Project-MER Ontwikkeling veilingsite - Sas

Aanmelding met verzoek tot scopingsadvies

MG Projects Esplanade Oscar Van de Voorde 1 9000 Gent

Sweco nv Mechelen, Mei 2018

Verantwoording

Titel : Project-MER Ontwikkeling veilingsite Kampenhout-Sas

Subtitel : Aanmelding met verzoek tot scopingsadvies

Projectnummer : 45190001

Referentienummer : 45190001

Revisie : 1

Datum : Mei 2018

Auteur(s) : MER-deskundigen

E-mail adres : [email protected]

Gecontroleerd door : Anne Devivier

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : Annelies Anthierens

Paraaf goedgekeurd :

Contact : Sweco Belgium nv Stationsstraat 51 B-2800 Mechelen T +32 15 45 13 00 F +32 15 45 13 10 [email protected] www.swecobelgium.be

Pagina 2 van 78

Handtekeningenlijst

Project-MER Ontwikkeling veilingsite Kampenhout-Sas

Coördinator, MER-deskundige bodem en grondwater Anne Devivier

MER-deskundige mens - mobiliteit Stijn Van Pee

MER-deskundige geluid en trillingen Sven Loridan

MER-deskundige lucht Johan Versieren

MER-deskundige oppervlaktewater, landschap bouwkundig erfgoed en archeologie Ann Van Wauwe

MER-deskundige biodiversiteit Paul Durinck

MER-deskundige mens – ruimtelijke aspecten Soetkin Verryt

Pagina 3 van 78

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Handtekeningenlijst ...... 3

Inhoudsopgave ...... 4

Kaartenlijst ...... 6

1 Inleiding ...... 7 1.1 Aanmelding ...... 7 1.2 Intentie ...... 7 1.3 Opbouw dossier ...... 7

2 Situering van dit MER ...... 8 2.1 Toetsing aan de project-MER-plicht ...... 8 2.2 Initiatiefnemer...... 8 2.3 Team van MER-deskundigen ...... 9 2.4 Procesverloop ...... 9 2.4.1 MER-plicht en omgevingsvergunning algemeen ...... 9 2.4.2 Voorafgaand aan vergunningsprocedure ...... 10 2.4.3 Tijdens de vergunningsprocedure ...... 11 2.4.4 Grensoverschrijdende procedure ...... 11 2.4.5 Procesverloop voor dit dossier...... 11 2.5 Voorgeschiedenis en vooronderzoek ...... 11

3 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering ...... 12 3.1 Ruimtelijke situering ...... 12 3.2 Omgevingskenmerken ...... 12 3.2.1 Bodem ...... 12 3.2.2 Topografie ...... 12 3.2.3 Hydrologie ...... 12 3.2.4 Natuurwaarden ...... 13 3.2.5 Landschap...... 13 3.3 Juridische en beleidsmatige situering ...... 13

4 Projectbeschrijving ...... 14 4.1 Doelstellingen en verantwoording ...... 14 4.1.1 Retailcomplex...... 14 4.1.2 Omvorming rotondes ...... 15 4.2 Beschrijving van het projec ...... 15 4.2.1 Retailcomplex...... 15 4.2.2 Infrastructureel project ...... 18 4.3 Beschrijving van de werkzamheden ...... 20 4.4 Exploitatiefase ...... 22

5 Informatie uit voorgaande onderzoeken ...... 23

Pagina 4 van 78

Inhoudsopgave

6 Interferentie met andere plannen en projecten ...... 24 6.1 Sneltram Heist op den berg ...... 24 6.2 PRUP Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas ...... 25

7 Overwogen alternatieven ...... 27 7.1 Doelstellingsalternatieven ...... 27 7.2 Locatiealternatieven ...... 27 7.3 Inrichtingsalternatieven ...... 27 7.3.1 Retailcomplex...... 27 7.3.2 Infrastructurele aanpassingen...... 27 7.4 Uitvoeringsalternatieven ...... 28

8 Algemene onderzoeksmethodiek ...... 29 8.1 Scoping ...... 29 8.2 Opbouw per discipline ...... 30 8.2.1 Afbakening studiegebied ...... 30 8.2.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 30 8.2.3 Beschrijving en beoordeling milieueffecten ...... 30 8.2.4 Milderende maatregelen ...... 31 8.2.5 Synthese ...... 32 8.2.6 Leemten in kennis en voorstellen inzake monitoring en postevaluatie ...... 32

9 Methodiek per discipline ...... 33 9.1 Mens – Mobiliteit ...... 33 9.1.1 Afbakening van het studiegebied ...... 33 9.1.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 34 9.1.3 Beschrijving en beoordeling van de effecten ...... 38 9.1.4 Aandachtspunten en mogelijke milderende maatregelen ...... 47 9.2 Geluid en Trillingen ...... 47 9.2.1 Afbakening studiegebied ...... 47 9.2.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 47 9.2.3 Beschrijving van de milieueffecten ...... 49 9.2.4 Milderende maatregelen ...... 52 9.3 Lucht ...... 52 9.3.1 Afbakening studiegebied ...... 52 9.3.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 52 9.3.3 Bespreking van de geplande situatie ...... 54 9.3.4 Milderende maatregelen ...... 56 9.4 Water (grond- en oppervlaktewater) ...... 56 9.4.1 Afbakening studiegebied ...... 56 9.4.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 56 9.4.3 Beschrijving van de milieueffecten ...... 57 9.4.4 Milderende maatregelen ...... 60 9.5 Mens - Ruimtelijke aspecten, inclusief gezondheid ...... 60 9.5.1 Afbakening studiegebied ...... 60 9.5.2 Beschrijving van de referentiesituatie ...... 60 9.5.3 Beschrijving van de milieueffecten ...... 63 9.5.4 Milderende maatregelen ...... 67 9.6 Nevendisciplines ...... 67 9.6.1 Bodem ...... 67 9.6.2 Biodiversiteit ...... 68 9.6.3 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ...... 68

10 Bijlagen ...... 69 10.1 Bijlage 1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden ...... 69 10.2 Bijlage 2: Kaartenbundel ...... 78

Pagina 5 van 78

Kaartenlijst

Kaartenlijst

De kaartenbundel is opgenomen in bijlage van dit rapport en bevat volgende kaarten:

Kaart 1 Situering op stratenplan Kaart 2 Situering op de topokaart Kaart 3 Liggingsplan Kaart 4 Situering op orthofoto Kaart 5 Situering op gewestplan Kaart 6 Ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 7 Bodemkaart Kaart 8 Bodemonderzoeken OVAM Kaart 9 Watertoets Kaart 10 Vlaams hydrologische atlas Kaart 11 Watertoets – overstromingsgevoelige gebieden Kaart 12 Signaalgebieden Kaart 13 Zoneringsplan Kaart 14 Speciale beschermingszones Kaart 15 Vlaams ecologisch netwerk Kaart 16 Biologische waarderingskaart Kaart 17 Natura 2000 habitat en boswijzer Kaart 18 Onroerend erfgoed – Landschapsatlas Kaart 19 Onroerend erfgoed – Beschermingen Kaart 20 Onroerend erfgoed – Inventarissen Kaart 21 Archeologie Kaart 22 Externe mensveiligheid

Pagina 6 van 78

Inleiding

1 Inleiding

1.1 Aanmelding

Dit rapport betreft de verplichte aanmelding voor het project-MER voor de ontwikkeling van de veilingsite ter hoogte van Kampenhout Sas. Het project omvat enerzijds de aanleg van een retailcomplex ter hoogte van de voormalige veilingsite en anderzijds de omvorming van de huidige rotondes op de N26 Leuvensesteenweg/Mechelsesteenweg tot turborotondes. Het project wordt uitgebreid toegelicht in §4.

