aantal van deze wegen domineert de verkeersfunctie nog te sterk op de verblijfsfunctie langs deze weg. Te Ertvelde dient de ruimtelijke kwaliteit van de centrale verbinding doorheen de kernen van Ertvelde en Rieme –de as Riemsesteenweg-Kanaalstraat – sterk verbeterd te worden.

• Kwalitatieve koppeling van de kern van Rieme aan de haven Hieromtrent zijn er geen bepalingen van belang voor onderhavig RUP.

35

Figuur 22: Gewenste ruimtelijke structuur Ertvelde – Rieme (bron: GRS Evergem)

5. Aftoetsing van m.e.r.-plicht van rechtswege

5.1. Project-m.e.r.-plicht

Het RUP vormt niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004.

5.2. Passende beoordeling

Artikel 36 van het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat - afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s - een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse Regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992).

Het plangebied ligt niet in of in de onmiddellijke nabijheid van een habitatrichtlijngebied of een vogelrichtlijngebied. De dichtste beschermingszone ligt op 4,6 km van het gebied, nabij Waarschoot.

5.3. Conclusie

Vanuit de project-m.e.r. plicht of de noodzaak tot een passende beoordeling wordt de opmaak van een planMER niet noodzakelijk geacht. Het RUP vormt niet het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004 en is dus screeningsgerechtigd.

6. Motivering voor het “onderzoek tot m.e.r.”

6.1. Aard van het plan en nulalternatief

Het plangebied bestaat in de huidige situatie deels uit een zone voor recreatie. Deze recreatiezone is echter te klein voor alle recreatieve behoeften van de omwonenden. Om een uitbreiding van de bestaande recreatieve zone mogelijk te maken, wordt onderhavig RUP opgemaakt. Het gaat hierbij over kleinschalige infrastructuur voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau.

Het nulalternatief bestaat erin wanneer onderhavig RUP geen doorgang vindt. Derhalve blijft het vigerende bestemmingsplan (gewestplan) geldig.

6.2. Opdeling van het plan in planonderdelen

Er wordt voor geopteerd om het plangebied niet op te splitsen in planonderdelen. De milieudisciplines zullen voor het volledige plangebied besproken worden.

36

Huidige toestand

Geldend plan: Gewestplan

37

Voorgenomen plan

38

6.3. Confrontatie voorgenomen plan – geldend plan (of bestaande toestand)

Het voorgenomen plan wijkt niet altijd even veel af van het geldende plan of de bestaande toestand. De bespreking van de milieudisciplines is afhankelijk van de mate van afwijking.

We onderscheiden 3 gradaties: • Het voorgenomen plan heeft vermoedelijk geen milieueffecten. Een algemene bespreking van de verhouding tussen het geldend plan en het voorgenomen plan volstaat. • Het voorgenomen plan heeft milieueffecten die vermoedelijk niet significant zijn. Een meer uitgebreide bespreking van de verhouding tussen het geldend plan, het voorgenomen plan en de bestaande toestand als referentietoestand is gewenst. • Het voorgenomen plan heeft milieueffecten die significant kunnen zijn. Een bespreking per milieudiscipline is gewenst om aan te tonen dat er geen vermoeden is van significante milieueffecten.

Cruciaal voor het bepalen van de vereiste diepgang bij de milieubespreking is dus de mate waarin het voorgenomen plan afwijkt van het geldend plan of van de bestaande toestand.

Met behulp van een indicatorenset wordt nagegaan in hoeverre het voorgenomen plan afwijkt van het geldend plan of de bestaande toestand. Op elke indicatorvraag kan geantwoord worden met “ja” of “nee”.

Indicator 1: Activiteiten : Zijn er verschillen tussen de stedenbouwkundig vergunbare activiteiten uit het huidig geldend plan en de stedenbouwkundig vergunbare activiteiten uit het voorgenomen plan?

Indicator 2: Bodemafdekking : Laat het voorgenomen plan t.o.v. het geldend plan een wijziging toe van de totale bodemafdekking?

Indicator 3: Bestaande toestand : Is het doel van het voorgenomen plan enkel de bestendiging van de huidige stedenbouwkundig vergunde of vergund geachte toestand?

Wanneer indicators 1 én 2 negatief beantwoord worden, zijn er geen effecten te verwachten (ongeacht het antwoord op indicator 3).

Wanneer indicators 1 of 2 én 3 positief beantwoord worden, zijn er effecten te verwachten die vermoedelijk niet-significant zijn.

Wanneer indicators 1 of 2 positief én indicator 3 negatief beantwoord worden, zijn er effecten te verwachten die significant kunnen zijn.

