GENEALOGYSK JIERBOEK 1997

ûnder redaksje fan Ype Brouwers, Onno Hellinga, Reid van der Ley, Pieter Nieuwland en Hein Walsweer, heraldysk meiwurker: Rudolf J. Broersma

Fryske Akademy - Ljouwert - 1997 (Genealogysk Wwurkferbân)

3 n.^ H r b'Di. s Nr. 849

© 1997 Fryske Akademy, Ljouwert.

ISBN 90-6171-849-X NUGI 647 ISSN 0928-0480

Ut dizze útjefte mei neat fermannichfâldige wurde op hokker wize ek, sûnder dat dêr skriftlike tastimming fan de Fryske Akademy oan foarôfgiet. Foarsafier't it meitsjen fan kopyen út dizze útjefte tastien is op grûn fan artikel 16B Auteurswet 1912jº, it Beslút fan 20 juny 1974, Stbl. 351, lykas wizige by it Beslút fan 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, moatte de dêrfoar wetlik ferskuldige fergoedingen foldien wurde oan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Foar it oernimmen fan part(en) út dizze útjefte yn blomlêzingen, readers en oare kompilaasjewurken (artikel 16 Auteurswet 1912) moat kontakt opnommen wurde mei de útjouwer. YNHALD

side

Johan Nota Jorna I 7

Freerk J. Veldman en Hermannus Collenius en syn famylje 73 Reid van der Ley

Rindertje Bouma Boelens II 83

Nynke Huizing-de Vries Kwartierstaat van Theunis Uilke de Vries 105

Ype Brouwers en Fan Hylcama ta Heemstra 125 Hein Walsweer

Reid van der Ley Friese bedelaars in Veenhuizen en Ommerschans (1834-1859) 145

Paul Noomen en De genealogie van de Friese adel volgens Hein Walsweer Upcke van Burmania (Albada) 161

Fryske Rie foar Heraldyk Wapenregistraasje 201

JORNA I

Inleiding

Een variatie op het gezegde "Alle wegen leiden naar Rome" zou kunnen zijn: "Alle Jorna's leiden naar Warga", om precies te zijn naar Jornahuizen bij Warga. Het eerste is spreekwoordelijk bedoeld, het tweede is een gedurfde uitspraak, maar grotendeels wel werkelijkheid en ook te bewijzen. De stamvader is Onna Syttiez Jorna, geboren in de vijftiende eeuw, die in 1511 (maar waarschijnlijk al veel eerder) eigenaar en gebruiker van een state met 80 pondemaat (pm) land te Jornahuizen bij Warga is. Hij is gehuwd geweest met Ydt Sybes, die we uit de bronnen hebben leren kennen, evenals een Foeck en Tyetie Jorna op "Joernahuis", die zeer zeker naaste familieleden zullen zijn. Een dochter is getrouwd met Jelger Kempes. Helaas kennen wij die dochter niet bij naam, evenmin weten we waar Jelger Kempes is geboren. Na het overlijden van Onna Jorna wordt deze Jelger in 1528 eigenaar van Jornastate. Een van zijn zonen, Oene Jelgers, wordt naar zijn schoonvader vernoemd, terwijl de drie zonen van de tweede zoon, Keimpe Jelgers, de familienaam Jorna dragen. Zo kunnen we er zeker van zijn, dat Onna Syttiez Jorna de stamvader is. In het stemkohier van 1640 worden twee states vermeld met de naam Jorna (stemmen 24 en 25). Met behulp van de bronnen die in de genealogie genoemd worden, kunnen we aantonen dat Onna Jorna en Jelger Kempes eigenaar zijn van stem 24 en dat deze boerderij nog lang in het bezit van de familie is geweest. Stem 25 zou wel eens de boerderij kunnen zijn van de familie van Frans Wiebrands, die - zoals bekend is -ook van Jornahuizen kwam, maar de familienaam Jorna niet gebruikte. Het is niet precies bekend waar deze state met stem 25 gelokaliseerd moet worden, maar hoogstwaarschijnlijk hebben beide boerderijen vlak bij elkaar gestaan. Dat Jorna een echte Friese familie is, nemen we zonder meer aan. Toch doet het vreemd aan, wanneer je in het wapenboek Rietstap een wapenschild ziet afgebeeld van een Jorna: twee gekruiste degens met een zonnetje, uit het door Columbus ontdekte Martinique, een der Kleine Antillen in de Caraïbische Zee. Er is trouwens van Nederlandse zijde in 1674 een poging door "onze" De Ruyter ondernomen om het op de Fransen te veroveren, dus je weet het maar nooit. In de volgende genealogie zijn ook takken Jorna's opgenomen, van wie tot nu toe de afstamming niet bekend was, maar die tijdens het onderzoek wel nazaten bleken te zijn, al is het dan via vrouwelijke lijn. Dat zijn de takken van Tjeerd Floris (Vlld) en Lolke Mattheus (VIII). Het is de bedoeling dat de Jorna-nazaten van Lieuwe Juckes in het Genealogysk Jierboek 1998 aan bod komen. Ten slotte een woord van dank aan redactieleden en anderen die gegevens beschikbaar stelden.

Joure, maart 1997 Johan Nota

7 Genealogie

1. Onna Sytüez Jorna, geb. omstreeks 1456, boer te Jornahuizen onder Warga, dorpsrechter en -ontvanger aldaar, overl. aldaar kort na 3 aug. 1527; tr. 1. N.N.; tr. 2. Ydt Sybes, geb. omstreeks 1498. Zij hertr. Ydts Hendriks te Suawoude.1 In het Register van Aanbreng (1511) wordt te Warga vermeld: Ona Jornahusz als eigenaar en gebruiker van een state met 80 pm land (38 pm fennen en 42 pm mieden), met een huurwaarde van 12floreen. Dit zal Jornahuisterstate zijn, waarvan hij naar gebruik van die tijd de familienaam overneemt. Oene Syttiez te Warga verklaart op 25 juni 1526 over de 70 jaar oud te zijn en "aengaende waer syn goeden leggende eensdeels in Werregae ende eensdeelz in Tzumeer die welcke belast syn alz andere goeden mìt dyckaege". Tevens verklaart hij die dag dat "wanneer eenige kolcken in de Leppe inbraecken, soe weet hij dat men in de Vierendeelen plach te vergaderen, zoe een halff blanck ende soe een halff PhilUppus tot dieselve reparatie ende seyt dattet 'tselve meer dan eens ghebuert is ende deselve penninghen alz rechter gegaert ende ontfanghen ende in handen van den grietman selver ghelevert heeft, 'twelck over vijftich jaeren gheleden is".2 Onna Syttiez Jorna testeert op 3 aug. 1527.3 In het Beneflcìaalboek van 1543 wordt te Warga een schenking vermeld van Ui goudguldens (gg.) jaarlijkse renten uit "Joernahuyssen", door Onne Jorna aan de kapelanie van Sint Anna geschonken, welk fonds na 1500 tot stand moet zijn gekomen. De priester op dit vrijleen participeert met de pastoor en de vicaris in de accendentalia en achterdaden, dus in memoriemissen. We worden ook gewaar, dat de priester om de derde week de liturgie doet van de Sint Anna- en de Sacramentsmis. Ook wordt uit Jornahuizen vierdehalf gg. jaarlijkse renten verkregen aan vrijdagsbrood en legaten, voortijds besproken door zalige Foeck en Tyetie Jorna. Verder wordt melding gemaakt van zes eeuwige jaarwanden vanouds voor "Jorna- huysteragaest" en van zalige Onno Syttyes eeuwige jaarwanden, liggend op iì van de UU pm op de Schipslootswal naar Wartena, en van zalige Yel Onnis op ii pm op de Hom tot Taecklemagoed, die te huur worden gebruikt. Onna, of Oene Syttyes, wordt ook vermeld als Oene Joerna en Onno Jorna. Met behulp van het Beneficiaalboek (1543) en uit getuigenverklaringen uit 1547-1548, bewaard in de archieven van het Sint Anthony Gasthuis te , kunnen we concluderen dat Ona Jornahusz dezelfde ís als Oene Syttiez, die met zijn vrouw Ydt Sybes (die in 1548 verklaarde 50 jaar oud te zijn) tot zijn dood boert op Jornastate. Onna Joma was schoonvader van Jelger Kempes, volgt II.

II. N. Oenes Joma; tr. Jelger Kempes, boer te Warga, overl. aldaar vóór 1548. Uit de dossiernummers 1269 en 1270 van de bovenvermelde archieven van het Sint Anthony Gasthuis blijkt onder meer, dat Jelger Keimpes vanaf circa 1528 eigenaar is van Jornastate te Warga. Ook dat Tzialìng Wyaerda in 1548 curator is over Jelgers vier minderjarige kinderen. Volgens het Beneficiaalboek (1543) is Jelger boer op een "guedt toe Hemptewerren" onder Warga, waaruit hij elk jaar een rente afdraagt aan de kerk. In dit boek wordt te Goutum een fenne vermeld van Aytamastate, gelegen tussen Jelger Kempes' fenne en Pier Saepes' landen. En ook: "Jelger Kempis fenne over de Dijksloot naar dat deel, an Westener Pastorie wegen". Uit dit huwelijk: 1. Eebel Jelgers, geb. Warga; tr. Ypke Doedes, overl. vóór 1567. Het huwelijk van Ypke Doedes met Ebel Jelgers blijkt uit een proces, spelend in de jaren 1541 tot 1548, volgens de bovenvermelde dossiers van het Sint Anthony Gasthuis. Verder blijkt daaruit ,dat Ypke vanaf 1545 op een van de twee Jornastates woont en dat Ypke Doedes samen met Frans Wybrands in geding is met de voogden van dat gasthuis over het genot van het rietgewas uit de "Reydboerde", gelegen tussen de Gasthuisfenne te Warstiens en de Jornahuisterfenne te Warga. Keimpe Jelgers is in 1567 curator over de wezen van wijlen (w.) Ypcke Doedes en in 1574 koopt Keimpe voor die weeskinderen een aandeel in Sicke Doedes' state te . Helaas kennen wij die wezen niet bij naam. In 1558 protesteert Ypcke Doedes tegen de decretale verkoop van 3'/2 pm land in Pingestate te Warga, eigendom van de kinderen van w. Oege Penge. Ypcke en Ebel hadden namelijk 1 gg. eeuwige renten uit dit goed gekocht van Renick Gerlofs (Hotsma), die ze op zijn beurt had gekocht van w. Oege Pinga.4 2. Keimpe Jelgers, volgt III. 3. Oene Jelgers, geb. Warga, overl. na 1586; tr. 1. Syts Hables; tr. 2. Anna Thomas, dochter van Thomas Dirks. Het huwelijk van Oene met Syts blijkt uit een proces uit 1566 voor het Hof van , waarbij Feycke Tzalings, voor zichzelf en als man van Teth Hauwerts, procedeert contra Oene Jelgers, voor zijn huisvrouw Syts Hables.5 In 1572 zijn Kempe en Oene Jelgers, cum sociìs (c.s.), requiranten contra genoemde Feycke Tzalings.6 Het tweede huwelijk van Oene blijkt uit een voogdijstelling van Heert Mariens te Huizum en Pieter Claeses Reitsma, als

9 voormonden over de drie oudste weeskinderen van w. Thomas Dirx. Dirk Thomas en Oene Jelgers (getrouwd met Anna Thomas, een van die weeskinderen) doen rekening van het beheer van het vermogen van w. Marten Jans.7 Op 15 okt. 1566 koopt Oene Jelgers te Warga in het boelgoed van w. AuckJonges o.a. "alderleye romelinge van spyckerboel ende saegen ende anders voir xvii st., twee voreken ende een greppe voir viii st., een muyske bleu kalff voir UU gg. en een muyske bleu twenter rier voir xiv gg".8 Een zoon zou kunnen zijn: Jelger Oenes te , getrouwd met Aelcke Poulus, dochter van Paulus Claeses. Dit echtpaar leent 200 gg. van Zietse Wybes, mede aldaar.9

III. Keimpe Jelgers, geb. Warga, boer op "Jornahusum" bij Warga, overl. Warga 26 maart 1602, begr. aldaar; tr. Imck Louws van Cappenburg, overl. Warga 4 maart 1593, begr. aldaar, dochter van Louw (Syttyez?) en Sibrich Marck Siex/Sicco's.10 Keimpe Jelgers koopt in 1574-1575percelen land," in 1578 wordt hij te Warga voor 5 gg. aangeslagen in de personele impositie (vermogensbelasting). In 1577 proce­ deert hij tegen Herper Laurents en Aucke Oeges (met vrouw Anna Doedes)12 en in 1586 tegen Oene Jelgers te Bartlehiem, Feyke Wybes en Rints Oenes.13 Keimpe Jel­ gers wordt op 29 aug. 1580 onder de gemeentslieden te Warga vermeld in het Regis­ ter van geestelijke opkomsten van Oostergo en heeft als zodanig 55 gg. voorgescho­ ten voor reparatie van het pastoorshuis, waarvoor hij als onderpand 3'Apm land van de pastorie gebruikt. Kempe Jelgers treedt voor 1600 ook op als volmacht van Idaarderadeel in een kwestie betreffende het dijkgraafschap van de Leppedijk en de Idaarderadeels dijken. In een rekest aan Gedeputeerde Staten (van de landen) van Friesland wordt de pretentie van Utingeradeel op deze functie weersproken.2 Het dorp "Cappenborch" lag destijds in Hemelumer Oldeferd en Noordwolde en wordt reeds in een akte uit 1243 vermeld,14 hoogstwaarschijnlijk het dorp van Imck Louws herkomst, of haar voorouders. Keimpe Jelgers gebruikt in 1580 ook 9 pm laagland, waarvoor hij 20 st. eeuwige renten per pm afdraagt aan de vicaris. Keimpe en Imck liggen te Warga begraven, Keimpe onder een zerk met het opschrift "van Jornahusum, verstorven in den Heere". Uit dit huwelijk (geb. Warga): 1. (waarschijnlijk) Louw Keimpes (Jorna), overl. omstreeks 1604; tr. Warga 29 april 1586 Thial Auckes Hotsma, dochter van Aucke Gerlofs Hotsma en Aeth Hiddes. Zij trouwt 2. rond 1605 Wigle Rouckema, geb. 1562, wonend te Buitenpost, overl. tussen 1636 en 1638, zoon van Douwe Wigles Rouckema, weduwnaar van Auck Rierdts.15 Dat Louw Keimpes met Tiall Auckes trouwt te Warga op 29 april 1596 blijkt uit het huwelijkscontract, vermeld in de inventaris van Aucke Gerlofs Hotsma; ook uit een brief, gedateerd okt. 1603, waarin zij als echtelieden worden vermeld.16 Louw zijn vermeende drie broers maken in 1616 onderling scheiding van bezit van hun vaderlijke goederen, waaruit kan worden opgemaakt dat Louw geen erfgenamen heeft nagelaten. 2. Sybren Keimpes Jorna, volgt IVa. 3. Murck Keimpes Jorna, volgt IVb. 4. Oene Keimpes Jorna, volgt IVc.

10 IVa. Sybren Keimpes Jorna, boer te Warga, overl. aldaar begin 1630; tr. 1. rond 1595 Sibbel Tiebbes, dochter van Tiebbe Tiebbes; tr. 2. Tryntje Hendriks. Sybren Keimpes Jorna is boer op Schroetsmastate te Warga. De curators over Sibbel, Bauck en Tiebbe Tiebbes, kinderen van w. Tiebbe Tiebbes, kopen in 1593 van Alle Alles te Leeuwarden, vanwege zijn vrouw, een 1/4 part van Schroetsmastate te Warga. In 1597 kopen Tiebbe Tiebbes, Sibbel Tiebbes (nu vrouw van Sybren Keimpes Jorna) en Bauck Tiebbes (nu vrouw van Jelle Fongers te Kollum) nog een part van Schroetsmastate van Philippus Jans, met advies van zijn vader Jan Philips. Foecke Broers te Leeuwarden en Rieme Alles kopen in 1601 2 gg. eeuwige renten uit deze state, die door Sybren en Sibbel wordt bewoond. In 1613 is er een wandel- brief van een 1/3 part van Schroetsmastate te Warga, gemaakt en aangegeven door Minke Obbes, weduwe van Tiebbe Tibbes, te , voor haar kinderen, enerzijds, en Sybren en Sibbel, anderzijds. Sybren, als gebruiker, koopt in 1622 nog een 1/5 van een 1/3 part van Schroetsmastate van Jelle Jelles te Leeuwarden. Sybren is in 1604 ook gebruiker van een 1/10part van Gabbe Epes' state te Warga en koper van 6 einsen land in de door Gabbe Epes gebruikte maden te Warga. In 1605 is Sybren koper van Deytsmastate met 49 pm te Naarderburen onder Warga. In 1611 een koopbrief van 1'Á gg. eeuwige renten uit de state Hennaarderhem te Warga, waar Sybren en Sibbel dan gaan wonen. In 1616 is Sybren koper van de helft van Jetsemastate in De Bird te Grouw, in het geheel groot 67 pm volgens meting in 1563, gekocht van Idscke Reinalda en Tinco van Andringa. Voorts koop van huis en stede op Ritskeburen te Warga van Haye Seerps en Foockel Doeytses te Warga voor 450 gg., in betaling van dien gegeven 2 koeien, 1 "enterrier" en 2 "bargen" voor 95 gg. In 1617 is Sybren Keimpes te Warga koper van Gaykemastate te Warga voor 1175 gg. In 1618 en 1619 koper van 14 pm land onder Suawoude, van land in Talmastate te Wartena voor 1200 gg., van nog 10 pm land onder Wartena en van 23 pm land te Warga. Verder nog een koopbrief uit 1626 betreffende 2 kamers, of het oosteinde van een huis, staande op Naarderburen te Warga, voor 199 carolusgulden (eg.), en een uit 1627 van huis en stede, door Harmen Bockes bewoond. Datzelfde jaar is hij curator over Antie Sipkes en verzoekt hij in die kwaliteit boelgoed ten huize van Haye Siercx te Warga; ook op verzoek van Gerrìt en Sippe Ruurds en Tryn Ruirds (getrouwd met Cornelis Annes), allen erfgenamen van w. Rinck Gielts. Op 22 nov. 1628 is een akte van "adprobatie" ingeschreven tussen Nicolaes Joannìs, predikant te Rinsumageest, als vader van Jo[hann]es, Jacob en Lub Nicolaes bij Bauck Tibbes in echte getogen, enerzijds, en Sybren Keimpes Jorna te Warga, anderzijds, betreffende de koop van het part van genoemde kinderen van de states Schroetsma en Weywische en van de renteparten uit Rollema te Aegum, Friesma te Idaard en Gabe Epes' state te Naarderburen onder Warga. Met kwitantie van alles ad 1300 gg. Op 12 nov. 1629 maakt Sybren Keimpes zijn testament op, waarin hij zijn drie zonen en drie dochters tot erfgenaam maakt. Na zijn overlijden worden op 5 maart 1630 op verzoek van zijn weduwe Tryntje Hendriks tot curators benoemd Murk Keimpes en Aede Hayes, beiden te Warga, over Sibbel (9 jaar), Sibrich (4 jaar) en Lou (7 jaar), om met Tryntje Hendriks, Tibbe, Keimpe en Impck Sybrens Jorna scheiding en deling te maken van de vaderlijke goederen. Eveneens op 5 maart 1630 wordt de inventaris opgemaakt ten sterfhuize van Sybren Keimpes Jorna.17 De koopbrieven en

11 kwitanties van alle bovenvermelde aankopen en de nagelaten roerende en onroerende goederen worden daarin vermeld. Zoals de helft van Heringastate te Aegum, groot 81'A pm (meier Tibbe Sybrens Jorna), Gaytsmastate te Grouw met 52 pm (meier schoonzoon Sicke Feickes), de helft van Klein Suffen te Grouw (meier Pyter Jacobs), een 1/10 part van Gabbe Epes' state, Schroetsmastate te Warga met 120 pm land met huis en schuur, land in Deytsmastate (meier Siuck Tiaerdts), land in Weíwissestate (meier Sippe Andries), saté land te Warstiens met 25'A pm (meier Wybe Sydses), een halve saté land in de Bird te Grouw (meier Hartman Sydses), een saté land te Suawoude (meier Pieter Sasckers) en nog een saté land te Suawoude (meier Idsert Siurdts). Verder een huis te Warga door Harmen Bockes bewoond, een half huis op Naarderburen door Gerrit en Rienk Ruurds bewoond, eeuwige renten uit Gabbe Epes' state, uit Rolmastate te Aegum en uit Friesmastate te Idaard (meier Douwe Douwes). Als veestapel 30 koeien, 6 hokkelingen, 3 kalveren, 2 "bargen", 5 hennen en 40 eenden. Aan contant geld o.a. 70 rijksdaalders en 20 halve, een Provence rijder, een Spaanse kluit, een albertijn (ruim 5 eg.), 5 statendaalders, 29 gg. en 122 schellingen. Aan goud o.a. 3 gouden ringen en een stuk goud, waarop aan de ene zijde een "dubbele arend met een wapen voor" en aan de andere zijde een gekroonde figuur met een zwaard in de ene hand en de wereld in de andere hand staan afgebeeld. De waarde van dit stuk goud is omtrent 30 gg. Ook wordt er nog een belangrijk stuk vermeld: "Een zilueren signet waarop stonde een halue arent, twee starren en acker int wapen en een acker boven totte helm wt" (signet is zegelring of lakstempeltje en een acker is een eikel). Dit is ongetwijfeld het wapen dat Sybren Keimpes voerde. Op 27 aug. 1631 is er scheiding en deling van de door w. Sybren Keimpes Jorna nagelaten obligaties, brieven en instrumenten.18 De beide partijen hebben deze in twee delen gelegd en daarover het lot geworpen. Rekening, bewijs en reliquiae in 1635 door Mirck Keimpes Jorna en Aede Hayes te Warga, sedert het overlijden van Sybren Keimpes Jorna. Op verzoek van Trijntie Hendriks, mede voor haar kinderen, is nu curator kapitein Wabbe Wybes te Grouw, en tevens Tibbe en Keimpe Sybrens Jorna, met Sicke Feickes, man van Imck Sybrens Jorna.19 In 1635 verzoeken Sibbel Sybrens (15 jaar), geassisteerd door haar moeder Tryntje Hendriks, en Tryntje voor haar andere kinderen, Louw (12 jaar) en Sibrich (10 jaar), met consent van de ooms Murk Keimpes en Lambert Hendriks, om scheiding en deling, ook voor haar halfbroer en -zusters, van goederen, landen en gronden die nog ongedeeld en ongescheiden zijn.20 De weduwe Tryntje Hendriks dient in 1652 libel in contra Tibbe Sybrens Jorna "pro ut inscriptis en gefourneert met copieele testament met letter A"; zij accuseert Tibbe hetzelfde jaar om te antwoorden.2' Uit het eerste huwelijk: 1. Imck Sybrens Jorna, geb. Warga, overl. na 1667; tr. (ondertr. Gerecht 27 jan. 1627) Sicke Feickes Kamminga, geb. 1607, boer, overl. na 1682, zoon van Feicke Sickes Kamminga en Impck Bukes. Uit dit huwelijk: Imck, Sibbeltje, Sybren, Feicke, Attie en Boeke Kamminga. Sicke Feickes wordt in 1630 als gebruiker vermeld van Gaytsmastate te Grouw met 52 pm land.17 Hij en Impck kopen in 1644 van Ritske van Eysinga en Bauck van Roorda te Kollum een saté land met huis, hof hooiberg en meiersgerech- tigheid, daarin versmolten te Wijtgaard met 33 pm. voor 302 gg. perpm., belast

12 met 15 floreen, volgens koopbrìef van 2 mei 1634. Jelte Lolles en Jetske Feykes Cammìnga te Leeuwarden, hun zuster en zwager, zijn voor de helft medeko­ pers.22 Sicke Feyckes te Wijtgaard, als man van Imck Sybrandts, procedeert in 1667 tegen Pieter Hexan te Leeuwarden en Jelte Lolles, betreffende koop van 16 pm en huur van 40 pm land volgens een contract van 9 jan. 1664.23 2. Keimpe Sybrens Jorna, volgt Va. 3. Tibbe Sybrens Jorna, volgt Vb. Uit het tweede huwelijk: 4. Sibbel Sybrens Jorna, volgt Vc. 5. Louw Sybrens Jorna, geb. Warga 1623, overl. tussen 1645 en 1655. 6. Sybrich Sybrens Jorna, geb. Warga 1625, overl. Arum na 1670; tr. Gerecht Wonseradeel 19 juli 1651 (ondertr. Gerecht Idaarderadeel 14 april) Seerp Douwes Scheltinga, overl. Arum tussen 1670 en 1682, zoon van Douwe Rintìes en Sas Seerps Scheltinga.24 Uit dit huwelijk (geb. Arum): Saske, Douwe, Sybren en Bocke. Seerp Douwes, als man van Sybrich Sibrants Jorna en als mede-erfgenaam van w. Louw Sybrants Jorna, is in 1655 in proces contra Keimpe Sybrants Jorna.25 Wanneer in 1670 Deytsmastate te Warga wordt verkocht door Harmen Cornelis Visser, moet de koper Hessel van Bootsma 2 jaar lang circa 16 pm land bemalen, die Sybrich toebehoren, als naastligger met haar man Seerp Douwes Scheltinga.26 In 1682 worden de kinderen van w. Seerp Douwes cum uxore (c.u.) te Arum als eigenaar vermeld van een halve saté land met 62 pm (Schroetsma), door Sibbel Sybrens Jorna met de dood ontruimd.27

Ondertekening door o.a. Sybren en Murck Keympes en Wybrant Franses

13 IVb. Murck Keimpes Joma, geb. Warga 1570, boer, overl. na 1634; tr. Jetske Mattheus, dochter van Mattheus Hotzes en Jel Epes (Adama).28 In 1610 is Louw Mircks, wonend te , 300 gg. schuldig aan Murck Kempes, die hij zijn neef noemt. Sybren Kempes, uit naam van zijn broeder Murck Kempes, draagt deze schuld van 300 gg. over aan Hetze Romckes te .29 In 1616 wordt scheiding van bezit gemaakt op verzoek van Tytske Oenis Bangama, huisvrouw van dr. Sujfridus Saarda, als moeder van Keimpe en Impck Oenes, bij haar eerste man in echte getogen; mede op verzoek van Impck Oenes (12 jaar), met de ooms Murck en Sybren Keimpes Jorna. Murck krijgt de state te "Hemptewierum", door Nanne Andries gebruikt, en ruim 2 gg. eeuwige renten uit Jornahuisterstate, waarvan hij de gebruiker is, doch de twee wezen van broer Oene Keimpes zijn eigenaar. Ook krijgt Murck nog 5 pm land op Hempensermeerswal, een halve saté land te Wartena en een 1/4 part van een saté land te . De wezen van Oene krijgen de state in De Bird te Grouw en Sybren krijgt een saté land op het Noordend, met als gebruiker ene Idzart, een saté land op het Zuidend, een halve saté te Grouw en een saté land te Bergum. In deze akte wordt ook vermeld: "met overroeping van Wybrandt Franses Warga".30 Jetske Mattheus wordt als vrouw van Murck Keimpes slechts eenmaal vermeld: in een akte uit 1621, wanneer zij 200 gg. lenen aan Marten Juckes en Trijn Gerckes.31 Murck leent in 1625 aan hetzelfde echtpaar nog 200 gg., in 1632 aan Hendrik Auckes en Lolck Feddes 50 gg., aan Jelis Jacobs en Tziets Juckes ook 50 gg. en in 1634, als curator over het weeskind van Ipe Mattheus, 300 gg. aan Tymen Stornebrink.32 Op 21 sept. 1633 wordt Ruerdt Andries Siccama octrooi verleend op de inpoldering van het Jornahuistermeer, gelegen bij Warga. De eigenaars van de andere aangrenzende states, Merck Kempes Jorna, Seerp Wybrandts, Jucke Lieuwes, Eelcke Ulbes en Lieuwe Clases, elk voor zichzelf, en Hessel Deddes, als curator over Oege Douwes, met last hebbend van de andere erven van Douwe Aeltzes, protesteren voor het Hof van Friesland tegen de inpoldering, doch na overleg is men tot overeenstemming gekomen en kan een begin worden gemaakt met de droogmaking.33 Uit dit huwelijk: 1. Keimpe Murcks Jorna, volgt Vd. 2. Jelger Murcks Jorna, volgt Ve. 3. Gatse Murcks Jorna, volgt Vf.

IVc. Oene Keimpes Jorna, geb. Warga, boer, overl. aldaar vóór 1609; tr. Tjitsske Oenes Bangma, dochter van Oene Elings Bangma en Jeldu Feikes Ypema. Zij hertr. 2 juni 1611 Suffridus Saarda, "rechten doctoris, overl. Bolsward omstreeks 1621. Weduwe Tzietske Oenes is in 1609 voor zichzelf en voor haar kinderen bij Oene Keympes getogen, in proces contra Wigle Wigles wegens een vordering van 9 gg. en 14 st.34 Tjitske te Bolsward leent 200 gg. in mei 1610 aan Dirk van Alten, secretaris van Idaarderadeel, en Idscke Attes.35 Bij de scheiding van 1616 hebben Keimpe en Impcke Oenes (12 jaar) Jornahuisterstate en de state in de Bird toebedeeld gekregen. In 1640 worden Oene Keimpes' erven vermeld op stem 22 te Warga met 55 pm land en als mede-erfgenamen van Gieckemastate (stem 41) met 60 pm land.

14 Uit dit huwelijk: 1. Impck Oenes Jorna, volgt Vg. 2. Keimpe Oenes Joma, volgt Vh.

Va. Keimpe Sybrens Jorna, geb. Warga, boer, overl. Wijtgaard omstreeks 1670; tr. 1. Wytske N.; tr. 2. Gerecht Idaarderadeel 6 okt. 1645 Impck Juckes, dochter van Jucke Lieuwes en Wiets Wiebrens. Tibbe en Keimpe Sybrens Joma, als curators over hun w. vaders jongste weeskinderen, lenen in 1634 geld aan Harmen Bockes en Mary Hendriks te Warga.36 Een jaar later zijn Tibbe en Keimpe, voor zichzelf en als curators over hun jongste onmondige zuster en broeder bij Trijn Hendricx, en Sicke Feickes, als man van en voogd over Impck Sybrens Jorna, allen erven van hun w. vader Sybren Keympes Jorna, in proces contra Inne Sipckes.37 In 1640 zijn Keimpes zonen eigenaar van Gaytsmastate (stem 36) met 50 pm en is Keimpe zelf mede-eigenaar van Klein Suffen (stem 31) met 60 pm en meier van Schroetsmastate (stem 38) te Warga met 100 pm land, waarvan de nakinderen van Sybren Keimpes Jorna eigenaar zijn. Op 13 febr. 1644 procederen Keimpe, Tibbe en Imck Sybrens Jorna (met Sicke Feikes), Harmen Tjepkes (met Sibbel Sybrands Jorna) te Warga, mede voor hun minderjarige zuster en broeder, als universele erfgenamen van hun vader, contra Jelcke Oenes, weduwe van Wybe Haenckes Tepma, te Sneek. In het geding zijn een huisstede, state en landen te Oldeboorn en een state te Warga.3S Op 26 okt. 1644 zijn Ids Fockes en Mayke Pyters in proces voor het Hof van Friesland met Keimpe en Impck te Warga. In 1648-1650 procederen Keimpe en Impck Jukes te Warga contra Harmen Tiepckes te en Sibbel Sybrens Jorna, met arrest van Sicke Feickes en Imck Sybrens Jorna, met last hebbend van zijn schoonmoeder Trijn Hendrix. Het gaat over de taxatie van een huis, schuur, bomen, plantage en meiersgerechtigheid.39 Op 22 mei 1652 lenen Keimpe en Impck te Warstìens 400 gg. van Gatse Murks (Jorna) en Mecke Botes te Oldeboorn.40 Op dezelfde datum lenen ze nog 400 gg. van Pijter Broers en Gerls Tiepkes.4' In 1656 verklaren zij 250 gg. schuldig te zijn aan de weduwe en erven van w. Dirk Seerps te Warga, bij leven van Dirk Seerps al ontvangen. Wonend te Wijtgaard lenen zij van 1661 t.e.m. 1664 nog 1100 gg., welke schulden alle na enkele jaren zijn voldaan.42 In 1665 verkoopt Keimpe aan Harmen Cornelis Visscher en Jantje Cornelis te Leeuwarden zijn heerlijke eigenerfde state en landen Gaytsma te Idaard, bezwaard met huis, hof en watermolen, voor 128 gg. per pm, met een "rechte Jacobus" voor verkopers vrouw; de meier van de 53 pm is dan Tiesse Reyners.43 Ook verkoopt Keimpe dat jaar aan Dìrck Aesges te Poppingawier de helft van Suffenstate met 60 pm voor 102 gg. per pm, waarop het niaar wordt gelegd door Sophia van Roorda.44 De meier Sioerd Gerbens te Wijtgaard neemt in 1672 aan te betalen aan Sybren Keympes c.s., kinderen en erven van hun w. vader Keimpe Sybrens Jorna te Wijtgaard, ruim 7 eg. terzake van 6 jaar eeuwige renten, verschenen in maart 1671, uit de state van Poppa van Burmania.45 In 1674 is Sibbeltje Sybrands Jorna, vrouw van Harmen Tiepkes Banga, als impetrante in proces met Sybrand Keimpes Jorna c.s. te Friens, gedaagden. Deze c.s. worden allen met naam en toenaam vermeld als kinderen en erfgenamen van hun w. vader Keimpe Sybrens Jorna. Dit zijn Sybrand

15 Keimpes te Friens, Louw Keimpes te Warga, Sibbel Keimpes en haar man Tiesse Reyners te Grouw, Teetske Keimpes en haar man Simon Reyners te Grouw, Sibrich Keimpes met haar man Nanne N. te Leeuwarden en Imck Juckes te Wijtgaard, als moeder van haar minderjarige zoon Jucke Keimpes. Als kinderen en erven van w. Tibbe Sybrands Jorna worden vermeld: Sybrand Tibbes te Friens, Sibbel Tibbes en Melle Hoites te , Imck Tibbes en Eelke Sikkes te Wirdum en Beitske Tibbes en Sìble Tierds te Sneek.46 Uit dit proces blijkt dat (in 1651) de impetrante Sibbeltje Sybrands voor 1/6 erfgenaam is van haar w. vader Sybrand Keimpes en voor de helft van haar w. broer Louw Sybrands. Verder dat de gedaagden w. ouders de helft van 4124 gg. ontvingen ten profijte van de impetranten c.s., terwijl de impetranten daarvan een 1/4 part competeren, welke som door Claes Post is geconsigneerd op 28 juni 1651. Ook dat de helft van 4124 gg. wordt beheerd tot voldoening van de halve taxatie van huis, schuur, hof cum annexis (ca.) van Groot Heringa te Aegum, in leven toebehoord hebbende aan Beitske Tjeerds Andringa, ter somma van 4687 gg. en 18 st. Tevens was bij dezelfde w. ouders een grote som ontvangen voor de landen van Groot Heringa te Aegum, van welke posten aan de impetrante geen rekening is gedaan. Dat de jongste kinderen Louw en Sybrich Sybrens Jorna de plaats Heringa alleen toekomt en bij scheiding is toebedeeld, benevens Anne Heerkes, elk voor de helft. Op 19 mei 1679 is voor het Gerecht van Idaarderadeel geprononceerd (uitgesproken), dat Jucke Keimpes, als mede-erfgenaam van zijn w. ouders, het recht van scheiding heeft gekregen van zijn broers en zusters.47 Uit het eerste huwelijk: 1. Sibbeltje Keimpes Jorna, geb. Warga, overl. aldaar omstreeks 1686; tr. Gerecht Idaarderadeel 12 maart 1655 Tiesse Reyners Jongma, geb. Grouw, zoon van Reyner Reyners en Auck Tiesses. Uit dit huwelijk: Reyner (1662) en Sybren (1667). Inventarisatie in 1686 ten sterfhuize van Sibbel Keimpes te Warga; de curators zijn Symon Reiners en Louw Keimpes te Warga over Sybren Tiesses (19 jaar) te Grouw. De andere zoon Reiner Tiesses te Warstiens is de oudste en geëmancipeerd wegens trouwbeloften.48 2. Teetske Keimpes Jorna, geb. Warga, overl. Grouw rond 1675; tr. Gerecht Idaarderadeel 29 aug. 1659 Simon Reiners Jongma, geb. Grouw, boer aldaar, overl. na 1704, zoon van Reyner Reyners en Auck Tiesses. Simon trouwt 2. Gerecht Idaarderadeel 5 juni 1676 Antje Hanses, van Oldeboorn. Uit het eerste huwelijk (geb. Grouw): Auck, Wyts, Síouck, Sibbel, Grietje en Ymkje. In 1677 zijn Sybren, Louw en Jucke Keimpes curators over de onmondige kin­ deren van Symon Reiners en w. Teets Keimpes. Bij de scheiding van de moeder­ lijke goederen is er voor de zes kinderen 1200 gg. te verdelen en verder wat zilver, lakens, slopen, 15 vrouwenhemden, 10 Friese mutsen enzovoort. Symon zelf behoudt het vee en de inboedel met het verschot op het door hem bewoonde huis.49 3. Sybren Keimpes Jorna, volgt Vla. 4. Louw Keimpes Jorna, volgt VIb. 5. Siebrich Keimpes Jorna, geb. Warga; tr. Nanne N., van Leeuwarden.

16 Siebrich en haar man Nanne N. te Leeuwarden worden vermeld in de akte van Sibbeltje Sybrens Jorna contra Sybrand Keimpes Jorna c.s. (zie boven). Uit het tweede huwelijk: 6. Jucke Keimpes Joma, volgt VIc.

Vb. Tibbe Sybrens Jorna, geb. Warga, boer, overl. Warga vóór 1665; tr. Gerecht Leeuwarderadeel 10 febr. 1627 Bauck Tyaerts Andringa, overl. na 1667, dochter van Tyaert Riencx Andringa en Anna Uylckes Siccama.50 Uit de inventaris van 1630 van w. vader Sybren Keimpes Jorna blijkt, dat Tibbe gebruiker is van Heringastate te Aegum met 81'h pm land en als mede-erfgenaam eigenaar daarvan is voor een 1/4 part. In 1640 ook eigenaar van Weiwische (stem 36) en Deytsma (stem 37). Op 27 okt. 1645 is Tibbe, mede als curator over zijn broeder Louw, als erfgenamen van hun ouders, in proces met Tiall Melles, weduwe van Boote Siuerts, c.s.51 In 1652 verkopen Tibbe en zijn moeder Bauck de door hen gebruikte 10 pm greidland, liggend op Hempensermeerwal, met het recht van een stem, voor 1000 gg. met een gouden en 4 zilveren dukatons aan Carel van Roorda.52 In 1665 zijn de weduwe van Tibbe en zijn erfgenamen te Warga in proces tegen Pieter Baukes te Warga. Tibbe heeft met zijn molen 3 jaar lang een stuk fenland drooggemalen, dat gedaagde Pieter Baukes in huur heeft van Seerp Douwes. Het proces gaat nu over het wel of niet betaald zijn van het maalgeld (22 gg. en 14 st. per jaar).53 Wanneer Bauck áls weduwe en bewoonster van Deytsmastate in jan. 1667 scheiding maakt met haar 4 kinderen "tot voorcominge van onvrede ende conservatie van vrientschap", krijgen de kinderen het vee, huismannengerei en gereedschap, state en landen (Deytsma) te Warga met huis, hof, bomen en plantage en watermolen toebedeeld. Bauck zelf behoudt alle huisraden en inboedel, linnen en wollen, bed en bedskleren, goud, zilver en elf einsen land in de door Beern Abes gebruikte landen, en bij verkoop 7600 eg. uit state en landen Deytsma met 88 pm land.54 In febr. van datzelfde jaar verkopen de erven, elk voor een 1/4 part, die heerlijke eigenerfde saté land met 88 pm met huis ca. aan Harmen Cornelis Visser en Janke Cornelis te Leeuwarden voor 115 gg. per pm. De kopers moeten 5 jaar lang de 16 pm land van Sybrig Sybrants Jorna bemalen tegen een jaarlijkse vergoeding van 11 eg. en 10 st.55 Maar 3 weken later kopen Eelcke Sikkes en Imkien Tibbes Jorna te Warga het huis ca. van Deytsmastate terug voor 3000 gg. en huren het land jaarlijks voor 2 gg. en 14 st. per pm met een half kantje rode boter. Zij dragen echter koop en huur over aan Symen Johannes van Beeck en Tzietske Douwes te Wartena.56 Uit dit huwelijk: 1. Sibbel Tibbes Jorna, geb. Aegum, overl. Hidaard 28 sept. 1669; tr. Gerecht Idaarderadeel 1 nov. 1650 Melle Hoytes, geb. Roordahuizum 1623, boer te Hidaard, overl. na 1682, zoon van Hoyte Pieters en Geertje Simmes. Uit dit hu­ welijk (geb. Hidaard): Hoite (1652) en Rienk. Melle Hoytes en Sibbel Tibbes Jorna kopen 10 okt. 1664 een huis, schuur, hof, bomen en plantage te Roordahuizum van Teke Willems voor 1280 gg. met 1 gouden dukaton en 2 dukaten.57 In 1666, wonend te Hidaard, bekennen zij een schuld van 1000 gg., geleend en allang ontvangen van Pytrick Douwes te Roordahuizum, met als onderpand hun landen te Warga, door de moeder van

17 Sibbel gebruikt.58 Dat onderpand betreft het 1/4 part van Deytsmastate. Melle Hoytes is in 1682 nog getuige bij het huwelijk van zoon Rienck.59 2. Sybren Tibbes Joma, volgt VId. 3. Beits Tibbes Joma, geb. Aegum; tr. 1. Gerecht Idaarderadeel/R.K. Roodhuis 26/ 29 okt. 1668 Tialle Wybrens, boer, overl. 1 febr. 1669, zoon van Wybren Tialles en Doedtie Harmens; tr. 2. Gerecht Sneek 8 jan. 1670 Sibbele Tjeerds Wigmana. Sible Tieerts Wigmana, mr. bakker, en Beitske Tibbes te Sneek kopen april 1674 een huis, loods en erf ca. aldaar voor 800 gg. met 5 dukaten van vroedsman Johan Daversman.60 4. Imkjen Tibbes Jorna, geb. Aegum; tr. (ondertr. Gerecht Idaarderadeel 11 juni 1666) Eelcke Sikkes, van Wirdum, overl. 1693. Uit dit huwelijk: Sicke Eeltjes (1676). In 1693 zijn Sibrandus Jorna te Leeuwarden, als oom aan moederszijde, Sybren Keimpes Jorna te Grouw en Tjeerd Sjoerds Andringa, als neven, curators over Sicke Eelckes (17 jaar), wees van Eeltje en Ymkjen, beiden overleden.61

Vc. Sibbel Sybrens Jorna, geb. Warga 1621, overl. aldaar 1681; tr. (ondertr. Gerecht Leeuwarderadeel 15 april 1641) Harmen Tiepkes Bangma, van Jelsum, boer, overl. na 1681, zoon van Tiepke Wybes en Attie Harmens. Op 12 aug. 1650 is Harmen Tjepkes in proces contra Jetse Jelgers c.s., waaruit blijkt dat Harmen in 1648 van Keympe Sybrants Jorna gekocht zou hebben zeker huis, schuur, bomen en plantage ca. te Warga voor circa 3800 gg., welke koop niet is aangegeven, noch de impost daarop ten profijte van de impetranten, als pachters van de 56ste penning, is voldaan. Harmen antwoordt dat hij als eigenaar van de saté land ca. aan Keimpe Sybrens Jorna, diens jaartallen geëxpireerd zijnde, dezelve heeft opgezegd en dat hij daarop volgens taxatie aan Keimpe het huis ca. heeft betaald en zijn landen vrijgemaakt, maar hij ontkent enige handeling, contract of koop met Keimpe gemaakt te hebben, zodat geen aangeving nodig was en ook geen betaling van impost der 56ste penning. Het Gerecht van Idaarderadeel condemneert (veroordeelt) Harmen Tiepckes evenwel tot betaling aan de impetranten van de 56ste penning van 3516 gg. en 14 st.62 Nog hetzelfde jaar is Harmen in proces contra Seerp Douwes voor het Gerecht van Idaarderadeel. Het gaat nu over de verdeling van de nalatenschap van hun beider schoonvader Siebren Keimpes Jorna. Het Ge­ recht condemneert Seerp Douwes, in casu van scheiding, Schroetsmastate en Wijbe- mastate in twee delen te leggen en de helft tegen helft te scheiden. Idem tussen de state te Suawoude, enerzijds, en het aandeel in Heringastate te Aegum, het 1/10 part van Gabbe Epes' state te Warga en de eeuwige renten, anderzijds, waarbij het minste lot met geld gecompenseerd zal worden, zulks doende de scheiding daarop te voltrekken en de door Seerp Douwes daartegen genomen opposities af te doen.63 In 1656 heeft Harmen Tiepkes een huurachterstand van ruim 152 eg. aan Seerp Dou­ wes. Het Gerecht van Idaarderadeel verlangt van hem dat hij zijn schuld betaalt en over het lopende jaar de landhuur van 119 gg. afdraagt.64 In 1658 laat dat Gerecht, ter instantie en op verzoek van Harmen Tiepkes, als man van Sibbel Sibrants, het huis, schuur, watermolens, hof, bomen en plantage ca. taxeren, staande en gelegen

18 op Schroetsmastate en Wybemastate te War ga, thans door Harmen c.u. bewoond, ten laste en nadele van Seerp Douwes, als man van Sibrich Sìbrants. Het huis, schuur en 2 watermolens, zonder de zeilen, zijn getaxeerd op 3355 gg. en 5 st., de hof, bo­ men en plantage op 277 gg. en 14 st. (in eerste plantìnge 85 gg.) en de melioratiën (verbeteringen) aan dijken, dammen en landen op 113 gg. en 20 st. in het geheel, met dien verstande, dat van de taxatie de gerequireerde de helft ten laste komt.65 Met Harmen en Sibbel gaat het blijkbaar niet zo goed, want ze lenen flinke sommen geld, zoals 800 gg. in 1648 van Sytse Clases en Auck Doedes te Grouw, waarvoor Sibrich Sybrens Jorna en weduwe Tryntje Hendriks borg staan. In 1648 verklaren ze 1000 gg. schuldig te zijn aan Jan Ruurds en Tryntje Reyners te Cornjum. In 1658-1660 blijken deze schulden te zijn afgelost.66 In 1661 leent Sibbel "tot mij Sibbel profijt en aflossing mijner schulden" 1000 eg. van Claas Wisses c.u. In de volgende jaren leent Sibbel in totaal ruim 3400 eg., dat o.a. wordt gebruikt om de 200 eg. aan de kerkvoogden van Warga af te dragen, die door haar broer w. Louw aan de armen waren besproken, en om de 200 gg. (in 1672) aan haar advocaat Johan Rispens te betalen voor zaken, door hem voor het Hof van Friesland verricht.67 Dan gaan Harmen en Sibbel enkele bezittingen verhuren en verkopen, zoals in 1662 een 1/12 part van Groot Heringa68 en de verkoop in 1668 aan Impke Tietses en Rieme Lieuwes van een 1/10 part van 55 pm land met gelijk deel van molen en f enne voor 120 gg. per pm (meier Sjoerd Gerbens). Tevens verkoopt zij, met haar man gesterkt, hetzelfde jaar de gerechte helft van 5 pm land te Aegum voor 350 gg., met voor elk kind een rijksdaalder en 2 dubbele dukaten met een gouden dukaton.69 In 1674 is Sibbeltje Sybrands Jorna, huisvrouw van Harmen Tjepkes Bangma, te Warga in proces contra Sybrand Keimpes Jorna c.s. In 1681 "veraccorderen in alle vriendschap" Sibbel Sybrens met Bocke Seerps, Sas Seerps (met Tietje Liouckema) en Sybren Seerps (die veniam aetatis verkregen heeft), kinderen en erfgenamen van Seerp Douwes, dat "noyt ofte noyt" deling der landen zal plaatsvinden. Daarbij wordt geregistreerd, dat de pomp op de landen van Bokke Seerps in precario is gegeven en dat Sibbel voor eigen zaken ageert, omdat haar man Harmen Tiepkes door het Hof van Friesland "prodigus" is verklaard wegens zijn "quaedt comportement" en daardoor geen "administratie" heeft.70 Nog datzelfde jaar overlijdt Sibbel en vindt er inventarisatie ten ster/huize plaats, op verzoek van haar crediteuren en op aangeven van Harmen Tiepkes. Onder de vaste goederen een half huis, hooiberg en 64 pm land, verder 14 koeien (waarvan 5 om de melk), 4 hokkelingen, 4 kalveren, 1 schip met 2 zeilen en 1 ploeg, enzovoort.71 Sybren Harmens en Haye Janties zijn curators over Titie Harmens (circa 18 jaar) en Tiepke Harmens (15 jaar). Deze curators en de mede-crediteuren van w. Sibbel Sybrens Jorna verkopen in 1682 aan Claeske Dirx, weduwe van Claes Wisses, de bovenvermelde halve saté land (Schroetsma), door Sibbel met de dood ontruimd, met huis, hooiberg en hof voor 52 gg. per pm, met 4 gouden dukatons voor de 2 jongste kinderen. Deze helft is afgezonderd van de landen en het huis van de andere helft, die toebehoort aan w. Seerp Douwes' kinderen c.u. te Arum. De verkopers, hun vrouwen, kinderen en erfgenamen in eigen persoon hebben nog gedurende 30 jaar het recht deze state voor 100 gg. jaarlijks te huren. De huurders mogen de landen naar eigen goeddunken gebruiken, zoals maaien, ploegen en zaaien.72

19 Uit dit huwelijk: 1. Attie Harmens, geb. Warga; tr. Gerecht Idaarderadeel 3 mei 1669 Haye Janties, van Warga, schoenmaker. Haye Janties en Attie Harmens te Warga kopen in 1674 van Gerben Jansens' erfgenamen een huis, "hiem", "lytshuis", kuipen, "kalkdobben" c.a. met het schoenmakersgereedschap voor 494 gg. en een paar schoenen en Spaanse herenmuilen. Ze verkopen in 1682 dit huis c.a. voor 545 gg. aan Joannes Ytses te Warga.73 2. Sybren Harmens (Jorna), volgt Vle. 3. Titie Harmens, geb. Warga 1662. 4. Tjepke Harmens, geb. Warga 1665; tr. Goutum 21 nov. 1694 Nieske Jentjes, van Swichum. Zij hertr. (ondertr. Gerecht Leeuwarderadeel 15 dec. 1703) Hessel Tialles. Kinderen uit het eerste huwelijk: Grietje, Sibbeltje en Tietje.74

Vd. Keimpe Murcks Jorna, geb. Warga, boer, overl. vóór 1677; tr. Sytske Ruirdts Sikkema, overl. na 1680, dochter van Ruyrd Andries Sikkema en Trijntje Imckes. In 1640 is Keimpe Mircks mede-eigenaar van Emkemastate (stem 7) te Wartena met 50 pm land; meìerse is dan Anna Melis. Keimpe, als mede-curator over het weeskind Epe Epes, koopt in 1644 van Matheus Hotses diens aandeel in state en landen op Naarderburen te Warga (stem 42) voor 300 gg., die Matheus van zijn w. ouders heeft aanbeëìfd.75 In 1645 verkoopt hij een huis c.a. te Warga aan Bocke Ruurds c.u. voor 110 gg. en in 1646 ruim 7 gg. eeuwige renten aan Ida van Ayta voor 250 gg.76 Keimpe, als naastligger, koopt in 1648 via het niaar een 1/4 part van een saté land van in het geheel 24 pm. Keimpe c.u. te Warga koopt in 1648 een state met 64 pm land (stem 9), staande aan de Hogedijk te Roordahuizum, met huis, hooiberg, hof, bomen en plantage voor 210 gg. per pm van Geiske Allerts Anskema.77 Dat die aankoop voor 13.440 gg. voor Keimpe niet zonder financiële problemen verliep, be­ wijzen de volgende leningen en verkopen. Zij lenen in 1649 van notaris Gravius en Trijntje Lieuwes te Leeuwarden 1000 gg. "als strijkpenningen van de plaatse bij mij van Geyske Allerts gekocht". Zij lenen voorts in 1649 en 1651, dan al wonend te Roordahuizum, nog eens 100, 300 en 400 gg.78 Zij verkopen op 12 april 1649 aan koopman Harmen Pieters en Antje Tiepkes te Leeuwarden 45 pm land in Piersmastate te Wartena, groot in het geheel 80 pm, met huis c.a. daarin versmolten, door hen bewoond en gebruikt, voor 135 gg. per pm. Op 11 juni 1649 verkopen zij aan Ena Tiara, weduwe van W. van Velsen, een kleine saté land met 24 pm voor 126 gg. per pm, die met 58 st. eeuwige renten bezwaard is.79 In okt. 1660 is Keimpe te Roordahuizum in proces contra Sybe Piers Meilama. Keimpe als koper van de door Geescke Allerts verkochte state en landen te Roordahuizum (zie boven), die bezwaard zijn met vele en zware hypotheken, en uit welke verkoop de crediteuren lang niet konden worden betaald.80 Keimpe verkoopt in 1661 zijn in 1648 gekochte Nijlandstrastate met 64 pm met huis c.a. aan de Hogedijk te Roordahuizum aan Isaack de Schepper voor 228 gg. per pm, waarop grietman Roorda het niaar legt.81 Keimpe, nog huisman te Roordahuizum, en Sytske zijn in 1663 200 gg. schuldig aan Hiskia van Ayta te Leeuwarden; Lou Ages vertoont in 1667 de betaalde obligatie.82

20 Sytske, als weduwe van Keimpe Murks, voor zichzelf en voor de andere kinderen en erfgenamen van hun vader, is in 1670 in proces contra Petronella van Velsen, weduwe van dr. Nicolaes Beilanus, advocaat voor het Hof van Friesland. Het gaat over de koop van een kleine saté land te War ga met 24 pm voor 126 gg. per pm, die Ena Tiara, bestemoeder van de gedaagde, van de impetrante had gekocht, volgens de koopbrief van 12 april 1649 (zie boven) voor de som van 2898 g., waarop de lste termijn van 966 gg. betaald is. Evenwel heeft de impetrante naast de 2de en 3de termijn ter waarde van 1932 gg. nog recht op een resterend bedrag van 135 gg. en krijgt dat ook toegewezen.83 Weduwe Sytske Ruyrds verkoopt in 1680 14 st. eeuwige renten uit de state IJsselstein te Warga voor 19 eg.84 Uit dit huwelijk: 1. Jetske Keimpes Joma, geb. Warga; tr. 1. Warga 15 nov. 1658 Ritske Douwes; tr. 2. Gerecht Baarderadeel 27 sept. 1669 Govert Nardus Scheltema, van Winsum. Uit het eerste huwelijk een dochter Sytske Ritskes Wygarda.85 2. Murck Keimpes Jorna, volgt Vlf. 3. Impck Keimpes Jorna, geb. Warga, overl. Leeuwarden vóór 1700; tr. Gerecht Leeuwarden 4 nov. 1671 (ondertr. Gerecht Idaarderadeel 24 okt. 1670) Haring Hillebrands, zoon van Hillebrand Harings en Tryntje Gerrits. Uit dit huwelijk (geb. Leeuwarden): Trijntje, Jetske en Feikje. Trijntje Harings, Jetske Harings (met Anne Romckes) en Feickjen Harings verkopen in 1699, als erfgenamen van hun moeder, weduwe van Haring Hillebrands, een 1/6 part van een saté, land en hornleger te Wartena voor 226 eg. aan Gerryt Lolckes en Gerbrich Rinses te Wartena.86 4. Louw Keimpes Jorna, geb. Warga, overl. Roordahuizum vóór 1677. Louw Keimpes Jorna te Roordahuizum, mede voor zijn moeder Sytske Ruyrdts Siccama, en de erven van w. Ruyrd Andries Siccama en Tryntie Imckes, in tijden echtelieden te Warga en hun w. ouders, zijn in 1674 in proces contra Poppe van Burmania. Het proces gaat over 50 pm land in Hotsmastate te Warga met huis ca. op deze landen staande.87

Ve. Jelger Murcks Jorna, geb. Warga, boer, overl. Deersum; tr. Sybrich Pyters, overl. Deersum 1674, dochter van Pyter Lenses. Zij hertr. Gerecht Rauwerderhem 29 nov. 1652 Popke Sytses Agarla, van Roordahuizum. Jelger en Sybrich zijn in 1640 eigenaar en gebruiker van Jornastate (stem 24) te Warga met 73 pm land en ook eigenaar van Douwemastate (stem 10) te Wartena met 60 pm land. Maar in 1642 verkopen ze bij boelgoed hun vee (ca. 17 koeien) en al hun huismannengerei voor 1069 gg. en kopen vervolgens van Idts Jans en Reyn Sy- brens te Deersum een huis, schuur, hof, een hele en een halve watermolen, met ont­ ruiming van state en landen, te Speers onder Deersum voor een som van 3950 gg. met 1 zilveren rijksdaalder en 2 gouden dukatons. De verkoop bij boelgoed en deze koop van huis en landen te Deersum worden medeondertekend door schoonvader Pijter Lenses.88 In juni 1651 worden de ooms Keimpe en Gatse, wonend te Roorda­ huizum en Oldeboorn, geautoriseerd tot tutoren over de wezen Murck (11 jaar) en Keimpe (8 jaar) en vindt er op hun verzoek scheiding plaats van goederen tussen de wezen en hun moeder. De wezen krijgen 3/4 part van Jornastate en Douwemastate

21 te Wartena en de helft van de state te Speers onder Deersum, waarop hun moeder woont. Ook ontvangen zij van hun moeder 2755 eg., die hun w. vader ten huwelijk meer heeft ingebracht aan gereed geld dan hun moeder; ook nog 25 eg. voor de kinderen "van dat sij nae behooren niet waeren gecleet". En mede tot profijt van de kinderen "hun vaders wollen clederen ende linnen tot sijn lichaam behoorende", verder de grootste zilveren beker, 2 zilveren lepels, 24 zilveren knopen, 1 zilveren kettinkje, 1 riem met zilveren sloten, een mes met zilveren heft, een pijp en aan oud geld 2 rozenobels en 4 Spaanse kluiten met nog wat zilvergeld. Voor hun moeder resteert een 1/4 part van Jornastate en de helft van de state te Speers en daarnaast ontvangt ze voor de kost van elk weeskind 60 eg. en voor vaders doodskosten 75 eg. Er is echter een schuld van ruim 7600 eg. door koop van landen etc, waarvan de geschatte waarde van het vee en huìsgeraden (1921 eg.) afgaat, zodat er een schuld overblijft van ruim 5500 eg., waarvan de ene helft ten laste komt van de wezen en de andere helft ten laste van hun moeder.89 In 1654 legt Sybrich Pyters, geassisteerd met haar tweede man Popcke Sytses en haar vader Pyter Lenses, rekening, bewijs en aanwijzing af sedert Allerheiligen 1651-1653 inzake de nagelaten wezen Murck en Keimpe van w. Jelger Murks. In 1656 doet Pyter Lenses als curator hetzelfde, in mei 1660 Pyter Lenses en Keympe Murks Jorna idem over de jaren sinds 1656, waarna dezen in aug. 1662 de finale afrekening verantwoorden.90 In dec 1674 is er scheiding van moederlijke goederen. Tiete Hessels te is dan curator over Jelger en Yde Popkes.91 Uit het huwelijk van Jelger en Sybrich: 1. Murk Jelgers Jorna, volgt VIg. 2. Keimpe Jelgers Jorna, geb. Deersum 1643, overl. aldaar na 1701. Keimpe Jelgers, vrijgezel te Speers onder Deersum, koopt in 1694 12 pm nieuw- land te Deersum voor 125 gg. per pm.92 Hij is in 1698 met broer Murk voor 3/4 part eigenaar van de landen te Deersum (stem 15) en van Jornastate (stem 24) te Warga met 73 pm, waarvan Jan Hilles' weduwe meierse is. Ook is Keimpe mede-eigenaar van 5 pm in Jornastate (stem 25).

Vf. Gatse Murcks Jorna, geb. Warga, boer, overl. Oldeboom eind 1652; tr. Mecke Botes, dochter van Bote Murks en Eelkje Popkes. Zij hertr. Terkaple 27 sept. 1657 Taede Ages, N.H. belijdenis Oldeboom dec. 1660, mederechter van Utingeradeel, ouderling te Oldeboom, overl. omstreeks 1729 als ruim 90-jarige. Hij hertr. Oldeboom 24 april 1692 Tettie Gaeles. Gatse is in 1640 mede-eigenaar van Hempenserwier (stem 23, "Hemptewerren" in 1543) te Warga met 50 pm land. De andere eigenaar is juffr. Ayta. In 1640, nog wonend te Warga, leent hij 100 gg. aan Jan Ruyrds en Afke Jans te Warga en in sept. 1652, dan wonend te Oldeboom, 400 gg. aan Keimpe Sybrens Jorna en Impck Juckes.93 Gatse Murks is tussen 1640 en 1646 eigenaar en bewoner geworden van Doumastate te Oldeboom (stem 27), groot 113 pm, met huis, schuur, hof, bomen, plantage en "hiem" ca. Op 15 jan. 1680 denuncieert (geeft aan) Taede Agges, "in casu van opgevinge ", contra Tytie Gatses, in haar eigen zaken agerende, gehuwd met Dirck Mariens, om tot haar te nemen zodanige landen als hij van haar in huur heeft, mits genietende huistaxatie en schuur. Dit betreft de landen van Doumastate, die

22 Tytie geërfd zal hebben van haar vader. In de kohieren van 1698, 1700 en 1708 staat 2/3 part van deze state op naam van Tyties zoon Marten Dirks Terhoom, die dan ook de meier is. Marten is gedoopt 1 jan. 1670 te Jorwerd, als zoon van Tietie en Dirk Marlens Terhoom, die op 26 dec. 1676 met attestatie van Jorwerd naar Oldeboom kwamen. Deze zoon Marten verkoopt in 1716 die 2/3 part aan Taede Ages voor 4100 eg. met 3 dubbele dukaten. Aldus wordt Taede collator van het Kruis- ofDoumaleen, waarvan het recht van begeving is verbonden aan de eigendom van Doumastate.94 In 1652 kopen Gatse en Mecke 3 pm land in een state op "Soolsterwier" voor 60 gg. per pm. Nog datzelfde jaar kopen Mecke Bootes, weduwe van w. Gatse Murx, te Oldeboom en Eelck Popkes, weduwe van w. Boote Murks, nog 6 pm in de door Jan Wybrens gebruikte state op "Soolsterwier" voor 60 gg. per pm. De verkoper is Wopke Popkes, van Idaard.95 De weduwe Mecke Botes te Oldeboom leent in 1656 nog 300 gg. aan die Wopke Popkes en Atje Hoytes te Idaard.96 Taede Ages, als curator over en stiefvader van Gatse Murks' nagelaten wees, leent 100 gg. in 1662 aan mr. smid Dirck Jenties. Taede Ages en Mecke Botes, respectievelijk als schoon­ vader en moeder van Impckien Gatses, lenen 1000 gg. in 1666 aan Ringer Hylkes en Jetske Machiels te Oldeboom.97 In 1668 is er sprake van een borgtocht ter waarde van 1200 eg. door Murk Keimpes Jorna ten profijte van Titie Gatses Douma. Uit dit huwelijk: 1. Tiettie Gatses Douma; tr. Oldeboom 8 jan. 1664 Dirk Martens Terhoom, herbergier te Jorwerd, na 1676 huisman te Oldeboom. 2. Impkie Gatses, overl. na 1655. Uit het tweede huwelijk van Mecke werd een tweeling geboren, Jetske en Gaatske, de laatste duidelijk vernoemd naar Meckes eerste man Gatse Jorna. Vg. Impck Oenes Jorna, geb. Warga 1604, overl. Bolsward 19 febr. 1643, begr. aldaar; tr. Bolsward 21 sept. 1623 Anne Heerckes, goudsmid, burgemeester van Bol­ sward en ontvanger der floreenrente aldaar, overl. Bolsward 19 dec. 1680, begr. al­ daar, zoon van Heerke Heerkes en Tryncke Jeltes. Anne Heerkes en Impck Oenes Jorna doen belijdenis te Bolsward op 25 april 1624, wonend in de Wipstraat. Zij kopen in 1631 een huis ca. op de Marktstraat te Bol­ sward voor 2278 gg.98 In 1654 verkoopt Anne Heerckes, burgemeester van Bolsward, c.u., de helft van 50 pm land te Warga met half huis ca. voor 102 gg. per pm aan Aafke Pyters Metsma, weduwe van Tiepcke Jelles.99 Anne Heerkes staat in 1661 in het lidmatenboek ingeschreven als oud-burgemeester. De kinderen en de meeste ver­ dere nazaten van Impck Oenes Jorna en Anne Heerkes gebruiken de familienaam lorna. Anne Heerkes is onder dezelfde familienaam begraven.'00 Uit dit huwelijk (geb. Bolsward): 1. Oene Annes Joma, volgt Vlh. 2. Jelte Annes Joma, volgt Vli. 3. Tjitske Annes Joma, volgt VIj. 4. Jan Annes Joma, volgt VIk. 5. Heerke Annes Joma, volgt Vil. 6. Sjoerd, ged. N.H. Bolsward 8 juni 1637. 7. Symen Annes Joma, volgt Vim. 8. Sipke Annes Joma, volgt Vin.

23 Vh. Keimpe Oenes Joma, geb. Warga, brouwer (1649) en burgerhopman (1656) te Bolsward, overl. aldaar, begr. Bolsward in de Martinikerk; tr. Bolsward 14 sept. 1623 Rinck Jorrits, van Hidaard, overl. vóór 1647, dochter van Jorrit Hanses en Goitske Gales. Keimpe Oenes Jorna is eigenaar van de halve Jornahuisterstate en van de helft van de state op de Bird, in 1616 aanbeërfd van zijn grootouders. Keimpe is in 1627 voor het Gerecht van ldaarderadeel in een procedure gewikkeld met Douwe Everts, waarbij Claes Wopkes als getuige optreedt, en voert in hetzelfde jaar een proces contra Gerrit Folckert Haackma, pachter van het beestìaal.101 In 1629 woont Keimpe te Schamegoutum102 en hij verkoopt omstreeks 1634 aldaar zijn huis ca., met ont­ ruiming van de 72 pm land, onder het huis behorend, aan de ouders van Diurre Bottes. Deze Diurre verkoopt dit huis in 1664 aan Popcke Romkes te Schamegoutum, waarover een geschil ontstaat, dat uitgevochten wordt voor het Hof van Friesland.103 Waarschijnlijk gaat Keimpe in 1634 weer naar Bolsward, waar hij dat jaar met Anne Heerckes (voor Imk Oenes Joma) en Tibbe en Keimpe Sibrants Jorna procedeert contra vaandrig Jan van Alten.104 In 1653 zijn Jorryt Hanses en Goyts Gales overleden en is Keimpe weduwnaar van hun dochter Rinck Jorryts. Zoon Hans Jorryts is dan 46 jaar, Antje Keimpes Jorna in haar 22ste jaar en Sybrich Keimpes Jorna in haar 19de jaar. In 1654 en 1656 procedeert Keimpe, als vader van Sybrich en Antie, met Jelle Pijters te , als erven van hun grootouders, tegen Hans Jorrits en Doedtie Bienses Bantert te Hidaard. Het gaat om de verdeling van het huis ca. met 72 pm land, door gedaagden bewoond, en koeien en huismannengerei ter waarde van 6500 gg.105 In 1657 verkoopt Keimpe te Bolsward een 1/4 part van een state en landen te Warga (stem 23), in het geheel groot 50 pm, voor 100 gg. per pm aan Aafke Tiepkes Metzma.'06 In 1662 wordt hij vermeld als w. curator over Geertje Gerrits (21 jaar), huisvrouw van Simon Annes Jorna. Uit dit huwelijk: 1. Antje Keimpes Jorna, geb. Schamegoutum, overl. Workum; tr. (ondertr. Bolsward 16 juni 1650) Jelle Pieters Bruininga, burgemeester van Workum (1669-1675), overl. aldaar rond 1688. Hij trouwt 2. Workum 7 febr. 1669 Ymck Sipkes. Uit het eerste huwelijk (ged. N.H. Workum): Symon (1661) en Symentje (1664). Jelle Pieters Bruininga, voor zijn kinderen bij w. Antie Keimpes Jorna, en Theodorus Bruininga, voor zijn vrouw Siebrich Keimpes Jorna, als erfgenamen van Keimpe Oenes Jorna, burger van en burgerhopman te Bolsward, zijn in 1671 en 1675 in proces contra de erfgenamen van Keimpe Mirx Jorna.107 Op 3 juli 1688 wordt oud-burgemeester Jelle Hessels tot curator aangesteld over Symentje Jelles, dochter van Jelle Pieters, oud-burgemeester van Workum.108 2. Sybrich Keimpes Joma, geb. Schamegoutum, overl. Bolsward nov. 1681; tr. 1. Bolsward 21 juni 1658 Fetse Jacobs Bonnema, van Witmarsum, overl. Bolsward vóór 1662; tr. 2. Workum 13 okt. 1667 Dirk Rinkes Bruininga, stadsbode van Workum, overl. aldaar vóór 1681. Uit het eerste huwelijk (ged. N.H. Bolsward): Rijck (1659) en Rints (1660). Uit het tweede huwelijk (ged. N.H. Workum): Rincke (1668), Keimpe (1669), Rincke (1671), Rinckien (1673) en Keimpe (1676).

24 Sybrich en Fetse doen op 5 febr. 1659 belijdenis te Bolsward, wonend op het Grootzand aldaar. Op 30 nov. 1681 worden er curators benoemd over Rincke (11 jaar) en Rinckien (9 jaar), kinderen van w. Dirk Rinckes Bruininga, bode, en w. Sybrich Keimpes Jorna, volgens testamentaire dispositie van 20 nov. 1681 door Sybrich Jorna.109 3. Ymck, ged. N.H. Bolsward 10 nov. 1635, jong overl. 4. Jildu, ged. N.H. Bolsward, 10 nov. 1635, jong overl.

Vla. Sybren Keimpes Jorna, geb. Warga, boer, overl. Grouw omstreeks 1700; tr. 1. Leeuwarden 18 febr. 1665 (ondertr. 13 dec. 1664) Jeltje Sjoerds, van de klokslag van Leeuwarden, overl. Grouw; tr. 2. Gerecht Idaarderadeel 9 maart 1684 Mayke Doekes, van IJlst, overl. na 1718. Sybren Keympes Jorna en Jeltje Sjoerds te Friens huren in mei 1675 een state en landen te Grouw met 100 pm van Poppo van Burmania en dr. Jacobus Recalf, voor de tijd van 7 jaar en voor 300 eg. per jaar. Dit huurcontract is enkele malen verlengd tot 1697."° In 1680 wordt Sybren ook vermeld als meier van 36 pm land in Groot Oetsma (stem 11) te Grouw.111 Sybren en Jeltje te Grouw erkennen in 1676 een schuld van 150 gg. aan Sytse Saeckes, van 150 gg. aan Sybren Hayes (afkomstig van Sake Pyters' boelgoed) en van 300 eg. aan Sierck Broers te Warga;112 in 1677 een schuld van 100 eg. aan Yde Rinses, koopman te Roordahuizum, voor geleverde winkelwaren, die in 1683 is afgelost.113 In 1686 heeft Sybren nog een schuld van 200 gg. aan zijn zuster Sibbel Keimpes, doch een vordering van 73 gg. op haar wegens geleverde boter.114 Hotse Sjoerds te Grouw en Klaas Hartmans te Leeuwarden, aangehuwde ooms, worden in 1685 als curators aangesteld over Antie (19 jaar), Wyts (17 jaar), Feycke (15 jaar) en Teetske (3 jaar), kinderen van Sybren Keimpes te Grouw bij w. Jeltje Sjoerds, waarna ten sterfhuize inventarisatie plaatsvindt op aangeven van Sybren Keimpes en zijn tweede vrouw Mary Duckes. In die inventaris: 19 koeien, 3 rieren, 5 hokkelingen, 6 kalveren, 1 "kedde" en kalf, 1 "peerd" en wat eenden. Vaste goederen bestaan uit het door Sybren bewoonde huis (1595 gg.). Sybren heeft ten huwelijk ingebracht 1000 eg. met o.a. een bed en na de dood van zijn ouders nog eens 800 eg. Jeltje heeft ingebracht 1000 eg., 5 lakens en 6 slopen, voorts 358 eg., afkomstig van w. Feycke Hotses, en na de dood van haar vader nog eens 200 eg. Harmen Sjoerds verklaart op 19 mei 1697, als vader van zijn zoon Sjoerd Harmens bij Antie Sybrens, het erfdeel te hebben ontvangen.115 In 1699 vindt er andermaal inventarisatie plaats bij Sybren Keympes, op verzoek van weer Hotse Sjoerds en Claes Hartmans (trouwt in 1667 te Leeuwarden Siouckien Sjoerds), om de moederlijke goederen, volgens een akte van scheiding van 19 aug. 1685. In die inventaris: 6 koeien en 1 kalf116 Genoemde Hotse en Siouckjen Sjoerds zullen broer en zuster zijn van Jeltje Sjoerds. In nov. 1706 wordt oom Louw Keimpes als curator vermeld over Teetske Sijbrens, gesterkt met haar man Gosse Willems. Teetske blijkt in jan. 1702 ruim 157 eg. ontvangen te hebben, met 22 eg. rente, als een 1/3 part uit de door haar vader nagelaten boelgoederen.117 Uit het eerste huwelijk: 1. Antje Sybrens Jorna, geb. Grouw 1666; tr. (ondertr. Idaard 12 okt. 1690) Harmen Sjoerds. Uit dit huwelijk een zoon Sjoerd Harmens.

25 2. Wiets, geb. Grouw 1668. 3. Feycke Sybrens Jorna, geb. Grouw 1670, overl. na 1701. 4. Teetske Sybrens Jorna, geb. Grouw 1682, overl. na 1742; tr. Gerecht Rauwer- derhem 13 okt. 1706 Gosse Willems, overl. Irnsum 1752 (vermeld: R.K. Rood- huis). Uit dit huwelijk (ged. R.K. Irnsum): Jeltje (1715), Antje (1716), Jeltje (1718), Keimpe (1722) en Willem (geen doop gevonden).

VIb. Louw Keimpes Jorna, geb. Warga, mr. schoenmaker, overl. na 1706; tr. 1. Ge­ recht Idaarderadeel 21 april 1668 Mincke Jans; tr. 2. Gerecht Idaarderadeel 10 juni 1695 Jissel Dirks, van Grouw, weduwe van Wytse Sjoerds. Louw Keimpes, mr. schoenmaker, en Mincke Jans te Warga lenen in 1670 200 eg. van Hylcke Buwes en Wyts Pieters te Warga."8 Louw Keimpes woont in 1680 op Nieuweburen te Warga en is voor de helft eigenaar van het door hen bewoonde huis.1'9 Louw Keympes, als curator over Teetske Sybrens, wordt in 1701 vermeld in de inventaris van w. Mins Greelts te , wegens nog te ontvangen, door haar verdiend bodeloon van 25 eg.120 Uit het eerste huwelijk: 1. Keimpe Louws Jorna, volgt Vila. 2. Ritsert Louws Jorna, volgt Vllb. 3. Wietse Louws Jorna, volgt VIIc. 4. Ymkje Louws Jorna; tr. Gerecht Rauwerderhem 1710 Foppe Harings, zoon van Haring Siucks en Tryntje Foppes. Uit dit huwelijk (geb. Rauwerd en ged. R.K. Irnsum): Haring (1715) en Louw (1718).

VIc. Jucke Keimpes Jorna, geb. Warga, veerschipper te Grouw, overl. aldaar vóór 1694; tr. Gerecht Idaarderadeel/R.K. Roodhuis 27 sept. 1675/10 mei 1675 Jouwerke Simens, van Oosterend, overl. na 1722. Zij hertr. Gerecht Idaarderadeel 13 jan. 1708 Sjoerd Jans. Jucke Keimpes en Jouwerke Simons lenen 182 gg. in 1677 van Simon Reiners te Grouw.121 Jucke, veerschipper te Grouw, en Jouwerke Simons lenen 100 eg. in 1685 van Willem Bolman, mr. bakker te Grouw; zij stellen dan tot onderpand het halve aandeel in het veer van Grouw op Leeuwarden en Sneek.122 Jucke Keimpes is in 1680 in geschil met zijn broer Sybren over het recht van scheiding, dat Jucke als mede­ erfgenaam van zijn w. ouders heeft gekregen van zijn andere broers en zusters.123 In 1694 is Jouwerke Simens weduwe, wanneer zij van Douwe Sytses een huis ca. koopt op het oosteinde van de Koemarkt te Grouw voor 246 gg. en 14 st.124 In 1699 wordt een reversaal vermeld van 230 eg. ten laste van de weduwe Jouwerke Simons.125 Uit dit huwelijk: 1. Akke Juckes Jorna, geb. Grouw, overl. na 1729. 2. Imke Juckes Jorna, geb. Grouw, overl. omstreeks 1748; tr. Grouw/R.K. Irnsum 12 jan. 1716 Idse Liommes, overl. Grouw 4 juli 1737. Uit dit huwelijk (geb. Grouw en ged. R.K. Irnsum): Wietske (1716), Jucke (1719), Anna (1722), Aaf (1724), Jouwerke (1728), Jouwerke (1729) en Anna (1731).

26 VId. Sybren Tibbes Joma, geb. Aegum, boer en koopman, overl. Friens tussen 1695 en 1700; tr. 1. Gerecht Idaarderadeel 9 dec. 1661 Hiske Fongers, van Hidaard, dochter van Fonger Sybrens Saackles en Gaatske Jelles Greolts; tr. 2. Gerecht Idaar­ deradeel 19 sept. 1670 Hiltje Jans, van Mantgum; tr. 3. Gerecht Leeuwarden 30 aug. 1690 Pietje Jelles, van Leeuwarden. Sybren Tibbes Jorna, bij huwelijk in 1661 afkomstig van Aegum, en Hiske Fongers lenen in 1664, dan wonend te Friens, 350 gg. van de erven Sioerd Gerbens en in 1667 800 gg. van Keimpe Sybrens Jorna te Wijtgaard, die twee jaar later al zijn terugbetaald.126 Sybren Tibbes is in 1667 meier van Beslingastate (stem 1) te Friens met 60 pm land.127 Sybren en Hiske zijn in 1673 in proces met Sibbeltje Sybrens Jorna cum marito (cm.), waarbij Wopcke en Sioert Andringa en Uilck Tiaerts als getuigen optreden.128 In 1669 vindt er inventarisatie plaats bij Sybren Tiebbes te Friens. De curator over Antie Sybrens (5 jaar), bij w. Hiske Fongers, is haar beste­ vader Fonger Sybrens. In de inventaris o.a. 16 koebeesten, 5 hokkelingen, een "old soeg" met 6 biggen, 20 eenden, 4 hennen, "een half golle hoy", schip met zeil, huis ca. en molen te Friens, door Sybren Tibbes bewoond, voor f 2450. De totale waarde van de goederen bedraagt ruim ƒ 3217. De ingebrachte goederen ten huwelijk van Hiske Fongers zijn opgetekend voor ƒ 1000 en van Sybren, met hetgeen van zijn w. moeder is aanbeërfd, voor ruim ƒ 3372. De akte wordt ondertekend door Fonger Sybrants, Sybren Tiebbes en Lieuwe en Wopke Fongers.129 Sybren Tibbes Jorna is op 14 okt. 1690 te Leeuwarden als burger (Sibrandus, geb. Aegum) ingeschreven. In 1690-1692 is hij curator ad actum recipiendarum over Reinuke Hobbema.130 Hij is in 1691 curator over Seerp en Jacob Minses, broers van Grijtie Minses. Sibrandus Jorna, burger van en koopman te Leeuwarden, is in 1696 ook nog curator over Uilkien Annes (18 jaar), dochter van Anne Jochums.131 Sybren en Pytje te Leeuwarden laten in 1692 een schuldvordering registreren van 150 gg. op Claas Marsman, blikslager.132 Op 2 febr. 1695 heeft Pyttie Jelles, huisvrouw van Sybren Tibbes Jorna, met koopman Gisbert Jansen de winkel en winkelwaren gepriseerd, vermeld in de boedelscheiding van w. Sytske Jochums.133 Weduwe Pietje Jelles laat in 1700 een schuldvordering registreren van 200 gg. van te leen gegeven en verkochte winkelwaren.134 Uit het eerste huwelijk: 1. Antje Sybrens Jorna, geb. Friens 1664, overl. Leeuwarden 1712; tr. Gerecht Leeuwarderadeel 26 febr. 1687 Minne Sybes Faber, van Hallum, mr. grof smid te Huizum, overl. Leeuwarden 2 april 1745. Uit dit huwelijk: Sibbe, Hiske (1702), Joannes (1704), Sybrandus (1706) en Dieuwke (1709). Minne Sybes koopt in 1717 een stemdragende boerderij in de uitbuurt Domwier onder War ga, groot 60 pm, van Willem Vermei, konvooimeester te .135 Minne is in 1742 en 1744, vanwege zijn vrouw, collator van het Lieve Vrouwe of Albadaleen te Poppingawier. Hij testeert ten overstaan van notaris Mulder te Sneek op 26 mei 1739. Zoon Sybrandus Minnes, ged. Leeuwarden (Jansenistenkerk) 11 maart 1706, is van 1714 tot 1728 beneficiant van het bovenvermelde Albadaleen en als Sybrandus Jorna wordt hij jansenistisch priester te Utrecht.136

27 Vle. Sybren Harmens (Jorna), geb. Warga, boer aldaar, overl. na 1718; tr. Fokel Heres, geb. Friens 1654, dochter van Here Aernts en Tjamke Sjoerds. In 1674 vindt er inventarisatie plaats van nagelaten goederen van Here Aernts en Tjamke Sjoerds. De oudste zoon is curator over Fokel Heres (20 jaar). De groot­ vader van Tjamke is Dirck Riemers, van wie zij voor 1820 gg. aan goederen erfde.137 Sybren Harmens verkoopt in 1682 zijn aanbeërfde part van een halve saté land te Warga (stem 38), door Sibbel Sybrens Jorna met de dood ontruimd. Deze helft is groot 62 pm en afgezonderd van de landen en het huis van de andere helft. Sybren en Foockel zijn in 1686 333 eg. schuldig aan Claaske Dircks, weduwe van Claas Wisses (eigenaar van de helft van Schroetsma), ter zake van verschuldigde landhuur en geleverde waren.138 Uit dit huwelijk: 1. Tryntje Sybrens, volgt Vlld. 2. Here Sybrens, volgt Vlle. 3. Hessel Sybrens, volgt Vllf. 4. Sibbele Sybrens, volgt Vllg. 5. Louw Sybrens, geb. Warga, overl. aldaar 10 okt. 1754. 6. Tjamke Sybrens, geb. Warga, ged. R.K. Warga 17 febr. 1697, overl. Aalsumer klooster onder Akkrum 4 aug. 1733; tr. Warga/R.K. Warga 26 dec/20 dec. 1722 Douwe Ruurds, van Akkrum, overl. na 1738. Uit dit huwelijk (geb. Aalsumer klooster en ged. R.K. Irnsum): Anna (1723), Sjourtjen (1725), Ruert (1727), Fokel (1730) en Antje (1732).

Vlf. Murck Keimpes Jorna, geb. Warga, overl. Friens 1677; tr. (ondertr. Gerecht Idaarderadeel 22 mei 1671) Trijntje Fransen, van Roordahuizum. Murk Keimpes Jorna te Friens verkoopt in 1677 aan Gerben Frericks te Friens een 1/6 part van 50 pm land met huis, hooiberg, watermolen, bomen en plantage te War- tena voor 100 gg. De landen worden door Sybren Aukes te Warstiens gebruikt en het huis door Feyck Johannes als huurder. De koopsom wordt verrekend met de huur van 100 gg. van de door de verkopers gebruikte state en landen te Friens. Tevens verkoopt Murk 4 koeien, 2 rieren, 2 hokkelingen en een winterzeug, tezamen voor 129 gg., welke mede zijn verrekend als voren vermeld, doch welk vee hij mag behouden tot 1 mei 1677 en tot die datum mag hij eveneens herroepen.139 Murk, voor zichzelf, voor zijn moeder Sytske Sikkema en voor "Sytske Rìtskes mijn zusters­ dochter", en Impck Keimpes Jorna, vrouw van Haring Hillebrands onder Leeuwar­ den, zijn erfgenaam van hun broeder w. Louw Keimpes Jorna, die mede-erfgenaam was van hun vader. Wegens borgtocht van hun vader in 1668 ten profljte van Titie Gatses Douma, vrouw van Dirk Mariens te Jorwerd, en voor "ons moeder Sytske Ruyrdts Siccama gepasseert", is er een schuld van 1200 gg.140 Doede Fransen is in 1677 curator over Keimpe Mircks (3/4 jaar), zoon van w. Mirck Keimpes en Trijntie Fransen te Friens.141 Impck Keimpes Jorna te Leeuwarden, weduwe van Haring Hillebrands, c.s. procederen in 1692 tegen Johannes Mejontsma (in zijn kwaliteit), medicinae dr. te Bolsward, waarbij Doede Fransen te Bilgaard optreedt als curator over Keimpe Mircks, wees van Mirck Keimpes; tevens Sytske Ritskes te Leeuwarden, dochter van Jetske Keimpes, als erven van w. Sytske Ruyrds, weduwe van Keimpe

28 Murks Jorna, te Roordahuizum. In 1693 procederen Impck, Doede Fransen en Sytske Ritskes Wygarda tegen Jarichus Banga, burgemeester te Leeuwarden. De im- petranten weer als erfgenamen van Murk Keimpes Jorna, die bij leven in 1649 aan juffr. Ena Tiara een saté land te Warga heeft verkocht, nu door Hendrik Meiles als meier gebruikt. Deze saté is bezwaard met 58 st. eeuwige renten, die de ìmpetranten nu opeisen.143 Dezelfde impetranten procederen in 1694 contra Pieter Tjeerds te Wir- dum. Dit proces gaat over een schuld van 600 gg. ten laste van de gedaagde, volgens een obligatie van 1 mei 1665.144 Uit dit huwelijk: 1. Keimpe Murcks, geb. Friens 1676.

Schotanuskaart met Jorna Huyzen

VIg. Murk Jelgers Jorna, geb. Warga 1640, huisman te Deersum, overl. aldaar rond 1718; tr. Gerecht Rauwerderhem 3 okt. 1683 Aafke Jans, van Akkrum, geb. 1659, overl. Speers onder Deersum 1744, dochter van Jan Gerrits en Uilck Birdes. In 1701 zijn Murk en Keimpe Jelgers te Deersum in proces tegen Claes Gerbens Luidum te Rauwerd, als man van Wijtske Lamberts. Het proces gaat over de erven van w. Dirk Lamberts en Lambert Dirks, waarbij Murk en Keimpe als crediteuren optreden van Jeltie Sijtses, weduwe van Sake Staperts, te Rauwerd.145 Ids Birdes als oom (mennoniet) is in 1678 curator over Auck Jans (21 jaar), Aeffke Jans (19 jaar) en Claeske Jans (17 jaar), kinderen van w. Uilck Birdes, weduwe van w. Jan Gerrits, te Irnsum. In 1679 is Bote Idses (mennoniet) curator in plaats van zijn w. vader Ids Birdes.146 Murk koopt in 1696 een saté land met 61 pm, gelegen te Speers onder Sij-

29 brandaburen, met huis, schuur, watermolen, bomen en plantage in de koop versmol­ ten, liggend ten westen van koper voor 85 gg. per pm, waarop Doede Buwes ah meier nog 3 huurjaren heeft (voor 281 eg. jaarlijks).147 In hetzelfde jaar verkopen Murk en Keimpe Jelgers te Deersum de geërfde Doumastate (stem 10) te Wartena met 80 pm aan Eesge Aenes en Willemke Gerrits te Wartena voor 18 gg. per pm, en ook een 1/4 part van een saté land te Domwier (stem 32) onder Warga, in het geheel groot 64 pm, voor 53 gg. per pm aan Lijsbet Jacobs, weduwe van Jacob Rintses, te Grouw.m In 1698 is Murk met broer Keimpe nog meier en voor 3/4 eigenaar van stem 15 te Deersum met 70 pm land, in 1708 is Murk dat alleen en in 1718 zijn we­ duwe en erven. Ook in 1698 worden Murk en Keimpe Jelgers en kinderen vermeld als eigenaar van Jornastate te Warga (stem 24) met 73 pm land, met als meierse Jan Hilles' weduwe. In 1708 Murk Jelgers weer alleen, met in 1718 Willemke Jans als meierse. Van de andere Jornastate (stem 25) te Warga met in het geheel 48 pm land zijn Murk en Keimpe in 1708 eigenaar van 5 pm land, dat in 1698 via het niaar was gekocht.149 In 1719 zijn Ids Jans, oom aan moederszijde (mennoniet), en Tierck Tiepkes, mr. timmerman te Sijbrandaburen, curators over Jan Murks (22 jaar) en Pyter Murks (19 jaar), kinderen van w. Murk Jelgers en Aafke Jans.150 Op 30 mei 1726 zijn zij meerderjarig en ontslaan zij hun curators. Weduwe Aafke Jans en zoon Pyter Murks kopen in 1731 nog een 1/4 part van 9 pm land te Speers.151 Uit dit huwelijk: 1. Jelger Murks Jorna, volgt Vllh. 2. Sybrich Murks Jorna, geb. Deersum, overl. Nijklooster onder 6 dec. 1727; tr. R.K. Roodhuis 24 juli 1717 Cornelis Inses, overl. Nijklooster 4 nov. 1741. Uit dit huwelijk (geb. Nijklooster en ged. R.K. Roodhuis): Inse (1718), Hiske (1720), Aefke (1721), Murk (1722), Sioert (1725) en Keimpe (1727). In 1743 zijn Jan Murks, huisman te Scharnegoutum, en Cornelis Schulting te Sneek curators over Aafke (22 jaar), Murk (21 jaar) en Sjoerd (18 jaar), kinderen van w. Cornelis Inses te Scharnegoutum.152 3. Jan Murks Jorna, volgt Vlli. 4. Pieter Murks Jorna, volgt Vlij.

Vlh. Oene Annes Jorna, ged. N.H. Bolsward 22 sept. 1625; tr. Bolsward 7 juni 1657 Sjouckjen Lolles, van Bolsward. Oene doet op 23 april 1659 belijdenis te Bolsward, wonend "op de Dijck". Uit dit huwelijk: 1. Ymck, ged. N.H. Bolsward 6 april 1658. 2. Heercke, ged. N.H. Bolsward 23 april 1659; tr. N.N. Uit dit huwelijk (ged. N.H. Bolsward): Evertje (17 aug. 1684) en Lolle (21 sept. 1704) en ook geboren: Annie of Anne. 3. Oene, ged. N.H. Bolsward 12 jan. 1662.

Vli. Jelte Annes Jorna, ged. N.H. Bolsward 6 nov. 1627, procureur-postulant en notaris, overl. vóór 1682; tr. (ondertr. 1. Bolsward 18 juni 1648) Aaltje Sjoerds Riemersma, overl. 1649, dochter van Sjoerd Arjens Riemersma; tr. 2. (ondertr.