Door middel van deze aanmelding wenst de initiatiefnemer MG Projects haar voornemen bekend te maken om een project-MER op te stellen voor dit project.

De aanmelding zal worden uitgebreid met een verzoek tot scopingsadvies. Hiertoe wordt in §9 per discipline een voorstel toegevoegd van de methodologie die zal worden gehanteerd bij de uitwerking van het project-MER.

1.2 Intentie

MG Projects wenst de oude veilingsite op de hoek van de Haachtsesteenweg en de Leuvensesteenweg in Kampenhout-Sas, te ontwikkelen als retailpark met een zwembad. Het retailpark zal bestaan uit een winkelcomplex met horeca en indoor leisure faciliteiten (o.a. fitness). Voor het geheel worden op de site parkeer- en fietsstandplaatsen voorzien. In de eerder opgemaakte MOBER bleken infrastructurele aanpassingen noodzakelijk in functie van een vlotte verkeersafwikkeling, meer bepaald de omvorming van de bestaande rotondes op de N26 tot turborotondes. Deze ingreep maakt deel uit van het project en wordt mee behandeld in het project-MER.

Voor de realisatie van het project en de exploitatie van het retailcomplex is een omgevingsvergunning vereist. Het Ontwerp-MER zal worden toegevoegd aan deze omgevingsvergunningsaanvraag.

1.3 Opbouw dossier

Voorliggend rapport is als volgt opgebouwd:  Algemene inlichtingen met betrekking tot de initiatiefnemer van het project en het team van erkende MER-deskundigen alsook een toetsing aan de m.e.r.-plicht, het procesverloop en beschrijving van de voorgeschiedenis  Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering  Beschrijving van het project  Alternatievenonderzoek  Ingreep-effectenanalyse met beschrijving van de te onderzoeken effecten die het projecten mogelijks kan teweegbrengen  Voorstel voor de methodologie van het milieueffectenonderzoek

Pagina 7 van 78

Situering van dit MER

2 Situering van dit MER

2.1 Toetsing aan de project-MER-plicht

Het project is m.e.r.-plichtig volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. Onderstaande rubrieken zijn van toepassing voor het project:

 Bijlage II Rubriek 10 b Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van winkelcentra en parkeerterreinen: ▪ met betrekking tot de bouw van 1.000 of meer woongelegenheden, of ▪ met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m2 handelsruimte of meer, of ▪ met een verkeersgenererende werking van pieken van 1.000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur.

 Bijlage II Rubriek 10 e ▪ Aanleg van wegen met 4 of meer rijstroken over een lengte van 1 km tot 10 km ▪ Aanleg van wegen met 2 of meer rijstroken over een lengte van 10 km of meer. ▪ Aanleg van verharde wegen die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied gelegen zijn

 Rubriek 13: Wijziging of uitbreiding van projecten ▪ wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III waarvoor reeds een vergunning is afgegeven en die zijn of worden uitgevoerd (niet in bijlage I of II opgenomen wijziging of uitbreiding)

Het retailpark betreft een stadsontwikkelingsproject met een brutovloeroppervlakte van ca. 21.000 m² en een parkeerterrein met ca. 540 autoparkeerplaatsen. Omwille van de handelsoppervlakte valt dit deelproject onder bijlage II van het MER-besluit.

De omvorming van de rotondes op de N26 tot turborotondes heeft betrekking op de wijziging van een project van bijlage II (rubriek 10e). Gezien het project niet gepaard gaat met bijkomende ruimte-iname kan gesteld worden dat dit deelproject valt onder de wijzigingsrubriek van bijlage III van het MER-besluit.

Beide deelprojecten zullen worden opgenomen in 1 gezamenlijke omgevingsvergunningsaanvraag die zal worden ingediend door MG Projects. Daarom zullen beide deelprojecten worden behandeld in 1 project-MER.

2.2 Initiatiefnemer

MG Projects nv is de initiatiefnemer van het volledige project. Wat betreft de omvorming van de rotondes op de N26 is er een samenwerkingsovereenkomst opgesteld tussen de ontwikkelaar en AWV, die het infrastructureel project deels zullen financieren.

MG PROJECTS Esplanade Oscar Van de Voorde 1 9000 Gent

Pagina 8 van 78

Situering van dit MER

2.3 Team van MER-deskundigen

Voor het op te maken project-MER wordt voor elke relevante onderzoeksdiscipline een erkend MER-deskundige opgegeven.

In het MER zullen de effecten van de aanleg en exploitatie van het project onderzocht worden. Gezien de aard van het project, worden de disciplines ‘bodem’, ‘water’, ‘biodiversiteit’, ‘landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie’, ‘geluid’, ‘lucht’ en ‘mens – ruimtelijke aspecten (incl. mobiliteit)’ en mens-gezondheidsaspecten’ beschouwd. De disciplines ‘licht’, ‘warmte en stralingen’ en, ‘klimaat’ worden niet in het project-MER besproken omdat - ten gevolge van het project voor deze aspecten - geen effecten verwacht worden (zie ook § 8.1)

Volgend team van erkende MER-deskundigen wordt voorgesteld voor de opmaak van het project- MER.

Duur Discipline Naam Erkenningsnummer erkenning

Coördinator Anne Devivier - -

Mens – Mobiliteit Stijn Van Pee MER/EDA/813 Onbeperkt

Geluid & Trillingen Sven Loridan MER/EDA/798 Onbeperkt

Lucht Johan Versieren MER/EDA/059/V5 Onbeperkt

Bodem Anne Devivier MER/2016/00004 Onbeperkt

Grondwater Anne Devivier MER/2016/00004 Onbeperkt

Oppervlaktewater Ann Van Wauwe MB/MER/EDA-659 Onbeperkt

Biodiversiteit Paul Durinck MB/MER/EDA/579-V1 Onbeperkt

Discipline landschap, bouwkundig Ann Van Wauwe MB/MER/EDA-659 Onbeperkt erfgoed en archeologie –

Discipline mens - deeldomein Soetkin Verryt AMV/ERK/MER/EDA- Onbeperkt ruimtelijke aspecten, incl. aspect 812 mobiliteit

Daarnaast werken ook Jos Van Winckel (disciplines biodiversiteit), Lore Castelein (ondersteuning coördinatie, discipline bodem en water) en Charlotte Verlinden (disciplines mens – ruimtelijke aspecten en landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie), mee aan het MER.