Toegepast op het plangebied bekomen we:

Indicator 1 Indicator 2 Indicator 3 Conclusie Ja Ja Nee Mogelijks significante effecten

6.4. Scoping milieueffecten

Bij de bespreking van de mogelijke milieueffecten is het belangrijk welke milieudisciplines besproken moeten worden. Dit volgt enerzijds uit het al dan niet voorkomen van beschermde gebieden in of in de nabijheid van het plangebied en anderzijds uit de confrontatie van het nulalternatief met het voorgenomen plan.

6.4.1. Voorkomen van beschermde gebieden

• Ramsar-gebieden: geen in of in de nabijheid van het plangebied (geen op grondgebied Evergem).

• Beschermde duingebieden: geen in of in de nabijheid van het plangebied (geen op grondgebied Evergem).

39

• Beschermd landschap, relictzone of ankerplaats: geen in of in de dichte nabijheid van het plangebied. In een straal van 2,5km van het plangebied (in vogelvlucht) bevinden zich volgende beschermde landschappen, relictzones of ankerplaatsen: o Veldhoek 34, hoeve met inbegrip van de omgrachtingen en populierendreef, beschermd monument op 1,9km van het plangebied

• Beschermd monument, stads- of dorpsgezicht: Er zijn geen beschermde monumenten in het plangebied. Op een driehonderdtal meter ten noorden van de noordoostelijke hoek van het projectgebied liggen vier bunkers die deel uitmaken van de ‘Hollandstellung’, een linie die in de periode 1916-18 werd opgetrokken door het Duitse leger en nu een beschermd monument is.

Figuur 23: Kaart met aanduiding van de beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten

Er zijn geen beschermde stads- of dorpsgezichten in of in de dichte nabijheid van het plangebied. In een straal van 2,5km van het plangebied (in vogelvlucht) bevinden zich volgende stads- of dorpsgezichten: o Veldhoek 34: hoeve met de onmiddellijke omgeving, beschermd dorpsgezicht op 1,8km van het plangebied o Omgeving van de Rosmolen en de reeds beschermde Neyt’s molen, beschermd dorpsgezicht op 2,5km van het plangebied

• Inventaris bouwkundig erfgoed: In het plangebied bevinden zich geen elementen die opgenomen zijn in de inventaris bouwkundig erfgoed.

Ten oosten van het plangebied ligt een boerenarbeiderswoning van het eerste kwart van de 19 de eeuw, die opgenomen is in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed. Ten zuiden van het projectgebied stond een huis dat opgenomen was in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed, maar deze woning is gesloopt.

40

Figuur 24: Aanduidingen van bouwkundige relicten die tot het geïnventariseerd Bouwkundig Erfgoed behoren.

Ten noorden van het projectgebied ligt de ‘Hollandstellung’. De Hollandstellung werd opgetrokken in de periode 1916-18 door het Duitse leger daar zij vreesde voor een geallieerde aanval via het neutrale Nederland. De Stellung loopt van Knokke tot en sluit ter hoogte van Vrasene aan bij de eveneens Duitse Stellung Antwerpen, gebouwd in dezelfde periode. De linie werd slechts zeer beperkt en lokaal in een gevechtssituatie gebruikt. De ‘Hollandstellung’ behoort als bouwkundig geheel tot het geïnventariseerd Bouwkundig Erfgoed.

Figuur 25: Aanduidingen van bouwkundige gehelen die tot het geïnventariseerd Bouwkundig Erfgoed behoren.

• Beschermd groengebied, VEN of IVON: geen in of in de nabijheid van het plangebied (geen op grondgebied Evergem).

41

• Waterwingebieden: Het plangebied is gelegen in een oppervlaktewaterwingebied drinkwater.

Figuur 26: Plan met aanduiding van de waterwingebieden

6.4.2. Confrontatie nulalternatief – voorgenomen plan

• Wijziging in de stedenbouwkundig vergunbare projecten: In het vigerend bestemmingsplan (gewestplan) is het grootste deel van het plangebied bestemd als ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’. In het voorgenomen plan is deze zone bestemd als een zone voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau. Deze zone kan volgens het voorliggend plan ingericht worden zodat recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau kunnen plaatsvinden. Hierbij wordt gedacht aan infrastructuur zoals bolbanen, kleine speeltoestellen, rust- en zitplaatsen, informatieborden, educatieve moestuin… Het oprichten van gebouwen en overdekte constructies is verboden. In de betreffende zone is in het noorden van het plangebied een overdrukzone aangegeven: ‘zone met nadruk op groen’. In deze zone mogen geen verharde sportterreinen worden ingericht. De kleinschalige infrastructuur wordt in deze overdrukzone beperkt tot max. 10% van de totale oppervlakte van de overdrukzone.

Een ander deel van het plangebied, gelegen aan de rooilijn, is in het gewestplan bestemd als ‘woongebied met landelijk karakter’. Ook deze zone is in het voorgenomen plan bestemd als zone voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau. In deze zone geldt een overdrukzone voor bebouwing, die bebouwing toelaat.