30 Bolsward 25 aug. 1650) Tryntje Matthei Brochberon, van Workum, dochter van Matheus Bernardi Brochberon. Jelte Annes (of Jelto Anny Jorna) doet belijdenis op 29 juli 1648, wonend in de Marktstraat te Bolsward, en Aaltje Riemersma als jongedochter op 8 aug. 1647, wonend op de Nieuwstad aldaar. Jelte en zijn tweede vrouw Tryntje wonen eerst te Harlingen, daarna te Makkum, inschrijving als lidmaat aldaar op 12 dec. 1652, komend van Harlingen, en op 30 juli 1670 terug naar Bolsward met attestatie van Makkum. Jelto Anny, ook wel Jeltenus Anius, is ook ontvanger geweest van de Rijtseterpsterpolder. Hij is als notaris publicus verschillende malen curator geweest, zowel te Makkum als te Bolsward. Uit dit huwelijk: 1. Oene Jeltes Jorna, volgt Vllk. 2. Matheus Jeltes Jorna, ged. N.H. Makkum 19 febr. 1654, predikant te Menaldum (1679) en Makkum (1682), overl. Makkum 1691; tr. aldaar 11 dec. 1683 Antje Hiddinga. Uit dit huwelijk een dochter Bintie, ged. N.H. Makkum 26 sept. 1684. Mattheus Jorna studeerde te Franeker en staat in 1676, terugkomend te Bol­ sward, op de lidmatenlijst als theologisch kandidaat. 3. Johannes Jeltes Jorna, ged. N.H. Makkum 7 sept. 1656, advocaat. Wanneer Johannes belijdenis doet op 27 april 1683, wordt hij ingeschreven als doctor, wonend op de Korenmarkt te Bolsward. 4. Imkjen Jeltes Jorna, ged. N.H. Makkum 20 febr. 1658, overl. Bolsward 1729; tr. Sneek 25 juni 1693 Johannes van der Deel, van Sneek, mr. glasmaker te Bol­ sward. Imkien is op 2 febr. 1684 ingeschreven in het lidmatenboek van Bolsward, ko­ mend van Makkum, Joannes van der Deel op 2 nov. 1694, komend van . Johannes, mr. glasmaker te Bolsward, heeft in 1729 aan de voogden van het weeshuis te Bolsward 9 eg. betaald voor een geleverd doodvat voor zijn overleden vrouw Ymckien Jorna.153 5. Aaltje Jeltes Jorna, ged. N.H. Makkum 28 febr. 1662, overl. Beetgum 1693; tr. Bolsward 27 nov. 1692 Otto Amos Hofman, mr. chirurgijn te Beetgum, overl. aldaar 1693. Uit dit huwelijk een dochter Tryntje, ged. N.H. Beetgum 29 okt. 1693. Aaltje Jorna doet belijdenis in 1681 te Bolsward, wonend in de Marktstraat. Op 16 nov. 1693 is Buwe Jelgers, koopman te Beetgum, curator - in plaats van de volle oom aan vaderszijde, Johannes Amos (22 jaar) -, over Tryntje Ottes (oud in de derde week), nagelaten dochter en erfgenaam van w. Otto Amos en w. Aeltje Jorna te Beetgum. De inventarisatie, tevens op verzoek van Onias Jorna, volle en aangehuwde oom aan moederszijde, is op aangeven van Antie Hettes. In de grote rijke inventaris o.a. linnengoed, mannen-, vrouwen- en kinderkleding (zoals "een appelbloesemse rok"), een zilveren oorijzer, een gouden horloge in een leren kast, een bijbeltje met zilveren haken en beslag, met op de hoeken getekend J.J. Jorna, een zijden kussentje met 3 zilveren knopen, een 8 streng ketting, waarop "Aeltje Jorna 1692 ", een chirurgijnswìnkel met zijn toebehoren zoals potten, flessen en barbiersgereedschap, een testament van Aeltie Jorna van 7 okt. 1693, een psalmboek met zilveren beslag en haken, staande op de ene

31 kant "Aeltie Jeltes Jorna 1681" en op de andere kant een wapen, 2 zilveren zoutvaten waarop "J:A:J" en "T:M:B", 6 zilveren lepels getekend met twee wapens, het ene een halve "aernt", een "star en 2 klewerbladen", het andere een halve "aernt" met een vogeltje en een roos.154 6. Antje, ged. N.H. Makkum 14 aug. 1664. 7. Petrus Jeltes Jorna, ged. N.H. Makkum 22 nov. 1665, predikant te (1686), overl. aldaar 24 dec. 1690; tr. (att. Franeker 27 dec. 1689) Tryntje Eisma. Petrus Jorna studeert te Franeker. Op 29 juli 1686 wordt hij als theologisch kandidaat op de lidmatenlijst te Bolsward vermeld. 8. Jacobus, ged. N.H. Makkum 27 jan. 1667. 9. Tryntje Jeltes Jorna; tr. Bolsward 19 febr. 1693 Ruurd Goslycks, wieldraaier, weduwnaar van Lysbeth Symens. Uit dit huwelijk (ged. N.H. Bolsward): Ype (1701) en Goslick (1705).

VIj. Tjitske Annes Jorna, ged. N.H. Bolsward 22 nov. 1629; tr. 1. Bolsward 12 okt. 1662 Johannes Rinnerts, mr. glasmaker te Bolsward; tr. 2. Workum 6 nov. 1674 Hayo Louws Sinnema, van Bolsward. Uit het eerste huwelijk (ged. N.H. Bolsward): Trientje, Philippus, Claas, Rinnert, Rinnert, Ymtje en 7. Ymck Johannes, volgt VIII.

Vlk. Jan Annes Jorna, ged. N.H. Bolsward 29 jan. 1632, goudsmid te Bolsward, overl. na 1698; tr. Bolsward 22 maart 1657 Jetske Jeans, van Workum. Jan Annes staat op de lidmatenlijst van 1661 als goudsmid, wonend in de Marktstraat te Bolsward. Hij komt in 1698 nog als zodanig voor in het gildeboek. Uit dit huwelijk: 1. Aegt, ged. N.H. Bolsward 10 jan. 1658. 2. Teunis, ged. N.H. Bolsward 1 jan. 1660. 3. Anne, ged. N.H. Bolsward 8 febr. 1668. 4. Baucke Jans Jorna, volgt Vllm. 5. Willem, ged. N.H. Bolsward 8 aug. 1672, jong overl. 6. Heercke, ged. N.H. Bolsward 3 dec. 1674. 7. Willem Jans Jorna, volgt Vlln.

VIL Heerke Annes Jorna, ged. N.H. Bolsward 16 maart 1634; tr. (ondertr. Bolsward 9 okt. 1668) Richtje Ennes Lieckema, van Bolsward, weduwe van Jacob Baukes Abbema, mr. goudsmid te Bolsward. Op 13 nov. 1669 wordt Heercke Annes op belijdenis lidmaat te Bolsward, wonend op de Koornmarkt. Uit dit huwelijk: 1. Inne, ged. N.H. Bolsward 3 okt. 1669. 2. Aaltje, ged. N.H. Bolsward 17 dec. 1672. Vim. Symen Annes Jorna, ged. N.H. Bolsward 23 mei 1641, apotheker te en burgemeester van Harlingen; tr. Bolsward 16 maart 1662 (ondertr. Garijp 2 maart) Gerritje Gerrits Berckeloo, van Workum, geb, 1641.

32 Keimpe Oenes Jorna wordt in 1662 vermeld als w. curator over Gertje Gerrits (21 jaar), huisvrouw van Simon Annes Jorna. De gezamenlijke crediteuren van Symon Jorna en Grijtie Gerrijts te Harlingen verkopen in 1679 een kwart van een saté land te Warga (stem 22), in het geheel groot 50 pm, waarvan Ruird Hayes meier is.155 Uit dit huwelijk (geb. en ged. N.H. Harlingen): 1. Tetje, ged. 8 febr. 1663. 2. Imkje, ged. 21 dec. 1664, jong overl. 3. Gerryt, ged. 21 nov. 1666, jong overl. 4. Gerryt, ged. 20 nov. 1667, jong overl. 5. Tjetske, ged. 17 maart 1669. 6. Gerryt Symens Jorna, volgt VIIo. 7. Ymkje, ged. 12 maart 1673, jong overl. 8. Ymkje, ged. 3 juni 1674, jong overl. 9. Johannes, ged. 24 okt. 1675, jong overl. 10. Imckje, ged. 28 april 1678. 11. Anne, ged. 30 maart 1681, jong overl. 12. Anne, ged. 11 febr. 1683. 13. Johannes, ged. 27 febr. 1684.

Vin. Sipke Annes Jorna, luitenant, overl. Steenwijk 1697; tr. 1. (ondertr. Steenwijk 15 febr. 1674) Aaltje Jans Brouwer; tr. 2. (ondertr. Steenwijk 28 febr. 1686) Wilhelmina Hoogland, van Steenwijk. Op 26 febr. 1684 verkrijgt Sipke het grootburgerrecht van de stad Steenwijk, waar hij luitenant van een compagnie te voet wordt genoemd. Scipìo Jorna en zijn huis­ vrouw Wilhelmina Hoogland doen op 23 mei 1690 uitwijzing aan zijn voorkinderen bij Aleida Brouwers.156 In 1688 en 1689 verkoopt Scipìo Annes namens zijn voorkinderen, als erfgenamen van hun grootouders aan moederszijde, percelen land op De Kampe bij Steenwijk.137 Uit het eerste huwelijk: 1. Jan Sipkes Jorna, volgt VIIp. 2. Anne, geb. rond 1680. Uit het tweede huwelijk: 3. Aleida Emilia Jorna, ged. N.H. Steenwijk 12 juni 1687; tr. Egbert Lampe. Uit dit huwelijk een zoon Jan Egberts Lampe, ged. N.H. Steenwijk 6 nov. 1715.

Vila. Keimpe Louws Jorna, geb. Warga, overl. na 1734; tr. Gerecht Rauwerderhem 26 april 1702 (ondertr. Gerecht Idaarderadeel) Houckje Harings, van Rauwerd. Keympe Louws, huisman te Wijtgaard, en zijn huisvrouw Houck Harings lenen 300 gg. in 1708 van chirurgijn Wilhelmus Lautenbach te Warga, betaald tot voldoening van 500 gg. "verschot als wij op onze gebruikte state en landen aan de eigenaars Georgius Overing en Jentie van Popma schuldig zijn vanaf 10 mei 1708".15S Dat zal op "Old Rarda" (stem 1) te Warga zijn, waarvan Keimpe dat jaar als meier geno­ teerd staat. In 1710 wordt een huurcontract opgesteld tussen Keympe en Houck te Warga, enerzijds, en Margaretha van Dambitz, weduwe van Sytsema, anderzijds be­ treffende een state en landen, huis, schuur ca. met 50 pm land te Wirdum, thans

33 door Tiomme Walings gebruikt. Keimpe wordt in 1718 en 1728 vermeld als meier van de stemmen 65 en 66 te Wirdum, tezamen 80 pm land (floreen 106). Keympe en Houck te War ga lenen in 1708 450 gg. van schipper Claas Jorryts en in 1714, dan wonend te Wijtgaard, 300 eg. van koopman Marten Heins te Sneek.'60 Voor het Ge­ recht van Leeuwarderadeel zegt Keympe aan Rinse Annes toe om ruim 35 eg. te be­ talen als resterend bedrag wegens de koop van 5 koeien.161 Keympe Louws, huisman te Wijtgaard, was ook administrator over de nagelaten boedel van w. Brechtje Jans, weduwe van Hylke Thomas, overleden te Poppingawier.162 Uit dit huwelijk.' 1. Mincke Keimpes Jorna, ged. R.K. Warga 12 mei 1703, overl. Wijtgaard 28 juni 1782; tr. Wirdum/R.K. Wijtgaard 6 sept. 1744 Gerlof Sybrens, schoenmaker, overl. Wijtgaard 12 okt. 1779. Aucke Sybrens, schipper te Wirdum, en Gerlof Sybrens, schoenmaker te Wijtgaard, zijn erfgenamen van hun broer Joecke Sybrens, overleden in mei 1741.163 In 1749 is Gerlof Sybrens, schoenmaker te Wijtgaard onder Wirdum, redelijk in staat en zonder kinderen. In verband met de collatorale successiebe­ lasting verklaart op 13 nov. 1779 Jan Jansen, namens Minke Keimpes, dat haar man Gerlof Sybrens op 12 okt. 1779 te Wijtgaard is overleden.164 Minke Keimpes overlijdt te Wijtgaard op 28 juni 1782. Haar erfgenamen zijn Tjisse Tiedes te Wolvega, Lolke Wytses te Wartena, Minke Ridserts (Jorna), weduwe van Feye Lolkes, te Wijtgaard, Denglum Allerts Hoogma en Heert Joekes, huisman te Weidum. In de inventaris o.a.: het door hen bewoonde huis ter waarde van 510 eg., een kamer verkocht voor 170 eg., goud en zilver ter waarde van 356 eg., aan gereed geld 990 eg., bij boelgoed verkochte goederen voor 207 eg., een 1/64 part van het kofschip "Anna Catharina" (boekhouder Hessel Johannes te Workum), zijnde heel oud en lang gevaren, getaxeerd op ƒ 100, en een 1/128 part van het kofschip "Freulin Anna" met dezelfde boekhouder en als schipper Laurens Eeltjes Kortrijk, getaxeerd op f 200. Voor doodschulden, lonen enzovoort staat 296 eg. genoteerd.165 2. Louw, ged. R.K. Warga 18 dec. 1707.

Vllb. Ritsert Louws Jorna, geb. Warga, mr. schoenmaker, overl. Warga omstreeks 1748; tr. Rauwerd 10 aug. 1710 Lisabeth Jentjes, overl. Warga 9 jan. 1754. Ritsert is in 1728 curator over Willem Jans (2 jaar) en Hiske Jans (3 jaar), kinderen van w. Claaske Clases bij w. Jan Martens in Wargaastermeer, op aangeven van Sytske Sybrens, weduwe van Marten Floris, te Swichum.166 Ritsert Louws is in 1711 in proces met Anne Martens c.s.167 In 1744 woont Ritsert met zijn gezin, bestaande uit 5 personen, te Warga en in 1749 woont aldaar zijn weduwe met 2 kinderen. Uit dit huwelijk: 1. Louw Ritserts Jorna, ged. R.K. Warga 8 nov. 1711, schoenmaker, overl. Warga 26 april 1761. 2. Minke Ridserts Jorna, ged. R.K. Warga 16 febr. 1713, overl. na 1779; tr. R.K. Warga 16 mei 1734 (ondertr. Rauwerd) Feye Lolckes, van Wartena, ged. R.K. Warga 17 febr. 1709, timmerman en schipper, overl. Wartena 11 maart 1773, zoon van Lolcke Hessels en Antje Thomas. Uit dit huwelijk (geb. Wartena en

34 ged. R.K. Warga): Lolcke (1735), Ritsert (1739), Thomas (1741), Antje (1746), Ritsert (1749), Antje (1752) en Ritsert (1755). 3. Jentje Ritserts Jorna, volgt Villa. 4. Jissel, ged. R.K. Warga 26 sept. 1716. 5. Jeltje, ged. R.K. Warga 14 nov. 1718, jong overl. 6. Jeltje, ged. R.K. Warga 13 jan. 1720, jong overl. 7. Jeltje Ritserts Jorna, ged. R.K. Warga 11 dec. 1723, overl. aldaar 5 jan. 1776; tr. Warga/R.K. Warga 22 okt. 1752 Siebren Fookes, van Wartena, ged. R.K. Warga 22 sept. 1723, schipper, overl. op zee 1762, zoon van Fooke Siebrens en Bauck Joukes. Uit dit huwelijk (ged. R.K. Warga): Fooke (1753), Ritsert (1755), Lysbeth (1758) en Jan (1760). 8. Tryntje, ged. R.K. Warga 6 jan. 1727.

Pentekening door Piter Adsert Potier in 1714. Molen aan het (kleine) Wargaaster drooggemaakte meer. De boerderij op de achtergrond is waarschijnlijk Jornastate.

VIIc. Wietse Louws Jorna, geb. Warga, mr. schoenmaker, overl. rond 1735; tr. Feyck Gosses, waarschijnlijk dochter van Gosse Idses en Jancke Douwes. Wietse Louws bekent in 1720 een schuld van 300 eg. aan koopman Andries Wybes en Tryntje Hanses te Warga en in 1736 aan hetzelfde echtpaar nog een schuld van 100 cg.16S In 1737 vindt er inventarisatie plaats ten sterfhuize van Wietse Louws, mr. schoenmaker, en Feik Gosses, in vita echtelieden te Warga, in presentie van Ritsert Louws, mr. schoenmaker, als curator over Louw, Janke, Antje en Jesel Wietses, nagelaten kinderen van Wietse en Feykje. Frans Jans Kooten is mede-curator. De meubelen en "huisgeraden" zijn bij boelgoed verkocht voor 180 eg. en 15 st.169 Uit dit huwelijk: 1. Minke, ged. R.K. Warga 25 mei 1713. 2. Janke Wietses Jorna, ged. R.K. Warga 30 nov. 1716, overl. aldaar 15 okt. 1752.

35 3. Louw, ged. R.K. Warga 25 febr. 1720. 4. Antje Wietses Jorna, ged. R.K. Warga 13 mei 1723, overl. aldaar 17 aug. 1762. 5. Jisseltje, ged. R.K. Warga 23 jan. 1726, jong overl. 6. Jissel, ged. R.K. Warga 22 sept. 1729.

Vlld. Tryntje Sybrens (Jorna), geb. Warga, overl. na 1746; tr. Wirdum 19 aug. 1708 Tjeerd Floris, van Wirdum, in 1708 meier van de stemmen 2 en 3 te Wirdum, overl. vóór 1718, zoon van Floris Ysbrands en Siouck Martens. Tryntje Sybrens, Tjeerd Floris' weduwe, wordt in 1733 nog vermeld als meierse van een huis met 54 pm land onder stem 2 en 3 te Wirdum, maar vanaf 1734 is Douwe Reyns meier. Dat klopt, want in okt. 1733 worden die heerlijke state en landen onder Wirdum met huis, hooiberg, hof, bomen en plantage met 54 pm land, "tegenwoordig bij Tryntje Sybrens weduwe van Tjeerd Floris gebruikt", door de eigenares Baudina van Eysinga verkocht voor 7000 eg. aan Tjetse van Toutenburg c.u., vanaf 5 mei vrij van huur. ,7° Tryntje koopt in datzelfde jaar een zeker welgelegen huis te Swichum, waarin een tapperij werd gehouden door Claas Doedes. Het huis, bestaande uit een groot voorhuis met toonbank, een grote kamer met 2 bedsteden, een spijskamer, een zolder, een "buuthuis" voor 14 koeien, 2 hoven en 2 graven op het kerkhof, is gekocht van de vijf kinderen van w. Doede Yfs voor 218 gg. en 7 st, met aftrek van 22 eg. aan strijkgeld.17' De bewoner in 1734 is volgens het kohier de zoon Floris Tjeerds. Op 12 juli 1746 verkoopt Tryntje Sybrens, dan wonend te Warga, bovengenoemd huis ca. weer aan Sjoukje Hessels (Jorna), huisvrouw van Frans Feddriks, timmerman te Goutum, voor 251 gg. De bewoner is dan nog Floris Tjeerds (Jorna).172 Sjoukje Hessels is een dochter van Hessel Sybrens en dus een tantezegger van Tryntje Sybrens. Dat Tryntje een dochter zal zijn van Sybren Harmens en Fokel Heres, kan ook worden opgemaakt uit het feit dat ze in 1715, 1716 en 1730 doopgetuige is bij kinderen van haar broers Sibbele en Hessel en haar zus Tjamke (als Tryntje Tjeerds: Tryntje Sybrens, vrouw van Tjeerd Floris). Tryntje zou vernoemd kunnen zijn naar haar grootmoeder aan vaderszijde, Tryntje Hendriks. Haar drie broers Here, Hessel en Sibbele Sybrens geven aan hun kinderen de familienaam Joma door; evenzo zullen ook Tryntje Sybrens' zoon Floris en diens zoon Tjeerd Floris de familienaam Jorna hebben doorgegeven. Uit dit huwelijk een zoon: 1. Floris Tjeerds (Jorna), volgt VlIIb.

Vlle. Here Sybrens (Jorna), geb. Warga, boer te Warstiens, overl. vóór 1748; tr. 1. Antje Ariens, weduwe van Age Louws, dochter van Arrien Allards (Hogema) en Batie Baukes te Bozum; tr. 2. Warga 1 jan. 1732 Geertje Wijbes, van Wartena. Rinse Jetses te Wartena en Ale Alberts te Lutkewierum, als aangehuwde ooms, zijn curators over Feik (20 jaar), Louw (14 jaar), Baatie (11 jaar) en Arjaentje Ages (6 jaar), kinderen van w. Age Louws en Antje Ariens.173 Heere Sybrens is meier van stem 4 te Warstiens met 105 pm land in 1738. Uit het eerste huwelijk: 1. Age Heres Jorna, volgt VIIIc.

36 Vllf. Hessel Sybrens (Jorna), geb. Warga 1688, mr. timmerman aldaar, overl. rond 1745; tr. Idaard 12 sept. 1717 Mayke Jans. Hessel Sybrens, mr. timmerman te Warga, is in 1730 getuige in een strafzaak voor het Gerecht van Idaarderadeel en is dan 42 jaar.174 Hij koopt een huis, "hiem", bleekveld ca. in de dorpskom van Warga voor 459 eg. van Hinke Tjeerds, weduwe van Rinse Jetses, te Dokkum. Hessel tekent daarvoor een schuldbekentenis.175 Mayke Jans is in 1722 erfgenaam van haar zuster Ymkjen Jans, die te Wirdum overleed. Zij erft van haar 1416 eg.176 In 1749 wordt Mayke Jans te Warga genoemd als weduwe met een redelijk bestaan. Uit dit huwelijk: 1. Jan Hessels Jorna, volgt VlIId. 2. Sybren Hessels Jorna, volgt VlIIe. 3. Sjoukje Hessels Jorna, ged. R.K. Warga 2 nov. 1722, overl. Swichum na 1766; tr. (ondertr. Goutum 6 mei 1742) Frans Feddriks, ged. R.K. Warga 28 sept. 1712, mr. timmerman te Goutum, overl. Swichum rond 1780, zoon van Feddrik Franses en Ytje Seerps. Uit dit huwelijk: Hessel (geb. rond 1750) en voorts (ged. R.K. Leeuwarden): Johannes (1753), Ydje (1755), Mayke (1759), Wytse (1761), Laurentius (1764) en Maria (1766). Sjoukje Hessels (Jorna), vrouw van Frans Feddriks, koopt in 1746 een huis ca. te Swichum van Tryntje Sybrens (Jorna) (Vlld). Volgens het reëelkohier staat het huis in 1779 nog op naam van Frans Feddriks, in 1785 op naam van zoon Wytse. 4. Ymke Hessels Jurna, volgt VlIIf. 5. Dirk, ged. R.K. Warga 31 dec. 1726. 6. Fokeltje, ged. R.K. Warga 15 april 1728, jong overl. 7. Fokeltje, ged. R.K. Warga 7 jan. 1730, jong overl. 8. Fokeltje, ged. R.K. Warga 13 nov. 1732.

Vllg. Sibbele Sybrens (Jorna), geb. Warga, overl. na 1733; tr. Grietje Tjeerds, van Menaldum, waarschijnlijk dochter van Tjeerd Claeses en Tietie Minnes. Sibbele is meier van Schroetsma (stem 38) te Warga, in 1718 met zijn vader, in 1728 met zijn broer Louw Sybrens. Uit dit huwelijk (geb. Warga): 1. Tjeerd, ged. R.K. Warga 11 mei 1715. 2. Fookel, ged. R.K. Warga 11 mei 1715, jong overl. 3. Fookel, ged. R.K. Warga 9 aug. 1716. 4. Tjeerdje Sibbeles, ged. R.K. Warga 11 febr. 1718; tr. 1. Warga 20 nov. 1740 Ruurd Ruurds, ged. R.K. Warga 17 jan. 1710, overl. Wartena 22 nov. 1761, zoon van Ruurd Ysbrands; tr. 2. R.K. Warga 6 mei 1764 Klaas Jilderts. Uit het eerste huwelijk (ged. R.K. Warga): Grietje (1742), Ruurd (1744), Sibbele (1750) en Gerben (1756). 5. Siebren, ged. R.K. Warga 12 maart 1719, jong overl. 6. Cornelis, ged. R.K. Warga 12 okt. 1720, jong overl. 7. Cornelis, ged. R.K. Warga 13 jan. 1722, jong overl. 8. Sybren Sibbeles (Jorna), volgt VlIIg.

37 9. Cornelis, ged. R.K. Warga 6 maart 1726, jong overl. 10. Dirk Sibbeles (Jorna), volgt VlIIh. 11. Dieuwke, ged. R.K. Warga 1 april 1727, jong overl. 12. Dieuwke, ged. R.K. Warga 5 april 1730. 13. Cornelis, ged. R.K. Warga 25 maart 1733.

Vllh. Jelger Murks Jorna, geb. Deersum, meier, overl. na 1735; tr. Gerecht Idaarderadeel/R.K. Irnsum 3/4 febr. 1718 Houkje Idses, van Scharnegoutum, overl. na 1735. Jelger en Houkje zijn bewoners en gebruikers op Groot Twixel (stem I) te Roorda- huizum met 112 pm. Zij lenen in 1719, nog wonend te Speers, 999 eg. van Jentie Idses en Acke Ages te Sijbrandaburen177 en in 1720, al wonend te Roordahuizum, 250 eg. van Grytie Tjepkes, weduwe van Sake Sijtses, te Grouw.178 In 1728 verklaren zij 400 eg. schuldig te zijn, sedert 1725, aan zijn moeder Aafke Jans, weduwe van Murk Jelgers, te Speers, aan zijn zuster Sybrig Murks, vrouw van Cornelis Inses te Scharnegoutum, en aan zijn broers Jan en Pieter Murks, als betaling van taxatie van huis en schuur ca., "bij ons echtelieden debiteuren bewoond en gebruikt". En in 1730 nog aan Aafke Jans te Deersum, Jan Murks te Tirns en aan Pieter Murks te Deersum 1420 eg. aan voorgeschoten penningen. Op 6 aug. 1735 wordt vermeld dat al deze schulden zijn geroyeerd.179 Uit dit huwelijk (waarschijnlijk allen jong overleden): 1. Murk, geb. Twixel te Roordahuizum, ged. R.K. Irnsum 22 jan. 1720. 2. Baukje, geb. Twixel te Roordahuizum, ged. R.K. Irnsum 1 dec. 1722. 3. Aíke, geb. Friens, ged. R.K. Irnsum 27 april 1724. 4. Murck, geb. Friens, ged. R.K. Irnsum 20 aug. 1726. 5. Murck, geb. Friens, ged. R.K. Irnsum 29 dec. 1727. 6. Sibrich, geb. Friens, ged. R.K. Irnsum 10 april 1729.

Vlli. Jan Murks Jorna, geb. Deersum 1697, boer te Tirns en Scharnegoutum, overl. Scharnegoutum 15 april 1753; tr. 1. Gerecht Rauwerderhem/R.K. Roodhuis 14/17 jan. 1728 Feikje Ales, geb. omstreeks 1700, overl. Scharnegoutum 27 juli 1739, dochter van Ale Alberts en Geertje Louws; tr. 2. R.K. Roodhuis 23 jan. 1742 Maryke Hen­ driks Mulder, geb. Poppingawier, ged. R.K. Irnsum 17 jan. 1724, overl. Scharne­ goutum 29 jan. 1808, dochter van Hendrik Harmens Mulder en Jeltje Wobbes. Zij hertr. omstreeks 1758 haar meier Jan Jansen, overl. Scharnegoutum 10 aug. 1783. Jan Murks wordt in 1728 vermeld als meier te Tirns (stem 18), maar in 1738 als eigenaar en meier van een huis met 73 pm land te Scharnegoutum (stem 30). In 1749 is hij welgesteld boer te Scharnegoutum met een gezin bestaande uit 4 personen boven en 4 personen onder de 12 jaar. Jan Hendriks, huisman te Speers, en Sjoerd Heerkes, huisman te Tirns, zijn in 1753 de curators over de voorkinderen Murk en Aafke Jans.'80 In 1757 zijn Wopke Gerbens, huisman onder Deersum, en Harmen Hendriks, huisman te Tirns, curators over Feykje (14 jaar) en haar 5 zusters en broeders.181 Jan Murks' erven zijn in 1758 eigenaar van stem 30 te Scharnegoutum, met als meier Jan Jansen. De weduwe Maryke Hendriks, ondertussen met Jan Jansen hertrouwd, wordt in 1768 en 1778 als eigenaar vermeld voor haar onmondige

38 kinderen (onder wie ook twee kinderen bij Jan Jansen) en in 1788 zijn Jan Murks' erven eigenaar. De jongste zoon uit het tweede huwelijk van Jan Murks neemt in 1811 de familienaam Teppema aan. Ook zijn broer Hendrik en zijn zusters Feikje, Jeltje en Aafke overlijden met deze familienaam. De kinderen uit het eerste huwelijk van Jan Murks gaan, zoals we verderop zullen zien, wel als Jorna door het leven, evenals enkele kinderen van Feikje Jans. Uit het eerste huwelijk: 1. Geertje, geb. Tirns, ged. R.K. Roodhuis 28 maart 1729, jong overl. 2. Murk Jans Jorna, volgt VlIIi. 3. Geertje Jans Jorna, geb. Tirns, ged. R.K. Roodhuis 13 nov. 1732, overl. Lutkewierum 14 sept. 1761; tr. R.K. Roodhuis 18 sept. 1754 Gerlof Lieuwes (Gerlofsma), geb. , ged. R.K. Roodhuis 19 aug. 1719, overl. Lutkewierum 31 mei 1799, zoon van Lieuwe Gerlofs en Feikje Ages. Hij hertr. Gerecht Hennaarderadeel/R.K. Roodhuis 13/15 juni 1771 Sietske Pieters, overl. Lutkewierum 28 nov. 1783. Uit het eerste huwelijk: Feikje (ged. R.K. Warga 1755) en voorts (ged. R.K. Roodhuis): Antje (1758), Ava (1760) en Joannes (1761). 4. Aafke, geb. Scharnegoutum, ged. R.K. Roodhuis 14 april 1738. Uit het tweede huwelijk (geb. Scharnegoutum): 5. Feyke, ged. R.K. Roodhuis 26 okt. 1742. 6. Feikje Jans Teppema, volgt VIIIj. 7. Hendrik Jans Teppema, ged. R.K. Roodhuis 23 okt. 1745, overl. Sneek 1 maart 1820. 8. Keimpe Jans, ged. R.K. Roodhuis 13 nov. 1747, overl. Scharnegoutum 22 jan. 1769. 9. Jeltje Jans Teppema, ged. R.K. Roodhuis 31 maart 1749, overl. Sneek 2 juni 1824; tr. R.K. Roodhuis 15 febr. 1792 Reinder Hendriks Monkel, ged. R.K. Makkum 21 dec. 1743, timmerman, overl. Sneek 4 juni 1822, zoon van Hendrik Hendriks en Atje Reinders. 10. Aafke Jans Teppema, ged. R.K. Roodhuis 6 juni 1750, overl. Lutkewierum 19 jan. 1833; tr. 1. Gerecht Hennaarderadeel/R.K. Roodhuis 28 okt. 1772 Gerlof Douwes, geb. Loënga, ged. R.K. Roodhuis 18 maart 1731, overl. Oosterend 22 mei 1782; tr. 2. Gerecht Hennaarderadeel/R.K. Roodhuis 18 jan. 1786 Jan Gerrits Reen, geb. Rien, ged. R.K. Roodhuis 14 febr. 1754, overl. Lutkewierum 8 jan. 1823. 11. Pieter Jans Teppema, boer, ged. R.K. Roodhuis 14 febr. 1752, overl. Loënga 6 okt. 1826; tr. R.K. Roodhuis Minke Gerbens, geb. Loënga, ged. R.K. Roodhuis 5 febr. 1745, overl. Loënga 26 april 1818, dochter van Gerben Nannes en Pietje Pieters. Naamsaanneming te Loënga in 1811, mede voor zijn kinderen. Vlij. Pieter Murks Jorna, geb. Deersum 1700, in 1749 boer aldaar met een gezin, be­ staande uit 5 personen boven en 1 persoon onder de 12 jaar, overl. Deersum om­ streeks 1750; tr. Gerecht Rauwerderhem 21 sept. 1746 Janke Willems, geb. Poppin- gawier, ged. R.K. Irnsum 19 april 1723 (als Joanna), overl. Rauwerd 2 maart 1804, dochter van Willem Wybes en Reinskje Tjallings.

39 Pyter Murks te Speers koopt in 1747 een perceel grond voor 57 eg. van Sake Hanses te Speers om een "molkenkamer" op te bouwen.182 Pyter wordt in 1748 vermeld als meier en mede-eigenaar van stem 15 te Deersum met 70 pm. Wopke Gerbens is in 1751 curator over Reinskje (5 jaar) en Aafke (3 jaar), weeskinderen van w. Pieter Murks.'83 Uit dit huwelijk: 1. Reinskje, geb. Deersum, ged. R.K. Irnsum 30 mei 1747, jong overl. 2. Aafke Pieters Jorna, geb. Deersum 1749, overl. 17 maart 1817; tr. 1. R.K. Irnsum 2 aug. 1772 (ondertr. Woudsend 26 juni) Ynte Gerrits Kingma, geb. Woudsend, overl. aldaar 6 juni 1781, zoon van Gerrit Yntes Kingma en Ockjen Wiebrens; tr. 2. Woudsend 7 nov. 1784 Douwe Yntes de Boer, gesneuveld in een gevecht op zee bij Sardinië 14 okt. 1799, zoon van Ynte Jacobs en Geeske Harmens. Uit het eerste huwelijk (ged. R.K. Woudsend): Okje (1773), Gerrit (1775), Pieter (1776), Janke (1778), Jeltje (1779) en Ynte (1782). Uit het tweede huwelijk: Maria (1785), Geeske (1786) en Maria (1788). Aafke Pieters Jorna, vrouw van Douwe Entes de Boer te Woudsend, verkoopt in 1799 aan Klaas Sybes Reen, huisman te Sijbrandaburen, haar geërfde 1/6 part van de kostelijke state en landen met 61 pm te Speers, door koper gebruikt, met huis, schuur, hof, bomen en plantage ca. en watermolen voor 1520 eg. De moeder van "verkoperse", Janke Willems, leeft dan nog.184

Vllk. Oene Jeltes Jorna, ged. N.H. Bolsward 6 april 1651, kandidaat (1673) en predikant te Finkum (1676) en Exmorra (1681), overl. aldaar 1702; tr. Finkum 20 mei 1677 (ondertr. Leeuwarden 19 mei) Isabella Schuyring, van Leeuwarden. Oene ofOnias Jorna studeert te Franeker. Op 8 nov. 1673 wordt hij te Bolsward op de lidmatenlijst ingeschreven als kandidaat. Onias Jorna, "pastor" te Finkum, als zwager, is eind 1678 curator over Nicolaus Schuyring (19 jaar) te Finkum en over Johannes Schuyring, die absent is.185 Ds. Oeneus Jorna, predikant te Finkum, man van en voogd over Jeseltie Schuyring, is procuratiehouder voor Johannes Schuyring, advocaat voor het Hof van Friesland.186 Ysabella Schuyring, huisvrouw van ds. Oenias Jorna te Exmorra, last hebbend van Nicolaus Schuyring te 's-Hertogenbosch, verkoopt in 1695 aan Jan Aukes, huisman in de Broek, hun saté land, groot ÏOI'A pm, met huis ca. en watermolen, nu door Jan Ages als huurder bewoond, voor 250 eg. per pm met een vierdehalve dukaton.187 Oneas Jorna te Bolsward, Aaltie Jorna cm. te Beetgum en Ymckjen Jorna, ongehuwd te Bolsward, als erfgenamen van hun w. broeder Johannes Jorna, zijn in 1694 in proces contra Jan Dirks Faber.188 In 1712 is ds. Nicolaus Schuiring, predikant te Haarlem, tegenwoordig alhier present, curator over Antie Jorna (21 jaar), Rombartus Jorna (19 jaar) en Jelte Jorna, meerderjarig doch naar Indië absent, kinderen van w. ds. Jorna en w. Isabella Schuiring. Het betreft de goederen, aanbeërfd van hun w. broeder Johannes Jorna.189 Uit dit huwelijk: 1. Johannes, ged. N.H. Finkum 17 febr. 1678, jong overl. 2. Antje, ged. N.H. Finkum 31 mei 1679, jong overl. 3. Johannes, ged. N.H. Finkum 11 juli 1680, jong overl. 4. Johannes, ged. N.H. Exmorra 10 juli 1681, jong overl.

40 5. Johannes Oenes Joma, ged. N.H. Exmorra 17 sept. 1682. 6. Jelto Oenes Joma, ged. N.H. Exmorra 30 aug. 1685. 7. Tryntje, ged. N.H. Exmorra 19 aug. 1688, jong overl. 8. Rombartus, ged. N.H. Exmorra 25 dec. 1689, jong overl. 9. Antje, ged. N.H. Exmorra 25 dec. 1689, jong overl. 10. Antje Oenes Joma, ged. N.H. Exmorra 15 febr. 1691. 11. Tryntje, ged. N.H. Exmorra 8 dec. 1695. 12. Rombartus Oenes Jorna, ged. N.H. Exmorra 5 sept. 1697, kandidaat te Bolsward en in 1722 predikant te Nijega, overl. 1734.

VIII. Ymck Johannes (Joma), ged. N.H. Bolsward 20 jan. 1670; tr. Bolsward 26 febr. 1693 Lolke Matheus, ged. N.H. Bolsward 26 nov. 1665, zoon van Matheus Lolkes, wolkammer te , en Antje Meynerts. Lolke Matheus doet belijdenis op 30 jan. 1690 te Bolsward, als jongeman, wonend in de Rijkstraat aldaar. In 1712 en 1717 is hij lid van de kerkeraad. Uit dit huwelijk: 1. Matheus Lolkes (Joma), volgt VlIIk. 2. Hendrik, ged. N.H. Bolsward 20 aug. 1702. 3. Lolke Lolkes (Joma), volgt VIII1. 4. Anne, geb./ged. N.H. Bolsward 29 juni/5 juli 1711.

Vllm. Baucke Jans Joma, ged. N.H. Bolsward 7 mei 1671; tr. Bolsward 12 jan. 1696 Sjoukje Watses, van Bolsward. Uit dit huwelijk: 1. Jan, geb. en ged. N.H. Bolsward 9 sept. 1703, jong overl. 2. Jan, geb./ged. N.H. Bolsward 9/13 maart 1707, jong overl. 3. Jantje, geb./ged. N.H. Bolsward 5/10 dec. 1709. 4. Jan, geb./ged. N.H. Bolsward 16/23 mei 1714.

Vlln. Willem Jans Joma, ged. N.H. Bolsward 6 juli 1676, mr. schoenmaker te Bolsward, ondertr. Leeuwarden 9 juli 1701; tr. Bolsward 23 juli 1701 Aaltje Jochems Baansma, van Leeuwarden. Bij ondertrouw te Leeuwarden wordt zij vermeld als Aeltie Jochems Rampsink. Uit dit huwelijk: 1. Ype, geb. en ged. N.H. Bolsward 17 juni 1703. 2. Fokje, geb./ged. N.H. Bolsward 11/16 jan. 1709. 3. Houkje, geb./ged. N.H. Bolsward 11/12 febr. 1711.

VIIo. Gerryt Symens Joma, ged. N.H. Harlingen 14 febr. 1672, kandidaat te Franeker 5 juli 1697, predikant, overl. Weisrijp 4 sept. 1722; tr. Weisrijp 7 febr. 1706 Aafke Ennius Sylvius, dochter van Ennius Sylvius, predikant te . Gerardus Jorna, op 5 juli 1697 S.S.N.C, te Franeker, predikant op de vloot naar Portugal, predikant te Weisrijp van 1707-1722.190 Ds. Ennius Sylvius, predikant te Lollum, is curator over Bernardus en Grietje Jorna.

41 Uit dit huwelijk: 1. Bernardus Gerrits Jorna, geb. 1706, doop op belijdenis Lollum 13 april 1727, predikant, overl. Weisrijp 5 jan. 1771; tr. (ondertr. Franeker 1 okt. 1730) Sytske Bleek. Uit dit huwelijk: Catrijna, ged. N.H. Franeker 11 sept. 1732. Bernardus is in 1730 praeceptor van de Latijnse school te Franeker, predikant te Midlum (1734), Tzum (1738) en Weisrijp (1766). Zij, als weduwe, is op 19 nov. 1772 te Harlingen als lidmate ingeschreven, komend van Weisrijp. 2. Grietje.

VIIp. Jan Sipkes Jorna, ged. N.H. Steenwijk 12 dec. 1675, brouwer, overl. vóór 1732; tr. Hester ter Maan, ged. N.H. Steenwijk 24 febr. 1678, dochter van Klaas Werners ter Maan en Albertje Haagswold. Uit dit huwelijk: 1. Aaltje Jans Jorna, ged. N.H. Steenwijk 6 nov. 1698, overl. aldaar 12 maart 1782. 2. Albertje Jans Jorna, ged. N.H. Steenwijk 15 april 1701; tr. Gerrit Smeenk, mr. bakker te Alkmaar. 3. Nicolaas Jans Jorna, volgt VlIIm.

Villa. Jentje Ritserts Jorna, ged. R.K. Warga 21 febr. 1715; tr. Wirdum 22 april 1742 Aaltje Wiebes. Zij hertr. Wirdum/R.K. Wijtgaard 28 april 1765 Marten Joekes, zoon van Joeke Doekes en Popk Martens. Jentje Ritserts, mr. bakker te Wirdum, leent 599 eg. in 1741 van Taeke Gerbens, koopman te Irnsum.191 In 1749 is hij bakker te Wirdum, en kan de kost winnen, met een gezin, bestaande uit 2 personen boven en 2 onder de 12 jaar. Uit dit huwelijk: 1. Wiebe Jentjes Jorna, volgt IXa. 2. Ritsert, ged. R.K. Wijtgaard 28 aug. 1747, jong overl. 3. Ritsert, ged. R.K. Wijtgaard 6 nov. 1749, jong overl. 4. Ritsert, ged. R.K. Wijtgaard 23 aug. 1754.

VlIIb. Floris Tjeerds (Jorna), van Wirdum, arbeider te Swichum, overl. aldaar tussen 1766 en 1770; tr. Idaard 11 mei 1732 (ondertr. Wirdum 20 april) Dieuwke Sybrens, van Idaard. Floris woont in het huis te Swichum dat zijn moeder in 1733 kocht. Volgens het reëelkohier van 1766 woont Floris daar nog steeds, maar in 1770 niet meer. In 1749 bestaat het gezin uit 3 personen boven en 1 persoon onder de 12 jaar. Uit dit huwelijk: 1. Tjeerd Floris Jorna, volgt IXb. 2. Sybren Floris Jorna, volgt IXc.

VIIIc. Age Heres Jorna, ged. R.K. Warga 29 mei 1720; tr. Warga 7 okt. 1742 (ondertr. Wirdum 16 sept.) Baukje Oebles, geb. Goutum 1722, dochter van Oeble Harings en Sybrig Taekes. Allert Harings, oom te , en Dirk Harings, oom te Bolsward, zijn in 1742 curators over Haring Oebles (25 jaar), Baukje Oebles (20 jaar), huisvrouw van Age

42 Heres, en Teeke Oebles (18 jaar). De autorisatie is op verzoek van de kinderen. Age Heres woont in 1744 met een gezin, bestaande uit 4 personen, te Warstiens; in 1749 is hij gemeen boer aldaar met een gezin bestaande uit 4 personen boven en 2 personen onder de 12 jaar. Hij is meier van stem 4 te Warstiens met 104 pm land, volgens het stemkohier uit 1748 en 1758. Uit dit huwelijk: 1. Here, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 26 juli 1743, jong overl. 2. Oebele Ages Joma, volgt IXd. 3. Here, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 22 febr. 1746. 4. Antje Ages Jorna, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 12 juni 1749; tr. Wirdum/R.K. Wijtgaard 24/31 dec. 1780 Symon Ates van der Zee, geb. en ged. R.K. Wijtgaard 4 nov. 1760, schipper, overl. Wirdum 11 maart 1837, zoon van Ate Hessels van der Zee en Richtje Symons Tuinstra. Hij hertr. Wirdum/R.K. Wijtgaard 13/6 nov. 1785 Baukje Tjeerds, geb. Idzegahuizum, ged. R.K. Makkum 9 mei 1763, overl. Wijtgaard 27 april 1839, dochter van Tjeerd Paulus en Jantje Jans. Uit het eerste huwelijk (ged. R.K. Wijtgaard): Age (1783) en Rigtje (1786). 5. Sibreg, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 30 okt. 1750. 6. Baatje Ages Jorna, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 13 jan. 1754, overl. Roordahuizum 8 juli 1816; tr. R.K. Irnsum 21 febr. 1803 (ondertr. Roordahuizum) Johannes Sietses Roorda, ged. R.K. Warga 9 aug. 1782, overl. Bolsward 8 dec. 1846, zoon van Sietse Jelles Roorda en Gerbrandje Jacobs. 7. Anke, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 10 febr. 1756. 8. Sieuwke, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 1 sept. 1757, overl. aldaar 8 okt. 1757. 9. Lourens Ages Jorna, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 10 jan. 1760, arbeider, overl. Warga 2 febr. 1830. 10. Swobke Ages Jorna, geb. Wartena, ged. R.K. Warga 24 aug. 1765, overl. Leeuwarden 3 juli 1832; tr. R.K. Leeuwarden (ondertr. Gerecht Leeuwarden) 19 nov. 1797 Willem Gerrits Stelpstra, ged. R.K. Leeuwarden 19 april 1751, landbouwer, overl. Huizum 6 aug. 1826, zoon van Gerrit Harmens en Janke Willems. Uit dit huwelijk: Janke, geb. Huizum en ged. R.K. Leeuwarden 1804. Van Sabiena Jorna (Swobke, Swobbelina, Bijntje) is een testament bewaard gebleven van 5 sept. 1826 en een codicil van latere datum, waarin vermeld staat: voor een zingende requiemsdienst aan pastoor 5 gld. en aan de zangers 5 gld.; tevens 200 gld. voor ruim 50 missen "voor mijn ziel en zaligheid, voor mijn man zaliger ziel en zaligheid en voor de wederzijdsche familie".193

VlIId. Jan Hessels Jorna, ged. R.K. Warga 1 juli 1718, in 1749 gemeen boer aldaar; tr. 1. Warga 1 jan. 1741 Geertje Feddriks, ged. R.K. Warga 10 febr. 1719, overl. Warga (Grote Wargaastermeer) 3 nov. 1758, dochter van Feddrik Fransen en Ytje Seerps; tr. 2. Warga/R.K. Warga 23 mei/3 nov. 1762 Ruurdje Tjallings, ged. R.K. Warga 2 aug. 1734, overl. aldaar 19 mei 1797, dochter van Tjalling Jacobs en Hincke Watses. Jan Hessels Jorna woont in 1744 met een gezin, bestaande uit 4 personen te Warga;

43 in 1749 bestaat het gezin uit 4 personen boven 12 jaar en 3 personen onder de 12 jaar. T(jerk) H(anses) van der Meer te Warga en Jan Hendriks onder Warga zijn curators over Jildert Jans, onmondige zoon van (w.) weduwe Ruurdje Tjallings bij haar overleden man Jan Hessels.194 Uit het eerste huwelijk: 1. Hessel Jans Jorna, volgt IXe. 2. Ietje, geb. en ged. R.K. Warga 27 april 1744. 3. Feddrik Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 8 juli 1746, schipper. Feddrik Jorna is in 1776 beëdigd als schipper op Sneek.'95 4. Hendrik, geb. en ged. R.K. Warga 25 dec. 1747. 5. Mayke Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 6 maart 1750, overl. Warga 3 febr. 1831; tr. Warga/R.K. Warga 20 mei 1771 Jan Jansen de Jong, geb. Kuinre 1749, overl. Warga 2 juni 1825. 6. Sjerp Jans Jorna, volgt IXf. 7. Siebren, geb. en ged. R.K. Warga 1 jan. 1757, jong overl. Uit het tweede huwelijk: 8. Geertje Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 7 sept. 1763, overl. aldaar 7 febr. 1829; tr. R.K. Warga 15 mei 1791 Jacob Hendriks van der Velde, ged. R.K. Wijtgaard 16 maart 1764, overl. vóór 1829, zoon van Hendrik Jacobs van der Velde en Janke Juriens. Uit dit huwelijk (ged. R.K. Warga): Hendrik (1792), Ruurtje (1794), Ruurtje (1796), Janke (1798) en Jan (1801). 9. Hinke Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 7 dec. 1764, overl. aldaar 31 jan. 1847; tr. Wirdum 29 april 1787 Rinse Simons Boersma, ged. R.K. Roodhuis 11 april 1758, overl. Warga 14 okt. 1818, zoon van Simon Douwes en Johanna Murks. Uit dit huwelijk (ged. R.K. Warga): Jan (1788), Johanna (1792), Ruurtje (1793), Simon (1797), Douwe (1798), Ruurd (1803), Ruurtje (1805) en Willemke (1807). 10. Hidje, geb. en ged. R.K. Warga 21 dec. 1765. 11. Tjalling Jans Jorna, volgt IXg. 12. Hendrikje, geb. en ged. R.K. Warga 9 juli 1769. 13. Hendrik Jans Jorna, volgt IXh. 14. Idje Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 24 dec. 1772, overl. aldaar 18 juli 1856; tr. R.K. Warga 22 nov. 1796 Hendrik Harmens de Rijk, geb. Warga (?) 1769, overl. Wartena 13 aug. 1842, zoon van Harmen Hendriks de Rijk en Hinke Klazes. Uit dit huwelijk (ged. R.K. Warga): Harmen (1797), Ruurtje (1800), Harmen (1802), Antje (1803) en Hinke (1805). 15. Antje, geb. en ged. R.K. Warga 15 maart 1774. 16. Jildert Jans Jorna, volgt IXi. VlIIe. Sybren Hessels Jorna, ged. R.K. Warga 27 sept. 1720, mr. bakker te Leeuwar­ den; tr. Leeuwarden (Westerkerk) 3 nov. 1743 Maria Helena van Gent, overl. Leeu­ warden 9 april 1779. Sybren Jorna, mr. bakker Leeuwarden, is in 1770 curator over Teunis, Sara en Oege, kinderen van w. Sybren Wybes.196 Sybren Jorna (56 jaar) doet in 1776 aangifte van vernielingen aan het orgel in de roomse kerk en van vermissing van diverse goederen uit de kamer van priester Saren.197

44 Uit dit huwelijk (geb. Leeuwarden): 1. Euselius Sybrens Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie het Klooster) 2 juni 1744, pastoor te Workum, overl. aldaar 25 juni 1800. Hedenmorgen om 6 uur overleed aan de gevolgen van waterzucht mijn neef Hessegius Lambertus Jorna, pastoor te Workum, 55 jaar en 6 maanden oud. Ondertekend door Petrus van Gent, Sneek 25 juni 1800 (Leeuw. Courant). 2. Bernardus, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwestad) 24 febr. 1746. 3. Everardus, ged. R.K. Leeuwarden (statie het Klooster) 6 mei 1749, jong overl. 4. Maria, ged. R.K. Leeuwarden (statie het Klooster) 21 jan. 1751. 5. Everardus, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwestad) 11 sept. 1756, jong overl. 6. Everardus, ged. R.K. Leeuwarden (statie het Klooster) 27 nov. 1757, jong overl. 7. Everardus, ged. R.K. Leeuwarden (statie het Klooster) 28 febr. 1759. 8. Anna, ged. R.K. Leeuwarden (statie het Klooster) 27 april 1763. 9. Gerardus, ged. R.K. Leeuwarden (statie het Klooster) 25 sept. 1764.

VlIIf. Ymke Hessels Jurna, ged. R.K. Warga 25 jan. 1725, timmerman en huisman; tr. Goutum 23 nov. 1749 Imkje Wopkes Andringa, geb. rond 1720, overl. Goutum 29 dec. 1813, dochter van Wopke Sybrens Andringa en Dieuwke Thomas Andringa. Ymke Hessels is in 1749 vrijgezel en timmerknecht te Goutum. In 1753 verkopen Ymke, huisman te Swichum, zijn broers Jan te Leeuwarden en Sybren te Warga en zuster Sjoukje te Goutum een half huis te Swichum voor 190 eg. met 2 dukatons aan Feddrick Gerbens. De andere helft van het huis behoort aan Gerbrich, weduwe van Tjisse Johannes.198 Uit dit huwelijk: 1. Hessel Ymkes Jurna, volgt IXj. 2. Dieuwke, ged. R.K. Wijtgaard 21 maart 1753. 3. Wopke, ged. R.K. Wijtgaard 27 mei 1754, jong overl. 4. Wopke Ymkes Jurna, volgt IXk. 5. Jan, ged. R.K. Wijtgaard 7 aug. 1758. 6. Sybren Ymkes Jurna, volgt 1X1. 8. Mayke, ged. R.K. Wijtgaard 6 sept. 1766.

VlIIg. Sybren Sibbeles (Jorna), geb. en ged. R.K. Warga 22 maart 1723, overl. Oos­ terend 28 juli 1790; tr. (ondertr. Warstiens 6 juni 1745) Elbrich Jantjes, van Ooster- wierum, overl. Oosterend 22 okt. 1790. Uit dit huwelijk: 1. Tjetske Sybrens, geb. en ged. R.K. Warga 29 sept. 1746; tr. Gerecht Hennaarderadeel/R.K. Roodhuis 7/8 juni 1775 Gerben Thomas, ged. R.K. Roodhuis 15 okt. 1735, overl. Oosterend 30 aug. 1808, zoon van Thomas Jacobs en Geertje Hayes. Uit dit huwelijk (ged. R.K. Roodhuis): Thomas (1776), Sybren (1778), Thomas (1779), Gertruda (1781), Thomas (1782), Jacobus (1783), Haye (1785), Jacobus (1786) en Adelbertus (1787). 2. Margarita, ged. R.K. Roodhuis 3 febr. 1749, jong overl. 3. Sibbele, ged. R.K. Roodhuis 25 juli 1750, jong overl. 4. Sibbele, ged. R.K. Roodhuis 27 febr. 1752, jong overl.

45 5. Sibbele Sybrens Jurna, geb. Oosterend, ged. R.K. Roodhuis 10 okt 1753, boerenknecht, overl. Tirns 9 nov. 1823. Naamsaanneming in 1811 te Tirns: Jurna, boerenknecht, ongehuwd. 6. Margarita, ged. R.K. Roodhuis 12 aug. 1755. 7. Joanna, ged. R.K. Roodhuis 9 okt. 1756, jong overl. 8. Joanna Sybrens, geb. Oosterend, ged. R.K. Roodhuis 25 maart 1758, overl. Hidaard 16 dec. 1812; tr. Gerecht Hennaarderadeel/R.K. Roodhuis 5 mei 1790 Homme Wybrands Bootsma, ged. R.K. Roodhuis 4 juli 1756, huisman en arbeider, overl. Hidaard 2 dec. 1819, zoon van Wybren Douwes en Fetje Oeges. Uit dit huwelijk (geb. Hidaard en ged. R.K. Roodhuis): Elbrig (1791), Fedje (1793), Wybren (1796), Fedje (1797) en Siebrig (1798). 9. Laurentius, ged. R.K. Roodhuis 30 aug. 1759. 10. Jacobus, ged. R.K. Roodhuis 2 nov. 1760, jong overl. 11. Jacobus, ged. R.K. Roodhuis 30 dec. 1762. VlIIh. Dirk Sibbeles (Jorna), geb. en ged. R.K. Warga 1 april 1727, overl. na 1790; tr. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 16 april 1760 Maryke Pieters, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 9 sept. 1732, dochter van Pieter Hanses en Hiltje Jans. Uit dit huwelijk: 1. Jacobus, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 19 jan. 1761. 2. Sibbele Dirks Jorna, volgt IXm.

VlIIi. Murk Jans Jorna, geb. Tirns, ged. R.K. Roodhuis 8 april 1730, overl. Scharnegoutum 26 juli 1761; tr. Gerecht Rauwerderhem 15 nov. 1752 Grietje Jans, ged. N.H. Terzool 19 april 1733, overl. na 1768, dochter van Jan Beerns en Baukje Pieters. Zij hertr. Scharnegoutum 15 mei 1763 Durk Harmens. Murk en Grietje lenen 559 eg. in 1753 van Fokje Luitjens te Poppingawier en een jaar later 375 eg. en 525 eg. van Taeke en Tryntje Idses te , met als onderpand een 1/3 part van een state en landen te Scharnegoutum, "nu door mij aan­ gekocht".199 Dit 1/3 part van een saté en landen, huis, schuur ca. te Scharnegoutum, in het geheel groot 42 pm, kocht Murk Jans in 1754 voor 80 eg. per pm van mr. zilversmid Caspar Jansonius; door koper gebruikt, wie ook het overige 2/3 part toebehoort.200 In 1758 staat Murk inderdaad in het stemkohier genoteerd als eigenaar en meier van die state en landen (stem 19). Maar met Murk en Grietje gaat het blijkbaar niet voor de wind, want in 1754 en 1755 bekennen zij tweemaal een schuld van 400 eg. aan oud-burgemeester Thyssen en Hoite Hiddes te Sneek en in 1759 een schuld van 800 eg. aan Sybren Feykes. Grietje, als weduwe, leent op 22 dec. 1761 nog eens 100 eg. van W. Tuinhout.201 Murk Cornelis en Sybren Feickes, huislieden onder Scharnegoutum, zijn op 8 maart 1763 curators over Feike Murks (11 jaar), Jan Murks (9 jaar) en Ale Murks (7 jaar), kinderen van w. Murk Jans. Zij geven te kennen dat boedel en nalatenschap met vele en zeer zware schulden zijn beladen. Geen ander middel wetende, besluiten ze tot verkoop van de 42 pm land met huis, schuur en hof c.a. onder Scharnegoutum aan Sake Ates voor 84 gg. per pm.202 Uit dit huwelijk: 1. Feyke Murks Jorna, volgt IXn.

46 2. Jan Murks Jorna, volgt IXo. 3. Ale Murks Jorna, volgt IXp. 4. Afke, ged. R.K. Roodhuis 12 mei 1759, jong overl.

VIIIj. Feikje Jans Teppema, geb. Scharnegoutum, ged. R.K. Roodhuis 22 nov. 1743, overl. Bolsward 29 sept. 1825; tr. 1. Gerecht Hennaarderadeel/R.K. Roodhuis 3/4 mei 1769 Gerben Siebrens, geb. Oosterend, ged. R.K. Roodhuis 28 mei 1735, overl. Oosterend 23 okt. 1776, zoon van Siebren Gerbens en Hiltje Fongers; tr. 2. Gerecht Hennaarderadeel/R.K. Roodhuis 29 april 1778 Hendrik Klases Haringsma. Twee zonen van Feikje Jans Teppema en Gerben Siebrens, Jan en Keimpe, gebruiken weer de familienaam van hun grootvader van moederszijde, waaruit nog een rijk Joma-nageslacht volgt. Uit dit huwelijk: 1. Siebren Gerbens, volgt IXq. 2. Jan Gerbens Jorna, volgt IXr. 3. Keimpe Gerbens Jorna, volgt IXs. 4. Hiltje, ged. R.K. Roodhuis 20 sept. 1775, jong overl. 5. Gerben, ged. R.K. Roodhuis 8 nov. 1776, jong overl.

VlIIk. Matheus Lolkes (Jorna), ged. N.H. Bolsward 23 mei 1700, bombazijnwerker (1724), weversknecht (1749); tr. Bolsward 2 april 1724 Rijkjen Sanders, ged. N.H. Bolsward 30 mei 1706, dochter van Sander Pieters en Rinske Hendriks. Matthevis Lolkes, bombazijnwerker te Bolsward, wordt in 1724 als man van en voogd over Rijckjen Sanders (19 jaar) vermeld.203 Wanneer Matheus in 1725 belijdenis doet, woont hij op de Kleine Dijlakker te Bolsward. Uit dit huwelijk: 1. Antje, geb./ged. N.H. Bolsward 10/11 okt. 1725. 2. Sander Matheus Jorna, volgt IXt. 3. Lolke Matheus Jorna, volgt IXu. 4. Johannes, geb./ged. N.H. Bolsward 6/7 nov. 1734, jong overl. 5. Rinske, geb./ged. N.H. Bolsward 8/9 sept. 1736, jong overl. 6. Rinske, geb./ged. N.H. Bolsward 16/17 aug. 1738. 7. Johannes, geb./ged. N.H. Bolsward 5/20 febr. 1743. 8. Anne, geb./ged. N.H. Bolsward 19 juli/5 aug. 1745. 9. Ymkjen, geb./ged. N.H. Bolsward 13/27 juli 1749.

VIII1. Lolke Lolkes (Jorna), geb./ged. N.H. Bolsward 14/20 okt. 1707, timmerman (1749); tr. Bolsward 25 febr. 1731 Janke Roelofs, geb./ged. N.H. Bolsward 28 april/l mei 1707, dochter van Roelof Jans en Yfke Harmens. Uit dit huwelijk: 1. Lolke Lolkes Jorna, volgt IXv. 2. Jan, geb./ged. N.H. Bolsward 2/9 mei 1734, jong overl. 3. Sjoerdje, geb./ged. N.H. Bolsward 23 nov./14 dec. 1738. 4. Jan, geb./ged. N.H. Bolsward 10 aug./13 aug. 1741. 5. Gertje, geb./ged. N.H. Bolsward 6 juli/9 aug. 1744.

47 6. Johannes, geb./ged. N.H. Bolsward 20 juli/7 aug. 1749.

VlIIm. Nicolaas Jans Jorna, ged. N.H. Steenwijk 1 juli 1708, overl. Amsterdam 1 dec. 1762; tr. Amsterdam rond 1735 Emerentia Regenboog, geb. 27 april 1704, overl. Amsterdam 2 okt. 1762. In 1714 begint de Zweed Zacharias Stromberg een wijnkoperij in Amsterdam. In 1725 komt Nicolaas daar in dienst als leerling.204 Uit dit huwelijk: 1. Hester Klases Jorna; tr. (ondertr. Amsterdam 17 juni 1759) Wierd van der Wal, geb. 30 juni 1734, overl. 23 juli 1772. Uit dit huwelijk moeten minstens 2 kinderen zijn geboren. IXa. Wiebe Jentjes Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 3 nov. 1745, timmerman, overl. Huizum 29 april 1823; tr. 1. Goutum/R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 23 mei 1774 Trientje Gerbens, van Goutum, waarschijnlijk dochter van Gerben Johannes en Tietje Jacobs; tr. 2. Huizum/R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 4 juni 1786 Jantje Jans, van Huizum, overl. na 1799, dochter van Jan Eeltjes en Grietje Jacobs. De ouders van Jantje Jans worden vermeld in de trouwakte van zoon Eeltje Wiebes Jorna. Uit het eerste huwelijk: 1. Jentje Wiebes Jorna, volgt Xa. 2. Tietje, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 9 sept. 1777. Uit het tweede huwelijk: 3. Johannes, ged. R.K. Leeuwarden 21 aug. 1787, jong overl. 4. Jacobus Wiebes Jorna, geb. Huizum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 9 okt. 1788; tr. Leeuwarden 30 juni 1816 Anna Maria Kuilenberg, geb. 1796, naaister, overl. Leeuwarden 9 okt. 1851, dochter van Jan Kuilenburg en Aurelia Strikkers. 5. Johannes, ged. R.K. Leeuwarden 28 sept. 1789. 6. Douwe Wiebes Jorna, volgt Xb. 7. Ate Wiebes Jorna, geb. Huizum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 13 mei 1792, gardenier. 8. Gerben, ged. R.K. Leeuwarden 13 okt. 1793, jong overl. 9. Gerben Wiebes Jorna, geb. Huizum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 18 dec. 1794, overl. Huizum 19 dec. 1834. 10. Eeltje Wiebes Jorna, geb. Huizum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 9 aug. 1796, timmerman en slager, overl. Leeuwarden 20 dec. 1847; tr. Leeuwarderadeel 16 mei 1829 Johanna Johannes Koning, geb. Huizum 1802, overl. Leeuwarden 2 okt. 1866, dochter van Johannes Konings en Antje Huurmans. 11. Grietje Wiebes Jorna, geb. Huizum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 15 april 1799, overl. aldaar 14 maart 1826; tr. Leeuwarderadeel 7 okt. 1820 Martinus Gardenier, geb. Jelsum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 16 febr. 1793, olieslager, zoon van Frans Martinus Gardenier en Nienke Gerrits Bouma.

48 IXb. Tjeerd Floris Jorna, geb. 1733, overl. Wirdum 19 jan. 1814; tr. Goutum/R.K. Wijtgaard 16/20 nov. 1755 Jitske Sybes, geb. Wirdum 1734, overl. aldaar 17 febr. 1815, dochter van Sybe Cornelis, koperslager, en Tryntje Aukes. Tjeerd Floris' naamsaanneming: in 1812 te Wirdum, met Dieuwke (49 jaar) te Hui­ zum, Kornelìske (41 jaar) te Leeuwarden en Floris (36 jaar). Uit dit huwelijk: 1. Trientje, ged. R.K. Wijtgaard 8 nov. 1756, jong overl. 2. Trientje Tjeerds Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 10 nov. 1758, overl. vóór 1787; tr. Wirdum/R.K. Wijtgaard 27 mei 1781 Folkert Lucas (Sinnema), geb. 11 en ged. R.K. Wijtgaard 12 dec. 1749, overl. Leeuwarden omstreeks 1805, zoon van Lucas Folkerts en Jetske Wybes. Hij hertr. R.K. Wijtgaard 11 nov. 1787 Corneliske Ates, ged. R.K. Wijtgaard 24 okt. 1767, dochter van Ate Hessels (van der Zee) en Richtje Symons (Tuinstra). 3. Gerben, ged. R.K. Wijtgaard 21 juni 1760. 4. Dieuwke Tjeerds Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 25 okt. 1761, overl. na 1811. 5. Sybe, ged. R.K. Wijtgaard 23 maart 1764, jong overl. 6. Sybe, ged. R.K. Wijtgaard 8 febr. 1766, overl. vóór 1811. 7. Corneliske Tjeerds Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 30 okt. 1768, overl. na 1811; tr. R.K. Wijtgaard 13 mei 1798 Gerardus Harmens. Uit dit huwelijk: Tryntje (geb. en ged. R.K. Wijtgaard 1802) en voorts (geb. en ged. R.K. Warga): Tjeerd (1805) en Tjeerd (1807). 8. Antje Tjeerds Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 11 juli 1771, overl. aldaar 28 juni 1831. 9. Floris, ged. R.K. Wijtgaard 25 dec. 1773, jong overl. 10. Floris Tjeerds Jorna, volgt Xe.

IXc. Sybren Floris Jorna, ged. R.K. Warga 19 aug. 1739, overl. Huizum 27 april 1800; tr. 1. Goutum/R.K. Wijtgaard 23/24 mei 1768 Elizabeth Joekes, van Deersum; tr. 2. Wirdum/R.K. Wijtgaard 7 april 1771 Doetje Abes, ged. R.K. Wijtgaard 13 okt. 1748, dochter van Abe Bernardus en Minke Sybes; tr. 3. Goutum/R.K. Wijtgaard 9/23 mei 1784 Renske Siebrens Andringa, geb. Goutum omstreeks 1750, overl. Leeuwarden 30 jan. 1823, dochter van Sybren Wopkes Andringa en Tryntje Wybrens. Het overlijden van Sybren wordt vermeld in de huwelijksakte van zijn zoon Wopke in 1817. Volgens het speciekohier is Sybren Flores' weduwe in 1805 vertrokken van Huizum naar Leeuwarden. Uit het tweede huwelijk: 1. Elizabeth, ged. R.K. Wijtgaard 7 nov. 1772. 2. Floris Sybrens Jorna, volgt Xd. 3. Abe, ged. R.K. Wijtgaard 22 okt. 1777. Uit het derde huwelijk: 4. Tryntje Sybrens Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 13 aug. 1785, overl. Leeuwarden 15 jan. 1857; tr. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 6 aug. 1809 (ondertr. Leeuwarden 21 juli) Ype Fongers de Boer, geb. en ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 2 febr. 1765, huisman, overl. Leeuwarden 19 sept. 1823, zoon van

49 Flores Jans de Boer en Tryntje Ypes; tr. 2. Leeuwarden 19 juni 1825 Jelle Sipkes Gorter, ged. R.K. Joure 20 maart 1799, overl. Leeuwarden 17 nov. 1848, zoon van Sipke Wybrens en Antje Johannes. Uit het eerste huwelijk: Sybren (geb. Leeuwarden 1814); uit het tweede huwelijk: Sipke (1826). 5. Wopke Sybrens Jorna, volgt Xe. 6. Dieuwke Sybrens Jorna, ged. R.K. Leeuwarden 24 dec. 1788; tr. Leeuwarden 28 mei 1826 Arjen Jacobs van der Baan, geb. 1799, touwslager en koopman, overl. Leeuwarden 4 febr. 1871, zoon van Jacob Jelles van der Baan en Antje Alberts. 7. Jeltje Sybrens Jorna, ged. R.K. Leeuwarden 9 nov. 1794, overl. aldaar 25 sept. 1831. IXd. Oebele Ages Jorna, geb. Warstiens, ged. R.K. 22 aug. 1744, overl. Warga 7 febr. 1813; tr. R.K. Warga 16 mei 1773 Trientje Freriks, ged. R.K. Warga 28 nov. 1743, dochter van Frerik Murks en Trientje Jacobs. Oebele Ages bekent in 1789 een schuld van 36 eg. aan Symen Eeltjes, mr. timmerman te Warga. Het betreft een huurschuld van 29 eg. over 1789-1790, met 7 eg. aan voorgeschoten penningen.205 Uit dit huwelijk: 1. Trientje, ged. R.K. Warga 27 aug. 1774. 2. Baukjen, ged. R.K. Warga 2 jan. 1778. 3. Age, ged. R.K. Warga 3 mei 1781.

IXe. Hessel Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 21 mei 1742, boer op Schenken­ schans onder Leeuwarden, overl. aldaar 16 maart 1799; tr. Welsrijp/R.K. Wijtgaard 10 mei 1772 Reinske Hoytes Walta, geb. 25 dec. en ged. R.K. Wijtgaard 26 dec. 1754, dochter van Hoyte Sybolts en Uilkje Jans. In 1791 vindt er inventarisatie plaats ten sterfhuize van Uilkjen Jans, weduwe van Hoyte Sibolts, in de Schrans te Leeuwarden, waarbij Hessel Jans Jorna optreedt voor zijn kinderen Jan en Hoyte. In die inventaris: een state en landen met 70 pm te Wei- dum en een huis in de Schrans.206 In 1793 is Dirk Eeltjes Kortrijk curator over Jan Hessels Jorna (21 jaar) en Hoite Hessels Jorna (15 jaar), wonend op Schenken­ schans onder Deinum.207 Uit dit huwelijk: 1. Jan Hessels Jorna, volgt Xf. 2. Hoyte, geb. Weidum, ged. R.K. Wijtgaard 25 mei 1774, jong overl. 3. Hoyte, ged. R.K. Leeuwarden 29 jan. 1776, jong overl. 4. Geertje, ged. R.K. Leeuwarden 16 juli 1777, jong overl. 5. Hoyte Hessels Jorna, volgt Xg. 6. Jetje, ged. R.K. Leeuwarden 3 jan. 1780, jong overl. 7. Sybren, ged. R.K. Leeuwarden 13 maart 1781, jong overl.

IXf. Sjerp Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 21 maart 1754, arbeider, overl. Oosterwierum 18 mei 1821; tr. Schillaard/R.K. Wijtgaard 9 aug. 1778 Akke Douwes Douma, ged. R.K. Wijtgaard 20 juni 1750, dochter van Douwe Tjerks en Tetje Thyssen.

50 Naamsaanneming in 1813 te Mantgum, met Jan (32 jaar), Douwe (30 jaar), Gerben (27 jaar), Getje (23 jaar), Sybren (21 jaar) en Tetje (17 jaar). Uit dit huwelijk (geb. Mantgum): 1. Jan Sjerps Joma, volgt Xh. 2. Douwe Sjerps Joma, ged. R.K. Wijtgaard 21 sept. 1781, boerenknecht, overl. Oosterwierum 29 jan. 1823. 3. Gerben, ged. R.K. Wijtgaard 12 maart 1784, jong overl. 4. Gerben, ged. R.K. Wijtgaard 2 juni 1785, jong overl. 5. Gerben Sjerps Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 1 nov. 1786, overl. na 1813. 6. Geertje Sjerps Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 22 juni 1789, overl. Jelsum 7 mei 1859; tr. Leeuwarden 19 mei 1816 Tjitse Doekes Roorda, ged. R.K. Wijtgaard 13 maart 1783, gardenier, overl. Leeuwarden 24 okt. 1824, zoon van Doeke Symons en Fetje Jans. Uit dit huwelijk (geb. Leeuwarden): Doeke (1817), Sjerp (1819), Jan (1821) en Fetje (1824). 7. Sybren Sjerps Jorna, volgt Xi. 8. Tetje Sjerps Jorna, geb. Mantgum 1795, overl. Rauwerd 26 dec. 1826.

IXg. Tjalling Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 15 mei 1767, boer, koopman en kastelein, overl. Wirdum 9 dec. 1829; tr. R.K. Irnsum 7 okt. 1791 (ondertr. Wirdum en Rauwerd 25 sept.) Tryntje Johannes Weisma, ged. R.K. Warga 12 juli 1751, dochter van Johannes Djurres en Aukje Sakes, weduwe van Pieter Jantjes. Tjalling Jans Joma is in 1804 nog meier van een saté land en huis achter Flansum onder Rauwerd.208 Maar in 1806 kopen Tjalling en Trientje van Hoyte Hessels Jorna (Xg) en Styntje Siebes een huis en herberg voor 2750 eg., op 22 mei 1806 vrij te aanvaarden, en Tjalling wordt kastelein.209 Tjalling is in 1809 curator over Jacob Doekes, zoon van Doeke Jacobs bij diens tweede vrouw Ynske Johannes (dochter van Johannes Djurres) te .210 Tjalling Jans neemt aan, of bevestigt, in 1811 zijn familienaam. Uit dit huwelijk: 1. Aukje Tjallings Jorna, ged. R.K. Irnsum 17 juli 1792, overl. aldaar 20 dec. 1876; tr. Rauwerderhem 25 juli 1813 Sake Jans Jansen, ged. R.K. Irnsum 30 nov. 1779, koopman te Irnsum, overl. aldaar 2 aug. 1859, zoon van Jan Joukes en Anke Harmens, weduwnaar van Tryntje Broers. Uit dit huwelijk (geb. Irnsum): Anke (1814), Johannes (1815), Tjalling (1818), Jouke (1820), Harmen (1822), Anke (1825) en Gerben (1829). 2. Jan Tjallings Jorna, volgt Xj.

IXh. Hendrik Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 8 nov. 1770, overl. aldaar 18 okt. 1833; tr. R.K. Warga 12 mei 1799 (ondertr. Gerecht Idaarderadeel 5 mei) Sjoukje Hendriks Roorda, geb. Aegum, ged. R.K. Wijtgaard 11 dec. 1777, overl. Wartena 26 sept. 1848, dochter van Hendrik Jelles Roorda en Trientje Tjisses. Naamsaanneming in 1811 te Warga, met Ruurdje (11 jaar), Jan (3 jaar) en Trijntje (l'A jaar). Uit dit huwelijk: 1. Ruurtje Hendriks Jorna, ged. R.K. Warga 28 nov. 1799; tr. Leeuwarderadeel 30

51 mei 1832 Johannes Michiels Rondema, ged. R.K. Wijtgaard 31 juli 1794, koopman, zoon van Michiel Gerrits Rondema en Johanna Johannes Adelaar. 2. Hendrik, ged. R.K. Warga 8 dec. 1801, jong overl. 3. Trientje, ged. R.K. Warga 28 nov. 1803, jong overl. 4. Hitje, ged. R.K. Warga 9 juli 1805, jong overl. 5. Jan Hendriks Joma, volgt IXk. 6. Trientje, ged. R.K. Warga 7 okt. 1810. 7. Hendrik Hendriks Jorna, geb. Warga 7 aug. 1812, overl. Leeuwarden 28 maart 1842. 8. Hitje, geb. Warga 21 juli 1814. 9. Sjerp, geb. Warga 19 juni 1822.

IXi. Jildert Jans Jorna, geb. en ged. R.K. Warga 5 maart 1779, landbouwer en huisman te Wirdum, overl. aldaar 13 jan. 1830; tr. rond 1808 Tryntje Broers de Boer, geb. Poppingawier, ged. R.K. Irnsum 16 dec. 1786, overl. Wijtgaard 29 maart 1867. Jildert Jans neemt aan, of bevestigt, in 1811 zijn familienaam in Rauwerderhem. In 1818 is hij meier van stem 82 te Wirdum, waarvan de erven Jan Doekes Roorda eigenaar zijn. Uit dit huwelijk: 1. Baukje Jilderts Jorna, geb. Poppingawier, ged. R.K. Irnsum 17 febr. 1811, overl. Wijtgaard 11 nov. 1873; tr. 1. Leeuwarderadeel 11 mei 1833 Hessel Sybrens Terpstra, geb. en ged. R.K. Wijtgaard 2 juli 1810, koopman, overl. Wirdum 29 juli 1838, zoon van Sybren Klases Terpstra en Pietje Tjibbes Talma; tr. 2. Leeuwarderadeel 16 juli 1842 Sjouke Floris Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 7 okt. 1805, turfschipper en winkelier, overl. Wijtgaard 23 mei 1871, zoon van Flores Sybrens Jorna (Xd) en Sjoukje Sjoukes van der Weide, weduwnaar van Tjitske Pieters de Faber. Uit het tweede huwelijk (geb. Wijtgaard): Sjouke (1846) en Pietje (1850). 2. Jan Jilderts Jorna, geb. Poppingawier 7 jan. 1813, schipper, overl. Wijtgaard 16 dec. 1890; tr. Baarderadeel 14 mei 1845 Tryntje Idses Genee, geb. Workum 8 aug. 1813, dochter van Ids Eelkes Genee en Lolkje Eeitjes Veldman. 3. Broer Jilderts Jorna, geb. Wijtgaard 6 okt. 1815, koopman, overl. Wijtgaard 10 april 1892; tr. Rauwerderhem 5 nov. 1859 Jantje Hendriks Benninck, geb. Steggerda, ged. R.K. Oldeholtpade 15 juni 1810, overl. Wijtgaard 11 sept. 1878, dochter van Hendrik Caspers Benninck en Grietje Jans. 4. Hessel Jilderts Jorna, geb. Wijtgaard 17 dec. 1817, overl. aldaar 4 maart 1881. 5. Anne Jilderts Jorna, geb. Wijtgaard 1 mei 1820, bakker te Sneek; tr. Leeuwarderadeel/R.K. Wijtgaard 7/9 jan. 1842 Antje Sintjes Stornebrink, geb. Leeuwarden 10 okt. 1819, dochter van Sintje Thomas Stornebrink en Anna Tjeerds Jorna. 6. Lolke Jilderts Jorna, geb. Wijtgaard 1 jan. 1824, timmerman, overl. aldaar 12 nov. 1888; tr. Leeuwarderadeel 15 jan. 1863 Minke Riemers van Dijk, geb. Warga 22 febr. 1824, overl. Wijtgaard 14 okt. 1903, dochter van Riemer Baardes van Dijk en Sybrigje Herres Postma. 7. Ruurd Jilderts Jorna, geb. Wijtgaard 14 dec. 1826, smid, overl. Rauwerd 2 maart

52 1882; tr. Rauwerderhem 14 nov. 1857 Lipkjen Yntes Kingma, geb. Rauwerd 9 juni 1820, overl. aldaar 12 okt. 1901, dochter van Ynte Oenes Kingma en Trientje Jans Roorda. IXj. Hessel Ymkes Jurna, ged. R.K. Wijtgaard 13 nov. 1751, boer te Wirdum, overl. aldaar 28 mei 1823; tr. Wirdum/R.K. Wijtgaard 28 april 1776 Riemke Joekes Kamminga, ged. R.K. Wijtgaard 23 okt. 1755, overl. Wirdum 19 okt. 1824, dochter van Joeke Teekes en Hitje Fopkes. Hessel Ymkes is in 1788 meier van stem 76 met 50 pm te Wirdum. Naamsaanneming in 1812 te Wirdum, mede voor zijn kinderen Ymke (33 jaar), Ymkjen (26 jaar), Joeke (21 jaar) en Tjitske (15 jaar). Uit dit huwelijk (geb. op de Hem onder Wirdum): 1. Ymke Hessels Jurna, ged. R.K. Wijtgaard 30 maart 1778, arbeider, overl. Wirdum 30 mei 1823. 2. Joeke, ged. R.K. Wijtgaard 13 mei 1779, jong overl. 3. Hidje, ged. R.K. Wijtgaard 24 april 1780, jong overl. 4. Tjeetke, ged. R.K. Wijtgaard 6 nov. 1781, jong overl. 5. Joeke, ged. R.K. Wijtgaard 11 okt. 1783, jong overl. 6. Ymkje, ged. R.K. Wijtgaard 11 okt. 1783, jong overl. 7. Ymkje Hessels Jurna, ged. R.K. Wijtgaard maart 1785, overl. Wirdum 31 juli 1859; tr. Leeuwarderadeel 21 mei 1812 Lieuwe Tjittes Palstra, geb. en ged. R.K. Wijtgaard 29 nov. 1774, overl. Wirdum 12 mei 1853, zoon van Lieuwe Tjittes Palstra en Baukje Hessels. 8. Joeke, ged. R.K. Wijtgaard okt. 1786, jong overl. 9. Joeke Hessels Jurna, ged. R.K. Wijtgaard 15 jan. 1790, arbeider, overl. Wirdum 8 jan. 1819. 10. Jan, ged. R.K. Wijtgaard 16 mei 1791, jong overl. 11. Tjeetke Hessels Jurna, ged. R.K. Wijtgaard 6 aug. 1796, overl. Oosterend 30 mei 1881; tr. Wymbritseradeel 30 april 1830 Haye Hiddes Hobma, geb. Tirns, ged. R.K. Roodhuis 11 maart 1799, boerenknecht, overl. Oosterend 10 maart 1886, zoon van Hidde Douwes Hobma en Geertje Hayes. 12. Jantje, ged. R.K. Wijtgaard 2 nov. 1797, jong overl. 13. Johannes, ged. R.K. Wijtgaard 10 april 1800, jong overl. 14. Sybren, ged. R.K. Wijtgaard 21 nov. 1801, jong overl.

IXk. Wopke Ymkes Jurna, geb. Goutum, ged. R.K. Wijtgaard 15 okt. 1755, boer te Goutum, overl. aldaar 15 maart 1837; tr. Goutum/R.K. Wijtgaard 29 april 1792 Doetje Siebrens Kroes, geb. Schillaard, ged. R.K. Wijtgaard 17 nov. 1756, overl. Goutum 18 sept. 1819, dochter van Siebren Pieters en Fokeltje Douwes. Uit dit huwelijk (geb. Goutum): 1. Ymke Wopkes Jurna, ged. R.K. Wijtgaard 31 aug. 1793, huisman, overl. Goutum 22 nov. 1813. 2. Sybren Wopkes Jurna, volgt XI. 3. Ymkje Wopkes Jurna, ged. R.K. Leeuwarden 5 jan. 1801, overl. Warga 2 febr. 1879; tr. Leeuwarderadeel 24 mei 1821 Jan Siebes van den Akker, ged. R.K. Warga 25 mei 1789, timmerman, overl. aldaar 24 nov. 1853, zoon van Siebe

53 Jans en Feykje Johannes. Uit dit huwelijk (geb. Warga): Siebe (1822), Doetje (1825), Wopke (1828) en Wopke (1830).

1X1. Sybren Ymkes Jurna, geb. Goutum, ged. R.K. Wijtgaard 4 okt. 1761, boer, overl. Leeuwarden 20 juli 1832; tr. Goutum en R.K. Leeuwarden (statie Koornmarkt) 10 sept. 1786 Antje Piers, geb. Huizum 1752, overl. Goutum 21 jan. 1829, dochter van Pier Jacobs en Tryntje Pieters. Uit dit huwelijk: 1. Trientje Sybrens Jurna, geb. Goutum, ged. R.K. Wijtgaard april 1788, naaister, overl. Huizum 29 mei 1859. 2. Jan Sybrens Jurna, volgt Xm.

IXm. Sibbele Dirks Jorna, geb. Cornjum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 16 aug. 1763, overl. Leeuwarden 22 maart 1814; tr. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 12 mei 1788 Akke Jans Kooten, geb. Wartena, ged. R.K. Warga 6 sept. 1768, arbeidster, overl. Leeuwarden 5 nov. 1832, dochter van Jan Hilles Kooten en Tiedje Jacobs. Uit dit huwelijk (geb. Cornjum): 1. Dirk, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 11 maart 1790. 2. Tietje Sibbeles Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 12 aug. 1791, overl. aldaar 25 juni 1826; tr. Leeuwarden 13 aug. 1820 Matthys Jans Vortallen, geb. Munsterland 1782, koopman, winkelier en voorman, overl. Leeuwarden 26 aug. 1833, zoon van Jan Vortallen en Anna Adelheid Sannes, weduwnaar van Lambertina Wouters. Hij hertr. Leeuwarden 16 sept. 1827 Helena Dorothea Hoffman. Uit het eerste huwelijk: Tryntje, geb. en overl. Leeuwarden 1826. Tietje (Titia, Dorothea) heeft een buitenechtelijk kind: Johanna Maria Jorna, geb. Leeuwarden 23 mei 1813, overl. aldaar 28 sept. 1816. Bij het huwelijk in 1820 wordt Mathys vermeld als Joannes Bernardus Mathias Fortaken. 3. Maria Sibbeles Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 1 dec. 1792, overl. aldaar 18 okt. 1828; tr. Leeuwarden 14 nov. 1819 Mathys Roelofs Sadez, geb. en ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 2 nov. 1788, zadelmaker, overl. Leeuwarden 24 juni 1862, zoon van Dirk Roelofsen en Barbara Land- zettul. In de huwelijksakte van 1819 wordt vermeld dat Mathys in Franse dienst is geweest. 4. Jan, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 13 maart 1794. 5. Trientje Sibbeles Jorna, ged. R.K. Dronrijp 1 juni 1795, overl. Leeuwarden 13 jan. 1813. 6. Jantje Sibbeles Jorna, ged. R.K. Dronrijp 24 jan. 1797 (als Johanna); tr. Leeuwarden 10 sept. 1820 Anthonius van Schagen, geb. en ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 12 juni 1791, soldaat en blauwverver, zoon van Adrianus van Schagen en Tryntje Barteles. 7. Hiltje Sibbeles Jorna, ged. R.K. Dronrijp 12 okt. 1798 (als Hiltrudis), overl. Utingeradeel 26 april 1838; tr. Leeuwarden 22 juni 1828 Wilhelm Lutgerus Boverman, geb. in het Ambt Rhaden (in Pruisen), 1799, te Oldeboorn,

54 koperslager, overl. Leeuwarden 2 febr. 1879, zoon van Lutgerus Boverman en Johanna ten Hulst. 8. Jacobus Sibbeles Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 24 dec. 1802, linnenwever; tr. Leeuwarden 22 mei 1836 Magdalena Johannes Timmerman, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 17 febr. 1808, dochter van Johannes Bernadus Timmerman, boendermaker, en Petronella Gerrits Smid. 9. Agatha, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 5 juni 1805. 10. Gatske Sibbeles Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 10 juli 1807; tr. Schoterland 15 nov. 1835 Sytse Cornelis Koning, geb. , ged. N.H. Heerenveen 30 nov. 1800, schoenmaker, overl. Heerenveen 16 jan. 1833, zoon van Cornelis Sytses Koning en Jieske Ruurds Jonk, weduwnaar van Alberdina van Kempen.

IXn. Feyke Murks Jorna/Jorritsma, geb. 1752, gardenier, overl. Peins 22 okt. 1826; tr. 1. Lutkewierum 10 mei 1778 Gerritje Douwes, geb./ged. N.H. Lutkewieram 20 aug./25 sept. 1757, overl. 1789, dochter van Douwe Gerrits en Akke Sjoerds; tr. 2. Tjerkwerd 25 juli 1790 Sytske Roelofs, van Tjerkwerd. Feike Murks neemt te Oosterend bij de naamsaanneming in 1811 de familienaam Jorritsma aan, mede voor zijn kinderen Maryke (30 jaar), Grietje (22 jaar) en Murk (17 jaar). Maryke (Maria) blijft echter haar familienaam Jorna trouw. Uit het eerste huwelijk: 1. Maria Feykes Jorna, geb./ged. N.H. Lutkewierum 2/23 sept. 1781, overl. Deinum 1 dec. 1844; tr. Menaldumadeel 21 nov. 1827 Jurjen Daniels Yskamp, geb. Sint Annaparochie 1785, arbeider, overl. Deinum 23 aug. 1846, zoon van Daniel Jurjens en Fokje Jans. 2. Grietje, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 18 april/15 juni 1788, jong overl. Uit het tweede huwelijk: 3. Grietje, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 8/31 okt. 1790, jong overl. 4. Grietje Feykes Jorritsma, geb. Hennaard 1 dec. 1791, ged. N.H. Oosterend 15 april 1792; tr. Menaldumadeel 16 mei 1819 Matten Jans Herema, geb./ged. N.H. Dronrijp 11 jan./5 febr. 1792, timmerknecht, zoon van Jan Mariens Herema en Gerbrig Johannes. 5. Murk Feykes Jorritsma, geb. 20 sept. 1793; tr. Hennaarderadeel 29 mei 1816 Elske Eises Elzinga, geb. Oosterend 11 jan. 1796, dochter van Eise Heins en Klaaske Jans.

IXo. Jan Murks Jorna, geb. Scharnegoutum, ged. R.K. Roodhuis 9 april 1754, huis­ man, overl. Dronrijp 10 nov. 1834; tr. Blessum 7 sept. 1783 Wopkje Jacobs Nieuwland, geb. Marssum, overl. Dronrijp 16 jan. 1837. Jan Murks Jorna (R.K. gedoopt!) doet N.H. belijdenis te Marssum op 22 juli 1790. Hij verhuist van Marssum of Blessum op 13 aug. 1816 naar Dronrijp. Uit dit huweüjk: 1. Grietje Jans Jorna, geb. 11 okt. 1783, ged. N.H. Marssum 8 juli 1787, overl. Dronrijp 7 febr. 1842; tr. 1. Marssum 25 nov. 1810 Petrus Annes Sinnema, geb./ged. N.H. Wijns 15 okt./16 nov. 1788, boerenknecht te Deinum, overl.

55 Oosterlittens 7 maart 1852; huwelijk ontbonden Menaldumadeel 27 juli 1825 (hij hertr. Baarderadeel 7 maart 1829 Hinke Jacobs Zijlstra); tr. 2. Menaldumadeel 11 aug. 1841 Willem Wybes Lautenbach, geb./ged. N.H. Dronrijp 27 maart/30 april 1797, gardenier, overl. aldaar 18 jan. 1877, zoon van Wybe Willems Lautenbach en Akke Durks, weduwnaar van Antje Heerkes Nijdam. 2. Geertje Jans Jorna, geb./ged. N.H. Marssum 8/13 juni 1787, overl. Menaldum 31 maart 1858; tr. Marssum 3 juni 1810 Pieter Gerrits Terpstra, geb./ged. N.H. Marssum 13 nov./17 dec. 1786, overl. Menaldum 9 juli 1856, zoon van Gerrit Durks Terpstra en Antje Pieters. 3. Aafke Jans Jorna, geb./ged. N.H. Marssum 26 febr./29 maart 1795, overl. aldaar 2 mei 1814. 4. Jacob Jans Jorna, geb./ged. N.H. Marssum 3/27 jan. 1799.