2.4 Procesverloop

2.4.1 MER-plicht en omgevingsvergunning algemeen

De omgevingsvergunning verenigt en vervangt de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning. De aanvragen moeten worden ingediend bij één loket, het Omgevingsloket, waarna één openbaar onderzoek en één adviesronde worden georganiseerd. Dat moet de procedure efficiënter en effectiever maken.

Sinds 1 januari 2018 zit de project-m.e.r.-procedure in principe geïntegreerd in de omgevingsvergunningsprocedure, voor de provincies het gewest en alle gemeenten. Het decreet over de regels tot implementatie van de omgevingsvergunning is op 25 januari 2017 goedgekeurd door de Vlaamse Regering.

Pagina 9 van 78

Situering van dit MER

Het Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage is goedgekeurd op 17 februari 2017. In de geïntegreerde m.e.r.-procedure zijn een fase voorafgaand aan de vergunningsaanvraag en een fase tijdens de vergunningsaanvraag te onderscheiden.

2.4.2 Voorafgaand aan vergunningsprocedure

Voorafgaand aan de omgevingsvergunningsprocedure dient een voornemen voor opmaak tot project-MER gemeld te worden aan de dienst MER via de verplichte aanmelding.

Deze aanmelding moet minstens de volgende informatie bevatten:  Beschrijving van het project en alternatieven (zie § 4 en § 5);  Aan te vragen vergunningen en bestaande vergunningstoestand (zie § 1.2)  Beschrijving van de te onderzoeken aanzienlijke effecten (zie § 8.1);  Team van erkende MER-deskundigen en MER-coördinatie en hun taakverdeling (zie § 2.3);  Beschrijving van het procesverloop (§ 2.4).

De aanmelding kan ook uitgebreid worden met een verzoek tot scopingadvies, waarbij een terugkoppeling van adviesinstanties gevraagd wordt m.b.t de inhoud en uitwerking van het project-MER (niet verplicht). In dit geval dient de aanmelding een concreet voorstel voor de inhoud van het project-MER en de methodologie te bevatten. De aanmelding kan ook reeds tot een project-MER uitgewerkt worden.

De dienst MER neemt een beslissing over de aanmelding. Indien geen verzoek om scopingadvies is toegevoegd, bezorgt ze haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van 20 dagen (60 dagen in het geval van mogelijke gewestgrensoverschrijdende effecten) na de datum van ontvangst van de aanmelding aan de initiatiefnemer. De beslissing bevat een beslissing over de opstellers van het MER en desgevallend over een eventueel verzoek van de initiatiefnemer tot onttrekking aan bekendmaking van de aanmelding of delen ervan.

In het geval de aanmelding een verzoek om scopingadvies bevat, bezorgt de dienst MER de aanmelding aan de bevoegde adviesinstanties. De geraadpleegde adviesinstanties bezorgen hun advies aan de dienst MER binnen de 30 dagen. De dienst MER neemt een beslissing over de aanmelding en bezorgt haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van 60 dagen na de datum van ontvangst van de aanmelding aan de initiatiefnemer. De beslissing van de dienst MER bevat in dit geval aanvullend een advies over de voorgestelde methodologie. Op vraag van de dienst MER en in onderling overleg met initiatiefnemer kan een langere beslissingstermijn worden afgesproken. De aanmelding (inclusief beslissing en desgevallend scopingadvies van de dienst MER) wordt bekendgemaakt op de website van de dienst MER.

Naast de verplichte aanmelding zijn de volgende stappen optioneel in de fase vóór de eigenlijke vergunningsprocedure:  Openbare raadpleging (van aanmelding of project-MER)  participatief traject;  Optioneel overleg met o.a. dienst MER, initiatiefnemer en adviesinstanties;  Verzoek tot voorlopige goedkeuring project-MER (optioneel in de wetgeving voorzien) De initiatiefnemer kan voorafgaand aan de vergunningsprocedure een voorlopige goedkeuring van het MER vragen aan de dienst MER. Hierbij zal de dienst MER voorafgaand de vergunningsaanvraag de kwaliteit van het project-MER aftoetsen, desgevallend aan het scopingadvies en elementen uit het optioneel overleg. Na de voorlopige goedkeuring door de dienst MER kan het MER tijdens de vergunningsaanvraag enkel afgekeurd worden op basis van nieuwe informatie uit het openbaar onderzoek of de adviesvraag in het kader van de vergunningsaanvraag. De dienst MER neemt binnen de 30 dagen na ontvangst (betekening na 40 dagen) een beslissing over deze voorlopige goed- of afkeuring. Op vraag van dienst MER en in onderling overleg met initiatiefnemer kan een langere termijn worden afgesproken.

Pagina 10 van 78

Situering van dit MER

2.4.3 Tijdens de vergunningsprocedure

Het al dan niet voorlopig goedgekeurde project-MER maakt een onderdeel uit van de ingediende omgevingsvergunningsaanvraag. De vergunningverlenende overheid beslist binnen de 30 dagen over de ontvankelijkheid en volledigheid van het dossier. Vervolgens organiseert ze de adviesvraag over de vergunning en het openbaar onderzoek. De dienst MER organiseert op haar beurt de adviesvraag over het project-MER. Adviesinstanties hebben een termijn van 30 dagen om een advies te formuleren over het MER. Naast deze adviezen worden ook de reacties uit het openbaar onderzoek ter beschikking gesteld van de dienst MER. Vervolgens beslist de dienst MER over de goedkeuring van het project-MER. De beslissing over het project-MER dient genomen te worden uiterlijk 60 dagen na de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van het vergunningsdossier. Over de vergunning zelf wordt een beslissing genomen uiterlijk na 120 dagen.

2.4.4 Grensoverschrijdende procedure

Het projectgebied is gelegen op meer dan 50 km van de Nederlandse grens. Aangezien er geen grensoverschrijdende effecten te verwachten zijn, dient er geen grensoverschrijdende raadpleging te gebeuren.

2.4.5 Procesverloop voor dit dossier

De initiatiefnemer heeft ervoor geopteerd om de procedure voorafgaand aan het indienen van de vergunningsaanvraag uit te werken volgens het traject met de juridisch verplichte procedurestappen aangevuld met een verzoek tot scopingsadvies. In kader van het scopingsadvies zal een overleg plaatsvinden met de dienst Mer en de adviesinstanties.

Onderstaand schema toont de hier te volgen procedure voorafgaand aan de vergunningsprocedure.

2.5 Voorgeschiedenis en vooronderzoek

MG Projects wenst de oude veilingsite in Kampenhout te ontwikkelen als retailpark al dan niet met zwembad.

Voor het geplande project werd in 2016 een MOBER uitgewerkt door MINT. Op basis van de effecten vastgesteld in deze studie bleek een infrastructurele aanpassing noodzakelijk, meer bepaald de omvorming van beide rotondes op de N26 tot turborotondes. Om deze te kunnen realiseren, werd een samenwerkingsovereenkomst afgesloten tussen MG Real Projects en AWV. In de loop van 2017 werd gestart met de opmaak van een Verzoek tot ontheffing van de project- m.e.r.-plicht. Gezien de aard van de effecten die werden beschreven, adviseerde MOW om over te gaan tot de opmaak van een project-MER waardoor het Verzoek tot ontheffing van de project- m.e.r.-plicht niet werd verkregen.