• Wijziging in de hoeveelheid en aard van vervoersbewegingen: Er worden geen grote verkeersgenerende functies voorzien. Het betreft immers functies die op buurtniveau functioneren. Er wordt dan ook verwacht dat de meeste gebruikers van de nieuwe infrastructuur zich te voet of met de fiets naar het plangebied zullen begeven.

• Wijziging in het watersysteem: Het plangebied bevindt zich niet in een overstromingsgevoelig gebied. In het voorgenomen plan worden de verharding en bebouwing grotendeels geconcentreerd in de zone die in het vigerend bestemmingsplan (gewestplan) aangeduid is als ‘woongebied met landelijk 42

karakter’. In de rest van het plangebied is het oprichten van gebouwen en overdekte constructies verboden. Verhardingen kunnen wel aangebracht worden. In de voorschriften wordt echter aangegeven dat de verharde oppervlaktes tot een minimum beperkt moeten worden, en dat er waar mogelijk voor waterdoorlatende materialen dient gekozen te worden. In de overdrukzone 2, ‘zone met nadruk op groen’, mogen geen verharde sportterreinen worden ingericht. In deze zone mag de kleinschalige infrastructuur max. 10% van de totale oppervlakte van de overdrukzone in beslag nemen.

Deze stedenbouwkundige voorschriften beperken de verharde oppervlakte binnen het kader van het inrichten van een zone voor recreatieve, sociale en educatieve functies aldus tot een minimum, zodat de wijziging tussen de verharde oppervlakte van het nulalternatief en het voorgenomen plan relatief klein is.

• Significante wijziging in de aard, omvang en diepte van de mogelijke werken in en op de bodem: In de zone die in het vigerend bestemmingsplan aangeduid is als ‘woongebied met landelijk karakter’ zal er geen wijziging zijn in de aard, omvang en diepte van de mogelijke werken in en op de bodem ten opzichte van het nulalternatief. In het overige deel van het plangebied, dat in het vigerend bestemmingsplan bestemd is als ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’, worden geen werken verwacht die een groot grondverzet vergen. Bemalingen zullen hier hoogstwaarschijnlijk niet plaatsvinden.

• Wijziging van het bodemgebruik: Een groot deel van het plangebied is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’. Het gebied is in de huidige situatie echter niet in gebruik als agrarisch terrein, maar als (beperkte) recreatiezone, die in het voorgenomen plan verder ontwikkeld zal worden.

6.4.3. Bespreking milieudisciplines

Uit voorgaande volgt dat volgende milieudisciplines besproken dienen te worden: • Ruimtelijke ordening • Cultureel erfgoed • Archeologisch erfgoed • Landschap • Gezondheid en veiligheid van de mens • Energie- en grondstoffenvoorraden • Mobiliteit • Bodem • Water • Atmosfeer & klimatologische factoren • Geluid • Licht • Stoffelijke goederen • Biodiversiteit • De samenhang van de diverse onderdelen

• Ruimtelijke ordening: Het RUP bevat de volgende aanpassingen aan de bestaande ruimtelijke plannen: o 50-meter brede zone vanaf de rooilijn: - Vigerend bestemmingsplan: woongebied met landelijk karakter - Voorliggend plan: zone voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau, met overdrukzone ‘zone voor bebouwing’.

In deze zone zijn in de huidige situatie reeds goed functionerende recreatieve functies aanwezig. In het vigerend bestemmingplan is deze zone bestemd voor woningbouw in het algemeen en tevens voor landbouwbedrijven. In het voorliggend plan is de zone bestemd voor recreatieve, sociale of educatieve functies op laagdynamisch en kleinschalig niveau.

43

De recreatieve functie zou omringd worden door een gebied dat hoofdzakelijk bestemd is voor wonen. Het verweven van deze twee functies, die complementair met elkaar zijn, zorgt voor een ruimtelijke meerwaarde en het vormen van synergie. Hier is dus een positief effect te verwachten op kleinschalig niveau.

o Overige zone - Vigerend bestemmingsplan: landschappelijk waardevol agrarisch gebied - Voorliggend plan: zone voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau, deels met overdrukzone ‘zone met nadruk op groen’.

Het RUP voorziet om aansluitend op de zone die reeds in recreatief gebruik is, een zone te bestemmen voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau. De zone is in de huidige situatie reeds deels in gebruik voor recreatieve en sociale functies. Dit RUP wil het echter mogelijk maken om deze functies ook ruimtelijk te ondersteunen door middel van kleinschalige infrastructuur. Het plangebied en de directe omgeving ervan heeft het vermogen om deze laagdynamische en kleinschalige activiteiten op te nemen zonder dat de grenzen van het ruimtelijk functioneren overschreden worden.