IXp. Ale Murks Jorna, geb. Schamegoutum, ged. R.K. Roodhuis 4 april 1757, schoutsbode (1778,1814), veldwachter (1816) en gepensioneerde bode van Wonsera- deel, overl. Bolsward 25 april 1837; tr. 1. Lutkewierum 17 mei 1778 Hinke Wiebes, geb. 1756, overl. Bolsward 31 mei 1814; tr. 2. Bolsward 15 jan. 1815 Hieke Aukes, geb./ged. N.H. Ysbrechtum 18 nov./12 dec. 1784, overl. Bolsward 14 maart 1830, dochter van Auke Diederts en Klara Pieters. Hieke Aukes (met familienaam Jorna) doet in nov. 1815 te Bolsward belijdenis. Uit het eerste huwelijk: 1. Grietje Ales Jorna, geb./ged. N.H. Lutkewierum 6/14 aug. 1778, overl. Deinum 30 mei 1826; tr. Deinum 6 sept. 1807 Hein Keimpes Wiersma, geb./ged. N.H. Boksum/Blessum 6/25 dec. 1754, overl. (als Wierstra) Deinum 15 mei 1826, zoon van Keimpe Heins en Joukje Gatses. 2. Wypkjen, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 18 april/14 mei 1780. 3. Murk Ales Jorna, volgt Xn. 4. Cornelis, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 8 mei/8 juni 1783. 5. Aafke, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 1 april/8 mei 1785. 6. Antje Ales Jorna, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 18 jan./ll febr. 1787, overl. Bolsward 11 aug. 1844; tr. Tjerkwerd 30 aug. 1816 Sietse Douwes Terpstra, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 15/18 aug. 1776, huisman, zoon van Douwe Wiebrens en Antje Pieters. Zij komen in 1830 van Tjerkwerd naar Bolsward. Na Antjes overlijden gaat Sytse in sept. 1844 naar Deinum. 7. Tryntje Ales Jorna, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 9 juli/16 aug. 1789, overl. 25 nov. 1853; tr. Wonseradeel 9 mei 1818 Tjerk Jans Schuurmans, geb. 6 dec. 1791, boerenknecht, overl. Parrega 29 nov. 1863, zoon van Jan Thomas Schuurmans en Klaaske Ypes. Uit dit huwelijk (geb. Wons): Klaaske (1819), Hinke (1821) en Ale (1826). 8. Pyter Ales Jorna, volgt Xo. 9. Klare Ales Jorna, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 8 april/5 mei 1793, overl. na 1854; tr. 1. Wonseradeel 19 april 1823 Johannes Jans van Nussen, geb./ged. N.H. Bolsward 30 aug./16 sept. 1792, koopman, overl. aldaar 17 maart 1843, zoon van Jan Gysberts van Nussen en Foekje Sjoerds; tr. 2. Wymbritseradeel 19 april

56 1845 Gerrit Pieters Oppenhuizen, geb./ged. N.H. 18/24 aug. 1800, timmerman, overl. aldaar 7 mei 1854, zoon van Pyter Gerrits Oppenhuizen en Akke Haantjes. Uit het tweede huwelijk: 10. Klara Ales Jorna, geb. Bolsward 13 nov. 1815, overl. aldaar 5 dec. 1838. 11. Cornelis Ales Jorna, volgt Xp.

IXq. Siebren Gerbens (Jorna), geb. Oosterend, ged. R.K. Roodhuis 17 juli 1770; tr. R.K. Roodhuis 28 mei 1797 Antje Oeges Plantinga, ged. R.K. 31 maart 1774, dochter van Oege Uiltjes Plantinga en Eke Ypes van der Tol. Uit dit huwelijk: 1. Feykje, geb. Lutkewierum, ged. R.K. Roodhuis 20 maart 1798, jong overl. 2. Gerben, geb. Oosterend, ged. R.K. Roodhuis 23 aug. 1800. 3. Eelkje, geb. Scharnegoutum, ged. R.K. Roodhuis 15 okt. 1802. 4. Maryke, geb. Scharnegoutum, ged. R.K. Roodhuis 27 sept. 1804. 5. Feykje, geb. Scharnegoutum, ged. R.K. Roodhuis 29 okt. 1806, jong overl. 6. Feike, geb. Scharnegoutum, ged. R.K. Roodhuis 16 febr. 1808.

IXr. Jan Gerbens Jorna, geb. Oosterend 7 febr. 1772, ged. R.K. Roodhuis 8 febr. 1772, boer, overl. Bolsward 3 nov. 1859; tr. R.K. Roodhuis 21 mei 1797 Fokje Hendriks Brandsma, geb. Goënga, ged. R.K. Roodhuis 6 dec. 1777, overl. Bolsward 3 nov. 1859, dochter van Hendrik Johannes Brandsma en Andrieske Ysbrands Galama. Naamsaanneming in 1811 te Kubaard, met Gerben (14 jaar), Hendrik (12 jaar), Feike (10 jaar), Andries (7 jaar), Andrieske (5 jaar), Feyckje (3 jaar) en Maryke (Vz jaar). Uit dit huwelijk (geb. Kubaard): 1. Gerben Jans Jorna, volgt Xq. 2. Hendrik Jans Jorna, ged. R.K. Bolsward 30 april 1799; tr. Wonseradeel 3 mei 1834 Akke Pieters van der Meulen, geb. 6 okt. 1812, dochter van Pieter Lolles van der Meulen en Jeltje Meyes Hobbema. 3. Feike Jans Jorna, volgt Xr. 4. Andrieske, ged. R.K. Bolsward 9 mei 1802, jong overl. 5. Andries Jans Jorna, ged. R.K. Bolsward 7 jan. 1804, overl. Kubaard 22 febr. 1838. 6. Andrieske Jans Jorna, ged. R.K. Bolsward 29 nov. 1805, overl. Workum 19 nov. 1841; tr. Wonseradeel 8 mei 1830 Jacob Jittes Flapper, geb. en ged. R.K. Bolsward 7 april 1802, boer te Workum, overl. aldaar 26 nov. 1855, zoon van Iete Jacobs en Intje Pieters Miedema. Hij hertr. Workum 26 april 1843 zijn schoonzus Hiltje Jans Jorna. Uit het eerste huwelijk: Fokje (1831), Intje (1832), Maryke (1834), Yette (1835), Feikje (1837), Waltje (1838), Anna (1840) en Andrieske (1841). 7. Feikje Jans Jorna, ged. R.K. Bolsward 12 okt. 1808, overl. Kubaard 10 febr. 1817. 8. Maryke Jans Jorna, geb./ged. R.K. Bolsward 26/27 mei 1811; tr. Workum 2 mei

57 1838 Johannes Tjittes Landman, ged. R.K. Balk 2 mei 1807, zoon van Tjitte Foekes en Aafke Johannes. 9. Hiltje Jans Jorna, geb. Kubaard 27 mei 1815, overl. Workum 21 juni 1887; tr. Workum 26 april 1843 haar zwager Jacob Jittes Flapper. 10. Ysbrandje Jans Jorna, geb. 27 mei 1815, overl. Bolsward 4 juni 1888; tr. Hen- naarderadeel 8 mei 1841 Jacob Hilles Mulder, geb. Kubaard 25 maart 1817, boer, overl. Makkum 15 jan. 1879, zoon van Hille Jacobs Mulder en Tjitske Taekes Taekema. Uit dit huwelijk (geb. Kubaard): Hille (1842) en Fokje (1844). 11. Klaas Jans Jorna, geb. 5 juli 1822, overl. Kubaard 20 juli 1829.

IXs. Keimpe Gerbens Jorna, geb. Oosterend 13 juni 1774, ged. R.K. Roodhuis 14 juni 1774, trekschipper en pakdrager, overl. Bolsward 17 mei 1829; tr. R.K. Rood­ huis 3 juni 1796 (ondertr. Gerecht Hennaarderadeel) Ytje Feddes Galama, geb. Tirns, ged. R.K. Roodhuis 2 april 1775, overl. Bolsward 13 sept. 1859, dochter van Fedde Reyns Galama en Trientje Paulus. Naamsaanneming in 1811 te Bolsward, met Trientje (15 jaar) en (Gerben 3/4 jaar). Uit dit huwelijk: 1. Tryntje Keimpes Jorna, geb. Tirns, ged. R.K. Roodhuis 20 mei 1797, overl. Bolsward 18 mei 1839; tr. Bolsward 2 juli 1820 Arnoldus Geerts van der Beek, ged. R.K. Workum 10 juni 1793, arbeider, overl. Bolsward 29 april 1835, zoon van Geert Jilderts en Marie Arnoldus. 2. Gerben Keimpes Jorna, volgt Xs. 3. Feyke, geb. Bolsward 8 jan. 1813, jong overl. 4. Feyke Keimpes Jorna, volgt Xt.

IXt. Sander Matheus Jorna, ged. N.H. Bolsward 16 okt. 1729, overl. aldaar 1771 of begin 1772, karabinier; tr. Bolsward 8 maart 1761 Geertje Jans Koehoorn, overl. al­ daar 1771. Sander en Geertje doen in 1766 belijdenis, dan wonend in de steeg achter de Hoog­ straat te Bolsward. Zij staan nog op de lidmatenlijst van 1772. Uit dit huwelijk: 1. Matheus, ged. N.H. Bolsward 1 juli 1763. 2. Riekjen Sanders Jorna, geb. Bolsward 1769, overl. Makkum 1 okt. 1816. 3. Jan Sanders Jorna, volgt Xu.

IXu. Lolke Matheus Jorna, geb./ged. N.H. Bolsward 28/29 jan. 1732, overl. aldaar 14 maart 1808; tr. Bolsward 14 mei 1758 Metje Jans Spantekras, geb. en ged. N.H. Dokkum 25 okt. 1733, overl. Bolsward 16 juli 1820, dochter van Jan Spantekras en Antje N. Naamsaanneming in 1811 te Bolsward door Lolke Mathevis' weduwe, voor zichzelf Spantekras en voor haar kinderen Jorna. Zij wonen in 1790 in de Hoogstraat te Bol­ sward. Wanneer Lolke in 1808 overlijdt, zijn er nog vier kinderen in leven. Uit dit huwelijk: 1. Rijkjen, geb./ged. N.H. Bolsward 21 mei/7 juni 1759. 2. Antje Lolkes Jorna, ged. N.H. Bolsward 7 jan. 1762, overl. aldaar 23 april 1832;

58 tr. Bolsward 20 jan. 1788 Haitse Wybes, ged. N.H. Bolsward 11 juli 1766, overl. vóór 1806, zoon van Wybe Haitses en Aletta Putting. Uit dit huwelijk (geb. en ged. N.H. Bolsward): Metje (1788), Wybe (1790), Metje (1792), Aletta (1794) en N.N. (1797). Antje en Haitse doen belijdenis op 11 febr. 1789, wonend op het Hoog te Bolsward. 3. Meino Lolkes Joma, turfmeetster, ged. N.H. Bolsward 28 juli 1764, overl. Dantumawoude 27 mei 1834; tr. Bolsward 14 mei 1797 Bee Sybren Bijlsma. Uit dit huwelijk: Metje (1799). 4. Imkjen Lolkes Jorna, ged. N.H. Bolsward 27 nov. 1766, overl. aldaar 30 nov. 1830; tr. 1. Bolsward 22 nov. 1795 Ysbrand Wybes, overl. Bolsward 25 jan. 1807, zoon van Wybe Haitses en Aletta Putting; tr. 2. Bolsward 15 jan. 1809 Ale Jans Bootsma, koopman, geb./ged. Ysbrechtum 11/18 febr. 1787, overl. Bolsward 24 juli 1851, zoon van Jan Ales en Johantje Eeltjes. Uit het eerste huwelijk (geb. en ged. N.H. Bolsward): Annechje (1797) en Alyda (1800). Eind 1809 worden er curators benoemd over Annegien en Alida, nagelaten weeskinderen van Ysbrand Wybes bij Imkjen Lolkes. Bevestiging familienaam Bootsma in 1811 te Bolsward. Ale doet op 2 mei 1823 aldaar belijdenis. 5. Matheus, ged. N.H. Bolsward 2 april 1769, jong overl. 6. Jan Lolkes Jorna, geb./ged. N.H. Bolsward 23 juli/5 aug. 1770; tr. Bolsward 20 mei 1793 Sibbeltje Siebrens van der Fliet, van Franeker. 7. Matheus, geb./ged. N.H. Bolsward 9/28 mei 1775.

IXv. Lolke Lolkes Jorna, geb./ged. N.H. Bolsward 10/11 nov. 1731, overl. Bolsward; tr. (ondertr. Bolsward 1 april 1764) Tjetske Lieuwes Stoeltje, geb./ged. N.H. Bolsward 10/12 jan. 1719, dochter van burgervaandrig Lieuwe Pyters Stoeltje; tr. 2. Bolsward 1 maart 1767 Geeltje Steffens, geb./ged. N.H. Bolsward 3/6 jan. 1737, overl. aldaar, dochter van Steffen Douwes en Sjuwke Jongers. Tjetske Lieuwes Stoeltje doet belijdenis op 30 jan. 1739, wonend in de Broerestraat te Bolsward. Lolke en Geeltje zijn in mei 1772 als lidmaat te Bolsward ingeschreven. Uit het tweede huwelijk: 1. Steffen, geb./ged. N.H. Bolsward 16/30 dec. 1770. 2. Janke, geb./ged. N.H. Bolsward 22 sept./10 okt. 1773. 3. Sjouke, geb./ged. N.H. Bolsward 16 nov./6 dec. 1775.

Xa. Jentje Wiebes Jorna, geb. Goutum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 5 maart 1775, timmerman in de Schrans te Huizum, overl. aldaar 15 febr. 1823; tr. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 29 juli 1805 (ondertr. Huizum) Janke Jetses Huisinga, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 10 april 1783. Jantje Wijbes Jorna, mr. timmerman, wonend in de Schrans te Huizum, is in 1809 medecurator over Foppe Huizinga.2" Uit dit huwelijk: 1. Wiebrandus, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 22 juli 1807, jong overl. 2. Catharina Jentjes Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 16 okt.

59 1809, overl. Leeuwarden 3 dec. 1855; tr. Leeuwarden 24 mei 1835 Pieter Bams, geb. Leeuwarden 1810, steenhouwer, overl. Leeuwarden 6 juni 1841, zoon van Leonardus Bams, kleermaker, en Wilhelmina Moritz. 3. Taekeltje Margarita Jorna, geb. Huizum 17 juli 1812, overl. Huizum 5 april 1866; tr. Leeuwarderadeel 3 mei 1838 Joannes Regnerus Westra, geb. onder Jelsum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 29 jan. 1809, kleermaker, overl. Huizum 30 dec. 1873, zoon van Regnerus Minnes Westra en Maria Anna de Graaf. 4. Wybrandus Jenties Jorna, geb. Huizum 19 jan. 1815, timmerman; tr. Leeuwarden 7 juli 1841 Jantje Gerbens Jorna, geb. Jelsum 27 mei 1818, overl. Leeuwarden 1 nov. 1887, dochter van Gerben Jans Jorna en Antje Jans Wijbenga. 5. Christina Jentjes Jorna, geb. Huizum 17 dec. 1817, overl. aldaar 30 juni 1844. 6. Juliana, geb. Huizum 10 juli 1821.

Xb. Douwe Wiebes Jorna, geb. Huizum, ged. R.K. Leeuwarden 8 dec. 1790, timmerman, overl. Huizum 15 okt. 1834; tr. Leeuwarderadeel 27 nov. 1824 Maryke Hoytes Terveer, ged. R.K. Bolsward 4 febr. 1796, overl. Huizum 13 okt. 1848, dochter van Hoyte Hendriks Terveer en Aaltje Lourens. Uit dit huwelijk: 1. Wybrandus Douwes Jorna, geb. Leeuwarderadeel 10 okt. 1826; tr. Leeuwarderadeel 20 mei 1854 CatharinaFoppes Huizinga, geb. Leeuwarderadeel 9 aug. 1825, dochter van Foppe Jetses Huizinga en Geertje Tietes Palstra.

Xe. Floris Tjeerds Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 11 mei 1775, arbeider, overl, Wijtgaard 27 maart 1835; tr. R.K. Warga 15 mei 1808 Sietske Tekes Uitsma, geb. Goutum, ged, R.K. Leeuwarden 3 mei 1786, overl. Wijtgaard 18 maart 1820, dochter van Teke Jans en Geertje Douwes. Naamsaanneming in 1811 te Wirdum, metAntje (oud2 dagen). Sietske Teekes wordt in 1835 nog Drinkuitsma genoemd, naar de vroegere Drinkuitsmastate te Goutum. Haar halfbroer Gerrit Tekes neemt begin 1812 deze familienaam Drinkuitsma aan, doch ook hij overlijdt als Uitsma. Uit dit huwelijk: 1. Antje, ged. R.K. Leeuwarden 17 maart 1810, jong overl. 2. Antje, geb. Wijtgaard 13 jan. 1812. 3. Jitske, geb. Wijtgaard 14 dec. 1814. 4. Tjeerd Floris Jorna, geb. Wijtgaard 30 aug. 1816, overl. Irnsum 14 juni 1902; tr. Idaarderadeel 12 mei 1842 Rinske Arnoldus van Balen, geb. Irnsum 23 juli 1814, overl. aldaar 16 maart 1894, dochter van Arnoldus Arjens van Balen en Antje Wopkes Hoogma. 5. Hiltje, geb. Wijtgaard 14 maart 1820, overl. aldaar 12 okt. 1821.

Xd. Floris Sybrens Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 5 okt. 1774, beurtschipper, overl. Wijtgaard 13 mei 1830; tr. R.K. Wijtgaard 16 mei 1802 Sjoukje Sjoukes van der Weide, geb. Bozum, ged. R.K. Wijtgaard 6 juli 1783, overl. aldaar 21 juli 1845.

60 Floris Sybrens, schipper, koopt een nieuw schuitehol voor 520 eg. van scheepstim­ merman Sybren Pieters onder Zuiderdrachten, op wiens werf het schuitehol is getim­ merd; Floris met consent van zijn vader Sybren Floris te Wijtgaard.212 Floris Sy­ brens' naamsaanneming geschiedt in 1812 te Wirdum, met Doet je (8 jaar), Sjouke (6 jaar), Sybren (4 jaar) en Sytske (2 jaar). Uit dit huwelijk: 1. Doetje Floris Jorna, geb. en ged. R.K. Wijtgaard 15 nov. 1803, overl. Leeuwarden 19 dec. 1847; tr. Sneek 11 jan. 1829 Willem Dingeloms Huizinga, ged. R.K. Sneek 16 maart 1806, zoon van Dingelom Willems Huizinga en Tietje Harmens de Jong. Uit dit huwelijk: Dingelum (1829), Sjouke (1831) en Jetske (1838). 2. Sjouke Floris Jorna, geb. en ged. R.K. Wijtgaard 7 okt. 1805, turfschipper en winkelier, overl. Wijtgaard 23 mei 1871; tr. 1. Leeuwarderadeel 26 mei 1836 Tjitske Pieters de Faber, geb. Wijtgaard 9 april 1815, overl. aldaar 7 maart 1841, dochter van Pieter Johannes de Faber en Minke Tjallings Terpstra; tr. 2. Leeuwarderadeel 16 juli 1842 Baukje Jilderts Jorna (IXi). 3. Sybren Floris Jorna, geb. en ged. R.K. Wijtgaard 3 nov. 1807, kleermaker, overl. Wijtgaard 18 febr. 1870; tr. Leeuwarderadeel 20 april 1837 Hiltje Siemens Appelhof, geb. Wijtgaard 31 maart 1812, overl. aldaar 1 juli 1869, dochter van Symon Martens Appelhof en Dieuwke Andries Koopmans. 4. Sietske, geb. en ged. R.K. Wijtgaard 1 febr. 1810, jong overl. 5. Doede, geb. Wijtgaard 29 juni 1812, jong overl. 6. Doede Floris Jorna, geb. Wijtgaard 9 aug. 1814, overl. aldaar 24 sept. 1867; tr. 1. Rauwerderhem 12 mei 1838 Tryntje Johannes de Rijk, geb. Irnsum 21 febr. 1818, overl. Wijtgaard 17 juni 1847, dochter van Johannes Jans de Rijk en Wietske Pieters Weisma; tr. 2. Leeuwarderadeel 9 nov. 1848 Grietje Pieters de Faber, geb. Wijtgaard 20 nov. 1827, overl. aldaar 4 juni 1872, dochter van Pieter Johannes de Faber en Minke Tjallings Terpstra. 7. Jacob Floris Jorna, geb. Wijtgaard 26 febr. 1817, overl. Irnsum 9 mei 1904; tr. Rauwerderhem 16 mei 1844 Pietje Johannes de Rijk, geb. Wijtgaard 3 juli 1821, overl. Irnsum 17 dec. 1884, dochter van Johannes Jans de Rijk en Wietske Pieters Weisma. 8. Sietske Floris Jorna, geb. Wijtgaard 30 juli 1819, overl. vóór 1872; tr. Doniawerstal 16 febr. 1849 Durk Jittes van der Meer, geb. Oosterend 23 aug. 1800, ged. R.K. Roodhuis 24 aug. 1800, overl. Sint Nicolaasga 27 jan. 1872, zoon van Jitte Simmes van der Meer en Baukje Jelles Postma. 9. Akke Floris Jorna, geb. Wijtgaard 30 juli 1819, overl. Leeuwarden 17 nov. 1893; tr. Leeuwarden 14 mei 1848 Jan Tjitses Roorda, geb. Leeuwarden 19 dec. 1821, gardenier, overl. Wijtgaard 18 mei 1897, zoon van Tjitse Doekes Roorda en Geertje Sjerps Jorna (LXf). 10. Minke Floris Jorna, geb. Wijtgaard 6 okt. 1821, overl. aldaar 31 maart 1883; tr. Leeuwarderadeel 30 april 1862 Johannes Gerbens Vliegendehond, geb. Leeuwarden 14 april 1816, overl. Wijtgaard 11 sept. 1876, zoon van Yvo Jans Vliegendehond en Aaltje Huurmans, weduwnaar van Klaaske Roorda, eerder van Minke Brada.

61 11. Abe Floris Joma, geb. Wijtgaard 23 okt. 1823, beurtschipper, overl. Wijtgaard 27 okt. 1903; tr. Leeuwarderadeel 15 nov. 1849 Baukje Jans Hoeben, geb. Oosterwierum 29 dec. 1826, overl. Wijtgaard 18 jan. 1874, dochter van Jan Pieters Hoeben en Japke Broers de Boer. 12. Pietje Floris Jorna, geb. Wijtgaard 28 nov. 1825, overl. aldaar 12 dec. 1847. 13. Sybe Floris Jorna, geb. Wijtgaard 5 aug. 1829, ongehuwd, overl. aldaar 5 juli 1917. Xe. Wopke Sybrens Jorna, ged. R.K. Wijtgaard 2 febr. 1787, turfschipper en -meter te Wijtgaard, overl. Wirdum 26 okt. 1847; tr. 1. Rauwerderhem 19 juni 1817 Tryntje Sjuks Roorda, geb. Irnsum 7 juni 1771, overl. aldaar 14 jan. 1818, dochter van Sjuk Willems Roorda en Elizabeth Jans Weistra; tr. 2. Leeuwarderadeel 27 jan. 1825 Jeltje Tjittes Palstra, ged. R.K. Wijtgaard 4 mei 1788, overl. Leeuwarden 24 april 1843, dochter van Tjitte Lieuwes Palstra en Durkje Hayes Eerdeken. Uit het tweede huwelijk: 1. Tryntje Wopkes Jorna, geb. Wijtgaard 18 mei 1830, overl. Warga 30 maart 1887; tr. Idaarderadeel 30 april 1857 Age Jans Boersma, geb. Warga 28 maart 1831, timmerman, overl. aldaar 24 april 1903, zoon van Jan Rinses Boersma en Saakje Meinderts Bijlsma.

Xf. Jan Hessels Jorna, geb. Weidum, ged. R.K. Wijtgaard 24 jan. 1773, koemelker, kastelein op Schenkenschans onder Deinum, overl. aldaar 11 dec. 1833; tr. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 24 april 1800 Maria Ottes van der Meer, geb. , ged. R.K. Bakhuizen 10 jan. 1783, "tapperse", overl. Deinum 6 maart 1837, dochter van Otto Uilkes van der Meer en Baukje Tjeerds Vogelzang. Jan Hessels Jorna, vrijgezel en 25 jaar oud, woonachtig bij zijn vader Hessel Jans, huisman op Schenkenschans onder Deinum, is getuige van een geschil over een paard. Hij verklaart dat hij op een zaterdag in april 1797 in de herberg "De Keizerskroon" is geweest, in gezelschap van - onder anderen - Dirk Klaazes, toen woonachtig bij Jan Pieters te Warga, en Ids Gijsberts, zoon van Gijsbert Idses, huisman onder Goutum. Toen had Dirk Klaazes aan Ids Gijsberts gevraagd: "Hoe houdt het paard [zich], welke Uw vader van Jan Pieters gekocht heeft?" Waarop Ids antwoordde: "Het was eerst wat wufvoor de rolle, maar nu heel goed".213 Uit dit huwelijk: 1. Hessel Jans Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 3 aug. 1800, timmerman, overl. Dronrijp 21 mei 1855; tr. Menaldumadeel 11 juni 1823 Aafke Johannes Bouma, geb. Menaldum, ged. R.K. Dronrijp 19 dec. 1801, overl. Dronrijp 11 febr. 1858, dochter van Johannes Douwes Bouma en Eke Klases. 2. Regina Jans Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 8 nov. 1802, overl. Leeuwarden 16 maart 1869; tr. Leeuwarden 29 febr. 1852 Sjoerd Harmens Faber, geb. Leeuwarden 22 juli 1819, zoon van Harmen Faber en Fokeltje Sjoukes Kroes, weduwnaar van Akke Steffens de Boer. 3. Tjeerd, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 18 juni 1804. 4. Otto Jans Jorna, geb. Deinum, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 5 juli 1806, overl. aldaar 13 maart 1828. 5. Baukje, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 29 okt. 1810.

62 6. Jan Jans Jorna, geb. Deinum 28 nov. 1816, boer, overl. Huizum 7 jan. 1863; tr. Menaldumadeel 16 mei 1849 Antje Sjoukes Dijkstra, geb. Huizum 29 jan. 1830, dochter van Sjouke Fransen Dijkstra en Sytske Jacobs. 7. Tryntje, geb. Deinum 22 juni 1818. 8. Marten, geb. Deinum 22 jan. 1822, overl. aldaar 16 dec. 1822.

Xg. Hoyte Hessels Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Breedstraat) 30 sept. 1778, kastelein te Irnsum, arbeider, opperman, vertrekt in 1806 van Irnsum naar Leeuwar­ den, overl. aldaar 15 dec. 1829; tr. 1. R.K. Oosterwienim 27 sept. 1801 Janneke Tjerks Douma, geb. Oosterwienim, ged. R.K. Wijtgaard 10 jan. 1777, overl. Ooster­ wienim okt. 1802, dochter van Tjerk Douwes Douma en Jeltje Jans; tr. 2. R.K. Oos­ terwienim 11 april 1803 Styntje Sybes Hoeksma, geb. Wartena, ged. R.K. Warga 14 mei 1772, overl. na 1829, dochter van Siebe Meynerts Hoeksma en Reinskje Douwes. Stientje Sybes heeft een dochter Tytje, ged. R.K. Warga 14febr. 1801, met haar zus­ ter Baukje als doopgetuige. Hoite en Styntje verkopen in 1806 aan koopman Tjalling Jans Jorna (IXg) en Tryntje Johannes huis en herberg voor 2750 eg., op 22 mei 1806 vrij te aanvaarden.214 In 1808 klagen Hoite (30 jaar) en Styntje (35 jaar), wonend in de Breedstraat te Leeuwarden, over wangedrag van Pietje Pieters.215 Tjalling Jans Jorna, kastelein te Irnsum, is in 1809 toeziend voogd over Hessel Hoytes Jorna (6 jaar), zoon van w. Jantje Tjerks bij Hoyte Hessels Jorna.216 Uit het eerste huwelijk: 1. Hessel Hoytes Jorna, geb. Oosterwienim 2 okt. 1802, knoopmaker, overl. Leeuwarden 23 dec. 1875; tr. Leeuwarden 14 nov. 1824 Romkjen Alberts Zijlstra, ged. N.H. Kollum 2 sept. 1804, overl. Leeuwarden 23 maart 1897, dochter van Albert Libbes Zijlstra en Grietje Everts. Hessel is op 4 mei 1858 (tijdelijk) in het gesticht te Veenhuizen opgenomen wegens "minder goed gedrag ". Zijn geboortedatum wordt daar vermeld. Hessel en Romkjen kregen zes kinderen, die allen jong zijn overleden. Uit het tweede huwelijk: 2. Rinske Hoytes Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 23 dec. 1803; tr. 1. Leeuwarden 16 jan. 1832 Gaspar Diekman, geb. bij Osnabrùck 1789, timmerman, overl. Leeuwarden 11 dec. 1836, zoon van Johan Hendriks Diekman en Maria Geusen; tr. 2. Leeuwarden 12 sept. 1841 Jacob Hollinga, geb. Leeuwarden 21 april 1807, sjouwerman, zoon van Jacob Hollinga en Maria Eiland. 3. Siebe, ged. R.K. Irnsum 1 nov. 1805, overl. Leeuwarden 27 okt. 1806. 4. Jantje Hoytes Jorna, ged. R.K. Leeuwarden (statie Nieuwstad) 15 dec. 1807, overl. 10 okt. 1865; tr. Schoterland 16 mei 1841 Yntze Roels Bosma, koetsier, geb. 24 aug. 1801, overl. Oudeschoot 14 maart 1858, zoon van Roel Annes Bosma en Ypke Jans. Jantje heeft een buitenechtelijke dochter Regina Jorna, geb. Leeuwarden 16 dec. 1830, overl. Stobbegat 18 dec. 1907; tr. Schoterland 17 april 1853 Willem Harmens Lenes, geb. Terband 30 maart 1824, veenbaas, overl. Stobbegat 26 april 1911, zoon van Harmen Hendriks Lenes en Jantje Willems Laagland.

63 5. Douwe, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 28 sept. 1809, jong overl. 6. Hendrik, ged. R.K. Leeuwarden (statie Grote Kerkstraat) 28 okt. 1810. 7. Douwe, geb. Leeuwarden 12 april 1813, overl. aldaar 28 sept. 1813. 8. Barbera, geb. Leeuwarden 29 juli 1815, overl. aldaar 16 sept. 1816.

Xh. Jan Sjerps Jorna, geb. Mantgum, ged. R.K. Wijtgaard 1 okt. 1779, overl. Franeker 14 dec. 1849; tr. Jorwerd 8 juni 1813 Ytje Tjerks Boersma, geb. Oosterwierum, ged. R.K. Wijtgaard 11 april 1788, overl. Franeker 29 dec. 1850, dochter van Tjerk Johannes Boersma en Baukje Jentjes. Uit dit huwelijk: 1. Tjerk Jans Joma, geb. Franeker 14 aug. 1824, landbouwer, overl. Franeker 3 okt. 1904; tr. Franeker 18 mei 1851 Geertje Ypma, geb. Witmarsum 5 sept. 1825, overl. Franeker 4 april 1923, dochter van Johannes Fokkes Ypma en Tryntje Hiddes Hobma.

Xi. Sybren Sjerps Joma, geb. Mantgum, ged. R.K. Wijtgaard 29 dec. 1791, wegwerker en boerenknecht, overl. Goutum 12 april 1860; tr. Rauwerderhem 18 febr. 1816 Fokeltje Ruurds Jongma, geb. Imsum, ged. R.K. Imsum 1 febr. 1788, overl. Goutum 11 dec. 1857, dochter van Ruurd Siebrens Jongma en Geertje Hoites. Uit dit huwelijk: 1. Geertje Sybrens Joma, geb. Grouw 16 dec. 1816, overl. Huizum 28 okt. 1850 (als Jurna); tr. Leeuwarderadeel 29 okt. 1846 Arend Hendriks van der Bij, geb. Oudega (Small.) 8 maart 1823, boer, overl. Goutum 18 april 1903, zoon van Hendrik Arends van der Bij en Jacobje Gosses. Hij hertr. Tryntje Klazinga. 2. Ruurd Sybrens Joma, geb. Grouw 13 okt. 1818, overl. Dronrijp 14 april 1868; tr. 1. Menaldumadeel 15 mei 1850 Tryntje Sjoukes Conradi, geb. Dronrijp 31 jan. 1829, overl. aldaar 29 maart 1862, dochter van Sjouke Hermanus Conradi en Antje Feyes de Wit; tr. 2. Menaldumadeel 11 juni 1862 Doetje Baukes Rodenburg, geb. Dronrijp 25 okt. 1815, overl. aldaar 31 aug. 1888, dochter van Bauke Dirks Rodenburg en Sophia Hendriks. 3. Akke Sybrens Joma, geb. Imsum 7 jan. 1823, overl. Dronrijp 2 juli 1857; tr. Menaldumadeel 9 mei 1849 Jacob Jans Hymerda, geb. Dronrijp 14 juni 1819, zoon van Jan Jacobs Hymerda en Klaaske Tjerks van der Ham. 4. Sybren Sybrens Jorna, geb. Imsum 8 sept. 1825, overl. Goutum 7 jan. 1849. 5. Frans Sybrens Joma, geb. Imsum 3 mei 1828, overl. Wijtgaard 21 april 1895; tr. Leeuwarderadeel 4 mei 1859 Jetske Doekes Veldman, geb. Oosterwierum 7 febr. 1828, overl. Wijtgaard 19 april 1903, dochter van Doeke Jans Veldman en Jantje Piers Stomebrink.

Xj. Jan Tjallings Joma, ged. R.K. Imsum 28 mei 1794, koopman (1817) en kastelein (1823) te Imsum, overl. aldaar 12 jan. 1879; tr. 1. Rauwerderhem 15 febr. 1817 Rigtje Wiebes Westra, geb. Oosterwierum, ged. R.K. Wijtgaard 26 juni 1797, overl. Imsum 3 juni 1823, dochter van Wiebe Jans en Doetje Pieters; tr. 2. Rauwerderhem 16 aug. 1828 Hieke Piebes de Boer, ged. R.K. Workum 15 juni 1795, overl. Imsum

64 25 juni 1830, dochter van Piebe Piebes de Boer en Reinskje Wientjes; tr. 3. Rauwerderhem 28 jan. 1832 Lolkje Ruurds Jongma, geb. Irnsum, ged. R.K. Irnsum 28 juni 1786, overl. Irnsum 27 aug. 1858, dochter van Ruurd Siebrens Jongma en Geertje Hoites, weduwe van Frans Klases van der Leer. Uit het eerste huwelijk: 1. Tjalling Jans Jorna, geb. Irnsum 24 nov. 1818, verver, overl. Irnsum 26 dec. 1844; tr. Rauwerderhem 10 nov. 1838 Rinske Durks de Klaver, geb. Irnsum 29 aug. 1814, overl. aldaar 3 juni 1843, dochter van Durk Annes de Klaver en Pietrik Lolles van der Meulen. Uit het tweede huwelijk: 2. Piebe, geb. Irnsum 7 april 1829, overl. aldaar 8 juli 1829.

Xk. Jan Hendriks Jorna, ged. R.K. Warga 22 juni 1808, melktapper, boerenarbeider onder Huizum, overl. Leeuwarden 21 juni 1868; tr. 1. Leeuwarden 16 juni 1839 Hiltje Oedses Visser, geb. Leeuwarden 12 april 1812, overl. aldaar 22 juni 1840, dochter van Oeds Pieters Visser en Tryntje Murks van der Meer; tr. 2. Leeuwarden 1 mei 1842 Dieuwke Tjeerds Andringa, geb. Wartena 6 maart 1816, overl. Leeuwarden 24 nov. 1858, dochter van Tjeerd Pieters Andringa en Wytske Siebrens Schaafsma. Uit het eerste huwelijk: 1. Hendrik, geb. Leeuwarden 20 juni 1840, overl. aldaar 15 sept. 1840. 2. Martinus, geb. Leeuwarden 20 juni 1840, overl. aldaar 26 aug. 1840. Uit het tweede huwelijk: 3. Hendrik, geb. Leeuwarden 2 maart 1843. 4. Tjeerd, geb. Leeuwarden 6 maart 1845, jong overl. 5. Catharina, geb. Leeuwarden 7 april 1847. 6. Wytske, geb. Leeuwarden 11 nov. 1851. 7. Tjeerd, geb. Leeuwarden 28 sept. 1856.

XI. Sybren Wopkes Jurna, geb. Goutum, ged. R.K. Wijtgaard 26 april 1796, werkman, melktapper (1824), koemelker (1832), overl. Harlingen 17 dec. 1857; tr. 1. Leeuwarderadeel 2 juni 1821 Feikje Heerts Sybertsma, geb. 1802, overl. Goutum 5 jan. 1831, dochter van Heert Sybrens en Jitske Sietses; tr. 2. Leeuwarderadeel 31 okt. 1832 Sietske Hendriks Stornebrink, geb. Wijtgaard, ged. R.K. Wijtgaard 5 okt. 1811, dochter van Hendrik Thomas Stornebrink en Andrieske Sikkes Tekstra. Uit het eerste huwelijk: 1. Doetje, geb. Goutum 6 april 1822. 2. Heert, geb. Goutum 28 sept. 1823, overl. aldaar 27 jan. 1824. 3. Heert, geb. Goutum 14 jan. 1825, overl. aldaar 15 febr. 1825. 4. Hitje Sybrens Jorna, geb. Goutum 18 febr. 1829, naaister, overl. Irnsum 22 mei 1921; tr. Rauwerderhem 22 mei 1851 Age Jans Kamminga, geb. Irnsum 12 juni 1824, van boerenbedrijf, overl. Irnsum 8 juni 1885, zoon van Jan Willems Kamminga en Jitske Ages Hemminga. Uit het tweede huwelijk: 5. Hendrik, geb. Goutum 3 aug. 1833.

65 6. Wopke, geb. Goutum 26 aug. 1834, overl. Leeuwarden 28 dec. 1841. 7. Andrieske, geb. Goutum 8 febr. 1839, overl. Leeuwarden 30 dec. 1839.

Xm. Jan Sybrens Jurna, geb. Goutum, ged. R.K. Wijtgaard 29 dec. 1790, boer en landbouwer te Aegum, overl. aldaar 11 mei 1864; tr. 1. Idaarderadeel/R.K. Warga 20/21 mei 1815 Klaaske Sietses Roorda, geb. Warstiens, ged. R.K. Warga 16 jan. 1784, overl. Aegum 16 maart 1823; tr. 2. Idaarderadeel/R.K. Warga 17/20 jan. 1828 Antje Cornelis de Rijk, geb. Warga, ged. R.K. Warga 19 juli 1791, overl. Aegum 31 dec. 1880, dochter van Cornelis Rikkerts de Rijk en Jeltje Ales.'ií? ..,;.'V:j Uit het eerste huwelijk: 1. Gerlandje Jans Jurna, geb. Aegum 29 maart 1817, overl. Warga 18 febr. 1890; tr. Idaarderadeel/R.K. Warga 25/28 mei 1837 Jan Pieters Postma, geb. Rauwerd 9 jan. 1812, kuiper, overl. Warga 15 april 1883, zoon van Pieter Enses Postma en Murkje Jans Roorda. 2. Antje Jans Jurna, geb. Aegum 29 mei 1819; tr. Idaarderadeel 6 mei 1847 Doede Gerbens van der Weide, geb. Goutum 22 mei 1821, boerenknecht, overl. Flansum onder Rauwerd 22 okt. 1888, zoon van Gerben Sjoukes van der Weide en Baukje Doekes Schoffelmeer. 3. Sybren Jans Jurna, geb. Aegum 1 juli 1821, landbouwer; tr. Leeuwarderadeel 25 aug. 1849 Jetske Siebrens Hoekstra, geb. Goutum 22 sept. 1820, dochter van Siebren Sjoerds Hoekstra en Sjoukje Andries Koopmans. 4. Sietse, geb. Aegum 25 febr. 1823, overl. aldaar 26 juni 1823. Uit het tweede huwelijk: 5. Jeltje Jans Jurna, geb. Aegum 24 okt. 1828, overl. Warga 30 juli 1862; tr. Idaarderadeel 16 mei 1850 Folkert Lucas Sinnema, geb. Warga 14 aug. 1824, slager, overl. Warga 3 sept. 1906, zoon van Lucas Folkerts Sinnema en Johanna Rinses Boersma. Hij hertr. Idaarderadeel 23 april 1863 Tietje Alberts Smits, geb. Bozum 12 dec. 1831. 6. Cornelis Jans Jurna, geb. Aegum 5 sept. 1830; tr. Idaarderadeel 8 mei 1856 Akke Hanses van der Meer, geb. 17 sept. 1836, dochter van Hans Tjerks van der Meer en Ytje Hessels van der Kolk. 7. Klaaske Jans Jurna, geb. Aegum 8 jan. 1835, overl. Leeuwarden 19 april 1905; tr. Idaarderadeel 7 mei 1862 Jan Jacobs Roorda, geb. Wijtgaard 15 dec. 1830, overl. Leeuwarden 23 maart 1903, zoon van Jacob Sietses Roorda en Feikje Jacobs van der Meer, weduwnaar van Fetje Hoites Huizinga.

Xn. Murk Ales Jorna, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 21 sept./14 okt. 1781, arbeider, overl. Tjerkwerd 25 mei 1852; tr. Menaldumadeel 2 maart 1817 Janke Hendriks Zijlstra, geb./ged. N.H. Marssum 11 okt./16 nov. 1788, overl. Tjerkwerd 23 jan. 1864, dochter van Hendrik Klases en Aatje Gerbens. Uit dit huwelijk: 1. Hinke Murks Jorna, geb. Engelum 13 aug. 1817; tr. 8 sept. 1849 Halbe Jans Taekema, geb. en ged. N.H. Oudega (Small.) 8 okt. 1805, arbeider, zoon van Jan Taekes Taekema en Wiepkje Halbes Halbersma. 2. Hendrik Murks Jorna, geb. Engelum 4 dec. 1818, overl. Menaldum 13 aug.

66 1876; tr. Menaldumadeel 27 okt. 1847 Janke Symons Kramer, geb. Berlikum 4 okt. 1822, overl. Menaldum 5 aug. 1882, dochter van Symon Feddriks Kramer en Jetske Gerryts Brouwer.

Xo. Pyter Ales Jorna, geb./ged. N.H. Tjerkwerd 3 febr./4 april 1791, timmerman, overl. Witmarsum 30 mei 1832. Hij heeft een relatie met Riemke Hylkes Zijlstra. Uit deze relatie: 1. Johannes, geb. Tjerkwerd 6 nov. 1822, overl. aldaar 19 april 1827.

Xp. Cornelis Ales Jorna, geb. Bolsward 26 dec. 1817, stoelwinder, overl. Bolsward 4 sept. 1872; tr. 1. Bolsward 31 juli 1842 Ypkje Siebrens Piso, geb. Harhngen 22 okt. 1814, overl. Bolsward 4 juli 1843, dochter van Siebren Lieuwes Piso en Antje Harmens Feenstra; tr. 2. Bolsward 7 juli 1850 Idske Jans Kramer, geb. Bolsward 8 juli 1824, overl. aldaar 10 mei 1860, dochter van Jan Johannes Kramer en Baukje Lolkes de Boer; tr. 3. Bolsward 17 aug. 1862 zijn schoonzus Aaltje Jans Kramer, geb. Bolsward 4 maart 1833, overl. Bolsward 10 febr. 1875. Uit het eerste huwelijk (bij trouwakte van 1842 erkend): 1. Ale Cornelis Jorna, geb. Bolsward 31 maart 1837. Uit het tweede huwelijk: 2. Baukje, geb. Bolsward 2 maart 1860, overl. aldaar 15 juni 1860.

Xq. Gerben Jans Jorna, geb. Kubaard, ged. R.K. Bolsward 21 maart 1798, koopman en boer, overl. Bolsward 20 jan. 1862; tr. Wommels 26 dec. 1816 Minke Dirks de Boer, geb. Baburen onder Tjerkwerd, ged. R.K. Blauwhuis 17 maart 1791, overl. Bolsward 2 april 1859, dochter van Dirk Baukes en Botje Johannes. Uit dit huwelijk: 1. Fokje Gerbens Jorna, geb. Burgwerd 17 juni 1819. 2. Durk Gerbens Jorna, geb. Burgwerd 18 sept. 1821, boerenknecht; tr. Wymbritseradeel 27 mei 1843 Lolkje Lieuwes Hoekstra, geb. Abbega 24 sept. 1823, dochter van Lieuwe Klases Hoekstra en Reino Johannes van der Meulen. 3. Botje Gerbens Jorna, geb. Burgwerd 16 dec. 1824, overl. Bolsward 6 nov. 1905; tr. Bolsward 18 juli 1852 Feyke Keimpes Jorna (Xt).

Xr. Feike Jans Jorna, geb. Kubaard, ged. R.K. Bolsward 21 aug. 1800, overl. aldaar 5 mei 1862; tr. 1. Wonseradeel 19 juli 1828 Siebrig Gatses, geb. Greonterp, ged. R.K. Blauwhuis 1 nov. 1773, boerin te Hieslum, overl. aldaar 24 maart 1831, dochter van Gatse Benedictus en Rigtje Sybrands, weduwe van Taeke Rientses van der Wey; tr. 2. Bolsward 22 jan. 1832 Maryke Sjoerds Palstra, geb. Oudega (Wym.), ged. R.K. Blauwhuis 21 okt. 1808, overl. Bolsward 21 okt. 1901 (als Polstra), dochter van Sjoerd Gerbens Palstra en Trientje Pieters Hoekstra. Feyke verhuist op 12 mei 1857 van Makkum naar Bolsward, alwaar hij landbouwer is (Buitenbuurt 667). Uit het tweede huwelijk: 1. Tryntje Feykes Jorna, geb. Tzum 11 okt. 1832, overl. Bolsward 26 juli 1858; tr.

67 Wonseradeel 8 mei 1858 Pieter Cornelis de Boer, Makkum geb. 31 jan. 1832, zoon van Cornelis Pieters de Boer en Baukje Hessels Rolsma. 2. Fokje Feykes Jorna, geb. Tzum 8 april 1834, overl. Nijland 27 maart 1873; tr. Wymbritseradeel 26 okt. 1861 Otte Johannes Postma, geb. Bolsward 20 dec. 1831, kastelein, zoon van Johannes Sjoerds Postma en Gatske Ypkes Visser. 3. Jan, geb. Tzum 2 febr. 1836. 4. Sjoerd, geb. Tzum 17 maart 1838, jong overl. 5. Sjoerd Feykes Jorna, geb. Tzum 11 jan. 1840, boer; tr. Wonseradeel 13 mei 1865 Allertje Jans Ypma, geb. 24 juli 1845, overl. Franeker 22 sept. 1882, dochter van Jan Fokkes Ypma en Foekje Gerrits Hollander. 6. Sybrigje, geb. Makkum 27 jan. 1845. 7. Andries Feykes Jorna, geb. Makkum 14 juni 1847, koemelker, overl. Bolsward 8 sept. 1931.

Xs. Gerben Keimpes Jorna, ged. R.K. Bolsward 11 febr. 1811, trekveerschipper en winkelier, overl. Bolsward 26 jan. 1870; tr. Bolsward 14 juni 1835 Maryke Josephs Rinkes, geb. Bolsward, ged. R.K. 12 dec. 1802, overl. aldaar 5 april 1887, dochter van Joseph Rinkes en Maria Willems. Uit dit huwelijk: 1. Pieter Josephs Jorna, geb. Harlingen 17 okt. 1835; tr. Bolsward 10 febr. 1878 Teetske Franses Roorda, geb. Bolsward 28 maart 1844, overl. 7 okt. 1906, dochter van Frans Sybrens Roorda en Anna Hiddes Stallinga.

Xt. Feyke Keimpes Jorna, geb. Bolsward 18 juni 1817, trekschipper en koopman-winkelier, overl. Bolsward 16 juni 1898; tr. 1. Bolsward 29 mei 1842 Eke Siebrens Roorda, ged. R.K. Bolsward 12 sept. 1811, overl. aldaar 21 april 1845, dochter van Siebren Fongers Roorda en Fokje Gerbens Galema; tr. 2. Bolsward 18 juli 1852 Botje Gerbens Jorna, geb. Burgwerd 16 dec. 1824, overl. Bolsward 6 nov. 1905, dochter van Gerben Jans Jorna (Xq) en Minke Dirks de Boer. Uit het eerste huwelijk: 1. Fokje Feykes Jorna, geb. Bolsward 7 nov. 1843, overl. Nijland 19 juli 1860. Uit het tweede huwelijk: 2. Keimpe, geb. Bolsward nov. 1861, overl. aldaar 10 dec. 1861. 3. Minke Feykes Jorna, geb. Bolsward 23 maart 1864, overl. aldaar 7 nov. 1913; tr. Bolsward 17 nov. 1903 Antonius van der Meer, geb. Bolsward 14 okt. 1861, boekhouder, overl. Blauwhuis 9 mei 1949, zoon van Obe Simmes van der Meer en Elisabeth Maria de Haan.

Xu. Jan Sanders Jorna, gleibakker, geb./ged. N.H. Bolsward 14 jan./l febr. 1771, overl. Harlingen 12 okt. 1825; tr. Bolsward 27 jan. 1793 Aukje Sybrens Dijkstra, geb. Bolsward 1770, overl. Harlingen 29 nov. 1827, dochter van Sybren Gerbens en Acke Reins. Naamsaanneming te Harlingen, met de kinderen Sander (18 jaar), Sybren (16 jaar), Matheus (12 jaar), Hendrik (of Rein, 9 jaar), Jan (7 jaar) en Anne (3 jaar).

68 Uit dit huwelijk: 1. Sander Jans Joma, gleibakker, werkman, geb./ged. N.H. Bolsward 31 mei/13 juni 1793, overl. Harlingen 21 maart 1838; tr. Harlingen 7 maart 1819 Jantje Watses Bakker, ged. N.H. Harlingen 27 sept. 1791, overl. aldaar 7 mei 1822, dochter van Watse Pieters Bakker en Tietje Oeges. 2. Sybren, geb./ged. N.H. Bolsward 25 juli/6 aug. 1795. 3. Geertje, geb./ged. N.H. Bolsward 13/29 april 1798, jong overl. 4. Matheus, geb./ged. N.H. Bolsward 15/24 nov. 1799. 5. Rein Jans Jorna, geb./ged. N.H. Harlingen 12/24 april 1803, bakker, overl. aldaar 9 jan. 1838; tr. Harlingen 12 jan. 1826 Feikje Johannes Dijkstra, geb. Harlingen 20 jan. 1798, dochter van Johannes Hilles Dijkstra en Dirkje Feikes. 6. Jan Jans Jorna, geb./ged. N.H. Harlingen 10/29 juli 1804; tr. 6 juli 1838 Hendrikje Kornelis Stonebrink, geb./ged. N.H. Sint Jacobiparochie 16 maart/16 april 1797, dochter van Kornelis Hendriks Stonebrink en Geertje Klases. 7. Anne Jans Jorna, panbakker en zoutdrager, geb./ged. N.H. Harlingen 26 okt/20 nov. 1808, overl. aldaar 25 okt. 1849; tr. 1. Harlingen 15 nov, 1832 Pietje Hiddes de Weerd, geb./ged. N.H. Harlingen 1/28 mei 1799, overl. aldaar 15 april 1837, dochter van Hidde Sipkes de Weerd en Tietje Dirks de Boer; tr. 2. Harlingen 14 sept. 1837 Sjoukje Hillebrands van Loon, geb./ged. N.H. Winsum 3 febr./ll maart 1810, overl. Harlingen 27 febr. 1888, dochter van Hillebrand Gerbens van Loon en Sytske Durks Tania.

Noten

De archivalia berusten, tenzij anders is aangegeven, in het Ryksargyf te Leeuwarden- Gebruikte afkortingen: GA Gemeente-archief; GJ Genealogysk Jierboek(je); GEN Genealogie; HvF Archief van het Hof van Friesland; NT Nadere Toegang.

1 R. Visscher, De archieven van het Sint Anthony Gasthuis (Leeuwarden 1921) nrs. 1270 en 1548. 2 GA LWN L55, 25.6.1526. 3 Handschrift Doys, Liber III 142, regestnr. 40. 4 HvF JJI2 537. 5 HvF YY7 193. 6 HvF YY9 43v. 7 LWL 74, na 3 juli 1567. 8 LWL 74 1. 9 WYM 83 61 v. 10 SNE 22 368v 16 aug. 1555. 11 Rentmees­ tersrekeningen, 33 26. 12 HvF YY10 145v. 13 HvF YY11 35, HvF YY16 167. 14 G. Abma, Himmelumer Aldefurd en Noardwâlde (Ljouwert 1992) 320. 15 GJ 1994 ' 48, IDA 71 273. 16 IDA 29, 1604. 17 LDA 32, 5 maart 1630, IDA 5 23, 59v. 18 IDA 32, 27 aug. 1631. 19 IDA 32, 24 aug. 1631. 20 IDA 32, 1635. 21 IDA 7 48. 22 LWL 180 264. 23 HvF WW57 30, WW58 34 24 BOL U5 28v (11.3.1646), HvF WW26 20.12.1636 nr. 11, WW17 20.6.1626 interl. nr. 3. 25 IDA 7 125. 26 IDA 55 564v. 27 IDA 56 259a. 28 WON C2 199. 29 WYM 82 208. 30 IDA 5 100, IDA 30 104v. 31 IDA 71 113v. 32 IDA 71 4v, 10, 60v, 207v. 33 HvF WW24 nr. 15, 14.5.1634, p. 1378, 20.12.1643. 34 IDA 4 27v. 35 IDA oud rechterlijk archief, copie 4060. 36 IDA 71 312. 37 IDA 5 7, 21 sept. 1635. 38 HvF WW43 112. 39 HvF WW38, IDA 28. 40 IDA 72 121v. 41 LWL 181 72. 42 LWL 182 72, 73, 84, 96. 43

69 IDA 73 183, IDA 55 418a. 44 IDA 55 419b. 45 IDA 9 11. 46 HvF WW64 13. 47 IDA 24 151. 48 IDA 42 99. 49 IDA 73 80. 50 GEN 669, Geschiedenis families Andringa. 51 HvF WW35 37. 52 IDA 55 180a. 53 HvF WW55 9. 54 IDA 73 158. 55 IDA 55 446a. 56 IDA 73 182v, 266. 57 IDA 55 410a. 58 IDA 73 155v. 59 HEN DTB 405. 60 SNE 187 316. 61 NT 13.127 44. 62 IDA 23 189. 63 IDA 23 64. 64 IDA 23 107. 65 IDA 23 109. 66 IDA 71 312, 37lv. 67 IDA 72, 1661, IDA 73 179, 368. 68 IDA 73 14v. 69 IDA 55 482a, 483a. 70 IDA 74 142v. 71 IDA 40 448. 72 IDA 56 259a. 73 IDA 56 32a, 261a. 74 LWL 112 66. 75 IDA 55 42a. 76 IDA 55 47, 79a. 77 IDA 55 105a, 111b. 78 IDA 72 40v. 79 IDA 55 127a, 128a, IDA 72 519v. 80 HvF WW50 49. 81 IDA 55 133a. 82 IDA 73 81. 83 HvF WW60 31. 84 IDA 56 181a. 85 HvF WW83 14, 1693. 86 IDA 56 765a. 87 HvF 64 32. 88 IDA 51 229, RAU 68 174. 89 RAU 10 140. 90 RAU 37 102, 120v, 231, 315v. 91 RAU 34 56. 92 RAU 55 147, 156. 93 IDA 71, 1640, IDA 72 121v. 94 UTI 34 21, UTI 5 23. 95 RAU 47, 1652, RAU 10 242v, 244v. 96 IDA 73 12v. 97 UTI 42 275v, 315v. 98 BOL 222 lOlv. 99 IDA 55 210a. 100 Voor deze tak: Roorda GEN 535 100, GEN 536 122, De Nederlandsche Leeuw 1924. 101 IDA 20 153. 102 HvF WW22, 1632. 103 HvF WW58, 1668. 104 HvF WW24 16. 105 HvF 44 46, HEN 29, 1653-1656. 106 IDA 55 257v. 107 HvF WW61, 1671-1675. 108 WOR 150, 1688. 109 NT 13.91 145. 110 IDA 74 235v. 111 IDA 56 195a. 112 IDA 73 500, 505, 520v. 113 IDA 74 44. 114 IDA 42 99. 115 IDA 41 364. 116 IDA 43 191. 117 IDA 47 380. 118 IDA 7 461. 119 IDA 56 185a. 120 UTI 27 45. 121 IDA 74 11. 122 IDA 74 241. 123 IDA 24 151. 124 IDA 56 589. 125 IDA 44 1699. 126 IDA 73 175, 188v. 127 IDA 56 444c. 128 HvF WW63 49. 129 IDA 39 366. 130 GA LWN W9 60, HvF WW82, 1710. 131 GA LWN W9 64v, W10 95-99.132 GA LWN GG84 92/1.133 GA LWN X13 114v. 134 GA LWN GG92 92/5v. 135 IDA 57 16v. 136 H. Walsweer, Onderzoek naar jus patronatus en studiefinanciering. Doctoraalscriptie Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Groningen, dl. 2: Lieve Vrouwe- of Albadaleen te Poppingawier tot 1800 (Groningen, 1992) bijlage 2, D139 e.v. 137 IDA 39 255. 138 IDA 74 451. 139 IDA 56 129a, IDA 73 512v. 140 IDA 73 519v. 141 IDA 40 82. 142 HvF WW82 1. 143 HvF WW82 14. 144 HvF WW84 13. 145 HvF 7832. 146 RAU 49, 1731. 147 IDA 55 156v. 148 IDA 56 670a, 671a. 149 IDA 56 719b. 150 RAU 35 219. 151 RAU 57 266. 152 WYM 35 175. 153 BOL 29 28. 154 MEN 82 423. 155 IDA 56 169a. 156 GA Steenwijk Stadsgericht 57 208. 157 Idem 85 294, 320. 158 LWL 188 16, 40.159 LWL 180 51v. 160 LWL 180 63, 230. 161 LWL 36 144. 162 RAU 74 609. 163 LWL 210, juni 1747. 164 LWL 211 68. 165 LWL 211 109. 166 IDA 44 289. 167 IDA 17 65. 168 IDA 77 2, 167v. 169 IDA 45 247. 170 LWL 150 138v. 171 LWL 150 123. 172 LWL 151 187. 173 IDA 44, 1719. 174 IDA 18 217. 175 IDA 58 422, IDA 77 440v. 176 LWL 210 5. 177 IDA 7 150. 178 IDA 44, 1720. 179 WYM 98 103-105. 180 WYM 36 9. 181 WYM 36 16.182 RAU 57 454.183 RAU 35, NT 13.134 259. 184 RAU 63 93, 100.185 LWL 70, 13 dec. 1678. 186 SCO 69 33. 187 DON 14, 29 aug. 1695. 188 HvF W84 9, 1694. 189 NT 13.91 312. 190 HEN 19 112v. 191 LWL 191 68.192 LWL 72 6. 193 GA LWN R.K. Kerkarchief (statie Koornmarkt) nr. 43. 194 IDA 28, 29 mei 1797. 195 GA LWN Instructieboek 140, 1776.196 GA LWN W16 91. 197 GA LWN C22 442. 198 LWL Q12 162. 199 WYM 100 32, 159v, 160. 200 WYM 66 242v. 201

70 WYM 100 152, 153, 169v, 190. 202 WYM 36 22, WYM 66, 1763. 203 BOL 123 152. 204 GA Amsterdam nr. 8610, 23 mei 1725, Not. Archief 6625, 1714, idem 6627,1715. 205 IDA 80 292v. 206 LWL 117 24. 207 HvF HHH5 75, 75v. 208 RAU 63 226. 209 RAU 64 3. 210 WYM 39, 1809, NT 13.107 129. 211 GA LWN W20 72. 212 LWL 117, 1802. 213 IDA 15, 7 okt. 1798. 214 RAU 64, 7 mei 1806. 215 GA LWN C57 257. 216 GA LWN W20 70v.

71

HERMANNUS COLLENIUS EN SYN FAMYLJE

Ein 1665 jage in orkaan oer it lân en in stoarmfloed sloech hiel wat bressen yn de diken. In part fan noard-eastlik Fryslân kaam ûnder wetter te stean, ek Kollum, dêr't de skilder Hermannus Collenius hikke en tein wie. Gans minsken ferdronken en de oerlibjenden hienen daüks dêrnei te krijen mei in pestepidemy. Sokke epidemieën folgen as regel op oerstreamings, mei't ratten en oar ûngedierte dan de káns krigen har ûnbedimber út te wreidzjen. Dat sokke natuerrampen in minskelibben tige feroarje kinne, leart ús de earste fermelding fan Hermannus Collenius yn de argiven. Hy wie yn maart 1666 achter- bleaun mei twa bruorren en in suster, neidat syn heit en mem en in broer of suster ferstoam wiene, nei alle wierskyn oan de pest. It hiele jier bleau in rampjier foar Collenius. Yn april die bliken , dat syn broer Douwe en syn suster Antje ferstoam wiene en yn augustus ien fan de kuratoaren, Yn desimber wie ek de léste broer Meinardus net mear yn libben.

Hermannus Collenius liet lykwols de holle net hingje, dy Kollumer jongfeint wie letter, oan 'e ein fan de santjinde en yn it begjin fan de achttjinde ieu, de meast frege skilder yn Grins. Hy skildere histoarjestikken, mar makke ek portretten foar de Grinzer hegerein. Fan syn oeuvre is yn de simmer fan 1997 in grutte tentoanstelling opset, 'De Gouden Eeuw in Groningen'. Wurk fan Collenius waard tentoansteld yn de Fraeylemaborg te Slochteren, it Groninger Museum te Grins, de Menkemaborg te Uithuizen, de borg De Nienoord op 'e Like en de borg Verhildersum te Liens.

Alle reden foar ús, doe't bliken die dat Hermannus Collenius fan Fryske komôf wie, om ris ûndersyk te dwaan nei syn famylje. It resultaat folget hjir.

Winsum (Gr.), Grins, juny 1997 Freerk J. Veldman en Reid van der Ley

I De skilder Hermannus Collenius, beme te Kollum yn 1650, waard folút neamd nei syn oerpake Hermannus Collenius (dûmny te Kollum en stoarn yn 1648, twa jier foardat de skilder Collenius beme waard). Ein 1666 wie de jonge skilder Hermannus Collenius te Amsterdam om dêr syn testamint te meitsjen, mei as tsjûge Tjerk Jellema.1 Collenius beneamt syn nicht Grietje Coriander, de frou fan Dominicus Livij, notaris te Bûtenpost, ta iennichste erfgenamt.2 De famyljerelaasje is ús net dúdük. Collenius loek dêrmei syn earder dat jier te Ljouwert opmakke testamint wer yn.' It is net bekend, wer't Collenius syn oplieding ta skilder hân hat. Ein 1669 kocht er it lyts boargerrjocht te Grins en waard doe lid fan it glêsmakkers- en skildersgild.4 Hjerst 1670 waard Hermannus ynskreaun as lidmaat fan de herfoarme gemeente te Grins, 'Hermanus Colenius aent Vismerckt'. Op 25 augustus 1671 troude er te Amsterdam, dan 21 jier âld en wenjend oan de Rozengracht, mei de 25-jierrige Judith Pijl, fan Amsterdam. Hja wie in dochter fan de skuonmakker Gerrit Pijl en Engeltje Engelberts. Tsjûge by dat houlik wie Tjerk Jellema, dy't ek al oanwêzich wie by it opmeitsjen fan it testamint yn 1666. Yn 1672 rekke Hermannus Collenius belutsen by in kwestje oer in kolleksje Itali- aanske skilderijen.5 Gerrit Uylenburgh, 'Mr. schilder en coopman van dertien schil-

73 derijen tot Amsterdam', hie oan de karfoarst fan Brandenburg te Berlyn in fracht fan trettjin skilderijen en in oantal 'statues' stjoerd. It grutste part fan de skilderijen soe bestean út Italiaansk wurk fan masters as Giorgione, Titiaan, Rafaêl en oaren. De taskriuwing fan de stikken waard yn 'e kiif set, de stikken soene net Italiaansk wêze, en perfoarst net goed Italiaansk. De stikken waarden weromstjoerd nei Amsterdam en de kwestje waard heech opnaam. Der waard in kommisje gearstald om in oardiel te jaan, ek de ferneamde skilder Johannes Vermeer wie derby. Ek Hermannus Col­ lenius lei in koarte ferklearring ôf: 'lek ondergeschreven Harmannus Collenius ver- clare dat de schilderijen die ick als vooren in de KeijsersCroon hebben gesien, naer mijn oordeel en kennisse alle síjn goede ende deuchdelijcke Italiaense stucken'. Yn maart 1673 waard Collenius ynskreaun as 'poorter' fan Amsterdam; yn oktober fan datselde jier ferstoar syn frou. Hja hawwe wenne oan de Nieuwe Keizersgracht- Op 20 april 1675 gie Collenius te Amsterdam yn ûndertrou mei Maria Bronsvelt, fan Utert, 21 jier âld. Yn 1678 frege Collenius om fuortsetting fan it boargerrjocht en it lidmaatskip fan it skildersgild te Grins.6 Hy ferklearre doe dat hy earne oars wenne 'om sich in de const verder te oefenen'. It liket hjir dúdlik dat hy fan Amsterdam út de mooglikheid iepenhal de woe om werom te kommen nei Grins. Yn 1680 waard te Amsterdam de ynventaris opmakke fan Engeltje Engelberts, de mem fan syn earste frou.7 Under de 54 skilderijen wurde seis spesifisearre, en wol it 'conterfeytsel van Harmanus Collenius', it konterfeitsel fan de ferstoarne en fjou- wer 'grote'. Der wiene foarderingen foar in totaal fan 2200 gûne, 'welcke somme seer dubieus is en voor quade schuld gerekent word - waer onder de schuld van Harmanus Collenius begrepen wort'. Ut it houlik fan Collenius en Judith Pijl wiene gjin bern, en it liket derop, dat der gjin kontakten mear wiene tusken him en syn eardere skoanfamylje. Oan 'e ein fan 1679 fêstige Collenius him op 'e Like. Syn opdrachten foar wurk op de Nienoord sille de reden west hawwe. April 1685 wennet Collenius wer te Grins, hy frege doe in skilderij oan te bieden 'tot vercieringe van het raadthuijs', om syn boargerskip en syn lidmaatskip fan it skildersgild mei te beteljen. Dat waard tastien.8 Yn juny fan datselde jier leveren hy en syn frou harren attestaasje fan de Like yn by de herfoarme gemeente fan Grins. Yn 1686 krige Collenius de opdracht fan de leden fan de Provinsjale Steaten te Grins om yn harren gearkomsteseal in skoarstienstik te leverjen mei as Onderwerp: 'Religie en Vrijheid' .9 Dat wie in aktueel ûnderwerp trochdat in stream Frânske flechtlingen feilich ûnderdak socht nei de ynlûking fan it Edict fan Nantes yn Frankryk yn 1685. Foar Grins wie dat in wolkomme ympuls, bygelyks foar de hannel.

GAG-Stedsrekkeningen 1698, bylage, folio 393; Hermannus Collenius tekenet foar ûntfangst fanwege it ferguldzjen fan it snijwurk fan it oargel yn de Martinitsjerke.

IA Yn 1689 wenne Collenius mei frou en bern yn de Broerestraat op de hoeke fan de Kijk in 't Jatstraat te Grins. Hy wurdt noch neamd yn it rekestboek fan de stêd Grins. Ien kear fersocht er om findels te skilderjen, dy't op 'dage van vreugde' út de Marti- nitoer hingje koene, en twaris woe hy in skilderij ferlotsje. Collenius wie net ûnbegoedige. Yn 170810 kochten hy en syn frou in liifrinte op it libben fan harren twa dochters, yn 171311 noch in kear. Yn 1720 kocht Collenius in hûs yn de Stoeldraaiersstraat.12 Yn syn neilitten papieren is in stik te finen, dat it stjerjier fan Hermannus Collenius datearret op 1723, nammentlik 'een schriftelijke dispositie waar bij Ytje Collenius het huijs in de Kijk in Jat straat is toegelegt van haar Vader H.Collenius in dato den 12 Septbr. 1723'.13 Bern: 1. Anna Collenius, doopt Midwolde/de Like 26 febrewaris 1682, jong stoarn. 2. Anna Collenius, doopt Midwolde/de Like 23 desimber 1683, wurdt yn maart 1702 oannommen as lidmaat fan de herfoarme gemeente te Grins, troude Grins (A-tsjerke) 10 desimber 1721 Willem Beugel, berne yn Tecklenburg, faandrich yn it boargerlik rezjimint, wenne yn de Oude Kijk in 't Jatstraat te Grins. Op 20 novimber 1721 wurde de houliksbetingsten opmakke tusken Anna en Willem Beugel. Tsjûgen fan de breid binne dan har heit Hermannus Collenius en har suster Itie Collenius.14 Op 11 april 1740 wurdt ynventaris opmakke fan de boel fan de silger hopman Willem Beugel en syn dan ek al ferstoarne frou Anna Collenius. Der is in minderjierrige soan, oer wa't dr. B. Muntingh 'voormond' is en Manuel Molencamp fâd. Der is in hûs yn de Oude Kijk in 't Jatstraat. Ut it houlik binne in soan Jacobus Beugel, doopt te Grins (Martinitsjerke) 14 maart 1724 (ferûngelokke 1754 'enige Lijfstoebehooren 't welk de overledene heeft aangehad ten dage dat is veronglukt, en van sijn lijf is afgesneede' en 'door de Water Schout Rijkens in de Boedel gebragt, het geene bij de overledene heeft bevonden')15, en in dochter Maria Catrina Beugel, doopt Grins (Martinitsjerke) 12 july 1726 (jºng stoarn). 3. Ytje Collenius, doopt Grins (A-tsjerke) 30 jannewaris 1689, yn septimber 1706 oannommen as lidmaat fan de herfoarme gemeente te Grins, troude (ûndertrou Grins 5 jannewaris 1726) mei Egbert Lantinck, doopt Grins (Martinitsjerke) 22 jannewaris 1682, soan fan Lucas Lantinck en Beertje Geersema. De hou­ liksbetingsten binne fan 2 jannewaris 1726.16 Op 5 oktober 174117 wurdt ynventaris opmakke fan de boel fan 'wijlen Juffer Itje Collenius, weduwe van de oud solliciteur E. Lantinck'. Har neef, de 'studiosus' Jacobus Beugel, erft fan har. Unreplik guod bestiet út in hûs yn de Stoeldraaiersstraat, kocht neffens 'keerskoopbrief fan 21 febrewaris 1721 foar 1050 gûne. Fierders in 'Vrouwen Sitbankje' op nûmer 187 yn de Martinitsjerke. By testamint fan 16 july 1741 makket Ytje oan Jacomijntje van Dullum te Utert ta 'een gouden ringh met 9 steenen, met een vrouwen rock'. Mooglik is Jacomijntje in famyljelid of goede bekende fan Ytje har mem, dy't fan Utert kaam.

II Mem, Ytsje Meinardi, stoarn te Kollum krekt nei 11 maart 1666, troude te Droegeham op 20 oktober 1644 mei Pieter Douwes, master goudsmid te Kollum, stoarn tusken 1662 en 1666. Pieter en Ytsje bewennen in 'seeckere heerlijcke huisinge, hovingen, bomen en plantagie staende en gelegen binnen Collum opt Oost van de Steenen Piep opt Noord van de Straet', yn 1676 bewenne troch Mr. Symen Elings. It hûs is frij fan floreen, mar beswierd mei 14 stoeren jierlikse grûnpacht oan ds. Johannes Wiaerda, fierders

75 'Allegorie op het Goede Beheer'. Dit hat in skoarstienstik west foar de rekkenkeamer fan it Provinsjehûs te Grìns. 'Het goede beheer' stie dêrfoarop. De rekkenmasters waarden troch dit skilderij derop wiisd, dat de lânbou florearret, is der romte foar keunst en wittenskip om tafolsleine ûntjouwìng te kommen en wurde de 'eerzame landman' en yn him alle minsken dy't harren deistich wurk goed dogge, beleanne mei oerfloed en in lauwerkrânse. Wol moat Justitia yn eare halden wurde en Temperantia moat tafersjoch hâlde. De skoarstienmantel is yn it houtsnijwurk datearre op 1700. Dêrom wurdtfoar it skoarstienstik ek de datearring 1700 oanhàlden. Katalogus nr. 17.

76 mei 'beswaeringe' fan 'waterlossinge door 't hoff ende onderholdinge van stakettin­ gen na oldergewoonte'. Dat hûs wurdt op 10 oktober 167618 ferkocht troch harren soan 'Mr. Harmannus Collenius Schildenaer wonende binnen Amsterdam' foar 272 goudgûne. Oer Pieter Douwes syn famylje is neat bekend. Pieter wie in sulversmid mei grafyske talinten. Yn de boelynventaris wurdt gewach makke fan in oantal 'silveren plaeten' mei 'gesneden' foarstellings, likegoed histoaryske foarstellings as húslike tafrielen. Neamd waarden Venus, Marcus Curtius, Jezus, mar ek de húshâlding fan Pieter Douwes. Dêrneist wie der noch in plaat mei in foarstelling fan 'Pieter Douwes twelingen'. Utsein in soad sulver, goud, huzen en grûn, wurdt ek in lange list mei boeken neamd. It grutte tal teologyske en klassike wurken wiist op in mear as gewoane belangstelling foar teology en de âldheid. It leit yn de reden dat dy boeken komme út de neilittenskip fan de beide dûmnys fan Ytsje har kant. Op 23 maart 1666 wurde Dominicus Livij, notaris publicus te Bûtenpost, en Ete Gerbens, keapman te Kollum, kuratoaren oer de fjouwer bern, op fersyk fan de âldste soan Hermannus Collenius.19 Op 26 jannewaris 1670 is Pieter Jarichs, bysitter fan Kollumerlân, kurator oer Harmannus Collenius, dan 19 jier âld. Pieter docht dan it fersyk oan Dominicus Livij om rekken, bewiis en relikwa fan ûntfangst en útjefte fan de administraasje oer Harmannus Collenius.20 Bern: 1. Hermannus Collenius, berne om 1650 hinne (sjoch I). 2. Douwe Pieters, stoarn tusken 23 maart en 21 april 1666.21 3. Meinardus Pieters, berne 1659, stoarn tusken augustus22 en desimber 1666. 4. Antje Pieters, stoarn tusken 23 maart en 21 april 1666. 5. In fiifde, net mei namme neamd bern is sprake fan op 11 maart 1666, mar wurdt al net mear neamd op 23 maart 1666.

III Beppe, Jeltie Harmannus, sil om 1620 hinne troud wêze mei Meinardus Nicolai Brouërius, berne om 1596 hinne, sels neamt er him in Frjentsjerter fan origine, fan 1621 oant 1661 dûmny te Droegeham en de Harkema, stoarn Droegeham 22 maart 1662, begroeven dêr, soan fan Claes Meinerts en Nieske Jans. Nei Jeltsje har ferstjerren is Meinardus Nicolai (sa't er him meastal neamt) wer troud te Droegeham op 5 augustus 1655 mei Janke Jans. Janke hat har man oerlibbe. Yn 1636 keapje Meinardus Nicolai en Jeltie Harmanus in stik miedlân, neamd 'De Colck', yn de Izermieden ûnder Stynsgea.23 Op 2 april 166224 wurdt ynventaris opmakke fan it stjerhûs en it ûnreplik guod fan silger Meinardus Nicolai. Hy fererft dan op syn bern en bernsbern, te witten Ittie Meinardus, de frou fan Pijtter Douwes, master goudsmid te Kollum, en Jeltje Ipes 'oud int 8e jaar', it iennichste neilitten bern fan Ipe Meijnerdts en Catharina Scheffers, yn tiden wenjend te Dokkum. Yn de ynventaris wurdt neamd it yn 1636 kochte lân ûnder Stynsgea. Oan sulverwurk wie yn 'e hûs: 'een half mingelens beecker, weegend 18 loot, VA met het wapen fan Tied Dircx', 'noch een half mingelens beker, weegende 19 loot, met het wapen van Harmanus Collenius', 'zes rondstaelde lepels, geteickend met C.M. en J.D.', 'twee platstaelde lepels, geteickend met H.C en A.D.S.', 'noch een platstaelde lepel, geteickend met H.D.H.M.'. Bem: 1. Ipe Meinardi, berne te Droegeham, yn 1650 en 1657 neamd as goudsmid te Dokkum, yn 1660 as sulversmid, troude earst Droegeham 24 febrewaris 1650 (ûndertrou Gerjocht fan Dokkum 9 febrewaris 1650) mei Catharina Henrici

77 De bevrijding van Andromeda. Foto: Sotheby Mak van Waay.

78 Schefferus, fan Hallum, berne om 1634 hinne,25 dochter fan ds. Henricus Scheffer en Luduke Claesdr. Ipe troude wer yn 1660 mei Sijke Gerryts Crab, dochter fan Gerryt Jans Crab.26 Sijke wie earder troud (ûndertrou Gerjocht fan Dokkum 4 july 1645) mei de weinniakker Balling Tjerks, fan Kollum. Op 23 febrewaris 1650 wurdt Epe Meijnerts boarger fan de stêd Dokkum, hjir wurdt by oantekene dat hy master 'goltsmidt' wie en berne wie te Droegeham. Yn itselde jier wurdt Ipe Meinerts neamd mei de namme Cardehuijs. Hy komt dan foar as sweager fan Philippus Scheffer.27 Op 22 maart 1659 docht bliken, dat Catharina net mear libbet: de bakker Keimpe Wopkes wurdt curator divisi- onis oer de dochter Jeltsje, dan twa jier âld.28 Twa jier letter wurdt Isaak Pie- ters, boekferkeaper, kurator oer it famke.29 Yn septimber fan datselde jier wurdt Meinardus Lijsingh fâd oer Jeltsje yn it plak fan Isaak Pieters.30 Bern: Jeltie, doopt te Dokkum op 1 febrewaris 1657. 2. Yttie Meinardi (sjoch II). IV Oerpake Hermannus Collenius is berne om 1557 hinne. De predikantelist fan Romein seit, dat hy fan Loppersum ofkomstich wie. Yn de rûzige herfoarmingstiid wie Collenius al foar maaie 1595 dûmny, en wol te Boarnwert, Foudgum, de Lytse Jouwer en Raard, letter oant 1605/1606 te Bitgum en Ingelum en doe, oant 1641, sa'n 35 jier te Kollum. Yn 1621 is Collenius preses by de Snitser synoade.31 Oer it emeritaat fan Hermannus Collenius hat hiel wat te dwaan west. Yn 1641 besocht de gemeente om him te sliten, Collenius wie doe al 83 jier. De gemeente woe dat hy emeritaat oanfrege en dan soe hy noch 300 gûne krije. Collenius hie dêr lykwols gjin earen nei, mar de gemeente berôp al in oare dûmny, en wol ds. Hesselus Gerardi Samplonius fan Molkwar. Doe begûn it skeel, ek de synoade bemoeide har der mei. It rûn sa heech op, dat Collenius it Nachtmiei ûntsein waard. Op 28 maart 1642 waard in klassikale gearkomste belein , dy't dy kwestje op de aginda hie. De Kollumer tsjerkerie, dy't derby oanwêzich wie, joech te min redenen, sadat de klassis op har bar de gemeente fan Kollum ûnder sensuer brocht. Yn maaie fan itselde jier waard de saak tusken de gemeente en de stokâlde preekfeint besljochte. Op 25 septimber 1648 stoar Collenius. It opskrift fan de sark32 yn 'e Kollumer tsjerke giet sa: 'Anno 1648/ den 25 Septembr sterf den welgeleerden en seer godsali/gen Harman/nus Collenivs ovde dienaer des H. Evangelii tot Collvm ovdt/ ontrent 90 jaren/ en leit alhier begrauen/ Ver-Wachtende/ Een Salige opstandinge/ In Christo Iesu/ H.C.'. Collenius hat trije kear troud west. Syn earste frou (en it hat der alles fan, dat hja de mem fan syn dochter Jeltje is) wie Jelck Pytersdr. Syn twadde frou wie Anna Dircksdr, mei har troude er te Ljouwert op 26 juny 1603. Hja wie in dochter fan Dirck Stevens en hja wie berne te Loppersum yn Grinslân. Op 29 april 1608 waard te Kollum it tredde houlik sletten, en wol mei Lysbeth Boltsma. Mei dy frou hat Collenius lang troud west, hja hat him oerlibbe. Lysbeth sil earder troud west hawwe, de namme fan har earste man is net bekend. Ut dat earste houlik komt lykwols in dochter Taedtie Sinda, letter troud mei Willem Gerryts, keapman te Kollum. Lysbeth Boltsma kaam grif út de Kollumer kontreien. Yn 1645 is hja ien fan de ferkeapers fan in hûs 'binnen' Kollum.33 Twa jier letter is Lysbeth ien fan de ferkeapers fan in hûs te Bûtenpost.34 Yn 1652 wurdt hja neamd as beppe fan Harcke, Thomas en Neeltje Willems, bern fan Taedtie Sinda by de keapman Willem Gerryts te Kollum.35

Bern, wierskynlik út it earste houlik: Jeltie Harmannus (sjoch III).

79 Skematysk genealogysk oersjoch

IV III II I

Hermannus Jeltje Ytje 1 Hermannus Collenius Hermannus Meinardi Collenius * 1557 tr. ± 1620 tr. 1644 * Kollum 1650 † 1648 Meinardus Pieter † Grins 1723, tr. 1. Nicolai Douwes, skilder te Grins, Jelck Pieters Brouërius goudsmid te tr. 1. 1671 tr. 2. 1603 * 1596 Kollum Judith Pijl Anna Dirks † 1662 1 tr. 2. 1675 tr. 3. 1608 Ype Maria Bronsvelt Lysbeth Boltsma Meinardi, goudsmid te Dokkum, Douwe Pieters tr. 1650 † 1666 Catharina Henricus Meinardus Pieters Scheffer * 1659 † 1666

Antje Pieters † 1666

Literatuer

- A.J. Andreae, Oudheidkundige Plaatsbeschrijving van de gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland, Kollum 1885. - Freerk J. Veldman, Hermannus Collenius 1650-1723, útjefte Waanders b.v., Swol 1997.

Noaten

Ofkoartings fan ûnderskate argiven: RAF Ryksargyf yn Fryslân RAG Ryksargyf yn Grins GAG Gemeenteargyf fan Grins GAA Gemeenteargyf fan Amsterdam RA Rjochterlike Argiven

1. Tjerk Jellema wie Kollumer fan komôf. Hy wie in soan fan Hero Jellema, notaris en postulant te Kollum (1598), ûntfanger dêr (boarch foar syn heit Arnoldus Poppius), stoarn foar 1653. Dy syn bern binne: Lieuwe Heres Jellema (sjirurgyn te Kollum, stoarn foar 1665, tr. Auckien Arnoldi), Tyerck Heres Jellema (twaris

80 neamd yn aktes oer Hermannus Collenius, yn 1640 mr. bakker te Kollum, tr. (3e prokl. Ljouwert 22-11-1640) Siuke Gabbes (fan Ljouwert), Poppius Heres Jellema (stoarn foar 1646, tr. Lysbeth Freerks), Mock Heres Jellema (tr. de serzjant Jan Picht van Schonenburg), Sijke Heres Jellema (tr. Ljouwert 16-2-1631 Micbiel Jelles, berne te Beetstersweach, mr. goudsmid en ûntfanger op It Hearrenfean, stoarn dêr 11-9-1656, soan fan Jelle Jans, lekkenkeaper te Beetstersweach), Grietje Heres Jellema (tr. Jan Symen Fortuin, makelder te Amsterdam), Ytje Heres Jellema (tr. Ljouwert 9-11-1651 Bauke Edes, stêdstimmerman te Ljouwert (1651), Amsterdam (1653)), Arnoldus Jellema (abbekaat, stoarn 1691). 2. Grietje Johannes Curiander (ek wol Coriander), by houlik fan Bûtenpost, is dêr stoarn op 30-4-1681, troude (3de prokl. Bûtenpost 4-4-1658) Dominicus Livij Deltema, by houlik fan Starum, notaris publicus te Bûtenpost, stoarn dêr op 15-11-1678. Grietje is in dochter fan Johannes Curiander, siktaris fan , tr. Ljouwert (3de prokl. 30-11-1610) Maria van Herbranda. 3. GAA Not. Argyf Amsterdam nr. 3429, fol. 364 en folgjende. 4. GAG Klein Burgerrecht 1669, side 87, en Stedsrekkens 1669, side 148. 5. GAA Not. Argyf Amsterdam nr. 2239, fol. 160 e.f. 6. GAG Requestboek der Stad Groningen, 12-12-1678. 7. GAA Not. Argyf Amsterdam nr. 4876, side 99 e.f. 8. GAG Requestboek der Stad Groningen, 27-4-1685. 9. GAG Steatenresolúsjes nr. 19, 15-5-1686. 10. RAG Steatenargyf, ynv. nr. 1933, side 512; yn 1708 waard foar elke dochter in liifrinte kocht fan jierliks 40 gûne, foar in kaptaal fan ƒ. 615,40 (rinte 6!/2 persint). 11. RAG Steatenargyf ynv. nr. 1938, side 501, rekkens fan 1715; Collenius hat yn 1713 foar elk fan syn dochters in jierlikse liifrinte kocht fan 50 gûne, foar in kaptaal fan ƒ. 769,25 (rinte óVi persint). 12. GAG RA 111x98 140, 21-2-1721. 13. GAG RA IIIJ17, side 228. 14. GAG RA Illy 20-11-1721. 15. GAG RA IIIJ17, side 220-231. 16. GAG RA Illy 2-1-1726. 17. GAG Weeskamer 1741/51. 18. RAF RA KOL 146 fol. 315. De keapers binne Ritske Bouwes en Aeltie Taeckedr, Govert Everts en Hittie Jans, Wieger Fransen en Tial Mariens, allegearre troude lju en wenjend te Kollum. 19. RAF RA KOL 18 23-3-1666. < 20. RAF RA KOL 18 26-1-1670. 21. RAF RA KOL 81 fol. 283 21-4-1666. 22. RAF RA KOL 81 fol. 303 7-8-1666. 23. RAF RA ACH 81 7 maart 1636. 24. RAF RA ACH 63 2-4-1662. 25. RAF RA DOK 101 2-6-1648; Bartholomeus Claessen Sierda as omke en kurator oer Catharina yn har 16de en Philippus yn syn 11de jier, bern fan silger Henricus Schefferus en silger Luducke Claessen. 26. RAF RA KOL 18 27-2-1660. 27. RAF RA DOK 101 3-10-1650. 28. RAF RA DOK 101 22-3-1659. 29. RAF RA DOK 101 8-4-1661.

81 30. RAF RA DOK 101 20-9-1661. 31. JJ. Kalma, Friese Synodeverslagen 1621-1650, Ljouwert 1987. 32. Ofmjitting fan de sark: 1.96 x 0.70 m., op de hoeken sirkelfoarmige medaljons, wêryn leeftydskoppen. Under it grêfskrift op in wapenskyld de letters HC mei in hert troch de horizontale balke fan de letter H. 33. RAF RA KOL 108 folio 495, 14-1-1645; ferkeap fan in hûs te Kollum troch Lysbettie Boltsma, de frou fan ds. Hermannus Collenius, 'olde predikant binnen Collum' , foar de helte, en Taetie Sinda, de frou fan Willem Gerryts, skipper binnen Kollum, foar de oare helte. 34. RAF RA ACH 82 folio 255,22-3-1647; de groatmakker Jan Jilts en Grietie Jansdr te Kollum keapje foar 226 goudgûne in hûs te Bûtenpost fan Lysbettie Boltsma, frou fan Hermannus Collenius, en fan Taedtie Sinda, de frou fan Willem Gerryts. 35. RAF RA KOL 17 8-10-1652.

82 BOELENS II

Dit is de twadde ôflevering oer it geslacht Boelens. It earste artikel is ferskynd yn it Genealogysk Jierboek 1994. Diskear omtinken foar de bruorren Liuwe en Sytthie, soannen fan Tyerck Boelens, en harren neiteam, wêrby trije grytmannen fan Achtkarspelen. Der is socht nei besibbens mei de Boelens-famylje yn Opsterlân. It bewiis is net slutend, mar der binne sterke oanwizings dat dy ferwantskip bestiet. Fierder wol ik noch sizze, dat Frouw Boelles troud wie mei Douwe Wigles Rou- ckema en net mei Wigle Oeges Rouckema. Yn it Genealogysk Jierboek 1994 stiet it goed op side 48 en fout op side 8. Ik hie it oernommen út it Heraldyknûmer fan it Beaken 1969. En diskear haw ik tankber gebrûk makke fan de neiere tagongen, dy 't oanwêzich binne op it Ryksargyf. Ik wol de leden fan de redaksje tanksizze foar harren help.

Ljouwert, 1997 Rindertje Bouma

I. TYERCK/TYARCK BOELENS/BOELIS is stoarn om 1561 hinne. Hy hat mear as ien kear troud west. Syn earste frou soe Yp Jans west hawwe, se wurdt neamd yn it artikel fan Jan Post. Syn twadde frou is Auck Jans en se binne troud om 1538 hinne. Yn 1581 komt Awck Boelis foar by de patroansopkomsten fan Bûtenpost. Se hiert hjir in hússtee. Auck Jans silger hat fjouwer erfgenamten en ik kom op seis bern foar Tyerck Boelens. Bern út in earste houlik (de folchoarder is net wis): 1. Jan Boelis, stoarn foar 1595, trout Griet Cornelisdr. 2. Foock Boeles, stoarn nei 1610, trout Jan Gerrits. Bern út it twadde houlik: 3. Syuw Boeles, stoarn 1617, trout 1. in Botte, trout 2. Minne Hettinga. 4. Liuwe Boelis, folget Ha. 5. Sioert Boeles, sjoch Genealogysk Jierboek 1994, side 7 en 8. Hy kin neamd wêze nei Sioert Boelens, dy't foar 1543 stoarn is te Olterterp. 6. Sytthie Boelis, folget Eb.

Ha. LIUWE BOELENS/BOELIS, berne 1540/41, stoarn Bûtenpost 4 april 1610, âld 69 jier en dêr begroeven, trout Anne Lieuma, berne 1546/47, stoarn Bûtenpost yn juny of july 1626, âld 79 jier en dêr begroeven, dochter fan Reint Lieuma. Al nei de Herfoarming yn maart 1580 wurdt Liuwe Boelis siktaris fan Acht­ karspelen en hy bliuwt dat oant syn dea ta. Hy fqlge Hector Jelgersma op en hy waard sels opfolge troch Joannes Curiander, dy't troud wie mei Maria Herbranda, in dochter fan grytman Feicke Herbranda. Yn 15811 treffe wy him oan by de patroansopkomsten fan Bûtenpost. Hy hie op 4 aug. 1577 foar de tiid fan fiif jier in stik boulân hierd yn Jan Harmens waer. Awk Boelis hiert hjir in hússtee foar 36 stoeren. Ik tink dat dat syn mem is. Yn de reso- lúsjeboeken fan Deputearre Steaten komt syn namme foar it earst foar op 9 okt. 1581.2 It is in boarchstelling fan Liuwe Boelens út Bûtenpost, grut 100 gûne foar de finzene Sythye Pyersz, dy 't 14 dagen nei syn frijlitting wer foar Deputearre Steaten ferskine sil. Dy Sythye wie in soan fan Pyer Sytses en Jaeij Mackedr. Hy hierde yn 1606 lân ûnder Stiens, dat earder ta it Kleaster Bethlehem hearde. Hy is stoarn foar 1611.