Vervolgens werd er een startnota opgemaakt die de effecten beschrijft van de verkeersgeneratie van de Veilingsite en zoekt naar oplossingen om de ontwikkeling mogelijk te maken. Er is daarbij tevens aandacht gegeven voor de globale verkeersgeneratie die in de toekomst op het knooppunt verwacht wordt (Bijzonder Economisch Knooppunt Kampenhout-Sas).

Pagina 11 van 78

Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering

3 Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering

3.1 Ruimtelijke situering

Het projectgebied is gelegen ter hoogte van de kruising van de Haachtsesteenweg (N21) met de Mechelsesteenweg/Leuvensesteenweg (N26) en omvat de rotondes aan Kampenhout-Sas in de gemeente Kampenhout in de provincie Vlaams-Brabant.

Op macroschaal is Kampenhout-sas gelegen tussen de polen Mechelen, , en Brussel. Via de N26 wordt de relatie Mechelen – Leuven gemaakt. Via de N21 wordt Aarschot met Brussel verbonden. Beide N-wegen kruisen elkaar in Kampenhout via twee rotondes, waar ook het kanaal Leuven-Dijle kruist.

Het retailcomplex wordt gepland ten zuiden van de zuidelijke rotonde tussen de N21 en de N26. Ten oosten wordt de veilingsite begrensd door de Bosstraat, ten zuiden door een weiland en ten zuidwesten door een woning, aan de Haachtsesteenweg.

Het projectgebied voor het infrastructureel project bestaat uit beide rotondes, de tussenliggende en aansluitende wegenis.

3.2 Omgevingskenmerken

3.2.1 Bodem

Volgens de bodemkaart is de veilingsite overwegend gelegen in een matig natte zandleembodem met sterk gevlekte, verbrokkelde textuur B horizont (Ldc). De bodems ter hoogte van de wegenis zijn grotendeels antropogeen verstuurd (OB). Door de aanwezige bebouwing en verharding op de veilingsite kan ook deze zone overwegend als antropogeen verstoord beschouwd worden.

3.2.2 Topografie

Het digitaal hoogtemodel toont aan dat het projectgebied een relatief vlak terrein is, op een hoogte van ca. 13,2 tot 14,6 m TAW.

3.2.3 Hydrologie

Het projectgebied is in het stroomgebied van de Schelde gelegen, in het Dijlebekken, meer bepaald het deelbekken Leibeek-Weesbeek-Molenbeek. De wegenis tussen beide bestaande rotondes wordt onderkruist door het Kanaal Leuven-Dijle. Ten zuiden van de veilingsite stroomt de Weisetterbeek.

Volgens de grondwaterkwetsbaarheidskaart wordt het grondwater in de omgeving van het projectgebied aangeduid als zeer kwetsbaar (code Ca1). Dit betekent dat de watervoerende laag bestaat uit zand, dat de deklaag een dikte heeft kleiner of gelijk aan 5 m en/of zandig is en dat de onverzadigde zone dunner of gelijk aan 10m is.

Nabij het projectgebied bevinden zich geen grondwaterwinningen of –beschermingszones.

Pagina 12 van 78

Ruimtelijke, juridische en beleidsmatige situering

3.2.4 Natuurwaarden

Het projectgebied is grotendeels aangeduid als biologisch niet waardevol gebied, meer bepaald als industriële bebouwing (ui). Enkel het westelijke (onbebouwde) deel van de veilingsite wordt aangeduid als complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen, meer bepaald als verruigd grasland op opgehoogd terrein (hr + kz).

Binnen het projectgebied zijn geen beschermde vegetaties aanwezig. In de onmiddellijke omgeving komen geen speciale beschermingszones of VEN-gebieden voor. De dichtstbijzijnde speciale beschermingszone is het Habitatrichtlijngebied BE2400010 “Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, en Veltem”, op ruim 1 km ten zuiden van het projectgebied. Dit gebied is tevens aangeduid als VEN-gebied “Het Torfbroek-Silsombos-Kastanjebos”. Op ca. 250 m ten zuidwesten van het projectgebied ligt een deelgebied van het erkend natuurreservaat E419 “Weisetterbos – Nico de Boevé”.

3.2.5 Landschap

Op Kaart 10 “Vlaamse hydrologische atlas” lijkt het projectgebied te overlappen met de sluis op het Kanaal Leuven-Dijle en de bijhorende sluiswachterwoning en omgeving die zijn beschermd als dorpsgezicht. Het projectgebied overkruist deze elementen.

Het landschap ter hoogte van het projectgebied wordt bepaald door: de weginfrastructuur van de N21 en de N26, de industriële ontwikkelingen in de omgeving, het kanaal Leuven-Dijle en de omliggende akkerlanden.

3.3 Juridische en beleidsmatige situering

In bijlage 1 worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgelijst met de bespreking van hun relevantie. De bespreking van deze randvoorwaarden komt bij de uitwerking van het MER verder aan bod bij de disciplines waar deze op van toepassing zijn.

Opmerking  Verwijzing naar een decreet of besluit houdt impliciet een verwijzing in naar eventuele latere wijzigingen hieraan.  Verwijzing naar een decreet houdt impliciet en voor zover niet reeds vermeld een verwijzing in naar de onderliggende uitvoeringsbesluiten.

Pagina 13 van 78

Projectbeschrijving

4 Projectbeschrijving

4.1 Doelstellingen en verantwoording

4.1.1 Retailcomplex

De activiteiten van het bestaande veilingcomplex (witloofveiling en restaurant) in het projectgebied zijn of worden op korte termijn gestopt, vanwege de beslissing tot verkoop van de percelen. MG Projects nv wenst op de site een retailpark (met een kleine oppervlakte aan functies van zwembadinfrastructuur, horeca en ‘leisure indoor’) te ontwikkelen. Gezien het tekort aan zweminfrastructuur in de ruime omgeving, wordt een zwembad geïntegreerd in het project. De scholen uit Kampenhout en moeten nu bijvoorbeeld naar Leuven of Mechelen om te gaan zwemmen.

Kampenhout-Sas is in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen geselecteerd als bijzonder economisch knooppunt. Het is gelegen binnen de Vlaamse Ruit, in het buitengebied tussen de regionaal stedelijke gebieden Leuven en Mechelen. Kampenhout-Sas heeft potenties voor de verdere ontwikkeling van de bestaande economische cluster als gemengd regionaal bedrijventerrein.