In de stedenbouwkundige voorschriften is bovendien opgenomen dat het gebied ingericht dient te worden met het oog op het behouden en eventueel versterken van de huidige kwaliteiten ervan. De aard van de activiteiten kunnen hierbij inspelen op de verschillende aspecten van de huidige site. Bij de toelichting wordt het voorbeeld van een moestuin, poel… met educatieve of sociale functie die het agrarische karakter van de omgeving evoceren, als voorbeeld aangegeven.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten

• Cultureel erfgoed: Ten oosten van het plangebied ligt een boerenarbeiderswoning van het eerste kwart van de 19 de eeuw, die opgenomen is in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed. Op een driehonderdtal meter ten noorden van de noordoostelijke hoek van het projectgebied liggen vier bunkers die deel uitmaken van de ‘Hollandstellung’. Dit bouwkundig geheel is eveneens opgenomen in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed.

Uit de situering van het plangebied ten opzichte van het cultureel erfgoed in de omgeving en de mogelijke ontwikkelingen die in het voorgenomen plan worden gereguleerd, kan afgeleid worden dat de ontwikkelingen geen invloed zullen hebben op het omliggende cultureel erfgoed.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Archeologisch erfgoed: Met het oog op de bescherming van het archeologisch patrimonium, moeten voor het volledige plangebied o.m. de bepalingen van art. 5.1.4. van het Erfgoeddecreet van 12 juli 2013 (en latere wijzigingen en uitvoeringsbesluiten) worden in acht genomen, wat o.m. aangifte inhoudt en het voor onderzoek toegankelijk stellen van de vindplaats. Dit decreet is in werking getreden op 01/01/2015 door het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 (Erfgoedbesluit). De bevoegde archeologische dienst dient desgevallend de mogelijkheid te hebben tot verkennend onderzoek en (volledige) opgraving indien nodig.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Landschap: In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich noch Ramsar-gebieden, noch beschermde duingebieden, noch beschermde landschappen, relictzones of ankerplaatsen. Bepalingen rond het beschermen van landschappen en de rechtsgevolgen ervan zijn opgenomen in het Erfgoeddecreet van 12 juli 2013 (en 44

latere wijzigingen en uitvoeringsbesluiten). Dit decreet is in werking getreden op 01/01/2015 door het Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 (Erfgoedbesluit).

In het RUP is er aandacht voor de bestaande landschappelijke structuur. In de stedenbouwkundige voorschriften is opgenomen dat de bomenrijen die het gebied omranden, in stand dienen gehouden te worden.

Daarnaast schrijven de stedenbouwkundige voorschriften voor dat de vormgeving, materialen en kleur van de kleinschalige constructies een optimale esthetische integratie in de omgeving dienen te garanderen. De constructies dienen bij voorkeur gerealiseerd te worden met natuurlijke materialen.

Voor de bebouwing in de overdrukzone ‘zone voor bebouwing’ moeten het bouwvolume, de inplanting, de dakvormen, de gekozen materialen en de kleur van de materialen een optimale esthetische integratie van de gebouwen garanderen in hun omgeving. Om het zicht op het achterliggende landschap van op de straat ‘Tervenen’ te vrijwaren, wordt voorgeschreven dat het bouwvolume zo dient ingeplant/geconcipieerd te worden zodat het doorzicht naar het achterliggende gebied behouden blijft.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Gezondheid en veiligheid van de mens: Binnen het RUP worden geen functies toegelaten die een negatief effect kunnen hebben op de gezondheid of veiligheid van mensen. Tijdens de uitvoering van de diverse werkzaamheden binnen het plangebied dient er voldaan te worden aan de wetgeving omtrent de veiligheid op tijdelijke en mobiele werkplaatsen. Er dienen dus maatregelen genomen te worden om de veiligheidsrisico’s tot een minimum te beperken.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Energie- en grondstoffenvoorraden: In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen ontginningsgebieden. Het RUP heeft dus geen gevolgen voor de verdere exploitatie van ontginningsgebieden.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Mobiliteit: Er worden geen grote verkeersgenererende functies voorzien. Aangezien het over functies op buurtniveau gaat, wordt verondersteld dat het gros van de bezoekers te voet of met de fiets zullen komen. Het gebied situeert zich in een snelheidszone van 50km/u.

Tervenen is opgenomen in de atlas der buurtwegen, alsook Warande, de straat die zich ten zuiden van het plangebied situeert. Ook de Heidestraat, die zich ten westen van het plangebied situeert, en de Heifortstraat en de Kluisstraat, ten oosten van het plangebied, zijn opgenomen in de atlas der buurtwegen.

45

Figuur 27: Uitsnede uit de Atlas der Buurtwegen

Binnen het plangebied wordt er geen aanleg van nieuwe wegen voorzien.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Bodem:

Figuur 28: Bodemkaart plangebied

46

In het plangebied is er een zeer droge zandbodem met duidelijke ijzer en/of humus B horizont.