83 Op 23 okt. 1584 beslute Deputearre Steaten om oan de siktaris Liuwe Boelis te skriuwen mei de opdracht de hierders fan it Gerkeskleaster te hjitten om tolve skûten turf oan de skâns by Muntsjesyl te leverjen. Op 30 juny 1585 krijt hy de opdracht om in pear stikken lân fan it Buwekleaster te ferhieren. Op 6 okt. 1585 is der in skriuwen om de turf dy't de "veengenoten van Surhuisum gehouden zijn aan het landschap te leveren, en de turf die de huislieden in korting van hun resten moeten leveren in dye kercke aldaer, in ontvangst te nemen". It giet oer turf út de feanen fan it Gerkeskleaster. Op 2 nov. 1585 beslute Deputearre Steaten om oan Douue Syrxsz te skriuwen mei de opdracht om twa kear mei in skip - "groot omtrent tien schuiten" - turf fan Kollumersyl nei Eastmahorn te ferfieren. De turf sil troch Liuwe Boelis levere wurde. Op 9 nov. 1586 krijt Liuwe de opdracht om op kosten fan de gritenij de tsjerke fan Surhuzum reparearje te litten en om de romte yn de tsjerke, dêr 't de proviand opslein leit, ta "provisiekamer" yn te rjochtsjen. Boppedat wurdt him opdroegen om de dêr oanwêzige tsiis en twibak te ferkeapjen. Yn de Quaclappen fan it Hof fan Fryslân komt hy in pear kear foar, bygelyks op 28 juny 1588.3 Liuwe Boelis is de foarroppene, en Lolcke Rheen as substituut-grytman oer Achtkarspelen is de easker, Dy Lolcke Hettes van Rheen wie troud mei Athje Hayes van Herbranda. Yn 16054 binne Liuwe Boelis en Anna Lieuma easkers contra Aebe Allema te Kollum. Eefkes letter is Liuwe Boelis, de siktaris, foarroppene en Gosse Foppes te Bûtenpost easker. Op 26 maaie 15965 keapet Gosse Foppes in hûs en hôf neist de Lieuwingha leane. Mei oaren leit Liuwe Boelis dêr it near op fanwege de leane. Op 18 jann. 15946 keapje Liuwe en Anna 2 pm lân op de "Neye sloet" fan Foeck Boelis by konsint fan Jan Gerrits, har wettige man. Op 3 july 15957 ferklearret Liuwe Boelis, dat hy jierren lyn de helte fan 8 roeden fean op it Surhústerfean kocht hat. Neistlizzers binne Sioert Boeles en Geb Mensma. Geb is Geb Itsma, de widdo fan Benne Meinsma. Op 8 febr. 15998 keapje Liuwe en Anna 2V£ roede fean op Surhústerfean. Ek op 8 febr. 1599 keapje Jan Block en Mints Aledr 3 pm lân yn Jan Harmens westerfinne ûnder Surhústerfean; fan Liuwe en Anna V/i pm en fan Oedts Reints Lieuma widdo ek VA pm. Jan Harmens wie troud mei Geb Hansis en hy is begroeven yn Surhuzum yn 1615 en syn frou yn 1641. Ik nim oan dat Oedts en Anna broer en suster wiene. Reint Lieuma, de heit, wurdt neamd yn it Monstersedel fan 1552. Yn july 16009 wurdt it hûs te Bûtenpost, dat Bruyn Wytses en Griet Boelens be- wenje, by dekreet ferkocht. Dêr wurdt it near op lein troch Liuwe en Anna, en Bruyn Wytses en Griet Boelens. Hy keapet it hûs dus foar syn dochter, sadat dy dêr wenjen

84 bliuwe kin. It hûs wie fan de âlden fan de earste man fan Griet, dat wie Sytie van Rouckema. Op 26 maart 160710 is der in transaksje wêrby Liuwe en Sythye Boelis har foardogge as bruorren. Op 24 sept. 160711 keapje Liuwe en Anna healân yn de mieden fan Stynsgea. Dêr wurdt it near op lein troch Wigle Rouckema as neiste bloed. Wigle is in soan fan Douwe Wigles Rouckema en Frouw Boeles. As Tyerck en Frouw Boeles broer en suster binne, dan soene Liuwe Boeles en Wigle Rouckema folie neven wêze. Hielendal wis is dat net. It is wol sa, dat it Boelens-wapen, dat brûkt waard troch Frouw Boeles, ek brûkt wurdt troch de bern fan Tyerck Boelens. Der hawwe wol folie mear transaksjes west, dêr't Liuwe by belutsen wie; ek liende hy faak jild út, dat docht wol bliken út ferskate akten. Nei de dea fan Liuwe is der yn it sivyl sintinsjeboek fan it Hof fan Fryslân in akte opmakke.12 Taets Harmensdr is de easker en de erven fan Liuwe Boeles binne foarroppen. De saak wie noch "hangende". Taets wie erfgenamt fan Pier Sytzies en Jaeij Mackedr, har pake en beppe. Se wurdt bystien troch Heere Heeres, har wettige man, en se wenje yn Reduzum. Oan de oare kant steane dr. Focke Feickens dy't optreedt foar Tierck Boelens en syn susters, as erfgenamten fan Liuwe Boelis silger en ek fan harren pake (net by namme neamd). Pier en Jaeij hiene yndertiid yn Bûten- post wenne en se wiene eigeners fan in stik lân dêre. Op 'en doer wie dat lân brûkt troch Liuwe Boelis as oft it syn eigen wie. Taets wie in dochter fan Harmen Fockes en Wobbe Piersdr. Wobbe wie earder stoarn as Jaeij Mackedr; dy wie yn har eigen hûs fermoarde troch de fijân. Sytse Piers wie de âldste broer fan Wobbe. Taets Harmens freget om har de eigendom fan 1/7 part fan it lân te litten. De oarloch wie doe tichteby. Oant 1594 wie Grinslân noch Spaansk en de Spaanske troepen gyngen wol op rôftocht yn Fryslân. Focke Feickens is in soan fan Feicke Fockens dy't in soan is fan Focke Teyes en Auck Boeles fan Olterterp. In oare soan fan Auck is Sjoerd Fockens, dy't kontakten hie mei Sioert Boelens. Auck Boeles moat hast wol famylje wêze. Wat seit de ynventaris fan Sioert Boelis silger oer Liuwe? Sioert Boeles hie lân yn de Bûtenpostmer mieden. Liuwe Boelis wie neistlizzer. Ferskate stikken fean binne fan Sioert en Liuwe mienskiplik. De erven fan Liuwe Boeles moatte noch 50 daalders werombetelje. Anne Lieuma komt nei 1610 noch wol foar, meast as neistlizzer en yn ferbân mei hypoteken. Se hat in skoft min-of-mear byinoar wenne mei Sytse Boeles, har sweager. Op 10 nov. 162513 keapet sy it hûs fan Sytse Boeles silger fan de erven. Yn de simmer fan 1626 is se ferstoarn. Op 20 des. 161114 wurdt in saak foar it Hof ôfsluten. Easkers binne Jouck Harkema mei har man Romt Sinda, en Foeck Harkema mei Jan Janszn, erfgenamten fan Rom- mert Harkema en Beits Jensma; mr. Gabbe Meinsma is harren advokaat. Foarroppenen binne Liuwe Boeles silger cum sociis en Auck Sioerts Boeles mei har man Pier Pieters; dr. Focke Feickens is harren advokaat. De Harkema's hawwe urven 9 pm lân te Stynsgea en 18 pm lân te Bûtenpost Neisflizzers binne Liuwe Boeles en Botte Gosses. Sioert en Liuwe Boeles beskôgen dat lân as harren eigen, want der wiene frijwat skulden. De rjochter oardielt, dat de erven fan Sioert en Liuwe Boeles it lân wer weromjaan moatte oan de erven fan Rommert Harkema, dy't de skulden wol ôfbetelje moatte. Op 26 nov. 1596 nei de dea fan Sytie van Rouckema, wurdt syn neilittenskip beskreaun op fersyk fan syn broer Wigle Rouckema en syn skoanmem Anna Liuma. Sjoch fierderop by Griet (lila). Op 31 okt. 161015, nei de dea fan Liuwe Boeles, treedt Tyerck Boelis op út namme fan Anne Lieuma syn mem, om in saak fan 11 nov. 1606 ôf te hanneljen.

85 Ut dit houlik: 1. Griet, folget lila. 2. Tjerk, folget Illb. 3. Wytske, folget IIIc.

Ilb. SYTTHIE BOELIS, berne foar 1561, stoarn Bûtenpost foar 2 aug. 1623, tr. foar 6 maart 1600 Geertjen Boersma. Se is earder stoarn as har man. Har bern wiene doe al folwoeksen, want der is gjin weesakte opmakke. Se wurdt allinne mar neamd op 6 maart en 29 maaie 1600. Der is betizing mooglik mei Sytthie Boelis út Kollum, dy't stoarn is yn 1602. Op 12 juny 159316 is der in ôfrekken tusken Siuw Boeles en Sypt Bottes, har soan, dy't as kuratoaren hân hie Sioert en Syttie Boeles, bruorren fan Siuw. Op 27 april 159517 hâlde Romt Mensma en Teets, syn húsfrou, boelguod en Sytthie keapet wat út de boedel; it fee wurdt ek ferkocht. Op 28 aug. 159618 is Romt Mensma al ferstoarn. De bem hâlde dan boelgoed fan it guod dat der noch oer is. De bern binne Geb, Jent en Eept Mensma silger. De léste hie bern by Foeck Lieuma, en sy wie wertroud mei Fedde Bruchts. Sytthie Boelis is by de keapers. Op 26 nov. 159619 komme by elkoar - yn it hûs fan Sitze Boelis te Bûtenpost - Wigle Rouckema, Bruin Wytses, Griet Lieuwedr Boelis, Wytse Bruins en Liuwe Boelis de siktaris. Se besykje útinoar te kommen nei de dea fan Sit Rouckema, de earste man fan Griet. "Ende sy niet konden accorderen." Sytthie is in omke fan Griet. Op 8 febr. 159920 leit Sytthie Boeles it near op de keap fan 15Y2 pm lân op Surhústerdyk. Ferkeaper is Griet Scheltedr, frou fan Jan Andries. Jan Gerrits is neistlizzer (troud mei Foock Boeles). Op 19 april 159921 is Sytthie neistlizzer fan lân op it Lutke Utland fan Boele Jans en Sasker Feyts, dat by dekreet ferkocht waard. Op 6 maart 160022 keapje Sytthie Boelis en syn frou Geertzien Boersma 4¥i pm lân yn it Easten fan Bûtenpost. Op 29 maaie 160023 ferkeapje Sytthie Boelis en Geertsien Boersma WA pm lân op Surhústerdyk "nae coeningklike roede" foar 500 goudgûne, en 2 kij foar 50 goudgûne. Op 19 febr. 160124 is der in transaksje wêrby't in hûs te Bûtenpost kocht wurdt fan Johannes Metelen, pastor te Twizel. Neistlizzers binne Liuwe en Sytthie Boelis. Yn 1603 en 1604 kin er syn skulden net betelje. Op 19 maaie 160325 wurde 2 ljippenstâl boulân te Bûtenpost per dekreet ferkocht, op 29 maart 160426 folge troch de gerjochtlike ferkeap fan boulân op it West fan Bûtenpost. Op 7 maaie 160527 kin hy wer wat keapje út in boel. Op 13 nov. 160628 keapet Sytthie Boelis 3/14 part fan in wâlbrete ûnder Twizel fan Jettzie Syttzies te Jistrum en syn frou Wopck Harckedr, Dêr wurdt it near op lein neffens de akte, mar op 3 maart 160829 ferklearret Sytthie Boelis, dat hy de Kootsterafeanen kocht hie fan Jettzie Syttzies. Sytthie hat wolris jild liene moatten, bygelyks fan Griet Wigerdr en Hubbe Buwesn (neamd 1595)30 en fan Reijn Binnerts en Eelck Wobbedr en ek fan Tjeerd Folckerts en Taeb Eyntedr (beiden neamd 1615).31 Op 2 febr. 161632 fine wy syn namme by de brieven en ynstruminten, dy't beskreaun wurde nei de dea fan Jan Gerbens en syn widdo Hil Wobbedr. Wat seit de ynventaris fan Sioert Boeles silger oer Sytthie? Op 30 des. 1583 is sprake fan 80 goudgûne pachtskuld en op 20 jann. 1588 moat hy noch 3 skûten swarte turf ôfrekkenje. "Noch staet in de Kuikhorne sekere kwantiteit turf, vercoft by Sytthie Boelis en Tierck Boeles." Dat is in soan fan Liuwe Boelis. Sytthie Boelis hie ek in stikje fean yn de Kúkherne urven fan syn mem Auck Jans. Yn datselde jier is hy noch 80 goudgûne skuldich foar 2 lésten nôt. Yn 1610 is hy noch net "liquide". Hy hat dus syn hiele libben yn de skuld stien by syn broer Sioert. Op 2 aug. 162333 is hy der net mear, syn boel wurdt beskreaun. Syn bern binne

86 Lieuwe Boelens silger, Auck en Focke Boelens. Antie Jops is de widdo fan Lieuwe en se is fâd oer harren beide bern (net by namme neamd). Hy besit in diel fan in hûs yn Bûtenpost, tsjinoer Uble Hilles. East dêrfan wennet Ansck Joostes, de widdo fan Pyter Jans (soan fan Jan Gerrits en Foock Boeles). Antie Liuma, as widdo, bliuwt wenjen yn it hûs te Bûtenpost. Geertjen Boersma wurdt net mear neamd. Der is noch wat boulân en ien ko. Dy giet nei Auck, omdat sy it bist fan keal ôf oan fersoarge hie. By de klean binne fiif manshimden, fiif kragen en in swart lekkense broek mei wammes. Fierders houtwurk, izer, gielkoper, koper en tin. Gjin sulver en goud. Fuort dêrnei wurdt boelguod halden.34 By de keapers is "Maycke moye, nichte". Har man Tarquinius Boelens is yndie in folie neef fan Lieuwe, Auck en Focke Boelens. Ut dit houlik: 1. Lieuwe, folget Illd. 2. Auck, folget Ille. 3. Focke, folget Illf. lila. GRIET LIUWES BOELIS/BOELENS (dochter fan Ha), berne om 1570 hinne, stoarn Bûtenpost foar 20 jann. 1636, tr. 1. om 1590 hinne Sytje van Rouckema, soan fan Douwe Wigles Rouckema en Frouw Boeles. Hy is berne foar 1555, wie boer te Bûtenpost, is dêr stoarn foar maart 1596. Yn de literatuer soe Griet troud wêze foar 1580, mar dat is biologysk hast net mooglik. It kin wol, dat se de twadde frou fan Sytje van Rouckema is. Sytje en Griet kinne besibbe wêze yn de fiifde graad. Se tr. 2. yn 1596 Bruin Wytses, soan fan Wytse Bruins en Met Wygers. Hy is stoarn foar 5 maart 1624. De earste fermelding fine wy yn maart 1596.35 By in gerjochtlike ferkeap fan boulân ûnder Bûtenpost, yn Lurck Pierswaer, binne der kondysjes op Griet Boeles, widdo fan Sydt Rouckema. Neistlizzers binne Harcke Sydtsma en Harmen Fockes. Lurck Piers is troud mei Griet Jansdr. Harmen Fockes tr. 1. Wobbe Piersdr, tr. 2. Reinu Ritskedr. Op 15 des. 159636 wurdt neamd Frou Boelisheerdt te Bûtenpost, bewenne troch Wigle Rouckema en syn skoansuster Griet Liuwedr (Boelis). Yn 1596 is de neilittenskip beskreaun fan Sytje van Rouckema silger. Op 26 nov.37 komme se by elkoar yn it hûs fan Sytthie Boeles te Bûtenpost. Wigle Rouckema, as broer, is fâd oer de wezen fan Sytje. Griet wurdt bystien troch Bruin Wytses, har twadde man, en syn heit Wytse Bruins. En troch har heit Liuwe Boelis. "Ende sy nie konden accorderen." Omdat der frijwat skulden wiene, waard op 10 july 160038 it troch Griet en Bruin bewenne hûs by dekreet ferkocht. Se hoege der lykwols net út, want Liuwe Boelis en Anna Lieuma keapje it hûs troch it near op de keap te lizzen. Op 5 nov. 160139 ferkeapet Wigle Rouckema, as fâd, 2 roeden fean yn Hamsterafean, "onverscheiden met zijn broederskinderen." En op 25 febr. 160240 boulân yn Tadema waar te Surhusum, grut in heal ljippenstâl. Neistlizzers binne de erven fan Aut Harkema en Fedde Bruchts. Aut Harkema wie troud mei Roelofke Coyters en harren bern binne Hylck, Trijn en Aut Harkema. Fedde Bruchts (Hoitsma) is troud mei Foeck Lieuma. Op 5 maart 162441 wurdt de boel beskreaun fan Pyter Jans silger te Bûtenpost. Griet Boelis, de widdo fan Bruin Wytses, moat noch in skuld werombetelje. Op 3 des. 162442 wurdt de boel beskreaun fan Met Wygers te Bûtenpost, widdo fan Wytse Bruins. Al har bern en bernsbern wurde dan neamd. Benne Meynsma is curator divisionis oer de weesbern fan Bruin Wytses silger, dat binne de bernsbern fan Met Wygers. Hy is ek kurator oer it bern fan Taets Bruins silger en Focco Boelens, dy't absint is. Benne Meynsma is in soan fan Ept Meynsma en Foeck Lieuwma. Hy is stoarn te Bûtenpost op 5 juny 1627, âld 41 jier. Hy wie troud mei Hester Radijs.

87 Op 19 maart 163243 wurde leyen op Kúkhernster feanen ferkocht troch Bauck Hettinga, Griet Boelens, Auck Boelens foar har sels en foar Focke Boelens har broer, en Antie Jops foar har bern by Lieuwe Boelens. Bauck Hettinga is famylje fan Minne Hettinga, de twadde man fan Siuw Boeles. Hja wie troud mei ds. Johannes Heppigius, dûmny te Boerum fan 1605 oant syn dea yn 1630. De leyen wiene oarspronklik fan Siuw, Liuwe en Sytthie Boelis, trije fan de bern fan Tyerck Boeles en Auck Jans. Auck Jans hie feangrûnen yn Kúkherne. Trijefjirde part fan dy feangrûnen wurdt ferkocht. It oare fjirdepart bliuwt eigendom fan Aat Boelens, de widdo fan Sioert Boelens. De patroan fan De Koaten leit besuden. Wy kenne no de fjouwer bern fan Auck Jans by namme. Der is wol wat frjemds oan de hân mei dy akte, want Auck Boelens is al stoarn op 17 des. 1625. Neffens my soe hjir stean moatte: Reint van Harckema foar syn bern by Auck Boelens, en foar Focke Boelens, har broer- Op 20 jann. 163644 is Griet der neat mear. Der wurdt ynventaris opmakke by Reijn Harckama, bysitter fan Achtkarspelen, en by Harmen Jurcx, eksteur, op fersyk fan de erfgenamten. Dat binne Sydt Rouckema, Wytse Bruins, Ael Bruins en bern fan Auck Bruins silger. Tjeerd Wytses is kurator oer dy bern. Har hûs te Bûtenpost op de (tsjerke)leane mei in hôf oant de Sânsleat ta, wurdt troch Griet neilitten. Noch in hûs yn de buorren, bewenne troch Tieert Smit. Mieden en boulân te Surhuzum, de mieden wurde brûkt troch Alle Hendriks. Fean op it boerefean en in tredde part fan in saté te Kollumerleane, brûkt troch Hendrik Aebles. En in saté op Kollumersweach, dêr't Gerck Hayes en Ael Bruins op wenje. De ôfhanneling is op 1 sept. 1636. Op 25 april 163645 is der in transaksje wêrby't Griet Boelens' pleats neistlizzer is. Op 6 febr. 163746 wurdt konsint oanfrege en op 13 maart47 is der in ferkeaping. Soks op fersyk fan Tjaerd Wytses en Hille Ubles te Bûtenpost, as kuratoaren fan de (noch net folwoeksen) bern fan Bruin Wytses en Griet Boelis, Gerck Hayes en Ael Bruins, Wytse Bruins, Rein van Harckama as fertsjintwurdiger fan luitenant Focke Boelis, heit fan syn minderjierrige bern by Taets Bruins silger, en fan Trijntie Halbedr, mem en fâd oer har bern by Syt van Roukema silger. Dat binne allegear erfgenamten fan Griet Boeles. Ferkocht wurdt in hûs, hôf en beammen te Bûtenpost yn ferskate perselen. Brûker is Tys Piters. Yn de marzje fan it resesboek wurdt op 9 maaie 1639 neamd Lieuwe Bruins. Hille Ulbes is troud mei Auck Wytse Bruindr. Op 3 nov. 164248 is der in trochstreke akte yn it resesboek. Tjaerd Wytses wurdt oansteld as kurator oer de 15-jierrige Wopke Sytses Rouckema yn ferbân mei de neilittenskip fan syn beppe Griet Boelis. Hy is in soan fan Syt Sytses Rouckema en Trijntje Halbes. Trijntje giet yn ûndertrou te Dokkum op 8 okt. 1642 mei Setse Sydses, stedsomropper. Bern fan Griet út har earste houlik: 1. Eeck Rouckema, berne om 1591 hinne, stoarn foar 1630 te Bûtenpost, tr. Wyger Wytses, soan fan Wytse Bruins en Met Wygers. 2. Wyger Sydses Rouckema, berne om 1593 hinne, stoarn foar 1637. As learling fan de Latynske skoalle yn Ljouwert krijt hy yn 1607 in jierlikse stúdzje-subsydzje fan 42 gûne. Yn 1611 is hy juridysk studint te Frjentsjer. 3. Syt Sytses van Rouckema, berne om 1595 hinne te Bûtenpost. Hy is nei syn heit neamd, koe wolris postúm berne wêze. Stoarn tusken 1632 en 1635, tr. (ûndertrou Dokkum 18 okt. 1620) Trijntje Halbes, fan Mitselwier, dochter fan Halbe Lieuwes. Se wie widdo fan Sytse Wopkes. Op 21 des. 1621 wurdt hy boarger fan Dokkum. Syn berop is mr. skuonmakker. Ut har twadde houlik (de folchoarder is net wis): 4. Taets Bruins, sy is stoarn foar 1624, tr. Focke Boelens. Se hawwe ien soan:

88 Taecke Fockes Boelens. 5. Auck Bruins, is stoarn foar 20 jan. 1636, tr. Jurjen Pyters. Hy is stoarn foar 30 des. 1633 en wie in soan fan Rixt Jacobs. Tjeerd Wytses wurdt kurator oer de bern. 6. Ael Bruins, tr. Gerck Hayes: hja wenje op de pleats te KoUumersweach, dêr 't Griet Boelis eigner fan is. 7. Wytse Bruins, is al folwoeksen op 20 jan. 1636. 8. Lieuwe Bruins, neamd 9 maaie 1639. As hy dan 25 jier is, dan soe hy berne wêze yn 1614. As neikommerke soe hy in mem ha kinne fan 44 jier. Sa kom ik op in bertejier fan likernôch 1570 foar Griet Boelis.

Illb. TJERK/TARQUINIUS BOELENS (soan fan Ila), berne Butenpost tusken 22 jan. 1582 en 22 jan. 1585, stoarn Butenpost 22 jan. 1651, âld 66 of 68 jier. Op de grêfstien is it net goed mear te lézen. Troud te Ljouwert (3de houliksproklamaasje 25 sept. 1608) mei Maeycke Pyter Binnerts fan Ljouwert. Berne 1587/88, stoarn Ljouwert 15 jann. 1655, âld 67 jier, dochter fan Pyter Binnerts, lekkenkeaper te Ljouwert, en Maeycke Matthijsdr van Voort, beiden begroeven te Butenpost. Yn 1607 en 1608, ek noch yn 1618, wie hy rekkenmaster yn de rekkenkeamer fan Fryslân; hy hat Sipcke van Jaersma opfolge. Hy wie grytman fan Achtkarspelen fan 1618-1633 en fan 1639-1648. Hy wie deputearre foar Oostergo yn de Steaten fan Fryslân fan 1621-1623, 1626-1627, 1631-1635, 1639-1644.

De earste fermelding fan Maeycke fine wy yn it ynventarisaasjeboek, opmakke 9 des. 1602,49 sa'n acht wike nei de dea fan har heit. Se is dan yn har 15de jier en se is in dochter fan syn twadde frou. De winkel stiet op de Kelders "in 't Blau Lam". De widdo is Jysck Geertsdr, syn tredde frou; syn earste frou wie Geertyen Jansdr. Maeycke wurdt bystien troch Freerck van Voort, har omke, en Laurens van Voort, har neef. Jysck wurdt bystien troch Geert Willems, har heit. Men hat dagen wurk om alles te notearjen en men kin wol sizze, dat Maeycke in begoedige frou is. Ik neam in pear dingen, bygelyks de boeken. Der is in Bibel, 2 Nije Testaminten, 3 lietboeken en 1 psalmboek. Oan sulver û.o. in grutte sulveren pinning mei dêrop figurearre de ûndergong fan de Spaanske Float yn it jier 1588. Oan goud twa gouden ringen dy't fan Maeycke van Voort silger west hiene. Yn 161450 is der in transaksje wêrby't in heale pleats ferkocht wurdt te Butenpost. Watte Harckema en Sypck Rouckema lizze it near op de keap. De oare helte wie kocht troch Tjerck en Maycke fan Uwe Wierts en Sibbel Hendriks. Tjerck hat gauris jild útliend; hy docht him ek wol foar as taksateur. Syn namme komt foar op de klok fan Butenpost fan 1620 (is yn 1883 omgetten): as grytman fan Achtkarspelen en mei syn wapen. Yn 1630 komme syn namme en syn syn wapen foar op de klok fan Surhuzum, as ien fan de 10 nammen; hy is dan grytman.

89 Bank yn de tsjerke fan Bûtenpost mei de letters T.B. en M.P. dy't steane foar Tarquinius Boelens en Maeyke Pietersdr, mei harren wapens.

Yn 1633 komt syn namme as deputearre foar op de klok fan Droegeham, as ien fan de 6 nammen. Yn 1645 kommehy en syn frou foar op de lidmatelist fan Bûtenpost. Op 8 febr. 162551 is der in kurieuze akte yn it proklamaasjeboek fan Kollumerlân Tarquinius en Maycke litte proklamearje in kamp lân op it Súd fan Kollunr it pastorijelân leit benoarden. Ferkeaper is Focco Boelens, faandrich te Coevorden- foar himsels en foar Antie Jopsdr, widdo fan Lyuwe Boelens, as mem en fâd oe'r har bern, erfgenamten fan Sytthie Boelens silger, harren heit. Hjir wurdt it near op lein troch de earmfâden fan Kollum, want mr. Siurdt Fockens hie by testamint dy kamp lan oan de earmen fan Kollum tamakke, Sjoerd Fockens is in soan fan Focke Teyes en Auck Boelens fan Olterterp. Ek hjir treffe wy wer in relaasje oan tusken Auck Boelens fan Olterterp en de bern fan Tyerck Boelens (de pake). Op 8 nov 162552 keapet Tarquinius 10 pm lân yn Tollinga heert ûnder Kollum, mei it hûs dat derop stiet. Ferkeaper is dr. Focco Feickens, advokaat by it Hof. Hy is in soan fan Feicke Fockens. Op 15 nov. 162753 wurdt hy kurator oer Jarich, Riemcke, Johannes en Tierck (dy 't utlanmch is) Hettinga, yn it plak fan ds. Johannes Heppigius. Dat binne bern fan Sibrant Hettinga, notaris yn Kollum, dy't stoarn is yn 1620. Op 16 febr. 162754 ferkeapet Binnert Pyters, boarger fan Dokkum, syn oanpart yn 3 huzen yn Ljouwert oan Tarquinius Boelens en Maycke Pyter Binnertsdr, syn sweager

90 en suster. It giet om in hûs op de Kelders, troch de apteker Tierck Rommerts bewenne, in hûs yn 'e Poststrjitte en in hûs yn 'e Piperstrjitte. De huzen hie hy urven fan syn heit. En op 9 maart 1631 ferkeapet Geert Pyters, boarger fan Ljouwert, syn oanparten yn dy huzen oan syn sweager en syn suster. Op 12 juny 162855 keapje Reyn van Harckema en Aefke Brantzum in hûs en hiem yn Butenpost. Dêr wurdt it near op lein troch grytman T. Boelens. Aefke is in dochter fan Wytske Boelens, syn suster. Op 1 nov. 163956 keapje Tjerck en Maycke fan de Provinsje de saté nr. 4 te Tirns yn . Behalve dy saté hat it pear noch ytlike pleatsen kocht. It giet harren tinklik net sasear om feangrûnen, mar om stimmen, want stimmen jouwe politike macht. Yn de stimkonieren fan 1640 binne se eigener en brûker fan Butenpost nr. 31 (yn 1698 is dat de famylje Mejontsma). Fierder is hy eigener fan de nrs. 10, 13, 20, 24 en 33. Fan nr. 5 hat hy it stimrjocht. Se binne eigrners fan Stynsgea nr. 30, 31, 39, 45 en 51. Foar in part eigner fan nr. 1, en fan de nrs. 42 en 44 hawwe se allinne it stimrjocht. Yn Droegeham binne se eigener fan de nrs. 2, 6, 10, 11 (yn 1698 is Gerben Boeles brûker), 12, 13 en 27. Yn Kollum is hy eigener fan nr. 54, dit is Hettinga huisinge yn de Kerkeburen (yn 1698 binne de weesfâden fan it weeshûs te Kollum eigener). Lutkepost nr. 1 en 2 binne sines. En yn Surhuzum is hy eigener fan de nrs. 1, 52, 53, 54 en yn Twizel fan de nrs. 9, 12 en 13.

Wat seit Willem Frederik van Nassau Dietz derfan? Deiboek 1643, side 5: "'t gene mij de heer Boulens gerecommandeert heeft, niet te vergeten". 1643, op 2/12 juny: "Doch dien avondt ende nacht wierde de volmacht van de grietman Haersma, Focke Eeringa, ende de adjonct van de heer Boelens omgesett". 1646, op 12/22 febr.: "De heer Boulens bij mij geweest, die mij verclaerde genegen te sijn om mit de heer Aluva in correspondentie te gaen, had all vergeten datter gepasseert was tuschen Alua en hem". Ulbe van Aylva wie grytman fan Baarderadiel en Wûnseradiel. 1646, op 10/20 maart: "De heer Boulens bij mij geweest, die ten eeten". 1647, op 1/11 febr.: "Cornel Aluva bij mij geweest, seide mij dat Haersma quaet wass en sich niet wolde declaereren, of hij mit Aluva soude gaen, seid hij wold doen wat Boulens deede". Hessel Aylva baron van Meckema wie kolonel fan de ynfantery yn it Steatske leger. Aulus van Haersma wie grytman fan Smellingerlân. 1647, op 6/16 febr.: "Douwe en Hessel Aluva bij mij geweest, seiden dat sy met Swartsemburch, Abraham Roorda eens waeren, hadden Boulens en Haersma geern bij sich om ses te worden" en "'t welck niet wel kosten vinden, omdat Boulens en Roorda elck gedeputeerde wil wesen". Douwe van Aylva wie grytman fan Westdon- geradiel. Johan O. van Schwartzenberg wie grytman fan Eastdongeradiel. Abraham Roorda wie grytman fan Idaarderadiel. 1647, op 15/25 febr.: "Boulens bij mij geweest, seit dat hij de acte mit sijn sessen geteykent heeft". 1647, op 3/13 april: "Eissinga seide, Boulens iss een Aluva-man; soo hebben wij niet op Haersma". Tjalling van Eisinga wie grytman fan Raarderhim. 1647, op 17/27 april: "Hij (Donia) seide dat Hessel Roorda van Eissinga mit twe stemmen wass gritman geworden (Tiberius van Oenema en Tjerck van Boelens)". H. Roorda van Eisinga wie grytman fan Ljouwerteradiel. T. van Oenema wie grytman fan Utingeradiel.

91 1647, op 30 sept./10 okt.: "Piter Eissinga en Boelens syn grote vrunden geweest, daerna qualijck van malkanderen gesproocken." 1647, op 11/21 des.: "Nijs seyd dat anno 1634 hadden 5 heren van het Hoff en twe andre oover de middelen gebesoigneert, om die haest op te stellen, en quaemen die mit die van Groningen oovereen. Doen wierde in Boulens griteni aengeplakt, die Boulens stemt tot volmacht, die sal sijn huys in de ass worden geleit". (Yn 1635 ferlear it Hof syn politike foech.) Johannes Nijs wie lid fan it Hof fan Fryslân. 1648, op 14/24 febr.: "Boulens wass lang bij mij, begeerde de transpoordt op sijn kindtskindt, verseeckerde mij sijn dienst, vrundtschap en continuele correspondentie". 1648, op 18/28 maart: "Douwe Alua seyde mij, dat Boulens het transport van de griteni woude doen op sijn kindtskindt. Ick approbeerde het". 1648, 14/24 des.: "Jan Alua lang bij mij , omdat Boulens quaet op Douwe Alua wass, gelijck hy seyt, doch ick geloof het niet". Johan van Aylva wie grytman fan Himlumer Oldeferd. 1649, op 12/22 febr.: "sie (Douwe Alua en Carel Roorda) klaechden oover Boulens, dat hij een ampt wilde hebben". En "Boulens woude niet mit Saeckema gaen, omdat hy dess te meer van nooden soude wesen; hy wil sijn neeff munstercommissaris maecken". 1649, op 3/13 maart: "de heer Boulens was bij mij hij wil niet mit Tjalling Eissinga, Hessel Roorda van Eissinga gaen, die hebben hem uyt het gedeputeerde geworpen, daer Boulens Hessel Roorda had grietman gemaeckt, een ondanckbaer stuck". 1649, op 3/13 maart: "Boulens hoopt het hauwelijck sal voortgaan mit Ipe Douma dochter en sijn soon". 1649, op 19/29 maart: "Hij (Douwe Alua) klaechde oover Boulens gierichheit en onversaedicheit, die noch een veendel en schrieversampt heef geëist, ehr hy teykende, en neemt voor alle ampten geit of land, gelijck hij van sijn secretariss (Epeus Meynsma) heeft gedaen, die hij een arme nicht heeft gegeven". Carel Roorda wie grytman fan Idaarderadiel en Sjoert Saeckma wie grytman fan . Nei de dea fan Tarquinius keapet Maycke, as widdo, tegearre mei Lieuwe Boelens, de grytman, in hûs en hôf ticht by de Oosterstraat yn Ljouwert op 30 april 1652.57 Maycke oerlibbet har man, har bern en har bernsbern. Nei 10 febr. 1653 is se, wat dat oanbelanget, allinne. Op 9 maaie 1651 skriuwt Willem Frederik yn syn deiboek: "vrijdach om half tien op de koetz gaan sitten, en naer Gronningen gevaeren; aeten dess middachs te Buytenpost. Sach dess olden grietmans vrauw". Op 22 jann. 165558 wurdt it lichem fan Mayke Boelens, de widdo fan grytman Boelens, útdroegen fanút Ljouwert fia de Nije Oosterstraat en de Hoeksterpoarte. De reade wezen fan it Old Burger Weeshûs hawwe de lykstoet folge oan Bûtenpost ta. De wapens van Tjerck Boelens en Maycke Pieters steane op in famyljebank yn de tsjerke fan Bûtenpost, tusken de Jeltingabank en de Bouriciusbank yn. Se hawwe in helmteken mei 3 fearren. Oer de Boelens-grêven hie Maycke de beskikking krigen, yn ruil foar in legaat oan de tsjerke, sjoch de ôfrekkening yn it tsjerkeboek op 24 nov. 1658.59 Petrus Mejontsma is har erfgenamt. Petrus is in soan fan Geert Pieters en N. Blauwer. Hy is stoarn te Ljouwert 28 febr. 1677 en begroeven te Bûtenpost, âld 47 jier. Hy wie grytman fan Achtkarspelen fan 1673-1677. Geert Pieters wie in soan fan Pieter Binnerts en Jisck Geertsdr; hy wie in healbroer fan Maycke Pieters. Petrus Mejontsma wie troud mei Tietske van Andla, fan Ljouwert, dochter fan Anchisis Andla, medysk doctor, en Sibbel van Aysma. Se trouden Bûtenpost, 18 febr.

92 1655. Tietske is stoarn te Ljouwert 16 febr. 1673, âld 35 jier, en begroeven te Bûtenpost tegearre mei trije jong ferstoarne bern. Se hie 9 bern hân. Se hawwe wenne op Mejontsma-sate te Bûtenpost; dy saté siet yn de Boelens-erfenis. De namme Mejontsma soe ôflaat wêze fan de mansnamme Mient. It testamint fan Mayke Pieter Binnerts haw ik net fûn, mar wy kinne wol wat doel krije oer de neilittenskip. Op 8 aug. 1679 (nei de dea fan Petrus) wurdt it fêste goed beskreaun en dat nat dan in wearde fan 85635 goudgûne. Fan de 9 bern binne der 7 ynskreaun yn it doopboek fan Bûtenpost. Op 17 des. 1676 trout te Bûtenpost Sybbila van Mejontsma, fan Bûtenpost, mei Isaac de Schepper, siktaris fan de Steaten fan Fryslân, fan Ljouwert. Op 7 okt. 1694 trout te Twizel Lowisa (Lolck) van Mejontsma, fan Bûtenpost, mei Anchisis Frederik Sigers, fan Grypstsjerk. De oare bern hawwe net troud west of binne jong stoarn. Yn 1698 binne eigeners Maria, Margrieta, Josina, en de heer Sigers nomine uxoris. Maria erft Mejontsma-sate (stimnr. 20). Ut it houlik fan Tarquinius en Maycke: 1. Pieter, folget IVa. Der is yn de tsjerke fan Bûtenpost noch in sarkje oantroffen fan in bern sûnder namme, mei de wapens fan de âlden.

IIIc. WYTSKE BOELENS (dochter fan Ila), stoarn Gruttegast 1652,60 trout foar 4 april 1610 mei Gerbrant (Gerben) Tymens Brants, stoarn foar 4 maaie 1646 te Bûtenpost. Yn 1606/07 is der in Gerbrandt Brantsz te Fisfliet, dy't IbVi pm lân hiert fan it eardere kleaster: it Gerkeskleaster. Op 21 maart 162161 wurdt de boel beskreaun fan Mark Wybets silger en syn widdo Trijn Louwedr te Bûtenpost. By de útsteande skulden wurde neamd Gerben Tymens, en Anna Lieuma as widdo. Op 22 aug. 162662 wurdt in akte opmakke nei it ferstjerren fan Tierck Wygers en syn widdo Gertyen Dircksdr, dy't wennen op de Horne te Bûtenpost. Dêr is in keapbrief oantroffen fan Gerben Timens Brants en Wytske Boelens, Tierck Wygers is nei alle gedachten in soan fan Wyger Lieuwes, dy't in broer Tierck Lieuwes hie. Op 15 sept. 162863 leit Gerben Tymens Brant, út namme fan syn frou, it near op in keap. It giet oer lân te Bûtenpost, yn foartiden brûkt troch Jacob Pieters, no troch Hepke Melles. De oare helte wie fan Tarquinius Boelens. Ferkeaper is Trijntie Gratema, widdo fan Jacob Pyters. Op 8 okt. 163264 ferkeapet Wytske Boelens, frou fan Gerben Tymons Brants, lân by de Surhústerdyk oan Harmen Jans en Trijntie Pyters, dy't wenje oan de Surhústerdyk. Harmen Jans is nei alle gedachten in soan fan Jan Harmens en Geb Hanses. Op 27 maart 163765 wurdt Wytske Boelens neamd as neistlizzer fan miedlân te Bûtenpost. Yn 1640 is se foar in part eigener fan Bûtenpost stimnr. 37. De oare helte is fan de erven fan Hector Bouritius. Brûker is Bronger Douwes (yn 1698 is Maria Boelens eigener). Se is ek eigener fan nr. 49, brûker is Pyter Merxs. Hector van Bouritius wie raad ordinaris fan it Hof fan Fryslân, hy wie troud mei Hauckje Gelliusdr van Hillema. Hy is stoarn 1636/37. Pyter Merxs is in soan fan Mark Wybets en Trijn Louwedr te Bûtenpost. Hy trout mei Hiltie Tjallings. Op 6 nov. 164566 keapet Wytske Boelens, widdo fan Gerbrant Tymens Brants, te Bûtenpost in hûs. Ferkeapers binne Ritske van Eissinga, grytman fan Kollumerlân, Suffridus Itsma en Egbertus Dominici, notaris fan Kollum en fan harren húsfrouen. Neistlizzer is Tarquinius Boelens. Ritske van Eisinga is troud mei

93 Bauck Watses van Roorda. Op 4 maaie 164667 keapet Wytske Boelens te Bûtenpost in hûs achter it hûs, dat bewenne wurdt troch Steventie Luitiens, widdo fan Wyd Lieuma. Ansck Joostedr, widdo fan Rein Lieuma, leit lykwols it near op dy keap, as mem fan har soan by Rein. It hûs wie urven fan de beppe fan Wyd en Rein Lieuma. De bern fan Wyd binne Hoyt en Macke Lieuma. Ut dit houlik: 1. Lieuwe Brants à Boelens, stoarn foar 12 april 1653,68 tr. Bûtenpost 4 april 1647 mei Tonnysien Eelema, "fan Grins", berne om 1625 hinne, stoarn foar 5 jann. 1687, dochter fan Waelcke Cornelis Elema en Annechien Meinnes (of Memmens). Hy is doarpsrjochter en ûntfanger fan Bûtenpost en bysitter fan it gerjocht fan Achtkarspelen. Hy docht belidenis te Bûtenpost 27 okt. 1648. Hy lit twa bern nei: Antie (1648) en Tyttie (1650) "Boelens". Antie Boelens hie in sulveren beker en penning fan har beppe Wytske Boelens krigen. Epeus Meinsma wurdt ien fan de kuratoren. Yn 1653 wurde der twa muoikes neamd: Griettie en Auckien Brants. 2. Auckien Brants à Boelens, stoarn nei 1666, tr. Bûtenpost 13 sept. 1646 mei Epeus Meynsma, soan fan Benne Meynsma en Hester Radijs, siktaris fan Achtkarspelen, stoarn foar 18 okt. 1666, âld 39 jier. Hy Ut trije minderjierrige bern nei, nl. Gerbrandus (1648), Foockien (1651) en Benne Meynsma (1655). Yn 1658 hiene hja Bennemaheerd te Bûtenpost kocht. Yn 'e tsjerke fan Bûtenpost stiet in famyljebank mei de wapens Meynsma en Brantsum. It helmteken is in leelje. Yn "Gloria Parendi" wurdt Auckien Brants in earme nicht fan Tarquinius neamd. 3. Aefke Brantsum, tr. 1. Reint van Harckema, doarpsrjochter fan Bûtenpost, widner fan Auktien Boelens, tr. 2. Bûtenpost 24 jann. 1648 mei Tiomme Douwes Hopperus. Aefke en Reint hawwe wol bern. Yn maart 164869 wurdt Tiaerd Wytses kurator oer Buwe van Harckema, dy't dan 19 jier is, en syn bruorren en susters. Aefke en Tiomme litte yn 1653 in famke Jildum dope. 4. Brant Gerbrants Lubbema, tr. Bûtenpost 29 okt. 1654 Harmke ter Bor, fan It Hearrenfean. Hy is bysitter fan it gerjocht fan Achtkarspelen en doarpsrjochter fan Bûtenpost. Hja litte dope Wytske en Gerbrandt yn 1655, Tamme yn 1659 en Brant Lubma de Jonge yn 1661. 5. Grietie Gerbrants Brants. Se wurdt neamd yn 1653 en docht belidenis te Bûtenpost op 17 febr. 1654.

Illd. LIEUWE BOELENS (soan fan Ilb.), stoarn tusken 9 maart 1621 en 2 aug. 1623, dus noch foar syn heit. Tr. Antie Jops, stoarn nei 14 sept. 1640. Der is betizing mooglik mei Liuwe Boelis, de siktaris, dy't stoarn is 4 april 1610. Dat is syn omke, in broer fan syn heit. Yn de weesboeken komt syn namme foar op 3 febr. en 28 febr. 1621.70 Lieuwe Boelens hie noch skulden útstean. Op 9 maart 1621 is hy by de keapers. Op 2 aug. 1623 is der boelbeskriuwing nei de dea fan syn heit. Antie Jops is syn widdo en se is mem fan harren twa bern, dy't net mei namme neamd wurde. As der noch yn augustus boelguod halden wurdt, is Antie Jops by de keapers. Antie Jops wurdt op 8 febr. 1625 neamd by de ferkeap fan in kamp lân op it Súd fan Kollum; dat is beskreaun by Tarquinius. Op 10 nov. 1625 ferkeapje de erfgenamten fan Sytthie Boelis silger it hûs dat se urven hawwe. Dat binne Focco Boelens, faandrich ûnder hopman Binnert van Heringa, te Coevorden, en Auck Boelens, en Antie Jops, as mem fan har twa bern. Keaper is Antie Lieuma. Op 14 jann. 1629,71 by in ferkeap fan in hûs te Bûtenpost, wurdt Antie Jops neamd as neistlizzer. Op 19 maart 1632 is der in ferkeap fan leyen op de Kûkhernsterfeanen. Derby wurdt

94 Antie Jops neamd, as mem fan har bern, as ien fan de ferkeapers. Dat is beskreaun by Griet Boelens. Op 14 sept. 164072 is der in ferkeap fan 3 pm achterboulân op it West fan Bûtenpost. Ien fan de ferkeapers is Geertie Lieuwedr yn har 21e jier mei har man Romcke Gerrits, en hja assistearre mei har mem Antie Jops. Ut dit houlik; 1. Geertie, folget IVb. 2. Fan in twadde bern is de namme net bekend en it is stoarn foar 14 sept. 1640.

Ille. AUCK BOELENS (dochter fan Ilb), stoarn 17 des. 1625 en begroeven te Bûtenpost as Aucktien mei trije bern. Trout foar 28 maaie 1613 mei Reint van Harckema, soan fan Buwe van Harckema en Trynke Berends van Stenverden (Steinfort),73 stoarn foar 24 jann. 1648. Hy tr. 2. foar 12 juny 1628 mei Aafke Brantsum, dochter fan Gerbrandt Tymens Brants en Wytske Liuwes Boelens. Der is betizing mooglik mei Auck (Sjoerds) Boelens, har nicht. Reint is bysitter fan it gerjocht fan Achtkarspelen en doarpsrjochter fan Bûtenpost. Fierders is hy boer op pleats nr. 15 te Bûtenpost. Op 28 maaie 161374 komme Reint van Harckema en Auck Boelens foar as in echtpear. Op 12 maaie 161475 wurdt Reint van Harckema neamd as kurator oer de bern fan Harcke Boersma en Geb Jans. Op 3 april 161576 komt Reint van Harckema foar as keaper en efkes letter is der sprake fan de Rein Harckema fenne te Bûtenpost. Op 11 april 161677 is der in skieding fan lân te Surhuzum tusken Reint van Harckema en Arent van Haersma. Dizze wie troud mei Hylck Aulusdr Harckema (ûndertrou Dokkum: 30 juny 1609). Op 4 jann. 162078 is Reint van Harckema taksateur en op 10 maaie is hy de "eersame Reint van Harckema". Op 28 maart 162079 is hy, tegearre mei ds. Johannes Heppigius te Boerum, kurator oer de bern fan Sibrant Hettinga silger. Op 2 aug. 1623 komt Auck foar as erfgenamt fan har heit Sytthie Boelens. De ynventarisaasje hat mei op har fersyk pleatsfûn. Op it boelguod binne Auck en Reint by de keapers. Op 29 sept. 162580 keapje Reint van Harckema en Auck Boelens de helte fan de Santfenne ûnder Bûtenpost. Ferkeaper is Taets Ipedr Wyaarda, húsfrou fan Syoerdt Ales te Beets. It lân is mandélich mei de erven fan Folkert Ipema. Folkert wie troud mei Tyemck Epedr Wyaarda, en se wennen as boargers te Ljouwert. Op 10 nov. 1625 ferkeapet Auck Boelens, mei oaren, it âldershûs oan Antie Lieuma, de widdo fan Liuwe Boelis. Nei de dea fan Auck komt de namme fan Reint wer foar op 11 febr. 1628.81 Hy leit it near op in keap. Hy die dat as neiste bloed fan Hylck, frou fan Arent van Haersma, grytman fan Smellingerlân, Aulo, grytman fan Fisfliet 1618-1637, en Trijntie, frou fan Poppe Hettes. Dat binne trije bern fan Auth van Harckema en Roelofke Coyters. Op 12 juny 1628 wurde Reint van Harckema en Aafke Brantsum foar it earst neamd as echtpear by in keap, dêr't grytman Tarquinius Boelens it near op leit. Op 4 febr. 163982 is Reint van Harckema ferkeaper fan lân yn de westermieden ûnder Bûtenpost. Eelckien Haersma leit dêr it near op as sibbe. Hja is in dochter fan Hylck Auths Harckema. Yn 1640 is hy eigener en brûker fan Bûtenpost stimnr. 15 en eigner fan nr. 30. Brûkster is Eelckien Haersma, widdo fan Petrus Boelens. Op 8 febr. 164183 is Reint van Harckema ferkeaper fan 18 pm lân, de Swartiensfenne; de hiele finne is great 24 pm, de tsjerke fan Bûtenpost hat 6 pm. Hy ferkeapet ek noch boulân. Neistlizzer is juffer Hylckien van Harckema. Op 14 sept. 164084 wurdt der praat fan erfgenamten fan Auck Boelens silger. Neamd wurde Focke Boelens, har broer, en Geertie Lieuwes, har muoikesizzer. Op 1 febr. 164485 is Reint van Harckema, assessor, as heit fan Auckien van

95 Harckema, syn dochter by Auckien Boelens, ferkeaper fan in tredde part fan in hûs te Bûtenpost, sûnt koart bewenne troch Claes Harmens herbergier. Neistlizzer is Uble Hilles (Hoytsma). Op 28 april 164586 ferkeapje dr. Menelaus Gerroltsma, siktaris fan Achtkarspelen, en syn frou Yckien van Harckema, en Taecke Boelens en syn frou Hylckien van Harckema, twa tredde part fan in hûs te Bûtenpost, bewenne troch Claes Harmens herbergier. Neistlizzers binne Uble Hilles en Ansck Joostes hovinge. Dus it hûs wie nei de dea fan Antie Lieuma yn 1626 úteinlik telâne kommen by de trije bern fan Auck. Op 28 sept. 164687 ferkeapet Reint van Harckema de middelmieden te Bûtenpost. Dit is fan him de léste fernijing. Op 24 jann. 164888 keapet dr. Hermannus Feickens, advokaat oan it Hof fan Fryslân, lân op it eastein fan Bûtenpost, grut 60 pm brûkt troch Gerck Jansen en Trijntie Arents, in echtpear. Ferkeaper is Aafke Brantsum, de widdo fan Reint van Harckema. Ut it earste houlik: 1. Ycke van Harckema, doopt Dokkum 10 july 1614, ûndertrou Ljouwert 6 jann. 1637 mei Menelaus Gerroltsma, advokaat fan it Hof fan Fryslân, sy fan Bûtenpost. Se is stoarn 15 febr. 1681. Yn Bûtenpost binne ynskreaun yn it doopboek: Lieuwe yn 1646, Reint yn 1649. 2. Hylckien van Harckema, tr. 1. foar 28 april 1645 mei Taecke Boelens, har folie neef; tr. 2. te Bûtenpost 23 juny 1650 mei Frederik van Voort. 3. Auckien van Harckema, berne foar of op 17 des. 1625. Se is nei har mem neamd en dat kin betsjutte, dat har mem yn de kream stoarn is. Se docht belidenis te Bûtenpost 25 jann. 1650. Op 8 okt. 1662 giet se mei attestaasje fan Bûtenpost nei Ljouwert.

Illf. FOCKE BOELENS (soan fan Ilb), stoarn 1641, tr. 1. Taets Bruins, dochter fan Bruin Wytses en Griet Liuwes Boelens, stoarn 1619/1620. It is mooglik dat se yn de kream stoarn is en dat har jonkje nei har neamd is. Focke en Taets binne besibbe yn de fiifde graad. Hy tr. 2. op 2 okt. 163889 mei Eelck Stellingwerf. Der is betizing mooglik mei Focke (Jans) Boelens fan Surhuzum. Focke Sytzes Boelens is militêr. Yn 162290 wurdt hy beneamd as faandrich, yn 1631 as luitenant, yn 1639 as kaptein. Op 21 maaie 1641 wurdt hy ferfongen troch Taecke Boelens. Op 2 aug. 1623 wurdt de ynventaris opmakke fan syn heit Sytthie Boelens, mei op syn fersyk. By it boelguod is hy ien fan de keapers. Op 3 des. 162491 wurdt de boel beskreaun fan Met Wygers, de widdo fan Wytse Bruins, dy 't wenne yn Bûtenpost. Dan wurdt neamd it weesbern fan Taets Bruinsdr silger en de faandrich Focke Boelens, dy't no absint is. Benne Meynsma is curator divisionis. Op 8 febr. 162592 is Focke Boelens, faandrich te Coevorden, ferkeaper fan in kamp lân op it Súd fan Kollum, it pastorijlân leit benoarden. It near wurdt op de keap lein troch de earmfâden fan Kollum, want mr. Sioerd Fockens hie by testamint dat lân oan de earmen tamakke. Sioerd en Focke binne besibbe yn de fiifde graad. Sioerd Fockeens en Sytthie Boelens binne folie neven. Op 10 nov. 162593 is hy ien fan de ferkeapers fan it âlderlik hûs. Hy is dan faandrich ûnder hopman Binnert van Heringa, te Coevorden. Op 13 maart 163794 is der in ferkeaping; de erfgenamten fan Griet Boelens ferkeapje in hûs, hôf en beammen te Bûtenpost, brûkt troch Tys Piters. Derby is oanwêzich Reint van Harckema foar luitenant Focke Boelens, de heit fan syn minderjierrich bern by Taets Bruins silger. Op 14 sept. 164095 ferkeapet hy achterboulân op it West fan Bûtenpost foar ien tredde, tegearre mei Geertie Lieuwedr foar ien tredde en de erfgenamten fan Auck

96 Boelens foar ien tredde (dat binne yn dit gefal Focke en Geertie). Yn totaal ferkeapet Focke oardel pm boulân. Bern út it earste houlik: Taecke, folget IVc. Bern út it twadde houlik: Sytse, folget IVd.

IVa. PIETER/PETRUS BOELENS (soan fan Illb), berne 1609, stoarn Butenpost 17 juny 1639 en begroeven yn it koar fan de tsjerke (der binne in grêfstíen en in rouboerd), tr. Eelckien Haersma, dochter fan Arent Eerckes Haersma en Hylck Auths Harckema, berne 1610, stoarn Ljouwert 6 jann. 1643. Begroeven yn it koar fan de tsjerke fan Butenpost. Yn 1630 komme syn namme en syn wapen foar op de klok fan Surhuzum, as ien fan de tsien nammen. Hy is dan ûntfanger fan Achtkarspelen. Yn 1633 komt syn namme, as ien fan de seis nammen, foar op de klok fan Droegeham. Hy is dan grytman fan Achtkarspelen, dat is hy fan 1633 oant 1639. Op 8 aug. 163496 wurdt Petrus Boelens kurator fan Jouckie Maria Truik, dochter fan dr. Francisco Truik en Aelke van Voort silger, mei konsint fan Cornelis van Voort. Se is de iennige erfgenamt fan har mem. Aelke is nei alle gedachten in dochter fan Evert Cornelissn van Voort en Jouck Lieuwes Jelgersma. Op 4 febr. 1639 ferkeapet Reint van Harkema, assessor fan it gerjocht fan Achtkarspelen, lân yn de westerheden fan Butenpost. Dat wurdt kocht, troch it near derop te lizzen, troch Eelckien Haersma, as sibbe fan de ferkeaper, mei konsint fan har man Petrus Boelens. Hylck Auths van Harckema is dus besibbe oan Reint van Harckema. Yn 1640 is Eelckien Haersma, as widdo fan Petrus Boelens, foar in part eigener fan stimnr. 20 te Stynsgea en Jan Thyssen is brûker. Dan brûkt sy stimnr. 30 te Butenpost. De eigener dêrfan is de bysitter Reint van Harckema. Op 27 des. 164297 makket se har testamint op en leit dan te Ljouwert siik op bêd. Har soan Lieuwe Pieters Boelens wurdt de erfgenamt. Ek foar har komme der in grêfstien en in rouboerd yn it koar fan de tsjerke te Butenpost. Ut dit houlik: 1. Lieuwe, folget Va. 2. Erikus, berne 1633, stoarn Butenpost 7 july 1633, âld 9 wike. 3. Anna Maria, berne 1634, stoarn Butenpost 10 novimber 1641, âld 7 jier.

IVb. GEERTIE LIEUWES (BOELENS) (dochter fan Illd), berne 1617/20, troud foar 14 sept. 1640 mei Romke Gerrits, skroar te Butenpost. Yn 1623 erft se fan har pake Sytthie Boeles. Op 14 sept. 1640 wurdt 8 pm boulân op it West fan Butenpost ferkocht. Ferkeapers binne foar in tredde part Geertie Lieuwedr yn har 21ste jier en har man Romcke Gerrits, ek noch assistearre mei Antie Jops, har mem. Geertie ferkeapet ek in seisde part, dat se urven hat fan har muoike Auck Boelens. Sy komt foar op de lidmatelist fan Butenpost fan 1645. Har man docht belidenis op 4 nov. 1649. Ut dit houlik: 1. Aetie Romkes, doopt Butenpost 8 july 1649, troud Butenpost 14 febr. 1664 mei Gabe Mients fan Surhústerfean. 2. Martien, doopt Butenpost 8 july 1649. 3. Antie, doopt Butenpost 8 july 1649, is stoarn foar 1656. 4. Jop, doopt Butenpost 10 okt. 1650.

97 5. Gerryt, doopt Bûtenpost 9 april 1654. 6. Antie, doopt Bûtenpost 9 maart 1656. 7. Auckien, doopt Bûtenpost 13 aug. 1658. 8. Sytske, doopt Bûtenpost 24 nov. 1661.

IVc. TAECKE BOELENS (soan fan Illf), beme 1619/20. Syn mem is wierskynlik stoarn yn de kream. Taecke is stoarn yn 1648. Troud foar 28 april 1645 mei Hylckien van Harckema, dochter fan Reint van Harckema en Auck Sytses Boelens. Taecke en Hylckien binne neef en nicht. Op 21 maaie 1641 wurdt hy oansteld as kaptein fan de ynfantery. Op 28 maart 164298 wurdt Tjaerd Wytses, in soan fan Wytse Bruins en Met Wigers, oansteld as kurator. Dy is in omke fan syn mem; Taecke is 22 jier en wees en kaptein yn it garnizoen te Aerdenburg. Syn heit wie yn 1641 stoarn. Op 28 april 1645 is der in ferkeap fan twa tredde part fan in huzing yn Bûtenpost troch dr. Menelaus Gerroltsma, siktaris fan Achtkarspelen, en syn frou Yckien van Harckema, en Taecke Boelens, kaptein fan in kompanjy "voetknechten", en syn frou Hylckien van Harckema. Neístlizzers binne Ulbe Hilles, Piter Jansen en Wyger Wytses (sjoch noat 86). Op 8 maart 1647" ferkeapje Hendrik Ubles te Optwizel en syn frou Foock Fockesdr fean ûnder Droegeham. Se hiene it urven fan harren âlden. Kaptein Taecke Boelens keapet dat fean troch it near op de keap te lizzen. Op 17 maaie 1647100 ferkeapet Taecke Boelens, kaptein te Aardenburg yn Flaanderen, lân dat hy urven hie fan syn oerbeppe Met Wigers. Keapers binne Tiard Wytses en syn frou Bauck Uwes. Op 14 jann. 1648101 ferkeapet Aafke Brantsum, widdo fan Reint van Harckema, 60 pm lân op it eastein fan Bûtenpost, brûkt troch Gerck Jansen en Trijntie Arents. Dat wurdt kocht troch it near derop te lizzen troch Hylckien van Harckema mei de hear Boelens har neef (dat kin Tarquinius wêze, se binne besibbe yn de fiifde graad). Yn it deiboek fan greve Willem Frederik fine wy: 1648 op 21 april/l maaie "Scheltinga recomandeerde de ooverdracht van captein Boulens. Aylua de colnet recomandeerde sijn soon tot captein". Dat is Livius van Scheltinga, lânsiktaris fan Fryslân. En Ernst van Aylva, sersiant-maioar fan de ynfantery. Op 11 aug. 1648 is Taecke Boelens ferfongen. Ik haw gjin bern fûn út syn houlik. Syn widdo Hylck tr. 2. Bûtenpost 23 juny 1650 mei Frederik van Voort. Se litte yn Bûtenpost dope: Margriete yn 1650 en Tierck yn 1651.

IVd. SYTSE BOELENS (soan fan Illf), berne nei 1638, stoarn nei 1687, troud Coevorden 5 maaie 1661 mei Aeltien Benningh. Hy is dan militêr ûnder de kompanjy fan kaptein Johan van Burum. Op 21 july 1666 giet hy nei de kompanjy fan T. van Andringa. Op 10 okt. 1667 krijt hy 6 wike absinsjeferlof. Op 27 april 1672 wurdt hy kaptein. Yn 1673/74 wurdt de luitenant Boelens út syn detinsje ûntslein. Op 15 jann. 1687 krijt hy 3 moanne absinsjeferlof. Op 5 juny 1672 komme kaptein Sytse Boelens en Aeltien Benningh, syn húsfrou, mei attestaasje oan yn Ljouwert. Op 21 maart 1679102 keapje "monsieur" Sytse Boelens en Aeltien Benningh as echtpear in hûs yn de Speelmanstrjitte Op 10 maart 1682103 keapet Sytse Boelens, luitenant ûnder kaptein Cock, in wat goedkeaper hûs oan de Grienewei, by de yngong fan de Prinsetún. Syn frou wurdt hjir net by neamd. Op 22 maaie 1685104 keapet hy in keamer oan de eastside fan de Torenstrjitte. Ek hjir wurdt syn frou net neamd. Ut dit houlik (de folchoarder is net wis en der kinne ek wol mear bern wêze):

98 1. Jancke, folget Vb. 2. Eelckie, folget Vc. 3. Elske, folget Vd. 4. Aukien, folget Ve.

Va. LffiUWE/LIVIUS BOELENS (soan fan IVa), berne Bûtenpost 10 maaie 1630, dêr stoarn 10 febr. 1653, tr. Bûtenpost 12 aug. 1649 mei Aeltie van Douma "fan Hallum", dochter fan Epe Bartholds van Douma en Sjouck Andriesdr Hiddema. Epe is grytman fan fan 1636-1649. Livius wurdt wees op 12-jierrige leeftyd, nei de dea fan syn mem yn 1643. Yn har testamint105 stiet, dat har iennige bern har erfgenamt wurdt. Fierders legatearre sy oan Catharina van Scheltinga, frou fan Aulus Arents van Haersma, grytman fan Smellingerlân, in diamanten ring, en oan dy har dochter Maycke van Haersma twa gouden kettingen. Fierders krije de earmen fan Bûtenpost en fan Aldegea elk 100 goudgûne.

Op 16 okt. 1643 makket syn pake Arent Eerckes van Haersma syn testamint op. Hy wie rekkenmaster fan Fryslân en hy wenne yn Aldegea. Erfgenamten wurde syn soan Auth Arents van Haersma, grytman fan Smellingerlân, en syn pakesizzer Lieuwe Boelens, ûnder beswier fan fideï-commis. Salang as Lieuwe gjin 25 jier is, docht Auth de administraasje. Oan de earmen fan Aldegea en Súder Drachten legatearre hy elk 100 gûne. Op 28 sept. 1646106 keapje Aulus van Haersma, grytman, en syn frou Catharina van Scheltinga, foar de helte, en Livius Boelens, sterke mei syn pake Tarquinius Boelens, grytman fan Achtkarspelen, en deselde Aulus van Haersma, syn omke, foar de oare helte, de middelmieden ûnder Bûtenpost. De ferkeaper is Reint van Harckema, assessor fan Achtkarspelen. Sa't wy sjoen hawwe, hat Tarquinius op 14 febr. 1648 oerlein mei greve Willem Frederik oer it grytmansamt yn Achtkarspelen. Tarquinius woe it amt oerdwaan oan Livius Boelens, hoewol't dy pas 18 jier waard op 10 maaie 1648. Dat slagget; Livius leit de eed ôf op 24 maart 1648. It jier dêrop is hy al lid fan de Steaten fan Fryslân. Tarquinius docht noch wolris foar op as substitút grytman, bygelyks op 25 april 1649. Op 16 febr. 1651 dogge Livius en syn frou belidenis te Bûtenpost. Op 30 april 1652107 keapje juffer Maycke Pyter Binnerts, widdo fan Tarquinius Boe­ lens, en de heare Lieuwe Boelens, grytman, in hûs en hôf yn de Kruisstraat tichteby

99 de Oosterstraat yn Ljouwert. Ferkeaper is Antie Pieters, widdo fan Lambertus van Dalen. Se wennet sels súdlik fan dat pand. Nei de dea fan Maycke erft Pieter Mejontsma dat hûs. Hy ferkeapet it op 18 april 1655. Der komt in ein oan it libben fan Livius Boelens op 10 febr. 1653. De staach fan Liuwe Boeles, de siktaris, is dêrmei yn de manlike line útstoarn. Wy fine in grêfstien yn it koar fan de tsjerke fan Bûtenpost en in wapenrouboerd. It Boelenswapen is dêr ôfbylde sûnder heale earn. Neist grytman wie hy kommittearde yn de Keamer fan Finânsjes yn De Haach en meunsterkommissaris fan Fryslân. Op de stien stiet in wiidweidich In Memoriam, opsteld troch de pleatslike dûmny Gerhardus Groddenbosch: "Hij, de enige en beste, op wie de hoop van zijn geslacht gevestigd was. Hem hebben noch rijkdom, noch liefde, noch de lieftalligheid der jeugd een vroegtijdige dood kunnen besparen". It orizjineel yn it Latyn is folie langer. As grytman wurdt hy opfolge troch Livius van Scheltinga, grytman fan 1653-1670. Hy wie famylje fan Catharina van Scheltinga. Syn besit fan heitekant giet gruttendiels nei syn beppe Maycke; en de neilittenskip fan syn mem Eelck van Haersma giet nei Aulus Arents van Haersma, de grytman fan Smellingerlân. J' *• • »f .««%-í!^-- •1*JL

'ç- *• i* SÄ ~

í't'

Grêfstienfan Livius Boelens, 1630-1653, yn it koarfan de tsjerke fan Bûtenpost. De stien is flankeard links en rjochts trochfjouwer ôfhakke wapens mei de ûnderskriften Boens, Boelens, Dovma, Dovma, M.P.B., Harsma, Dovma, Hiddema.

100 De widdo Aeltie van Douma giet foar de twadde kear yn ûndertrou te Ljouwert, 27 maaie 1655, mei Zeino Joachim van Welvelde, hear fan Woltersum. Se trouwe earne oars. Hy wie widner fan Josina Hayes Roussel. Se krije fjouwer bern. Hy is ûntfan- ger ginneraal fan Drinte en se wenje op "huize Vredeveld" yn de omkriten fan Deurze. Welvelde is in geslacht út Twente.

Vb. JANCKE BOELENS (dochter fan IVd), berne tusken 1661 en 1672, tr. Ljouwert 28 april 1709 mei Hendrik Tarel. Hy is ruter by de Guarde du Corps. Yn 1710108 lizze Jancke en har man it near op de keap fan in hûs oan de noardside fan de Grienewei te Ljouwert, by de yngong fan de Prinsetún. De ferkeapers wiene Eelckie Boelens en har man. Ik haw gjin bern fan har fûn.

Vc. EELCKIE BOELENS (dochter fan IVd), berne tusken 1661 en 1672, tr. Ljouwert 1 maaie 1689 mei Joannes van Rinsoever/Rinshoven, beiden fan Ljouwert. Hy is soldaat yn de kompanjy fan kaptein Adolph van Idsinga. Se docht belidenis te Ljouwert op 6 april 1687. Yn 1710 ferkeapje se in hûs oan de Grienewei. Dêr wurdt it near op lein troch Jancke Boelens en har man. Ut dit houlik: 1. Gerrit, doopt Ljouwert 8 nov. 1695. 2. Focke van Rinshoven, doopt Ljouwert 5 okt. 1698, tr. Goutum 13 maaie 1720 mei Detje Diddes.

Vd. ELSKE BOELENS (dochter fan IVd), berne tusken 1661 en 1672, tr. Ljouwert 11 aug. 1700 mei Jacobus de Witte "fan Wytmarsum", gemier. Op 5 jann. 1711109 wurdt der in hierkontrakt registrearre fan in hûs by de Dûbele Piip, dêr't eartiids de brouwerij fan de Lely west hie. Op 13 okt. 1711 liene se jild. Hy is dan keapman. Mr. AJ. Andreae tekenet oan yn it Stamboek, dat ien fan de dochters fan de âld- luitenant Sytse Boelens trout mei Jacobus de Witte. Ik haw gjin bern fan har fûn.

Ve. AUKIEN BOELENS (dochter fan IVd), doopt Ljouwert 12 jann. 1672, tr. Ljouwert 1 aug. 1717 mei Gerrit van Tarel, berne te Coevorden. Op 5 july 1713 komt se mei attestaasje fan Damme (benoarden) nei Ljouwert. Ik haw gjin bern fan har fûn.

Hjir einiget de útwurking fan it neiteam fan Sytthie (Tyercks) Boelens. Ik haw de militêre karriêres buten Fryslân net folge; wat dat oanbelanget is dizze genealogy net folslein.

Rieplachte literatuer:

Visser, J. en G.N. van der Plaat, Gloria Parendi. Dagboeken van Willem Frederik, stadhouder van Friesland, Groningen en Drente, 1643-1649, 1651-1654. Den Haag 1995. Walsweer, Hein, De Broekster Rouckema's. "Desen allen ende meer anderen". Genealogy

101 Meer e.a., Administrative en fiskale boarnen oangeande Fryslân yn de ier-moderne tiid, Leeuwarden 1993. Post, J., Grietmannen van Achtkarspelen 1527-1673, Overdruk uit het Nieuwsblad van Noord-Oost Friesland. 1985 (=RAF gen 745). Engels, M.H.H., Naamlijst van Gedeputeerde Staten van Friesland 1577-1795 Leeuwarden 1979. It Beaken, tydskrift útjûn troch de Fryske Akademy. Nûmer fan de Fryske Rie foar Heraldyk. Ljouwert 1969. Dolk, W., Leeuwarder begrafenissen "met de wezen". Genealogysk Jierboekje 1966. Leeuwarden 1950. Register van geestelijke opkomsten van Oostergo volgens opgave daarvan in de dorpen van dit kwartier gedaan aan de Commissarissen der Staten van Friesland in 1580-1581. Bewerkt door J. Reitsma. Leeuwarden 1888. Hettema, Jhr.mr. M. de Haan en mr. A. van Halmael, Stamboek van de Frieschen, vroegeren en lateren Adel. 2 delen. Leeuwarden 1846. Sminia, H. Baerdt van, Nieuwe naamlijst van grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795 met enige geschiedkundige aantekeningen. Leeuwarden 1837. Naamlijst der Heeren Grietslieden en Secretariën in Vriesland. Leeuwarden 1785. Ferwerda, Abraham. Adelijk en Aanzienelyk Wapenboek van de zeven provinciën. Waarby gevoegt zyn een groot aantal genealogiën van voornaame adelyke en aanzienelyke familiën. Deel 11 - van Aerssen tot Van Welvelde. Leeuwarden 1763.

Noaten Alle boame-opjeften ferwize nei it Ryksargyf, útsein GAL = Gemeenteargyf Ljouwert. Fierdere ôfkoartings: HvF = argyf fan it Hof fan Fryslân; RA = rjochterlike argiven; n.t. ~ neiere tagong.

1. Oostergo, geestelijke opkomsten, side 200.2. Argyf resoluties Gedeputeerde Staten en n.t. 5.35. 3. HvF YY17 47. 4. HvF YY21 3 en 68. 5. RA ACH Ral 123 en n.t. 13. 106. 6. RA ACH Ral 17. 7. RA ACH Ral 73. 8. RA ACH Ral 247 en 249. 9. RA ACH Rl 5 en n.t. 13.121. 10. RA ACH Rl 79. 11. RA ACH Rl 346. 12. HvF WW6 315. 13. RA ACH R3 58 en n.t. 13.151. 14. HvF WW6 927.15. RA ACH Ml 31 okt. 1610 en n.t. 13.175. 16. RA KOL P2 577. 17. RA ACH Mal 27 april 1595 en n.t. 13.175. 18. RA ACH Mal 28 aug. 1596. 19. RA ACH Mal 26 nov. 1596 en n.t. 13.175. 20. RA ACH Ral 251 en n.t. 13.106. 21. RA ACH Ral 265. 22. RA ACH Rl 109 en n.t. 13.121. 23. RA ACH Rl 1. 24. RA ACH Rl 22. 25. RA ACH Rl 176. 26. RA ACH Rl 210. 27. RA ACH Ml 7 maaie 1605 en n.t. 13.175. 28. RA ACH Rl 316 en n.t. 13.121. 29. RA ACH Rl 368. 30. RA ACH Mal 26 maaie 1595 en n.t. 13.175. 31. RA ACH M2 252 en 279. 32. RA ACH M2 341. 33. RA ACH M3 493 en n.t. 13.176. 34. RA ACH M3 551. 35. RA ACH Ral 110 en n.t. 13.106. 36. RA ACH Ral 152. 37. RA ACH Mal 26 nov. 1596 en n.t. 13.175. 38. RA ACH Rl 5 en n.t. 13.121. 39. RA ACH Rl 68. 40. RA ACH Rl 80. 41. RA ACH M3 639 en n.t. 13. 176. 42. RA ACH M3 807. 43. RA ACH R3 527 en n.t. 13. 151. 44. RA ACH M7 373 en n.t. 13. 161. 45. RA ACH R3 747 en n.t. 13. 151. 46. RA ACH C8 6 febr. 1637. 47. RA ACH R3 768 en n.t. 13. 151. 48. RA ACH C9 3 nov. 1642. 49. GAL Y14 en K27c. 50. RA ACH R2 side 219. 51. RA KOL Q3 196v. 52. RA KOL Q3 213. 53. RA KOL B12 15 nov. 1627 en n.t. 13. 112. 54. GAL groot consentboek side 59 en K33a. 55. RA ACH R3 267 en n.t. 13. 151. 56. Fries Genootschap inv. nr. 966. 57. GAL groot consentboek side 123 en K33a. 58.

102 Genealogysk Jierboekje 1966 87. 59. Grafschriften Achtkarspelen side 23 en NH argyf Bûtenpost inv. nr. 18. 60. Neffens it artikel fan Jan Post. 61. RA ACH M3 167 en n. t. 13.176. 62. RA ACH M4 248. 63. RA ACH R3 289 en n.t. 13.151. 64. RA ACH R3 573. 65. RA ACH R3 771 en n.t. 13.151. 66. RA ACH R4 194v en n.t. 13.95. 67. RA ACH R4 221 v. 68. RA ACH M9 697 en n.t. 13.160. 69. RA ACH C9 8 maart 1648 en n.t. 13.93. 70. RA ACH M3 siden 94, 131 en 161 en n.t. 13.176. 71. RA ACH R4 24 en n.t. 13.95. 72. RA ACH R4 58b. 73. HvF YY25 maart 1615. 74. As noat 56. 75. RA ACH C5 12 mei 1614 en n.t. 13.93. 76. RA ACH M2 236 en n.t. 13.175. 77. RA ACH C5 11 april 1616 en n.t. 13.93. 78. RA ACH M2 523 en n.t. 13.175. 79. RA KOL B1l 28 maart 1620 en n.t. 13.112. 80. RA ACH R3 51 en n.t. 13.151. 81. RA ACH R3 240, 241 en n.t. 13.151. 82. RA ACH R4 28 en n.t. 13.95. 83. RA ACH R4 63. 84. RA ACH R4 58b. 85. RA ACH R4 249v. 86. RA ACH R4 183v. 87. RA ACH R4 232. 88. RA ACH R4 290. 89. RAF gen 536 side 107 (kolleksje Reddingius). 90. GAL K26, klapper op resolúsjes Deputearre Steaten. 91. RA ACH M3 807 en n.t. 13.176. 92. RA KOL Q3 196v. 93. RA ACH R3 58 en n.t. 13.151. 94. RA ACH R3 768. 95. RA ACH R4 58b en n.t. 13.95. 96. RA ACH C7 8 aug. 1634 en n.t. 13.93. 97. HvF EEE1 291 en copie 4022. 98. RA ACH C9 28 maart 1642 en n.t. 13.93. 99. RA ACH R4 251 en n.t. 13.95. 100. RA ACH R4 267v. 101. RA ACH R4 290. 102. GAL klein consentboek 1679 side 162 en K 33b. 103. GAL klein consentboek 1682 side 26. 104. GAL klein consentboek 1685 side 169. 105. As noat 56. 106. RA ACH R4 232 en n.t. 13.95. 107. GAL groot consentboek 1652 side 123. 108. GAL klein consentboek 1710 side 209 en K33f. 109. GAL nedergerecht en fiches K25.

103

KWAkTIERSTAAT VAN THEUNIS UILKE DE VRIES

Zijn negentigste verjaardag, op 26 april 1997, leek een goede aanleiding voor het publiceren van de kwartierstaat van de bekende Friese schrijver/historicus in dit genealogysk jierboek. Als auteur neemt Theun een unieke plaats in in het Nederlandse literaire leven. C.J. Kelk heeft hem "het episch unicum onzer letteren" genoemd. En inderdaad, Theun is een rasverteller: gebeurtenissen verlopen chronologisch of simultaan, de formule­ ring is precies en de woordenschat rijk. Juist door het feit dat Theun vooral een verteller is, wordt hij in de Nederlandse literatuur niet tot "de groten" gerekend. Hij vertelt tezeer en laat aan de suggestie van de lezer te weinig over. Met zijn "literaire" tijdgenoten Reve en Mulisch kan Theun "niet uit de voeten". Het gevoelsleven van waaruit Reve schrijft is hem vreemd. Mulisch komt bij hem over als een dwaallicht. Hij is te eli­ tair, een salonsocialist, die tegen beter weten in spreekt over het paradijselijke Cuba van Castro. Wolkers daarentegen, ook een doener, recht toe recht aan, "blijft hem als één van de weinigen boeien". Bovendien is er in Nederland geen waardering voor Theuns te sterk maatschappelijk engagement. Ook ondervindt hij nog steeds hinder van het feit dat hij jarenlang over­ tuigd communist is geweest. "Het meisje met het rode haar", de verfilmde en vooral door middelbare scholieren graag en veel gelezen roman over de verzetsstrijdster Hannie Schaft, wordt in 1956, het jaar van de bloedig neergeslagen Hongaarse opstand, niet goed ontvangen. Schaft wordt door Theun als een fanatieke communiste afgeschilderd, terwijl de figuur van Truus Koster in Mulisch' "De aanslag", voor wie zij ook model heeft gestaan, veel gematigder is.

Actief, dd. 29-4-1997.

105 Hoewel Theun in zijn eigen land wordt ondergewaardeerd (zijn werk zou ouderwets, te weinig vernieuwend zijn) en hoewel zijn omvangrijke en veelzijdige oeuvre weinig best-sellers telt, kan hij toch op een trouw publiek rekenen en zijn hem verscheidene eerbetuigingen, als de P.C. Hooft-, de Henriëtte Roland-Holst-, de Verzetsprijs en een doctorsbul ten deel gevallen. Nog steeds schrijft hij (bijna) elke ochtend, maar hij vindt zichzelf nu minder mora­ listisch dan vroeger, toen hij iedereen nog op wilde voeden. Theuns werk en persoon verheugen zich in een ruime belangstelling, juist omdat hij zo'n geweldig verteller is, die na gedegen historisch onderzoek, in heldere, beeldende taal de feiten en hun achtergronden met z'n fantasie tot een boeiend geheel weet te verweven.

Enschede, zomer 1997 Nynke Huizing-de Vries

I

1. Theunis Uilke de Vries, geb. Veenwouden 26 april 1907, letterkundige, wonende te Amsterdam. Hij tr. 1. te Apeldoorn 12 okt. 1932 met (gescheiden Apeldoorn 17 maart 1938 van) Aafje Maria Vernes, geb. Dordrecht 8 maart 1908, fysiotherapeute, overl. Amsterdam 8 jan. 1975, dochter van Pieter Vernes, boekhouder, en Maria van der Linden. Hij tr. 2. te Amsterdam 29 mei 1946 met Aafje Maria Vernes en heeft nu een relatie 3. met Henriëtte Ida Therèse Buijtendijk, geb. Amsterdam 5 juli 1915, doctor in de Romaanse Taal en Letteren, lerares Frans en Italiaans en wetenschappelijk medewerkster, dochter van Frederik Jacobus Johannes Buijtendijk, eerst hoogleraar in de fysiologie en later hoogleraar in de algemene psychologie, en Henriëtte Wilhelmina van Bemmel. Op 13 juni 1979 verleende de Rijksuniversiteit Groningen in de Martinikerk hem het eredoctoraat in de Letteren. Zijn eerste boek, "Friesche Sagen", werd gepubliceerd in 1925. Theun was toen nog maar achttien jaar! Vanaf eind 1936 tot 1971 was hij lid van de Communistische Partij van Nederland- Eind juli 1944 werd hij gearresteerd, omdat bij controle op straat gebleken was, dat hij een brochure van de CPN bij zich had. Daarna zat hij van augustus 1944 tot 5 maart 1945 in het Polizeiiiches Durchgangslager Amersfoort (PDA). Zijn herinneringen hieromtrent zijn opgetekend in "Doodskoppen en kaalkoppen. Vijf verhalen uit een doorgangskamp" (1966). Veel van zijn jeugdherinneringen heeft Theun opgeschreven in "De vertellingen van Wilt Tjaarda". Deze vertellingen zijn echter niet geheel autobiografisch, maar een mengeling van waarheid en fantasie. Op zondag 27 april 1997 was er in de Schierstins in Veenwouden een feestelijk programma ter gelegenheid van Theuns negentigste verjaardag, 's Morgens was er, onder leiding van de heer Douwe Kootstra, hoofd van de Theun de Vriesschool te Veenwouden, een interessante wandeling, "In de voetsporen van Wilt Tjaarda". Aan zijn geboortehuis aan de Zwette 41 te Veenwouden werd door

106 zijn veertienjarige kleindochter Froukje de Vries een gedenksteen onthuld, 's Middags was de schrijver persoonlijk aanwezig. Theun heeft een zoon, Hubert René de Vries, geb. Sneek op 21 mei 1934, internist, wonende te Lichtenvoorde, en een dochter, Maria Elisabeth Alexandra de Vries, geb. Amsterdam op 25 oktober 1946, conservator en hoofd van het Stedelijk Museum te Alkmaar, wonende te Amsterdam.

II

2. Sjoerd de Vries, geb. Veenwouden 14 jan. 1872 (DG), boterhandelaar, koopman, vertegenwoordiger te Veenwouden, Leeuwarden, Apeldoorn en Noardburgum, overl. Franeker 3 dec. 1955, tr. 11 mei 1905. 3. Elisabeth Dijkstra, geb. Burgum 14 maart 1871, ged. Veenwouden 25 april 1897 (DG), overl. Leeuwarden 16 april 1939.

Sjoerd de Vries, 1872-1955, en Elisabeth Dijkstra, 1871-1939. Foto: FLMD.

in 4. Teunis Gerrits de Vries, geb. Burgum 31 dec. 1842 (DG), landbouwer, overl. Veenwouden 31 aug 1920, tr. Tytsjerksteradiel 15 mei 1869

107 Teunis Gerrits de Vries Willemke Sjoerds van der Wal 1842-1920 1845-1930

5. Willemke Sjoerds van der Wal, geb. Burgum 12 maart 1845 (DG), overl. Kollum 22 aug. 1930. 6. Uilke Reitzes Dijkstra, geb. Burgum 9 juni 1821, ged. Veenwouden 29 april 1849 (DG), landbouwer, overl. Veenwouden 12 jan. 1894, tr. Tytsjerksteradiel 17 mei 1862 met zijn nicht. 7. Martsen Alles van der Wal, geb. Veenwouden 11 nov. 1833 (DG), overl. ald. 29 dec. 1914.

IV

8. Gerrit Jitzes de Vries, geb. Burgum 2 mei 1814 (DG), landbouwer, overl. Buitenpost 12 okt. 1880, tr. Tytsjerksteradiel 23 maart 1839 9. Trijntje Teunis Veenstra, geb. Burgum 2 maart 1819, overl. ald. 26 dec. 1877. 10 Sjoerd Klazes van der Wal, geb. Burgum 3 dec. 1813, ged. Veenwouden 6 juni 1837 (DG), arbeider, winkelier en ten slotte landbouwer, overl. Burgum 24 dec. 1886, tr. 2. Tytsjerksteradiel 10 febr. 1851 met Wypkje Jelles van der Meulen (weduwe van Pieter Hattums Kuipers), geb. Veenwouden 30 nov. 1820, dochter van Jelle Wijbrens van der Meulen en Janke Harmens Feenstra, tr. 1. Tytsjerksteradiel 24 dec. 1838 11. Geeltje Tjeerds van Dijk, geb. Burgum 5 aug. 1819, overl. ald. 14 sept. 1849. 12. Reitze Uilkes Dijkstra, geb. Murmerwoude 12 maart 1784, landbouwer, overl. Burgum 28 sept. 1855, tr. Dantumadeel 26 april 1818 13. Antje Uilkes van der Wal, geb. Veenwouden 17 dec. 1787, overl. Burgum 9 juli 1859.

108 14. Alle Uilkes van der Wal, geb. Veenwouden 15 mei 1802, timmerman en landbouwer, overl. Feanwâldsterwâl onder Hurdegaryp 13 okt 1888, tr. Tytsjerksteradiel 10 mei 1828 15. Jitske Gerbens de Vries, geb. Hurdegaryp 10 febr. 1806 (DG), overl. ald. 14 mei 1898.

V 16. Jitze Adzers de Vries, geb. Zwaagwesteinde 25 dec. 1789 (DG), landbouwer, overl. Burgum 16 mei 1853, tr. Burgum 22 mei 1813 17. Antje Gerrits van der Wal, geb. Burgum 1 mei 1785 (DG), overl. ald. 10 juli 1866. 18. Teunis Klazes Veenstra, geb. Veenwouden 1 mei 1793, gedoopt ald. 16 juni 1793 (N.H.), schipper en veenbaas, later landbouwer, overl. Burgum 1 jan. 1857, tr. Tytsjerksteradiel 16 mei 1818 19. Antje Sjoerds van der Wal, geb. Veenwouden maart 1791 (DG), overl. Burgum 10 nov. 1873. 20. Klaas Sjoerds van der Wal, geb. Veenwouden juni 1789, gedoopt ald. 10 mei 1833 (DG), landbouwer, overl. Burgum 12 april 1865, tr. 1. Tytsjerksteradiel 18 mei 1811 met zijn nicht Wytske Gerrits, geb. 13 mei 1789, overl. Burgum 17 juni 1811, dochter van Gerrit Klazes van der Wal (34) en Antje Jouwerts (35), tr. 2. Burgum 9 mei 1812 21. Anskje Willems Hooghiemstra, geb. Suwâld maart 1791, overl. Veenwouden 26 febr. 1876. 22. Tjeerd Feijes van Dijk, geb. Burgum 17 febr. 1787, boer, later arbeider, overl. Burgum 21 april 1838, tr. Tytsjerksteradiel 25 nov. 1811 23. Froukje Binnes Vriesema, geb. Burgum 12 april 1789, overl. ald. 15 febr. 1869. 24. Uilke Reitzes Dijkstra, geb. Murmerwoude 7 mei 1755 (DG), bakker en lekenprediker te Dantumawoude, overl. Dantumawoude 26 febr. 1823, tr. 2. ald. 2 mei 1802 met Grietje Annes Hoekstra, tr. 1. Driesum 21 april 1783 25. Feikje Douwes, afkomstig uit De Valom, geb. rond 1761, overl. Dantumawoude 27 jan. 1802. 26. Uilke Alles van der Wal, geb. Veenwouden omstreeks 1764, kastelein, overl. Veenwouden 21 juli 1836, tr. Veenwouden 11 juli 1787 27. Martsen Pieters, geb. Garyp 15 jan. 1769, gedoopt 17 juni 1770, daar overl. 27 dec. 1842. 28. = 26 (Uilke Alles van der Wal). 29. = 27 (Martsen Pieters). 30. Gerben Adzers de Vries, geb. Eastermar 1783, huisman, landbouwer, later rentenier, overl. Hurdegaryp 28 maart 1844, tr. Burgum na 15 sept. 1805 31. Antje Oedzes Dantuma, geb. Hurdegaryp omstreeks 1779, overl. ald. 26 juli 1818.