De provincie Vlaams-Brabant wenst in haar provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS) de uitbreiding van het bedrijventerrein in Kampenhout-Sas te onderzoeken. De verdere ongebreidelde ontwikkeling van de kleinhandelsactiviteiten langsheen de N26 zal tegengegaan worden door een concentratie van grootschalige kleinhandel ter hoogte van /Kampenhout af te bakenen. In deze zone kan door een intensiever ruimtegebruik, het gezamenlijk gebruik van parkingfaciliteiten en meer geschakelde constructies, een verdichting nagestreefd worden. Het PRS ondersteunt daarnaast het hergebruik en de sanering van bestaande, verlaten bedrijfsruimtes voor nieuwe economische functies.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) Kampenhout stelt op het vlak van het ruimtelijk- economisch beleid volgende beleidsopties voorop:  Optimalisatie van de bestaande bedrijvenzone Kampenhout-Sas door het streven naar een zuiniger ruimtegebruik (bouwen in meerdere lagen, gezamenlijke voorzieningen), het beperken van ongebruikte grondreserves, de reconversie van verlaten bedrijfsruimtes, de ontwikkeling van restpercelen, …  De gewenste ruimtelijk economische structuur van de gemeente Kampenhout richt zich in de eerste plaats op de verweving van de economische functies in de dorpskernen. Economische functies in de periferie dienen kernversterkend te werken.

Het terrein van de Veilingsite is op het gewestplan Halle-- bestemd als een “Dienstverleningsgebied”’. Artikel 9.3 van het Gewestplannenbesluit van 28 december 1972 omschrijft de “Dienstverleningsgebieden” als zijnde bestemd voor de vestiging van bedrijven of inrichtingen waarvan de functie verder reikt dan de verzorging van de buurt. De gewestplanbestemming laat zowel bedrijvigheid, maatschappelijk vastgoed als retail toe. De Omzendbrief Grootschalige Detailhandel (RO 2011/01 van 9 december 2011) stelt wat dat laatste betreft als volgt: “Uitgaande van de planningscontext is een handelsvestiging in principe mogelijk binnen woongebieden of dienstverleningsgebieden of binnen daartoe specifiek bestemde gebieden zoals de gebieden voor stedelijke ontwikkelingen of de specifieke regionale bedrijventerreinen voor detailhandel.” De focus wordt gelegd op met kernfuncties

Pagina 14 van 78

Projectbeschrijving

bestaanbare retail, waarbij de complementariteit met kerngerelateerde handelsfuncties geborgd wordt door de oppervlakte van de units en door de aard van het aanbod (accent op niet-dagelijkse aankopen en volumineuze goederen).

Het project voorziet in de vestiging van grootschalige handelszaken (bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²) en kleinere handelszaken die gespecialiseerd zijn in volumineuze goederen (bedden, keukens, …) of niet-dagelijkse aankopen (diervoeding). Daarnaast biedt het retailpark ruimte voor o.a. een fitness, grootschalige horeca (type Lunch Garden) en een grote binnenspeeltuin, welke beschouwd worden als dienstverlenende inrichtingen met een ruim werkingsgebied.

Het project is bijgevolg in overeenstemming met de verschillende ruimtelijke structuurplannen en de vigerende gewestplanbestemming.

4.1.2 Omvorming rotondes

De eerste vermelding voor het omvormen van de bestaande 2-rijstrooksrotondes tot turborotondes is terug te vinden in de BEK-studie Kampenhout-Sas (2016-2017) opgesteld door de POM Vlaams-Brabant. Deze mobiliteitsstudie onderzoekt de wens om het noordelijk gelegen bedrijventerrein langsheen de N26 verder uit te breiden (conform PRUP Kampenhout-Sas 2015),

Onderzoek naar de realisatie van dit retailcompex op de locatie van de voormalige Witloofsite vereiste reeds het opstellen van een MOBER (2016 MINT NV). In deze MOBER werd de verkeersproductie van deze nieuwe site in kaart gebracht alsook de impact op het verkeersnetwerk. Deze impact op het verkeersnet werd berekend aan de hand van microsimulaties van verschillende scenario’s. Hierbij werd reeds rekening gehouden met de toekomstige BEK-ontwikkelingen.

De bevindingen uit de MOBER, aangevuld met verdere studie in start- en projectnota geven aan dat het noodzakelijk is, gezien de verkeersproductie van de veilingsite en de toekomstige BEK ontwikkelingen, om zowel de noordelijke, als zuidelijke rotonde om te vormen tot truborotonde. Deze infrastructurele maatregel zorgt voor de vlotste verkeersafwikkeling.

4.2 Beschrijving van het projec

4.2.1 Retailcomplex

4.2.1.1 Functies

Het retailproject voorziet in de vestiging van grootschalige handelszaken (bruto-vloeroppervlakte van meer dan 1.000 m²) en kleinere handelszaken die gespecialiseerd zijn in volumineuze goederen (bedden, keukens, …) of niet-dagelijkse aankopen (diervoeding). Daarnaast biedt het retailpark ruimte voor o.a. een fitness, grootschalige horeca (type Lunch Garden) en een grote binnenspeeltuin, welke beschouwd worden als dienstverlenende inrichtingen met een ruim werkingsgebied.

In het MER zullen 2 inrichtingsalternatieven onderzocht worden, enerzijds met en anderzijds zonder zwembad. De variant met zwembad is het voorkeursalternatief. In het inrichtingsalternatief wordt het zwembad vervangen door retail. Dit alternatief geldt enkel bij ontstentenis van een bestuurlijk draagvlak voor de zwembadfunctie.

Pagina 15 van 78

Projectbeschrijving

Tabel 4-1 Voorziene functies met vloeroppervlakte. Deze oppervlaktes kunnen mogelijk nog licht wijzigen in kader van de optimalisatie van de plannen. Onderstaande oppervlaktes worden als basis gebruikt in het MER en kunnen beschouwd worden als worst case. Alternatief met zwembad Alternatief zonder zwembad Winkelfunctie 15.889 m² 16.941 m² Zwembad 1.573 m² 0 m² Horeca 1.457 m² 1.457 m² Leisure 631 m² 631 m² Fitness 1.230 m² 1.230 m² Parkeerplaatsen 536 545 Totale bruto-vloeroppervlakte 21.089 m² 20.568 m²

Het inrichtingsplan van het basisalternatief worden getoond in onderstaande figuur.

Figuur 4-1 Scenario 1 Retailcomplex met zwembad. De zone aangeduid in het blauw omvat het zwembad.

4.2.1.2 Ontwerp

De bestaande bebouwing en verharding zullen worden afgebroken. De nieuwe gebouwen krijgen maximaal 2 bouwlagen en er worden geen ondergrondse constructies voorzien. Het terrein wordt deels opnieuw verhard in functie van de interne wegenis en de parkeerplaatsen worden uitgevoerd in grasdallen.

De initiatiefnemer wenst een uniform gebouwengeheel te creëren met een verhoogde visibiliteit en bijgevolg ook aantrekkingskracht vanop de Haachtsesteenweg en Leuvensesteenweg. De gebouwvolumes worden ontworpen rondom een binnenplein dat ingericht wordt als groene ruimte met bovengrondse parkeermogelijkheid.

Pagina 16 van 78

Projectbeschrijving

Om geen monotoon geheel te creëren, wordt gespeeld met het volume, waarbij de verdiepingen een uitsprong maken. Deze redenering wordt eveneens doorgetrokken in het materiaalgebruik dat bestaat uit donkergrijze beton- of silexpanelen afgewisseld met witte beton- of silexpanelen. Waar het eerste materiaal de overhand heeft over het gebouw, wordt het tweede ingezet om de volumes en verdiepingen mee te accentueren. De gebouwen hebben langsheen de gewestwegen een gesloten karakter. Rondom het binnenplein zijn de gevels opengetrokken en voorzien van grote glaspartijen.