Het plangebied is niet erosiegevoelig. Het effect van eventuele bemalingen wordt behandeld in het item “water”.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Water:

Erosiegevoelige gebieden Grondwaterstromingsgevoelige gebieden

Hellingenkaart Infiltratiegevoelige bodems

Overstromingsgevoelige gebieden (2014) Winterbedkaart

Figuur 29: Uittreksels uit de watertoetskaarten

Het plangebied is gelegen in het bekken ‘Gentse Kanalen’. Binnen het plangebied is er geen waterloop gelegen. Uit de watertoetskaarten kunnen we volgende zaken afleiden:

o Het plangebied is gelegen in het bekken Gentse kanalen. o Het plangebied is niet erosiegevoelig. o Het plangebied is matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2). o Het plangebied bevat kleine terreinhellingen (<0,5% ; 0,5% - 5%). o Het plangebied is infiltratiegevoelig. o Het plangebied is niet overstromingsgevoelig. o Het plangebied behoort niet tot het winterbed van een grote rivier.

47

Voor de hemelwaterafvoer, ook deze afkomstig van verharde oppervlakten binnen openbaar wegdomein, moet voldaan worden aan de Vlarem II-wetgeving, waarin opgenomen is dat onverminderd andere wettelijke bepalingen voor de afvoer van hemelwater de voorkeur gegeven moet worden aan de volgende afvoerwijzen in afnemende graad van prioriteit: opvang voor hergebruik, infiltratie op eigen terrein, buffering met vertraagd lozen in een oppervlaktewater of een kunstmatige afvoerweg voor hemelwater en tot slot lozing in de regenwaterafvoerleiding in de straat. Slechts wanneer de beste beschikbare technieken geen van de voornoemde afvoerwijzen toelaten, mag het hemelwater overeenkomstig de wettelijke bepalingen worden geloosd in de openbare riolering. Voor de dimensioneringscriteria wordt verwezen naar de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater.

Volgens het zoneringsplan is het aan de rooilijn gelegen deel van het plangebied gelegen in het “centraal gebied”. Dit betekent dat er een afvalwaterriolering aanwezig is die verbonden is met een operationele waterzuiveringsinstallatie. In dit gebied is het verplicht om het afvalwater aan te sluiten op de afvalwaterriool. Hiervan kan enkel worden afgeweken als deze aansluiting dient te gebeuren via gronden van derden. In dat geval moet een individuele behandelingsinstallatie voor afvalwater (IBA) geïnstalleerd worden. Een aansluiting van het afvalwater op de afvalwaterriool via een pomp is technisch haalbaar en is dus geen reden om af te wijken van de aansluitingsplicht.

Figuur 30: Zoneringsplan plangebied

In de Vlarem II-wetgeving worden voor de lozing en sanering van afvalwater bepalingen voorzien. Alle gebouwen binnen het plangebied zullen dienen te voldoen aan deze bepalingen.

De grondwaterkwaliteit wordt in essentie bepaald door de volgende drie factoren (Vissers e.a. 1999): o Infiltraat: de kwaliteit van het geïnfiltreerde water, dus zowel van het voedende water (regen, rivierwater, indamping) als toegevoegde stoffen (mest, metalen, bekalking, droge depositie, organische verontreinigingen); o Geochemische processen die zich in de aquifer hebben afgespeeld. Deze zijn op te splitsen in typen chemische processen, zoals adsorptie, redoxreacties, buffering, afbraak, etc; o Grondwaterstroming: dit bepaalt waar water van een bepaalde kwaliteit (bepaald door bovenstaande twee factoren) zich op een bepaald moment bevindt. 48

De geplande functies en bijhorende stedenbouwkundige voorschriften zijn niet van die aard dat zij een significant effect zullen teweegbrengen in één van bovenstaande factoren. Daarom kan men stellen dat de grondwaterkwaliteit door de geplande ruimtelijke ingrepen niet significant zal wijzigen.

Het plangebied is matig gevoelig aan grondwaterstroming (type 2). Indien er in type 2 gebied een ondergrondse constructie gebouwd wordt met een diepte van meer dan 5m en een horizontale lengte van meer dan 100m dient advies aangevraagd te worden bij de bevoegde adviesinstantie.

Binnen het plangebied worden geen grootschalige ondergrondse constructies voorzien. Er worden geen werken verwacht die een groot grondverzet vergen. Bemalingen zullen dus hoogstwaarschijnlijk niet plaatsvinden.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Lucht: Op het geoloket van de VMM zijn volgende waarden terug te vinden: o voor de gemiddelde waarde stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde 2012): 18.0. Dit is een relatief lage waarde. o voor de gemiddelde waarde fijn stof (PM10, jaargemiddelde 2010 tot 2012): 26.0. Dit is een gemiddelde waarde. o voor het gemiddeld aantal overschrijdingen van de norm PM10 (jaargemiddelde 2010 tot 2012): 23.0. Dit is een gemiddelde waarde.