VI

32. Adzer Jitzes de Vries, geb. Murmerwoude omstreeks 1755 (DG), landbouwer, overl. Kûkherne onder Zwaagwesteinde 9 jan. 1837, tr. Eastermar 19 mei 1782

109 33. Elisabeth Gerbens, geb. Eastermar rond 1757, overl. Burgum 9 juni 1817. 34. Gerrit Klazes van der Wal, geb. Veenwouden rond 1756, landbouwer, overl. Burgum 12 maart 1840, tr. Veenwouden 26 mei 1776 met zijn nicht 35. Antje Jouwerts, geb. Kûkherne onder Burgum rond 1752, overl. Burgum 27 juli 1826. 36. Klaas Teunis Veenstra, geb. Veenwouden 18 jan. 1766, veenbaas te Hurdegaryp, daar overl. 26 mei 1840, tr. Veenwouden 27 mei 1792 37. Trijntje Doedes Postma, geb. Wouterswoude rond 1764, overl. Hurdegaryp 10 nov. 1842. 38. Sjoerd Klazes van der Wal, geb. Veenwouden rond 1755, boer en later rentenier, overl. Burgum 6 juni 1837, tr. Veenwouden 6 juli 1788 39. Minke Aukes Bosma, geb. Burgum 1762, overl. ald. 14 nov. 1820. 40. = 38 (Sjoerd Klazes van der Wal). 41. =39 (Minke Aukes Bosma). 42. Willem Oenes Hooghiemstra, geb. 1755 (DG), huisman, en in 1803 boekhouder van de doopsgezinde gemeente te Veenwouden, overl. Burgum 2 dec. 1811, tr. Tytsjerk 25 juli 1790 43. Antje Hendriks Woudstra, geb. , ged. Oudeschoot 19 mei 1757, overl. Burgum 19 febr. 1832. 44. Feije Tjeerds, geb. Burgum 1751, landbouwer, overl. Burgum 1 dec. 1815, tr. Burgum 6 juni 1784 45. Froukjen Gosses, ged. Boornbergum 8 jan. 1758, overl. Burgum 1 aug. 1811. 46. Binne Popkes Vriesema, ged. Twijzel 6 okt. 1754, huisman, overl. Burgum 2 juni 1817, tr. Burgum 3 juni 1781 47. Geeltje Hendriks (Brouwer), ged. Leeuwarden 13 nov. 1754, boerin, overl. Burgum 29 okt. 1847. 48. Reitze Sakes, doopsgezind vermaner, overl. 28 febr. 1791, tr. Akkerwoude 7 juli 1754 49. Sjoukje Geerts, weduwe van Hessel Ringers, geb. rond 1728, overl. 7 jan. 1804. 50. Douwe Feddes, geb. in De Valom 1709, boer ald., overl. Dantumawoude 14 dec. 1773, tr. 51. Grytje Wygers, geb. omstreeks 1715, overl. Dantumawoude na 1793. 52. Alle Gosses, afkomstig uit Veenwouden, ged. Akkerwoude 8 aug. 1723, mr. timmerman te Veenwoudsterwal in 1774, overl. Veenwouden voor 1780, tr. Veenwouden 18 maart 1753 53. Antje Wybes, afkomstig uit Burgum. 54. Pieter Jans Feenstra, geb. 1743, boer te Garyp, overl. ald. 1771/1772, tr. Ryptsjerk 18 mei 1766 55. Tjeerdje/Tjettje Gaeles, geb. Veenwouden 1745, gedoopt ald. 7 aug. 1746, overl. Gytsjerk 16 jan. 1809, tr. 2. Suwâld 27 maart 1774 met Jacob Jans. 60. = 32 (Adzer Jitzes de Vries). 61. =33 (Elisabeth Gerbens). 62. Oeds Annes Dantuma, geb. Dantumawoude rond 1751 (DG), huisman en later rentenier, overl. Hurdegaryp 9 dec. 1839, tr. Dantumawoude 11 dec. 1774 63. Jitske Wygers, geb. rond 1745 (DG), overl. Hurdegaryp juni 1787.

110 VII

64. Jitze Lieppes, ged. Twijzel/Kooten 4 aug. 1718, boer te Murmerwoude, Kûkherne en Jistrum, overl. Jistrum tussen jan. en april 1798, tr. 65. Grietje Adzers, overl. Jistrum jan. 1798. 66. Gerben Ybes (DG), bakker, overl. Eastermar 1782/1783, tr. Eastermar 17 dec. 1747 67. Sytske Jacobs, ged. Eastermar 19 juni 1718 (NH), in 1796 te Surhuisterveen. 68. Klaas Sjoerds, geb. Burgum omstreeks 1729, overl. Veenwouden omstreeks 1776, tr. Burgum 21 april 1753 69. Antje Gerrits, geb. Veenwouden rond 1725, overl. ald. mei 1788. 70. Jouwert Gerrits, geb. Veenwouden omstreeks 1728, tr. Burgum 18 april 1751 met zijn nicht 71. Wytske Wybes. 72. Teunis Teijes, ged. Veenwouden 16 juni 1737, overl. ald. voor febr. 1788, tr. Burgum 14 febr. 1762 73. Wopkje Jelles, geb. omstreeks 1744, overl. Veenwouden 16 nov. 1832. 74. Doede Doedes, geb. Wouterswoude rond maart 1724, ged. Dantumawoude 4 nov. 1774 (DG), overl. 6 juni 1799, tr. 1. Driesum 15 mei 1755 met Janke Pieters, tr. 2. Westergeest 25 maart 1759 75. Aaltje Willems, ged. Oudwoude/Westergeest 13 febr. 1735. 76. = 68 (Klaas Sjoerds). 77. = 69 (Antje Gerrits). 78. Auke Jacobs, "gemeen" boer te Burgum, "wint de cost" (1749), tr. Burgum 7 okt 1744 79. Grietje Feijes, geb. Feanwâldsterwâl onder Burgum omstreeks 1720. 84. Oene Douwes Hooghiemstra, geb. omstreeks 1724, Douwe en zijn echtgenote worden in 1750 lidmaat van de Vlaams-doopsgezinde gemeente te Grou, boer, overl. Aldeboarn tussen 1790 en 1794, tr. Boornbergum 19 sept. 1749 85. Ansck Kerstes, overl. Boornbergum 1787/1788. 86. (?) Hendrik Jelles, afkomstig uit , tr. (waarschijnlijk) te Oudeschoot 19 mei 1754 met 87. (?) Janke Jans, geb. Oranjewoud april 1722. 88. Tjeerd Feijes, geb. Feanwâldsterwâl onder Burgum omstreeks 1718, ged. Burgum 27 mei 1774, overl. voor 1798, tr. Veenwouden 18 mei 1749 89. Baukje Gerbens, ged. Veenwouden 26 febr. 1728, overl. Burgum 26 febr. 1816. 90. Gosse Jelkes, ged. Boornbergum 10 dec. 1719, tr. Boornbergum 4 febr. 1748 91. Wytske Ales, ged. Twijzel/Kooten 13 febr. 1730. 92. Popke Martens, ged. Twijzel 3 april 1728, boer ald., overl. voor 1783, tr. Twijzel omstreeks 1751 93. Froukje Binnes, ged. Twijzel 5 juli 1728. 94. Hendrik Sytzes (Brouwer), ged. Surhuisterveen 26 nov. 1724, mr. brouwer, ondertr. Burgum 24 april 1751 95. Joukje Rinzes (Brouwer), ged. Burgum 2 febr. 1727. 96. Sake Uilkes, koopman, tr. Lippenhuizen omstreeks 21 jan. 1714 97. Foekje Reitses, geb. Murmerwoude 1684, overl. ald. 25 jan. 1777. 98. Geert Tjeerds, geb. circa 1699, ged. Dantumawoude voor 1728 (DG), landbouwer, overl. Murmerwoude 8 maart 1779, tr. Akkerwoude 7 febr. 1721 met zijn nicht

111 99. Ymkje Martens, geb. 1703, ged. Dantumawoude voor 1728 (DG), overl. Murmerwoude 30 april 1770. 100. Fedde Jacobs, geb. 1673, boer in De Valom, tr. 101. Folkjen Douwes. 104. Gosse Sjoeks, afkomstig uit Hurdegaryp, tr. Hurdegaryp 30 april 1719 105. Uilkje Alles, afkomstig uit Akkerwoude. 106. Wybe Aukes, geb. Burgum 1697, welgesteld boer, doopsgezind lekenprediker c.q. voorganger van de gemeente Veenwouden, overl. Burgum 1785, ondertr. 1. Burgum 27 maart 1718 met Eelkje Hessels, dochter van Hessel Johannes en Grietje Alberts, ondertr. 3. Oentsjerk 4 febr. 1759 met Hinke Klazes, tr. 4. Veenwouden 4 febr. 1774 met Hinke Nolles, tr. 2. Murmerwoude 25 okt. 1722 107. Aaltje Tjallings, geb. Veenwoudsterwal 1695, overl. voor 1759. 108. Jan Pieters Feenstra, geb. Veenwouden 1716 (DG), tolgaarder te Veenwouden, tr. 2. Veenwouden 7 jan. 1747 met Grietje Jelles, ondertr. 1. Oudega (Sm.) 14 dec. 1742 109. Martzen Nicolaas Nicolay, ged. Oudega (Sm.) 21 nov. 1717, overl. voor 1748. 110. Gaele Lieuwes, geb. Zwaagwesteinde, ged. Dantumawoude 28 okt. 1708, een welgestelde veenbaas, overl. Veenwouden voor 1766, tr. Veenwouden 13 febr. 1735 111. Jetske Jurjens, ged. Veenwouden 14 april 1715. 124. Anne Boeles, welgestelde boer te Dantumawoude (1749), overl. Dantumawoude 21 jan. 1781, tr. omstreeks 17 juni 1747 125. Jelske Tabes, geb. 17 jan. 1720, overl. Dantumawoude 4 juli 1778. 126. Wyger Martens, geb. Akkerwoude 1698 (DG), in 1749 een rijke boer te Dantumawoude en voorganger der doopsgezinde gemeente ald., overl. Akkerwoude 3 nov. 1751, tr. Murmerwoude 21 mei 1721 met zijn nicht 127. Antje Klazes, geb. Hurdegaryp 1704 (DG), overl. Akkerwoude 6 febr. 1775.

VIII 128. Lieppe Binnes, geb. circa 1683, boer, in 1728 gebruiker van stemdragende saté 26 te Roodkerk, overl. Kûkherne onder Kooten omstreeks okt. 1749, tr. omstreeks 1705 129. Trijntje Syttes, overl. Kûkherne onder Kooten febr. 1762. 130. Adzer Hessels, in 1749 een redelijk welgestelde boer te Zwaagwesteinde, overl. ald. 1749/1768, ondertr. Burgum 29 mei 1712 131. Antje Douwes. 132. Ybe Gerbens (DG), welgestelde bakker te Eastermar in 1740, daar overl. 31 juli 1768, tr. Eastermar 28 mei 1713 133. Rykien Everts, ged. Drogeham 20 febr. 1681, tr. 1. Eastermar 4 mei 1704 met Minnert Watzes. 134. Jacob Mients, geb. Eastermar rond 1668, mr. bakker bij de Wal ald., diaken, overl. Eastermar tussen 1738 en 1740, tr. Eastermar 24 aug. 1710 135. Tjeerdje Fockens, overl. Eastermar voor 1744. 136. Sjoerd Klazes, "meyerboer" te Drogeham in 1749, overl. Hurdegaryp 1775/1776, tr. 2. Antje Jans, ged. Marum 9 jan. 1707, overl. Aldtsjerk 23 sept. 1775, dochter van Jan Gaukes en Jantje Jans, ondertr. 1. Burgum 15 febr. 1727

112 137. Fopkje Aukes, overl. voor febr. 1747. 138. Gerrit Jouwerts, overl. Veenwouden tussen 1725 en 1730, tr. Veenwouden 4 juli 1716 139. Antie Tjallings, overl. rond 1739, tr. 2. Veenwouden 2 febr. 1731 met Rinse Johannes, geb. omstreeks 1700 (NH), boer te Veenwouden, overl. ald. jan. 1767, zoon van Johannes Rinses. 140. = 138 (Gerrit Jouwerts). 141. = 139 (Antie Tjallings). 142. = 106 (Wybe Aukes). 143. = 107 (Aeltie Tjallings). 144. Teije Popes, ged. Garyp 22 mei 1692, mr. schoenmaker te Veenwouden, overl. na 1743, tr. Garyp 14 mei 1718 145. Antje Teunis, afkomstig uit Ryptsjerk. 146. Jelle Klazes, ged. Ryptsjerk 17 mei 1713, boer en veenbaas te Veenwouden, overl. 1805, tr. Veenwouden 8 febr. 1739 147. Marijke Jelles, begraven te Veenwouden (waarschijnlijk!) 22 maart 1796. 148. Doede Heines, huisman, overl. Wouterswoude 2 nov. 1723, tr. 1. Geeltje Hedsers, overl. Wouterswoude 14 nov. 1720, tr. 2. 149. Foekjen Hedmans. 150. Willem Freerks, ged. Hallum 6 april 1710, in 1749 een gemeen arbeider onder Oudwoude. 156. Jacob Aukes, afkomstig uit Veenwouden, ondertr. Burgum 21 juni 1720 en getrouwd te Akkerwoude 11 dec. 1735 met 157. Klaaske Jans, afkomstig uit Sybrandahuis, ged. Burgum 24 juli 1701, overl. ald. voor 1762. (Zij is eerder getrouwd te Veenwouden 12 maart 1713 met Jense Cornelis.) 158. Feije Minnes, huisman en veenbaas te Veenwoudsterwal onder Burgum, overl. Burgum maart 1731, tr. 1. voor 1696 met Antie Foockes, tr. 2. ± 1707 159. Jancke Tjeerds, overl. voor maart 1731. 168. Douwe Oenes, boer te Boornbergum, overl. ald. 26 juli 1777, tr. Boornbergum 13 sept. 1716 169. Atje Ales, afkomstig uit , overl. 9 dec. 1768. Douwe en Atje komen vanaf 1739 voor op de lidmatenlijst van de Vlaams-meniste gemeente te Grouw. 170. Kerst Yntes, geb. Oldeboorn rond 1690, overl. Akkrum rond 1758, tr. Akkrum 1720 171. Dirkjen Alles (DG), overl. Akkrum rond 1761. 172. (?) Jelle Hendriks, in 1707 stalknecht in Oranjewoud. 174. (?) Jan. Jacobs (Smick), geb. rond 1691, wonende te Oranjewoud, tr. 1720/1721 175. (?) Trijntje Jeens. 176. = 158 (Feije Minnes). 177. = 159 (Jancke Tjeerds). 178. Gerben Bouwes, boer te Veenwouden, tr. 1. Veenwouden 10 jan. 1717 met Dieuwke IJsbrands, afkomstig uit Rinsumageest, ondertr. 2. Veenwouden 27 jan. 1726 179. Tietje Melles, ged. Garyp 9 febr. 1696. 180. Jelke Gosses, ged. Boornbergum 29 april 1688, landbouwer en diaken van de gereformeerde kerk te Boornbergum, overl. ald. 7 nov. 1766, tr. Boornbergum 11 jan. 1710

113 181. Antje Jentjes, ged. Boombergum 1 april 1688. 182. Alle Jans, afkomstig uit Smalle Ee, ged. Boombergum 3 nov. 1700, wonende te Kooten, overl. voor maart 1761, tr. 2. met Antje Wybes, tr. 1. Boombergum 3 april 1729 183. Froukje Jans, ged. Oudega (Sm.) 15 febr. 1705, overl. voor maart 1759. 184. Marten Popkes, geb. omstreeks 1696, boer te Kooten, tr. 185. Grietje Hendriks, in 1751 voor een vierde deel mede-erfgenaam van een huis te Augustinusga. 186. Binne Annes, ged. Eastermar 19 febr. 1702, wonende te Kooten, overl. 1758/1768. 188. Sytze Mients, ged. Surhuisterveen 11 juni 1719, brouwer te Surhuisterveen, overl. voor 2 nov. 1743, tr. 1. 17 april 1712 met Jeltje Jans, tr. 2. Surhuisterveen 5 dec. 1717 189. Aaltie Meines, geb. Harkema, ged. Surhuisterveen 11 juni 1719, overl. ald. 10 aug. 1743. 190. Rinze Lammerts, tr. 191. GielDirks. 196. Tjeerd Binnes, overl. 1 jan. 1737, tr. 197 Antje Deddes, overl. 2 jan. 1736. 198. Marten Binnes, geb. rond 1665 (DG), boer en leraar der doopsgezinden (1728), overl. Murmerwoude 17 febr. 1730, ondertr. voor het gerecht van Dantumadeel 15 okt. 1688 met zijn nicht 199. Sjouck Wygers, geb. Murmerwoude 1667 (DG), overl. ald. 22 maart 1741. 212. Auke Wybes, geb. Surhuisterveen 1668, overl. voor 1738, tr. Surhuisterveen 9 dec. 1694 213. Maaike Alberts, afkomstig uit Kûkherne, wonende te Veenwoudsterwal in 1738. 214. Tiallingh Joekes, geb. Veenwouden rond 1660, huisman en armvoogd te Veen wouden, overl. Burgum tussen 1719 en 23 aug. 1723, tr. rond 1692 215. Antie Tjipkes, overl. Burgum voor 1719. 216. Pieter Lieuwes (DG), winkelier, overl. Veenwouden 1730, tr. Veenwouden 26 dec. 1716 217. Sytske Jans, afkomstig uit Kûkherne, waarschijnlijk opnieuw getrouwd te Veenwouden 20 jan. 1732 met Pier Piers. Zij was later gehuwd met Watse Jochums. 218. Nicolaas Allardus Nicolay, ged. Oudega 25 aug. 1689, overl. ald. in 1750 of 1751, ondertr. 1. Oudega, tr. 14 dec. 1710 Sytske Binnes, afkomstig uit Eastermar, ondertr. 2. Oudega 5 mei 1714 Gaatske Douwes, afkomstig uit Burgum, tr. 3. Oudega 20 sept. 1716 219. Trijntje Wiltjes, ged. Hurdegaryp 15 mei 1696, overl. Oudega in 1776 of 1777. 220. Lieuwe Gaeles, geb. rond 1676, boer, wonende te Wouterswoude in 1706 en te Veenwouden in 1721, tr. 221. Taetske Tjeerds, zij hertrouwt Tytsjerk 16 dec. 1731 met Gerrit Jans. 222. Jurjen Wybrens, wonende te Veenwouden in 1712, tr.223 Tjitske Pieters, beiden op belijdenis ged. Ryptsjerk op 25 mei 1708. 248. Boele Eelkes, ged. Rinsumageest 22 jan. 1665, in 1700 boer te Wouterswoude en in 1708 te Tytsjerk (gebr. v stemnrs. 24 en 25), tr. 1. Maaike Wytses, tr. 2. 249. Fokje Annes, geb. rond 1670. 250. Tabe Eintes, overl. 17 nov. 1720, tr.

114 251. Maaike Oedzes, geb. rond 1670, weduwe van Oege Lourens en van Roelof Pieters. 252. = 198 (Marten Binnes). 253. = 199 (Sjouck Wygers). 254. Claes Jetses, geb. rond 1670, wonende te Dantumawoude (1708), overl. 1720/1721, tr. voor het gerecht van Dantumadeel 16 april 1694 255. Giscke Wygers, afkomstig uit Murmerwoude, geb. rond 1670.

IX

256. Binne Lieppes, boer, tr. 2. Dantumadeel mei 1683 met Jesk Ybeles, tr. 3. 1698 met Hylck Joutes, dochter van Frouk Tjallings, tr. 1. 257. Mayke Tjaards, overl. Kûkherne. 258. Syt Johannes, ged. Twijzel / Kooten 3 jan. 1645, boer, tr. 259. Antje Binnedr. 260. Hessel Adzers, afkomstig uit Kollumerzwaag, diaken van de Veenwoudster Menisten, tr. voor het gerecht van Dantumadeel 27 juni 1686 261. Antie Gerbens, afkomstig uit Kollumerzwaag. 262. Douwe Rienx, afkomstig uit Burgum (DG), ondertr. voor het gerecht van Dantumadeel 25 april 1681 263. Rixt Swetses, afkomstig uit Zwaagwesteinde (DG). Zij is eerder in ondertrouw gegaan voor het gerecht van Dantumadeel op 11 maart 1678 met Sioerd Johannes, afkomstig uit Warga, overl. rond 1680. 264. Gerben Gerbens, afkomstig uit Joure (DG), tr. voor het gerecht van Haskerland 29 febr. 1684 265. Sepck Tjeerds, afkomstig uit Nes (DG). 266. Evert Hendriks, geb. Surhuisterveen 1646, tr. 1. Drogeham 15 mei 1671 met Attie Jans, tr. 2. Drogeham 31 mei 1673 267. Bauck Gerbens, geb. Kollumerzwaag rond 1644. Zij is eerder getrouwd te Drogeham 31 jan. 1664 met Binne Oedses. Zij is later getrouwd te Drogeham 16 okt. 1681 met Foocke Folckerts (Itsma). 268. Mient Jacobs, in 1667 molenaar bij de Wal te Eastermar, overl. Eastermar 1672/juni 1675, tr. 269. Lysbeth Dirks, overl. Eastermar voor 17 maart 1711. Zij is later getrouwd te Eastermar 20 juni 1675 met Gyelt Binnerts Haersma. 270. Focko Wilhelmi, fiscaal van Tytsjerksteradiel en procureur te Beetsterzwaag, tr. 271. Tietje Wijngaarden. 274. Auke Jochums, geb. rond 1679, huisman te Burgum, overl. na 2 juni 1752, ondertr. Burgum 15 okt. 1706 en getrouwd te Aldtsjerk na 25 okt. 1706 275. Jetske Jelles, geb. rond 1681, overl. voor 16 febr. 1747. 276. Jouwert Harmens, tr. ± 1670 277. Sibrig Bienses. Zij is eerder getrouwd juni 1668 met Jan. Jacobs, molenaar, overl. febr. 1670, weduwnaar van Siouck Jelledr.. 278. =214 (Tiallingh Joekes). 279. =215 (Antie Tjipkes). 288. Pope Teijes, afkomstig uit Garyp, mr. timmerman ald., overl. Garyp 1696/1697, tr. Garyp 11 dec. 1681 289. Beitske Sybes, afkomstig uit Surhuisterveen, in 1698 boerin op stem 26 te

115 Garyp. Zij is eerder in ondertrouw gegaan te Garyp 29 april 1677 met Lammert Hattums. 292. Klaas Jelles, in 1728 wonende te Veenwouden, tr. 293. Jipke Tiercks. 294. Jelle Dids, ged. Hurdegaryp 5 febr. 1688, huisman, overl. Veenwouden rond 1730, tr. Murmerwoude 16 maart 1710 295. Wopkjen Fockes, geb. Roodkerk, overl. Veenwouden voor 1742. 296. Hein Doedes, huisman te Wouterswoude, overl. 1698, tr. 297. Bauck Pieters, overl. 1702. 298. (?) Hedman Sybrands, afkomstig uit Dantumawoude, tr. voor het gerecht van Dantumadeel op 21 sept. 1674 299. (?) Antje Tiaerds, afkomstig uit Dantumawoude. 300. Freerk Willems, kooiker en huisman onder Oudwoude (1749), tr. Hallum 17 mei 1705 301. Aaltje Gerryts. 314. Jan. Jacobs, afkomstig uit Burgum, overl. voor 1707, ondertr. Burgum 16 okt. 1695 315. Lotske Oenes, afkomstig uit Burgum. Zij is eerder getrouwd te Aldtsjerk / Roodkerk 20 april 1673 met Hendrik Wybes, afkomstig uit Burgum. Zij is later in ondertrouw gegaan te Burgum 19 febr. 1707 met Sipke Gerrits. 316. Minne Feijes, geb. Zwaagwesteinde (?) rond 1637, wonende te Kûkherne (1682, 1694), tr. 2. rond 1668 met Feyck Pyters, dochter van Pyter Tabes en Wyts Tiepkes, ondertr. 3. voor het gerecht van Dantumadeel op 27 nov. 1693 met Hincke Timens, ondertr. 4. Burgum 30 maart 1694 met Antje Ydes, tr. 1. voor 1662 317. Kinsck Romckes, geb. rond 1637. 318. Tjeerd, tr. 319 Mincke. 336. Oene Gerbens, geb. Goëngahuizen rond 1640, boer, overl. Boornbergum 1704/1705, tr. Grouw 9 april 1671 337. Tytie Willems, geb. rond 1650, overl. Boornbergum 1728/1738. 338. Ale Boockes (DG), wonende te Haskerdijken. 340. Ynte Carstes, geb. Oldeboom rond 1660, overl. ald. 29 jan. 1706, tr. 2. rond juni 1704 met Sybrig Harmens, tr. 1. Oldeboom 19 okt. 1690. 341. Fettie Haanties, overl. voor 26 juni 1704. 348. (?) Jacob Sybrens, wonende te Oudeschoot, overl. 1740/1742, tr. 2. rond maart 1709 met Hil Hankes, weduwe van Albert Jans, tr. 1. 349. (?) Janke Jans. 350. (?) Jeen Sybrens, tr. 351. (?) Suster Wybrens. 356. Bouwe Symens, in 1685 schoenmakersgezel te Tytsjerk, overl. Veenwouden voor juli 1694, tr. 1. Oentsjerk 20 sept. 1685 met Antje Hanses, tr. 2. 357. Baukje. 358. Melle Bartels, boer te Garyp, overl. voor 1722, tr. 1. Burgum 14 maart 1680 met Tietje Hedzers, overl. 1681/1683, tr. 2. Garyp 29 april 1683 359. Wypck Douwes. 360. Gosse Meints, boer en vervener te Boornbergum, daar overl. 23 nov. 1708, tr. 2. Boornbergum 24 april 1698 met Bontje Sydses, afkomstig uit Beetsterzwaag, weduwe van Abel Meints, tr. 1. Boornbergum 18 aug. 1671 361. Wyts Jelckes, overl. Boornbergum 17 april 1696. 362. Jentje Pyters, tr.

116 363. Wyts Gooitzes. 364. Jan Pyters, overl. voor aug. 1720, tr. Boornbergum 13 aug. 1699 365. Gepke Alles, afkomstig uit Kooten, overl. Boornbergum 24 dec. 1745. 366. Jan Riemers, tr. 367. Wytske Lamberts. 368. Popke Bartels, ged. Twijzel/Kooten 18 febr. 1666, tr. 369. Wytske Martens, ged. Twijzel 17 febr. 1660. 372. Anne Binnes, landbouwer te Jistrum en Kollumerzwaag, overl. rond 1728, tr. Eastermar 1 mei 1701 373. Tettie Roelofs, overl. 1748/1758. 376. Mient Egberts (DG), waarschijnlijk brouwer, tr. Surhuisterveen rond 1680 377. Hylkje Hendriks (DG). 378. Meine Aelzes, ged. Drogeham 11 mei 1673, landbouwer te Drogeham, bijzitter van Achtkarspelen, overl. voor 1754, tr. 379. Sibbeltje Halbes, geb. omstreeks 1677, overl. te Harkema 24 maart 1754. 392. Binne Geerts, geb. rond 1630 (DG), overl. Akkerwoude voor 18 mei 1670, ondertr. voor het gerecht van Dantumadeel op 11 april 1659 393. Wytske Johannes, geb. rond 1630 (DG), overl. voor 10 maart 1670, weduwe van Tziaert Harts (geb. 1630, overl. voor 1659, zoon van Hart Deddes (798) en Antie Sytzes (799)). 396. = 392 (Binne Geerts). 397. = 393 (Wytske Johannes). 398. Wyger Johannes (DG), boer te Murmerwoude, overl. 1694/1699, ondertr. 2. voor het gerecht van Dantumadeel op 27 maart 1671 met Tryntie Sweitses, tr. 1. rond 1660 399. Ymck Harts, geb. Murmerwoude rond 1632, overl. voor 1671. 424. Wybe Sytses, geb. Kooten rond 1640 (DG), boer, overl. Surhuisterveen voor 1681, tr. rond 1661 425. Gepke Jans (DG), overl. Surhuizum juni 1705; zij tr. 2. 1680/1682 Jochum Ritskes. 428. Joecke Wytses, wonende te Veenwouden, tr. 2. 1681 met Goyck Jans, tr. 1. 429. Antie Romckes, overl. Veenwouden april 1669/okt. 1681. 430. Tjipke Pieters (DG), huisman, overl. Zwaagwesteinde 1707/1708, tr. 1. met Bieuke Liepkes, tr. 3. met Joukje Harmens weduwe van Sybren Hanses), tr. 2. 431 Aeltie Keimpes. 432. Lieuwe Lieuwes, boer te Veenwouden aan de Vaartswal, overl. Veenwouden jan. 1703, tr. (ondertr. Dokkum 5 juli 1623) 433. Trijntje Gaeles. 436. Allardus Nicolay (Ook: Allert Klaessen), geb. 1650, vaandrig onder kapitein Livius van Scheltinga, executeur van Smallingerland (1678-1695), bijzitter van het gerecht van Smallingerland en ouderling, overl. Oudega in 1723 of 1724. Hij kwam in 1678 met attestatie van Sluis naar Oudega, tr. 1. Oudega 15 maart 1676 Brechtje Klazes, afkomstig uit Leeuwarden, tr. 2. Oudega 27 dec. 1682 437. Riemke Minnerts, geb. Zuiderdrachten 1666, overl. na 1726. 438. Wiltje Tjerks, overl. op de Wal onder Veenwouden voor 1703, tr. 439. Martzen Lieuwes, overl. op de Wal onder Veenwouden rond 1703. 440. Gaele Lieuwes, boer bij de Wal onder Veenwouden, overl. voor 1698, tr.441 Janke Andries, overl. Veenwoudsterwal 1701. 496. Eelke Boeles, tr.497 Wypkje Pieters, weduwe van Radbodus Oebeles.

117 498. Anne Ybeles, afkomstig uit Ureterp, tr. (Ie procl. voor het gerecht van Dantumadeel 30 jan.) 1665 499. Jelske Teunis. 502. Oeds Hedmans, tr. 503. Jelske Jans. 508. Jetse Clases, geb. Veenwouden rond 1635, boer te Veenwouden, overl. na 1708, tr. 1. ± 1655 met Gertie Adzers, dochter van Adzer Jelles (520) en Hylck/Uylck Hessels (521), ondertr. 2. Hurdegaryp 22 maart 1663 509. Antie Alles, weduwe van Freerk Wybes. 510. (?) = 398 (Wyger Johannes). 511. (?) = 399 (Ymck Harts).

X

512. Lyuppe Jetzes, geb. rond 1619, boer, overl. Veenwouden na 1679, tr.voor het gerecht van Dantumadeel 4 okt. 1641 513. Jantien Alles, overl. Veenwouden 1661/1669. 516. Johannes Alberts, wonende te Kûkherne onder Kooten, tr. 517. Siouck Albertsdr. 520. Adzer Jelles, geb. rond 1600, wonende te Kollumerzwaag en te Zwaagwesteinde, overl. ald. 1666, tr. 521. Hylck/Uylck Hessels. 532. Hendrik Eesges, tr. rond 1644 533. Rycke Edses, overl. Surhuisterveen voor 1655; zij is eerder getrouwd rond 1632 met Evert Jans. 534. Gerben Egberts, geb. Kollumerzwaag 1599, koopman en boer te Kollumerzwaag, daar overl. 1654, tr. rond 1628535 Gertzen Nittes. 548. Jochum Aukes, tr. voor mei 1677 549. Sytske Roelofs. 550. Jelle Luitiens, landbouwer te Gytsjerk en Aldtsjerk, diaken te Gytsjerk (1692-1694), ouderling te Aldtsjerk (1708, 1712) en kerkvoogd te Aldtsjerk (1716), ondertr. Ryptsjerk 15 april 1683 551. Trijntie Meinerts, afkomstig uit Gytsjerk. 552. Harmen Gerrits, overl. Veenwouden dec. 1656, tr. 2. Aeltie Jacobs, dochter van Jacob Pytters, tr. 1. voor het gerecht van Dantumadeel op 25 nov. 1633 met 553. Aeltie Jouwerts, overl. Veenwouden maart 1646. 554. Biense Tjeerds, tr. 555. Luts Deddes. 588. Did Eetzes, ged. Hurdegaryp 26 febr. 1660, overl. Veenwouden na 1721, tr. 1. Hurdegaryp 23 april 1682 met Lupke Jacobs, afkomstig uit Akkerwoude, tr. 2. Hurdegaryp 27 febr. 1687 589. Gepke Wybrens, afkomstig uit Veenwouden. 590. Foocke Hilbrands, in 1698 landbouwer op stem 7 te Roodkerk, overl. Roodkerk voor 1707, tr. 591. YkjeGerlofs. 592. Doede Gabes, geb. Wouterswoude rond 1615, overl. ald. 1667/1672, tr. voor 1638 593. Teetske Meynerts, overl. 1681.

118 596. (?) Sybrand Hedmans. 632. Feije Jelles, veenbaas te Zwaagwesteinde, overl. voor dec. 1657, tr. voor okt. 1639 633. Fopck Foppes; zij tr. 2. voor nov. 1658 met Lammert Tabes, overl. voor 1665. 672. Gerben Oenes, overl. voor 15 febr. 1661, tr. 673. Wyts Riemers; zij tr. 2. Willem Halbes. 674. Willem Halbes, tr. 675. Antie Tietes. 680. Carst Sipkes, tr. 681. Aal Jans. 682. Haantie Douwes, tr. 683. Geertje Ritskes. 716. Bartel Bartels, overl. Burgum voor 1679, tr. 717. Froukje Folkes Itsma. 718. Douwe Douwes, afkomstig uit Selmien onder Ureterp, ondertr. Oudega (Sm.) okt./nov. 1649 719. Tjitske Liebbes, afkomstig uit Nijega. 720. Meint Jans, overl. mei 1655/jan. 1657, tr. 721. Iebel Gosses, overl. Smalle Ee voor 1669; zij tr. 2. Beernt Remmerts. 722. Jelcke Haijes, tr. 723. AuckWilts. 728. Pieter Jans, mr. smid, wonende te Smalle Ee, overl. april 1719, tr. 1. Trijn Andries, overl. juli 1668/juli 1673, ondertr. 2. Boornbergum 27 juli 1673 en getrouwd te Surhuizum 729. Frouk Teijes, overl. Boornbergum 1704, weduwe van Mennert Poppes. 730. Alle Douwes. 736. Bartel Popkes, ged. Twijzel/Kooten 18 aug. 1665, boer en bijzitter, overl. voor april 1696, tr. 737. Trijntie Jans, ged. Twijzel/Kooten 18 aug. 1665, overl. 1718/1728. 738. Marten Jentes (Roelsma). 744. Binne Annes, wonende te Optwijzel, te Eastermar en te Jistrum, overl. 1698/okt. 1699, tr. Eastermar 8 juni 1673 745. Jansen Ottes. 752. Egbert Mients (DG), wonende te Surhuisterveen, tr. voor 1658 753. Bau(ckje) Johannes (DG). 754. Hindrik Sytses, tr. 755. TytieEerds. 784. Geert Binnes, overl. Veenwouden 1657, tr. rond 1625 785. Sytske Jouwerts, overl. na 1652. 786. Johannes Wygers, armvoogd van de menistengemeente te Dantumawoude, overl. ald. voor 31 aug. 1670, tr. 787. Geeske Tjebbes. 796. = 786 (Johannes Wygers). 797. = 787 (Geeske Tjebbes). 798. Hart Deddes, overl. voor 28 nov. 1643, tr. 799. Antie Sytzes, overl. voor 18 febr. 1652; zij tr. 2. rond 1643 met Sicke Hedmans. 848. Sytse Wybes, landbouwer te Kûkherne onder Kooten, overl. voor 4 maart 1650, tr. rond 1640

119 849. Sieucke Floris, wonende te Kooten in 1659, later gehuwd met Sybe Jelles. 850. Jan. Aebles (DG), wonende te Surhuisterveen, tr. Surhuisterveen 1640 851. Antie Auckes (DG), weduwe Focke Geerts. 856. Wytse Juckes, wonende te Veenwouden, overl. na mei 1663, tr. voor 29 jan. 1659 857. Jansen Tiallingsdr, overl. na mei 1663. 858. Romcke Gertzen, tr. 859. Saeck Dioerts. 860. Pieter Tabes, huisman, overl. Zwaagwesteinde mei 1664, tr. 861. Wyts Tiepkes. 862. Keimpe Lourens, overl. onder Burgum, tr. 863. Antje Oeges, overl. Burgum 1648. 864. Lieuwe Lieuwes, eerst brouwersgezel te Dokkum en later koopman te Veenwouden, ondertr. Dokkum 5 juli 1623 865. Trijntje Gaeles. 874. Minnert Lieuwes, tr. 875. Tjitske Liebbes876 Tjerk Riemers, ged. Tytsjerk 27 dec. 1648, overl. voor 1695, ondertr. Tytsjerk 7 juli 1672, tr. Hurdegaryp 1673 877 Antje Jacobs 878. = 432 (Lieuwe Lieuwes). 880. = 864 (Lieuwe Lieuwes). 881. = 865 (Trijntje Gaeles). 992. (?) Boele Reitses, tr. 993. (?) Trijntje Sipkes. 998. Teunis Sikkes, tr. 999. Auck Foeckes. 1016. Claas Jouwerts, boer en in 1640 eigenaar van de stemmen 8 en 10 te Veenwouden, wonende te Veenwouden (1640 - 1663) en te Hurdegaryp (1664), tr. 2. met Thiedts Reyns, zie 1025. 1018. Alle Rinnerts, in 1603 boer te Oudega (Sm.), ook dorpsrechter en ontvanger ald. en later boer te Hurdegaryp, daar overl. maart 1652, tr. 1. voor 1618 met Wimcke Foeckes, tr. 2. Auck Buwedr, tr. 3. voor 16331019 Beitske Wybes.

XI

1024. Jetze Luppesz., wonende te Veenwouden, overl. ald. voor maart 1625, tr. 1025. Thiedts Reyns, later gehuwd met Claas Jouwerts, zie 1016. 1026. Alle Symens, geb. rond 1585, boer, in 1640 gebruiker van stem 4 te Burgum, overl. na 1657, ondertr. voor het gerecht van Achtkarspelen op 13 nov. 1606 met 1027. Rixtje Binnes, geb. rond 1589, overl. Burgum 17 okt. 1663. 1032. Albert Lubberts, geb. rond 1574, wonende te Twijzel, overl. na 1620. 1040. Jelle Nittes (DG), veenbaas te Zwaagwesteinde, daar overl. 1652, tr. 2. Reinsck/Rins Tiaerds, tr. 1. rond 1598 1041. Lysbeth Adzers, overl. Zwaagwesteinde voor okt. 1635. 1066. Edze Jans, wonende te Surhuisterveen, overl. voor 1629, tr. rond 1617 1067. Gees Harmens, in 1630 weduwe te Ter Schoele onder Surhuizum. 1068. Egbert Folckerts, geb. Kollumerzwaag rond 1570 (DG), landbouwer te Kollumerzwaag, daar overl. voor 1616, tr. rond 1597

120 1069. Ancke Gerbedr., geb. Kollumerzwaag rond 1574 (DG), overl. ald. rond 1630; zij tr. 2. rond 1616 met Jan. Sioerdts. 1070. Nitte Louwerens, geb. rond 1550, boer te Westergeest (1591), tr. 1071. Tyets Sybedr., weduwe van Haye Feijes. 1096. Aucke Piers. 1098. Roelof Cornelis, overl. Burgum voor 17 april 1663, tr. 1099. Ulck Piers; zij tr. 2. rond mei 1663 met Tyesse Pyters en tr. 3. met Hattum Pieters. 1100. Luitjen Jelles, diaken te Ryptsjerk (1660-1662) en ouderling te Ryptsjerk (1667-1669, 1673-1675), overl. Ryptsjerk 4 juli 1696, tr. 1101. Trijntje Pieters, overl. Ryptsjerk 22 sept. 1719. 1102. Meinert Jans, afkomstig uit Tytsjerk (DG), overl. Gytsjerk voor 1698, tr. Tytsjerk 26 juni 1659 1103. Fopkje Sjoerds, afkomstig uit Hurdegaryp, overl. Gytsjerk na 1703. 1104. Gerrit Jacobs, tr. 1105. Yd Harmensdr. 1106. Jouwert Lyuwes, tr. 1107. Jel Roeloffsdr. 1176. E(e)dze Roords, geb. Hurdegaryp rond 1630, overl. ald. voor 1695, tr. rond 1655 1177. Reynsck Dids/Diddes, overl. Hurdegaryp na 1705. 1184. Gabe Doedes, overl. onder de klokslag van Wouterswoude okt. 1625, tr. 1185. Martien Lourens. 1192. (?) Hedman Sybrens, overl. voor 1640, tr. 1193. (?) Foeck Wygers, overl. voor 1652. 1264. = 1040 (Jelle Nittes). 1265. = 1041 (Lysbeth Adzers). 1344. Oene Doedes, tr. 1345. Bets Douwedr, overl. onder Grouw voor 10 sept. 1632. 1432. (?) Bartel Makkes. 1440. Jan Drieuwes, in 1640 gebruiker van stem nr. 10 te Opeinde, tr. 2. Rints Lefferts, tr. 1. 1441. Sieuke Gerckedr, overl. voor maart 1641. 1442. Gosse Jouckes, wonende te Boornbergum, tr. 1443 Bin Alledr. 1456. Jan. Pytters, wonende te Smalle Ee, tr. 1457. Siouck Binnertsdr. 1458. Teije Aernts. 1472. Popke Bartels, tr. 1. voor 23 juni 1625 met Beerntie Tziaerdtsdr. (Haijema), overl. voor 31 juli 1627, tr. 2. voor april 1642 1473. Tial Auckedr. 1476. Jente Jentes (Roelsma), tr. 1477 Jelsck Mariens. 1504. Mient Egberts (DG), wonende te Surhuisterveen, overl. voor 24 jan. 1653, tr. rond 1622 1505. Aeltje Gabedr. (DG), wonende te Midwolde (Westerkwartier) in 1675, overl. na 1675; zij tr. 2. 1653/1658 met Johannes Oedzes, zie 1506. 1506. Johannes Oedzes, overl. 1659, tr. 2. 1653/1658 met Aeltje Gabedr. (DG), zie 1505, tr. 1. 1507. Sytske Jans, overl. voor 1658. 1570. Jouwert Gosses, wonende te Veenwouden en te Ryptsjerk (in 1652), tr. voor 1604

121 1571. Saack IJes, overl. voor 1652. 1572. Wyger Folckerts, overl. voor 7 juli 1625, tr.1573 Mary Aebeles, overl. voor 7 juli 1625. 1574. Tjebbe Michiels, tr. 1575. Antie Hendriks. 1596. Dedde Harts, overl. Dantumawoude voor 1640, tr. 1597. Aets Wygers. 1696. Wybe Ebdies, overl. Kooten 1613/1616, tr.1697 Trijn Rinthies. 1698. Floris Teedes, wonende te Kûkherne in 1623, tr. 1699. StynEgberts. 1700. Aebele Jans, wonende te Surhuisterveen in 1615. 1702. Aucke Romckes (DG), wonende te Surhuisterveen, overl. voor 1654, tr. Surhuisterveen rond 1595 1703. Aaltie Jans, overl. voor 1644. 1722. Tjipke Taeckes, tr. Wouterswoude 1619 1723. Feick Pytters. 1748. Lieuwe Minnerts, tr. 1749. Riemck Sytses. 1750. Liebbe Minnerts, wonende te Westergeest, overl. tussen 1676 en 1678, tr.1751 Antie Willems. 1752. Riemer Hayes, overl. Tytsjerk in 1695, tr. Tytsjerk 11 maart 16521753 Janke Wytses. 2032. = 1570 (Jouwert Gosses). 2033. =1571 (Saack IJes).

XII

2048. Luppe Pietersz. 2050. Reyn Joannesz, tr. 2051. Rins Siercks. 2064. Lubbert Alberts, tr. 2065. Jenne Jansdr, overl. voor 18 jan. 1631. 2080. = 1070 (Nitte Louwerens). 2081. = 1071 (Tyets Sybedr). 2132. Jan Carstes, wonende te Surhuisterveen, overl. voor 1627, tr. rond 1595 2133. Hendrickien Edziedr. 2134. Harmen Jeroens, wonende te Surhuisterveen, tr. rond 1590 2135. Sybrich Edzes. 2136. Folckert Wybes, geb. rond 1545, boer, overl. Kollumerzwaag voor 1618, tr. Kollumerzwaag rond 1570 2137. Beerte Egberts, overl. Kollumerzwaag rond okt. 1616. 2138. Gerben Jarigs, geb. rond 1559 (DG), boer, overl. Kollumerzwaag rond 1585, tr. rond 1577 2139. Bauck Sybes, overl. Kollumerzwaag voor 9 mei 1594. 2140. Louwerens, geb. rond 1525, wonende te Westergeest bij de kerk in 1581. 2352. Roord Ypes, overl. Hurdegaryp na 1664, tr. 2353. Dieucke Gosses. 2354. Did Tjaerts, tr. rond 1645 2355. Dieucke Claesses.

122 2386. (?) = 1572 (Wyger Folckerts). 2387. (?) = 1573 (Mary Aebeles). 2688. Doede Oenes. 2690. Douwe Binnerts, in 1580 boer te Grouw en kerkvoogd. 2880. Draevis Meints, in 1615 boer te Opeinde, overl. 1615/1616. 2944. Bartel Jans, overl. 1605, tr. voor 3 juli 1595 2945. Gees Popckes, overl. voor juni 1657. 3008. Egbert Egberts (DG), vervener en brouwer te Surhuisterveen, overl. april 1601/febr. 1604, tr. rond 1585 3009. Willemke Mients, overl. voor 8 sept. 1612; zij tr. 2. voor het gerecht van Achtkarspelen 23 okt. 1606 met Oeds Eerds, zie 3012. 3010. Gabe Paulus, tr. 3011. Maartje Jans. 3012. Oeds Eerds, tr. 2. voor het gerecht van Achtkarspelen op 23 okt. 1606 met Willemke Mients, zie 3009. 3146. Aebele Geerts, tr. 3147. Luydts Gaytes. 3194. = 1572 (Wyger Folckerts). 3195. = 1573 (Mary Aebeles). 3392. Ebdie Wybes, wonende te Kooten in 1543 en in 1552. 3400. Jan. Harmens wonende te Surhuisterveen, tr. rond 1585 3401. Geb Hanses.3496 Minnert Bennes, eigenerfde, wonende te Opeinde, tr. 3497. Engel Sioerdts Itsma, overl. na 1627. 3504. Haye Riemers.

XIII

4096. Pieter Jacopsz, overl. Westergeest voor juli 1619, tr. 4097. Taets Luppedr, overl. Westergeest voor juli 1619. 4102. Sierck Wybes, geb. rond 1550, tr. 4103. His Jacobsdr. 4264. Carst Harmens, wonende te Surhuisterveen. 4706. Gosse Bartels, wonende te Hurdegaryp in 1626, ondertr. 2. Tytsjerk 11 maart 1638 met Jetske Reiners, tr. 1. voor 1627 4707. Sepck Aetzes. 5890. (?) Popke Rytskes, tr. voor 1 okt. 1573 5891. (?) Geese.6992 Benne Alles, geb. Z.Drachten rond 1508, boer en armvoogd, overl. ald. tussen 1578 en 1581, tr. rond 15326993 (?) .... Minnerts, geb. Z.Drachten rond 1510.6994 Sioerdt Aelthies Itsma, geb. Harkema rond 1520, landbouwer en boer, wonende te Buweklooster, overl. ald. tussen 1598 en 1605, tr. rond 15436995 Anna Folckedr Grottinga, geb. Drogeham rond 1523, overl. Buweklooster op 25 jan. 1598, begraven ald.. (Haar grafzerk is in de muur van het baarhuisje op het kerkhof van Bouweklooster ingemetseld.)

XIV

9412. Bartel Jans, wonende te Noordermeer (in 1630), tr.9413 Saeck Mariens. 9414. Aetze Sipckes, overl. Noordermeer voor 1613, tr.

123 9415. Swaantje Wytses, weduwe van een Hans. 13984. (?) Alle Arends, geb. Z.-Drachten rond 1475, boer, overl. ald. na 1543, tr. rond 150013985 Auck ..., geb. Z.-Drachten rond 1478.13988 Aelthie Itsma, geb. Harkema rond 1485, boer te Harkema, overl. ald. na 1552.13990 Folcke Bottes Grottinga, geb. Surhuizum rond 1495, boer en in 1543 ook kerkvoogd te Surhuizum, overl. Drogeham voor 1572, tr. rond 1520 13991. Auckjen ..., geb. rond 1498, overl. Drogeham na 1572.

124 FAN HYLCAMA TA HEEMSTRA

Ynlieding

De titel fan dit stik, "Fan Hylcama ta Heemstra", is net de werjefte fan in dûbele skaainamme. Yn de foarm fan in stamrige wurdt hjirnei in famylje sketst, dy't yn de santjinde ieu bekend stie as Hylckema. Dêrnei rekke dy namme yn it ferjitboek en yn 1811 waard it Heemstra. De stamrige begjint al foar de santjinde ieu en dêrom is foar de argaysker foarm Hylcama keazen. Der is wol faker ûndersyk dien nei de famylje Hylckema fan De Jouwer, Broek, Sa hat R.S. Roarda in mânske stamrige publisearre yn de Jouster Krante fan 19 juny 1964.1 Mar ek D.D. Osinga stelde in oersjoch fan de famylje op, dat benammen basearre wie op it testamint fan stamheit Jelle Broers.2 In testamint dat sûnt dy tiid spoarleas wei wie yn de see fan argyfstikken. Reden om no op de saak werom te kommen is in hiel aardige trochbraak. Op de kop ôf 450 jier nei de berte fan dy stamheit is syn komôf wer bekend wurden. Der wie al wat foar nedich foar't it safier wie. Troch in notysje yn it resesboek fan it oanswettende Skoatterlân krige Jelle Broers der twa susters by, Doed en Hid Jelledochters. Healsusters dus, soe men sizze. En lang om let slaggen dy susters oan harren heit yn de persoan fan (in âldere) Jelle Broers en slagge dy Jelle Broers senior oan in Hylcama-suster. Doe't it safier wie, bleau der mar ien mooglikheid oer: Jelle Broers junior, stamheit fan de Hylckema's, wie net in healbroer mar in folie broer fan Doed en Hid Jelledochters. Yn deselde wike yn novimber 1996, dat it Hylckema-ûndersyk op dy ûnmooglike konklúzje útkaam wie, fûn André van der Veer yn in bondel paperassen, neamd "Grietenijzaken Haskerland, 1629-1769", it testamint fan Jelle Broers fan 1617 werom. Fyftjin kantsjes dêr't net allinnich de bern, dea en libben, yn neamd wurde, mar dy't ek de neilittenskip op 'e kante roede sekuer beskriuwe. En ta beslút wurdt oankundige dat (Jelle syn omkesizzers) Pieter en Rienck, Pieter Meynessoannen it testamint ûndertekenje sille en dat diene sy: Peter Meynes en Ryenk Pyetters. Yn in famylje wêryn 't de soan Pieter fan Pieter Meynes as Pieter Meynes troch it libben gean kin, moatte wy it ek mar hiel gewoan fine dat Jelle, soan fan Jelle Broers, him as Jelle Broers skriuwt. En wannear 't wy dat dogge fait alles kreas op syn plak. De Nieuwe naamlijst van Grietmannen (1837) beskôge dy twa, Jelle Broers senior en junior, noch as ien en deselde persoan. R.S. Roarda trof in gaadlike Broer Jelles oan, plakte dy der sawat tuskenyn en makke der in pake en in pakesizzer fan. Anno 1996 komme wy dus út op heit en soan Jelle Broers. Der is net stribbe nei it opstellen fan in genealogy. Lykwols alles wat boppe wetter kaam by it útwreidzjen fan de stamrige wurdt hjirnei ferslach fan dien. In wurd fan tank, ta beslút, komt ta oan Julius Heemstra te Ljouwert, dy't troch syn oanhâldende belangstelling dit ûndersyk mooglik makke hat. Dit stik kin ek lézen wurde as in oanrin ta de yntroduksje fan it famyljewapen Heemstra, fierderop yn dit Jierboek.

Ljouwert, St. Jabik, winter 1996/1997 Ype Brouwers en Hein Walsweer

125 De foarskìednis

De namme Hylcama is aardich unyk. Yn it 15de- en 16de-ieuske Gasterlân wurdt de namme twaris oantroffen. Sa makket Idts Tyerx as fâd oer Jantyen Idsdr yn 15473 in oerienkomst mei Feyt (?) Tyaerdtsz Hylckama en Hopke Jellez as fâden oer Wybe Ebs weesbern; dy oerienkomst belanget in tredde part fan in fjirde part fan de neilittenskip fan Ebe Etis oan. En Rinnert van Solckema beskriuwt op side 32 fan syn twadde boek Ids Tiercx Hannema te Bakhuzen, troud (om 1510 hinne) mei Bauck Hylckema, de dochter fan âlde Sascker Hylckema, te Harich, by Renck Deeckema. It Hylckema-wapen toant heraldysk lofts in útkommende swan, dat jout faaks te tinken. Te Himmelum hold Hamme Hielkema yn 15294 swannen. Folie letter, yn 1611, fine wy de namme Hylckema útbeitele as memmekertier op de sark te Wytmarsum fan Mr. Hoyte Reyns Hoytema. Ek de sark te Snits fan 1602 fan Hoytes broer Broer Reyns Hoytema fertoant Hylcama-spoaren. Yn Van Heemstra's ferfolch op it Burmaniaboek5 wurdt dy sark beskreaun: "op Hoytema steen aldaar: Hoytema, Hylcama, Sickinga, Temple". Feye van Heemstra (1630-1690) hat dy beskriuwing op syn bar oernommen "uyt een boeckien van Solcama end pampieren van swager Harinxma". Broer Reyns Hoytema wie troud mei Clara Sickinga, stoarn yn 1606, dochter fan Idsardt Sickinga en Maria van de Temple; hja leit dêr dus ek begroeven.6 Grif waard de sark siere mei de Hoytama- en Hylcama-wapens dy't Van Heemstra yn syn boek werjout.

Van Heemstra jout ek in beskriuwing fan de sark fan de âlden fan dy Hoytema-bruorren: "Tot Oldega, op Reyn Hoytema en Fopck Hylcama steen: Hoyttema, Epema, Aggema, Poppinga, Hylcama, Reynalda, Anama, Feytsma". Reyn

126 wie út in Hoytema/Aggema houlik, sadat Fopck in dochter west hawwe moat fan in Hylcama-heit by in Anama-mem. Op grûn fan dy beskriuwing kinne wy in moai stik ta de fyftjinde ieu yn dreame, mar it foldocht yn dit ramt om te witten dat Broer en Hoyte Reyns Hoytema soannen binne út it niisneamde Hoytema/Hylcama houlik. Pas om 1620 hinne komt de namme by de famylje fan De Jouwer/Broek te foarskyn. It begjint mei de sark te Broek fan Aeme Jelles Helckema fan 1616.7 It jiers dêrop tekenet dy syn heit Jelle Broers syn testamint mei de tanamme. Twa bruorren fan Aeme, Ambrosius (lês Broer) en Pieter Jelles, wiene - lykas harren heit - siktaris; troch harren rekke de skaainamme fêst oan de famylje ferbûn. By beide Hylcama - spoaren, dy fan Broek en dy fan Aldegea, hawwe wy mei in Broer te krijen. Mar ek treffe wy yn beide famyljes de namme Doed oan. Dêrtroch is it wis, dat dit twa telgen fan ien famylje binne; in houlik fan in Broer mei in Doed soe dus, as folgjende Hylcama-generaasje, aardich passé. Dat troud pear is ek min-of- mear weromfûn, mar it is allegear krekt wat te meager om harren no fuort te presentearjen as earste generaasje. Dêrom beflappe wy harren mar ûnder dizze foarskiednis. Yn 15448 keapje Rennert Atez en Trijn 3V2 pûnsmiet lân yn in stik fan 5'A pûnsmiet fan Eede Idsz en Buyck; neistlizzers binne silger Doed Broers erven, de akte wurdt û.o. troch Jelle Broers segele. De keapers wennen te Broek, dus it stik lân sil wol yn dy omkriten lein hawwe. Hylcama-stamheit Jelle Broers (senior) wie yn dy snuorje grytman (fan Haskerlân) en hat grif om dy reden segele en net om't er ien fan de neistlizzers wie. Ofgeande op de seldsume kombinaasje fan de nammen Doed en Broer meie wy yn it earstoan wol foar wis oannimme, dat wy hjirre Doed Broers widdo op it spoar kaam binne, dus stoarn foar 1544, en dat wy yn har de mem fan de Hylcama-stamheit sjen meie. Yn 1543 neamt it Benefysjaalboek Doede Broers erven te Aldehaske. Ek dat sille dyselde Hylcama's avant-la-lettre wêze. Ut it houlik fan Broer (Hylcama) en Doed (Anama): 1. Jelle, folget I. 2. Fopck (Broers)9 Hylcama, boasket om 1535 hinne Reyn Hoytez Hoytema, bysit- ter en meirjochter fan Wymbritseradiel 1562,10 te Aldegea (Wymbr.), berne foar 1511, soan fan Hoyta Lyoleffs (Hoytema) en Teet (Aggema; hja is yn 1511 al widdo). Yn 1551 en 1559" prosedearret Reyn Hoytez, tegearre mei syn bruorren Lyolojf en Taecke en syn susters Jel, Renick en Hen, foar it Hof fan Fryslân. Yn 155812 treffe wy Reyn Hoyttes, te Aldegea by Snits, oan asfâd oer it weesbernfan Gerrit Goslicx. Yn 155913 is Reyn Hoytez te Aldegea, Wymbritseradiel, yn proses mei Wyts, Jelle Broers widdo. Yn 156214 keapet Reyn Hoeytez Hoytema in hûs oan de Merkstrjitte te Snits fan Wybe Oedsma. Ut harren houlik: mr. Hoyte (stud. 1555, st. 1611), Broer (st. 1602), Tyaerdt, Homme, Tiete,15 Doed, Jelcke en, neffens de adelsboeken, Anna, Nanne en Foppe. Yn 160716 prosedearret Auck van Hoytema, widdo fan Juw van Andringha (en folie nicht fan Idzardt van Syckinga), sels en fanwegen har heit, mr. Hoyte van Hoytema, en dy syn bruorren en susters Tyaerdt, Homme, Doed en Jelcke van Hoytema, tsjin Tyalco van Syckinga oer de nearkeap fan 2/4 parten fan Syckinga-staten. De kwestje bringt klearrichheid yn de famyljerelaasjes fan en tusken de Syckinga's en de Aylwa's, mar dêr is it no net om te reden. Wy krije hjirre alle bern fan Fopck en Reyn, dy't yn 1607 noch libben, kreas op in rychje en dat helpt.

127 De stamheit

I. Jelle Broerz, berne foar 1514 (yn 1539 wie hy ommers mearderjierrich), grytman fan Haskerlân, stoarn tusken 1545 en 1548, boasket om 1535 hinne (Wyck of) Wyts, stoarn nei 1559. Yn 1529/3017 bart de grytman fan Haskerlân in boete fan in heale goudgûne fan Schyoucke Albertsz, dy 't Jelle Broers oan de earm ferwûne hie. Yn 153918 treffe wy Jelle Broers, tegearre mei Douwe Hoytes en Pauls Feddes, oan as soensman. Yn 1542/4319 keapje Jelle Broersz en Wych IOV2 hoofden gerslân yn de "litthie schar" op De Jouwer. Yn 154320 hat Jelle Broers besittings te Haskerhoame (en St. Nyk?). Yn 154421 segelet Jelle in keapakte foar tredden. Yn 1543/44 en 1544/4522 is Jelle Broers grytman fan Haskerlân. Ek yn 154523 komt er foar as grytman fan Hasker Vijf ga. Yn itselde jier24 ferkeapje Jelle Broers, Wybrant Auckez en Wybe Tetez as f aden oer de weesbern fan Sybe Teetez en Teth fêstguod te Aldehaske en by it Haskerkonvint. Sawol Jelle as Wybrant Auckez (Waltinga) sil him hjir yn syn funksje foardien hawwe. Efkes bliuwt it stil, mar trije jier letter is Jelle wei. Yn 1548 en 155Ö25 is Wyts, Jelle Broersz' widdo, yn in proses fertiisd rekke mei Tiaert Hilckes, út namme fan syn frou Anna. Yn 1549 en 155026 prosedearret Tiebbe Roeloffsz mei Wyts, Jelle Broersz' widdo. Yn 155927 is Reyn Hoytez te Aldegea (Wymbr.) yn proses mei Wyts, Jelle Broers widdo. Dat is ek it léste wat wy fan Wyts fernimme. De oerienkomst tusken Reyn en Wyts is harren mienskiplike skoanfolk, dus dêr moat de oanlieding ta harren skeel lizze. Om 1600 hinne is in part fan de neilittenskip fan Jelle en Wyts noch ûnferdield, dat wol sizze dat dan elts fan de trije bern dêrfan in treddepart takomt. Dat komt it dúdlikst ta utering by de beskriuwing fan de neilittenskip fan dochter Doed yn 1603. It belanget: in pleats te Rotster-St. Jansgea en ien te Rotstergaast, twa pleatsen te Haskerhoame en in ieuwige rinte fan seis goudgûnen út in pleats te Spangea oan. Mar ek moatte Jelle en Wyts, mei it each op it besit fan dochter Hid en soan Jelle, gans huzen op De Jouwer hân (en neilitten) hawwe. Wat makket ús wis, dat Doed en Hid Jelledochters en Jelle Broers de bern binne fan Jelle en Wyts? Yn it earste plak fansels it hjirboppe neamde mienskiplike besit, benammen dat te Haskerhoame, dêr't Jelle Broers senior yn 1543 as lâneigener oantroffen wurdt. Alle trije hawwe in dochter Wyts. Doed en Hid wurde in kear as wat eksplisyt susters neamd fan Jelle Broers junior en ek wurdt hy mei safolle wurden omke neamd fan bem fan Hid. Twa susters en ien (heal?)broer dus en it is oannimlik dat hja de bem binne fan (Jelle en) Wyts. Jelle junior skreau him (al wie it mar ien kear) as Hylkema, hy segele in oerienkomst mei it Hylcama-wapen, en ek syn soannen hjitten sa. Dyselde namme en in soartgelikens wapen treffe wy oan by suster Fopck fan Jelle senior. Hjir past net in twadde man fan Wyts. Jelle (junior) Hylkema wie muoikesizzer fan Fopck Hylcama en Jelle senior wie syn heit. En dy wie ek, mar no wis, heit fan syn twa susters. Alhiel neffens de rigels ferneamde Jelle junior syn heit Jelle ek. De foarfallen fan 450 jier lyn kinne wy moai sekuer datearje. Jelle Broers senior is stoarn tusken 1545 en 1548; Jelle Broers junior is beme yn 1546 of 1547. It hat der alles fan, dat junior berne is nei de dea fan senior en dat hy dêrom dy syn namme Jelle krige.

128 Hjirboppe binne de boarnen op in rychje set, dy 't slane op Jelle Broers, pommerant yn Haskerlân, man fan Wyts. Dat is mei wissichheid ús man. Yn de boarnen wurdt noch in Jelle Broers weromfûn, broer fan Sibbel Broers mei konneksjes mei Doanjewerstal. It is net dúdlik wurden of dat deselde man is of in nammegenoat; op him komme wy yn de taheakke werom. Foardat wy, yn aparte haadstikjes, wat neier yngeane op de bern kin hjir noch in komplikaasje opromme wurde. In streek- en tiidgenoat fan Jelle Broers senior is: Broer Jelles, te Nijehaske, St. Jansgea, foar 1536 al troud mei Oegh Sybrantsdr; beiden libje noch yn 1572.28 It is dy Broer, dy't R.S. Roarda opfierde as heit fan Jelle Broers junior, mar fan in ferbân fan him mei de hjir beskreaune famylje hat ús neat bliken dien. Ut it houlik fan Jelle en Wyts: 1. Doed, folget Ila. 2. Hid, folget Ilb. 3. Jelle, folget lic.

Twa dochters

Ha. Doed Jelledr, stoarn Lekkum 1603, tr. 1. om 1565 hinne Hans N.; tr. 2. om 1570 hinne Tialle Douwes, boer te Lekkum, soan fan Douwo Tzalles (dêr yn 1578). Tialle trout op 'e nij (tredde proklamaasje Ljouwert 21 sept.) 1606 Antie Tiercxdr, fan Holwert, widdo fan Cornelis Jansz. Yn 160329 wurdt te Lekkum it stjerhûs beskreaun fan Doed Jelledr op oanjefte fan har widner Tyalle Douues en op fersyk fan har erven: Jelle Broers, siktaris fan Haskerlân, asfâd oer de mìnderjierrige Marien, Jelle en Anck Tyalles; fierder Swaen Hansedr, froufan Rienck Aenes, Johanna Hansedr, frou fan Joannes Lourens, Wyts Tyalledr, frou fan Jan Haeyes, mei fanwegen de absinte Hans Tyalles. Bywêzich wiene fierder muoike Hid Jelledr en Auck (les Bauck) Aemedr, froufan niisneamde Jelle Broers. Tyalle en Doed buorken op in pleats fan sa 'n 60 pm, besit fan Pieter Buygers. Tegearre hiene hja 8 pm "opt Langlandt, benoorden Hiddema koey" koft. It troch Doed neilitten fêstguod wie: de helte fan in pleats te Haskerhoarne, 9 roeden grut, dêr't Jelle Broers de oare helte fan yn besit hie, Hid Jelledr beëasten, brûkt troch Ane Synes; in tredde part fan in pleats te "Roester St. Johannesga ", 14 roeden grut, dêr't Jelle Broers en Hid Jelledr de oare 2/3 parten fan besieten; in tredde part fan in pleats te "Roestergeest", omtrint 11 hoofden grut, mei niisneamde mei-eigners, brûkt troch Jelle Poppes, en ta beslút in rintefan twa goudgûnen út Jan Schouwens pleats te Spangea. Twa bern dus út it houlik mei in Hans en noch seis bern fan Tialle Douwes. Yn 160930 ferkeapje seis fan harren sânde oanparten yn de pleats te Rotster-St. Jansgea (bewesten Rens Wybes' pleats) en te Rotstergaast (mei Syne Nolles as brûker) oan de mei-eigeners Jelle Broers en Hid Jelledr. Blykber is Hans Tyalles dan wei, sûnder bern neilitten te hawwen. Allinnich Ancke Tialledr ferkeapet har oanpart dan net. Ut it earste houlik: 1. Swaen Hansedr, boasket Rienck Aenes, beiden libje 1603, 1609. 2. Johanna Hansedr, boasket Gerbren Reyners (of Rintses), beiden libje 1603,1609. Ut it twadde houlik: 3. Hans Tialles, berne foar 1578, stoarn tusken 1603 en 1609. 4. Trijn Tialledr, boasket (ûndertrou Ljouwert 26 july) 1594 Joannes Lourens; yn 1609 wenje hja te Lekkum.

129 5. Wyts Tialledr, boasket (ûndertrou Ljouwert 7 maaie) 1594 Jan Hayes; hja wenje yn 1609 te Skingen. 6. Marten Tialles, berne nei 1578, yn 1609 te Lekkum. 7. Ancke Tialledr, berne nei 1578, boasket foar 1609 Watse Wybes. 8. Jelle Tialles, berne om 1584 hinne, yn 1609 te .

Ilb. Hid Jelledr, yn 1585 te Haskerhoarne, testearret 23 aug. 1625, boasket 1. om 1570 hinne Pyeter Meynes; boasket 2. Sytse Sibrands, stoarn foar 1596, soan fan Sybrand Gerbrandsz en Jouck Oenedr. Yn 158531 prosedearret Rommert Syrcks te Snits tsjin Jelle Broers te Broek en Hid Jelledr te Haskerhoarne. Yn 161432 wurdt útspraak dien yn in proses dat Sibrand Sytses te Haskerhoarne oanspande tsjin syn omke en eardere fâd Jelle Broersz, siktaris fan Haskerlân, en Joucke Hommes, boer te Eagmaryp. De easker stelt dat syn pake en beppe Sybrand Gerbrandsz en Jouck Oenedr f]ouwer bern neilitten hiene en "schone goederen", lykas in pleats te Eagmaryp tusken de fikary en de pastorije (stim 13 dus). Nei de dea fan syn heit Sytse Sibrands wie in fjirde part fan de pleats dus besit fan de easker en syn sus Wyts, mar harren fâd Jelle Broers hie dat besit foar in lyts pryske oerdien oan Joucke Hommes. Nee, seit Jelle Broers, dat wie 18 jier lyn dien troch harren eardere fâd en omke Oene Sibrandsz. Doe't Jelle defâdijfan him oernaam, hie hy aksje ûndemimme wold tsjin dy minne transaksje, mar easkers mem wie dêrop tsjin, om't it prosedearjen sa djoer wie. Utspraak is, dat de easker syn achtste part weromkeapje mei. Ut it earste houlik trije bern: 1. Aeff Pietersdr, stoarn nei 1613,33 boasket foar 1602 Waebe Annes, doarpsrjochter fan Rotster-St. Jansgea, stoarn tusken 1622 en 1628, soan fan Anne Tiaerdts; hy boasket 2. It Fean 9 juny 1616 Doetye Assesdr, widdo Gerrit Roelofs (Crack). Yn 160234 keapje Waebe Annes en Aef Pietersdr in njoggende part fan harren pleats fan Sipcke Annes en Trui Joritsdr. Faker wikselje njoggende parten fan de pleats fan eigener en sa leare wy acht fan de njoggen bern fan Anne Tiaerdts kennen: syn soannen Otte, Waebe, Beeuwe, Sipcke en Sybren Annes, de leste te Amsterdam, en dochters Atke Annedr (frou fan Jan Gielis), Tryn Annedr (frou fan Anne Renckes) en Tiaerdt Annedr (frou fan Rencke Jans).35 De sân bern fan harren omke Gaucke Tiaerdts hiene en ferkeapje mei-inoar ek noch in fyfte part fan de pleats.36 Yn 160737 slagget Rienck Pieters, as broer fan de ferkeapster, yn dyselde pleats oan in stik fean dat Waebe Annes, doarpsrjochter fan Rotster-St. Jansgea, en Aeff Pietersdr foar goed 164 goudgûnen oan Anne Symes ferkeapje soene. Yn 162238 helpe Waebe Annes en Baeuwe Annes, dan bysitter fan Lemsterlân, Auck Sìpckedr, widdo Sipcke Sines, by it meitsjen fan in skieding mei de weesbem út it eardere houlik fan har man mei Gaeb Annedr. Op 8 en 14 jann. 163539 wurdt gans rekkene. Sybren Jans Echten en omke Rienck Pieters besoargje Pieter Waebes, no folwoeksen, de léste rekken fan harren fâdij. Tegearre mei Hans Eebles (ûnder fâdij fan Bauke Baukes, bysitter fan Skoatterlân, en Reithie Hansz) is hy erfgenamt fan Waebe Annes, harren heit/pake. As Dr. Petrus Bockma nimt Pieter yn 1638 de fâdij oer dy omkesizzer op him. Ut dat houlik twa bern: 1. Fyske Wabbesdr, tr. It Fean 24 nov. 1616 Aeble Hansesz, stoarn St. Jansgea 1625.

130 Yn J62940 lizze Baucke Bauckes en Reitse Hanses in rekken oer fan harren fâdij oer it weesbern fan Ebele Hanses. Der wiene ynkomsten fan it boelguod te St. Jansgea op lOjuly 1625; ek de "freonen" Ebele Fokesz en Rienck Pieters binne presint. Ien bern dus: Hans Eebles. Dy syn tredde houliksproklamaasje foar it Gerjocht fan Haskerlân op 3 des. 1649 ropt protest op fan Wypk Piersdr fanwege de troubelofte. Lykwols wurdt Hans' houlik mei Idzske Jeeps Rintsema op 8 july 1651 foar datselde Gerjocht sletten. 2. Dr. Petrus Boccama, berne ± 1610, studearre sûnt 1630 as "Petrus Wabenii" oan ferskillende universiteiten, wurdt as "Petrus Wabbonis Boccama" medysk dokter fan St. Jansgea, boarger fan Snits 26 jann. 1637, docht belidenis 30 juny 1650, stoarn Snits 1652, boasket dêr 30 des. 1642 Lisck Hendricksdr; twa bern: Aefcke en Rienck Bocma. Yn 165141 sil Dr. Petrus Bockma te Snits fiifpm mieden te Broek keapjefan Jelle Ames (IV); ferkeapers broer Hercke Ames leit it near op dyferkeap. Datselde jier42 hat Dr. Petrus Bockma as erfgenamt fan Rienck Pieters ƒ 220 tegoede fan Hylcke Sipckes en Jancke Wattiedr te Goaiïngaryp. Yn 165243 wurde Reytse Hanses en Otte Bastiaens oansteld as fâden oer Aefcke en Rienck Bocma, de bern fan silger Dr. Petrus Bocma en Lisekien Hendricx.

Undertekening troch û.o. Ryenck Pyettersz, Pyeter Wabes, Reytthie Hansz en siktaris Pieter Jelles Hylkama.

Fuort44 wurdt yn it stjerhûs oan de "Lieuwenborgh" de neilittenskip beskreaun, Sytse Reytses sil it replik guod bewarje foar de bern. Tegearre mei Reytse Hanses wie Dr. Bocma eigener fan de twa pleatsen te Bockum (stimmen 10 en 11 fan Nes), elts de helte. In soad oare pleatsen wiene mienskiplik besitfan dy twa mannen, foar in part heal om heal, foar in part

131 de ien 2/5 de oare 3/5. Ek xviene der besittings mandélich mei de konrektor (Lambertus Gerardi à) Velsen en mei Hans Eebles. Bocma hie oant 1651 fâd oer dy Hans west. Ut it besit en út de beskreaune keapbrieven wurdt wol dúdlik, dat Dr. Bocma fan syn omkes Rienck Pieters en Pieter Meynes urven hie. Rienck Pieters hie besit besprutsen oan de meniste earmen fan De Jouwer. Yn 165545 keapet Reìthie Hanses, mei as fâd oer de weesbern fan Dr. Petrus Bockema, in pleats te Alde Ouwer fan Marien Mariens en Antye Kempes foar 2510 goudgûnen. Yn 166746 keapje Jan van Echten, siktaris fan Doanjewerstal, en Bauckien Barels foar harsels enfoar Aeffke Bockema in pleats te Dunegea foar 1830 goudgûnen. Op 12 maaie 1676 wurdt te Snits kloklet fanwege de begraffenis fan Aeffke Bockma. 2. Ryenk Pyeters, berne foar 1582, stoarn foar 1646, yn 1640 eigener fan stim 3 fan Rotstergaast, stim 26 fan Sint Jansgea, part fan stim 12 fan Akkrum, tegearre mei Reytse Hanses fan stimmen 10 en 11 fan Nes (Bockum), tegearre mei Sybe Sakes fan stim 33 fan Westermar en, yn 'e mande mei Pier Wybrens, fan stim 19 fan Broek. Grif is it dy Rienk Pieters dy't dan ek, út namme fan syn frou, eigener is fan stim 9 fan Haskerhoarne. Hy boasket foar 1614 Itien Joricxdr, stoarn nei 1638, suster fan Anne Jorx. Rienck wie perfoarst menist, yn 163747 wurdt sels praat fan de "gemeente der Rienck-Píeters-gezindte" op De Jouwer. Op 17 febr. 161448 keapje Rienck Pietersz en Itien Joricxdr, yn 'e mande mei Wybrant Annez en Tziedger Piersdr, elts foar de helte, fêst guod fan (ûnder oaren?) Sinne Reyns. Tegearre dus mei de âlden fan boppeneamde Pier Wybrens. Yn 163849 keapje Rienck Peters en Itien Jorcks op De Jouwer de helte fan in pleats te Rotstergaast, dêr't hja de oare helte al fan yn besit hiene, en noch inkelde stikken lân fan (syn nift) Dieke Jelledr, widdo Ids Aettes, te Westermar foar 1075 goudgûnen. Yn 1609 hiene Jelle Broers en Hid Jelledr harren susters bern út it âlde famyljeguod te Rotstergaast kocht en no keapet de soan fan Hid de dochter fan Jelle hjirút. Dat is dus stim 3 fan Rotstergaast, dy't yn 1640 ta it besit fan Ryenck Pyeters heart. Ek it âlde besit te Rotster-St. Jansgea kinne wy ridlik wis teplak bringe. Yn 1640 fine wy as eigeners te St. Jansgea (fan east nei west) fan stim 24 Johannes Ates' bern, fan stim 25 Swob Ebeles' widdo, fan stim 26 Rienk Pieters en fan stim 27 Eeble Fokes' bern. Acht jier earder hiene Ebele (Eues) en Swob Dieke Jelles út har besit dêre koft, stim 25 dus. De âld pleats moat foar 1640 splitst wêze (yn stim 25 en 26). En stim 24 sil "Rens Wybes saté" wêze, dêr't Meint Itties en Aette Aettes (heit fan Johannes Ates) omraak oanparten fan hiene. Folsleine dúdlikens hawwe wy hjir noch net, want ek de folgjende keap moat stim 25 oangean. Yn 163550 keapje Ebele Eues en Swob Hanses te St. Jansgea in fjirde èn in achtste part fan in pleats en huzing dêre, mei de erven fan Aette Aettes de jonge beëasten en Rienck Pieters bewesten, fan Hendrick Annes en Sibbel Meines op De Jouwer foar 352 goudgûnen. Hendrick en Sibbel kinne wy yn dat ferbân net rjocht teplak krije. Op 19 maaie 1628 en 18 jann. 163151 leìt Rienck Pieters rekkens oer fan syn

132 fâdij sûnt 1625 oer de weesbern fan Anne Jorx by Sybe Johannesdr, dy't op 'e nij Jan Jouckes troud hìe. Yn 1631 is weesdochter Wemh Annedr omtrìnt 22 jier en al fiif jier earder troud mei Jan Johannes. Soan Jorck Annes is dan yn syn 24ste, dochter Anke Annes yn har 20ste jier en steeheit Jan nimt tenei de fâdij waar. It besit fan Rienck fine wy letter yn grutte halen werom by syn omkesizzer Dr. Bocma; der binne dus gjin bern út dat boask. 3. Pyeter (Pyeters, stiet bekend as Pyeter) Meynes, stoam yn Haskerlân 1622/23, boasket om 1605 hinne Lol Nannedr Bockma, dochter fan Nanne Tyallings en Aeth Andringa.52 Hja litte ien dochter nei, Diecke, berne om 1610 hinne. Wannear't (omke) Jelle Broers yn 1617 syn testamint opmakke hat, wurdt oankundige dat (ûnder oaren) Pieter, Pieter Meynesoan tekenje sil. Dat docht er as "Peter Meynes", krekt sa't er ek yn oare boarnen bekend stiet. Yn 162353 wurdt yn Haskerlân de neilittenskip beskreaun fan Pyeter Meynes en Lol Nannedr Bockma op oanjefte fan omke Ryenck Pyeters, fâd oer it weesbern Dieckien Pyeters, yn har 14de jier. Ek beppe Hid Jelledr, widdo Pyeter Meynes, is presint. In soad keapakten wurde beskreaun, bygelyks de keap yn 1608 fan in fjirde part fan Bokmasaete en in keap by dekreet fan 31 okt. 1622 fan lân te Nijeholtwâíde troch Pyeter Meynes, Rienck Pyeters en Eble Hanses. Ek is der in tegoed op de weesbern fan Aeme Jelles, dat troch (harren pake/fâd) Jelle Broers regele wie. Sweager Reithie Hans hie noch jild fan rinte te goede. Yn 162554 lient Rienck Pieters as omke en fâd fan Dieckien Pieter Meynesdr 100 goudgûnen oan Wybe Nolckes en Marthien Oenedr te Langwar. De pleatsen te Bockum steane, lykas wy seachen, yn 1640 op namme fan Pyeters broer en sweager en de âlde keapakten fan Bokmasaete fine wy yn 1652 by Dr. Bocma werom. Dochter Diecke moat dus foar 1640 weirekke wêze. Ut it twadde boask twa bern: 4. Sybren Sytses, berne foar 1589, te Haskerhoame, stoarn foar 1627, boasket Antke Deddedr, widdo Anne Piers, dochter fan Dedde Saeckes te Haskerhoame. Ut har foarste boask ien bem: Romck Annedr, boasket likernôch 1630 Johannes Iges. Yn 160555 moatte Andries Hendricks en Pietrick Jansdr op oanstean fan Anne Piers en Dedde Saeckes by eksekúsje 8 of 9 roeden lân te Nijeskoat ferkeapje. Yn 163356 liene Rienck Pieters en Reithie Hansesz as f aden oer Sithie Sïbrens, it weesbern fan harren broer, 100 goudgûnen oan Tiamcke Rouckes en Antke Johannesdr te Goaiïngaryp. Op 14 jann. 163557 lelt Rienck Pieters in rekken oer fan syn fâdij sûnt maaie 1627 oer Sythie Sïbrens, 20 jier âld. Tegearre mei Reithie Hanses bart Rienck ek "generale ontvang" yn, dêr't Sythie in fyftepart fan takomt; lykas Waebe Annes (berns)bem. Under de útjeften: ƒ 125 oan Janthien Eebes, widdo Rennert Hendricks, "van een wedspìl opten Roomske reis ". Dy weddenskip sil heit Sybren dus noch oangien wêze. Ek út it houlik fan Sybren en Antke ien bem: 1. Sythie Sybrens, beme ± 1615, stoam 1645, boasket om 1640 hinne Hans Riemersdr, dochter fan Riemer Sjoerds Pecama, bysitter fan Lemsterlân, en Loiie Jelledr. Ien soan: Hans, beme 1642. Yn 164558 wurdt it stjerhûs beskreaun fan Sythie Sïbrens; pake Riemer Sjoerdts, bysitter, is fâd oer weessoan Hans by Hans Riemersdr, dy 't mei Peaske trije jier wurde sil. Ek omke Johannes Iges, man fan Sythies

133 healsuster Romck Anne Piersdr, is presint. Under de paperassen wurdtu.o. it testamint beskreaun fan Hid Jelledr fan 23 aug. 1625. Fuort dêrop wurdt dan ek in skieding fan besit taret mei de healsuster fan de ferstoame en har man. Der hie al hiel wat om te reden west mei prosessen en akkoarten, mar de saak wie noch net earder útiten. Pake Sybren hie wol moai wat besit kaft en dat neilitten oan syn soan Sythie, mar dat wie meibestuvere mei de sinten fan Antke Deddedr, Romck har mem. Akkoarte wurdt no, dat it weesbern Hans itfêst guod behâldt, wylst Johannes en Romck 1250 goudgûnen útkeard krije. It akkoart giet Hans' heite en pake guod oan; dêrbûten om komt him noch de helte ta fan beppe har saté te Holtwolde. Yn 1649 en 165059 wurde rekkens oerleinfan dyfâdij troch de omkes Dr. Suffridus en Meille Pecama en Johannes Iges. Ek âldomke Reithie Hanses Ut fan him hearre. Foar "medicinatien en diensten" krige Johannes Hylkama yn 1645 ƒ 12 betelle, wylst Dr. Bockema yn 1646 de ƒ 100 útbetelle krige dy't Sythie Sybrens oan Rienk Pieters skuldich wie. 5. Wyts Sytsedr, boasket foax 1623 Reytse Hanses; beiden libje noch yn 1646 te Haskerhoarne, hy is stoarn nei 1655. Grif is Sytse Reytses, dy't yn 1652 it replik guod fan silger Dr. Bocma yn behear nimt, harren soan. It fait op, dat hast al it fêstguod fan dy Dr. Bocma mandélich is mei Reytse Hanses. Wat dat belanget liket it der noch it meast op, dat dy beiden it besit fan nicht Dieke Pieters urven hiene. Reytse is dêrneist yn 1640 eigener fan stim 5 fan Haskerhoarne en, mei Hans Hanses erven, fan stim 31 fan Aldehaske. Yn 164660 liene Hylcke Sipckez en Jannisien Watsedr te Goaiïngaryp 400 goudgûnen fan Reitse Hansez en Wyts Sytsedr te Haskerhoarne.

Stamrige lic. Jelle (Jelles, stiet bekend as Jelle) Broers Hylkema, siktaris fan Haskerlân 1582, 1598 oant syn dea ta, berne ± 1547, op De Jouwer 1579, 1580, te Broek 1585, op De Jouwer 1606, stoarn tusken 1617 en 1619, boasket om 1570 hinne Bauck Aemedr, stoarn tusken 1617 en 1620; hja testaminten op De Jouwer 9 okt. 1617 en binne te Broek begroeven. Yn 157761 krigen Feycke Tatmans, Jelle Broers en inkelde oaren de taak taskikt om jild yn te sammeljen "tot verlichtinge der armer Gemeente ende omme deselve van den overlast ende onderhoudinge der soudaten te bevrijen". Net allinnich wie der oerlêst fan soldaten, dat jier, mar ek fan it wetter. Jelle hat lykwols "den Slachte helpen holden", lykas er yn 158562, dan omtrint 38 jier âld, meidielt. Hy wit ek hoe't it sit mei de ûnderhâldsplicht fan de Taeckesyl en hy hat besittings yn sawol Haskerlân as Doanjewerstal. Yn 157963 spant Baudewijn van Loo, riedshear by it Hof fan Fryslân, tsjin in grutte groep fan deputearren en rekkenmasters - mei under oaren Hans Roorda, Hessel Eminga, Feyke Tetmansz en Jelle Broerz - op de Jouwer in saak oan, mei as útkomst dat hja Van Loo 18 goudgûnen útbetelje moatte. Yn 158064 wurdtferskillende "malcontenten" - en ûnder harren "Jelle Broerszoon op die Jouwer" - oansein om op 23 desimber, moarns om acht oere, "in de Cancelrie" te ferskinen. De âlderen mochten harren by need twa dagen letter melde. Yn 158265 tekenet siktaris Jelle Broers in ôfskriftfan it merkbrief'fan De Jouwer fan 1466.

134 Yn 1585 prosedearret Rommert Syrcks te Snits tsjin Jelle Broers te Broek en Hid Jelledr te Haskerhoarne. Yn 158867 steane Jelle Broersz en Piecke Cornelis, as folmachten út Doanjewerstal, noedfoar de seediken by it Reaklif. Yn 159668 is Jelle Broers finzen en wurdt hy oanklage, om't hy betrape wie by Tiete Tietes te Ousterhaule en by Wybren Gosses te Broek yn 'e hûs, "inde vergaderingen alwaer pauselijcke ende papistige leeringen ende predicatiën werden gehouden". It komt him op 25 gouden Fryske riders te stean. Yn 159869 fine wy Jelle Broers foar it earst wer ynfunksje as siktarisfan Haskerlân. Hy stiet dan Douwe van Roorda by yn in proses mei de folmachten fan Terkaple. Yn alle akten dy't hjirnei folgje wurdt Jelle oantsjut as siktaris fan dy gritenij, dus dat kinne wy fierder wol weilitte. Yn 160170 se gelet en ûnderskriuwt Jelle Broers in keapoerienkomst.

•** Segelfan Jelle Broers

Yn 16017' keapje Jelle Broers en Bauck Aemedr, yn 'e mande mei (de soan) Aeme Jelles en Eepe Herckedr te Broek, in pleatsfan 83 pm dêrefan Job Sythiezfoar 1765 goudgûnen. Yn 160372 wurdt twaris en yn 160873 jitris in oandiel ferkoft yn Rens Wybes' pleats te Rotster-St. Jansgea; Jelle Broers en syn susters binne hjir neistlizzers bewesten. Yn 160674 is der in protest fan Jelle Broers, sels en as fâd oer de bern fan syn ferstoame suster Doed Jelledr, tegearre mei Hid Jelledr tsjin in hieropsizzing troch Syne Nolles en Jelle Poppes. Yn 160675 spilet in kwestje tusken Jelle Broers op De Jouwer en Wybe Jans. It giet, sa te sjen, om in wein dy 't Wybe fan Jelle koft hie. Yn 160976 is der in oankeap fan fêst guod te Broek troch Jelle Broers en Bauck Aemedr.

135 En yn 161277 noch in optreden fan de man yn junks je. Dat wie it foarlêste dat wy fan Jelle by libben fernimme; it léste is syn testamint. De namme Hylkema binne wy noch net tsjinkaam en ek it testamint stiet noch gewoan op namme fan Jelle Broers. Hy hat lykwols de alderlêste káns oangrypt en it testamint is ûnderskreaun troch Jelle Broers Hylkema. By de werjefte fan dat testamint wurde allinnich de grutte brokken, pleatsen, fan de neilittenskip opsomme. Op 9 oktober I61778 meitsje Jelle Broers, sìktarisfan Haskerlân, en Bauck Aemedr, man enfrou te "Hyoure", harren testamint, mei it doel dat hja harren yn harren léste dagen net mear hoege te bekroadzjen om (de skìeding fan) harren neilittenskip. Beiden wolle te Broek begroeven wurde, by harren bern Jelle, Oencke, Joannes en Aeme. Om't de âldste bern Aeme, Wyts, Diecke en Broer by harren houlik 300 goudgûnen meikrigen hiene, moat ek de soan Pieter, wannear 't er boasket, in selde som útkeard krije en ek harren hûs en stee "op onse Slachte staende" binne danfoar him omearre. Elts troud bern krige jierliks 50 karoligûnen útkeard en dat sil ek trochgean nei't ienfan beiden derby wei f allen is. Erfgenamt wurde harren soannen Broer en Pieter, dochters Wyts en Diecke en defjouwer weesbern fan de soan Aeme. Broer en Pieter krije in pleats by de Skâns efter Jouster buorren taskikt, twa pleatsen te Sniksweach, in pleats te Haskerhoarne en it hûs op De Jouwer, dêr't Jelle en Bauck wenje. Aemes bern ervje de heltefan Rouckema-sate te Broek en de heltefan Eysinga-sate dêr (de pleats dy't Jelle en Bauck tegearre mei dy soan koft hiene). Plus 1600 goudgûnen, dêr't de skalden fan harren âlden by pake en beppe fan ôflutsen wurde. Dochter Wyts krijt in pleats te Broek, de helte fan Oennama-sate (grut 50pm, de oare helte heart Ids Romckes erven ta) en de heltefan harren heale saté te Rotster-St. Jansgea (brûker Heyn Oenes). Mar ek in hûs op de Slachte, njonken "Wytse ende Feytte eygen huise". En Dyecke, ta beslút, erft (Sybraede?)sate, de oare helte fan de heale pleats te Rotster-St. Jansgea, de helte fan de (heale ?) pleats te Rotstergaast (brûker Syne Noolles) en twa goudgûnen "onlosbaere renten " út in pleats te Spangea. Ek Diekes fjouwer âldste bern by Aesse Eepez krije wat lân taskikt. Ferskillende losse stikken lân op it Broeksterfjild yn de neilittenskip hiene Jelle en Bauck koft fan muoike Sempk Eededr. Weessoan Joannes fan harren soan Joannes erft neat oant er 25 jier is, en dan noch mei neat nei syn dea oan syn mem Syouck komme. Broer en Pieter (Jelles) wurde syn f aden enfuort ekfâden oer de bern fan Aeme en dy fan Dyecke. Jelle Broers sil it testamint segelje en as tsjûgen sille ûnder oaren Pieter en Rienck, Pieter Meynessoannen tekenje. Underop stiet (û.o.): Jelle Broers Hylkema, Peter Meynes, Ryenk Pyetters. Bernsbern Joannes komt der opfallend bekaaid út wei. Men soe hast tinke, dat dy syn heit en mem, Joannes en Syouck, net troud wiene of net op de rjochte wize. Yn 162079 hâlde de erven fan Jelle Broers, sìktarisfan Haskerlân, en Bauck Aemedr boelguod. De keapers binne meast bûtensteanders, wy werkenne allinnich Broer, Pieter en Wyts Jelles as sibben. En faaks noch Epe Aemes. Ut it houlik fan Jelle en Bauck: 1. Aeme, folget III. 2. Wyts Jelledr, stoarn tusken 1624 en 1629, boasket om 1600 hinne Feyte Epckes, mooglik in soan fan Epcke Feytez (tsjerkfâd Broek 1571 ;80 mar it is oppassen want ús Feyte hie in namme- en tiidgenoat Feyte Epckes te Doanjegea, troud mei Bernu Douwedr), stoarn tusken 1620 en 1624. Op 7 juny 161031 keapje Feyte Epckez en Wyts Jelledr te Broek 6 pm lân te Goaiïngaryp fan Aelcke Oene Rouckemadochter.