Figuur 4-2 3D-beelden voor het basisalternatief

4.2.1.3 Ontsluiting en parkeren

Het retailpark wordt voorzien van één inrit op de Leuvensesteenweg en één in- en uitrit op de Haachtsesteenweg (N21). Op de buitenrand van het perceel worden inweefstroken voor het bezoekersverkeer voorzien. De N26 is voorzien van uitvoegstroken voor het rechts en, linksafslaand verkeer naar de Veilingsite toe. De uitrit op de Haachtsesteenweg geeft voorrang aan de gewestweg en takt daarop aan. Na diverse besprekingen met gemeente en

Pagina 17 van 78

Projectbeschrijving

buurtbewoners is ervoor gekozen om de toegang tot de Bosstraat (vanaf de N26) deels over de site te laten lopen om zoveel mogelijk sluipverkeer te ontmoedigen om de Bosstraat te gebruiken.

Parkeren op de site is mogelijk ter hoogte van het binnenplein of rondom de winkelgebouwen langs de rand van de site. In alternatief 1 en 2 worden respectievelijk 536 en 545 parkeerplaatsen voorzien.

Er worden ruime voorzieningen van fietsenstallingen (ca. 200) ingeplant. Verder is het voetgangers- en fietsnetwerk ter hoogte van het projectgebied aandachtig bestudeerd en geoptimaliseerd (§4.2.2.4). De bereikbaarheid met het openbaar vervoer is zeer goed door de onmiddellijke nabijheid van een belangrijke bushalte met overstapmogelijkheden.

4.2.1.4 Duurzaamheid

Er is veel aandacht besteed aan waterhuishouding (infiltratie, buffering) en groenvoorziening binnen en aan de rand van het projectgebied (groene parkings met grasdallen en randbeplanting).

In functie van de waterhuishouding van het project worden ondergrondse buffer- en infiltratiebekkens aangelegd onder de parking. Lokaal op de site worden groenzones voorzien. Tevens wordt er op de zuidoostelijke grens van het projectgebied tussen de omliggende parkeerplaatsen en de perceelsgrens op het eigen terrein een groenbuffer met een breedte van 5 m voorzien. Voor het aanplanten van de buffer worden inheemse en standplaatsgeschikte soorten voorzien. De buffer wordt gevormd door enkele bomenrijen waaronder struiken worden voorzien zodat binnen afzienbare tijd een dichte houtkant zal ontstaan.

Omtrent de technische installaties zijn nog geen concrete gegevens gekend. De gebouwen zullen in casco worden afgewerkt. In eerste instantie zal een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor de bouw van de volledige site. De toekomstige uitbaters zullen bepalen welke technische installaties gewenst. Zij staan zelf in voor het verkrijgen van de noodzakelijke vergunningen.

Om geluidsimpact van de nieuwe ontsluiting ter hoogte van omliggende woningen langs de Bosstraat te vermijden, wordt hier een geluidsafscherming voorzien langs de Bosstraat onder de vorm van schanskorven.

4.2.2 Infrastructureel project

4.2.2.1 Omvormen beide rotondes tot turborotondes

In de mobiliteitsstudie BEK Kampenhout-Sas in opdracht van de POM Vlaams-Brabant, werden oplossingen gezocht ter optimalisatie van de doorstroming op het knooppunt Kampenhout-Sas. De voorkeur om turborotondes te realiseren, werd uitgesproken. Op deze manier kan er meer capaciteit geboden worden op de noordelijke rotonde. Ter hoogte van de zuidelijke rotonde zal het meeste extra verkeer verwerkt moeten worden dat door de Veilingsite gegenereerd wordt.

Het verhogen van de capaciteit op de noordelijke rotonde blijkt nuttig wanneer de bedrijvenzone van het PRUP Bijzonder economisch knooppunt ontwikkeld wordt.

Doordat op de turborotonde de twee rijstroken optimaal benut worden, is het noodzakelijk dat er in het sas tussen de zuidelijke en noordelijke rotonde twee rijstroken beschikbaar zijn. Hierdoor wordt het moeilijker voor busverkeer dat de halte van Kampenhout-Sas uitrijdt in noordwestelijke richting, om in te weven op het brugdek. Dit wordt opgelost door een VRI te plaatsen aan de bushalte voor het openbaar vervoer.

Pagina 18 van 78

Projectbeschrijving

Figuur 4-3 Knooppunt Kampenhout-Sas: conceptontwerp turborotonde: rotonde noord

4.2.2.2 Voorzien van invoegstrook op bypass richting Leuven

De bypass die van N21 West naar N26 Zuid leidt op de zuidelijke rotonde wordt verlengd. Op de N26 zal het verkeer via een invoegstrook op de N26 invoegen. De aansluiting van de bypass op de N26 gebeurt niet langer haaks uit de voorrang. Beide ingrepen maken het mogelijk dat voertuigen die richting N26 Zuid rijden vroeger het knooppunt kunnen verlaten.

Figuur 4-4 Invoeging bypass naar N26

4.2.2.3 Gewijzigde ontsluiting: onderbreken middengeleider N26 en Rechts-in rechts uitprincipe N21

Om een aangepaste ontsluitingsstructuur te krijgen, komt er een inrit ter hoogte van de N26 aan de Bosstraat. Na negatief advies op de RMC is ervoor gekozen om geen linksaf te voorzien op de N26 voor het verkeer komende uit zuid-oostelijke richting. Deze infrastructuuraanpassing zorgt ervoor dat de hoofdingang van de site gelegen is aan de N26. Uitrijden kan niet gebeuren op de N26.

Het inrijden is ook mogelijk vanaf de N21-zuidwest (rechts-in komende vanaf Kampenhout). Er is slechts 1 uitrit die uitgeeft op de N21-zuidwest (rechts-uit).

Pagina 19 van 78

Projectbeschrijving

4.2.2.4 Dubbelrichtingsfietspad voor ontsluiting van het Retailcomplex

Ter hoogte van de site wordt het fietspad dubbelrichting gemaakt in plaats van enkelrichting zodat de site in alle richtingen bereikbaar is.

Figuur 4-5 Uitsnede dubbelrichtingsfietspad

4.3 Beschrijving van de werkzamheden

De bestaande bebouwing en verharding op de veilingsite zullen worden afgebroken. De afbraakwerken zullen plaatsvinden gedurende ca. 2 maanden. Het afbraakmateriaal wordt deels ter plaatse gebroken door middel van een breekinstallatie en behouden voor hergebruik (o.a. de verhardingen) en deels afgevoerd met vrachtwagens.

Vervolgens worden de nieuwe gebouwen aangelegd, plaatselijk op funderingspalen. Er worden geen ondergrondse constructies voorzien, zodat er geen bemaling noodzakelijk is. Het terrein wordt verder grotendeels verhard in functie van de interne wegenis en parkeerplaatsen. Lokaal worden groenzones voorzien. De aanvoer van het bouwmateriaal voor de opbouw gebeurt eveneens met vrachtwagens. De opbouwfase zal tot 9 maanden duren.