De totale index met betrekking tot de luchtkwaliteit bedraagt 5. Dit is een gemiddelde waarde.

Bij het uitvoeren van werken (bouwen, verbouwen, omgevingsaanleg) zal er tijdelijke stofhinder optreden. Verwarming van de bebouwing kan bijdragen aan de luchtverontreining, maar het gaat hier over een zeer beperkte oppervlakte bebouwing. De bebouwing zal moeten voldoen aan de EPB-regelgeving, die voor milderende maatregelen zorgt. Het RUP voorziet geen functies die ervoor zorgen dat gemotoriseerde verkeersstromen significant zullen wijzigen. Bijgevolg zal er geen significante bijkomende luchtverontreiniging optreden.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Geluid: Tijdens de uitvoering van diverse werkzaamheden binnen het plangebied (bouwen, verbouwen, omgevingsaanleg) is er tijdelijke geluidshinder te verwachten. Het plangebied is niet opgenomen als potentieel stiltegebied. In het RUP worden enkel laagdynamische functies voorzien, die weinig geluid zullen genereren.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Licht: De lichthinder is beperkt omdat de functies binnen het plangebied geen grootschalige omgevingsverlichting vergen.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• Stoffelijke goederen: In het RUP is enkel bebouwing toegelaten in de zone waar dit in het nulalternatief ook toegelaten is. In het overige gebied is enkel kleinschalige infrastructuur toegelaten, zoals speeltoestellen en (beperkte en bij voorkeur waterdoorlatende) verhardingen.

Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

49

• Biodiversiteit: Volgens de biologische waarderingskaart is het plangebied biologisch minder waardevol.

Figuur 31: Uitsnede biologische waarderingskaart Conclusie: geen significante effecten te verwachten.

• De samenhang van de diverse onderdelen: Het verschil tussen de vigerende plannen en het voorgenomen plan is niet van die aard dat blijvende significante effecten te verwachten zijn. Tijdens de eventuele uitvoering van diverse werkzaamheden binnen het plangebied (bouwen, verbouwen, omgevingsaanleg) is er tijdelijke hinder te verwachten. Het oprichten van een gebouw was echter ook mogelijk in het nulalternatief.

Conclusie: geen blijvende significante effecten te verwachten.

6.5. Conclusie

Het RUP voorziet de wijziging van de bestemming en voorschriften in het plangebied, gelegen langs Tervenen, t.o.v. het vigerende gewestplan. Het plangebied wordt in het RUP bestemd als een zone voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau. Hieronder worden bijvoorbeeld petanquebanen, bolbanen, voetbalveldje, kleine speeltoestellen, buurthuis, rust- en zitplaatsen, informatieborden, educatieve moestuin, informatiepunt… verstaan. Gebouwen zijn enkel mogelijk in de zone die in het gewestplan bestemd is als woongebied met landelijk karakter.

Door de aard van de infrastructuur, in combinatie met de ligging van het plangebied, zijn er op geen enkel vlak significante effecten te verwachten. Bovendien zijn de stedenbouwkundig voorschriften van het RUP opgesteld rekening houdend met de maatschappelijke, landschappelijke, biologische en verkeerstechnische context. Op die manier worden eventuele negatieve effecten tot een minimum beperkt. Er zijn dus geen significante negatieve effecten te verwachten.

50

6.6. Aftoetsing grensoverschrijdende of gewestgrensoverschrijdende effecten

Door de ligging van het plangebied in Evergem kunnen we stellen dat er geen grens- of gewestgrensoverschrijdende effecten te verwachten zijn.

51

7. Bijlage: verordenende documenten

52

Verordenende voorschriften Toelichting

1. Stedenbouwkundige voorschriften

1.1. Op te heffen voorschriften

Voorschriften en bepalingen van gewestplanzones en zones van volgende BPA’s, RUP’s en Voor meer informatie hieromtrent wordt verwezen naar de verkavelingen die binnen het plangebied liggen, komen te vervallen bij goedkeuring van toelichtingsnota. onderhavig RUP: • Gewestplan ‘Gentse en Kanaalzone’ (KB 14/09/1977)

1.2. Algemeen

1.2.1. Begrippen

Aanzetpeil Het aanzetpeil van de inkomdorpel ligt max. 0,40 m hoger dan het peil van het openbaar domein op de rooilijn en aan de inkomdorpel gemeten.

Afwijkingen, ter bevordering van de goede waterhuishouding van het perceel, kunnen mits er voldoende aanduidbare redenen hiervoor zijn.

Bezettingsgraad Dit is de verhouding van de som van de bebouwde en overdekte oppervlakte t.o.v. de totale Verhardingen en ondergrondse constructies worden niet oppervlakte van de betreffende bestemmingszone of overdrukzone. ingerekend in de bezettingsgraad. Speeltoestellen worden hierbij niet beschouwd als overdekte constructies. Bouwlijn Dit is de uiterste bouwgrens op het perceel vanaf waar gebouwd mag worden. De voorbouwlijn, zijbouwlijn en achterbouwlijn slaan resp. op de bouwlijn gelegen aan de voorkant, zijkant en achterkant van het gebouw.