136 Op 1 maaie 161682 keapje Feìtte Epckez en Wyts Jelledr op De Jouwer 7 pm lân yn De Bolten fan Hylck Oenedr. Yn J62483 keapet Wyts Feyte Epckes widdo te Broek 15'hpm yn in stik fan 19'Å pm der fan Douwe Sythìesz foar 150 goudgûnen. Yn 162984 keapje Pieter Jelles Hylckema, siktaris fan Haskerlân, as fâd fan de minderjierrige Johannes Feytez, Wble Wybez as man fan Syds Feytedr en Syoert Johannes as man fan Oencke Feytedr lân fan Joucke Jeeps en Frouck Meynedr foar 389 goudgûnen. Ut dit houlik trije bern: 1. Syds Feytedr, boasket foar 1629 Wble Wybes. 2. Oencke Feytedr, boasket Gerjocht Doanjewerstal 19 febr. 1626 Syoert Johannes. Hja keapje yn 1629,85 wenjend te Broek, fêst goed. Yn 163786 ferkeapje Sjoert Johannes en Oentke Feittedr te Broek de helte fan in pleats der e, 50 pm grut, dêr't Richt Idzedr, lést widdo fan boargemaster Tjarck Fransen, de oare helte fan harren besit, oan har omke Pieter Jelles Hylcama, siktaris fan Haskerlân, enDedke Oosterzee foar 950 goudgûnen. De akte wurdt ek ûndertekene troch Heercke Ames Hylcama, doarpsrjochter fan Broek, en Sybe Sakes Nigae, ferkeapsters neven. Ek yn 163787 liene Sioert Johannes en Oentke Feittedr te Haskerhoarne 350 goudgûnen fan harren muoike Diecke Jelledr, lést widdo fan Idze Aettes, te Westermar. As ûnderpân tsjinnet harren pleats te Broek, dêr't Fopcke Wybes op buorket. Omke Pieter Jelles Hylcama, siktaris fan Haskerlân, ûnderskriuwt de akte ek. 3. Johannes Feytez Tabama, te Broek, berne nei 1604, boasket Gerjocht Hinnaarderadiel 24 des. 1638 Syoertke Hettes Reen, fan Lytsewierrum, widdo 1667. Yn 166788 liene Hans Sioerdts Bockma en Tiam Mariens te Broek 100 goudgûnen fan Sioerdtke Hettes Reen, widdo Johannes Feites "Gabbema". 3. Diecke Jelledr, boasket foarst Aesse Eepez, stoarn foar 1617, en twads foar 1621 Ids Attes, te Westermar; yn 1632 en 1638 is hja (wer) widdo. Yn 1640 binne har erven eigener fan stimmen 23, 29 en 30 fan Westermar. Yn 162189 keapje Rinnert Wierds enfrou te Ousterhaule oardel hoofd gerslân yn Haring Peters saté fan Ids Attes en Deke Jelledr foar 51 goudgûnen. Yn 163290 keapje Amelius van Oenema, grytman fan Skoatterlân, Joannes Wibrandi, siktaris, Ebele Eues, doarpsrjochter fan St. Jansgea, en Swob Hansedr infjirde part fan de pleats dêr, bebuorke troch HU Heins widdo, plus twa dielen fan 8 deimad en ienfjirde dielfan 4 deimadfan Dieke Jelledr, widdo Ids Attes, te Westermar. Van Oenema en Wibrandi kinne it dermei lykfine, dat Ebele Eues it lêstneamd perseel allinnich keapet. Hjir hat de ien as oare konstruksje in rol spile en/of de hearen hiene in opmerklik goed sin, want noch yn datselde jier wikselet itselde besit op 'e nij fan eigener: Yn 163291 keapje Ebele Eues, doarpsrjochter fan St. Jansgea, en Swob Hansedr in fjìrde part fan de pleats dêr, bebuorke troch HU Heins widdo, mei Meint Jetties c.s. beëasten en Ebele Fokkes c.s. bewesten, plus boppeneamde perselen fan boppeneamde ferkeapster foar 1001 goudgûnen 14 st. Dat wie dan stim 25 te Rotster-St. Jansgea, sa't wy by Ryenk Pyeters (IIb.2.) seachen. Ek wurdt dêr de ferkeap troch Dieke fan de helte fan stim 3 fan Rotstergaast yn 1638 melden. 4. Jelle Jelles, stoarn foar 1617.

137 5. Johannes Jelles, stoarn foar 1617, krige by Syouck in soan Johannes (dy't ferantwurdlik wie foar de griffermearde Hylckema-neikommelingskip). 6. Broer Jelles (Ambrosius Gellii) Hylckema, studint te Frjentsjer 1602, postulant 1607, siktaris fan Einjewier (1613-1625); út syn houlik mei Tjaertcke Tjaertsdr (Heioma): Hylckama-juristen en -aptekers. Yn 160792 leit Broer Jelles, postulant, as "susterling" it near op in ferkeap fan Waebe Annes en Aeff Pietersdr (Ilb.L). 7. Oencke Jelles, stoarn foar 1617. Hja wurdt nochal ris ferneamd. 8. Pieter Jelles Hylckema, (al yn 1620) siktaris fan Haskerlân, boasket Sleat 20 jann. 1622 Dedke Jaens Oosterzee; ek út harren: in tûke Hylckema's.

III. Aeme Jelles Hylckema, doarpsrjochter te Broek, berne ± 1571, stoarn Broek 22 aug. 1616, boasket om 1595 hinne Eep Heerckedr, berne ± 1572, stoarn Broek 20 maart 1650, suster fan Auck Heerckedr (frou fan Beynt Jellez). By heit Jelle Broers seachen wy dat Aeme en Eep yn 1601, tegearre mei syn âlden, Eysinga-sate te Broek koften en dat hja de oare helte fan syn âlden urven. Op 24 juny 160293 keapje Rommert Gosses en Atke Pybedr te Diken krapoan 4 pm lân dêrfan Boele en Aesse Epez en fan Aeme Jellez en Beynt Jellez "in qualiteit". De kwaliteit fan dy twa lésten slacht sûnder mis op harren frouwen, dy't susters wiene.94 Dat besit moat dêrom hast besit west hawwe fan Aemes skoanmem, dy't dan earst in Epe troude (mei twa soannen: Boele en Aesse Epez) en dêrnei in Heercke (twa dochters: Eepe en Auck Heerckedrs). Yn 160495 keapje Beynt Jellez en Auck Herckedr en Aeme Jellez en Epe Heerckedr 6 hoofden gerslân te Ousterhaule yn Holle Tyarcx stelle fan Haringh Peterz op De Jouw er foar 28 goudgûnen elts hoofd. Op 29 jann. 160796 keapje Aeme Jellez, doarpsrjochter te Broek, en Epe Herckedr infjirde kamp gerslân yn it Broeksterfjild fan Grieldt Juckez en Anna Johansdrfoar 42 goudgûnen; op 6 maaie 161397 keapje hja jitris 3 pm dêre. Op 20 april 161598 keapje Ede Reynalda en Siouck van Mellema 12'Á pm lân te Broek (mei de ferkeapers en Jelle Broers bewesten) fan Aeme Jellis en Epe Heerckedr dêre foar 34 goudgûnen per pûnsmìet. Yn 161599 keapje Beinth Oegez en Thyeets Tiaerds te Ousternijegea 3 pm greidefan Aeme Jellez en Epe Herckedr te Broek foar 105 goudgûnen. Op 31 maart 1620100 ferskine foar it gerjocht fan Doanjewerstal Ambrosius Gellij Hylckema, siktaris fan Einjewier, en Piter Jelles Hylckema, siktaris fan Haskerlân, as omkes enfâdenfan de weesbernfan harren broer Aeme Jellis Hylckema by dy syn widdo Eep Heerckedr. Hja Ut har bystean troch har soan Heerke Aemes, omtrint 23 jier âld, en troch de omkes fan de bern, Beint Jelles en Feytte Epckes. De f aden Am­ brosius en Piter presintearje in rekken fan de administraasje, dy't pake Jelle Broers Hylckema, siktaris fan Haskerlân, oant syn dea ta foar de weesbern byholden hìe. Ut dit houlik (lykas bliken docht út it testamint fan harren pake en beppe) fjouwer bern: 1. Heercke Aemes Hylckema, berne ± 1597, boer te Broek (yn 1640 op stim 1), doarpsrjochter en ûntfanger, stoarn 23 july 1658, begroeven te Broek, boasket foar it gerjocht fan Doanjewerstal 17 nov. 1625 Hylck Folckerts Broersma, berne ± 1600, stoarn 20 des. 1665, begroeven te Broek of op De Jouwer, dochter fan mr. Folckert Ockes Broersma en Sytske Ulckedr.101 2. Oentie Aemmedr, boasket foar it gerjocht fan Doanjewerstal 15 maart 1630 Bote Riencks, fan Garyp, yn 1640 eigener fan de stimmen 21, 22 en 23 fan Haskerhoarne.

138 3. Jelle, folget IV. 4. In soan, dy't gjin bern neiliet. Yn de ynventaris fan Wybe Jelles (IV.2.) is praat fan 50 kar.g. dy't dy fan syn omke urven hie. En oan memmekant hie Wybe gjin omke.

IV. Jelle Ames, boer te Broek op stimmen 32 en 33 yn 1640 (eigener foar % part fan dy pleatsen), dêr stoarn tusken 1651 en 1660, boasket 1. foar it gerjocht fan Doanjewerstal 8 nov. 1632 Gel Eede Feddisdr, fan Tsjerkgaast; boasket 2. foar dat gerjocht 6 sept. 1641 Jauck Wybedr, stoarn Easterlittens tusken 1673 en 1678, dochter fan Wybe Wybes en Aet Sioerdts te Langsweagen. Jauck boasket op 'e nij, dan noch wenjend te Broek, foar it gerjocht fan Baarderadiel 22 okt. 1660 Jildert Dirks ter Hoorn, stoarn Easterlittens tusken 1669 en 1671, widner fan Hiltien Roeloffs. Jildert liet gjin bern nei en Jauck wurdt syn erfgenamt. Yn 1636102 keapje Heerke en Jelle Amis te Broek wat healân yn in wannelkeap tsjin harren hûs "op het Sant" op De Jouwerfan Claas Jans; hja lizze der 345 goudgûnen op ta. Yn 1636103 ferklearje Heercke en Jelle Amis, dat hja Eeuwe Tyalles 43 en 12 kar.g. útbetelje sille. Yn 1636104 lient Jelle Ames te Broek 250 goudgûnen fan Hendrick Clases en Aucke Ededr te Tsjerkgaast. Yn 1639105 keapet Heercke Ames, doarpsrjochter te Broek, twa tredde fan in heale pûnsmiet lânfan Sibbel Tietedr, widdo fan Eille Folckerts, te Broek; Jelle Amis hat dan it tredde part yn besit. De twa bruorren giene yn it earstoan wat mei elkoar om en, sa te sjen, kin Jelle yn 1636 ek terjochte by de famylje fan syn earste frou. No earst wat oer it twadde skoanfolk. Yn 1637106 wurdt Anne Sioerdts d' olde, sibbe fan memmekant, oansteld as fâd oer de fjouwer weesbern fan Wybe Wybes en Aet Sioerdts. Yn 1647107 wolle Anne Sioerts en Lam Reytsedr te Langsweagen in tredde part keapje fan lân en huzing dêrefan Jauck Wybedr, frou fan Jelte (sic) Amis, foar 1625 kar.g. Der komme protesten fan Fedtie Wybedr, frou fan Hanne Piers te Ousterhaule en folie susterfan de ferkeapster, en fan Anne Sioerts d' olde as fâd fan Wypck Wybedr, de oare folie suster. En sa leare wy dus alle bern kenne fan Wybe en Aet, dy't yn 1647 noch yn libben wiene. Yn 1651108 keapet Sieck Boockes te Broek 4 pm oan de Ousterwal fan Jelle Ames foar 150 goudgûnen. Yn 1668109 liene Jildert Dircx van der Hoorn en Jouckien Wybes te Easterlittens 100 goudgûnen fan Sybe Isbrants. Yn 1671110 makket Jouckien Wybes, widdo fan Jildert Dircx en by testamint dy syn erfgenamt, in skieding fan besit mei de erven fan dy syn eardere frou Hiltien Roeloffs. Op basis fan ynventarissen fan 1653 en 1657 sil hja dy erven 2800 goudgûnen útkeare. Yn 1673'" moat Jouck Wybes, widdo Jildert Dircx, neffens útspraakyn inproses oan Acke, Eise Dircx' dochter, 100 goudgûnen útbetelje. Jouck springt yn dy perioade ek geregeldwei har bern by; by harren komme wy dêrop werom. De namme Hylckema liket yn dy generaasje wat yn it ferjitboek te reitsjen, mar dy komt lykwols yn de folgjende generaasje nochris werom. Ut it houlik fan Jelle en Jauck trije bern: 1. Ame, folget V.

139 2. Wybe Jelles Hylckama, buorket oant 1673 te Broek, yn 1678 te Sensmar, stoarn nei 1705, boasket 1. foar it gerjocht fan Baarderadiel 27 sept. 1669 Aeltie Syttes; boasket 2. 1683 (de faam) Trijntje Rintjes. Ut it earste boask: Jelle (berne ± 1671) en Sytte (± 1673). Yn 1673"2 docht Jouckien Wybes, widdo Jìllert Dircx, te Easterlittens te witten dat hjafoar 300 goudgûnen yn 'e skuld stiet by har soan en skoandochter Wybe Jelles en Aeltie Sytses. Dy som hiene Wybe en Aeltie yn 1670 foarútbetelle by harren keapfan de huzing te Broek, dêr't hja doe húsmannen. Jouckien stelt (har oandiel fan) de neamde huzing ta ûnderpân. Foar alle wissichheid tekenje ek Amos en Attie Jelles Hylckama yn 1675 foar akkoar mei dy transaksje tusken harren mem en broer. Yn 1678"3 keapje Sybe Louws, fearskipper "op de Jouwer", enfrou 3A oanpart fan "een schone saté landts" mei de heltefan de huzing, mei skuorre, wettermûne en beamte te Broek fan Ame Jelles te , Wybe Jelles te Sensmar en Attie Jelles te Goaiïngaryp, de bern en erven fan Jelle Ames silger, foar 1010 goudgûnen. Dat slacht op de stimnûmers 32 en 33 fan Broek, dy't hjir dus as ien gehiel beskôge wurde en dy't yn 1698 beide op namme fan Sybe Louws steane. Ek it oare part (dat yn 1640 op namme stiet fan Boentie Oeges) hie Sybe kocht: Yn 1681114 keapje Sybe Louws enfrou te Broek 'Afan in saté en de heltefan de huzing dêre fan Tiets Fredses, widdo fan Hylcke Bouwes, te Lippenhuzen foar (net mear as) 42 goudgûnen. De oare parten wìene doe al harres. Mei dat alles is de bân fan dy Hylckema-tûke mei it doarp fan harren foarfaars no definityf ferbrutsen. Yn 1683115 wurdt te Hieslum de ynventaris beskreaun fan Wybe Jelles, dy't nei it weireitsjenfan syn earste frou Aaltje Syttes op 'e nij mei Trijntje Rintjes troud wie. De omkes Douwe Syttes en Jelle Sybrens komme op foar de belangen fan de weesbern Jelle, 12 jier, en Sytte, 10 jier, út it foarste boask. Der wie moai wat fêst goed yn Wûnseradiel en Hinnaarderadiel, alles ôfkomstich fan Aaltje. By de útjeften treffe wy in post oanfan 64 kar.g., ornearre foar Trijntje Rintjes foar in jier boadelean. De ynbring fan Aaltje by har houlik wie eksakt bekend: 909 kar.g. 11 st. 4 penjes. Dy fan Wybe wurdt útrekkene: 140 goudgûnen fan memme erfdiel, 300 goudgûnen fan syn ferkofte lân en noch 50 goudgûnen urven fan syn omke. Tegearre 686 kar.g. Wybe en Aaltje wiene 1283 kar.g., 18 st., 10 penjes éfterútbuorke en sa koe moai krekt útrekkene wurde, wat de bern as memmediel takaam. Jelle Wybes tekenet yn 1695 en Sytte Wybes yn 1705 foar ûntfangst fan harren diel út hannen fan harren heit. 3. Attie Jelles Hylckama, berne foar 1650, yn 1678 te Goaiïngaryp.

V. Ame/Amos Jelles Hylcama, berne te Broek, boer te Winsum, letter te Easterein (yn 1698 op stim 31, yn 1708 en 1718 op stim 25), dêr stoarn 25 jann. 1722, boasket foar it gerjocht fan Baarderadiel 17 okt. 1664 Lysbeth Nardus, fan Winsum, dochter fan Nardus Goverts en Wytske Yes. Yn 1654116 liene Nardus Goverts en Wytske Yes te Winsum 100 goudgûnen fan Ruiert Heerckes te Himpens. Yn 1666117 wurdt optekene dat Govert Nardus foar 3A en Amos Jelles mei Lysbeth Nardus foar 'A, "tesamen wonende op de Spannumer kerckelanden" ûnder Winsum, twajìer lânhier ferskuldige binne oan de Spannumer tsjerkfâden. Dat wie in geskink, oerìenkaam by de oerdracht fan de hier fan mem Wytske Yes op soan Govert Nardus.

140 Wytske soe ien jier opbringe, Govert ek ien jier. Mar mem rekke hastich wei en sadwaande mochten har twa bern Govert en Lysbeth elts de helte fan har tasizzing neikomme. Yn 1666"8 liene Amos Jelles en Lysbet Nardus te Winsum 100 goudgûnenfan Pieter Jelties en Jancke Reithies. Yn 1667"9 steane Amos Jelles en Govert Nardus te Winsum foar 50 kar.g. yn it kryt by ûntfanger Thys Sytses fanwege levere waar. Yn de jierren 1668-1670120 prosedearret Amos, tegearre mei sweager Govert omraak tsjin it skoanfolk. Fiskaal Waldus Bueckama hâldt dêroan in fikse bûssint oer oan "salarièn"; sels Amos' mem en steeheit springe (yn 1668) by om oan de easken fan de fiskaal te foldwaan. Yn 166912' liene Ame Jelles en Lysbeth Nardus te Winsum 1000 kar.g. fan Pais Willems. lAn te Broek en huzing te Winsum tsjinje as ûnderpân, wylst ek mem Jouckien Wybedr, frou fan Jildert Dirks te Littens, boarch stiet. Notaris Gellius Hylckama te Starum tekenet de akte. Itselde jier122 lient it pear jitris 500 kar.g. fan Paulus Reuffert, notaris en âld-siktaris fan Skoatterlân. As ûnderpân tsjinnet wer lân te Broek; Ulcke Bockes dêre stiet boarch. Ame prosedearre net allinnich mei, mar op it lést ek tsjin Govert Nardus. It leit dêrom wol yn 'e reden, dat it tegearre buorkjen te Winsum om dy tiid hinne dien wie. By de ferkeap fan it besit te Broek yn 1678 (sjoch ûnder IV.2.) buorket Ame al te Easterein. Yn 1714123 stiet Amis Jelles, boer te Easterein, boarch foar syn soannen Jelle Amis te Easterein en Bernardus Amis te Dedzjum, dy't foar 80 goudgûnen yn it kryt stiene by Cornelis Ales, boer te Burchwert, fanwege "twe geleverde koebeesten". Ut it houlik fan Ame en Lysbeth: 1. Jelle, folget VI. 2. Bernardus Ames Hylkema, te Dedzjum (1714), boasket Easterein 16 febr. 1710 Antie Beerns Elsinga. De soan Beernt Bernardus, berne 1712, tr. foar it gerjocht fan Wûnseradiel 19 jann. 1737 Wytske Murks. Wylst heit Ame by syn houlik en noch inkeldris yn akten de namme Hylcama foar him notearje liet, fine wy dy namme by de oankundiging (yn Wûnseradiel) fan it houlik fan de soan Bernardus yn dy tûke foar it lést werom. Dan is der noch net in ieu ferrûn, sûnt dy namme foar it earst opdûkte. VI. Jelle Ames, boer te Easterein (yn 1698 op stim 25, dêr't letter (ek?) syn heit buorket), dêr stoarn, grif op 22 maart 1720 (as Jelle Annes), boasket 1. (tredde proklamaasje Easterein 10 okt.) 1697 Fookel Claases, fan Tsjummearum; boasket 2. Easterein 3 febr. 1704 Pytje Feddriks, fan Wommels, stoarn Easterein 5 febr. 1746. Yn 1714124 ferkeapet Jelle Ames, boer te Easterein, "twe koebeesten, 't ene met een blau bont ent ander een rood grieme", en fiif lammen foar 137 kar.g., 15 st. oan dr. Feddeus van der Sluys, siktaris fan Hennaarderadiel; de ferkeaper hâldt it fee yn brûklien en syn heit Amis Jelles stelt him boarch. Pyttie Feddricks c.s. binne fan 1731 oant 1736 eigeners fan it hûs mei reëelnûmer 81 te Easterein. Sûnt 1746 stiet dat hûs op namme fan Feddrick Jelles c.s. Ut it twadde boask is ien bern bekend: 1. Feddrik, folget VII.

VIL Feddrik Jelles, yn 1749 "soobere kraamer" te Easterein, dêr stoarn 17 okt. 1777, boasket Easterein en deselde deis R.K. Reahûs 2 maaie 1745 Barber Johans, berne

141 Kûbaard, stoam Easterein 19 juny 1764, dochter fan Johan Tiercx en Yttie (Yaaitses?). De help fan twa skoansusters wie nedich om by de skoanâlden út te kommen. Barbers suster Grietie Johans tr. yn 1732 Klaas Johannes te Easterein en Lytse- wierrum en beiden treffe wy yn de R.K. staasje Dronryp oan as dooptsjûgen by de tredde suster Tjerkje Johans, dy 't yn 1739 mei Klaas Willems, te Winsum, troude. Harren heit Johan Tiercx is in soan út it houlik fan: Tierck Johanz (1645-1682), soan fan Johan Claasses en Sieuw Tjerks te Baaium, boasket Wjelsryp 28 maaie 1676 Berber Botes, dochter fan Bote Foppes te Menaam.125 Ut it houlik fan Feddrik en Barber, berne Easterein, R.K. doopt Reahûs: 1. Jelle, doopt 5 maart 1746. 2. Jelle, folget VIII. 3. Pietje, doopt 21 febr. 1751.

VIII. Jelle Feddriks, keapman, berne Easterein, R.K. doopt Reahûs 21 maaie 1747, begroeven Boalsert 6 des. 1802, wurdt dêr yn 1788 boarger, boasket sawol R.K. Reahûs as foar it gerjocht fan Hinnaarderadiel 23 maaie 1771 Sjoukje Gerrits (Westendorp), fan Nijlân, begroeven Boalsert 3 maart 1801, dochter fan Gerrit Douwes, boer te , en Gerbrich Hinnes. Ut dit houlik, berne Easterein, R.K. doopt Reahûs: 1. Barbara, doopt 7 maart 1772. 2. Gerardus, 14 febr. 1774. 3. Petronella, 3 maaie 1776. 4. Fe(d)drik, folget IX. 5. Joannes, doopt 4 july 1780. 6. Petrus, 8 april 1784. 7. Petrus, 26 juny 1785. 8. Gerbrich, 24 sept. 1786.

IX. Feddrik Jelles Heemstra, keapman, berne Easterein, R.K. doopt Reahûs 6 april 1779, stoarn Boalsert 29 april 1847, ferklearret yn 1811 dat hy al langer ûnder de namme Hiemstra bekend stie (de iennichste kear dat wy dy namme oantreffe, want tenei is it Heemstra), boasket R.K. Makkum 19 juny 1808 Geertje Ages Vallinga, berne ± 1803 (it R.K. doopboek fan Makkum hat dêr in hiaat), stoarn Boalsert 5 maaie 1847, dochter fan Age Thomas Vallinga en Artje Pietters. En sa is it, twa ieuwen sûnt it yn gebrûk reitsjen fan de namme Hylckema en ien ieu sûnt it yn ûnbrûk reitsjen dêrfan, Heemstra wurden en dat is it hjoed de dei noch.

Taheakke

Neist Hylcama-stamheit Jelle Broers (I), pommerant op De Jouwer en troud mei Wyts, hat der wierskynlik noch in tiid- en nammegenoat west. Wierskynlik, want it bewiis ûntbrekt dat dit wis in oarenien wie. Wy yntrodusearje de man mei in saak foar it Hof fan Fryslân: Yn 1540126 prosedearret Syouck Oene widdo tsjin Jelle Broersz mei syn "litis consors". Yn 1543127 prosedearje Jelle Broers en /consorten tsjin Siouck One widdo. Yn 1543128 hat (dy?) Jelle Broers besit te St. Nyk. Yn 1552129 is Jelle Broersz, mei foar Harinck Gerrytsz fanwege Zybbel, synfrou, yn proses mei Joucke Oenes' widdo.

142 Foar it gemak nimme wy oan, dat Joucke Oenes de (iennichste) soan wie fan Syouck Oene widdo. Wy kinne dy minsken op de kaart fan Fryslân wol teplak bringe. It Benefysjaalboek hat yn 1543 te Goaiïngaryp "Joucka Oenaz saté" en de rintmasterrekkens: Yn 1544/45130 keapje Empke Bouwez en frou 13 pm te Goaiïngaryp fan Zybbel Broersdr, frou fan Haringh, foar 354 goudgûnen. Broer en suster Jelle en Zybbel Broers, soe men sizze, en konneksjes mei Goaiïngaryp. Fierderop sille wy sjen dat Jelle Broers yn 1549 al wei wie. Dat betsjut dat it proses fan 1552 al langer spile (op syn minst trije jier dus) en dêrom wolle wy yn de kwestje fan 1540, 1543 in earder spoar fan deselde saak sjen. Zybbel is nei Snits ta troud, sadwaande is oer har mear te finen. Yn gearfetting: Zybbel Broersdr, st. Snits tusken 1551 en 1557, boasket tusken 1531 en 1537 Haering Gerrytz, skipper, st. Snits 1562 of 1563, widner fan Trijn, soan fan Gerryt Pouwels, skipper te Snits, en Rinck. Ut it houlik fan Haering en Trijn: Anna Haringsdr (tr. foar 1563 Ffrans Tyettyez). Ut it houlik fan Haering en Zybbel: Broer Haringz (yn 1563 klerk fan it bisdom), Engel (berne nei 1538) en Trijn Haringsdrs.131 Haering hie yn 1562 noch harnas en degen yn 'e hûs en ek hie hy omraak koft en ferkoft yn "Beckrypstera zaete" te Menaam, de pleats fan Broer Gattiez (1511). Dy Broer sil hast Haerings skoanheit west hawwe en it wurdt dêrmei tige kurieus, dat Zybbel sawol konneksjes hie mei Menaam as mei Goaiïngaryp. By de neamde transaksjes yn Bekrypster saté sûnt 1549 wurdt hieltyd protest oantekene troch de f aden (Rienck Roerda, Sierck Scheltez en, letter, Cornelis Wattiez) fan Jelle Broers weesbern. Anna Broers, dy't yn 1549 har part ferkeapet, moat noch in suster wêze.132 It is oannimlik dat Jelle, Zybbel en Anna Broers bern binne fan Broer Gattiez. En it is net dúdlik wurden, of dy minsken wat te krijen hawwe mei de Broekster Hylckema's.

Noaten

Alle boarnen binne te finen op it Ryksargyf.

1. Gen. 350 63. 2. Gen. 493 1364. 3. RA GAA PI 26. 4. Verz. Fries Genootschap 304 side 37. 5. Huis- en familiearchieven Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, ynf.nr. 1323c folio 51v, 52; Paul Noomen en Gerrit Verhoeven, De genealogie van de Friese adel volgens Upcke van Burmania, yn Genealogysk Jierboek 1994, side 141. 6. Hein Walsweer, De Broekster Rouckema's, yn Genealogysk Jierboek 1994, side 46. 7. Archief Fries Genootschap. 8. RA SNE W2 nr. 64, regest XX. 9. Neffens in "memorie", oanhelle yn it Stamboek fan Adel. 10. HfF III3 163. 11. HfF YY4 140, YY6 23-26. 12. HfF YY5 190v. 13. HfF YY6 15. 14. RA SNE D7 28v. 15. RA WON C2 4.1.1595, ferl. Nederland's Patriciaat. 16. RA DON U 1607; ferl. RA DON Tl 22.12.1606. 17. Rintmasterrekkens (tenei: Rr) 44. 18. RA SNE W2 nr. 64, regest JJ. 19. Rr 11a 15v. 20. Benefisjaalboek. 21. RA SNE W2 nr. 64, regest XX. 22. Rr 11, 12. 23. Charterboek III98. 24. HfF III1 165. 25. HfF YY3 602, 614; YY4 69. 26. HfF YY4 6, 85. 27. HfF YY6 15. 28. HfF WW2 564; YY4 21; III1 610; YY6 112, 155; YY7 361; YY8 314; III4 67. 29. RA LWL M10 53v. 30. RA SCO Q2 42 en fierder. 31. HfF YY15 145. 32. HfF WW8 12.4.1614 nr. 12. 33. RA SCO Q2 186. 34. RA SCO Ql 35v. 35. RA SCO Ql 56, 78, 80v. 36. RA SCO Ql 84v, ferl. 7v. 37. RA SCO Ql 133v. 38. RA HAS Hl 157. 39. RA HAS H2. 40. RA SCO

143 M2 97v. 41. RA DON D4 191v. 42. RA DON Z5 97. 43. RA SNE W26 12v. 44. RA SNE W26 244. 45. RA DON D4 444v. 46. RA DON D6 56. 47. N.T. 272.01 regest 2. 48. RA DON T2. 49. RA SCO Q7 69v. 50. RA SCO Q6 235. 51. RA DON 03. 52. Famyljeboek Andringa, nr. 831. 53. RA HAS Hl 250. 54. RA DON Z2 9. 55. RA SCO Ql 91v. 56. RA DON Z3 175. 57. RA HAS H2. 58. RA HAS H3 145. 59. RA HAS H4 151, 564. 60. RA DON Z4 307. 61. Charterboek III 110. 62. HfF TT1 5.3.1585. 63. HfF YY12 106. 64. Charterboek IV 190. 65. OFO II 66. 66. HfF YY15 145. 67. HfF YY17 56. 68. HfF 114 191. 69. HfF WW3 967. 70. Famyljeargyf Sminia 537. 71. RA DON Tl 18. 72. RA SCO Ql 54v, 55. 73. RA SCO Ql 169v. 74. RA SCO B4 85v; Syne Nolles wie troud mei Syts Poppedr, suster fan Jelle Poppes. Yn 1606 (RA SCO Ql 116v) hawwe dizzen, tegearre mei harren broer Remmelt Poppes, lân te Rotstergaast urven fan harren omke Claes Harings, broer fan Dirck Harings dêre. 75. RA SCO B4 99v. 76. RA DON Tl 31.8.1609. 77. RA DON T2 6.8.1612. 78. Huis- en familiearchieven Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, ynf.nr. 1013. 79. RA HAS Hl 131. 80. RA SNE W2 nr. 64, regest NN, ferlykje OOOO. 81. RA DON T2. 82. Idem. 83. RA DON T4 124. 84. RA DON T5 151. 85. RA DON T5 170. 86. RA DON Z4 98. 87. RA DON Z4 74. 88. RA DON Z7 150. 89. RA DON T3 337. 90. RA SCO Q6 1. 91. RA SCO Q6 25. 92. RA SCO Ql 147v. 93. RA DON Tl. 94. RA SCO Q2 96v, Q4 109, Q6 192. 95. RA DON Tl 124. 96. RA DON Tl. 97. RA DON T2. 98. RA DON T2. 99. RA DON T2 210. 100. RA DON Ol. 101. Genealogysk Jierboekje 1984, side 81. 102. RA DON Dl 330.103. RA DON Dl 451.104. RA DON Z3 240.105. RA DON D2 227.106. RA OPS M8 19. 107. RA OPS Q7 289v; mei tank oan H. Zwart te Drachten. 108. RA DON D4 213. 109. RA BAA U8 270. 110. RA BAA U9 99. 111. RA BAA U9 321v.ll2. RA BAA U9 324. 113. RA DON D7 69. 114. RA DON D7 194. 115. RA WON S75 nr. 16. 116. RA BAA U7 207. 117. RA BAA U9 139v. 118. RA BAA U9 140. 119. RA BAA U8 43. 120. RA BAA U8 253, U9 37v, 38. 121. RA BAA U9 58. 122. RA BAA U9 76. 123. RA HEN M9 93. 124. RA HEN M9 98. 125. RA MEN 132 497, 534; 130 76 en RA HEN H. 126. HfF YY3 159. 127. HfF YY3 262. 128. Beneficiaalboek. 129. HfF YY4 271. 130. Rr 12 13v. 131. RA SNE D6 212; Wl 144; D7 275v, 286; HfF WW2 218, 868. 132. RA MEN Al 31, 33, 86, 104, 157.

144 FRIESE BEDELAARS IN VEENHUIZEN EN OMMERSCHANS (1834-1859)

In deze tweede aflevering van de namen van Friese bedelaars, gelicht uit de mschrijvingsregisters van bedelaarskolonisten bij de Maatschappij van Weldadigheid en het complex Veenhuizen, worden de kolonisten van stamnummer 1000 tot en met 1860 behandeld. Voor uitgebreidere informatie verwijs ik u naar het Genealogysk Jierboek 1996, blz. 158.

Groningen, juni 1997 Reid van der Ley

Stamboek van de Bedelaarskolonisten No. 1-1860 (deel 2).

Nicolaas van Lingen, nr. 1006, geb. 26-6-1806, Roomsch, aangekomen 29-7-1845 van Zwolle, ontslagen 14-6-1848, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johanna Catharina Smit, nr. 1007, geb. 25-10-1802, Roomsch, aangekomen 29-7-1845 van Zwolle, ontslagen 21-12-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jakle Everts Holstein, nr. 1013, geb. 24-9-1791, Hervormd, aangekomen 16-10-1842 van Leeuwarden, ontslagen 19-5-1848. Frederik Stek, nr. 1021, geb. 11-8-1812, Hervormd, aangekomen 13-5-1858 van Heerenveen, ontslagen 4-5-1859, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Geertje Oddens, nr. 1022, geb. 30-5-1799, Hervormd, aangekomen 1-12-1846 van Zwolle, ontslagen 15-5-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Pieter Wijngaarden, nr. 1025, geb. 18-5-1830, Hervormd, aangekomen 29-7-1845 van Leeuwarden, 20-11-1845 gedeserteerd, terug 26-11-1845, ontslagen 10-1-1846 en als weer opgenomen, domicilie van onderhoud Leije onder Finkum. Jacob Heerings, nr. 1027, Hervormd, geb. 3-3-1816, aangekomen 16-10-1842 van Leeuwarden, ontslagen 20-10-1844. Johannes Duis Hekelaar, nr. 1028, geb. 27-8-1792, Hervormd, aangekomen 30-7-1845 van Leeuwarden, ontslagen 15-5-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrik Klein Brugmans, nr. 1030, geb. 5-2-1812, Hervormd, aangekomen 27-8-1841 van Leeuwarden, ontslagen 27-8-1842. Albert Rodenburg, nr. 1039, geb. 12-8-1792, Hervormd, aangekomen 6-8-1845 van Assen, ontslagen 28-9-1849, domicilie van onderhoud is Harlingen. Foppe Minnes Fopma, nr. 1039, geb. 8-3-1807, Hervormd, aangekomen 10-5-1859 van Zwolle, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Lykel Joukes Hoekstra, nr. 1041, geb. 22-11-1822, Hervormd, aangekomen 29-5-1839 van Sneek, ontslagen 8-5-1843.

145 Jolke Aukes de Vries, nr. 1043, geb. 1824, Doopsgezind, aangekomen 29-5-1839 van Sneek, ontslagen 21-4-1844. Klaas Jeltjens Veenstra, nr. 1043, geb. 20-9-1802, Hervormd, aangekomen 20-6-1856 van Zwolle, domicilie van onderhoud is Sumarum (Tzummarum?). Pieter Philippus Waringa, nr. 1046, geb. juli 1798, Hervormd, aangekomen 15-11-1836 van Leeuwarden, ontslagen 16-9-1845. Hink Sybrens de Wolff, nr. 1050, geb. 24-1-1807, Hervormd, aangekomen 15-11-1836 van Leeuwarden, ontslagen 16-9-1845. Ulbe Warringa, nr. 1052, geb. 4-5-1826, Hervormd, aangekomen 15-11-1836 van Leeuwarden, ontslagen 16-9-1845. Hijke Warringa, nr. 1053, geb. 25-4-1832, Hervormd, aangekomen 15-11-1836 van Leeuwarden, ontslagen 16-9-1845. Johannes Warringa, nr. 1054, geb. 17-4-1835, Hervormd, aangekomen 15-11-1836 van Leeuwarden, ontslagen 16-9-1845. Harmen Roelofs Jetten, nr. 1055, geb. 11-6-1815, Doopsgezind, aangekomen 6-5-1852 van Sneek, ontslagen 29-7-1853, domicilie van onderhoud is Echten. Andries Broertjes, nr. 1056, geb. 29-7-1816, Hervormd, aangekomen 7-5-1852 van Hoorn, ontslagen 16-3-1854, domicilie van onderhoud is St. Jansga. Re gnerus de Leeuw, nr. 1072, geb. 16-2-1804, Roomsch, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 24-4-1857, domicilie van onderhoud is Harlingen. Tjerk Postma, nr. 1073, geb. 27-10-1828, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, gedeserteerd 16-9-1852, terug 23-9-1852, gedeserteerd 17-5-1853, domicilie van onderhoud is Harlingen. Cornelis van der Weide, nr. 1074, geb. 14-5-1793, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 2-5-1856, domicilie van onderhoud is Harlingen. Aaltje Heringa, nr. 1075, geb. 2-3-1819, Roomsch, aangekomen 4-4-1850 van Heerenveen, ontslagen 12-10-1854, domicilie van onderhoud is Amersfoort. Folkert Annes Boonstra, nr. 1077, geb. 8-5-1827, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 25-5-1855. Pieter Antons van der Woude, nr. 1078, geb. 1831, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, gedeserteerd 25-4-1853. Hendrikus Johannes Antonius Morrie, nr. 1079, geb. 1846, Roomsch, aangekomen 4-4-1850 van Heerenveen, ontslagen 12-10-1854. Roelof de Vries, nr. 1080, geb. 24-1-1811, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, overleden 27-11-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jan Postma, nr. 1081, geb. 24-5-1813, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 23-3-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Magdalena Jacobus Bakker, nr. 1082, geb. maart 1849, Roomsch, aangekomen 4-4-1850 van Heerenveen, overleden 3-6-1850. Georg Lodewijk Genk, nr. 1082, geb. 26-8-1807, Luthersch, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 22-7-1853, domicilie van onderhoud is Harlingen. Maria Morrien, nr. 1084, geb. 20-5-1841, Roomsch, aangekomen 4-4-1850 van Heerenveen, ontslagen 12-10-1854. Grietje Sybrens Vlietstra, nr. 1086, geb. 17-4-1809, Hervormd, aangekomen 11-11-1841 van Leeuwarden, ontslagen 11-11-1842. Sipke Klazes Osinga, nr. 1086, geb. 19-12-1806, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 1-5-1857, domicilie van onderhoud is Dokkum. Wybren Zondervan, nr. 1087, geb. 15-10-1811, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 22-4-1857, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Lieuwe Baukes Zwanenburg, nr. 1088, geb. 30-10-1807, Hervormd, aangekomen

146 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 27-7-1855, domicilie van onderhoud is Holwerd. Johannes Boonstra, nr. 1088, geb. 5-5-1828, aangekomen 4-6-1857 van Assen, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Geertruida Tigchelaar, nr. 1089, geb. 15-1-1825, Roomsch, aangekomen 4-6-1857 van Assen, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Aafke Antoons van der Woude, nr. 1091, geb. 15-5-1832, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 24-8-1855, domicilie van onderhoud is Sneek. Margaretha Rienstra, nr. 1094, geb. 31-8-1832, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 29-6-1855, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jentje Jans Buursma, nr. 1101, geb. 15-11-1823, Hervormd, aangekomen 27-5-1840 van Leeuwarden, overleden 15-8-1842. Teertske Tuininga, nr. 1101, geb. 10-1-1820, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, ontslagen 25-5-1855, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Lidia Tuininga, nr. 1104, geb. 24-10-1822, Hervormd, aangekomen 9-5-1852 van Leeuwarden, overleden 21-5-1852. Arend Bottinga, nr. 1115, geb. 14-11-1816, Hervormd, aangekomen 12-8-1845 van Zwolle, ontslagen 6-11-1846, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johanna Gidding, nr. 1116, geb. 1791, Roomsch, aangekomen 7-3-1854 van Zwolle, ontslagen 4-5-1858, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jan de Winter, nr. 1120, geb. 7-12-1813, Roomsch, aangekomen 11-8-1843 van Sneek, gedeserteerd 30-10-1843. Geertje Hannema, nr. 1127, geb. 1807, Hervormd, aangekomen 30-5-1846 van Zwolle, ontslagen 30-4-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Martinus de Jager, nr. 1136, geb. 1813, Roomsch, aangekomen 5-6-1857 van Leeuwarden, overleden 21-1-1858, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Tiemen van Beveren, nr. 1136, geb. 2-2-1830, Hervormd, aangekomen 18-3-1858 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Elisabeth de Vries, nr. 1138, geb. 11-9-1839, Hervormd, aangekomen 11-11-1841 van Leeuwarden, overleden 20-10-1842. Wipke Jans Frank, nr. 1145, geb. 3-12-1802, Hervormd, aangekomen 16-11-1838 van Leeuwarden, ontslagen 22-4-1842. Francina Cordie, nr. 1147, geb. 1799, Roomsch, aangekomen 5-6-1857 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Grietje van Beveren, nr. 1149, geb. 18-6-1830, Hervormd, aangekomen 15-4-1855 van Assen, ontslagen 1-4-1857, domicilie van onderhoud is Leeuwarden- Jan Jannes Joustra, nr. 1152, geb. 18-5-1800, Hervormd, aangekomen 18-5-1852 van Zwolle, ontslagen 24-3-1855, domicilie van onderhoud is Sneek. Aafke Abes Dijkstra, nr. 1153, geb. 1795, Hervormd, aangekomen 15-10-1840 van Leeuwarden, overleden 23-8-1841. Hotze Geerts Bolder, nr. 1153, geb. 1839, Hervormd, aangekomen 16-4-1855 van Sneek, domicilie van onderhoud is Sneek. Doetje Hoekstein, nr. 1154, geb. 25-8-1825, Hervormd, aangekomen 26-4-1850 van Heerenveen, ontslagen 26-4-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Foppe Tjerks Steenwijk, nr. 1157, geb. 16-5-1803, Hervormd, aangekomen 12-8-1845 van Leeuwarden, ontslagen 31-8-1846, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Alida van der Zwaag, nr. 1157, geb. 19-11-1826, Hervormd, aangekomen 29-9-1846 van Heerenveen, ontslagen 30-4-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hiltje Scheffer, nr. 1161, geb. 1812, Luthersch, aangekomen 29-9-1846 van Heerenveen, ontslagen 7-5-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden.

147 Harmke Wiebes de Haan, nr. 1164, geb. 11-1-1819, Doopsgezind, aangekomen 15-8-1846 van Oldeboorn, overleden 4-5-1847, domicilie van onderhoud is Akkrum. Johannes Ploeg, nr, 1164, geb. 29-5-1822, Hervormd, aangekomen 17-4-1855 van Amsterdam, ontslagen 7-9-1855, domicilie van onderhoud is Harlingen. Johannes Franciscus Robert, nr. 1169, geb. 2-11-1793, Roomsch, aangekomen 15-5-1858 van Zwolle, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. AnnaLolles Jansma, nr. 1170, geb. 8-7-1844, Hervormd, aangekomen 14-2-1847 van Leeuwarden, overleden 27-5-1847, domicilie van onderhoud is Bergum. Frans Andries Bosma, nr. 1177, geb. 4-5-1806, Hervormd, aangekomen 30-4-1850 van Heerenveen, ontslagen 27-7-1850, domicilie van onderhoud is . Trijntje Nauta, nr. 1184, geb. 27-10-1807, Hervormd, aangekomen 18-1-1839 van Leeuwarden, ontslagen 28-4-1842. Christiaan Stikker, nr. 1189, geb. 23-5-1830, Hervormd, aangekomen 18-5-1858 van Heerenveen, ontslagen 6-11-1858, domicilie van onderhoud is Amersfoort. Hendrik Jacobus de Vries, nr. 1191, geb. 23-10-1828, Hervormd, aangekomen 12-5-1859 van Leeuwarden, gedeserteerd 7-8-1859, terug 30-8-1859, gedeserteerd 23-9-1859, domicilie van onderhoud is Elsloo in Ooststellingwerf. Thijs Jans de Vries, nr. 1193, geb. 1789, Hervormd, aangekomen 18-5-1858 van Sneek, domicilie van onderhoud is Workum. Lubbert Jans Sjordema, nr. 1200, geb. 24-9-1807, Hervormd, aangekomen 28-5-1852 van Amsterdam, ontslagen 22-4-1857, domicilie van onderhoud is Ferwerd. Eelkje Hendriks de Jong, nr. 1204, geb. aug. 1803, Hervormd, aangekomen 12-3-1854 van Leeuwarden, ontslagen 9-6-1854, domicilie van onderhoud is Zwaagwesteinde. Hendrik de Jong, nr. 1205, geb. 1836, Hervormd, aangekomen 12-3-1854 van Leeuwarden, ontslagen 9-6-1854, domicilie van onderhoud is Zwaagwesteinde. Johannes Tjaards Hovendal of van der Wal, nr. 1208, geb. 21-12-1814, Hervormd, aangekomen 11-2-1839 van Metslawier, ontslagen 30-5-1842. Tjipke de Jong, nr. 1208, geb. april 1846, Hervormd, aangekomen 12-3-1854 van Leeuwarden, overleden 9-6-1854. Jurjen Jan Alles, nr. 1210, geb. 17-2-1805, Hervormd, aangekomen 30-5-1846 van Leeuwarden, ontslagen 30-5-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Baukje de Jong, nr. 1211, geb. 27-2-1847, Hervormd, aangekomen 12-3-1854 van Leeuwarden, ontslagen 9-6-1854. Dirkje Dijkstra, nr. 1212, geb. 1826, Hervormd, aangekomen 21-7-1842 van Meppel, ontslagen 11-8-1843, domicilie van onderhoud is Oudehaske. Hermina van der Veen, nr. 1214, geb. 1-6-1805, Hervormd, aangekomen 16-11-1838 van Leeuwarden, ontslagen 21-8-1842. Lodewijk Siksma, nr. 1218, geb. 10-5-1843, Doopsgezind, aangekomen 12-3-1854 van Leeuwarden, overleden 9-7-1855, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Janke Tasma, nr. 1221, geb. 29-5-1812, Hervormd, aangekomen 30-5-1846 van Leeuwarden, ontslagen 30-5-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johannes Francis van Meulen, nr. 1221, geb. 1835, Hervormd, aangekomen 1-3-1856 van Leeuwarden, ontslagen 1-4-1859, domicilie van onderhoud is Bergum. Trijntje Visser, nr. 1225, geb. 1824, Hervormd, aangekomen 12-3-1854 van Leeuwarden, ontslagen 18-11-1854. Johannes Wilhelmus Zegeling, nr. 1227, geb. april 1819, Hervormd, aangekomen 11-1-1843 van Sneek, ontslagen 15-11-1844, domicilie van onderhoud is Harlingen. Sytze Heinses van Kinksbergen, nr. 1227, geb. 1837, Hervormd, aangekomen

148 1-3-1856 van Leeuwarden, ontslagen 1-4-1859, domicilie van onderhoud is Hardegarijp. Alle Alles, nr. 1229, geb. 21-1-1841, Hervormd, aangekomen 30-5-1846 van Leeuwarden, overleden 31-3-1847. Sied Annes van Timmer, nr. 1231, geb. 1803, Hervormd, aangekomen 1-3-1856 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Bergum. Johannes Alles, nr. 1234, geb. 4-12-1842, Hervormd, aangekomen 30-5-1846 van Leeuwarden, ontslagen 30-5-1847. Fokke Douwes Jolmers, nr. 1235, geb. 1-8-1806, Roomsch, aangekomen 24-1-1844 van Bolsward, ontslagen 1-4-1846, domicilie van onderhoud is Bolsward. Jan Alles, nr. 1235, geb. 30-12-1844, Hervormd, aangekomen 30-5-1846 van Leeuwarden, overleden 9-10-1846. Arrien Johannes Nauta, nr. 1235, geb. 1819, Hervormd, aangekomen 1-3-1856 van Leeuwarden, ontslagen 1-4-1859, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Janke Pieters van Hoek, nr. 1236, geb. 15-4-1805, Roomsch, aangekomen 11-1-1843 van Dedemsvaart, ontslagen 29-9-1847, domicilie van onderhoud is (doorgehaald: Dokkum) Leeuwarden. Jacob Jeltes Visser, nr. 1238, geb. 6-2-1837, Hervormd, aangekomen 1-3-1856 van Leeuwarden, 30-3-1859 als milicien, domicilie van onderhoud is Harlingen. Gerrit Sytzes Kreil, nr. 1240, geb. 1828, Hervormd, aangekomen 1-3-1856 van Leeuwarden, ontslagen 5-4-1856, domicilie van onderhoud is Harlingen. Hendrikus Hermanus Franciscus Rooswinkel, nr. 1245, geb. 21-7-1819, Roomsch, aangekomen 1-3-1856 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Catharina Stoelinga, nr. 1246, geb. 1832, Roomsch, aangekomen 1-3-1856 van Leeuwarden, ontslagen 1-4-1859, domicilie van onderhoud is Sneek. Willem Georg Frederik Appeldoorn, nr. 1248, geb. 4-4-1830, Hervormd, aangekomen 9-5-1850 van Heerenveen, ontslagen 23-7-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrikus Abbinga, nr. 1253, geb. 16-8-1797, Hervormd, aangekomen 11-5-1850 van Assen, ontslagen 2-5-1853, domicilie van onderhoud is Franeker. Johannes Reitzes Hylkema, nr. 1260, geb. 26-1-1806, Hervormd, aangekomen 26-4-1848 van Hoorn, overleden 1-10-1849, domicilie van onderhoud is Baarderadeel. Frederik Wichant, nr. 1277, geb. 24-2-1813, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 2-5-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Huite Jacobs Droog, nr. 1278, geb. 6-8-1834, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, 1-6-1851 in aanstelling bij de marine, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Pieter Seyes van Assen, nr. 1279, geb. 1833, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, gedeserteerd 30-8-1848, domicilie van onderhoud is Zwaagwesteinde. Douwe Jellema, nr. 1280, geb. 1832, Hervormd, aangekomen 15-10-1840 van Leeuwarden, ontslagen 26-10-1841. Lutske Jans de Vries, nr. 1280, geb. 24-4-1799, Hervormd, aangekomen 11-11-1841 van Leeuwarden, ontslagen 30-4-1847. Maria Amelia Meeth, nr. 1280, geb. 11-9-1787, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 29-7-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jannigje Kammeijer, nr. 1286, geb. 2-4-1794, Hervormd, aangekomen 17-5-1850 van Heerenveen, ontslagen 15-5-1856, domicilie van onderhoud is (doorgehaald: Rotterdam) Leiden.

149 Klaas Kuik, nr. 1290, geb. 28-2-1798, Hervormd, aangekomen 28-4-1843 van Assen, ontslagen 4-3-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Douwe Osinga, nr. 1290, geb. 26-4-1807, Hervormd, aangekomen 4-3-1847 van Sneek, overleden 23-4-1847, domicilie van onderhoud is Burgwerd. Sophia Biekonet, nr. 1292, geb. 3-8-1796, Roomsch, aangekomen 11-11-1841 van Leeuwarden, ontslagen 30-4-1847. Gezina Ultzen, nr. 1293, geb. 15-4-1821, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 24-4-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Janke van Beveren, nr. 1294, geb. 13-6-1827, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 28-4-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Grietje van Beveren, nr. 1295, geb. 18-6-1830, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 23-6-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Janna van Keulen, nr. 1296, geb. 19-1-1791, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 27-4-1854, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jan Hendrik Stoelman, nr. 1299, geb. 9-11-1818, Luthersch, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 8-7-1852, domicilie van onderhoud is Amsterdam. Johannes Friedericus Miebies, nr. 1300, geb. 30-3-1843, Hervormd, aangekomen 24-4-1848 van Leeuwarden, ontslagen 28-4-1856, domicilie van onderhoud is 's-Gravenhage. Beatrix de Wilde, nr. 1302, geb. 1830, Hervormd, aangekomen 14-12-1841 van Leeuwarden, ontslagen 25-3-1844. Jacobus Frederik Tammen, nr. 1313, geb. 18-1-1812, Luthersch, aangekomen 2-3-1843 van Leeuwarden, ontslagen 12-5-1843 en over de grenzen gebragt, domicilie van onderhoud is buitenland. Hermanus Holweg, nr. 1315, geb. 29-1-1790, Roomsch, aangekomen 12-1-1847 van Zwolle, ontslagen 31-5-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrik Roukes, nr. 1318, geb. 1790, Hervormd, aangekomen 14-11-1840 van Dokkum, ontslagen 23-5-1846. Johannes Willem Albarda, nr. 1321, geb. 10-6-1805, Hervormd, aangekomen 6-5-1840 van Leeuwarden, ontslagen 11-12-1841. Maaike Hangoor, nr. 1321, geb. 23-11-1802, Hervormd, aangekomen 14-12-1841 van Leeuwarden, ontslagen 8-8-1843. Marien Sakes Zeistra, nr. 1324, geb. 30-12-1822, Hervormd, aangekomen 29-8-1845 van Amsterdam, gedeserteerd 27-9-1847, terug 29-9-1847, ontslagen 3-4-1849, domicilie van onderhoud is De Lemmer. Hendrik Jans Jansma, nr. 1325, geb. 27-4-1836, Hervormd, aangekomen 14-2-1847 van Leeuwarden, ontslagen 1-4-1850, domicilie van onderhoud is Bergum. Taede Lammerts de Vries, nr. 1326, geb. 30-8-1803, Hervormd, aangekomen 1-3-1849 van Hoorn, ontslagen 6-4-1849, domicilie van onderhoud is Zwaagwesteinde. Bartele Everts Elzinga, nr. 1330, geb. 6-2-1810, Hervormd, aangekomen 23-5-1850 van Leeuwarden, ontslagen 26-4-1854, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrikje Rijs, nr. 1331, geb. 1815, Hervormd, aangekomen 23-5-1850 van Leeuwarden, ontslagen 30-4-1853, domicilie van onderhoud is Dokkum. Simon Barteles Davids, nr. 1332, geb. 9-8-1791, Roomsch, aangekomen 30-1-1844 van Joure, overleden 29-4-1846, domicilie van onderhoud is Joure. Tjitske Rijs, nr. 1332, geb. 11-8-1838, Hervormd, aangekomen 23-5-1850 van Leeuwarden, ontslagen 30-4-1853, domicilie van onderhoud is Dokkum. Bernardus Johannes Bloemsma, nr. 1334, geb. 3-9-1831, Roomsch, aangekomen 11-11-1841 van Leeuwarden, ontslagen 30-4-1847.

150 Hendrik Kuipers, nr. 1337, geb. 20-11-1794, Hervormd, aangekomen 11-11-1841 van Leeuwarden, ontslagen 18-11-1842. Adriaantje Jansen, nr. 1337, geb. 25-2-1813, Hervormd, aangekomen 30-1-1844 van Joure, ontslagen 24-2-1848, domicilie van onderhoud is Joure. Doetje Hoekstein, nr. 1337, geb. 25-8-1825, Hervormd, aangekomen 21-5-1858 van Zwolle, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Geertje Jacobs Tichelaar, nr. 1338, geb. 14-10-1795, Hervormd, aangekomen 11-11-1841 van Leeuwarden, ontslagen 11-11-1842. Grietje Johanna Pieters, nr. 1351, geb. 3-3-1810, Roomsch, aangekomen 1-12-1846 van Arnhem, ontslagen 20-4-1852, domicilie van onderhoud is Dokkum. Cornelis Johannes Grovestein, nr. 1356, geb. 1776, Hervormd, aangekomen 14-12-1841 van Leeuwarden, overleden 20-8-1842. Anne Hendriks Walstra, nr. 1356, geb. 1810, Hervormd, aangekomen 30-1-1844 van Heerenveen, overleden 12-2-1844, domicilie van onderhoud is Beetgum. Dirk Gortman, nr. 1361, geb. 8-6-1787, Hervormd, aangekomen 30-1-1844 van Leeuwarden, ontslagen 14-3-1845, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Klaas Kisjes, nr. 1361, geb. 14-2-1801, Hervormd, aangekomen 8-6-1852 van Zwolle, overleden 11-3-1855, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jan Hendriks Jellema, nr. 1364, geb. 25-7-1786, niet gedoopt, aangekomen 4-6-1846 van Heerenveen, overleden 21-7-1846, domicilie van onderhoud is Terwispel. Frederik Thijs, nr. 1365, geb. oktober 1772, Roomsch, aangekomen 3-3-1849 van Assen, ontslagen 11-4-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Cornelis Witzes Bakker, nr. 1370, geb. 6-9-1807, Hervormd, aangekomen 28-5-1850 van Zwolle, ontslagen 29-4-1854, domicilie van onderhoud is Lemmer. Tobias Philip Polak, nr. 1375, geb. 10-4-1802, Israëlitisch, aangekomen 14-12-1841 van Leeuwarden, ontslagen 14-12-1842, domicilie van onderhoud is Amsterdam. Sytze Jans de Jong, nr. 1375, geb. 1827, Hervormd, aangekomen 12-1-1843 van Smallingerland, ontslagen 17-7-1844, domicilie van onderhoud is Bovenknijpe. Hendrik Meinderts van Dijk, nr. 1376, geb. 1798, Hervormd, aangekomen 8-9-1845 van Zwolle, ontslagen 3-5-1856, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jaantje Tjallings Palstra, nr. 1378, geb. 25-3-1811, Hervormd, aangekomen 8-9-1845 van Zwolle, overleden 19-7-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jansje Dirks de Vries, nr. 1382, geb. 2-5-1814, Hervormd, aangekomen 3-2-1844 van Zwolle, ontslagen 9-9-1848, domicilie van onderhoud is Joure. Johannes Bouman, nr. 1384, geb. 10-9-1799, Hervormd, aangekomen 14-12-1841 van Leeuwarden, ontslagen 24-5-1843. Matje Kingesberg, nr. 1384, geb. 8-2-1819, Hervormd, aangekomen 8-6-1852 van Zwolle, overleden 18-7-1855, domicilie van onderhoud is Vlieland. Wytske Roels de Jong, nr. 1387, geb. 24-7-1825, geen godsdienst, aangekomen 11-9-1845 van Joure, overleden 24-7-1846, domicilie van onderhoud is Nijehaske. Maria Reaal, nr. 1395, geb. 12-10-1816, Roomsch, aangekomen 8-6-1852 van Zwolle, ontslagen 1-5-1858, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Arend Jans Wiering, nr. 1396, geb. 8-5-1806, Hervormd, aangekomen 12-2-1842 van Leeuwarden, 8-9-1842 in dienst bij de Oost-Indische Troepen. Henderica Hettes, nr. 1404, geb. 14-1-1790, Hervormd, aangekomen 14-12-1841 van Leeuwarden, ontslagen 16-12-1842. Gerrit Lubach, nr. 1406, geb. 13-9-1805, Hervormd, aangekomen 6-3-1849 van Zwolle, ontslagen april 1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Evert Wiepkes Feddes, nr. 1411, geb. 5-4-1820, Hervormd, aangekomen 4-6-1850 van Amsterdam, ontslagen 25-4-1854, domicilie van onderhoud is Hinloopen.

151 Cornelia Jacobs Bornstroom, nr. 1418, geb. 11-10-1795, Hervormd, aangekomen 17-9-1845 van Sneek, overleden 12-5-1845, domicilie van onderhoud is De Lemmer. Antje Wybrens Vlietstra, nr. 1419, geb. 3-5-1820, Hervormd, aangekomen 15-3-1847 van Rauwerd, ontslagen 8-5-1851, domicilie van onderhoud is Jirnsum. Johannes Theodorus Meijers, nr. 1419, geb. 24-1-1820, Roomsch, aangekomen 22-5-1858 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Rotterdam. Rienk Hylkema, nr. 1421, geb. 12-12-1785, Hervormd, aangekomen 15-10-1840 van Leeuwarden, ontslagen 17-10-1841. Age de Vries, nr. 1422, geb. 4-3-1829, aangekomen 20-9-1845 van Wolvega, ontslagen 30-10-1845 en onder de wezen opgenomen, domicilie van onderhoud is Noordwolde. Rienk Hylkema, nr. 1425, geb. 11-12-1785, Hervormd, aangekomen 18-6-1847 van Leeuwarden, overleden 15-9-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johannes Martinus Bakker, nr. 1425, geb. 24-5-1821, Hervormd, aangekomen 22-5-1858 van Leeuwarden, gedeserteerd 23-5-1859. Balthazar Hendrik Emilius Dolmen, nr. 1426, geb. 16-9-1828, Hervormd, aangekomen op 22-5-1858 van Leeuwarden, gedeserteerd 13-7-1858, domicilie van onderhoud is Nijmegen. Lodewijk Steffens Ooster, nr. 1427, geb. 12-5-1813, Hervormd, aangekomen 22-9-1845 van Zwolle, ontslagen 14-7-1848, domicilie van onderhoud is Winsum. Jan Eskus Dooijes, nr. 1430, geb. 15-5-1822, Hervormd, aangekomen 22-5-1858 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Groningen. Hinke Jentes Kuperus, nr. 1431, geb. 8-1-1822, Hervormd, aangekomen 22-5-1858 van Sneek, 13-9-1858 naar Krankzinnigengesticht te Franeker, 9 april 1859 terug, 13 mei 1859 naar Krankzinnigengesticht te Franeker, domicilie van onderhoud is Drachten. Petrus Franciscus Antonius Walop, nr. 1442, geb. 24-12-1822, Roomsch, aangekomen 12-6-1852 van Assen, ontslagen 24-4-1857, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Douwe Petras van Steenwijk, nr. 1443, geb. 25-1-1784, Hervormd, aangekomen 1-8-1838 van Leeuwarden, ontslagen 30-4-1842. Ida van der Ploeg, nr. 1443, geb. 18-6-1831, Roomsch, aangekomen 12-6-1852 van Assen, ontslagen 24-4-1857, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jan Pieters Terpstra, nr. 1445, geb. 26-3-1808, Hervormd, aangekomen 5-9-1839 van Leeuwarden, ontslagen 19-2-1844. Jan Oudkerk, nr. 1446, geb. 19-1-1796, Hervormd, aangekomen 15-6-1852 van Leeuwarden, ontslagen 23-4-1856, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Antje Jetzes van der Meulen, nr. 1447, geb. 31-7-1807, Hervormd, aangekomen 16-3-1843 van Meppel, ontslagen 1-7-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrik Ydes Idema, nr. 1447, geb. 29-11-1803, Hervormd, aangekomen 15-6-1852 van Leeuwarden, overleden 21-9-1855, domicilie van onderhoud is Joure. Abraham Steegsma, nr. 1448, geb. 10-1-1829, Hervormd, aangekomen 18-6-1847 van Leeuwarden, gedeserteerd 16-10-1847, terug 17-10-1847, gedeserteerd 25-4-1848, domicilie van onderhoud is Harlingen. Auke van Houten, nr. 1448, geb. 24-8-1830, Hervormd, aangekomen 15-6-1852 van Leeuwarden, 17-9-1852 vrijwillig in dienst bij het Rijk, domicilie van onderhoud is Bolsward. Samuel Abraham Kan, nr. 1451, geb. 31-7-1821, Israëlitisch, aangekomen 15-6-1852 van Leeuwarden, ontslagen 22-8-1856, domicilie van onderhoud is Meppel.

152 Anna Dorothea van Apeldoorn, nr. 1455, geb. 1-1-1814, Hervormd, aangekomen 5-9-1839 van Leeuwarden, ontslagen 19-2-1844. Hiltje Kamstra, nr. 1456, geb. sept. 1805, Hervormd, aangekomen 1-8-1838 van Leeuwarden, ontslagen 14-8-1842. Pieter Terpstra, nr. 1458, geb. 5-11-1838, Hervormd, aangekomen 5-9-1839 van Leeuwarden, overleden 14-2-1844. Hendrika Harms, nr. 1464, geb. 12-12-1831, Hervormd, aangekomen 7-6-1850 van Heerenveen, ontslagen 6-8-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Cornelis Albertus Steensma, nr. 1465, geb. 1-1-1799, Hervormd, aangekomen 7-6-1850 van Heerenveen, ontslagen 4-1-1851, domicilie van onderhoud is St. Jacobiparochie. Jacoba Bulsing, nr. 1467, geb. 13-10-1813, Roomsch, aangekomen 5-9-1839 van Leeuwarden, ontslagen 9-7-1842. Edzer Zoutman, nr. 1470, geb. 26-2-1797, Hervormd, aangekomen 7-6-1838 van Leeuwarden, overleden 26-1-1842. Jantje Jans Talen, nr. 1473, geb. 2-5-1799, Hervormd, aangekomen 28-3-1854 van Zwolle, ontslagen 27-4-1859, domicilie van onderhoud is Oudehaske. Nicolaas Jacobus van Lingen, nr. 1484, geb. 28-2-1803, Roomsch, aangekomen 29-3-1854 van Arnhem, ontslagen 21-5-1858, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hinke Norberhuis, nr. 1485, geb. 26-2-1822, Hervormd, aangekomen 26-5-1859 van Assen, domicilie van onderhoud is Leeuwarderadeel. Andries Valentijn, nr. 1486, geb. 7-11-1824, Hervormd, aangekomen 15-6-1837 van Leeuwarden, ontslagen 19-4-1843. Johannes Christoffel Tophuizen, nr. 1487, geb. 13-4-1795, Hervormd, aangekomen 28-4-1848 van Heerenveen, ontslagen 30-9-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Boukje Ferwerda, nr. 1488, geb. 20-6-1784, Hervormd, aangekomen 1-8-1838 van Leeuwarden, ontslagen 23-4-1843. Hendrika Steenbergen, nr. 1488, geb. 1792, Hervormd, aangekomen 28-4-1848 van Heerenveen, ontslagen 30-9-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Age Scheeper, nr. 1488, geb. 6-9-1823, Hervormd, aangekomen 19-6-1852 van Assen, overleden 16-12-1853, domicilie van onderhoud is Knijpe. Hiltje Modderman, nr. 1489, geb. 3-5-1798, Hervormd, aangekomen 15-6-1837 van Leeuwarden, ontslagen 15-5-1844. Dirk Brands Krol, nr. 1489, geb. 17-5-1804, Hervormd, aangekomen 19-6-1852 van Assen, overleden 10-10-1854, domicilie van onderhoud is Langezwaag. Cornelis Wijngaarden, nr. 1492, geb. 1814, Hervormd, aangekomen 28-4-1848 van Heerenveen, ontslagen 16-4-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Pieter Kamstra, nr. 1495, geb. 30-6-1825, Hervormd, aangekomen 28-4-1848 van Heerenveen, ontslagen 30-4-1851, domicilie van onderhoud is Lekkum. Johannes Lodewijk Relotius, nr. 1498, geb. 24-12-1795, Hervormd, aangekomen 28-4-1848 van Heerenveen, overleden 28-5-1849, domicilie van onderhoud is Dokkum. Sjoerd Steffens Reinsma, nr. 1499, geb. 27-11-1806, Roomsch, aangekomen 15-2-1839 van Menaldumadeel, ontslagen 18-4-1842. Caspar Haaringa, nr. 1500, geb. mei 1827, Roomsch, aangekomen 28-4-1848 van Heerenveen, ontslagen 7-9-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Yde Ruurds Postma, nr. 1501, geb. juli 1793, Hervormd, aangekomen 10-2-1844 van Dantumadeel, ontslagen 21-3-1845, domicilie van onderhoud is Rinsumageest.

153 Jacob Hanzes Kingma, nr. 1502, geb. 14-7-1811, Hervormd, aangekomen 13-6-1850 van Hoorn, ontslagen 23-4-1854, domicilie van onderhoud is Ee. Tjerk Tjeerds Visser, nr. 1503, geb. 17-3-1829, Hervormd, aangekomen 15-6-1850 van Leeuwarden, gedeserteerd 28-8-1850, terug 15-10-1850,9-12-1850 gedeserteerd, domicilie van onderhoud is Wierum. Harmen Douwes Jellema, nr. 1514, geb. 13-2-1800, Hervormd, aangekomen 21-6-1850 van Heerenveen, overleden 29-3-1854, domicilie van onderhoud is Wirdum. Henrietta van der Veen, nr. 1514, geb. 9-7-1812, Hervormd, aangekomen 8-5-1855 van Zwolle, ontslagen 1-4-1856, domicilie van onderhoud is Harlingen. Jacob Lichtevoort, nr. 1514, geb. 21-11-1794, Hervormd, aangekomen 28-6-1856 van Assen, ontslagen 15-8-1857, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Louisa Hoekstra, weduwe van J.S. Hamminga, nr. 1517, geb. 1811, Hervormd, aangekomen 27-9-1845 van 's-Hertogenbosch, gedeserteerd 17-8-1869, domicilie van onderhoud is (doorgehaald: Leeuwarden) Menaldum. Laurens de Vries, nr. 1519, geb. 20-4-1803, Hervormd, aangekomen 22-6-1852 van Arnhem, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Beerentje Beerse, nr. 1520, geb. 18-2-1822, Hervormd, aangekomen 23-6-1852 van Arnhem, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jacob Hollinga, nr. 1521, geb. 1807, Roomsch, aangekomen 27-11-1847 van Zwolle, ontslagen 11-5-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Oege Andela, nr. 1522, geb. 29-9-1825, Roomsch, aangekomen 24-3-1857 van Sneek, gedeserteerd 30-5-1857, terug 4-6-1857, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrikus Bernardus Schultens, nr. 1523, geb. 1-9-1805, Hervormd, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 5-10-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Geesje Gerbens Dijkstra, nr. 1530, geb. 23-7-1815, Hervormd, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 5-10-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johan Jans Kouwenburg, nr. 1532, geb. 29-10-1821, Roomsch, aangekomen 25-6-1852 van Hoorn, gedeserteerd 18-9-1852, domicilie van onderhoud is Franeker. Jan Jans Joustra, nr. 1533, geb. 18-5-1800, Hervormd, aangekomen 14-3-1856 van Zwolle, ontslagen 10-5-1859, domicilie van onderhoud is Sneek. Klaas Jeltes Feenstra, nr. 1534, geb. 20-9-1802, Hervormd, aangekomen 1-6-1841 van Leeuwarden, ontslagen 14-7-1843. Andries de Jager, nr. 1539, geb. 18-3-1812, Hervormd, aangekomen 18-6-1847 van Leeuwarden, overleden 10-7-1847, domicilie van onderhoud is Franeker. Rienk Melles van der Vaart, nr. 1539, geb. 9-5-1789, Roomsch, aangekomen 11-9-1847 van Joure, overleden 12-3-1849, domicilie van onderhoud is Nijehaske. Maria Lucia Attama, nr. 1541, geb. 16-10-1786, Hervormd, aangekomen 1-6-1841 van Leeuwarden, ontslagen 19-4-1845. Scheltje Hayes Bijlsma, nr. 1546, geb. 17-10-1790, Hervormd, aangekomen 14-3-1849 van Bolsward, ontslagen 20-5-1852, domicilie van onderhoud is Makkum. Maria de Hart, nr. 1548, geb. 1-3-1822, Hervormd, aangekomen 30-9-1845 van Zwolle, ontslagen 31-5-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Foppe Minnes Fopma, nr. 1551, geb. 8-3-1807, Hervormd, aangekomen 15-3-1842 van Wolvega, ontslagen 4-5-1844. Klaasje Schultze, nr. 1553, geb. 26-6-1843, Hervormd, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, overleden 5-6-1847.

154 Hessel Aukes de Vries, nr. 1556, geb. 1821, Hervormd, aangekomen 13-1-1847 van Groningen, ontslagen 17-11-1847, domicilie van onderhoud is Triemen. Fokje Jans Blaauw, nr. 1560, geb. 22-4-1812, Hervormd, aangekomen 2-5-1848 van Zwolle, ontslagen 10-6-1852, domicilie van onderhoud is Tjalleberd. Brand Wiegers Rickers, nr. 1561, geb. 1818, Hervormd, aangekomen 18-6-1847 van Leeuwarden, ontslagen 24-8-1849, domicilie van onderhoud is Wetzens. Wouter Rekers, nr. 1563, geb. 1796, Roomsch, aangekomen 30-9-1845 van Zwolle, ontslagen 30-4-1849, domicilie van onderhoud is Sneek. Johannes Bernardus Schultz, nr. 1564, geb. 9-4-1836, Hervormd, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 5-10-1847. Pier Jans Westerbaan, nr. 1567, geb. 5-1-1795, Hervormd, aangekomen 10-12-1856 van Bolsward, overleden 8-6-1857, domicilie van onderhoud is Bolsward. Ybeltje Sipkes Appel, nr. 1569, geb. 18-10-1803, Doopsgezind, aangekomen 3-12-1846 van Heerenveen, overleden 22-12-1847, domicilie van onderhoud is Harlingen. Johannes Jans de Boer, nr. 1570, geb. 28-2-1833, Roomsch, aangekomen 3-12-1846 van Heerenveen, gedeserteerd 2-1-1847, terug 3-1-1847, domicilie van onderhoud is Harlingen. Johannes Roodenhuis, nr. 1573, geb. 10-10-1794, Hervormd, aangekomen 18-6-1847 van Leeuwarden, ontslagen 30-10-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Willem Frederik Georg Lodewijk Karsten, nr. 1574, geb. 15-1-1824, Hervormd, aangekomen 27-5-1859 van Assen, domicilie van onderhoud is Workum. Antje Jacobs Alberts, nr. 1577, geb. 25-12-1793, Hervormd, aangekomen 2-3-1843 van Leeuwarden, ontslagen 16-5-1848, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Franciscus van der Woud, nr. 1583, geb. 19-3-1807, Roomsch, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 15-5-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Anna Heep, nr. 1584, geb. 1-2-1807, Roomsch, aangekomen 1-10-1846 van Leeuwarden, overleden 26-7-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Aatje Freerks Faber, nr. 1589, geb. 27-5-1810, Hervormd, aangekomen 12-8-1843 van Bolsward, ontslagen 12-8-1844. Doetje Floris Jorna, nr. 1590, geb. 15-11-1803, Roomsch, aangekomen 21-8-1840 van Heerenveen, ontslagen 7-9-1841. Lambertus van der Woud, nr. 1592, geb. 14-1-1835, Roomsch, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 15-5-1849. Leendert Oosterbaan, nr. 1593, geb. 11-7-1797, Doopsgezind, aangekomen 10-6-1847 van Leeuwarden, overleden 7-2-1849, domicilie van onderhoud is Alkmaar. Hendrik Fontein, nr. 1594, geb. 6-10-1822, Hervormd, aangekomen 14-5-1847 van Heerenveen, ontslagen 18-7-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Anna Margaretha Bisschop, nr. 1599, geb. 6-10-1822, Roomsch, aangekomen juni 1848 van Harlingen, ontslagen 12-10-1854. Zacharias Smit, nr. 1601, geb. 9-4-1796, Roomsch, aangekomen 18-6-1846 van Leeuwarden, overleden 26-7-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Maria Stornebrink, nr. 1602, geb. 1792, Roomsch, aangekomen 18-6-1847 van Leeuwarden, ontslagen 3-5-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jeltje Jongstra, nr. 1603, geb. 1824, Hervormd, aangekomen 14-5-1847 van Heerenveen, ontslagen 7-5-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johannes Petrus van der Woud, nr. 1605, geb. 24-5-1832, Roomsch, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 15-5-1849.

155 Lubberta van der Woud, nr. 1606, geb. 26-2-1837, Roomsch, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, overleden 24-6-1847. Catharina Anna van der Woud, nr. 1608, geb. 15-11-1839, Roomsch, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, overleden 19-7-1847. Hermanus Koning, nr. 1610, geb. 27-3-1813, Hervormd, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 16-6-1848, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrik Pannenberg, nr. 1611, geb. 19-9-1800, Hervormd, aangekomen 13-8-1842 van Dokkum, ontslagen 14-8-1843. Grietje Rodenburg, nr. 1612, geb. 11-11-1802, Roomsch, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 17-4-1852, domicilie van onderhoud is Franeker. Dirkje Rodenburg, nr. 1613, geb. mei 1800, Roomsch, aangekomen 5-10-1846 van Leeuwarden, ontslagen 17-4-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Benjamin Koster, nr. 1614, geb. 1834, Israëliet, aangekomen 18-6-1847 van Leeuwarden, ontslagen 27-5-1851, domicilie van onderhoud is Amsterdam. Jan Gerbens Oeninga, nr. 1616, geb. 17-7-1809, Hervormd, aangekomen 21-5-1859 van Assen, overleden 12-8-1859, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Joannes van Ham, nr. 1617, geb. 8-8-1796, Roomsch, aangekomen 29-4-1843 van 's-Gravenhage, ontslagen 27-4-1844, domicilie van onderhoud is Harlingen. Arrien Jans Nauta, nr. 1617, geb. 20-5-1819, Hervormd, aangekomen 27-3-1859 van Assen, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johannes de Wit, nr. 1618, geb. 15-2-1804, Roomsch, aangekomen 27-6-1852 van Zwolle, ontslagen 28-4-1856, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Maria Reaal, nr. 1619, geb. 12-10-1816, Roomsch, aangekomen 28-5-1858 van Assen, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Gerke Heistes Bakkerus, nr. 1623, geb. 19-4-1795, Roomsch, aangekomen 13-10-1841 van Joure, ontslagen 15-10-1842. Sjoerd Steffens Reisma, nr. 1624, geb. 27-11-1806, Roomsch, aangekomen 27-6-1852 van Zwolle, overleden 29-5-1854, domicilie van onderhoud is Franeker. Johan Georg Walther, nr. 1625, geb. 14-3-1795, Hervormd, aangekomen 8-6-1846 van Leeuwarden, ontslagen 24-7-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Gerrit Tabes van der Wielen, nr. 1627, geb. 1817, Hervormd, aangekomen 14-5-1847 van Heerenveen, ontslagen 24-8-1849, domicilie van onderhoud is Hardegarijp. Johanna Craan, nr. 1631, geb. 4-9-1804, Hervormd, aangekomen 8-6-1846 van Leeuwarden, ontslagen 24-7-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Geertje Rienks Bruinsma, nr. 1632, geb. 1796, Doopsgezind, aangekomen 13-10-1845 van Oldeboorn, overleden 4-9-1847, domicilie van onderhoud is Akkrum. Berend Kooistra, nr. 1636, geb. 20-2-1825, Hervormd, aangekomen 14-5-1855 van Leeuwarden, 8-5-1856 aan den Regter, 14-1-1857 terug, 4-5-1857 gedeserteerd, 5-5-1857 terug, 15-6-1858 terug, 7-1-1859 aan de Justitie, 7-3-1859 terug, domicilie van onderhoud is Wartena. Jan de Vries, nr. 1638, geb. 9-4-1785, Hervormd, aangekomen 14-5-1855 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hidde Nannes de Boer, nr. 1639, geb. 1-6-1830, Roomsch, aangekomen 14-5-1855 van Leeuwarden, 30-11-1855 in Z.M. Zeedienst, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Anne Jans Kuperus, nr. 1644, geb. 1812, Hervormd, aangekomen 14-5-1847 van Heerenveen, overleden 1-9-1847, domicilie van onderhoud is Idskenhuízen. Grietje Posthumus, nr. 1648, geb. 27-6-1792, Hervormd, aangekomen 8-6-1846 van Leeuwarden, ontslagen 2-5-1849, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Lambertus Rousseau, nr. 1652, geb. 1823, Hervormd, aangekomen 14-5-1847 van

156 Heerenveen, ontslagen 7-5-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrik Heidel, nr. 1653, geb. 28-6-1830, Hervormd, aangekomen 8-6-1846 van Leeuwarden, ontslagen 2-5-1849. Marijke Heidel, nr. 1655, geb. 6-1-1835, Hervormd, aangekomen 8-6-1846 van Leeuwarden, ontslagen 2-5-1849. Willem Roelofs Kuipers, nr. 1658, geb. 14-8-1788, Roomsch, aangekomen 6-7-1850 van Zwolle, ontslagen 21-4-1855, domicilie van onderhoud is Sneek. Cornelis van Heuven, nr. 1665, geb. 23-3-1808, Roomsch, aangekomen 9-7-1852 van Zutphen, ontslagen 14-9-1855, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Tetje Johannes Heringa, nr. 1666, geb. 1810, Hervormd, aangekomen 8-6-1846 van Leeuwarden, 11-7-1846 overleden, domicilie van onderhoud is Dantumawoude. Frans Fokkes van der Molen, nr. 1668, geb. 1830, Roomsch, aangekomen 27-6-1842 van Sneek, ontslagen 26-6-1846. Alle Bergsma, nr. 1674, geb. 1840, Hervormd, aangekomen 21-3-1856 van Leeuwarden, ontslagen 11-6-1858, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Grietje Meines Veenstra, nr. 1675, geb. 22-1-1817, Hervormd, aangekomen 4-5-1847 van Arnhem, ontslagen 18-10-1849, domicilie van onderhoud is St. Jacobiparochie. Jan Bergsma, nr. 1681, geb. 1842, Hervormd, aangekomen 21-3-1856 van Leeuwarden, ontslagen 11-6-1858, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Sake van der Meulen, nr. 1685, geb. 19-3-1823, Hervormd, aangekomen 21-3-1856 van Leeuwarden, overleden 17-4-1856, domicilie van onderhoud is Franeker. Anna van Jochem, nr. 1690, geb. 23-6-1800, Hervormd, aangekomen 18-5-1855 van Zwolle, ontslagen 9-10-1856, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Petrus Lubberts, nr. 1691, geb. 16-11-1801, Roomsch, aangekomen 21-3-1856 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Rienk Melles van der Vaart, nr. 1692, geb. 9-5-1789, Roomsch, aangekomen 22-2-1844 van Joure, ontslagen 28-2-1846, domicilie van onderhoud is Nijehaske. Grietje Nijhuis, nr. 1693, geb. 23-4-1809, Hervormd, aangekomen 6-7-1850 van Zwolle, ontslagen 22-4-1851, domicilie van onderhoud is Dokkum. Trijntje Sikkema, nr. 1695, geb. 14-1-1822, Hervormd, aangekomen 21-3-1856 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Pieter Andringa, nr. 1696, geb. 15-5-1833, Hervormd, aangekomen 27-6-1857 van Leeuwarden, gedeserteerd 25-7-1857, domicilie van onderhoud is Sneek, Salomon Velleman, nr. 1697, geb. 1838, Israëlitisch, aangekomen 21-3-1856 van Leeuwarden, gedeserteerd 14-5-1858, terug 6-6-1858, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Arrien Sytzes Terpstra, nr. 1702, geb. 16-9-1807, Hervormd, aangekomen 16-8-1838 van Leeuwarden, ontslagen 14-10-1841. Mozes Velleman, nr. 1706, geb. 1842, Israëlitisch, aangekomen 21-3-1856 van Leeuwarden, gedeserteerd 29-7-1856, terug 30-7-1856, ontslagen 5-4-1859, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hessel Bernardus Schaafsma, nr. 1711, geb. 16-8-1804, Hervormd, aangekomen 13-7-1852 van Zwolle, ontslagen 24-4-1851, domicilie van onderhoud is Rauwerd. Wybe Sybrens Symensma, nr. 1713, geb. 6-3-1799, Doopsgezind, aangekomen 6-7-1850 van Zwolle, ontslagen 22-7-1853, domicilie van onderhoud is Balk. Jan Joukes van der Meulen, nr. 1716, geb. 13-7-1794, aangekomen 13-1-1842 van Menaldumadeel, ontslagen 21-10-1842. Aaltje Brouwer, nr. 1717, geb. 13-1-1821, Hervormd, aangekomen 21-5-1855 van Assen, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Fokke Feenstra, nr. 1719, geb. 10-12-1827, Hervormd, aangekomen 9-7-1850 van

157 Leeuwarden, ontslagen 1-4-1853, domicilie van onderhoud is Warga. Antoon Plaat, nr. 1720, geb. maart 1794, Roomsch, aangekomen 9-7-1850 van Leeuwarden, ontslagen 15-5-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Hendrik Brouwer, nr. 1721, geb. 18-5-1853, Hervormd, aangekomen 21-5-1855 van Assen, overleden 29-12-1855, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Tabe Freerks Varks, nr. 1722, geb. 24-2-1798, Doopsgezind, aangekomen 13-7-1852 van Zwolle, ontslagen 26-5-1859, domicilie van onderhoud is Akkrum. Cornelia Huberts van Houten, nr. 1727, geb. 13-10-1835, Hervormd, aangekomen 2-6-1858 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Bolsward. Martje Alberts Hes, nr. 1732, geb. 23-4-1781, Hervormd, aangekomen 27-6-1837 van Leeuwarden, ontslagen 7-9-1841. Mietje Hagesteijn, nr. 1738, geb. 1781, Roomsch, aangekomen 13-1-1842 van Leeuwarden, overleden 22-5-1843. Pieter Andringa, nr. 1738, geb. 12-5-1834, Hervormd, aangekomen 11-7-1847 van Heerenveen, gedeserteerd 22-7-1847, terug 27-7-1847, gedeserteerd 2-5-1848, domicilie van onderhoud is Sneek. Elizabeth van der Meulen, nr. 1742, geb. 8-5-1809, Hervormd, aangekomen 23-3-1849 van Leeuwarden, ontslagen 27-4-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Gerben Jacobs Siegersma, nr. 1749, geb. 1818, Hervormd, aangekomen 26-4-1847 van Leeuwarden, overleden 15-5-1847, domicilie van onderhoud is Twijzel. Hendrik Lautenbach, nr. 1749, geb. 1-1-1833, Hervormd, aangekomen 23-3-1849 van Leeuwarden, ontslagen 27-4-1851, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Daniel van der Wal, nr. 1751, geb. 21-3-1802, Hervormd, aangekomen 2-5-1843 van Dedemsvaart, ontslagen 22-5-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Johannes Loutenbach, nr. 1752, geb. 29-3-1838, Hervormd, aangekomen 23-3-1849 van Leeuwarden, ontslagen 27-4-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Frederik de Vries, nr. 1755, geb. 28-12-1816, Hervormd, aangekomen 30-5-1859 van Zwolle, ontslagen 17-9-1860, domicilie van onderhoud is Dokkum. Anton Johannes Marinus Belgers, nr. 1757, geb. 3-2-1819, Hervormd, aangekomen 23-3-1849 van Leeuwarden, ontslagen 26-4-1853, domicilie van onderhoud is Amsterdam. Hendrik Renzes Zijlstra, nr. 1758, geb. 1813, Hervormd, aangekomen 25-4-1847 van Leeuwarden, ontslagen 31-12-1847, domicilie van onderhoud is Twijzel. Pieter Willems de Vries, nr. 1759, geb. 14-4-1814, Hervormd, aangekomen 11-7-1847 van Heerenveen, ontslagen 24-8-1849, domicilie van onderhoud is . Pieter Harmens Andringa, nr. 1771, geb. 12-5-1834, Hervormd, aangekomen 23-3-1849 van Leeuwarden, gedeserteerd 18-7-1849, domicilie van onderhoud is Sneek. Jacob Boeles Braaksma, nr. 1771, geb. 21-2-1790, Hervormd, aangekomen 15-7-1852 van Leeuwarden, overleden 20-7-1856. Johannes Siegmans, nr. 1773, geb. 18-4-1818, Hervormd, aangekomen 20-9-1842 van Joure, ontslagen 27-9-1843. Tjitske Dirks Arjaans, nr. 1773, geb. 28-1-1809, Hervormd, aangekomen 25-3-1849 van Heerenveen, ontslagen 21-7-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Anna Remelia Crans, nr. 1774, geb. 31-5-1807, Hervormd, aangekomen 25-3-1849 van Heerenveen, ontslagen 29-4-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jozeph François, nr. 1775, geb. 20-3-1821, Roomsch, aangekomen 25-3-1849 van Heerenveen, ontslagen 24-5-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden.

158 Jacob Graauwstra, nr. 1775, geb. 13-12-1818, Hervormd, aangekomen 15-7-1852 van Leeuwarden, ontslagen 21-4-1855, domicilie van onderhoud is Jelsum. Dirkje Oosterhof, nr. 1776, geb. 5-8-1799, Hervormd, aangekomen 15-7-1852 van Leeuwarden, ontslagen 31-5-1854, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Trijntje Oosterhof, nr. 1777, geb. 24-11-1857, Hervormd, aangekomen 15-7-1852 van Leeuwarden, ontslagen 31-5-1854, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jan Luitjes Kuiper, nr. 1778, geb. 1837, Hervormd, aangekomen 15-7-1852 van Leeuwarden, ontslagen 4-4-1853, domicilie van onderhoud is Echten. Lykele Hanzes Veldkamp, nr. 1780, geb. 1823, Hervormd, aangekomen 9-12-1846 van Heerenveen, 19-2-1847 in dienst bij de O.I. Troepen, domicilie van onderhoud is Kuinre. Roelof Luitjens Kuipers, nr. 1780, geb. 1845, Hervormd, aangekomen 15-7-1852 van Leeuwarden, ontslagen 4-4-1853, domicilie van onderhoud is Echten. Pieter Klazes Haanstra, nr. 1781, geb. 23-5-1830, Hervormd, aangekomen 9-12-1846 van Heerenveen, gedeserteerd 13-5-1847, domicilie van onderhoud is Balk. Tjark Harms Hoekstra, nr. 1782, geb. 9-6-1799, Hervormd, aangekomen 11-4-1847 van Groningen, ontslagen 27-7-1849, domicilie van onderhoud is Ternaard. Sytze Wagenveld, nr. 1782, geb. 10-9-1820, Hervormd, aangekomen 27-7-1850 van Zwolle, ontslagen 2-10-1852, domicilie van onderhoud is (doorgehaald: Leeuwarden) Huizum. Izaak Velleman, nr. 1784, geb. 20-1-1839, Israëlitisch, aangekomen 15-7-1852 van Leeuwarden, ontslagen 19-10-1852, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Scheltje Hayes Bijlsma, nr. 1786, geb. 17-10-1790, Hervormd, aangekomen 16-7-1852 van Bolsward, ontslagen 18-4-1857, domicilie van onderhoud is Makkum. Jozeph Bisschop, nr. 1787, geb. 10-3-1780, Roomsen, aangekomen 21-2-1826 van Harlingen, overleden 26-2-1847. Barbara van Dalen, nr. 1788, geb. 27-2-1793, Roomsen, aangekomen 21-2-1826 van Harlingen, overleden 26-7-1849. Rinse Leen, nr. 1788, geb. 25-1-1802, Hervormd, aangekomen 16-7-1852 van Groningen, ontslagen 30-4-1858, domicilie van onderhoud is(doorgehaald: Menaldumadeel) Leeuwarderadeel. Eilert Smit, nr. 1791, geb. 1829, Luthersch, aangekomen 9-12-1846 van Heerenveen, gedeserteerd 1-3-1847, domicilie van onderhoud is Het Rijk. Hans Beekhuis, nr. 1791, geb. okt. 1810, Hervormd, aangekomen 11-7-1847 van Heerenveen, ontslagen 19-9-1849, domicilie van onderhoud is Groningen. Jantje Lammerts Winck, nr. 1794, geb. 25-7-1817, Hervormd, aangekomen 9-12-1846 van Heerenveen, overleden 23-10-1848, domicilie van onderhoud is Groningen. Pieter Giesen, nr. 1797, geb. 4-2-1802, Hervormd, aangekomen 26-4-1847 van Leeuwarden, ontslagen 11-5-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Anna Takes, nr. 1798, geb. 8-9-1807, Hervormd, aangekomen 26-4-1847 van Leeuwarden, ontslagen 20-12-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Pieter Jacobus Mariens, nr. 1802, geb. 17-9-1806, Hervormd, aangekomen 31-3-1849 van Sneek, gedeserteerd 11-6-1849, domicilie van onderhoud is Bolsward. Jan Hayes Cock, nr. 1804, geb. 1807, Hervormd, aangekomen 9-10-1846 van Joure, ontslagen 15-6-1850, domicilie van onderhoud is Joure. Jan Jelles van der Leeuw, nr. 1815, geb. 1828, Hervormd, aangekomen 1-11-1842 van Leeuwarden, gedeserteerd 25-11-1842, terug 27-11-1842, 19-5-1846 als militair in dienst bij het 8e regiment infanterie. Jaantje Jansen, nr. 1827, geb. 20-2-1812, Hervormd, aangekomen 7-12-1838 van Leeuwarden, ontslagen 12-9-1843.