Voor de werkzaamheden aan de rotondes wordt een fasering voorgesteld waarbij de hinder voor het gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk beperkt wordt. De zachte weggebruiker zal nooit gehinderd worden tijdens de werken. Ook tijdens de werken aan de ontwikkeling zal er voor fietser en voetganger een alternatief voorzien zijn. De werking van de rotondes tijdens de werkzaamheden wordt weergegeven in onderstaande tabel. In de figuren is de werfzone in het rood aangegeven en de tijdelijke werfweg in het blauw.

Pagina 20 van 78

Projectbeschrijving

Tabel 4-2 Voorziene functies Noordelijke rotonde De aanleg van de rotonde kan in twee fasen gebeuren. De eerste fase omvat het oostelijk gedeelte en de tweede fase het westelijk gedeelte. Vervolgens wordt het middeleiland afgewerkt.

Fase 1 Tijdens de eerste fase dient het verkeer dat de Haachtsesteenweg wil bereiken via de Vekestraat en de Oudestraat afgeleid te worden. Deze omleidingsweg kan eventueel ook gebruikt worden in de tweede fase. Zo kan een verkeerslichtengeregeld kruispunt op de rotonde vermeden worden. Via een tijdelijke overrijdbare strook in het middeneiland kan het verkeer in tegenrichting zich verplaatsen.

Fase 2 De zone ten westen van de rotonde kan via tijdelijke verharding (ten noorden van de rotonde) bereikbaar gemaakt worden.

Zuidelijke rotonde Fase 1 In de eerste fase kan de oostelijke helft van de rotonde ingericht worden. Het verkeer richting het noorden dient via de bushalte te rijden. Het verkeer richting de carpoolparking kan via het parallel gelegen straatje afgewikkeld worden. Er dient wel een tijdelijke VRI voorzien te worden om het verkeer komende van en gaande naar de westelijke tak te regelen.

Pagina 21 van 78

Projectbeschrijving

Fase 2 Het verkeer komende van Brussel gaande naar het noorden wordt omgeleid via twee tijdelijke verkeerslichten-geregelde kruispunten (VRI). Ook het verkeer komende van het noorden richting Leuven dient deze omleiding te nemen. De middenberm dient tijdelijk overrijdbaar te zijn. De bussen kunnen halteren op de linkerrijstrook om zo via de rechterrijstrook de omleiding te kunnen volgen. Het verkeer vanuit Leuven dat richting Brussel wil, kan keren aan de volgende rotonde.

Fase 3 Afwerking middeneiland en toegang bushalte in het weekend of nacht.

4.4 Exploitatiefase

In de exploitatiefase zullen het retailpark en het zwembad bezoekersverkeer en verkeer voor leveringen genereren. De circulatie van leveringen ligt rondom achter de gebouwen zodat deze de bezoekers minimaal hinderen en de aanleg van het binnenplein niet beschadigen.

Pagina 22 van 78

Informatie uit voorgaande onderzoeken

5 Informatie uit voorgaande onderzoeken

In kader van het project gebeurde de voorbije jaren heel wat onderzoek. Deze studies zijn een belangrijke informatiebron voor het op te maken project-MER. In de relevante disciplines zal inhoudelijk teruggekomen worden op deze studies:

 Verzoek tot ontheffing van de project-m.e.r.-plicht voor de veilingsite te Kampenhout  Mobiliteitstudie BEK Kampenhout-Sas  PVC-dossier VT/PCV/KAM/N21/2010bis  Bodemonderzoeken  Archeologienota  …

Pagina 23 van 78

6 Interferentie met andere plannen en projecten

6.1 Sneltram Heist op den berg

In april 2009 stelde De Lijn haar Mobiliteitsvisie 2020 voor. Hierin werden voor Vlaams-Brabant 13 tramlijnen naar voor geschoven. Op basis van o.a. reizigerspotentieel, modal shift, congestie en complementariteit met beleidselementen werden 4 van deze verbindingen als prioritair beschouwd, het betreft verbindingen rond Brussel en de luchthaven van :  Boom - Willebroek - – Brussel  Ninove / - - – Brussel  Heist-op-den-Berg - Haacht - Zaventem luchthaven - Brussel  Tangentiële verbinding Rand: Jette - Heizel - Vilvoorde - Zaventem Luchthaven -

Verschillende tracévarianten voor de verbinding “Heist-op-den-Berg - Haacht - Zaventem luchthaven - Brussel” lopen langs de Haachtsesteenweg en doorkruisen bijgevolg het projectgebied van voorliggende studie.

In de loop van 2012-2013 werd door Haskoning een plan-MER opgemaakt voor de tramverbinding Heist-op-den-Berg – Brussel (PL0124). Dit MER werd goedgekeurd op 3 september 2013.

In de tracéstudie ‘Tramlijn Heist-op-den-Berg – Brussel’ werd o.a. het deeltracé Brussels Airport – Brucargo – Kampenhout-Sas onderzocht. In Kampenhout-Sas hebben de varianten die via een beweegbare brug het kanaal kruisen en met de N21 blijven bundelen de voorkeur. Zij laten een optimale verknoping met de bussen en het wegverkeer toe. De varianten over een vaste brug hebben dit voordeel niet en impliceren bovendien een trager tracé met een grotere impact op de mens.

Figuur 6-1 Uitsnedes tracéstudie

In de vergadering van 6 december 2013 besliste de Vlaamse Regering om 3 deeltrajecten van de 4 tracés verder uit te werken, namelijk Brussel-Willebroek (Fort van Breendonk), Brussel-

Pagina 24 van 78

Interferentie met andere plannen en projecten

Zaventem luchthaven en Jette-Zaventem luchthaven. Het deeltracé via Kampenhout-Sas maakt hier geen onderdeel van uit.

De sneltram wordt in het project-MER niet mee onderzocht.

Figuur 6-2 Enkele tracé-alternatieven uit het plan-MER voor de tramlijn Heist-op-den-Berg – Brussel. Het projectgebied wordt omkaderd in het rood.

6.2 PRUP Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas

Dit PRUP maakt de uitbreiding van de bestaande bedrijvenzone in het bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas voor (regionale) bedrijvigheid mogelijk. Op 22 september 2015 werd het PRUP definitief vastgesteld door de provincieraad.

In het PRUP worden de bestaande bedrijvenzones verder versterkt, wordt de oppervlakte voor bedrijvigheid op termijn uitgebreid met 18 ha en wordt de open ruimten daarbuiten gevrijwaard. Daarnaast wordt de aanwezigheid van Seveso-bedrijvigheid met gevaarlijke stoffen en afvalverbranding uitgesloten.

Pagina 25 van 78

Interferentie met andere plannen en projecten

Voor het PRUP is een plan-MER opgesteld, waarin als één van de milderende maatregelen is opgenomen om de twee rotondes ter hoogte van Kampenhout-Sas te vervangen door spiraalrotondes (zogenaamde turborotondes). De noordelijke rotonde is volledig gelegen binnen de afbakening van dit PRUP.

Figuur 6-3 Grafisch plan PRUP Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas.