Verharding Een bedekking van de bodem waarbij de bodem aangepast wordt aan een niet natuurlijk Niet limitatieve opsomming van materialen die in dit RUP gebruik (pad, terras, sportterrein, parking…) en/of waarbij beplanting of vegetatie niet onder verharding worden verstaan: beton, asfalt, klinkers, meer mogelijk is. natuurstenen, kiezels, dolomiet, ternair zand…

53

Verordenende voorschriften Toelichting

1.2.2. Relatie met sectorwetgeving

Bij inwerkingtreding van onderhavig RUP blijft sectorwetgeving onverminderd van toepassing. Indien voorschriften uit onderhavig RUP strijdig zijn met sectorwetgeving hebben de meest beperkende voorschriften voorrang.

1.2.3. Gebouwen voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut

Gebouwen en/of constructies dienstig voor gemeenschapsvoorzieningen of openbaar nut, inbegrepen de aanleg van openbare groene ruimten, kunnen in elke zone worden toegelaten voor zover de bouwkarakteristieken ervan voldoen aan de voorschriften van de betreffende zone en mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen fundamentele afbreuk doen aan de kwaliteit van de betreffende zone.

1.2.4. Ondergrondse constructies

Ondergrondse constructies zijn niet toegelaten in overdrukzone 2. In de rest van het plangebied zijn ondergrondse constructies toegestaan op voorwaarde dat de bovengrondse ontwikkeling van de zone volgens de desbetreffende voorschriften mogelijk is.

1.2.5. Bestaande toestand

De bestaande vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte gebouwen die niet voldoen aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP mogen verbouwd worden binnen het bestaand volume.

Bij herbouw, nieuwbouw of uitbreiding van een gedeelte of van het gehele gebouw moet de nieuwe bebouwing beantwoorden aan de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP.

54

Verordenende voorschriften Toelichting

1.3. Zone 1: ZONE VOOR RECREATIEVE, SOCIALE OF EDUCATIEVE FUNCTIES OP EEN LAAGDYNAMISCH EN KLEINSCHALIG NIVEAU

Deze zone valt onder de categorie van gebiedsaanduiding: recreatie

1.3.1. Bestemming

Deze zone is bestemd voor de aanleg van kleinschalige infrastructuur voor recreatieve, Onder kleinschalige infrastructuur voor recreatieve, sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau. sociale of educatieve functies op een laagdynamisch en kleinschalig niveau wordt verstaan: petanquebanen, Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het bolbanen, voetbalveldje, kleine speeltoestellen, buurthuis, herstel van de natuur, het natuurlijke milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten. rust- en zitplaatsen, informatieborden, educatieve moestuin, informatiepunt… Dit is een niet-limitatieve Werken, handelingen en wijzigingen gericht op waterbeheersing zijn mogelijk voor zover de opsomming. hoofdfunctie niet in het gedrang komt.

1.3.2. Inrichting en beheer

1.3.2.1. Algemeen

De zone wordt ingericht zodat recreatieve, sociale of educatieve functies op een Waardevolle landschapselementen zijn bv. de bomenrijen laagdynamisch en kleinschalig niveau er kunnen plaatsvinden. Het gebied dient ingericht te die aanwezig zijn in het gebied. worden met het oog op het behouden en eventueel versterken van de huidige kwaliteiten Zowel de inrichting van de nieuwe activiteiten als de ervan. De huidige eigenheid en specificiteit van het gebied kan als uitgangspunt dienen specifieke aard van de activiteiten kunnen inspelen op de voor de herinrichting. Hierbij dient meer specifiek rekening gehouden te worden met verschillende aspecten van de huidige site. Zo kan de site volgende aspecten: bijvoorbeeld ingericht worden met de aanwezige bomenrijen als structurerende elementen. Een moestuin, - De waardevolle landschapselementen op de site poel,… met educatieve of sociale functie kan bijvoorbeeld - Het open karakter van de site, dat aansluit op de omliggende landelijke omgeving het agrarische karakter van de omgeving evoceren.

Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden, is het herstellen, (her)aanleggen of verplaatsen van bestaande nutsleidingen toegelaten.

55

Verordenende voorschriften Toelichting

1.3.2.2. Groenaanplantingen en terreinprofileringen

• De bomenrijen die het gebied omranden, dienen in stand gehouden te worden. Zoveel Het is duidelijk dat het rooien van bomen in eerste mogelijk bomen moeten worden behouden. Wanneer men toch bomen wil rooien, dient instantie vermeden dient te worden. Dit in navolging van men dit schriftelijk te motiveren. De vergunningverlenende overheid bepaalt op basis het GRS (zie richtinggevend gedeelte, p. 4 en p. 86). van deze motivatie of de boom/bomen gerooid mag/mogen worden. De Gemotiveerde redenen om bomen te vellen kunnen vergunningverlenende overheid bepaalt ook of zij al dat niet een heraanplanting als bijvoorbeeld zijn: veiligheidsredenen, in geval van ziekte voorwaarde aan de stedenbouwkundige vergunning oplegt. van de boom die tot afsterven leidt of wanneer een boom het uitgroeien van een andere boom met grotere stamdiameter belemmert.