159 Laurens Otto Spil, nr. 1829, geb. 1-8-1804, Luthersch, aangekomen 10-5-1848 van Heerenveen, ontslagen 24-7-1852, domicilie van onderhoud is Amsterdam. Gerrit Keizer, nr. 1830, geb. 29-3-1820, Roomsch, aangekomen 30-5-1859 van Zwolle, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Herke Sikkes Nieuwenhuis, nr. 1831, geb. 1819, Hervormd, aangekomen 1-5-1848 van Heerenveen, gedeserteerd 17-2-1849, domicilie van onderhoud is Achlum. Johannes Franciscus Robert, nr. 1831, geb. 1-11-1795, Roomsch, aangekomen 31-7-1850 van Heerenveen, ontslagen 1-6-1853, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Salomon Vos, nr. 1834, geb. 26-3-1834, Israëlitisch, aangekomen 15-3-1843 van Leeuwarden, ontslagen 12-4-1844, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jeltje Johannes Woudboer, nr. 1837, geb. 25-10-1795, Roomsch, aangekomen 18-3-1841 van Bolsward, overleden 7-10-1847. Willem Franciscus Robert, nr. 1837, geb. 12-2-1831, Roomsch, aangekomen 31-7-1850 van Heerenveen, 8-5-1854 in dienst, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Cornelis Piers Rodenhuis, nr. 1839, geb. 12-5-1812, Hervormd, aangekomen 2-5-1843 van Dedemsvaart, 31-8-1843 in dienst, domicilie van onderhoud is Baarderadeel. Herman van der Mant, nr. 1841, geb. 7-6-1823, Roomsch, aangekomen 31-7-1850 van Heerenveen, gedeserteerd 12-10-1850, terug 15-10-1850, domicilie van onderhoud is Lunteren. Melcher van Gelderen, nr. 1852, geb. 24-9-1817, Hervormd, aangekomen 4-7-1856 van Leeuwarden, domicilie van onderhoud is Sneek. Hermanus Zijlstra, nr. 1855, geb. 13-4-1829, Hervormd, aangekomen 4-7-1856 van Leeuwarden, ontslagen 2-4-1861, domicilie van onderhoud is Harlingen. Oene Wijnsma de Boer, nr. 1857, geb. 14-5-1808, Hervormd, aangekomen 27-10-1845 van Assen, ontslagen 28-1-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Nicolaas Westerdijk den Boogaard, nr. 1857, geb. 24-8-1807, Hervormd, aangekomen 4-7-1856 van Leeuwarden, overleden 25-9-1856, domicilie van onderhoud is Vlaardingen. Neeltje Klover, nr. 1858, geb. 21-4-1815, Hervormd, aangekomen 27-10-1845 van Assen, ontslagen 28-1-1847, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Jelte Terpstra, nr. 1859, geb. 27-5-1832, Hervormd, aangekomen 3-8-1850 van Assen, ontslagen 20-11-1850, domicilie van onderhoud is Leeuwarden. Fokjen Jans Blaauw, nr. 1860, geb. 22-4-1812, Hervormd, aangekomen 9-3-1840 van Heerenveen, ontslagen 24-3-1843.

160 DE GENEALOGIE VAN DE FRIESE ADEL volgens Upcke van Burmania

INLEIDING

Upcke van Burmania (overleden in 1615) stelde tussen 1597 en 1604 zijn Genealogie van de Friese adel ("Frisicae nobilitatis genealogia") samen.1 Dit handschrift, meestal Burmaniaboek genoemd, was de "eerste en voornaamste hoofdbron" van het Stam­ boek van den Frieschen Adel van M. de Haan Hettema en A. van Halmael. Al vaak is gesignaleerd dat dit Stamboek voor de middeleeuwen en de 16de eeuw weinig be­ trouwbaar is. Het verdient voor deze periode in het algemeen daarom aanbeveling Hettema' s monumentale werk buiten beschouwing te laten en zijn betrouwbaarste bron, het Burmaniaboek, als uitgangspunt te nemen voor verder onderzoek. Burmania verwees in de meeste van zijn genealogieën namelijk veelvuldig naar bewijsstukken, die deels inmiddels verloren zijn gegaan. Het Burmaniaboek vormt daarmee een welkome aanvulling op bewaard gebleven "primaire" bronnen, zoals oorkonden, registers en grafschriften. In een reeks afleveringen van het Genealogysk Jierboek worden de afzonderlijke fa­ milies in de door Burmania aangehouden alfabetische volgorde behandeld. Ieder arti­ kel zal uit vier componenten bestaan: 1. Een transcriptie van Burmania's latijnse tekst. Het genealogische verband tussen de personen wordt weergegeven met door ons toegevoegde kleine letters. 2. Een vertaling van Burmama's tekst. 3. Een confrontatie van deze tekst met andere bronnen. In deze aflevering is deze confrontatie tweeledig: bij de vertaling verwijzen wij naar de bronnen en de re­ ceptie van Burmania's tekst, daarna gaan wij in een aparte paragraaf de histori­ citeit van zijn mededelingen na. 4. Aan iedere genealogie gaat voorts een foto vooraf van de door Burmania zelf vervaardigde tekening van het wapen van de betreffende familie.

Deze aflevering betreft de familie Albada. Van de meeste andere genealogieën van Burmania onderscheidt de Albada-genealogie zich doordat zij historisch hoogst onbe­ trouwbaar is: veel van de genoemde personen hebben nooit bestaan en veel filiaties berusten op louter fictie. Tegen zijn gewoonte in nam Burmania voor de Albada's reeds bestaande handschriftgenealogieën over en baseerde hij zich weinig op oor­ konden. Omdat we iedere suggestie willen vermijden dat het hier om een betrouw­ baar stuk zou gaan, hebben wij in deze aflevering de fictieve genealogie gescheiden van de feitelijk bewijsbare gegevens. Wij geven indien mogelijk bij de vertaling van de genealogie de herkomst van de betreffende fictieve gegevens aan. Indien de ge­ noemde personen feitelijk hebben bestaan, verwijzen we in noten naar de historische gegevens, die in een volgende paragraaf apart worden behandeld. Hoewel de Albada-genealogieën van Burmania en van eerdere en latere genealogen veel fantasie bevatten, verdienen zij om mentaliteitshistorische redenen toch onze aandacht. Opmerkelijk is namelijk dat de naam Albada door de eeuwen heen blijk­ baar zozeer tot de verbeelding is blijven spreken, dat sinds het midden van de 16de eeuw genealogen en historici de fictieve genealogie van deze groep families steeds verder hebben uitgebouwd.

161 Voor een goed begrip noemen wij hier in chronologische volgorde (en gemakshalve met hoofdletters onderscheiden) kort de belangrijkste stukken waarin een bijdrage werd geleverd aan de Albada-legende. Het oudst is waarschijnlijk de zogenaamde "Genealogia Ayttana" (A).2 In deze genealogie, die bewaard werd in het door Viglius van Aytta (1507-1577) gestichte collegium in Leuven en die uit de directe omgeving van Viglius afkomstig is, wordt diens verwantschapskring behandeld. Zijdelings worden daarbij ook 15de- en 16de-eeuwse huwelijken met Albada's vermeld;3 verder wordt gesignaleerd dat de Albada's in de 15de eeuw in aanzien daalden.4 Of Bur- mania dit stuk heeft gekend is onzeker. Van de "memoria van Albadageslachte tot Goingha" (B),5 die in 1565 werd samengesteld door Ruurd (Tiebbes van) Albada,6 maakte hij zeker gebruik. Dat blijkt uit de overeenkomst tussen zijn werk en deze "memoria"; ook bij andere families verwijst hij trouwens soms naar Ruurd Albada.7 Een tweede belangrijke bron voor Burmania waren mededelingen van Douwe van Roorda (C), hoofdeling op Oenemastate in Terkaple, overleden in 1601. Burmania verwijst in de Albada-genealogie en elders herhaaldelijk naar hem. Ook uit andere bronnen blijkt dat hij een actief genealoog was.8 De genealogieën van Ruurd Albada, Douwe Roorda en Upcke van Burmania werden door anderen overgenomen en aangevuld. Andries van Albada (1553-1618)9 copieer- de de "memoria" van de eerste en vervaardigde zelf een "memoria van Albadage­ slachte tot Poppingawier" (D).10 Hij liet zijn papieren na aan zijn neef Pybe van Albada (1580-1642),11 die ze gebruikte voor zijn eigen werken (E), waarvan in de copie- en uittrekselvorm bewaard bleven een "memoriael" betreffende Heslinga alias Albada te Poppingawier,12 een "genealogia familiae Galama in Coudum",13 "annota- tiën" betreffende de nakomelingen van Doitse Albada te Irnsum14 en een vervalste oorkonde aangaande de Albada-wapens.15 Op hun beurt baseerden Gerlich Doys (1626-1685) in zijn "Libri quattuor" (F)16 en Josias Rispens (1634-1690) in zijn "Stamboek" (G)17 zich weer op deze genealogieën. De laatste verwijst op de titelpa­ gina en bij verschillende genealogieën naar het werk van Pybe van Albada18 en bij Albada van Goënga naar de "annotatiën by Rioerd Albada nagelaten anno 1565".19 In de 19de eeuw werden al deze bronnen uiteindelijk door Jhr. Montanus de Haan Hettema, die zelf een moeder Van Albada had, gebruikt voor de genealogieën Albada van Goënga en Albada van Poppingawier (H) in zijn Stamboek.20 Hij voegde boven­ dien nog eigen verzinsels toe en kon daardoor de meeste Albada's in één genealo­ gisch verband een plaats geven. Een laatste groep bronnen van genealogische aard zijn de alliantie- en kwartierwa- pens op grafzerken en andere objecten (I). Sommige zijn tot nu toe bewaard; andere zijn inmiddels verdwenen, maar bekend uit handschriftelijke aantekeningen.21 Evenals de genealogieën moeten zij met voorzichtigheid worden gebruikt. Zij kwamen eerst in de 16de eeuw tot stand, en zijn dus mogelijk aan de genealogieën ontleend of ge­ lijktijdig ermee ontstaan. Zij kunnen daarom niet als bewijs dienen voor de juistheid van die laatste. De geschiedenis van de vervalsingen rond de afstamming van de Albada's levert al met al een boeiend beeld van de genealogische wensdromen die gedurende vijf eeuw­ en leefden binnen een groep families, die eigenlijk alleen door een gemeenschappe­ lijke naam en afstammingslegende onderling verbonden waren. In dit artikel kunnen wij noch een volledig overzicht geven van de groei van de fictie rond de Albada's, noch een uitputtende betrouwbare genealogie van al deze families. Wij beperken ons daarom in het eerste overzicht tot de vertaling van Burmania's genealogie, de vraag

162 naar de herkomst van zijn gegevens en tot enkele aspecten van de receptie van zijn werk. In de daarop volgende paragraaf onderzoeken we of Burmania's mededelingen over de Albada's ook historische "kernen van waarheid" bevatten.

Paul Noomen Hein Walsweer

DE GENEALOGIE ALBADA VAN GOËNGA VOLGENS BURMANIA

Wij geven hier een vertaling van Burmania's Albada-genealogie. In cursief wijzen wij op de door Burmania gebruikte bronnen en ook op enkele latere genealogische tradities waarin zijn genealogie werd gerecipieerd en verder uitgebouwd. Ook andere door ons toegevoegde tekst is cursief. De vraag naar de historiciteit stellen wij hier nog niet: die komt pas in de volgende paragraaf aan de orde. De filiatie volgens Burmania geven wij aan met door ons toegevoegde kleine letters. Vanwege het fictieve karakter van Burmania's genealogie en het fragmentarische karakter van de feitelijke genealogie hebben wij in beide overzichten afgezien van de toevoeging van generatienummers.

y • S

-"•*

Wapen "Albada": gedeeld, 1 de Friese halve adelaar, 2 doorsneden, a. in blauw een zilveren lelie, b. in rood een zilveren roos. Een gekroonde helm met als helmteken: een gekroonde witte valkenkap en -hals tussen een opgeheven vlucht, de rechter vleugel blauw, beladen met een zilveren lelie> de linker rood met een zilveren roos.22

163 a. Sicke Albada had de volgende drie kinderen, zoals blijkt uit zijn ...,23 uit 1409, en eveneens uit een oorkonde van 1448.24 Kinderen: b. Aesge Albada. c. Riurd Sickez Albada, volgt. d. Butke Albada trouwde met Aucke Hillez Bonninga, zoals blijkt uit dezelfde oorkonde van 1448. c ex a. Riurd Sickez Albada leefde rond het jaar 1448, zoals blijkt uit bovengenoemde oorkonde. Kinderen: e. Agge Riurdzoon Albada, volgt. f. Site Albada trouwde met Hille Pierz Bonninga, die leefde rond 1429.25 Aan hen is één dochter ontsproten, Perck Bonninga genaamd, die trouwde met Foppe Siaerda.26 Deze allianties Bonninga-Albada, Siaerda-Bonninga en Bonninga-Siaerda komen ook voor in de kwartierwapens (I) op de zerk van de ouders van Douwe Roorda uit 1556.27 Omdat Roorda (C) één van Burmania's bronnen over de Albada's was, is dit huwelijk waarschijnlijk van hem overgenomen. Ook de Genealogia Ayttana (A) vermeldt een alliantie Bonninga-Albada aan het begin van de 15de eeuw, evenwel anders dan Burmania: Hille Bonninga zou niet met Site Albada zijn getrouwd, maar met een dochter van Wibe Minnes uit Harich.28 Hilles moeder zou een N.N. Albada, dochter van een Hille Albada zijn geweest; zijn vader Pier Bonninga zou een bloedverwant van Feìcke Sickinga29 zijn geweest.30 De latere genealogie van Josias Rispens (G) vermeldt tenslotte nog weer een andere relatie tussen Albada''s, Bonninga 's en Siaerda''s in de vroege 15de eeuw: His Siaerda van Albada31 zou een dochter zijn geweest van Lieuwe Bonninga van Siaerda en N.N., dochtervan "olde Lieuue Albada".32 e ex c. Agge Riurdzoon Albada. Kinderen: g. Here Albada, volgt, h. Riurd Albada, volgt. i. Siouck Albada trouwde met Take Regnalda van Wester-Nijkerk,33 uit wie weer een enige dochter Tiets, die trouwde met Riurd Roorda. Deze Take en Siouck stierven in 1413 en zijn beiden in Thabor begraven.34 g ex e. Here Albada had, zoals Douue Rorda wil, Mary Jungema tot vrouw, hoewel hij niet weet wiens dochter zij zou zijn geweest. Dat deze informatie en die over het huwelijk van hun dochter His met Lolle Ockinga inderdaad afkomstig was van Douwe Roorda (C) wordt bevestigd door de kwartierwapens (I) Ockinga-Foppinga, Albada-Jongema en Ockinga-Albada op de grafzerk (uit 1556) van Douwes ouders Frans Roorda en His Sjaerda;35 genoemde His Sjaerda zou vernoemd zijn naar haar grootmoeder His Ockinga-Albada. Kind: j. His Albada, die trouwde met Lolle Ockema, uit wie weer Here Ockema. Deze Lolle stierfin 1466, zij echter in 1469; beiden zijn ze in Burgwerd begraven.36 h ex e. Riurd Albada, ridder, had Magdalena Siaerda tot vrouw, zoals Douue Roerda wil, de dochter van Sicke Siaerda en Catharina Roorda.37 Riurd stierf zelf in 1423 te Goënga; zij echter in 1424. Behalve een dochter zijn aan hen de volgende zoons ontsproten, die ieder voor zich verschillende wapens voerden, zoals hierna zal worden uitgelegd. Douwe Roorda (C) moet in contact hebben gestaan met Ruurd Albada. Diens "memoria" (B) vermeldt namelijk: "Anno Domini 1423 Magni conf.

164 dagh is gestorven den eedelen heer ende ridder heer Riuerdt Aggez van Albada opt stens van Vryeborch ofte Albadahuys binnen Goeingha, ende aldaer begraven. Anno 1424 Pontianus mart. is gesturven vrou Magdalena van Ziaerda syn wyff ende was een dochter van alde Sicke Ziaerda ende Katryn van Roorda ende is gestorven op Zyaerdahuys gelegen onder 't dorp ofte clockeslag van Franeker in iaer 1418 ende met vier witte ossen gebrocht in 't convent van Aengium ofte Oengon ende daer begraven". Kinderen: k. Dedrick Albada stierf zonder kinderen in het jaar ...; hij voerde als wapen: een rode leeuw in een gouden veld. De door Pybe van Albada gemaakte valse oorkonde (E) vermeldt dat de Albada 's dit wapen mogen voeren op grond van een (uiteraard valse) oorkonde, die zou zijn uitgevaardigd door de graaf van Holland in 832, omdat zij "geboren echte gravenzonen" geweest zouden zijn.3i l. Riurd Albada voerde als wapen: naast een halve adelaar boven een lelie en beneden een roos. Dezelfde valse oorkonde (E) vermeldt dat een Riuerdt Sickaz Albada blijkens een (uiteraard ook valse) oorkonde die zou zijn uitgevaardigd door de koning van Frankrijk in 1413, een witte lelie in een blauw veld mag voeren, omdat hij in een toernooi had gewonnen van "de jonge hertog van Beyeren". Een Sicka Aggenz en een Aggha Aesghaz Albada zouden volgens dezelfde bron blijkens een oorkonde van 1424 een witte roos in een bloedrood veld voeren, "tot een klagelìjke memorie van hun uitstoting uit het erfelijke graafschap van Holland"}9 m. Wiek Albada trouwde met Hette Dekema, zoals blijkt uit zekere overeenkomst uit 1448.40 Deze alliantie Dekema-Albada komt ook voor in de kwartierwapens (I) op de zerk van Pieter van Dekema uit 1568.41 Burmania dankte de gegevens over dit huwelijk waarschijnlijk aan Douwe Roorda.42 n. Sicke Riurdz Albada, volgt. o. Doitse Albada, volgt. Elders in zijn boek noemt Burmania nog een tweede dochter van Riurd Albada: Ansck Albada. Burmania vermeldt over haar: "Douwe Roorda verzekert dat Schelte Scheltinga in Huizum een vrouw Ansck Albada had, die een zuster Wiek Albada had, de vrouw van Hette Dekema".43 Deze alliantie Scheltema van Huizum-Albada komt ook voor in de kwartierwapens (I) op de zerken van Aylva 's uit 1548 en 1563,M n ex h. Sicke Riurdz Albada, ridder, had tot vrouw Catharina Poppinga, met een moeder N.N. Rottarda. Hij stierf in Goënga in 1426, zij in 1432. En hij voerde als wapen: een wit zwaard met de punt omlaag, met aan beide zijden een ster, in een blauw veld. Waarschijnlijk is dit ontleend aan de "memoria" van Ruurd Albada (B): "Anno 1426 Agneta virg. is gestorven den edelen ende erentvesten ridder heer Sicka Riuerdtz van Albada binnen Goeingha hoeren (Riuerdt en Magdalena) zoen, ende aldaer begraven. Anno 1432 Blasii confess. is gestorven vrou Katharyn van Poppingha syn wyff; ende waes een dochter van ryeke Rienck Poppingha van Poppinghawyer ende Tyets Rotterda van Deersum syn wyff; ende was een dochter van Riuerdt Rottaerda ende Wyts Benedixma syn wyff van Gau ende binnen Deersum begraven". Latere genealogen, zoals Doys (F) en Rispens (G), geven bovendien een beschrijving van het wapen van Rienck Poppinga en noemen hem als stichter van de kerk van Poppingawier.45 Omdat Burmania hetzelfde wapen Poppinga ook reeds kende,46 zal de informatie over dit wapen eveneens van Ruurd Albada afkomstig zijn.47 Kind: p. Agge Sickez Albada, volgt.

165 Latere genealogen geven Sìcke Ruurds nog andere kinderen; wij noemen: "Eelck Albada, trouwde Botte Gales Heslinga van Galama" te Poppingawier, aldus het Stamboek (H) van De Haan Hettema; van dit echtpaar zou de familie Albada van Poppingawier afstammen.48 Ter toelichting diene het volgende. De door Burmania overgenomen vermelding van een huwelijk tussen Sicke Albada en Catharina Poppinga van Poppingawier in de "memoria " van Ruurd Albada (A) is de eerste, nog impliciete, aanwijzing dat men reeds in de 16de eeuw veronderstelde dat de Albada 's van Poppingawier afstamden van die van Goënga. In latere genealogieën werd deze relatie verder uitgewerkt. Andries van Albada vermeldde in zijn "memoria" (D) dat Hette Bottez Heslema te Poppingawier de naam en het wapen van Albada voerde; een latere hand voegde toe dat de moeder van zijn vrouw Syts Pibes Sytthiema te Poppingawier "His Albada" was.49 Josìas Rispens (G) stelde op gezag van Pybe van Albada (E) dat deze "His Ziaerda van Albada " een dochter was van Lieuwe Bonninga van Ziaerda en N.N. Albada, een dochter van "olde" Lieuwe Albada.50 Een kwartierstaat Eminga uit 173151 meldt daarentegen dat de moeder van Hette Bottes Heslinga een Eelck Albada was; De Haan Hettema (H) tenslotte wist te melden dat deze Eelck een dochter van Sicke Riurdz Albada (n) was.52 N.N. Albada, gehuwd met oude Juw Dekema; aldus Gerlich Doys (F).53 Volgens deze vermelding kwam een alliantie Dekema-Albada dus in een andere generatie tot stand, dan volgens Ruurd Albada en Burmania.54 "Hessel Albada (of Abbema) te Huizum, trouwde Wiek Oenema", aldus het Stamboek (H) van De Haan Hettema. In werkelijkheid behoorde deze Hessel tot de Abbema 's van Huizum. De verwarring ontstond doordat ook de Albada 's wel als Abbema voorkomen.55

o ex h. Doitse Albada in Sloten, die als zijn wapen voerde drie gouden sterren op een blauw schild, zoals mij blijkt uit een oorkonde van 1465. Ook blijkt mij uit een oorkonde van 1464 dat de hierna volgende Rienck en Lieuue zijn zoons waren.56 Kinderen: q. Rienck Doitzesoen Albada, volgt. r. Tied Albada trouwde met Agge Sirckz Donia57 van Harinxma, zoals mij blijkt uit een oorkonde van 1463. Ook de "Genealogia Ayttana" (A) noemt een Thiet N.N. als vrouw van Agge Donia; in een tweede huwelijk zou zij met Wibe Jarichz (Jelckema) van Meskewier zijn getrouwd.5^ s. Lieuue Doitsis Albada.59 t. N.N. Albada, volgt. p ex n. Agge Sickezoon Albada had tot vrouw Siouck Roorda, de dochter van Riurd Roorda uit Tiets Regnalda. Agge stierf zelf in 1462; zij echter in 1469. Dit is ontleend aan de "memoria " van Ruurd Albada (B): "Anno 1462 Katharinae virg. is gestorven Agga Sickaz Albada, een soen van heer Sicka Albada ende vrou Katryn Poppingha syn wyff, ende hadde tot een wyve Sciouck Roorda genaemdt, ende waes een dochter van olde Rìuerdt Roorda van Tzomarum, ende Sydts Aylua van Witmarsum syn moeder,60 beyde begraven binnen Oengum. Anno 1469 concept. Mariae is gestorven Tyets Regnalda van Nytzerck d'huysvrou van Riuerdt Roorda, ende was een eenige dochter van Taecko Regnalda ende Sciouck Albada, welke syn begraven binnen Tabert 1413 op scedinge der Apostelen dach, dach nae dach gestorven".61 Kind: u. Riurd Aggezoon Albada, volgt.

166 q ex o. Rienck Doitzez Albada had als vrouw Siouck te Meskewier, zoals blijkt uit een oorkonde van 1460. Ook de "Genealogia Ayttana" (A) deelt mee dat Siouck Aytta, enige dochter van Ferrick Aytta en Sydtz van Hemriksend, eerst trouwde met Jarich (Jelckema) van Meskewier; hun zoon Wibe Jarichz zou met Tieth (Albada, zie bij r) zijn getrouwd; hun dochter Sydtz met Haye Albada, de bastaardzoon van haar stiefvader Renick Albada. Siouck hertrouwde met Renick Doitzez Albada; zij hadden een dochter Jel.61 v. Jel Albada, volgt.

t ex o. N.N. Albada trouwde, zoals Douue Roorda meedeelt, met zekere Dode, een burger van Sneek. Aan hen zijn de volgende kinderen ontsproten: w. Doitze Albada, die de familienaam van de kant van zijn moeder aannam, was tweede pastoor van Sneek.63 x. Jelmer Albada, volgt.

u ex p. Riurd Aggez Albada had tot vrouw Feddu Donia van Burgwerd, de dochter namelijk van Tiebbe Donia uit Womck Unia. Deze Tiebbe Donia was de broer van Sirik Donia van Oosterend, ...64 Dat deze Feddu de vrouw van Riurd Agges was blijkt uit een oorkonde van 1523. Ontleend aan de "memoria" van Ruurd Albada (B): "Anno 1508 is gestorven Riuerdt Aggez van Albada op Stensterastate binnen Burguert, Hyemert genaempt, ende bynnen Burguert begraven. Anno 1535 is gestorven binnen Eedens Feddu van Donia synen huisvrouue ende aldaer begraven".65 Kind: y. Tiebbe Riurdz Albada, volgt.

v ex q. Jel Albada trouwde met Hessel Kempes Jongema. Zij baarde hem Rienck, Kempe en Jel Jongema, zoals men uitgebreider kan zien bij Jongema.66 Nadat haar echtgenoot was overleden trouwde deze Jel met Otto Douues, een burger van Sneek, met wie zij een dochter Anna kreeg. Deze wordt ook Albada genoemd, omdat ze de familienaam voor zich behouden heeft.67 De "Genealogia Ayttana" (A) geeft over hen en hun dochter Anna afwijkende gegevens. Zowel deze "Genealogia" als die van Burmania zijn op sommige punten onjuist.68 Dochter: z. Anna Albada; zij trouwde met Haringh Glins.69

x ex t. Jelmer Albada,70 eveneens de familienaam Albada behoudend, verwekte de volgende kinderen: aa. Dode Albada.71 ab. Jan Albada.72 ac. Frerick Albada, volgt. ad. Winke Albada.73

y ex u. Tiebbe Riurdz Albada, enige zoon van Riurd Aggez Albada en Feddu Donia trouwde met Sits Wibrens, een vrouw uit het volk. Kind: ae. Riurd Albada, die trouwde met Jel Sappedr, eveneens uit het volk;74 het fortuin van zijn vader begon te verminderen; hij is tot armoede vervallen. En van de twee zoons die hij naliet is de een ,...75 en werd de ander in de kunst der mechanica opgeleid.76

ac ex x. Frerick Albada.77 Kinderen: af. doctor Aggeus Albada, ooit (raadsheer) in het Hoge Hof te Leeuwarden (het

167 Hof van Friesland), vervolgens assessor van de Kamer (het Rijkskamergerecht) te Spiers, trouwde N.N. Ook hier blijkt dat Burmania de "Genealogia Ayttana" (A) niet gekend heeft: deze vermeldt de naam van Aggaeus' vrouw Jets Aytta.™ ag. Tied Albada.79

FEITEN OVER DE ALBADA'S

Zoals gezegd stellen wij ons niet tot doel een volledig overzicht te geven van alle Albada's. Wij beperken ons tot die personen, die door Burmania en zijn bronnen worden genoemd en over wie historisch betrouwbare gegevens voor handen zijn. Deze personen worden met een volgnummer aangegeven. In cursief voegen wij een verbindend commentaar toe.

Staveren, Goënga Wat is er nu waar van de Albada-stamboom van Upcke van Burmania? Bij de beantwoording van die vraag kan een passage uit de "Genealogia Ayttana" tot motto dienen: "en van toen af begon het aanzien van de in Friesland vooraanstaande familie der Albada 's te dalen". Dit dalend aanzien zou het gevolg zijn geweest van de doodslag door een Albada op een rechtdag in Bolsward.80 Als we de fragmentarische gegevens combineren, dringt zich het beeld op van een familie die ooit tot de top van de Friese adel behoorde en daarna inderdaad in aanzien daalde. In de vetes van de 15de eeuw lukte het haar niet haar positie in het Lage Midden en de Zuidwesthoek te handhaven. Opmerkelijk is dat haar machtsbasis en interesses deels in de steden lagen: aanvankelijk in Staveren, later ook in IJlst. We kennen van hen verder een militaire expeditie naar de vlek Woudsend. Bovendien schrijft de traditie hun een deel van de heerschappij over het stadje Sloten toe. In het midden van de 15de eeuw verzwagerden zij zich tenslotte ook met de hoofdelingen van de marktvlek Joure.81 Nog voor het einde van de eeuw stierven zij in mannelijke lijn uit. De herinnering aan het oude geslacht bleef echter - blijkens de bij verschillende families weer opduikende naam en blijkens de omvangrijke genealogische fictie - levend. De oudste gegevens, uit 1334, 1374 en 1383, getuigen nog van een aanzienlijke positie in Staveren en waarschijnlijk ook in Goënga.

(1) Sicke Albada, ook bij Burmania (a). In 1374 heeft hij recht op de inkomsten uit de halve grafelijke tol te Staveren. Hij had deze verkregen van Alaert Simonsz, "(s)in lieve maech", die ze op zijn beurt had geërfd van zijn vader Simon Alardsz. De laatste was er in 1334 door de graaf mee beleend. Rond 1383 dreigt Sicke Albada samen met zijn neef Feicke Sickinga "ende alle onsen vrienden" de Hamburger kooplieden die de tol niet betaalden te water en te land schade toe te brengen.82

Sicke Albada manifesteert zich dus als echte hoofdeling avant la lettre: hij komt uit een familie die in het begin van de 14de eeuw belangrijke rechten in leen heeft van de graaf en hij durft zelfs de machtige stad Hamburg met een vete te dreigen. De 16de-eeuwse pretentie dat de Albada's van de Hollandse graven zouden afstammen (zie bij k), kan een herinnering aan deze leenband met de graaf zijn.83 Behalve rechten te Staveren heeft Sicke Albada waarschijnlijk ook in de omgeving van Sneek een machtspositie. De oorkonde van hem en zijn neef Feicke Sickinga van rond 1383 wordt in Sneek opgesteld. Bovendien is van Feicke Sickinga bekend dat hij hoofdeling te Goënga in de Sneker Vijf ga was; diens dochter trouwde met de Sneker

168 hoofdeling Rienck Bockema. Zij waren op hun beurt de schoonouders van Agge Harinxma, waardoor zowel het Sneker hoofdelingschap als Sickingastate te Goënga aan de Harinxma 's kwamen.84 Ook Sicke Albada woonde waarschijnlijk te Goënga. Ten noorden van het dorp lag namelijk Albadastate. Evenals bij Sickingastate lag er naast een stinswier, een herinnering aan de militaire machtspositie van vroegere bewoners. In 1587 en 1718 wordt deze wier nog genoemd.65 Traditioneel wordt deze state beschouwd als het oorspronkelijke stamgoed van de adellijke Albada 's, die volgens Burmania afstammen van Sicke Albada.86 In tegenstelling tot de eigendomsgeschiedenis van Sickingastate is die van Albadastate slechts in globale termen te beschrijven. Rond 1500 was het goed eigendom van Hessel Jongema, getrouwd met Jel Riencksdr Albada (nr. 10). Omdat het, in tegenstelling tot andere goederen, niet in het testament van haar grootvader Doitse Albada (nr. 7) wordt genoemd, is het waarschijnlijk dat het al langer aan de familie Jongama behoorde. Er zijn andere gegevens die op een nauw contact tussen Jongema''s en Albada''s wijzen. Zo worden soms de namen Albada en Jongema afwisselend voor dezelfde persoon gebruikt.87 De voornamen Ade en Hessel komen bovendien bij beide families voor. Jongema's en Albada''s hebben verder in de 15de eeuw stinzen in Rauwerderhem en ook in andere opzichten was er veel onderling contact.88 Tenslotte komt op 16de-eeuwse grafstenen een alliantiewapen Albada-Jongema voor, toebehorend aan een ook bij Burmania voorkomend echtpaar dat in het eerste kwart van de 15de eeuw zou hebben geleefd.89 Hoewel de precieze verhoudingen onduidelijk blijven, lijken al deze relaties tussen beide families het eenvoudigst verklaard te kunnen worden door de aanname van een huwelijk Albada-Jongema rond 1400, waaruit beide families patrilineair dan wel matrilineair stammen. Ongeveer twee generaties na Sicke Albada, in 1427, komen we in Goënga wederom een Albada tegen.

(2) Ada Albaede. Hij zegelt in 1427 voor Goënga een accoord over het onderhoud van waterstaatswerken in het Nieuwland bij Sneek. Aannemelijk is daarom dat hij op Albadastate woonde.90 Voor Bozum zegelt gelijktijdig Eeda Kempaz (Jongema), grootvader van genoemde Hessel Jongema (nr. 10).91

IJlst, In de vetes tussen Schieringers en Vetkopers in de volgende decennia is herhaaldelijk sprake van een Hessel die vanuit verschillende steunpunten vetes voert tegen de Schieringer hoofdelingen. Het staat niet vast dat het steeds dezelfde persoon betreft; voorzichtigheidshalve geven wij de verschillende berichten daarom onder aparte nummers. Zoals hierna wordt uiteengezet is het evenwel het meest waarschijnlijk dat het wel om dezelfde persoon gaat. Indien we van die identiteit uitgaan, kan de positie van Hessel en zijn nageslacht als volgt worden getypeerd. Vanwege hun relatie met de omgeving van Sneek en de steden van de Zuidwesthoek en het Lage Midden, lijkt het zeer goed mogelijk dat deze 15de-eeuwse Albada 's nakomelingen zijn van Sicke Albada die in de 14de eeuw rechten te Staveren en belangen in de omgeving van Sneek had. De neergang van Staveren en de opkomst van meer landinwaarts gelegen plaatsen zou in dat geval weerspiegeld kunnen zijn in de familiegeschiedenis van de Albada 's: ook andere Staverse families, zoals de Hoppers en de Jarges' verlegden in de 14de en 15de eeuw hun activiteiten naar Sneek, Leeuwarden en Groningen. Terwijl de neven Sicke Albada en Feicke Sickinga aan het eind van de 14de eeuw nog samen optrokken bij de verdediging van hun recht op de tol van Staveren, is het duidelijk dat deze latere

169 Albada 's tegenover de Schierìnger hoofdelingen Harinxma, nakomelingen van Feicke Sickìnga, zijn komen te staan. Inzet van de strijd was de heerschappij in de streek rond Sneek. De Albada 's en hun bondgenoten verliezen daarbij hun posities aan de Hemdijk, in IJlst en misschien in Sloten. Ook met hun mogelijke verwanten92 Jongema raken zij in vetes gewikkeld over de heerschappij in Rauwerderhem. Pas na de beëindiging van de Donia-oorlog in 1462 treden zij tot het Schierìnger kamp toe.

(3) Hessel te IJlst. Hij wordt - waarschijnlijk vóór 1430 - door de zonen van Haring toe , de stamvader van de Schierìnger hoofdelingen Harinxma' s, uit de stad IJlst verdreven, samen met ene Egge. Sindsdien hebben de Harinxma's behalve te Heeg, Sneek en Oosterend ook in IJlst een steunpunt. Waarschijnlijk behoorde hij tot de familie Albada, die in dat geval dus enige tijd een gedeelte van de heerschappij te IJlst uitoefende. De kronieken delen mee dat Hessel later te Irnsum woonde en roofde en veel schade aanrichtte in het land.93

Omdat in 1447 sprake is van een Hessel Albada aan de Hemdijk (nr. 4) met een zoon Doyka/Doytha en omdat vanaf 1458 te Irnsum — de plaats waar Hessel van IJlst (nr. 3) zich gevestigde - een Doitse Albada (nr. 6) optreedt, is het waarschijnlijk dat Hessel te IJlst en Hessel Albada aan de Hemdijk één persoon is en dat hij de vader is van Doitse Albada te Irnsum. Hoewel wij hiervoor geen sluitend bewijs kunnen leveren, ondersteunt de politieke opstelling tegenover de Harinxma 's van de genoemde personen deze hypothetische identificatie.

(4) Hessel Doykaz Albada alias Hessel Jongama94/Juuinga.95 Een Hessel Doykaz te Westhem zegelt in 1434 een oorkonde betreffende verkoop van land uit Sickingagoed te Tjalhuizum.96 In de zomer van 1443 neemt Bocke Harinxma van Sneek met 30 man Hessel Jongama's stins aan de Hemdijk in; ze breken die af, zodat er geen steen op de andere blijft. Bocke en zijn mannen waren op de terugweg naar Sneek van een vetetocht naar tegen de Vetkopers Allert Dodaz uit Staveren en Gale (Galema) van Koudum.97 In 1447 komt het tot een vrede tussen Harinxma en Albada.98 Bocke Harinxma van Sneek, Douwe Harinxma van Heeg, de kinderen van Epe Harinxma van IJlst en Homme Homminga enerzijds en Hessel Doykaz Albada en zijn zoon Doyka anderzijds regelen daarbij een groot aantal punten. De wederzijdse schade die de pachters van beide partijen in de wijde omgeving bij de verschillende militaire expedities hebben geleden wordt geïnventariseerd; genoemd worden onder meer de verwoesting door de Harinxma's van het huis aan de Hemdijk en een vetetocht van de Albada's naar Woudsend. Bocke Harinxma zoende de dood van Hessels zoon Siert. Gelijktijdig worden talrijke geschillen over onroerend goed geregeld, onder meer over Tynghelragoed; Hessel krijgt land in Synnadawier, Buttamaland, Yolmerameede," Galckagoed,100 Andelagoed101 en de goederen die hij aan de Hemdijk bezeten heeft. Met de kinderen van Sierck Harinxma alias Donia (zie nr. 8) zal nog een aparte vrede worden gesloten. Als zoenman van Hessel treedt op Lolle Ockinga (nr. 6). Hessels kinderen volgens de zoenbrief van 1447 zijn Doyka/Doytha Albada (mogelijk nr. 7) en een bij de vete omgekomen zoon Syeert Hesselz.

(5) Bauck Hesselswyf. Zij testeert in 1452.102 Ze wil begraven worden in de Broerkerk in Bolsward. Ze laat veel legaten na aan personen en kerkelijke

170 instellingen. Haar goederen liggen ondermeer aan de Hemdijk in de omgeving van Nijland en Westhem. Wybingagoed in Nijland bestemt ze voor de stichting van een prebende te Bolsward, het latere Wybingaleen. Haar belangrijkste erfgenamen zijn Ebel, de vrouw van Ynne Bockes (nr. 13) enerzijds en haar "zusterlingen" en de kinderen van Douwe Hiddema anderzijds. Bij de uitvoering van haar testament is een belangrijke rol weggelegd voor Lolle Ockinga, gehuwd met Hisse (nr. 6). Bauck is met een Hessel getrouwd; uit haar testament blijkt evenwel dat zij zich in verschillende opzichten van hem distantieerde. De ligging van haar goederen aan de Hemdijk en de nauwe relatie met Lolle Ockinga104 hebben verschillende auteurs doen veronderstellen dat haar man Hessel dezelfde is als Hessel Albada (nr. 4).

Indien we aannemen dat Bauck Hesselswyf de vrouw was van Hessel Albada, en dat Hessels zoon Doyka/Doytha identiek is aan Doitse Albada (nr. 7), zou het feit dat de laatste in Baucks testament niet wordt genoemd en dat van hem en zijn nakomelingen geen grondbezit in de omgeving van de Hemdijk is geattesteerd, er op kunnen wijzen dat hij een zoon uit een ander huwelijk van Hessel Albada was. Hessels huis aan de Hemdijk zou dan afkomstig kunnen zijn uit Baucks familie en dus geen oud Albadagoed zijn geweest. Burmanìa geeft in zijn genealogie verder verschillende huwelijken van Albada-dochters, waardoor ook andere Friese families in vrouwelijke lijn uit de oude Albada 's zouden stammen. De van Ruurd Albada overgenomen allianties van diens voorouders lijken, gezien het fictieve karakter van zijn "memoria", geheel aan de fantasie ontsproten. Van andere allianties, zoals die met de Bonninga's (f), Siaerda's (h), Oedsma's105 en Regnalda's (i), is de historiciteit moeilijker te verifiëren of falsifiëren. Weliswaar is van sommigen van de aangehuwden, zoals van Hille Bonninga, bekend dat zij historische personen zijn geweest en komen op 16de-eeuwse grafzerken ook kwartierwapens Siaerda-Albada, Bonninga-Albada en Oedsma-Albada voor,106 maar daarmee zijn deze huwelijken nog niet bewezen. Wij laten Burmania's berichten erover daarom verder rusten. Met sommige andere van de door hem genoemde allianties is het evenwel anders gesteld. Hoewel ook daarvoor een sluitend bewijs ontbreekt, beschikken we wel over zelfstandige historische gegevens die parallel lopen met of zeer goed aansluiten bij Burmania 's genealogie. Dat is het geval met het hierboven reeds genoemde huwelijk Albada-Jongema (na nr. 1), met de hierna behandelde alliantie Ockinga-Aïbada (nr. 6) en met de later nog te bespreken allianties met Donia (nr. 8), Rotterda, Dekema en Scheltema (nr. 21).

(6) Lolle Ockinga, ook bij Burmania (j). Hij is getrouwd met Hisse N.N.107 In 1447 treedt hij op als zoenman voor Hessel Albada (nr. 4). In 1452 worden Lolle en Hisse door Bauck Hesselswyf (nr. 5) belast met een deel van de uitvoering van haar testament. In 1456 krijgen zij van Lolles tante Gerland Hermana een legaat.108 Lolles vrouw Hisse zou volgens kwartierwapens op 16de-eeuwse grafzerken en mededelingen van Douwe Roorda en Burmania een Albada (j) zijn geweest. Of het nauwe contact tussen Lolle en Hisse enerzijds en Hessel en Bauck Hesselswyf anderzijds als bevestiging van deze alliantie Ockinga-Albada mag worden gezien, of dat omgekeerd het nauwe contact de aanleiding was deze alliantie te veronderstellen, is onduidelijk.

Irnsuni, Rauwerd Zoals Sicke en Hessel Albada in Staveren en IJlst,109 zo hebben ook volgende

171 generaties naast hun goederen en stinzen op het platteland belangen in steden en andere niet-agrarische centra. Doitìa Albada testeert in 1466 in Sneek en wil daar ook begraven worden. Hij is getrouwd met een vrouw Oenema, uit een hoofdelingenfamilie die behalve een stins in Terkaple ook een steunpunt had in de opkomende handelsbuurt Joure.110 De traditie wil bovendien dat Doitse ook rechten heeft op de heerschappij in Sloten.

(7) Doitia Albada, ook bij Burmania (o). Hij is hoofdeling te Irnsum; mogelijk naar zijn bezit op Abbingawier aldaar wordt hij ook wel met de toenaam Abbema vermeld.111 Hij zegelt in 1459 en 1460. Op het randschrift wordt hij Doika Butkiema genoemd; hij voert dan inderdaad het door Burmania vermelde wapen met drie sterren.112 In 1458 breekt in het Lage Midden en de Zuidwesthoek de zogenaamde Donia-oorlog uit. In deze oorlog worden verschillende afzonderlijke vetes tussen Schieringer en Vetkoper hoofdelingen uitgevochten. Hoewel Doitses waarschijnlijke vader Hessel zich in 1447 met de Schieringer Harinxma's had verzoend, staat Doitse weer, evenals Hessel rond 1430 en in 1443, aan de Vetkoper kant. In 1458 strijden de Harinxma's en Focke Eeskes tegen Doitse en zijn zoons Lieuwe en Renick; Lieuwes steenhuis te Irnsum wordt daarbij ingenomen113 en ook over de stins Meskewier, waarop zowel Renick Doitses als Focke Eeskes door een huwelijk met vrouwen Jelckema van Meskewier rechten meenden te kunnen doen gelden, bestaat onenigheid.114 In 1459 slaat Lieuwe Doitses "toe Rauwert op die buren" Hessel Edez (Jongema) van Bozum dood, een zoon van Ede Kempez (zie bij nr. 2) en getrouwd met een Harinxma van IJlst; hun respectievelijke broers Renick Doitses te Akkrum en Kempe Jongema van Rauwerd, zelf een zwager van de Harinxma's van Sneek, komen daardoor ook met elkaar in conflict.115 In 1462 sluiten de Donia's (nr. 8), die tijdens de Donia-oorlog de Vetkoper partij waren toegedaan, vrede met hun Schieringer neven Harinxma. De relatie tussen de Donia's en de Albada's is zo sterk116 dat we daarna ook de Albada's in het Schieringer kamp tegenkomen: de Vetkopers Gale (Galema) van Koudum en Jancke Douwama van Langweer vallen in 1463 Doitse Albada's huis te Irnsum en Renick Doitses' huis te Akkrum aan. Ondanks deze overgang van de Albada's naar het Schieringer kamp, blijft de vete tussen hen en de Jongema's tengevolge van de doodslag in 1459 bestaan: pas in 1473 wordt de dood van Hessel Jongema gewroken door zijn neef Ade (Kempes) Jongema van Rauwerd, die dan Lieuwe Doitses in Irnsum doodt. Daarna komt het ook in dit conflict waarschijnlijk tot een vrede: Hessel Kempes Jongema, een broer van Ade, blijkt later namelijk met de dochter van Lieuwes broer Renick Doitses gehuwd te zijn (nr. 10).117 Doitse Albada maakt in 1466 zijn testament. Hij wil begraven worden voor het O.L.V.-altaar in de kerk van Sneek. Hij geeft legaten aan verschillende kloosters en kerken, waaronder die te Irnsum, Rauwerd en Roordahuizum. Aan zijn kinderen laat hij vier met name genoemde goederen na. Zijn vrouw Saepck krijgt volgens zijn testament Idsinghagoed te Irnsum. Volgens een later bijschrift op een copie van het testament is zij "van Douma geslachte weest".118 Als we bedenken dat in de 16de eeuw de namen Douma en Oenema door verzwagering van beide families vaak als equivalent worden gebruikt,119 wordt de bedoeling van deze mededeling duidelijk: volgens Jancko Douwama was de moeder van Doitses zoon Renick (Albada) van Flaerzum (Flansum) een zuster van Onna van der Cappelle, de stamvader van de familie Oenema van Terkaple.120 Volgens zijn testament had Doitse de volgende kinderen: 1. Rienck Albada, volgt nr. 9.

172 2. Lieuwe, ook bij Burmania (s). Zijn betrokkenheid bij de vetes in het Lage Midden en de Zuidwesthoek en zijn dood in 1473 kwamen hierboven ter sprake. 3. Syt Albada. Zij krijgt in 1466 bij testament van haar vader "dat groete guedt toe Abbinghawier" onder Irnsum. 4. Hilke Albada krijgt volgens dat testament "dat gued daer Ids op woent toe Abbinghaweer". Omdat zij niet in Doitses testament voorkomt is het onzeker of ook een dochter was: 5. Tied Albada, genoemd door Burmania (r). Zie hierna.

(8) Agge Siercksz (Harinxma alias) Donia, ook bij Burmania (r). Hij woont in 1458 "toe Slooten op't huis van zyns wyffs wegen". Hij belegert zijn neef Wattya Harinxma, die eveneens een huis binnen Sloten heeft, omdat hij alleen de heerschappij binnen Sloten wil hebben. Agge Donia en zijn broers komen daardoor tegenover de Harinxma's, een der belangrijkste Schieringer families, te staan en sluiten zich aan bij de Verkopers. Door ingrijpen van Bocke Harinxma van Sneek, de vader van Wattye, wordt Agge uit Sloten verdreven waarna Wattye Agge Donia's huis en de heerschappij verkreeg "ende zynen erwen tot noch toe".121 Bij de strijd om de heerschappij te Sloten, waarop Agge dus namens zijn vrouw aanspraak maakt, en bij de andere vetes waarin Agge Donia tijdens de Donia-oorlog betrokken raakt, wordt hij gesteund door de Vetkoper Doitse Albada (nr. 7) en diens zoons; als na 1462 de Donia's met de Harinxma's en andere Schieringers vrede sluiten en zich bij de Schieringer partij voegen, gaan Renick Doitses Albada en zijn broer Lieuwe eveneens naar die partij over, "want Rienick (Doytyez) hieldet met Doenya".122 Burmania gaf in zijn Albada-genealogie de hechte relatie tussen Donia's en Albada's ook een genealogische dimensie. Agge Donia zou volgens hem namelijk gehuwd zijn met Renicks zuster Tied Albada (r). De heerschappij te Sloten zou eerder dus deels aan de Albada's hebben behoord; Burmania meende daarom dat ook Tieds vader Doitse Albada al te Sloten woonde. Zoals vaker loopt ook hier de uit betrouwbare bronnen af te leiden "circumstantial evidence" parallel met Burmania's Albada-genealogie, zonder dat daaruit met zekerheid mag worden geconcludeerd dat de genealogie daardoor wordt bevestigd.

Tegen de historiciteit van het door Burmania veronderstelde huwelijk Donia-Albada zou kunnen pleiten het ontbreken van een dochter Tied in het testament van Doitse Albada (nr. 7) en het feit dat Worp van Thabor anderen expliciet als zwagers van Agge Donia aanduidt, maar in dezelfde passage Renick en Lieuwe Albada niet zo betitelt.'23 Hoewel een huwelijk Donia-Albada dus niet te bewijzen is, zou het uitstekend passen bij de gegevens die oorkonden en kronieken ons over beide families geven. 7x> is het opmerkelijk dat Agge Donia een zoon Doitse Donia124 had, die naar een grootvader Doitse Albada genoemd zou kunnen zijn. Het huwelijk tussen een dochter van Doitse Albada en een zoon van Sierck Donia zou verder zeer goed een uitvloeisel kunnen zijn van de vrede die blijkens de zoen van 1447 nog tussen Siercks kinderen en Doitse Albada en diens vader Hessel (nr. 4) zou worden gesloten. Dat de traditioneel Vetkoper Albada 's na de terugkeer van de Donia 's naar de Schieringer partij in 1462 ook deze overstap maakten, zou bovendien goed verklaarbaar zijn als zij met de Donia's verzwagerd waren (zie bij nr. 7). Dat politieke en verwantschappelijke relaties elkaar zo over en weer beïnvloedden valt bij de hoofdelingen in de 15de eeuw vaker - ondermeer bij de Harinxma 's/Donia''s - waar te nemen. Verder weten we uit de "Genealogìa Ayttana" dat Agge Donia inderdaad een vrouw Tieth heeft

173 gehad, hoewel niet wordt vermeld dat zij een Albada was. Een machtspositie van de Albada 's in Sloten zou tenslotte goed aansluiten bij de reeds eerder gesignaleerde belangstelling van deze familie voor de steden en andere handelsplaatsen in de Zuidwesthoek (Staveren, IJlst, Woudsend en Joure). Het is verleidelijk bij de hypothesevorming over de heerschappij te Sloten in de periode vóór de Donia-oorlog nog een stap verder te gaan en een parallel met de rechten op de tol van Staveren, een eeuw eerder, te trekken. Als Agge Donia's vrouw, door wie hij rechten had in Sloten, inderdaad een Albada was, is het goed mogelijk dat zij een nazaat was van Sicke Albada (nr. 1). Opmerkelijk is dat Wattya Harinxma, de andere hoofdeling te Sloten, een achterkleinzoon was van Feicke Sickinga, Sicke Albada's neef. De veronderstelling ligt dan voor de hand dat de heerschappij te Sloten in de 14de eeuw evenals de halve tol van Staveren aan de neven Albada en Sickinga gezamenlijk behoorde. De rechten van Agge Donia's vrouw zouden dan op die van Albada kunnen teruggaan, die van Wattya Harinxma op die van Sickinga.

(9) Renick Doitzes Albada, ook bij Burmania (q). Hij noemt zichzelf Renick Doitiaz Helbada125 en Renick Doykaz toe Flaersim (Flansum).126 Hij trouwt met Siouck Aytta,127 weduwe van Jarich Wybes Jelckema van Meskewier.128 Aanvankelijk woont hij in Akkrum, waar hij met de Schieringer Focke Eeskes ondermeer onenigheid heeft over de erfenis van Wybe Jelckema en de eigendom van Meskewier.129 Later - na de zoen met de Jongema's van Bozum en Rauwerd? - vestigt hij zich te Flansum onder Rauwerd. Zijn verdere betrokkenheid bij de vetes werd hierboven behandeld. In zijn testament van 1466 vermaakt zijn vader hem Lathinghagoed te Wieuwerd, groot 100 pondemaat. In 1474 verkoopt hij vijf pondematen in Propingaland aan het klooster Aalsum.130 In 1476 sluit hij als voogd over de kinderen van Wlbet oppa Laerd te Rauwerd een overeenkomst over ruil en huur van land met het klooster Aalsum.131 Zijn zegel vertoont een wapen met een halve adelaar en een zwaard met twee sterren.132 In 1481 heeft hij land van Aeda Keympaz Jonghama in onderpand.133 Kinderen: 1. Jelk Renicksdr Albada, volgt nr. 10. Verder heeft Renick een bastaardzoon: 2. Haeya Renicksz. De mededeling van de "Genealogia Ayttana" dat hij met Sydtz, de zuster van Wybe Jarichsz zou zijn getrouwd wordt bevestigd door een oorkonde van 1488, waarin hij Wybe Jarichs' zwager wordt genoemd en samen met deze een vete met de Camstra's beëindigt.134 In 1491 woont hij in Rauwerd en bemiddelt hij in een geschil tussen het klooster Aalsum en Aeda Aedaz over Hottinghegoed dat het klooster van de laatste heeft gekocht.135 Hij voert hetzelfde wapen als zijn vader.136

(10) Jel Renicksdr Albada, ook bij Burmania (v). Zij trouwt met Hessel Kempez Jongema.137 Zij wonen op Albadastate in Goënga; Hessel wordt daarom "heerschap in Sneecker vyff gaen" genoemd.138 In die rol treedt hij in 1482 en 1483 op tegen de Vetkoper familie Heslinga (zie nr. 22.3) te Poppingawier.139 In 1496 zegelt hij het verbond met Groningen.140 Hij sneuvelt in 1500 voor Franeker.141 De wapens van Hessel en Jel zijn afgebeeld in de kerk van Terkaple.142 Jel hertrouwt met Otto Pieters, met wie zij in 1511 Albadastate te Goënga bewoont. In 1504 tekent Otto de Saksische reversaelbrief; hij wordt gerekend onder de geprivilegieerde heerschappen.143 Zijn goederen worden in 1517 verbeurd verklaard.144

174 In 1525 is Otto volmacht op de landdag.145 Jel en Otto sterven tussen 1527 en 1538.146 Kinderen van Jel en Hessel: 1. Kempo Jongema. Hij verkoopt vóór 1531 rechten in Ydsinghagued te Irnsum, die hij van zijn moeder zal hebben geërfd.147 2. Rienck Jongema. 3. Jel Jongema, volgt nr. 11. Uit het huwelijk van Jel en Otto Pieters: 4. Anna Albada, ook bij Burmania (z).148 Zij trouwt eerst met Douwe Douwema, die in 1535 sterft en te Irnsum wordt begraven. Anna hertrouwt met Haring Glins uit Dronrijp.149

(11) Jel (Hessels Jongema). Zij trouwt Douwe Ulckes Oenema genaamd Douma, zoon van Ulcke Tiepckes Oenema en Gerland Hobbes Epinga van Pietersbierum,150 Douwe heeft een conflict met zijn neef Jancko Douwema van Oldeboorn over de state Meskewier te Akkrum.151 Het goed dat hun dochters Siouck en Gerlant in Utingeradeel hebben, was waarschijnlijk van hun vader Douwe afkomstig.152 Kinderen: 1. Wlcke Douwema. Hij trouwt Jets Abbe Gerlofsdr. Zij wonen op Latsma te Sexbierum, dat Jets in 1550 van haar oom Schelte Andla Latsma erfde. Wlcke sterft in 1555; Jets hertrouwt met Schelte Aelua.153 2. Hessel Douwes Jonghema. Zijn neef Laes Agges van Jongama te Sneek legateert hem in 1541 zijn boeken en benoemt hem tot fïdeïcommissair erfgenaam.154 In 1542 is Hessel met zijn zwager Abbe Gerlofs eigenaar van een saté te Bozum, die in 1511 eigendom was van Jel Hessel Jongema weduwe.155 3. Renck/Reintzen Douwesdr. Zij trouwt met Pier Sytzema te Arum en testeert aldaar in 1548.156 4. Gerlant Douwema. Zij trouwt eerst met Abbe Gerlofs te Kimswerd en later met Here Aernts Wybranda. In 1561 verklaren Here Aerns en Gerlant Douma dat zij ten behoeve van juffrouw Jets als tutrix van haar kinderen bij wijlen Ulke Douma afstand doen van de helft van Graldasate te Bozum.157 5. Siouck Douwema. Zij trouwt met Syrck Syrcks Donya à Doinghe, grietman van Hennaarderadeel. Syrck is de drijvende kracht achter de bouw van de kraak in de kerk van Oosterend. Siouck sterft in 1549; Syrck hertrouwt voor 1553 met Hiske Elingsdr.158 6. Anna Douwema, volgt hierna.

(12) Anna Douwema. Zij trouwt met Rioerd Alberts, weduwnaar van Lysck Gabbes en zoon van Albert Ryoerds te Firdgum. Zij wonen in 1546 op een saté van het klooster Lidlum, die eerder door Albert Ryoerds werd gebruikt.159 Voor 1552 vestigen ze zich op Albadastate te Goënga, waarin Anna van haar grootouders rechten erfde. In 1557 hebben Anna en Rioerd een geschil met Anna's zuster Siouck en haar man Syrck Donia over een erfenis uit de familie Albada.160 Ryoerdt maakt op 1 februari 1566 zijn testament;161 hij sterft op 29 april van dat jaar.162 Hun dochters dragen de naam Albada, naar de state van hun ouders: 1. Tryn van Albada. Zij trouwt met Oene Karstes Oenema. Zij sterft voor 4 maart 1578, hij tussen 1578 en 1587. In 1587 wordt namens hun weeskinderen een deel van een saté in Goingarijp verkocht;163 in 1597 verkopen zij hun bezit in Jebbingasate te Irnsum.164 2. Jel Albada. Zij trouwt met Adam Jans Harckema. Vanwege schulden verkoopt Jel in 1587 Albadastate te Goënga.165 Het wordt dan omschreven als de "saete

175 mettet huis, muiere, hoff, wier ende vorder alle landen soe wel van de oude als nieuwe", verder worden nog het heem, de "graft", de "nieuwe huisinge ende ringmuiere om 't hoff' en de "plantagie" genoemd.

Sneek Eerdere Albada's bleken in de steden van de Zuidwesthoek een vooraanstaande positie te hebben. Ook bij de familie waaruit dr. Aggaeus van Albada stamde, was dit het geval: zij bracht verschillende stadsbestuurders van Sneek en geestelijken in omliggende dorpen voort. Burmania voert op gezag van Douwe Roorda een Jelmer Dodez (x) uit Sneek als grootvader van dr. Aggaeus op. In werkelijkheid heette deze grootvader Jelmer Jans. Waarom zijn nageslacht de naam Albada aanneemt, is niet zeker. Eén mogelijkheid is dat Jelmer Jans, zoals Douwe Roorda en Burmania meenden, een moeder Albada had; of dat hij zelf met een Albada was getrouwd. De naam Doitse die ook in deze familie voorkomt, zou in die richting kunnen wijzen. Omdat zijn familie bovendien gerechtigd was tot het Wybingaleen te Bolsward, gesticht door Hessel Albada's vrouw Bauck Hessels (nr. 5), is het evenmin uitgesloten dat we de reden voor naamsaanneming in die richting moeten zoeken. Hoe dit ook zij, het is inderdaad mogelijk een - op enkele punten hypothetische - afstammingslijn van Aggaeus van Albada naar Ebel Enne Bockeswyf de belangrijkste erfgename van Bauck Hessels te trekken. Wij geven hier geen volledige genealogie of parenteel, maar beperken ons tot stamreeksen van dragers van de naam Albada, gerechtigden tot het Wybengaleen166 en door Burmania genoemde personen.

(13) Ebel N.N. Zij trouwt voor 1452 met Ynna Bockes.167 Bauck Hesselswyf (nr. 5) vermaakt aan haar in dat jaar Gerlingagoed te Nijland en de helft van haar goederen aan de Hemdijk. Ynna Bockes belast zij met de zorg voor 30 missen voor haar zieleheil en de betaling van het leedbier bij de begrafenis. Gezien de rechten op Gerlingagoed en het Wybengaleen zijn waarschijnlijk rechtsopvolgers (kinderen?) van hen: 1. heer Jelmer, pastoor te Nijland. Hij treedt herhaaldelijk op bij rechtshandelingen.168 In 1485 is hij getuige bij de huwelijksvoorwaarden tussen zijn nicht Jel Goslicksdr en Lolcke Wiglez.169 Rond 1510 maakt hij zijn testa­ ment. Lolcke Wiglez en diens zwager Godsvriend Goslicksz hebben dan reeds onenigheid over zijn erfenis. Heer Jelmer wil begraven worden in Oldeklooster.170 Zijn aangetrouwde neef Lolcke Wiglez erft van heer Jelmer land in Gerlinga­ goed.171 2. Rinke.172 Zij trouwt met Goslick (Thymens?). Zij hebben een zoon Godsvriend Goslicks, schepen en burgemeester van Sneek,173 rentmeester onder het Gelders bewind.174 Deze heeft grondbezit te Poppingawier, Terzool, Winsum, Wommels, Oppenhuizen, , , Nijland, IJsbrechtum, Bozum en Oosterlittens.175 Blijkens zijn testament van 1523 geeft Godsvriend de kinderen van zijn broer Gerrit een legaat en wil hij begraven worden bij "heer Jelmer ons oem saliger gedachten".176 Met zijn broer Gerrit Goslicks maakt Godsvriend in 1513 een boedelscheiding, waarin zij ook de erfenis van "Jel hoer suster saliger gedachten" noemen.177 Deze zuster Jel is getrouwd met bovengenoemde Lolcke Wiglez, schepen en burgemeester van Sneek178 en in 1511 landheer in Nijland, Bozum, Wieuwerd, Oosterwierum en Rauwerd. 3. Jan Ennes, volgt nr. 14.179

(14) Jan Ennes. Hij is burger van Bolsward en bemiddelt in 1510 over een kwestie

176 over Tjallingsmafenne te Bolsward; in 1511 is hij landheer te Wolsum en Nijland. Waarschijnlijk is hij de verbindende schakel tussen Ebel (nr. 13) en de tot het Wybengaleen gerechtigde familie Albada, waarin ook de naam Jelmer voorkomt; zijn kinderen zouden dan zijn: 1. heer Johannes. Hij is in 1511 prebendaris te Bolsward op het Wybingaleen; bij de aanbreng van het Wybingaleen onder Nijland heet hij "Jelmer Jansz broer ter Sneeck".181 2. Jelmer Jansz, volgt nr. 15.

(15) Jelmer Jans. Door Douwe Roorda en Burmania wordt hij ten onrechte Jelmer Dodes (x) genoemd. Hij koopt in 1510 een huis op het Grootzand in Sneek.182 In 1511 is Jelmer Jans (mede-)eigenaar van twee sates te Folsgare. In hetzelfde jaar en later is hij herhaaldelijk burgemeester van Sneek.183 In 1526 is hij kerkvoogd van de St.Martinikerk te Sneek.184 Kinderen onder anderen: 1. mr. Doitze Albada. Door Burmania wordt hij als broer van Jelmer beschouwd (w). In 1519 studeert Dionisius Gelmeri de Snekis te Keulen. In 1525 is mr. Doethgen bezitter van een beneficie te Sneek; in 1534 doet hij afstand van het St.Agathaleen te Sneek.185 In 1541 is "den ersaemen ende walgeleerden meister Doytye" getuige testamentair van Laes van Jonghama; hij ondertekent dan als Dyonisius Doyttyo Albada.186 Ook bij andere rechtshandelingen wordt zijn naam herhaaldelijk genoemd; hij sterft tussen februari en augustus 1541.187 2. Wencke Jelmersdr. Zij wordt ook door Burmania genoemd (ad). Zij is in 1544 gerechtigd in één van de sates te Folsgare, die haar vader daar had.188 In 1545 wordt zij door de voormonden van de wezen van haar broer Doede aangesproken op de betaling van 10 goudgulden wegens een baar tussen de erven van Jelmer Jans. 3. Jan Jelmers, ook door Burmania genoemd (ab). Hij wordt in 1510 burger van Sneek;189 in hetzelfde jaar wordt hij "Jan Jelmerssoen Jelmer Janssoen soen" genoemd;190 in 1516 wordt hij samen met zijn broer Doede vermeld.191 Hij trouwt met Hylcktye Payes weduwe. De laatste tekent met haar kinderen bij Jan Jelmers op grond van het testament van Jelmer Jans in 1543 bezwaar aan tegen de verkoop van een deel van het huis op het Grootzand te Sneek door Wencke Jelmers en door Doede Jelmers wezen.192 Jan Jelmers en Hylcktye hebben onder anderen een zoon heer Paye Albada,193 in 1543 pastoor van Loenga.194 4. Doede Jelmers, volgt nr. 16. 5. Frerick Jelmers, volgt nr. 17.

(16) Doede Jelmers, ook bij Burmania (aa). Hij is koopman, gezworen gemeensman van Sneek en in 1528 voogd van het St. Anthonigasthuis aldaar.195 In 1521 protesteert de raad van Sneek tegen de inbeslagname van goederen van hem en anderen in Blokzijl: volgens de raad waren zij namelijk niet betrokken bij de plundertocht waar deze beslaglegging een reactie op was. Doede Jelmers en zijn vrouw Ydt kopen in 1538 een deel van een huis op het Grootzand te Sneek.196 In 1541 koopt heer Paye een deel van een huis op het Grootzand voor de weeskinderen van Doede Jelmers, zijn neven en nichten.197 Eén van deze weeskinderen was: Pieter Doedes Albada, die volgt nr. 18.

(17) Frerick Jelmers, ook bij Burmania (ac). Hij trouwt met Griete, dochter van Agge Edes, goudsmid en burgemeester te Sneek. Frerick Jelmers sterft voor 1527. Zijn weeskinderen hebben recht op een rente uit Paulsmagoed te Folsgare, 8 pondemaat

177 op Oppenhuister meenschar, verschillende huizen en rentes uit huizen in Sneek en zijn medeëigenaar van stedepachten binnen Sneek en van renten uit boerderijen te Jutrijp en Idsega. Hun oom Doede Jelmers had een zilveren kruis van hen in bewaring. In 1544 eisen heer Paye198 en Jan Jans goudsmid als mombers van Frericks weeskinderen betaling van een koopsom van een huis op Lyeuwenburch te Sneek.199 Deze wezen zijn: Aggaeus van Albada (nr. 19) en Tyedt Frericksdr (nr. 20).

(18) heer Pieter Doedes Albada. In 1550 verkoopt hij een stedepacht op het Grootzand te Sneek.200 Hij is pastoor te Ried; in 1554 is sprake van kwade woorden aan het adres van Janken Lyuwedr, huisvrouw van heer Pieter.201 Vlak voor zijn dood wordt hij pastoor in Hallum. Hij sterft daar op 27 nov. 1579 en wordt in het koor begraven.202 Janke Lyuwedr testeert op 17 juli 1601; zij woont dan in Franeker. In 1604 vindt aldaar een beschrijving van haar sterfhuis plaats.203 Kinderen onder anderen: 1. Doede Pieters Albada. Hij wordt op 8 juni 1597 burger van Franeker. Hij trouwt met Magdalena Jans, dochter van Jan Fransz in de Halve Maan te Franeker. Haar inboedel wordt op 18 jan. 1605 beschreven.204 Zij hadden een zoon Doede205 en een zoon Peter.206 2. Lyeuwe Peters Albada, hij vertrekt kennelijk naar het buitenland en overlijdt voor 1604.

(19) dr. Aggaeus van Albada, ook bij Burmania (af). Hij trouwt eerst met Jets Aytta, die sterft in 1567.207 Aggaeus hertrouwt daarna met Anna Mockema.208 Met zijn zuster Tyedt Frericksdr verkoopt hij in 1545 de helft van een huis op Lyeuwenborch te Sneek; in 1554 draagt hij steedpachten op Lyeuwenborch over.209 In 1559 verkoopt hij land buiten Sneek.210 Bij zijn inschrijving als student (in 1545 te Parijs, in 1550 te Bourges) geeft hij Goënga op als plaats van herkomst: een teken dat zijn familie toen reeds pretendeerde af te stammen van de oude Albada's? Aggaeus promoveert in 1559 te Leuven tot doctor in de beide rechten; 1553-1559 is hij raadsheer in het Hof van Friesland, 1559-1561 syndicus van de Ommelanden, 1561-1571 assessor in het Rijkskamergerecht te Spiers, 1571-1576 raadsheer van de bisschop van Würzburg, in 1578 vertegenwoordiger van de Staten-Generaal op het Keulse vredescongres.211 Een zoon uit Aggaeus' eerste huwelijk is: 1. dr. Agge Albada, geboren 1566, syndicus te Spiers, overleden voor 1617.212 Na studie aan verschillende universiteiten promoveert hij in 1588 in de rechten. Hij trouwt in 1585 met Catharina Potgiesser, dochter van Armandus Potgiesser, assessor in het Rijkskamergerecht te Spiers. Zijn zegel vertoont de Friese halve adelaar en drie rozen paalsgewijs.213

(20) Tyedt Frericksdr, ook bij Burmania (ag). Zij trouwt met Wol Hoytez te Sneek, overleden tussen 1561 en 1586. Wol hertrouwt met Anna N.N., in 1586 weduwe te Folsgare.214 In 1551 verklaart Wol uit naam van zijn vrouw en van mr. Aggo Freerckz (Aggaeus van Albada) dat Bruyn Herez zes pondematen land van hen huurt.215 In 1547/48 kopen Wol en Tyedt land te .216 Zoon onder anderen: 1. Hoyte Wols, in 1589 te Uitwellingerga en in 1609 te Grouw, overleden tussen 1609 en 1614. Hij trouwt voor 1589 Riem Piers, dochter van Pier Haeyes te Goingarijp.217 Zij hebben o.a. een zoon Pier Hoytes. Deze kreeg op 18 juli 1600 van Gedeputeerde Staten toestemming om op kosten van het Wybengaleen een schoolopleiding te Groningen te volgen. Het "geheele geslachte van Bauck

178 Hessels" gaf aan hem de voorkeur, maar de magistraat van Bolsward had een andere beneficiant op het oog. Nog in 1602 had Hoyte Wols daardoor moeite om de inkomsten van het leen te innen.

Deersum, Poppingawier De families Dekema van Weidum en Scheltema van Huizum zouden volgens Burmania en kwartierwapens op 16de-eeuwse grafzerken een voormoeder Albada van Goënga gehad hebben; volgens een latere traditie zou dat ook gelden voor de familie Heslinga alias Albada van Poppingawier. Zoals hierboven bleek dat sommige Albada-allianties2ls uit de genealogische overlevering goed aansluiten bij bondgenootschappen tijdens de Schieringer en Vetkoper vetes, zo lopen de berichten over de Albada-afstamming van Dekema 's, Scheltema's en Heslinga/Albada's van Poppingawier opvallend parallel met eigendomsverhoudingen in Deersum en Poppingawier rond 1500. Hoewel het het meest waarschijnlijk is dat het mandelige grondbezit van leden van deze families in die dorpen teruggaat op een gemeenschappelijke afstamming, kunnen die eigendomsverhoudingen niet als doorslaggevend bewijs voor de juistheid van alle details van de genealogische traditie worden aangevoerd. Ook het omgekeerde is immers mogelijk: dat het mandelige grondbezit eerst in de 16de eeuw aanleiding gaf tot een onjuiste aanname dat die mandeligheid een genealogische achtergrond had.

(21) Hette Dekema van Weidum en Schelte Scheltema van Huizum leefden in het begin van de 15de eeuw. De eerste werd in 1463 bij Irnsum gedood toen hij samen met andere Schieringer hoofdelingen de inmiddels eveneens tot de Schieringer partij overgegane Doitse en Renick Albada te hulp kwam tegen Jancke Douwama.219 De tweede treedt in 1448 als grietman van Huizumer Nieuwland op; zijn zoon Sitya in 1458 als landeigenaar onder Huizum.220 Volgens Burmania waren Hette Dekema en Schelte Scheltema met twee zusters Albada getrouwd: respectievelijk met Wiek (m) en haar zuster Ansck (sub h). Een broer van deze zusters (n) zou gehuwd zijn geweest met een vrouw Poppinga van Poppingawier met een moeder Rotterda van Deersum. Latere genealogieën wijken in details af van Burmania's mededeling over de allianties tussen de families Rotterda, Poppinga, Albada en Dekema,221 maar alle nemen ze verwantschap tussen deze families aan. Verschillende eigendomsver­ houdingen in Rauwerderhem wijzen in dezelfde richting. Wij duiden enkele daarvan hier kort aan. De vermelding van Poppinga's die rond 1400 de kerk van Poppingawier zouden hebben gesticht en het dorp zijn naam gegeven,222 is om te beginnen fantasie. Wèl hebben de Dekema's in 1480 in Poppingawier belangrijk grondbezit, grenzend aan de kerk en het pastorieland.223 De "invented tradition" rond de Poppinga's lijkt daarom tot doel te hebben gehad dit bezit een respectabele voorgeschiedenis te geven door een vererving van de fictieve kerkstichters Poppinga via Albada op Dekema te suggereren. Dat in Deersum in de vroege 15de eeuw inderdaad een familie Rotterda woonde berust daarentegen niet op fantasie: Rewert Roterda te Deersum verkocht in 1421 twintig pondematen land aan het Hospitaalconvent te Sneek, gelegen dicht bij het convent.224 Dat althans Rotterda en Dekema op de een of andere manier verwant waren is waarschijnlijk: de Dekema' s waren in ieder geval rechtsopvolgers van de Rotterda's, want in 1480 verdeelden Juw en Hette Dekema - volgens Burmania zoons van Hette Dekema en Wiek Albada - de goederen die zij van hun ouders hadden geërfd, waaronder "Rotterdagued toe Deersum".225

179 De alliantie Scheltema van Huizum-Albada, die Burmania van Douwe Roorda overnam, vindt op vergelijkbare wijze een tegenhanger in de eigendomsverhoudingen in Deersum. In 1511 waren Juw Dekema en Schelte (Scheltema) oppe Gaest226 samen eigenaars van drie sates onder Deersum. De eerste was een zoon van Hette Dekema, die met Wiek Albada gehuwd zou zijn geweest; de tweede was volgens Douwe Roorda en Burmania een kleinzoon van bovengenoemde Schelte Scheltema en Ansck Albada, de zuster van Wiek. Dat dit mandelige grondbezit onder Deersum inderdaad het gevolg was van verwantschap tussen beiden blijkt in 1500, wanneer dezelfde Juw Dekema samen met Juw Aylva alias Scheltema, die optreedt voor zijn vrouw Syttya, uitvoering geeft aan bepalingen uit het testament van hun beider verwant ("ws meegh") Wyttya Harinxma. Het convent Engwerd onder Poppingawier krijgt bij die gelegenheid ondermeer grondbezit bij Harstaburen en Speers onder Deersum.227 Juw Aylva's vrouw Syttya Oedsma was de weduwe van Sitse Scheltema, zoon van Schelte Scheltema en - volgens Douwe Roorda - Ansck Albada. De in 1511 genoemde Schelte Scheltema was een zoon uit Syttya's eerste huwelijk; Juw Aylva was dus zijn stiefvader.228 De door Douwe Roorda en Burmania genoemde - en ook in kwartierwapens op grafzerken voorkomende - huwelijken van Hette Dekema en (oude) Schelte Scheltema met twee zusters Albada, lijken door deze eigendomsverhoudingen bevestigd te worden.229

De eigendomsverhoudingen onder Deersum (in Rotterdagoed, Harstaburen en Speers) sluiten dus zeer goed aan bij de traditie die zowel de Dekema''s als de Scheltema 's van Huizum in vrouwelijke lijn een afstamming van de Albada 's geeft. Ook de eigendomsgeschiedenis van Syttiemagoed te Poppingawier vertoont een parallellie met de genealogische traditie. In 1480 verdelen de gebroeders Dekema, zoals gezegd, de goederen die zij van hun ouders hadden geërfd; hun moeder zou Wiek Albada zijn geweest. Behalve het reeds genoemde bezit onder Deersum behoort daartoe ook een deel van "Sitthiemagued" in Poppingawier. In 1511 blijken Hetta Dekama en Botte Hettez eigenaars van dit goed te zijn. Opmerkelijk is nu dat ook in de familie Heslinga waartoe Botte Hettez behoorde een overlevering bestond, dat zij een voormoeder Albada had. Botte Hettes vader Hette Bottes zou namelijk met een dochter van Pybe Syttiema en een His Albada zijn getrouwd.230 Daarin zou de reden liggen dat Botte Hettes' broer Lieuwe en diens nageslacht zich Albada (van Poppingawier) noemden. Hoewel Burmania deze traditie nog niet vermeldt en alleen door zijn mededelingen over de Poppinga 's van Poppingawier een relatie tussen de Albada's en Poppingawier suggereert, besteden wij toch enige aandacht aan deze overlevering omdat twee van de auteurs die bijdroegen aan de Albada-legende (Andries en Pybe van Albada) uit deze familie stamden, terwijl een derde (Montanus de Haan Hettema) een Van Albada tot moeder had. Het eerste bericht over deze familie Heslinga alias Albada van Poppingawier dateert uit 1446. Terwijl de Albada 's van Irnsum en Rauwerd zich na de Donia-oorlog weer bij de Schieringer partij voegden, waartoe ook de Dekema's, Scheltema's23' en Jongema's behoorden, bleven de Heslinga's ook aan het einde van de 15de eeuw nog Vetkopersgezind. In 1482/3 waren ze daardoor tegenstanders van Hessel Jongema (nr. 10), die zich als bezitter van Albadastate te Goënga toen manifesteerde als heerschap in de Sneeker Vijfga.

(22) Botthe Heslinge tho Poppingawyr boedelt in 1446 zijn zoon Hette bij Renke, zijn vrouw, uit met 16 pondemaat onder Poppingawier, waarvan 10 liggen in

180 Heslummameden en 6 in de Kurte Eecken. Botthe woont dan zelf in Boornzwaag.232 Over Botte en zijn nageslacht stelde Pybe van Albada (nr. 26.5) een deels aan de "memoria" (D) van Andries van Albada (nr. 25.1) ontleend "memoriael" (E) op, dat door Josias Rispens (G) werd overgenomen. De pretentie daarin dat de Heslinga's van de Galama's van Koudum zouden afstammen is fantasie,233 maar vele andere mededelingen daarin worden door oorkonden bevestigd. Kinderen: 1. Hette Bottes Heslinga, volgt nr. 23. 2. Gawka Buthaz. Hij bemiddelt in 1464 tussen Eza Heringa te Mantgum en heer Dowa, pastoor van Rauwerd; zijn broer Gaela Buthaz zegelt daarbij voor hem.234 3. Gaele Buthaz. Volgens Pybe van Albada en Josias Rispens had hij, naast drie dochters, twee zonen: Eke en Buto Gaelezonen. In 1482 wordt hun stins Hesselingahuys te Poppingawier door Wybe Jarichs van Meskewier ingenomen. Hun zwager Douue Jellez Syarda235 wordt daarbij gedood. Buto en Eke heroveren de stins. Door hun tegenstander Hessel Jongema (nr. 10) wordt het huis uiteindelijk met geweld ingenomen "ende omgeuorpen".236 Eke en Buto gaan het jaar daarop, in 1483, opnieuw tot actie over. Zij plunderen Wygerahuis in Terzool en nemen Wopcke Wygera en diens zoon gevangen. Ook nu is Hessel Jongema hun tegenstander: hij verovert Hettemahuys te Poppingawier en neemt Butto Hettez (nr. 23.1), een neef van Eke en Buto Gaelez, gevangen. Door bemiddeling van de Leeuwarders die heimelijk aan de kant van de Heslinga's staan, komt het tot een zoen.237

=£251 llO"g>j ft :- 6 C^

Albadastins te Poppinga­ wier in 1722. Tekening van _=ììte&ì.ü "früJ^. J.J. Spahr van der Hoek (1962).

(23) Hette Bottez Heslinga. In 1446 wordt hij door zijn ouders uitgeboedeld. In 1462 verkoopt hij land aan ene Jaythia.238 In 1473 is hij getuige bij het testament van Yde Heringa.239 Hij sterft voor 1483. Volgens de genealogische traditie trouwt hij met Syts Sytthiema, dochter van Pibe Sytthiema en His Albada.240 Duidelijk is dat deze traditie enige historische grond heeft: inderdaad heette Hettes vrouw Syttje N.N.241 Renick Pybaz Sytgama, volgens de traditie haar broer en stichter van het Onze Lieve

181 Vrouwe- of Albada-leen te Poppingawier, kennen we bovendien uit een oorkonde van 1462.242 Verder heet één van Hettes zoons Pybe en heeft zijn zoon Botte in 1511 rechten in Sytthiemagoed. Kinderen: 1. Buttha Hettez. Hij woont met zijn moeder Syttie op Hettemahuis te Poppinga­ wier. Na de vete van 1483 krijgen zij deze stins terug.243 In 1497 doet Butta Hettaz een poging door naasting in het bezit te komen van een rente uit Hess- linghemede te Poppingawier, die door zijn neef Eeka Gaelez was verkocht.244 In 1503 is hij met zijn broer Lyuwa Hettez betrokken bij de bemiddeling in een geschil rond een erfenis tussen de erfgenamen en de armvoogdij van Bolsward; voor Lyuwa zegelt dan Hero Ockinga.245 In 1504 ondertekent "Botta voor hem selfs ende voor Pybe ende Lieuwe syn broeder" de Saksische reversaelbrief.246 In 1506 verkoopt hij de Reydmar te Poppingawier.247 In 1511 is hij eigenaar en gebruiker van Heslingagoed en medeëigenaar van Syttiemagoed te Poppingawier. In 1525 is hij voor Rauwerderhem landdagvolmacht.248 2. Pybe Hettes. In 1506 staat hij onder de Saksische reversaelbrief. In 1511 bemid­ delt hij tussen zijn broer Lyuwe Hettaz en de Roorda's van Genum.249 Volgens Andreas van Albada (D) en Josias Rispens (G) is hij uiteindelijk provenier in het klooster Engwerd te Poppingawier geworden. 3. Ritske Hettes. Hij laat in 1484 een afschrift maken van de oorkonde van 1446 over de uitboedeling van zijn vader Hette.250 4. Lieuwe Hettes Albada, volgt nr. 24. 5. His. Zij laat zich in 1536 door haar broer Lieuwe Hettes bijstaan in een proce­ dure tegen Jarich Bottes.251 Volgens Andreas van Albada en Rispens is zij ge­ huwd met Wybe Sybrens Wybranda op Wybrandastate te . De laatste wordt ondermeer vermeld in 1484, 1496 en 1514.252

(24) Lieuwe Hettes Albada. Dat hij een zoon is van Hette Bottes Heslinga blijkt uit het feit dat hij als broer van Botte Hettes voorkomt.253 Hij trouwt in 1507 Frouck Roorda van Genum, dochter van Wibrant Roerda en Auck tho Herwey.254 In 1511 komt hij door dit huwelijk ook in Noordelijk Oostergo als landeigenaar voor. Frouck is weduwe van Wopcke Jarla, met wie zij in 1504 trouwde.255 Lieuwe Hettes staat in 1504 onder de reversaelbrief en wordt in 1513/14 tot de geprivilegieerde heer­ schappen gerekend.256 Hij is grietman van Rauwerderhem.257 Hij sterft op 10 decem­ ber 1543. Hij wordt in 1543 vermeld als eigenaar van het "ius patronatus" van het Onze Lieve Vrouweleen te Poppingawier. Dit collatierecht vererfde op zijn nageslacht. Het voortleven van de naam (Van) Albada - ook in vrouwelijke lijn - werd daardoor gestimuleerd. Waarom Lieuwe zich Albada en niet Heslinga noemt is onduidelijk. Vernoeming naar grondbezit of naar afstamming ligt voor de hand. Lieuwe en zijn nageslacht blijken rechten gehad te hebben in verschillende states met de naam Albada. Lieuwe Hettes zelf woont op Albadastate te Poppingawier,258 maar die komt eerst in 1602 met die naam voor;259 zijn zoon Hette is eigenaar van een deel van Albada in Terzool;260 zijn kleinzoon Andries van Albada van een deel van Halbada te Driesum.261 De familietraditie verklaarde de naam Albada - zoals gezegd - uit een afstamming in vrouwelijke lijn uit de oude Albada's. Lieuwe Hettes zegelt in 1527 en 1542 met een zespuntige ster, omgeven door een doornenkrans.262 Zijn grafsteen en het zegel van zijn zoon Hette vertonen echter het latere wapen Albada van Poppingawier: de Friese halve adelaar en doorsneden: a. twee rozen en b. een lelie.263 In verband met de pretentie van afstamming van de oude Albada's zou later aan dit wapen soms nog een hartschild met het wapen

182 Albada van Irnsum worden toegevoegd.264 Kinderen: 1. heer Wopcke Jarla alias Albada, volgt nr. 25. 2. mr. Wybren Albada. Hij schrijft zich in 1530 in als student te Leuven. Later is hij pastoor te Dronrijp265 en Rauwerd.266 Hij verkoopt in 1562/3 land te Idsega en in 1569/70 te Marssum.267 In 1560 maakt hij met zijn broer heer Wopcke een wederkerig testament.268 3. Hette Lieuwes Albada, volgt nr. 26. 4. Syts Albada. Zuster in het klooster Bethlehem. Zij sterft in 1607 te Goutum; zij woont dan bij haar oudtantezegger Eminga.269 5. Dorothea van Albada. Zij trouwt Gerrit Oenes Wytzma te Birdaard,270 en sterft daar in 1552.

(25) heer Wopcke Jarla alias Albada is pastoor van Poppingawier, en later preben- daris te Bozum.271 Uit zijn verhouding met Margerite Dircxs heeft hij een zoon: 1. Andries van Albada. Hij wordt in 1553 te Bozum geboren. Als priesterzoon wordt hij in 1578 gewettigd.272 In 1581/2 laat hij een afschrift maken van de kroniek van Ocko Scharlensis en Andreas Cornelius273 en stelt na 1607 de "me- moria van Albadageslachte tot Poppingawier" (D) op en maakt tevens een af­ schrift van de "memoria van Albadageslachte tot Goingha" (B) van Ruurd Albada. Hij koopt in 1602 Yntahuis te Rauwerd.274 Hij maakt in 1618 zijn tes­ tament275 en bedenkt daarin de armen van Bozum. Behalve van Yntahuis is hij dan eigenaar van Klein Hania te Weidum, de saté Ter Helle te Blija, land en een deel van Wobbemasate te Driesum,276 Wissingasate op Faarderburen te Blija en goederen in Brabant. Zijn goed in Friesland legateert hij aan verschillende verwanten, zijn Brabantse goederen bestemt hij voor een studiebeurs;277 zijn neef Pybe Albada wordt zijn erfgenaam.

(26) Hette van Albada behoort in 1545 tot de geprivilegieerde heerschappen278 en is van 1543 tot 1578 grietman van Rauwerderhem.279 Hij koopt in 1561 een rente uit Sybrandasate te Aalsum; in 1564/5 is hij eigenaar van een deel van Albadastate te Terzool en koopt hij door naasting een deel van saté De Borch aldaar.280 Hij testeert te Sneek in 1580 en vermaakt dan zijn state te Poppingawier, de latere Albadastate, aan zijn zoon Lieuwe. Verder beschikt hij ondermeer over twee boerderijen te Marssum.281 Hij sterft in 1587 in ballingschap te Steenwijk;282 zijn vrouw Tjets Jellesdr sterft in 1607. Kinderen: 1. Pieter van Albada is Spaansgezind militair; en is rond 1580 in ballingschap.283 Hij trouwt Sophia van Essen en woont in 1610 in Sneek.284 Zij kopen 1606 land te Flansum onder Rauwerd;285 Sophia verkoopt in 1641 land in Irnsum en Pop­ pingawier.286 2. Maria van Albada. Zij trouwt in 1595 met Sierck Donia, zoon van Sierck Donia, grietman van Hennaarderadeel en His Elingsdr. 3. Christina van Albada. Zij trouwt rond 1595 met Jelle Greolts Hobbema alias Hesselhuystera in Terzool.287 Omdat zij tegen de zin van haar moeder trouwt krijgt zij slechts de legitieme portie van de erfenis van haar vader.288 In 1605 verkopen zij goederen in Terzool en Sijbrandaburen.289 Christina en Jelle zijn de voorouders van Jantje van Albada, de moeder van jhr. Montanus de Haan Hette- ma, auteur van het Stamboek van den Frieschen Adel (H). 4. Lieuwe van Albada trouwt op 25 december 1599 met Wilsck Glins, dochter van Taecke Glins en His Boetsma. Hij verkoopt in 1610 een saté te Poppingawier.290 5. Pybe van Albada. Hij trouwt in 1604 met Sjouck van Wytsma.291 Hij laat in 1611

183 een afschrift maken van Sibrandus Leo's abtenlevens.292 In 1618 is hij erfgenaam van zijn neef Andries van Albada; aan diens papieren ontleent hij veel voor zijn eigen genealogie van de Albada's (E). Hij testeert in 1642.293

Jorwerd De Albada's van Sneek en die te Poppingawier hadden dus, zonder bewijsbaar van de oude familie af te stammen, toch door hun rechten op respectievelijk het Wybengaleen in Bolsward en Syttiemagoed te Poppingawier een ver verwijderde relatie met de Albada 's te Westhem en Goënga. Van beide families kan de afstam­ ming, van respectievelijk Sneker stadsbestuurders en Rauwerderhemster kleine hoofdelingen, bovendien tot in het midden van de 15de eeuw worden teruggevolgd. Bij Ryoerdt Tzebbez van Albada, de bron van een groot deel van Burmania 's fictieve genealogie, kan noch zo'n (verre) relatie met de oude Albada's, noch een aan­ zienlijke afstamming worden aangewezen.