• Het aanplanten van bomen of struiken wordt aangemoedigd. Hierbij wordt steeds Aangeplante bomen kunnen ook als speelelement gekozen voor streekeigen en/of inheemse beplanting. ingeschakeld worden, bv. wilgentunnel, speelbos… Dit in navolging van het GRS (zie richtinggevend gedeelte, p. 4)

• Beperkte profileringen in functie van recreatieve of educatieve functies zijn toegestaan. Onder ‘beperkte profileringen in functie van recreatieve of educatieve functies’ worden bijvoorbeeld speelheuveltjes verstaan. Deze heuveltjes zijn natuurlijk ogende elementen die zeer attractief zijn voor kinderen.

1.3.2.3. Constructies en verhardingen

• Het oprichten van gebouwen en overdekte constructies is verboden, met uitzondering Speeltoestellen worden niet beschouwd als overdekte van de in overdruk aangegeven zone voor bebouwing. constructies.

• Verharde oppervlaktes dienen tot een minimum beperkt te worden. Deze worden enkel ingericht waar dit noodzakelijk is in functie van de recreatieve, sociale of educatieve functies. De gekozen materialen voor deze verhardingen moeten een optimale esthetische integratie in de omgeving garanderen. Om het regenwater zoveel mogelijk te laten infiltreren, wordt waar mogelijk voor waterdoorlatende materialen gekozen.

• De vormgeving, materialen en kleur van de kleinschalige constructies, zoals speeltuigen, dienen eveneens een optimale esthetische integratie in de omgeving te garanderen. Deze constructies worden bij voorkeur gerealiseerd met natuurlijke materialen.

56

Verordenende voorschriften Toelichting

1.3.3. Overdrukzone 1: Zone voor bebouwing

Deze aanduiding heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemming van de grondkleur.

Enkel in deze zone is bebouwing toegelaten. De bebouwing wordt enkel toegelaten in de op het gewestplan aangeduide zone ‘woongebied met landelijk De bezettingsgraad mag in deze overdrukzone ten hoogste 25% bedragen. De maximale karakter’. Dit wordt in dit RUP met een overdruk kroonlijsthoogte van de bebouwing bedraagt 4 meter. De maximale nokhoogte bedraagt 7 aangegeven. meter. De dakvorm is vrij.

Voorbouwlijn: minimaal 4,5 m t.o.v de rooilijn. Zijbouwlijnen: minimaal 3 m t.o.v. de perceelsgrenzen. Deze afstand kan verminderd worden wanneer de eigenaar(s) van het kwestieuze aangrenzende perceel hiermee akkoord is/zijn.

Het bouwvolume moet zo ingeplant/geconcipieerd worden zodat het doorzicht naar het Dit is in navolging van de ‘Ruimtelijke visie voor achterliggende gebied behouden wordt. landbouw, natuur en bos regio Veldgebied Brugge- Meetjesland’. Een doorzicht creëren kan door bijvoorbeeld Het bouwvolume, de inplanting, de dakvormen, de gekozen materialen en de kleur van de voldoende plaats naast het gebouw te voorzien, of door de materialen moeten een optimale esthetische integratie van de gebouwen garanderen in hun raamopeningen zo te ontwerpen zodat doorzichten omgeving. In geval van hellend dak kan de ruimte onder het dak ingericht worden. doorheen het gebouw ontstaan

1.3.4. Overdrukzone 2: Zone met nadruk op groen

Deze aanduiding heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemming van de grondkleur.

1.3.5.

In deze zone mogen geen verharde sportterreinen worden ingericht. Het aanbrengen van In deze zone wordt een groene inrichting beoogd door het kleinschalige infrastructuur gericht op het toegankelijk maken van het gebied voor beperken van verhardingen. educatief, recreatief en sociaal gebruik, waaronder het aanleggen van paden, rust- en zitplaatsen is wel toegestaan. Deze kleinschalige infrastructuur mag echter max. 10% van de totale oppervlakte van deze overdrukzone in beslag nemen. Deze infrastructuur wordt bij voorkeur gerealiseerd met natuurlijke, waterdoorlatende materialen.

57

Verordenende voorschriften Toelichting

Een groene inrichting dient onder de vorm van hoogstammig en laagstammig groen gerealiseerd te worden. Hierbij wordt steeds gekozen voor streekeigen en/of inheemse beplanting.

58

59