(27) Riurd Albada, ook bij Burmania (ae). Ryoerdt Tzebbez van Albaeda, zoals hij ook genoemd wordt, trouwt eerst met Jel Saepes en daarna met Hyl Reynes. Ryoerdt sterft 1594/5; Hyl Reynes voor 2 maart 1590.294 Mr. Ryurdt Albada is in 1572 schoolmeester en organist te Stiens. De kerkvoogden protesteren in 1573 aanvankelijk tegen zijn opzegging van het dienstverband; in 1575/6 is zijn betrekking beëindigd.295 In 1579 en 1580 woont Ryoerdt Tzebbez van Albada te Dronrijp;296 in 1588 is hij schoolmeester te Britswerd.297 Van hem zijn zonen Johan298 en Wybrant Ruyrts Albada bekend. In 1590 woont Ruurd in Leeuwarden. Blijkens een boedelbeschrij­ ving heeft hij dan ondermeer een clavecimbel in huis. Van Jelger Bootsma en Sicke Clants weduwe heeft hij dan nog geld tegoed "van een wapen te schilderen".299 Hij is dus wapentekenaar. Behalve een heraldische had Ruurd ook een genealogische belangstelling. Van zijn hand is de "memoria van Albadageslachte tot Goingha" (B), die hij in 1565 ver­ vaardigt. Burmania ontleende voor zijn Albada-genealogie hier veel aan. Ook Josias Rispens (G) en Doys (F) hebben van Ruurd Albada's informatie gebruik gemaakt: zij delen details over hem en zijn vader Tiebbe mee, die in de "memoria" en bij Burmania nog ontbreken. Zo zou Ruurd volgens Rispens ook nog deurwaarder van het Hof van Friesland zijn geweest en zou zijn vader Tzebbe Rioerdts "in tyden wonachtich tot Jorwert" door het Hof van Friesland in een rechtzaak in 1545 ge­ dagvaard zijn met de adressering "den edelen welgebooren Tiebbe Rioerdtsz van Albada".300 Zijn goederen zouden verbeurd zijn verklaard door zijn keus voor de Gelderse partij. Rispens' mededeling dat Ruurds vader Tiebbe rond 1545 in Jorwerd woont maakt het mogelijk de op Ruurd zelf teruggaande pretentie dat hij van een tak van de adellijke Albada's van Goënga afstamt te falsifiëren. Tyebbe Rywrdtz woonde in 1542 inderdaad te Jorwerd, maar hij was slechts pachtboer, die samen met een andere pachter een bedrijf van 54 pondemaat huurde.301 Geen van de in Ruurds "memoria" genoemde oudere voorvaders Albada kan in een "primaire bron" dan ook worden teruggevonden.

184 TERUGBLIK

Hoewel de precieze filiatie onduidelijk bleef, hebben we de Albada's leren kennen als hoof delingen die in de 14de en 15de eeuw een belangrijke positie hadden op het platteland en ook in de steden van het Lage Midden en de Zuidwesthoek. Ze waren betrokken bij talrijke vetes en wisten zich tegenover de Jongema's en Harinxma's uiteindelijk niet te handhaven. Na het uitsterven in manlijke lijn duikt de naam bij andere families op. Waarschijnlijk al in de vroege 16de eeuw ontstaat een traditie die deze genealogisch met de oude Albada's verbindt. Nu we hebben verkend wat historisch vaststaat, is het mogelijk de verzonnen delen van Burmania's genealogie te onderscheiden. Bovendien is het mogelijk globaal vast te stellen van welke auteurs hij waarheid en fictie overnam. Als eerste bron moet Ruurd Tiebbez Albada worden genoemd. De gegevens over hem en zijn vader (ae, y) zijn grotendeels betrouwbaar; hun stamreeks (e, h, n, p, u), die als het ware de ruggegraat vormt van Burmania' s genealogie is echter geheel fictief en afkomstig van Ruurd zelf. Bovenop de aan Ruurd Albada ontleende stamreeks geeft Burmania nog twee generaties (a, c), waarvoor zijn bron onduidelijk is en waarvan de tweede generatie (c) fictief is. Opmerkelijk is echter dat hij daarmee een Sicke Albada (a), die uit oorkonden uit de late 14de eeuw inderdaad bekend is, de stamvader van de Albada's maakt. De tweede belangrijke zegsman van Burmania was zijn tijdgenoot Douwe Roorda op Oenemastate in Terkaple. Deze deed hem ondermeer mededelingen over allianties met de families Bonninga (f), Jongema (g), Ockinga (j), Dekema (m) en Scheltema (sub h). Roorda's gegevens zijn nu en dan aantoonbaar onjuist, maar opmerkelijk is wel dat niet alleen wapens op grafzerken uit de eerste helft van de 16de eeuw, maar ook eigendomsverhoudingen in Rauwerderhem rond 1500 erop wijzen dat tussen de Albada's en sommige van deze families inderdaad verwantschap bestond. Vanaf de late 16de eeuw groeit ook bij de Albada's van Poppingawier, die het collatierecht op het Onze Lieve Vrouweleen aldaar bezaten, de traditie van een afstamming van de oude Albada's. In deze traditie wordt een relatie tussen de Albada's en het dorp Poppingawier, die ook door Ruurd Albada en Burmania reeds was gelegd, nader uitgewerkt. Ook hier wijzen eigendomsverhoudingen erop dat er op de een of andere wijze van verwantschap sprake kan zijn geweest. De fictieve figuren die Burmania in zijn genealogie opnam, fungeerden, zo kan de conclusie zijn, als verbindingsschakels tussen verschillende groepen Albada's, die zo in één genealogisch verband konden worden verenigd. Behalve de 14de-eeuwse Sicke Albada (a) en de fantast Ruurd Albada (ae) zijn er in de genealogie andere personen die echt hebben bestaan. Het meest omvangrijke en betrouwbare fragment betreft Doitse Albada en zijn nageslacht, dat verwant was met Aytta's, Jelckema's, Jongema's en Douwema's (o, q, s, v, z). Dit gedeelte lijkt grotendeels gebaseerd op oorkonden en kronieken. De mededelingen over Agge Donia's huwelijk met Tied Albada (r) kunnen op feiten gebaseerd, maar ook fictief zijn. In het laatste geval zullen zij geinspireerd zijn door Worp van Thabors verhaal over de Donia-oorlog, waar zij naadloos bij aansluiten. Een tweede groep gegevens die min of meer betrouwbaar zijn, betreft dr. Aggaeus van Albada en diens familie te Sneek (w, x, aa-ad, af, ag). De onjuiste aansluiting op Doitse Albada (t) is afkomstig van Douwe Roorda op Oenemastate in Terkaple.

185 TRANSCRIPTIE ALBADA (folio 33a) a Sicke Albada hos sequentes tres liberos reliquisse constat ex eius in dato 1409, item ex literis in dato 1448. b ex a Aesge Albada. c ex a Riurd Sicke zoon Albada vixit circa annum 1448, ut constat ex literis supradictis. d ex a Butke Albada nupsit Aucke Hillezoon Bonninga, ut constat ex eisdem literis in dato 1448. e ex c Agge Riurdzoon Albada. f ex c Site Albada nupsit Hille Pierzoon Bonninga, qui vixit circa annum 1429, ex quibus unica filia procreata nomine Perck Bonninga que nupsit Foppe Siaerda. g ex e Hero Albada uxorem habuit ut vult Douue Rorda Mary Jungema, quamvis nescit cuius fuerit filia. h ex e Riurd Albada eques uxorem habuit Magdalenam Siaerda, ut vult Douue Roerda, filia scilicet Sicconis Siaerda, Catharine Roorda. Obiit autem ille Riurd anno 1423 in Goenge, illa vero anno 1424, ex quibus hi sequentes filii preter filiam procreati sunt, qui singuli diversa posuerunt insignia ut hic infra explicabitur. i ex e Siouck Albada nupsit Taconi Regnalda de Nikerck, ex quibus rursus Tiets, unica filia, que nupsit Riurd Roorda. Obieruntque hi Taco et Siouck anno 1413, uterque in Tabor sepulti. j ex g His Albada, que nupsit Lolle Ockema, ex quibus rursus Hero Ockema. Obiit autem hic Lollo anno 1466, illa vero 1469, uterque in Burchert sepulti. k ex h Dedrick Albada sine liberis decessit anno ..., et posuit pro insigniis leonem rubeum in schuto aureo. 1 ex h Riurd Albada pro insignii suis posuit ad latus aquile supra lilium, infra rosa, ad exemplum [***]. m ex h Wiek Albada nupsit Hettoni Dekema, ut patet ex quodam contractu in dato 1448. n ex h Sicco Riurdzoon Albada ques uxorem habuit Catharinam Poppinge ex ... Rottarda filiam. Obiit ipse in Goinga anno 1426, illa vero anno 1432. Et posuit hic pro insigniis gladium album pendentem cum stella aurea ab uterque latere in schuto blavo. o ex h Doitse Albada in Sloten, qui pro insigniis suis posuit tres stellas aureas in scuto cerulio sive blau, ut id míhi constat ex literis in dato 1465. Constat etiam mihi ex literis in dato 1464 hos sequentes Rienck et Lieuue filios suos fuisse. p ex n Agge Sickezoon Albada uxorem habuit Siouck Roorda, Riurd Roorda ex Tiets Regnalda filiam. Obiit autem ipse Agge anno 1462, illa vero 1469. q ex o Rienck Doitzesoen Albada uxorem habuit Siouck Metselwier, ut constat ex literis in dato 1460. r ex o Tied Albada nupsit Agge Sirckzoon Donia de Harinxma, ut mihi constat ex literis in dato 1463. s ex o Lieuue Doitsis Albada. t ex o N. Albada, ut refert Douue Roorda, nupsit cuidam Dode, civi Snecano, ex quibus hi sequentes progeniti sunt liberi. u ex p Riurd Aggezoon Albada uxorem habuit Feddu Donia de Burchert, filia scilicet Tiebbe Donia ex Womck Unia. Erat autem hic Tiebbe Donia frater Sirici Donia de Oesterendt, postremi gritmanni [***]. Feddam autem hanc uxorem fuisse Riurd Agges constat ex literis in dato 1523. v ex q Jel Albada nupsit Hessel Kempis Jongema, ex quo enixa est Rienck, Kempe et Jel Jongema, ut plenius videre licet in Jongema. Hoc suo marito mortuo, secundo nupsit hec Jel Ottoni Douuis, civi Snecano, ex quo filiam peperit Annam, que cum familiae nomen Albade sibi retinuit, hic quoque ulam ascribi. w ex t Doitze Albada a parte matris familie nomen retinens 2us pastor fuit Snece. x ex t Jelmer quoque nomen familie Albada retinens ex parte matris, hos sequentes procreavit. y ex u Tiebbe Riurdzoon Albada unicus filius duxit in uxorem Sits Wibrens plebeam. z ex v Anna Albada nupsit Haringh Glins. aa ex x Dode Albada. ab ex x Jan Albada. ac ex x Frerick Albada. ad ex x Winke Albada. ae ex y Riurd Albada qui uxorem duxit Jel Sappedochter similiter plebeam, cum qua [***] patris fortuna decessere coepit, ad paupertatem redactus est et filiorum quos duos reliquit alter in receptus est, alter in arte mechanica instituitur. af ex ac Doctor Aggeus Albada olim [***]303 in suprema curia Leoverdiense, deinde assessor camere [***]304 uxorem duxit... ag ex ac Tied Albada.

186 LITERATUUR EN AFKORTINGEN

- AdVD: J.C. Tjessinga (ed.), De Aanbreng der Vijf Deelen van 1511 en 1514 (Assen 1942-1954). - BB: J. van Leeuwen (ed.), Beneficiaalboeken van Friesland (Leeuwarden 1850). - Doys: Gerlich Doys, "Libri quattuor", PBF, hs Doys. - DVF: De Vrije Fries. Jaarboek, uitg. door het Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde. - EVC: familiearchief Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, RAF. - Fr. Brieven: P. Gerbenzon e.a. (ed.), Friese brieven uit de 15e en 16e eeuw (Groningen 1967). - Fr. Heraldiek: Catalogus der tentoonstelling van Friesche heraldiek in het Friesch Museum (Leeuwarden 1942). - FT: G. Verhoeven en J.A. Mol (ed.), Friese testamenten tot 1550 (Leeuwarden 1994). - GAL: Gemeentearchief Leeuwarden. - "Genealogia Ayttana", in: Vita Viglii ab Aytta Zuichemi, Analecta Belgica tomus I, pars 1, C.P. Hoynck van Papendrecht ed. ('s-Gravenhage 1743) 255-277. - GFL: Grafschriften tussen Flie en Lauwers III: Leeuwarden, Galileeërkerk, H.M. Mensonides ed., IV: Menaldumadeel, D.J. van der Meer ed. (Leeuwarden 1950-1969). - GJB: Genealogysk Jierboek(je). - GPCV: Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland (Leeuwarden 1768-1795). - HvF: archief van het Hof van Friesland, RAG. - IB: It Be aken. Tydskrift fan de Fryske Akademy. - Jancko Douwama, Geschriften, F.D. Fontein en J. van Leeuwen ed. (Leeuwarden 1849). - JR: Josias Rispens, "Stamboek der oude Friesche edele geslachten, met groote moeyte opgesocht, eerst door Sybolt van Adelen van Cronenburgh ende naderhants door P. van Albada ende oock J(osias) R(ispens)", RAF, Fries Genootschap, inv. nr. 968. - LA1540: J.A. Mol (ed.), Leuwerderadeels aenbrengh gemaect int jaer 1540 (Leeuwarden 1989). - Liauckema: huis- en familiearchieven Liauckema-Van Grotenhuis, RAF (nieuwe inventaris). - Nalezing: A.J. Andreae, Nalezing op de nieuwe naamlijst van grietmannen van Jhr.Mr. H. Baerdt van Sminia (Leeuwarden 1893). - NO: H. van den Berg, Noordelijk Oostergo, I: Ferwerderadeel, II: De Dongeradelen, III: Dantumadeel, IV: Kollumerland en Nieuw Kruisland ('s-Gravenhage 1981-1989). - Noomen, "Consolidatie": P.N. Noomen, "Consolidatie van familiebezit en status in middeleeuws Friesland", in: J.A. Mol (red.), Zorgen voor zekerheid. Studies over Friese testamenten in de 15de en 16de eeuw (Leeuwarden 1994) 73-174. - Noomen, "Friese identiteit": P.N. Noomen, "Suffridus Petrus en de Friese identiteit", IB (1994) 146-187. - OFO: P. Sipma en O. Vries (ed.), Oudfries(ch)e oorkonden I-IV ('s-Gravenhage 1927-1977). - Pax: M.G. Oosterhout e.a. (ed.), Pax Groningana. 204 oorkonden út it Grìnzer Gemeente-archyf (Groningen 1975). - PBF: Provinciale Bibliotheek van Friesland.

187 - Peter van Thabor: Peter Jacobsz van Thabor, Historie van Vriesland. Herdr. (Leeuwarden 1973). - PKAF: J.A. Mol en P.N. Noomen, Prekadastrale Atlas fan Fryslân I-VIII (Leeuwarden 1988-1994); dl. VII bezorgd door M. Schroor. - RAF: Ryksargyf yn Fryslân. - RGO: J. Reitsma (ed.), Register van geestelijke opkomsten van Oostergo 1580-1581 (Leeuwarden 1888). - Rietstap, Wapens: J.B. Rietstap, De wapens van den tegenwoordigen en den vroegeren Nederlandschen adel (Groningen 1890). - RR: Rentmeestersrekeningen, RAF. Vergelijk: R.S. Roarda, Nammenfan keapers en forkeapers út de Rintmastersrekkens 1518-1575 (Leeuwarden 1965). - RvdA: I. Telting (ed.), Register van den Aanbreng van 1511 (Leeuwarden 1880). - SFA: M. de Haan Hettema en A. van Halmael jr., Stamboek van den Frieschen, vroegeren en tateren adel (Leeuwarden 1846). - Sibrandus Leo: Sibrandus Leo's Abtenlevens der Friesche kloosters Mariëngaard en Lidlum, D.A. Wumkes ed. (Bolsward 1928). - Sn.Rb.: M. Oosterhout (ed.), Snitser recesboeken 1490-1517 (Assen 1960-1964). - Spionagerapport 1468: N.E. Algra (ed.), Een spionagerapport van omstreeks 1468 (Leeuwarden 1967). - UvB: Het zogenaamde Burmaniaboek (1597-1604) door Upco a Burmania, bestaande uit de onderdelen "Tractatus de nobilitate", "Genealogia ac series principum, ducum et regum Frisiae", "De situ, magnitudine et partitione Frisiae", gevolgd door de adelsgenealogieën, RAF, Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr. 1323b. - Walsweer, Albadaleen: H. Walsweer, Lieve Vrouwe ofAlbadaleen. Onderzoek naar Jus Patronatus en studiefinanciering, dl. 2 (Groningen 1992). - Walsweer, "Rouckema": H. Walsweer, "De Broekster Rouckema's", GJB (1994) 41-101. - Walsweer, "Scheltema": H. Walsweer, "Scheltema, Dyxtra en Kinnema", in: Tusken Potmarge en Jokse. Sudertrimdiel-rige 2 (Wytgaard 1995) 55-67. - Winsemius: P. Winsemius, Chronique ofte historische geschiedenisse van Vrieslant (Franeker 1622). - Worp van Thabor: J.G. Ottema (ed.), Worperi Thaborita Chronicon Frisiae libri III en Worp van Thabor, Kronijk van Friesland IV-V (Leeuwarden 1847-1871).

NOTEN

1. RAF, EVC, inv.nr. 1323b. Zie uitvoeriger over Burmania en zijn werk de eerste aflevering van deze reeks in GJB (1994) 141-143. 2. "Genealogia Ayttana", in: Vita Viglii ab Aytta Zuichemi, in: Analecta Belgica tomus I, pars 1, C.P. Hoynck van Papendrecht ed. ('s-Gravenhage 1743) 255-277. 3. Zo bijv. Aggaeus van Albada-Jetz Aytta ("Genealogia Ayttana", p. 261); Thiet (Albada?)-Agge Donia, Sydtz Jarichs (Jelckema)-Haye Renicks Albada, Siouck Aytta-Renick Doitzes Albada (p. 267); Jel Albada-Hessel Jongema en Otto Peters, Anna Jongema-Haring Glins (p. 268); N.N. Hilles Albada-Pier Bonninga (p. 275) en Hessel Esges Albada-Jauck Broers Bonninga (p. 276). 4. Aan het begin van de 15de eeuw zou een Ede (Edo) of Lieuwe (Leo) Albada

188 Wigle Camstra, Viglius van Aytta's betovergrootvader, hebben doodgeslagen, "a quo tempore Albadarum familia, in Frisia praecipua, declinare coepit": "Genealogia Ayttana", Analecta Belgica I, 7; I, 273. 5. RAF, Staten 1580-1795, toezicht op de lenen GL2. Het stuk is getiteld: "Memoria van Albadageslachte tot Goingha, extraheert uut d'annotatiën nagelaten ende gescreven by R. Albada, 1565". De integrale inhoud is hierna bij h, n, p, u en in noot 65 weergegeven. 6. Zie voor hem: ae en nr. 27. 7. Bijv. in: UvB, f. 44r s.v. Glins. 8. DVF 72 (1993) 105; IB (1994) 160. 9. Zie voor hem nr. 25.1. 10. RAF, Staten 1580-1795, toezicht op de lenen GL2. Het begin van dit stuk is in noot 49 weergegeven. 11. Zie nr. 26.5. 12. Zie: JR, 109. 13. Zie: JR, 149. De famihe Heslinga-Albada van Poppingawier zou volgens Pybe van Albada van vaderskant uit de Galama's van Koudum stammen. 14. Zie: JR, 439 s.v. Douma. Zie voor Doitse Albada: o en nr. 7. 15. OFO I, 40 (1424). 16. Doys II, 298. 17. Josias Rispens, "Stamboek der oude Friesche edele geslachten, met groote moeyte opgesocht, eerst door Sybolt van Adelen van Cronenburgh ende naderhants door P. van Albada ende oock J(osias) R(ispens)", RAF, collectie Fries Genootschap, inv. nr. 968 (hierna geciteerd als JR). 18. JR, 109 s.v. Heslinga; 149 "genealogia familiae Galama"; 439 over Doitse Albada te Irnsum 19. JR, 141 s.v. Van Albada (van Goenga). 20. SFA, I 17-20, II 15-18, s.v. Albada van Goënga en Albada van Poppingawier. Voor de aansluiting tussen beide families maakte hij gebruik van een kwartierstaat Eminga, afkomstig uit het archief van de familie Aggema van Clant: vergelijk noot 51. 21. Zonder volledigheid na te streven geven wij enkele voorbeelden van kwartierwapens Albada: Heslinga-Albada (zie hierna bij Eelck Albada sub n) op een kwartierstaat Eminga uit 1731 (RAF, Liauckema, inv.nr. 809); Oedsma-Albada (zie hierna noot 228), Bonninga-Albada (f), Albada-Jongema (g) en Ockinga-Albada (j) op de zerk van Frans Roorda en His Siaerda uit 1556 (RAF, EVC, inv.nr. 1323C, 51v); Idsinga alias Scheltema van Huizum-Albada (zie bij Ansch Albada sub h) op de zerken van Sits Aylva uit 1548 en Frans Aylva uit 1563 (GJB (1995) 160-161, noot 256, 287, 294); Ockinga-Albada (j) op een Holdinga-zerk in Rinsumageest (NO III, 132) en op de zerken van Kempe en Doitse van Oenema uit 1570 en van Douwe Roorda uit 1601 in Terkaple (DVF 2 (1842) 133-134); Jongema-Albada (v) op de zoldering van de kerk van Terkaple (DVF 2 (1842) 131; 70 (1990) 95); Dekema-Albada (m) op de zerk van Pieter Dekema bij de Oldehove uit 1568 (De Neitiid (1987) nr. 4, p. 17); Albada op de Juckema van Oedsmazerk te Boxum (GFL IV, 48); Abbama (alias Albada met zwaard en sterren, zie n) en Albada (van Goenga) op de zerk van Abbe Idskes van Sickinga en Oegh Oegedr Rouckema van Albaeda uit ca. 1555 (GJB (1994) 45); en (Gerrit) Wytsma-(Dorothea) Albada (nr. 24.6) op de kwartierstaat van Sicke Eminga (1638-1682) (Fr. Heraldiek, nr. 90). De gegevens op grafzerken van de

189 families Aylva, Oenema en Roorda komen overeen met de allianties die Burmania overnam van Douwe Roorda. Daaruit blijkt dat Roorda ze ontleende aan reeds in de vroege 16de eeuw bestaande familieoverleveringen. 22. Rietstap, Wapens, 282-283: vergelijk aldaar voor het schild "Albada van Wyburg" (lees "Vrijburg"), voor het helmteken "Albada van Poppingawier". De omvangrijke fictie rond de genealogie Albada vindt ook haar neerslag in de heraldiek. Zowel in de verschillende genealogieën als in wapenboeken (JR, 943-944; Rietstap, Armorial General; idem, Wapens, 282-283; SFA II, wapens achterin) worden vele Albada-wapens in verschillende combinaties en met verschillende onderschriften gegeven. 23. Hierna doorgehaald: "van de echtgenote Saeck". 24. Zie verder nr. 1 hierna. 25. Hille Bonninga wordt door Worp van Thabor IV, 73, genoemd als Schieringer hoofdeüng, die samen met Ede Kempez (Jongema) van Bosum in 1429 het huis te Sondel belegert. Zie voor de laatste sub nr. 2. 26. Vergelijk UvB, f. 60 s.v. Syaerda in Franeker. 27. RAF, EVC, inv.nr. 1323C, 51v. De wapens op de grafzerken van Douwe Roorda zelf (1601) en van zijn halfbroer Kempo van Oenema (1570) komen hiermee overeen: DVF 2 (1842) 133-134. 28. Wibe (Minnes) Mennema is in 1428 bondgenoot van de Schieringer hoofdeling Hille Bonninga bij de strijd in Gaasterland: Worp van Thabor IV, 72. 29. Zie sub nr. 1. 30. De "Genealogia Ayttana", 276, vermeldt bovendien dat een oomzegster van Hille Albada, Jouck Broers Bonninga met een Hessel Esges Albada trouwde. 31. Zie over haar: Eelck Albada sub n. 32. Zie noot 50. Noch van Hille Albada, noch van "olde" Lieuwe wordt hun plaats in de familie Albada precies aangegeven. 33. Bedoeld is Westernijkerk, waar een saté Regnaelda of Reinalda ligt: RvdA III, 31; vergelijk de atlas van W. Eekhoff, Nieuwe atlas van de provincie Friesland (Leeuwarden 1849-1859). 34. Zie verder bij p. 35. RAF, EVC, inv.nr. 1323C, 51v. De wapens op dè grafzerken van Douwe Roorda zelf (1601) en van zijn halfbroer Kempo van Oenema (1570) komen hiermee overeen: DVF 2 (1842) 133-134. Zie voor de relatie Albada-Jongema hier beneden, na nr. 1. 36. Vergelijk UvB, f. 56r s.v. Ockema (Ockinga). Zie verder nr. 6. 37. Vergelijk voor Sicke Siaerda, Catharina Roorda en hun dochter Magdalena: UvB, f. 60r s.v. Siaerda, 57v s.v. Roorda. 38. OF O I, 40. Zie voor de relatie van de Albada's met de graaf van Holland: nr. 1 hierna. 39. OFO I, 40. Het door Burmania beschreven wapen, meestal als Albada van Goënga aangeduid, komt o.a. voor op kwartierwapens op grafzerken van Dekema uit 1568 (zie bijv. bij m) en Sickinga uit 1555 (GJB (1994) 45). Ook Sicke Aesges van Albada zou volgens de Conscriptio Exulum dit wapen hebben gevoerd: IB (1969) 174, 177, nr. 98. 40. Vergelijk UvB, f. 38r s.v. Dekema. Zie ook bij N.N. Albada sub n. 41. De Neitiid (1987) nr. 4, p. 17. Het afgebeelde wapen is dat met de halve adelaar, lelie en roos; zie bij 1 hierboven. Zie verder bij nr. 21. 42. Zie bij Ansck Albada sub h. 43. UvB, f. 59v s.v. Scheltinga (Scheltema) van Huizum. Zie noot 21. Zie verder nr. 21 hierna. Doys II, 298, 338; JR, 402 s.v. Popma: "hebben dese Rienck Poppinga ende Tiets Rotterda hun stins ende staten gehadt in den dorpe Poppingawier; ende soo sy geen soonen nalieten hebben het stins ende staten met die landen daertoe behorende tot een kercke besprooken ende (tot) die pastorye, waervan oock het dorp die naem heeft vercregen; ende worde rycke Rienck Poppinga opte Poppama genaemt soo hy wel sestien stinsen hadde; heeft in syn wapen gevoert een roode leeuw in een geel velt met sestien stinsen; was echtelyck afcomstich van de graven van Hollandt". UvB, f. 67v. Hij geeft eveneens een wapen Rotterda. Het door Burmania beschreven wapen Albada met het zwaard en de sterren werd feitelijk gevoerd door de Albada's in Irnsum (nr. 9, 9.2 en 10) en veel later als hartschild door sommige Albada's van Poppingawier ter onderstreping van hun afstammingspretentie van de oude Albada's (zie noot 264). Het komt ook voor op een grafzerk Sickinga-Rouckema van Albaeda (zie noot 21). Zie voor de relatie tussen de Albada's en Poppingawier verder nr. 21, 23 en 24. Het begin van dit stuk luidt: "Memoria van Albadageslachte tot Poppingawier, by Andries van Albada gescreven ende extraheert ut oude brieven ende menshen gehuegenisse: -Gale Jarichs Hesslema tot Poppingawier in tyden woenachtich op Heslema ofte Hesslinga stins ende staten heeft naegelaten syn kinderen als Botte, Jarich Heslema gebroeders, ende Tziaem, Gaets, Aell, Jitke Hesslema gesusters ende is Gale vors. gehylckt geweest aen oude Suyerdt Tyepma (deze alinea is doorgehaald). - Botte Gales Heslema tot Poppingawier op Hesslema mede woenachtich heeft naegelaten Gauke, Hette ende Gaele Hesslema gebroeders ende heeft Botte vors. geerft eerst Hesslema staten op Gale, ende nae syn versterven op Gaucke syn soenen (met latere hand: "Hette ofte Gaucke die langst levede met fideicommis in syn testament dat die staten in fremde handen niet mochten verf allen"). - Hette Bottis houdende d'naeme, tytel ende wapens van Albada, is gehylckt aen Syts Sytthiema (later toegevoegd met dezelfde hand: "dochter van Pibe Sythiema ende ..." en met de latere hand: "His Albada"), een suster van Renick Pibes Sythiema, fundator van d'vrye prebende ofte ons Lywe Vrow Leen tot Poppingawier. D'selve echteluyden syn woenachtich geweest op Douma staten tot Poppingawier, al waer Douma stins heeft geweest, ende is Syts Sythiema vors. gestorven anno 1507 ende begraven tot Poppingawier in d'kerke aen d'suyder syde. Dese echteluyden hebben naegelaten 6 kinderen: als Pibe, Botte ende Lyewe Hettis Albada gebroeders, ende noch His, Jeldu, Eelck Hettis Albada gesusters". Pybe van Albada voegde aan Andries van Albada's "memoria" ondermeer toe dat Gale Heslema, de vader van Botte Gales, af zou stammen van de hoofdelingen Galama van Koudum, die op hun beurt nakomelingen van Galo, zoon van de mythische Friese stamvader Friso zouden zijn (JR, 109, 149; vergelijk voor de achtergrond van dergelijke fictie: Noomen, "Friese identiteit", IB (1994) 179 noot 109). Over de naam Albada vermeldde hij: "Hette Bottis Heslinga van Galama nu Albada, synde de middelste soon van Botte Galis Heslinga van Galama ... is gehylckt aen juffr. Sytie van Sythiema ofte Sytsma, wonachtich op Douma staten in den dorpe Poppingawier, een dochter van Pibe

191 Zythiema ende juffr. His Ziaerda van Albada, een dochter van Lieuue Bonninga van Ziaerda ende N.Albada, een dochter van olde Lieuue Albada, voerende een wit sueerd met 2 witte sterren in een blauw velt" (JR, 119-120); "Liuue Hettis Albada alias van Heslinga in tyden van wegen Keys(erlycke) Ma(jestei)t grietman van Rauerderahem heeft gewoont in den dorpe Poppingawier op Douma stins ende staten; heeft de titel van Albada weder aengenomen als synde van moeders syde daer uyt gesprooten, ende nae olde Lieuue Albada, syn moeders grootvader fader" (JR, 131). 51. RAF, Liauckema, inv.nr. 809. 52. Zie voor Albada van Poppingawier verder nr. 22 e.v. 53. Doys II, 298, 338: "aliqui addunt (N.N., dochter van Sicka Riuerdts van Albada) nupsit olde Juw Dekama". Volgens JR, 243, 246 s.v. Dekema trouwde Juw Dekema de olde rond 1400 met N.N. Rotterda "aut Albada", een dochter van Riuerd Rotterda en Wyts Benedixma alias Oedsma; Hette Dekema getrouwd met His Albada zou hun zoon zijn geweest; vergelijk SFA II, 56. 54. Volgens Doys' Albada-genealogie kwam de alliantie Dekema-Albada dus een generatie later tot stand dan het huwelijk van Hette Dekema en Wiek Albada volgens Douwe Roorda en Burmania; volgens Rispens' Dekema-genealogie zou zowel in de generatie van genoemde Hette en Wiek, als in de eraan voorafgaande generatie een huwelijk Dekema-Albada hebben plaatsgevonden (zie vorige noot). 55. GJB (1996) 176; vergelijk hierna nr. 7. 56. Zie verder nr. 7. De mededeling over het wapen met de drie sterren komt overeen met de werkelijkheid. 57. UvB, f. 47a s.v. Harinxma/Donia; zie verder bij nr. 8. 58. "Genealogia Ayttana", 267. 59. Zie verder nr. 7.2. 60. Kennelijk is bedoeld dat Sydts Aylua de moeder van olde Riuerdt Roorda was. Zie voor de, ook door Josias Rispens vermelde, alliantie Roorda-Aylua: GJB (1995) 166, noot 2. 61. Zie voor Riurd Roorda en Tiets Regnalda: i. 62. "Genealogia Ayttana", 267. Zie verder nr. 9. 63. Zie verder nr. 15.1. 64. Hierna volgen enkele moeilijk te lezen woorden. 65. Over Feddu's voorouders meldt Ruurd Albada (B) verder: "Anno 1429 Galli confess. is gesturven Tiebbo Donia van Doeckleryp in Aldegae ende Rens Herbranda syn wyff. Anno 1434 convers. Pauli is gestorven Doecko Donia hoeren eenigen soen, en hadde tot een huysvrouue Tyets Stenstirra, van Burguert, een dochter van oåde Sciuerdt Stenstirra en Doed Jusma van Rinsegaest, beyde binnen Burguert begraven. Anno 1446 Omn. sanctor. is gestorven Tybbe Donia syn soen, ende hadde tot een wyve Frouck Wnnia van Wirdum, begraven binnen Oldehoeff 1456 Agnet. virg. ende waes eenen dochter van oude Sicka Wnnia met Rext Ammama syn moeder begraven tot Wnnia ende Mary Popma syn wyff, een dochter van Rennert Popma, ende Sytke van Wiarda oft Widricherda van Goutum syn wyff gestorven ende beyde begraven binnen Menaldum". 66. UvB, f. 52r s.v. Jongema. 67. Het latijn is hier niet helemaal duidelijk. 68. "Genealogia Ayttana", 267-268. Onjuist bij Burmania is dat Jels tweede man Otto Douwes heette; de Aytta-genealogie noemt de juiste naam: Otto Pieters.

192 Onjuist in de Aytta-genealogie is dat Anna een dochter uit Jels eerste huwelijk was; bovendien was Siouck (zie nr. 11.5) geen dochter van Jel uit haar tweede huwelijk, maar een kleindochter uit haar eerste. Zie verder: nr. 10 en 11. 69. UvB, f. 44r s.v. Glins. 70. Zie verder nr. 15. 71. Zie verder nr. 16. 72. Zie verder nr. 15.3. 73. Zie verder nr. 15.2. 74. Hierna volgt een moeilijk leesbaar woord. 75. Niet ingevuld. 76. Zie verder nr. 27. 77. Zie verder nr. 17. 78. Zie verder nr. 19. ' 79. Zie verder nr. 20. 80. Zie noot 4. " 81. Zie voor Staveren nr. 1, voor IJlst nr. 3, voor Woudsend nr. 4, voor Sloten nr. 8, voor Joure nr. 7. Verder behoorde de familie van dr. Aggaeus van Albada (nr. 13-20) tot het patriciaat van Sneek. 82. G. Colmjon, Register van oorkonden die in het Charterboek van Friesland ontbreken (Leeuwarden 1884) nr. 242 (1334 mrt. 12), vergelijk Hansisches Urkundenbuch II, 556; Colmjon nr. 317 (1365 dec. 7); Colmjon nr. 324 (1369 mrt. 11): volmacht van Staveren is Alaert Simonsz' broer Sibold Symon Alardesson; Colmjon nr. 351 = Hansisches Urkundenbuch IV, 182 (1374 nov. 1); Colmjon nr. 300 (met foute datering) = Hansisches Urkundenbuch III, 182 (ca. 1383). 83. Noomen, "Consolidatie", 98. 84. Zie voor Albada- en Sickinga-state te Goënga: Noomen, "Consolidatie", 97-99. 85. RAF, HvF III7, 270; B. Schotanus à Sterringa, Uitbeeldinge der Heerlijckheit Friesland (1718). 86. Zie Burmania en de "memoria" van Ruurd Albada hierboven sub a en h. Behalve te Staveren en waarschijnlijk te Goënga hadden de neven Albada en Sickinga mogelijk ook te Sloten beiden rechten: zie bij nr. 8. Zie voor een door J.A. Mol verondersteld verband tussen de Albada's en de stichting van Nijenklooster rond 1233: JJ. van Moolenbroek, "De stichting van Cisterciënzer vrouwenkloosters in Nederland tot 1300", Archief Geschiedenis Katholieke Kerk in Nederland 27 (1985) 169-214, ald. 210; Noomen, "Consolidatie", 99. 87. Zo bijv. bij Hessel Albada (nr. 4). Doys IV, 430, meende daardoor ten onrechte dat deze een Jongema was. 88. In 1427 zegelen Albada (nr. 2) en Jongema een oorkonde over de waterstaat; in 1459 en 1473 is er doodslag over en weer (nr. 7); later trouwt Hessel Jongema met Jel Albada (nr. 10) en heeft Renick Albada (nr. 9) Jongema-land in onderpand. 89. Zie g hierboven en noot 21. 90. OFO II, 14. In de oorkonde OFO II, 16 (met onjuiste datering), die blijkens de erin voorkomende personen uit het einde van de 15de eeuw dateert en die eveneens over de waterstaat van het Nieuwland bij Sneek handelt is nog sprake van "Albadama ruuchland". 91. Dezelfde Ede Kempez Jongema van Bozum tekent in 1422 het verdrag tussen Schieringer en Vetkoper hoofdelingen (Ostfriesisches Urkundenbuch I, 302) en is in 1429 bondgenoot van de Schieringer hoofdeling Hille Bonninga (f), met

193 wie hij het huis te Sondel belegert. Hij wordt daarbij gedood; en is in Thabor in de kerk begraven: Worp van Thabor IV, 73. 92. Zie hierboven, nanr. 1. 93. Peter Jacobsz van Thabor, Historie van Vriesland. Herdr. (Leeuwarden 1973) 15; "Sneker Kroniekje", in: H. Bruch, Kroniek der Friese kronieken (Leeuwarden 1952) 50. 94. OFO I, 99, in dorso. 95. Worp van Thabor IV, 78. 96. GA Workum, BI. 97. Worp van Thabor IV, 78; "Vriessche aenteyckeninge", in: P. Gerbenzon e.a. (ed.), Kleine Oudfriese kronieken (Groningen 1965) 67. 98. OFO I, 99. 99. Te Wolsum (RvdA II, 322) of Nijland (RvdA II, 331, 340, 351). 100. Een Galtegoed lag op de Hemdijk in Westhem (BB, 425). 101. Een Andelesaete lag te Westhem: RvdA II, 285; BB, 428. 102. FT, nr. 15. 103. Vergelijk: GJB (1994) 42. 104. Lolle is in 1447 ook zoenman voor Hessel Albada (nr. 4). 105. UvB, f. 59v s.v. Scheltema van Huizum; vergelijk noot 228. 106. Zie noot 21. 107. FT, nr. 15, p. 25, r. 25. 108. FT, nr. 18. Zie verder voor de Ockinga's: UvB, f. 56r, en FT, p. 488-489. 109. Zie nr. 1 en 3. 110. PKAF VI, 27; H. Spanninga e.a. (red.), Haskerlân. In tal bydragen ta de skiednis (Leeuwarden 1990) 144; IB (1982) 130. 111. Worp van Thabor IV, 109. Deze toenaam gaf verschillende genealogen aanleiding een verband tussen de Albada's, de Abbema's van Huizum en Abbingawier te zoeken: GJB (1996) 176-177; vergelijk Hessel Albada of Abbema (sub n hierboven). 112. RAF, fotocollectie zegels 755 (1459) en 758 (1460). 113. Worp van Thabor IV, 106. 114. Worp van Thabor IV, 104; Jancko Douwama, inleiding, 40; 524. Ook in 1460 staan "die van Yrnsum" en Focke Eeskes weer tegenover elkaar: Worp van ThaborIV, 107. 115. Worp van Thabor IV, 106-107. Bovendien hebben de broers Renick en Lieuwe in 1460 een vete met Joucke Galama te Akmarijp (in tegenstelling tot andere Galama's een Schieringer). 116. Worp van Thabor IV, 109: "want Rienick (Doytyez) hieldet met Doenya". 117. Mogelijk was dit huwelijk de bezegeling van die vrede, en was ook Renick Albada's pandbezit van Jongema-land (zie bij nr. 9) een uitvloeisel van deze vrede. 118. FT, nr. 24. Door Josias Rispens en in de inleiding op de uitgave van Jancko Douwama's geschriften wordt zij zonder argumentatie opgevoerd als een dochter van Douwe Douwama, de stamvader van de Douwama's: JR, 439; Jancko Douwama, inleiding, 61. Zie voor Idsingagoed verder bij nr. 10.1. 119. UvB, f. 38v, 39r. 120. Jancko Douwama, 60, vergeüjk 524. 121. Zie voor het verdere optreden van Agge Donia uitgebreid in Worp van Thabor IV. 122. Worp van Thabor IV, 109.

194 123. Worp van Thabor IV, 109-110. 124. Sn.Rb. nr. 3235; Worp van Thabor IV, 221. 125. OFO I, 266 (1467). 126. OFO I, 249 (1474): in dorso "Renick Doyties"; vergelijk Jancko Douwama, 524. 127. "Genealogia Ayttana", 267. Door Jancko Douwama, 523, wordt zij Syouck Wyaerden genoemd. Uit eigendomsverhoudingen blijkt dat zij inderdaad een Aytta was: GJB (1996) 179. 128. De "Genealogia Ayttana" voegt toe dat Siouck de enige dochter van Ferrick Aytta en Sydtz van Hemriksend was, en dat Wibe Jarichs, Sioucks zoon uit haar eerste huwelijk met Tieth Albada was getrouwd. Zie voor Tieth r en nr. 8; voor Wybe Jarichs zuster Sydtz nr. 9.2. 129. Zie noot 114. 130. OFO I, 249. 131. OFO I, 266. 132. RAF, fotocollectie zegels, nr. 807. Zijn bastaardzoon Haye Renicks voert hetzelfde wapen: ibidem nr. 842. Zie voor dit wapen ook Burmania sub n hierboven. 133. FT, nr. 42. De veronderstelling ligt voor de hand dat dit gebruiksrecht op land van Ade Jongema, die Renicks broer Lieuwe doodsloeg, een gevolg was van de zoen tussen de Albada's en de Jongema's na 1473. Zie ook bij noot 117 en 137. 134. OFO I, 362. 135. OFO I, 388. 136. RAF, fotocollectie zegels, nr. 807, 842. Zie voor zijn nageslacht verder o.a.: "Genealogia Ayttana", 267; RAF, RR XXXIX (1527/28); IX, 11; RAF, HvF III1 509; GJB (1970) 61-63. 137. Zie voor de Jongema's verder: UvB, 52r s.v. Jongema; voor het mogelijke verband van dit huwelijk en de vrede tussen de Albada's en Jongema's noot 117 en 133. 138. Worp van Thabor IV, 158. 139. Worp van Thabor IV, 149, 158. 140. Pax, nr. 197. 141. Worp van Thabor V, 25. 142. DVF 2 (1841) 131-132. Jels wapen is gelijk aan dat van haar vader en bastaardbroer: een halve adelaar en een hangend zwaard met twee sterren. 143. RvdA IV, 78, 69. 144. GPCVII, 347. 145. RAF, HvF UI, 42v, 177. 146. RAF, HvF WW1 664 (1527), WW2 900 (1538). 147. FT, nr. 126, p. 250; vergelijk bij nr. 7. 148. Dat zij een dochter uit Jels tweede huwelijk is, blijkt uit: RAF, HvF WW2, 900; vergelijk ook: OFO IV, 159 (1507). 149. UvB, f. 39r s.v. Douma; f. 44r s.v. Glins. 150. Vergelijk UvB, f. 52 s.v. Jongema en f. 38v s.v. Douma/Oenema. 151. Jancko Douwama, 521-527; zie voor hun recht op Meskewier ook: RAF, copieën elders, Documentboek van Sytzama, 49 (1555 mei 17). Douwes broer Tyepka Wlkaz to Eepingha is in 1525 eigenaar en bewoner van Epinga te Pietersbierum: Noomen, "Consolidatie", 166. 152. RAF, RR XVII, 21.

195 153. FT, nr. 193, 206, 207; GJB (1995) 153; Noomen, "Consolidatie", 101, 169 nr. 22. 154. FT, nr. 165. 155. AdVD V, 31: Bozum nr. 2228. 156. FT, nr. 199. 157. RAF, RA Baarderadeel 4, 377v. Zie voor hen verder: RAF, RA Hennaarderadeel 20, sterfhuis Hessel van Roorda (1565 mei 11); ibidem 20, 64; ibidem K2 (1557 oct. 5); RA Baarderadeel 4, 213v (1558 nut. 24), 289 (1559 aug. 14); RR XVII, 21r; ibidem XXII, 23. 158. Zie voor hen: DVF 67 (1987) 27-40; RAF, EVC suppl. 25, nr. 3/4; HvF YY14, 42. 159. RvdA III, 129; AdVD II, 57. Zie voor Albert Ryoerds ook: FT, nr. 122 en p. 513. 160. RAF, HvF YY5, 152v. 161. RAF, RA Barradeel E3, 489. 162. Ibidem d.d. 1590 dec. 23. 163. RAF, HvF III7, 135. 164. RAF, RA Rauwerderhem A3, 16. 165. RAF, HvF 1117, 270. 166. Zie nr. 14.1 en 20.1. 167. Bauck Hesselswyfs testament is alleen in copie bewaard. Ebel wordt eenmaal "Bocka Ynneswyff' genoemd (FT, nr. 15, p. 24, r. 35); elders (p. 25, r. 1, 5) is echter sprake van Ynna en "Ebel, syn wyff". 168. OFO IV, 43 (1474), 45 (1475); Pax, nr. 136 (1496). 169. OFO IV, 67. 170. FT, nr. 79; GPCVII, 295. Zie voor de erfenis van heer Jelmer ook: RvdA II, 335, 338; RAF, HvF WW2 653. 171. RvdA II, 344. De identificatie met Gerlinga blijkt uit de ligging van Gerlematerp binnen dit goed: vergelijk FT, p. 488. Heer Jelmer heeft mogelijk een bastaardzoon Sibe heer Jelmers: FT, p. 503; Sn.Rb. nr. 496 (1490) en 1418 (1493). 172. OFO IV, 67. 173. OFO IV, 115 (1499); GA Kampen OA 90 (met dank aan dr.O. Vries); Sn.Rb. nammeregister xxiii e.v., 86-88. 174. Worp van Thabor V, 201; Jancko Douwama, 684, 685. 175. RvdA, passim; zie ook: GJB (1970) 59. 176. FT, nr. 102. 177. GA Kampen, OA 90 (met dank aan dr.O. Vries). 178. Sn.Rb. nammeregister xxx, 183. 179. Vanwege zijn naam zou Bocke Ennez, in 1484 schepen van Bolsward, eveneens een zoon van Ynna Bockes geweest kunnen zijn. Rond 1495 was hij een van de helpers van Juw Juwinga in de strijd om de heerschappij in Bolsward: GA Bolsward R24 (1484 mrt. 24); Peter van Thabor, 64, 101-102; Pax, nr. 141. 180. OFO IV, 194. < 181. RvdA II, 350. 182. Sn.Rb. nr. 2473. 183. Sn.Rb. nammeregister xli. 184. RAF, RA Sneek D4, fol. 51 Iv. 185. RAF, HvF CC, 3 (met dank aan drs. O.D.J. Roemeling).

196 186. FT, nr. 165. 187. RAF, HvF YY3, 308; RAF, RA Sneek D4, 234v; ibidem D6, 183 (met dank aan drs. O.D.J. Roemeling). 188. RAF, RA Sneek D4, 97. 189. Sn.Rb. nr. 3041. 190. Sn.Rb. nr. 4155. 191. Sn.Rb. nr. 5261. 192. RAF, RA Sneek 20 (D3), 70. 193. RAF, RA Sneek 20 (D3) fol. 308; RAF, HvF III1 33 (1541 febr. 1). 194. BB, 409; RAF, RA Hennaarderadeel II, 177 e.v. 195. RAF, arch. klooster Hospitaal nr. 38. 196. RAF, RA Sneek 20 (D3), 30. 197. RAF, RA Sneek 20 (D3), 57. Andere vermeldingen van de wezen van Doede Jelmers bij transacties met betrekking tot onroerend goed, vaak samen met verwanten: RAF, RA Sneek 20 (D3), 66; RA Sneek D4, 4, 127; RAF, HvF mi, 68v, 78v. 198. Zie sub nr. 15.3. 199. RAF, RA Sneek D4, 152v. 200. RAF, RA Sneek D4, 75. 201. RAF, RA Franekeradeel EE2, 638 (met dank aan drs. O.D.J. Roemeling). 202. RGO, 85-86. 203. RAF, RA Franeker nr. 129, 183. 204. RAF, RA Franeker nr. 147, 85. 205. RAF, RA Hennaarderadeel nr. 27, 477; ibidem M5, 92; ibidem M6, 74; RA Baarderadeel nr. 45, 186. 206. RAF, RA Franekeradeel EE6, 454. 207. "Genealogia Ayttana", 261. 208. UvB, f. 54v s.v. Mockema. 209. RAF, familiearchief Schwartzenberg, nr. 1602-81. 210. RAF, RA Sneek D6, 39. 211. Over zijn religieuze opstelling handelt: W. Bergsma, Aggaeus van Albada (c. 1525-1587), schwenckfeldiaan, staatsman en strijder voor verdraagzaamheid (Groningen 1983). 212. Zie voor zijn erfenis: RAF, HvF YY26, def. 1617 juli 4, nr. 42; GA Leeuwarden, hypotheekboek nr. 19, 165v. 213. RAF, leeszaalbibliotheek nr. 192 s.v. Ag(geus) van Albada te Spiers. Verschillende wapenboeken geven als één van de vele wapens Albada: in rood drie geknopte zilveren rozen, paalsgewijs. Zie bijv.: Rietstap, Wapens, 282. 214. RAF, HvF YY16, 91 (1586 sept. 22). 215. RAF, RA Sneek D4, 463v, 524. 216. RAF, RR XV, 16r; RR XXI, 14r; RAF, HvF YY17, 324. Zie voor Wol Hoytes en Tyedt Freercks verder: RAF, RA Sneek D4, 160, 198, 230 (1545 dec. 11), 424v, 43 lv. 217. Zie voor hen: RAF, HvF YY17, 295; RA Sneek 146, scheiding en deling d.d. 1609 febr. 10; ibidem 146, 113v (1614 oct. 12); RA Wonseradeel 4, 12v. Zie voor de rechten van hun zoon Pier Hoytes op het Wybingaleen: RAF, Staten 1580-1795, GrFl. 218. Zoals de allianties met Ockinga (nr. 6), Donia (nr. 8) en Jongema (nr. 10). 219. Worp van Thabor IV, 110; vergelijk hierboven bij nr. 7. 220. OFO I, 101 (1448: "Schelta Idzengha (alias Scheltema), ghreetman in Huusma

197 nya landis riucht"); OFO I, 153, 154 (ca. 1458); vergelijk: Walsweer, "Scheltema", 55-58. 221. Zie noot 53 en 54. 222. Zie noot 45. 223. Het betreft Sytthiemagoed (Poppingawier FC21): zie PKAF VI, 58-61 en bij noot 230 hierna. 224. RAF, arch. klooster Hospitaal, reg. 3 (1421 sept. 2). 225. OFO IV, 54. 226. RvdA I, 277-278. 227. OFO I, 444, 446. 228. Sits Oedsma zou zelf volgens Burmania een moeder Tied Albada hebben gehad: UvB, 59v; vergelijk GJB (1996) 159 en noot 21 hierboven. 229. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat ook de in 1500 genoemde Wyttya Harinxma, wiens plaats in de Harinxma-genealogie niet zeker is, met Albada verwant was. 230. Zie hierboven bij Eelck Albada (sub n) en noot 49, 50 en 223. 231. Walsweer, "Scheltema", 56. 232. OFO IV, 10. Deze oorkonde werd op 11 dec. 1992 door H. Walsweer besproken in de Oarkonderûnte van de Fryske Akademy. 233. Zie noot 50. 234. OFO III, 5. 235. Volgens Josias Rispens was deze gehuwd met hun zuster Tiam Heslinga; vergelijk ook: GJB (1991) 131-132. 236. Worp van Thabor IV, 149. 237. Worp van Thabor IV, 158; OFO III, 15 (1483). 238. OFO I, 164. 239. FT, nr. 30. 240. Zie hierboven bij Eelck Albada (sub n) en noot 49 en 50. 241. OFO III, 15 (1483). 242. OFO I, 164. 243. Worp van Thabor IV, 158; OFO III, 15 (1483). 244. OFO II, 223. 245. OFO I, 462. 246. Winsemius, 392. 247. OFO IV, 152. 248. RAF, HvF UI, 195-195v. 249. OFO II, 249. In hetzelfde jaar woont volgens het Register van den Aanbreng in Marssum een Pybe Hettes. Ì -. 250. OFO IV, 10; zie bij noot 232. 251. RAF, HvF WW2, 422. 252. OFO III, 17 (1484); Pax, nr. 168 (1496); Worp van Thabor V, 133 (1514). 253. Zie bij noot 246. 254. OFO IV, 77 (1487): Aeuke to Herwey, vrouw van Wibrant Roorda erfgenaam van Botto to Herwey; OFO IV, 167 (1507); IV 176 (1508); IV 265 (1538): Lyuwe Hettaz (Albada) zwager van de zonen van Auck en wijlen Wybren Roerda; Fr. brieven, nr. 40-43 (1537-1543). Zie verder: OFO IV, 155 (1506). Opmerkelijk is dat dit huwelijk niet bij Burmania voorkomt. 255. OFO IV, 142 (1504): huwelijkscontract tussen Wopcke Jarla en Frouck Roorda. 256. RvdA IV, 67 e.v.

198 257. OFO IV, 218 (1513); IV, 251 (1526); IV, 266 (1539). 258. PKAF VI, 12, 58-61: Poppingawier FC22. In de genealogische traditie heet deze state Douma. De stins is bekend van een tekening door J. Stellingwerf uit 1722 (collectie Fries Museum). Zie de bij dit opstel opgenomen natekening door J.J. Spahr van der Hoek, Fryske stinzen (Leeuwarden 1962) 6. 259. RAF, arch. Staten van Friesland 1580-1795, nr. 2901. 260. Zie noot 280. 261. Zie noot 276. 262. RAF, fotocollectie zegels (aan stukken uit archief klooster Engwerd, d.d. 1527 apr. 30 en 1542 apr. 23). 263. RAF, collectie grafschriften Rauwerderhem; IB (1969) 172-173 nr. 90. In de wapenboeken verschillen de kleuren. 264. Rietstap, Wapens, 282-283; SFA II, wapens achterin; vergelijk noot 47. 265. BB, 331 (1543). 266. RAF, Liauckema, inv.nr. 983 (1565). 267. RAF, RR XXIV, f. 19v; ibidem XXVIII, f. 151. 268. RAF, Liauckema, inv.nr. 983. Zie voor hem en zijn huisvrouw Syts Lutzesdr: RAF, RA Rauwerderhem Al, 155 (1573 aug. 3), 160. 269. RAF, Liauckema, inv.nr. 978. 270. NO III, 9; IB (1969) 167. 271. Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie (1987) 133; veel stukken over hem in: RAF, Liauckema, inv.nr. 978-1006. 272. Jaarboek CBG (1987) 133. 273. IB (1994) 187 noot 254. 274. RAF, RA Rauwerderhem O. 275. RAF, HvF EEE1 409; RAF, Liauckema, inv.nr. 997. 276. Deze saté is een afsplitsing van de oorspronkelijke saté Halbada (FT, nr. 157, p. 324), afkomstig van zijn overgrootvader Wybrand Roorda van Genum (OFO IV, 155). 277. In 1617 rept hij in een brief aan zijn neef Pybe van Albada al van zijn plan een studiebeurs te stichten. 278. RAF, familiearchief Burmania-Van Eysinga, nr. 86. 279. Nalezing, 54. 280. GJB (1963) 68-69 (1561); RAF, RR XXV, 2 (1564/5). 281. RAF, Liauckema, inv.nr. 981. 282. IB (1969) 173. 283. IB (1969) 173. 284. RAF, RA Rauwerderhem A5, 367 (1610). 285. RAF, RA Rauwerderhem A4, 227v. 286. RAF, RA Rauwerderhem A9, 241v; ibidem 340. 287. IB (1969) 173. 288. RAF, HvF, WW3, 393 (1598 mei 30, nr. 5). 289. RAF, RA Rauwerderhem A4, 221. 290. RAF, RA Rauwerderhem A5, 368v. 291. RAF, RA Rauwerderhem 36, 104. 292. Sibrandus Leo, ed. Wumkes, xliv, xlvii. 293. RAF, Liauckema, inv.nr. 984. 294. Dit blijkt uit de boedelbeschrijving in zijn huis op die datum: GA Leeuwarden Y8, nr. 48. 295. RAF, RA Leeuwarderadeel E6, 371 (1572 nov. 8); ibidem, 398 (1573 jan. 15);

199 ibidem E7, 138 (1574 apr. 24); ibidem E7, 173, 263; RAF, RA Leeuwarderadeel M4, 506 (1575/1576). Met dank aan drs.O.DJ. Roemeling. 296. RAF, RA Rauwerderhem A2, 28; ibidem, 40. 297. RAF, RA Baarderadeel C2, lv, 6. 298. RAF, Staten van Friesland 1580-1795, Gf50/1, 123, 87v, 88, 90, 93, 126. 299. GA Leeuwarden Y8, nr. 48. 300. JR, 144. De citatie zou dateren van 15 juni 1549 en ondertekend zijn geweest door U. Burmania, raadsheer in het Hof van Friesland (een oudoom van de auteur van het Burmaniaboek). 301. Burmania geeft hem een Syts Wibrens tot vrouw. WaarschijnUjk was zij de dochter van Wybren Douwes, die in 1511 pachtboer op dezelfde boerderij was. 302. UvB, fol. 33a ligt los tussen 32v en 33r. Zie voor bijzondere tekens in de transcriptie (<>, [ ], **): FT, p. xxvi. 303. Senator? 304. Spirensis? Suffridus Petrus noemde hem: "primum regi(us) in Frisia consiliari(us) deinde assessor camerae Spirensis": Bergsma, Aggaeus van Albada, 159.

FRYSKE RIE FOAR HERALDYK

WAPENREGISTRAASJE

It twadde part fan it Genealogysk Jierboek wurdt fersoarge troch - en stiet ûnder ferantwurdlikens fan - de Fryske Rie foar Heraldyk. Dy Rie bestiet út de neifolgjende persoanen:

D.J. van der Meer, earelid, P.F. Visser, foarsitter, J.C. Terluin, hearaut Frisia I, twadde foarsitter, drs. H. Bremer, skriuwer, R.J. Broersma, heraut Frisia IV, wapentekener, R.H. Postma, lid, notuüst, A.B. Dull tot Backenhagen, hearaut Frisia II, lid, CE. Kuipers, lid.

De Fryske Rie foar Heraldyk jout rie by it ûndersyk nei en it ûntwerpen fan famylje- en oerheidswapens yn Fryslân. Fierders registrearret de Rie famylje- en oerheidswapens yn it Genealogysk Jierboek.

YNHALD Famyljewapens: Alkema, Bokkinga, Den Hartigh, Heemstra, Heerma, Holwerda, Jorna, Liemburg, Roorda, Rijpstra, Sybesma, De Vries 204

Doarpswapens Bontebok, lens, Spannum 216 en -flaggen:

Oare wapens Wetterskip "Lauwerswâlden", Koninklijke en flaggen: Nederlandse Kaatsbond, "De Groote Sociëteit" te Ljouwert, "Wijkvereniging Westeinde" te Ljouwert, "Werkgroep Oud-Heerenveen", Vereniging "De Friesche Elf Steden", "Stichting Friese 11 - Steden - Wandeltochten" 219

203 ALKEMA: Dield: I. de Fryske heale earn, kommende út 'e dielline, swart op goud; II. trochsnien: a. yn blau in húsmerk yn 'e foarm fan in X, mei oan 'e boppe- en ûnderearmen nei elkoar takearde lambellen en oer it midden in dwersbalkje, it húsmerk boppe en ûnder beselskippe fan trije turven, pleatst 1-2, alles fan goud; b. yn read trije sulveren ikeblêden, pleatst 2-1. Helmteken: in einierdekroan fan goud, mei yn 'e hollebân fiif reade rútfoarmige stiennen, op 'e hollebân trije bieden en twa pearels; fanút de kroan in útkommende harnaste sulveren rjochterearm, swaaiende in sulveren swurd mei in gouden hânfet, dêrefter twa strúsfearren, rjochts fan read en lofts fan blau. Helmkleed: rjochts blau, fuorre fan giel en lofts read, fuorre fan wyt. Wapenspreuk: FIDELIS, CONSTANTIA ET INTEGRITAS VICTORIA (Trou, stânfestigens en froedsinnigens sille oerwinne) yn swarte haadletters op in giel lint. Gedeeld: I. de Friese halve adelaar, komende uit de deellijn, zwart op goud; II. doorsneden: a. in blauw een huismerk zijnde een X, met aan de boven- en onderarmen naar elkaar toegekeerde lambellen en over het midden een dwarsbalkje, het huismerk van boven en onder vergezeld van drie turven, geplaatst 1-2, alles van goud; b. in rood drie zilveren eikenbladeren, geplaatst 2-1. Helmteken: een eigenerfdenkroon van goud, met in de hoofdband vijf rode ruitvormige stenen en op de hoofdband drie bladeren en twee parels; vanuit de kroon een uitkomende geharnaste rechterarm van zilver, zwaaiende een zilveren zwaard met gouden gevest, waarachter twee struisveren, rechts van rood en links van blauw. Helmkleed: (zonder wrong) rechts van blauw, gevoerd van geel en links van rood, gevoerd van wit. Wapenspreuk: FIDELIS, CONSTANTIA ET INTEGRITAS VICTORIA (Trouw, standvastigheid en rechtschapenheid zullen overwinnen) in zwarte kapitalen op een geel lint.

Wapen mei fierd wurde troch it neiteam fan TyaerdtjDyoerdts Alckema, berne om 1510 hinne te Feankleaster, en Wyb Dyoerdts Ypema, berne om 1515 hinne op 'e Triemen. Untwerp: de ynstjoerder, yn oerlis mei de F.R.f.H. Ynstjoerder: J.R. Alkema, Narcissenstraat 13, 6666 AT Heeteren.

204 BOKKINGA: Dield: I. yn read in goudene nôtskeaf mei yn 'e skyldfoet in sulveren, weagjende dwersbalke; II. trochsnien: a. yn blau in goudene G-kaai; b. yn sulver in swarte "streepband"-ierdewurkpot. Helmteken: de goudene nôtskeaf fan it skyld tusken in blauwe flecht. Helmkleed en wrong: read, fuorre fan wyt.

Gedeeld: I. in rood een gouden korenschoof met in de schildvoet een zilveren, golvende dwarsbalk; II. doorsneden: a. in blauw een gouden G-sleutel; b. in zilver een zwarte "streepband"-aardewerkpot. Helmteken: de gouden korenschoof van het schild tussen een blauwe vlucht. Helmkleed en wrong: rood, gevoerd van wit.

Stamheit is Hendri(j)ck Bockes dy't libbe omtrint 1685-1775, bouboer op Scheltemastate te Blija (en op Dongastate te Marrum). Troud mei Pijttie Clases út Hallum, letter mei Seijke Dirks. Wapen mei fierd wurde troch it hjoeddeistich neiteam fan neamde Hendrick. Untwerp: de ynstjoerster, yn oerlis mei de F.R.f.H. Ynstjoerster: Frou A. Kooistra - Bokkinga, Merkebuorren 68, 9241 GH Wynjewâld.

205 DEN HARTIGH: Yn sulver trije Jabiksskulpen, pleatst 2-1, yn 'e midden dêrfan in herte, alles fan read. Helmteken: in reade skulp fan it skyld tusken in reade flecht. Helmkleed en wrong: read, fuorre fan wyt.

In zilver drie Jacobsschelpen, geplaatst 2-1, in het midden ervan een hart, alles van rood. Helmteken: een rode schelp van het schild tussen een rode vlucht. Helmkleed en wrong: rood, gevoerd van wit.

Dit is in âld wapen, oarspronklik út Súd-Hollân. Ynstjoerder: M. den Hartigh, Leeuwetand 37, 8445 RB It Hearrenfean.

206 Jfeemsira^

HEEMSTRA: Dield: I. de Fryske heale earn, kommende út 'e dielline, swart op goud; II. trochsnien: a. yn blau trije goudene ikels, pleatst 2-1; b. yn read in goudene klaver. Helmteken: in utkommende wite swannehals mei in reade snaffel, in gouden tukje mei trije ikels yn 'e snaffel. Helmkleed en wrong: rjochts read, fuorre fan giel en lofts blau, fuorre fan giel.

Gedeeld: I. de Friese halve adelaar, komende uit de deellijn, zwart op goud; II. doorsneden: a. in blauw drie gouden eikels, geplaatst 2-1; b. in rood een gouden klaver. Helmteken: een uitkomende witte zwanenhals met een rode snavel, waarin een gouden takje met drie eikels. Helmkleed en wrong: rechts rood, gevoerd van geel; links blauw, gevoerd van geel.

Dit is in âld wapen út it Hylcamaslachte (Burmaniaboek) dér 't de ynstjoerder fanôf stamt. Ynstjoerder: J.E. Heemstra, Ubbemastins 37, 8925 CV Ljouwert.

207 HEERMA: In skyld fan trije stikken; grien, sulver en blau; a. it grien belein mei in inketpôt mei in guozzefear dêryn en in blom út it skerm fan 'e swanneblom, alles fan goud; b. it sulver belein mei acht blauwe seispuntige stjerren, pleatst 1-2-2-2-1 yn 'e rjochting fan 'e balke; c. it blau belein mei in geande goudene Huw. Helmteken: in sulveren helleburd, stalle fan goud tusken in blauwe flecht. Helmkleed en wrong: grien, fuorre fan wyt.

Een schild van drie stukken: groen, zilver en blauw; a. het groen beladen met een inktpot waarin een ganzeveer en een bloem uit het scherm van de zwanebloem, alles van goud; b. het zilver beladen met acht blauwe zespuntige sterren, geplaatst 1-2-2-2-1 in de richting van de balk; c. het blauw beladen met een gaande gouden leeuw. f Helmteken: een hellebaard van zilver, gesteeld van goud tussen een blauwe vlucht. Helmkleed en wrong: groen, gevoerd van wit

Persoanlik wapen fan de ynstjoerder. Untwerp: P. Noordmans te Wommels, yn oerlis mei de F.R.f.H en de ynstjoerder. Ynstjoerder: E.J. Heerma, Van Burmaniawei 4, 8733 EP lens.

208 Jfo£rìercCa^

HOLWERDA: Yn goud in út 'e skyldfoet riizjende griene wier (terp); de wier belein mei in goudene klaver en boppe beselskippe fan twa krúste reade guozzefearren. Helmteken: in read anker. Helmkleed en wrong: grien, fuorre fan giel.

In goud een uit de schildvoet rijzende groene wierde (terp); de wierde beladen met een gouden klaver en van boven vergezeld van twee gekruiste rode ganzenveren. Helmteken: een rood anker. Helmkleed en wrong: groen, gevoerd van geel.

Wapen mei fierd furde troch de neiste famylje fan 'e ynstjoerster. Sjoch ek it Genealogysk Jierboek 1992, side 161. Untwerp: de ynstjoerster, yn oerlis mei de F.R.f.H. Ynstjoerster: Frou M.N. Ariessen - Holwerda, Eegracht 43, 8651 EG Drylts.

209 JORNA: Dield: I. de Fryske heale earn, kommende út 'e dielline, swart op goud; II. trochsnien: a. yn blau twa goudene seispuntige stjerren, balksgewiis pleatst; b. yn sulver in reade ikel. Helmteken: de reade ikel fan it skyld. Helmkleed en wrong: rjochts blau, fuorre fan giel en lofts read, fuorre fan wyt.

Gedeeld: I. de Friese halve adelaar, komende uit de deellijn, zwart op goud; II. doorsneden: a. in blauw twee gouden zespuntige sterren, balksgewijs geplaatst; b. in zilver een rode eikel. Helmteken: de rode eikel uit het schild. Helmkleed en wrong: rechts blauw, gevoerd van geel en links rood, gevoerd van wit.

Kleuren op 'en nij ûntwurpen (yn oerlis mei de F.R.f.H.) neffens in âld wapen dêr't de omskriuwing fan foarkomt yn in inventaris (IDA 33, 5'maart 1630) fan Sybren Keimpes Jorna, dy't libbe omtrint 1568-1630 te Wergea.

Wapen mei fierd wurde troch de neiteam fan neamde Sybren. Ynstjoerder (út namme fan de fam.): B. Jorna, Willem Arntszlaan 27, 3734 EC Den Dolder.

210 jCieraoittrrf

LIEMBURG: Kantiele dield: I. yn goud in swart stekizer mei reade stâle, oan wjerskanten beselskippe fan in swarte turf en yn 'e skyldfoet in read anker; II. yn grien in seine-izer mei de punt omleech en de iepening nei rjochts, yn it skyldhaad beselskippe fan twa klavers, alles fan goud. Helmteken: twa geitehoarnen, seis kear dwersbalke fan sulver en read. Helmkleed en wrong: grien, fuorre van giel.

Gekanteeld gedeeld: I. in goud een zwart steekijzer met rode steel, aan weerszijden van de steel vergezeld van een zwarte turf en in de schildvoet een rood anker; II. in groen een zeisijzer met de punt omlaag en de opening naar rechts, in het schildhoofd vergezeld van twee klavers, alles van goud. Helmteken: twee geitenhoorns, zes maal gedwarsbalkt van zilver en rood. Helmkleed en wrong: groen, gevoerd van geel.

It wapen mei fierd wurde troch de neiteam fan A. Liemburg, berne 17 maaie 1880 te Gersleat. Untwerp: J.C. Terluin, lid F.R.f.H., yn oerlis mei de ynstjoerder. Ynstjoerder: A. Liemburg, Binnenwei 4, 9248 KW Sigerswâld.

211 I j^, " ' .•^^•-' ^^g^" -~?>

Jroorcf<

ROORDA: Yn goud in swarte earn; in hertskyld trochsnien fan blau en grien, mei oer alles hinne belein mei in boek lezende seemeermin, alles fan goud- In kroane helm: in útkommende goudene griffioen, hâldend yn beide foarpoaten in read boek mei iepene gouden siden, dêroer hinne hinget in grien blêdwizerlint. Helmkleed: blau, fuorre fan giel.

In goud een zwarte adelaar; een hartschild doorsneden van blauw en groen, met over alles heen beladen met een boek lezende zeemeermin, alles van goud. Een gekroonde helm: een uitkomende gouden griffioen, houdende in beide voorpoten een rood boek met geopende gouden bladzijden, waaroverheen een groen bladwijzerlint hangt. Helmkleed: blauw, gevoerd van geel.

Persoanlik wapen fan de ynstj oerder. Untwerp: P. Bultsma, yn oerlis mei de ynstjoerder. Ynstjoerder: W. Roorda, Hoofdstraat 184, 9982 AK Uithuizermeeden.

212 RIJPSTRA: Trochsnien: a. yn grien trije goudene klavers, pleatst 2-1; b. yn blau fjouwer sulveren weagjende dwersbalken. Helmteken: in goudene klaver tusken in flecht, rjochts fan grien en lofts fan blau mei wite fearren. Helmkleed en wrong: grien, fuorre fan giek

Doorsneden: a, in groen drie gouden klavers, geplaatst 2-1; b. in blauw vier zilveren golvende dwarsbalken. Helmteken: een gouden klaver tussen een vlucht, rechts van groen en links van blauw met witte veren. Helmkleed en wrong: groen, gevoerd van geel.

Stamheit is Hendrik Martens, berne om 1707 hinne te Aldwâld, troud yn 1737 mei Aagtie Johannes, berne 1716 te Moarre. Untwerp: Leo Hartsuiker te Boalsert, yn oerlis mei de ynstjoerster. Ynstjoerster: Frou B. Ziere - Rijpstra, Molenhof 39, 7091 CX Dinxperlo.

213 SYBESMA: Yn goud in blauwe peal belein mei in sulveren swurd mei in gouden hântfet, fan boppe beselskippe fan in goudene seispuntige stjer; de peal yn it skyldhaad oan wjerskanten beselskippe fan in blauwe seispuntige stjer en yn de skyldfoet oan wjerskanten fan in griene klaver. Helmteken; in goudene leelje tusken in blauwe flecht Helmkleed en wrong: blau, fuorre fan giel.

In goud een blauwe paal beladen met een zilveren zwaard met een gouden gevest, van boven vergezeld van een gouden zespuntige ster; de paal in het schildhoofd ter weerszijden vergezeld van een blauwe zespuntige ster en in de schildvoet ter weerszijden van een groene klaver. Helmteken: een gouden lelie tussen een blauwe vlucht. Helmkleed en wrong: blauw, gevoerd van geel.

Wapen mei fierd wurde troch de ynstjoerder en syn neiteam. Untwerp: de F.R.f.H. , yn oerlis mei de ynstjoerder. Ynstjoerder: Mr. H. Sybesma, De Woudhorne 89, 9101 NT Dokkum.

214 JUe Dries

DE VRIES: Trochsnien: a. dield: I. trochsnien fan goud en swart, oer alles hinne in stilearre ierappelplant mei it hert op de troch-snijingsline, mei in blom mei goudene knop mei oan wjerskanten in tukje mei elts trije bieden; in ierappel dêr't trije lytsere ierappels út sprúte; it gehiel fan it ien yn it oare; II. yn grien twa skeankrúste sulveren guozzefearren; b. yn sulver trije reade pompeblêden mei de iepening oan 'e boppekant, pleatst 2-1. Helmteken: in reade spitsrút tusken in swarte flecht. Helmkleed en wrong: read, fuorre fan wyt. Wapenspreuk: EXPERIENTIA DOCET (De ûnderfining leart) yn swarte haadletters op in giel lint.

Doorsneden: a. gedeeld: I. doorsneden van goud en zwart, over alles heen een gestyleerde aardappelplant met het hart op de doorsnijdingslijn, met een bloem met gouden knop met aan weerszijden een takje met elk drie bladeren; een moederaardappel waaruit drie kleinere aardappelen ontspruiten; het geheel van het een in het ander; II. in groen twee schuingekruiste zilveren ganzenveren; b. in zilver drie rode pompebladen met de opening naar boven, geplaatst 2-1. Helmteken: een rode spitsruit tussen een zwarte vlucht. Helmkleed en wrong: rood, gevoerd van wit. Wapenspreuk: EXPERIENTIA DOCET (De ervaring leert) in zwarte kapitalen op een geel lint.

Wapen mei fierd wurde troch de neiteam fan Kornelis Lieuwes de Vries, berne 25 febr. 1854 te Hurdegaryp, kweker fan it Bintsje en oerpake fan 'e ynstjoerder. Untwerp: CE. Kuipers, lid F.R.f.H., yn oerlis mei de ynstjoerder. Ynstjoerder: K.L. de Vries, Gauke Boelensstraat 58, 9203 RP Drachten.

215 il • —

JyPr 'M

J&oníeíok

Wapen en flagge fan it doarp Bontebok yn Hearrenfean

Wapen: yn blau in (swart-wite) bûnte bok, steande op in griene gersgrûn. Flagge: yn fjouweren dield oer 1/3 fan de flaggelingte fan giel en read; oer de dielingslinen hinne in blau krús mei in earmdikte fan 1/10 flaggehichte. Yn de broektop in steande (swart-wite) bûnte bok en yn de broekhoeke in jutte en in oplizzer, skeankrúst mei de stalen omheech, alles fan giel.

Bontebok wie fan komôf in herberch mei de namme "Bonte Bock" dy't stie op it plak dêr't it fuotpaad fan Nijehoame nei de Gerdyk en de Kompajonsfeart elkoar krústen. Dêr wie ek in slús om it wetterpeil te regeljen. Om de herberch en dy krusing hinne ûntstie in buorskip mei de namme fan de herberch: Bontebok. Yn 1979 krige de buorskip de doarpsstatus. It doarp hie al in wapen, dat ôflaat wie fan it hingelboerd fan de herberch. Yn 1997 hat Pleatslik Belang it plan makke om in doarpsflagge ûntwerpe te litten. De flagge is yn fjouweren dield troch in saneamd Skandinavysk krús. Yn de broektop stiet de bûnte bok út it wapen, de kleur giel fan dit kertier en it fjirde tsjutte op sângrûn. Bontebok leit op in hege sânrêch. Yn it reade kertier, yn de broekhoeke steane twa stiks feantersark ôfbylde yn giel. De jutte waard brûkt by it meitsjen fan baggelders (koarte turven), de oplizzer waard brûkt by it ôfgraven fan it heechfean (lange turven). De kleur read stiet foar de heide. It blauwe krús tsjut de Kompanjonsfeart en de dwerswiken oan.

Untwerp flagge: J.C. Terluin, lid F.R.f.H. yn oerlis mei Pleatslik Belang.

216 Wapen en flagge fan it doarp lens yn Littenseradiel

Wapen: yn goud in út de skyldfoet opriizjende griene terp, belein mei in klaver oan in tukje, alles fan goud; fan boppe beselskippe fan twa blommen út it skerm fan de swanneblom; yn it skyldhaad in geande, goudene liuw. Flagge: loftsskeane yn trije banen grien, giel en read, mei op 'e boppeste baan in giele blom út it skerm fan de swanneblom. De giele baan mei in dikte gelyk oan 2/5 flaggehichte.

Op de terp fan lens (Edens) nat in stins stien fan de famylje Van Burmania. Ut it wapen fan dy famylje is it tukje mei de klaver nommen. De blommen waarden al brûkt as doarpssymboal en binne as sadanich ek yn it doarpswapen opnommen. De liuw yn it skyldhaad komt yn dy foarm foar op 'e doarpstsjerkeklok.

Untwerp: F.R.f.H., yn oerlis mei Pleatslik Belang.

217 Spanrmnz

Wapen en flagge fan it doarp Spannum yn Littenseradiel

Wapen: yn blau twa skeankrúste goudene pylken, mei derop in read hert mei goudene flammen. Flagge: yn blau, útgeande fan de broeking, in giele, skean tarinnende lânsfaan, oer de flechthelte útrinnende yn trije spitse slippen, wêrfan't de punten de flechtside yn fjouwer like hege stikken diele; de lânsfaan mei in totale hichte gelyk oan de flaggehichte en yn 'e broekhelte belein mei in read hert, mei in hichte gelyk oan 9/20 flaggehichte.

Boarne: in memoarjeboerd yn 'e tsjerke fan Spannum, hjir delhongen nei de fernijing yn 1729. Sjoch ek it Genealogysk Jierboekje 1960, side 103. It giet hjir eins net om in doarpswapen as sadanich, mar om in algemien kristlik symboal: it baarnend hert fan Kristus, lizzende op twa pylken. Op it neamde boerd komt it wapen foar yn in aaifoarmich "barok-cartouche" (lizzende op de pylken en net trochstutsen) en wurdt yn it oanbelangjend skriuwen (ûnrjochtlik) oantsjut as it doarpswapen: "yn blau in baarnend read hert mei gouden flammen, fan ûnderen op trochstutsen fan twa swarte pylken mei gouden punten en fearren". Koartlyn die bliken dat dit wapen as doarpswapen yn gebrûk wie, mar dan as in famyljewapen-útfiering. Om't de F.R.f.H. it doarp dat wapen net kin en wol ûntsizze, is besletten it wapen mei inkele heraldyske ferbetterings as doarpswapen te registrearjen; dus allinnich in wapenskyld sûnder kroan, helmteken en helmkleed, lykas gebrûklik is foar Fryske doarpen dy't gjin "flecken" binne. Om't gehiel te kompletearjen is der in nije flagge foar it doarp ûntwurpen. De flagge is in stylearre ôflieding fan it wapen. De flammen fan it hert ferskine yn'e flagge as trije punten. It gehiel as in soarte fan lânsfaan útfierd, mei yn 'e midden it hert.

218 Wapen en vlag van het waterschap "Lauwerswâlden"

Als eerste van de nieuw gevormde waterschappen in Friesland heeft het waterschap "Lauwerswâlden" een wapen laten ontwerpen. Het waterschap is ontstaan door de samenvoeging van de waterschappen "Lits en Lauwers" en "De Walden". In het ontwerp zijn van beide vervallen waterschapswapens de meest essentiële symbolen opgenomen, zodat beide (voormalige) waterschappen zich erin kunnen vinden. De monnik in het eerste kwartier is duidelijk de monnik uit het oude wapen van het waterschap "De Walden", zowel uit het allereerste wapen (verleend bij K.B. van 15 december 1965, nr. 15) als uit het latere, nu vervallen, wapen (verleend bij K.B. van 31 december 1976, nr. 28), met weglating van de blauwe dwarsbalk. Voor de monnik is gekozen ten eerste, omdat dit de meest sprekende figuur uit beide wapens was; ten tweede, omdat de monniken óók in het nu ontstane werkgebied een belangrijke rol hebben gespeeld en ten derde, omdat er sprake is van een verwijzing naar het stukje waterschapsgebied van het Groninger waterschap "Westerkwartier", waarin het voormalige waterschap "Munnikezijlvest" is opgenomen. Het tweede kwartier is een gedeelte uit het wapen van het eerder genoemde Groninger waterschap, omdat het nieuwe waterschap "Lauwerswâlden" een stukje grondgebied hiervan onder zijn hoede krijgt. Een en ander in de kleuren van het "Westerkwartier". Als "tegenhanger" van het tweede kwartier is ten opzicht van het derde kwartier gekozen voor dezelfde vormgeving, maar dan in de kleuren van de oude gouw "Oostergo". De golvende dwarsbalken duiden, uiteraard, het waterschap aan. In het vierde kwartier ten slotte zijn vijf ruiten geplaatst. Deze ruiten kwamen voor in het oudste wapen van het water-schap "Lits en Lauwers" (verleend bij K.B. van 13 december 1963, nr. 37), waar zij stonden voor het werkgebied van dit waterschap, dat zich toen over drie gemeenten uitstrekte. Dit gebied is nu uitgebreid tot vijf (in Friesland). Voor de opstelling van drie (aaneengesloten) en twee (aaneengesloten) ruiten is gekozen, als vrije vertaling van de hoekige doorsnijding van het nieuwe(re) wapen van "Lits en Lauwers" (verleend bij K.B. van 18 maart 1970, nr. 35). Tevens komt de kleurstelling goud en zwart in beide wapens voor. De vlag is een afleiding van het wapen. In het ontwerp zijn de golvende dwarsbalken nadrukkelijk aanwezig en op een vlotte manier over het vlagoppervlak verdeeld, op dusdanige wijze dat de kwartilering nog herkenbaar is en de nadruk op het grootste gedeelte van het werkgebied van het waterschap is komen te liggen, nameüjk "Oostergo". In de broektop is hier een eikenblad opgenomen, wat nog even verwijst naar het tweede gedeelte van de naam van het wa­ terschap, namelijk: "walden". De wimpel is het voor de Friese waterschappen gebruikelijke wimpelmodel, met in de hijs iets van het betreffende waterschap. In dit geval is gekozen - voor de invulling van het veld - voor een licht golvend, schuingeplaatst afgesneden takje met blad en eikel.

Bij Koninklijk Besluit van 5 september 1996, nr. 96.002107, is aan het waterschap "Lauwerswâlden" een wapen verleend met de volgende omschrijving: Gevierendeeld: I. in goud een gaande monnik van natuurlijke kleur, gekleed in een habijt van zilver, waaroverheen een scapulier met kap van sabel, gegord en geschoeid van zilver, houdende in de uitgestrekte linkerhand een schop van zilver, gesteeld van

219 LauOensOâlden sabel; II. in sinopel twee golvende dwarsbalken van zilver; III. in keel twee golvende dwarsbalken van zilver; IV. in goud vijf aaneengesloten ruiten van sabel, geplaatst drie en twee. Het schild is gedekt met een gouden kroon van drie bladeren en twee parels. Vlag: een hijs van 1/3 vlaglengte in vier golvende banen, geel, groen, wit en groen, in een verhouding van 3:1:1:1; in het geel een groen eikenblad; de vlucht in vijf golvende banen, rood, wit, rood, wit en rood, in een verhouding van 1:1:1:1:2. Wimpel: een vierkante hijs, beladen met een (licht) golvend s-vormig schuingeplaatst groen takje, waaraan rechtsonder een eikenblad van hetzelfde en linksboven een rode eikel in een groene dop; een witte vlucht, waarin drie groene waterleliebladeren met de opening omhoog, op een afstand van de hijs en onderling, telkens van de grootte van een groen blad. De wimpel (kan worden) uitgevoerd met een lange splitwimpelvlucht.

Ontwerp: R.J. Broersma, tek.: F.R.f.H.

220 Embleem en vlag van de Koninklijke Nederlandse Kaatsbond

Registraasje neffens boppesteande ôfbylding. Flagge: fjouwer like hege banen, giel, blau, giel en blau; oan é broekside in wapenskyld mei in akkoladefoet; it wapen loftsskeane fan read en wyt, yn it read trije penjes fan wyt, pleatst 2-1, yn it wyt trije reade koeken, pleatst 1-2. It wapenskyld pleatst op 1/3 flaggehichte fan 'e broek en mei in hichte gelyk oan 2/5 flaggelingte. Yn 'e flechttop yn de giele baan de ôfkoarting KNKB yn reade haadletters mei in hichte gelyk oan 1/8 flaggehichte.

Registratie volgens de bovenstaande afbeelding. Vlag: vier evenhoge banen, geel, blauw, geel en blauw; aan de broekzijde een wapenschild met een accoladevoet; het wapen linksgeschuind van rood en wit, in het rood drie witte penningen, geplaatst 2-1, en in het wit drie rode koeken, geplaatst 1-2. Het wapenschild geplaatst op 1/3 vlaghoogte van de broek en met een hoogte gelijk aan 2/5 vlaglengte. In de vlucht-top in de gele baan de afkorting KNKB in rode kapitalen met een hoogte gelijk aan 1/8 vlaghoogte.

Embleem en flagge bestiene al langer, mar wiene noch net offisjeel registrearre. Omdat de KNKB dit jier 100 jier bestiet, is besletten de registraasje dit jier op te nimmen.

221 Groöte Sociëteit te JCeeuíàa.r~den

Wapen fan "De Groote Sociëteit" te Ljouwert

Yn blau in goudene, klimmende liuw mei oertoppe sturt; in read skyldhaad belein mei twa fûstkjende hannen, elts fanút in mouwe, alles fan sulver. It skyld dutsen troch in hearekroan fan egaal goud, fuorre fan read, mei op 'e hollebân fiif pearels op stiften. Skyldhâlder: rjochts in wite kalken piip smokende hear yn 18de-ieuske klean, besteande út: in reade rok en swarte kútbroek mei wite knibbelhoazzen en swarte, sulver gaspe skuon en in wyt sjabot; mei in sturtprûk en swarte trijekante steek. It wapengehiel steande op in wyt moarmeren terras.

In blauw een gouden, klimmende leeuw met overtopte staart; een rood schildhoofd beladen met twee tezamen gehouden handen, elk vanuit een mouw, alles van zilver. Het schild gedekt door een herenkroon van effen goud en rood gevoerd, met op de hoofdband vijf parels op stiften. Schildhouder: rechts een witte kalken pijp rokende heer in 18de-eeuws kostuum, bestaande uit: een rode rok en zwarte kuitbroek met witte kniekousen en zwarte, zilver gegespte schoenen en een witte sjabot; met een staartpruik en zwarte driekante steek. Het wapengeheel staande op een wit marmer terras.

Untwerp: de F.R.f.H., yn oerlis mei it bestjoer fan de sosiëteit.

222 Wapen en flagge fan de "Wijkvereniging Westeinde" te Ljouwert

Wapen: in Empire-skyld fan grien mei in read hertskyld, belein mei in iepene, sulveren boek mei op eltse side in swarte haadletter W. It hertskyld boppe, rjochts en lofts beselskippe fan in guozzefear, meibûgjend mei de foarmen fan it skyld, ûnder fan in inketpôt, alles fan goud. It skyld pleatst op in wyt lint mei dêrop de tekst: "WIJKVERENIGING WESTEINDE" yn griene haadletters. Flagge: fjouwer like hege banen, blau, giel, blau en giel; in reade hys fan 1/3 flaggelingte mei dêryn in wite guozzefear, pleatst neffens de diagonaal loftsboppe - rjochtsûnder. De fear yn 'e hys loftsûnder beselskippe fan in wite inketpôt fan 1/6 flaggehichte.

De flagge is basearre op in âlder ûntwerp foar flaggen fan Ljouwerter wykferienings, nammentlik de Ljouwerter stêdsflagge mei in reade hys as symboal foar de bebouwing (de wyk), mei dêryn eat wat dy wyk oanbelanget. Foar de "Wijkvereniging Westeinde" is keazen foar in guozzefear en in inketpôt, om't de nammen fan de strjitten neamd binne nei skriuwers en dichters. De kleuren read en wyt binne de kleuren fan Eastergoa, dêr't Ljouwert eartiids it haadplak fan wie­ lt wapen is op itselde tema basearre; reade bebouwing yn in griene wyk. It hertskyld (yn 'e Eastergoakleuren) lit it resultaat fan de skriuwers sjen: it boek. Yn it boek binne de (haad)letters W opnommen as in lytse fingerwizing nei de namme fan de feriening.

Untwerp: RJ. Broersma, tekener fan de F.R.f.H.

223 Wapen fan de "Werkgoep Oud-Heerenveen"

Wapen: trochsnien fan trije stikken: read, sulver en grien; mei oer alles hinne skeankrúst in guozzefear en ín skep, alles fan goud. It skyld dutsen troch in hearekroan fan egaal goud, fuorre fan read, mei op 'e hollebân fiif pearels op stiften. Wapenspreuk: WURKJE OAN 'E HISTOARJE yn gouden haadletters op in swart lint.

It wapen is basearre op it âlde wapen fan de "fleck" It Hearrenfean. Deroerhinne binne skeankrúst pleatst in guozzefear en in skep, beide fan goud, as symboalen foar de feanterij en de fêstlizzing fan 'e skiednis dêrfan. Op it lint, yn de heraldyske turfkleur swart, stiet mei goudene letters it doel fan de wurkgroep. De kroan op it skyld is deselde as dy út de offisjele gemeenteflagge fan It Hearrenfean.

Untwerp: G. F. Spiekhout, yn oerlis mei de F.R.f.H. Ynstjoerder: de wurkgroep, p/a Vliet 33, 8446 LV It Hearrenfean.

224 Oeremgfingf De Triesche £lf Steden

Flagge fan de Vereniging "De Friesche Elf Steden"

Flagge: yn fjouweren dield fan blau en giel. It blau belein elts mei in geande giele liuw. Oer it snijpunt fan de dielingslinen it âlvestêdekrús, útfierd yn blau en wyt, mei in hichte gelyk oan 3/5 flaggehichte.

Vlag: gevierendeeld van blauw en geel. Het blauw elk beladen met een gaande gele leeuw. Over het snijpunt van de delingslijnen het elfstedenkniis, uitgevoerd in blauw en wit, met een hoogte gelijk aan 3/5 vlaghoogte.

Untwerp: de Dokkumer Vlaggen Centrale, yn oerlis mei de ynstjoerster. Ynstjoerster: de vereniging "De Friesche Elf Steden".

225 Sfcícptingf friese U-Sleden-Oanâeltochlen

Flagge fan de "Stichting Friese 11 - Steden - Wandeltochten"

Flagge: yn fjouweren dield oer 1/3 fan de flaggelingte fan giel en blau. Oer it snijpunt fan de dielingslinen in ôfbylding fan de medalje fan de stifting, útfierd yn blau, wyt en giel. De medalje mei in diameter fan 3/10 flaggelingte en dutsen troch in giele stêdekroan mei trije wâltuorren. It gehiel mei in hichte gelyk oan 2/3 flaggehichte.

Vlag: gevierendeeld over 1/3 van de vlaglengte van geel en blauw. Over het snijpunt van de delingslijnen een afbeelding van de medaille van de stichting, uitgevoerd in blauw, wit en geel. De medaille met een diameter van 3/10 vlaglengte en gedekt door een gele stedenkroon met drie bastions. Het geheel met een hoogte gelijk aan 2/3 vlaghoogte.

Untwerp: de Dokkumer Vlaggen Centrale, yn oerlis mei P. Bultsma, de F.R.f.H. en de ynstjoerster. Ynstjoerster: de "Stichting Friese 11 - Steden - Wandeltochten".

226