Bij de gemeente Kampenhout wordt nagevraagd of er ter hoogte van het BEK al nieuwe ontwikkelingen vergund zijn. Indien relevant worden deze in het project-MER mee opgenomen in de referentiesituatie. Ontwikkeling van het volledige Bijzonder economisch knooppunt wordt meegenomen als ontwikkelingsscenario.

Pagina 26 van 78

7 Overwogen alternatieven

7.1 Doelstellingsalternatieven

De initiatiefnemer wenst op de site een retailpark te ontwikkelen en de bestaande rotondes om te vormen tot turborotondes. Doelstellingsalternatieven zijn niet aan de orde.

7.2 Locatiealternatieven

Het projectgebied is centraal gelegen tussen Leuven, Mechelen en Brussel, wordt goed ontsloten via de secundaire wegen N21 en N26 met directe aantakking bij het hogere wegennet (E19 en E314) en sluit aan bij de bestaande bedrijvenzone van Kampenhout-Sas. De veilingsite is grotendeels bebouwd, maar actueel geëvolueerd naar een onderbenutte situatie. Deze activiteiten zijn of worden op korte termijn gestopt, vanwege de beslissing tot verkoop van de percelen. De realisatie van het retailpark past binnen de vigerende stedenbouwkundige voorschriften (dienstverleningsgebied).

Locatiealternatieven voor de infrastructurele aanpassingen zijn niet aan de orde omdat deze worden uitgevoerd in functie van het retailcomplex en het BEK Kampenhout-Sas.

Er worden in het project-MER geen locatiealternatieven beschouwd.

7.3 Inrichtingsalternatieven

7.3.1 Retailcomplex

Inrichtingsalternatieven hebben betrekking op de ruimtelijke invulling van het projectgebied. Bij het ontwerp is reeds rekening gehouden met het optimaliseren van het ruimtegebruik, duurzaam waterbeheer, parkmanagement, innovatief afval- en energiebeleid, de externe en interne ontsluiting geoptimaliseerd.

Voor een gedeelte van de inrichting worden twee inrichtingsalternatieven beschouwd:  Inrichtingsalternatief 1: Retailfuncties en zwembad (met BVO van 1.573 m² en een zwembassinoppervlakte van 300 m²; dit komt overeen met een 25m-bad met 4 banen).  Inrichtingsalternatief 2: een extra retail unit van ca. 1.100 m² (in vervanging van het zwembad) Het verschil in verkeersgeneratie tussen de twee scenario’s is verwaarloosbaar klein.

7.3.2 Infrastructurele aanpassingen

In de mobiliteitsstudie BEK Kampenhout-Sas in opdracht van de POM Vlaams-Brabant, werden oplossingen gezocht ter optimalisatie van de doorstroming op het knooppunt Kampenhout-Sas.

Volgende scenario’s werden onderzocht: 1. Gedeeltelijk openstellen van de busbanen om de rotondes als tweestrooksrotonde te kunnen gebruiken; 2. Rotondes waarbij op de takken verkeerslichten geplaatst worden. Er werden twee varianten onderzocht waarbij een andere lichtenregeling werd gebruikt;

Pagina 27 van 78

Overwogen alternatieven

3. Het gebruik van twee turborotondes.

De mobiliteitsstudie BEK Kampenhout-Sas besloot in een voorkeur voor de ombouw van de rotondes naar turborotondes (scenario 3). De overige scenario’s werden aanzien als suboptimaal.

In scenario 1 met het openstellen van de busbanen werd het effect op het OV minder gunstig aanzien.

In het scenario (2) van verkeerslichten geregelde rotondes werden 2 randvoorwaarden gesteld die op korte termijn niet realiseerbaar zijn, waardoor dit scenario niet verder is meegenomen in het verder onderzoek:  VRI kruispunten vereisen 1 extra rijstrook per rijrichting op het sas om te voldoen aan de benodigde opstelcapaciteit  Veel keerbewegingen & OV dat niet de hoofdstroom volgt is moeilijk efficiënt op te vangen d.m.v. een verkeerslichtenregeling

In de MOBER & Startnota opgesteld voor de ontwikkeling van de projectsite werd het gebruik van de turborotonde(s) nog verder in detail onderzocht aan de hand van enkele varianten:  Enkel zuidelijke turborotonde (incl. ontwikkeling Witloofsite)  2 turborotondes (incl. ontwikkeling Witloofsite)  2 turborotondes (incl. ontwikkeling Witloofsite) + POM BEK ontwikkeling

In dit onderzoek werd vastgesteld dat bij de ontwikkeling van 2 turborotondes, ondanks de realisatie van de projectsite, de bestaande verkeerstoestand aanzienlijk zou verbeteren (gemiddelde wachtrijanalyse & microsimulatie). Ook met de realisatie van de POM BEK visie tonen de analyses dat er op de meeste takken van de kruispunten nog steeds voldoende restcapaciteit aanwezig is, met uitzondering van de tak N21 komende van Brussel.

7.4 Uitvoeringsalternatieven

Uitvoeringsalternatieven kunnen betrekking hebben op de fasering van de werkzaamheden of op de gebruikte aanlegtechnieken.

In eerste instantie worden in het MER geen uitvoeringsalternatieven beschouwd. In het licht van de mildering van aanzienlijk negatieve effecten kunnen wel uitvoeringsalternatieven voorgesteld worden onder de vorm van milderende maatregelen. Deze kunnen betrekking hebben op landschappelijke inpassing, ecologische inrichting, alternatieve bemalingstechniek,…

Pagina 28 van 78

8 Algemene onderzoeksmethodiek

8.1 Scoping

Ten aanzien van het project kunnen twee deelfasen onderscheiden worden, met name de aanleg- en de exploitatiefase:  De aanlegfase is relatief beperkt in de tijd, namelijk enkel de duur van de werken. Doorgaans zijn de milieueffecten dewelke optreden tijdens de aanlegfase tijdelijk en lokaal.  De exploitatiefase betreft de fase na realisatie van het project. Het gaat dan ook in hoofdzaak om effecten ten gevolge van het retailcomplex en de nieuw aangelegde infrastructuur in de omgeving.

Uitgaande van de ingrepen en een eerste afbakening van de karakteristieken van het milieu in het projectgebied kunnen de mogelijke milieueffecten afgeleid worden. Het al dan niet effectief voorkomen en de mate en ernst waarmee de opgesomde effecten voorkomen wordt in het project-MER bekeken. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de potentieel te verwachten effecten per discipline en per ingreep.

Discipline Ingrepen/Effecten Aanlegfase Exploitatiefase Bodem Wijziging van bodemgebruik x x Profielverstoring en structuurwijziging x Wijziging van de bodemkwaliteit x x Water Grondwater Impact op de grondwaterkwantiteit (x) Wijziging van grondwaterkwantiteit x x Oppervlakte Impact op oppervlaktewaterkwantiteit x water Wijziging van oppervlaktewaterkwaliteit x x Mens- Mobiliteit Impact op voetgangers x x Impact op fietsers x x Impact op openbaar vervoer x x Impact op gemotoriseerd verkeer x x Geluid en trillingen Hinder ten gevolge van werktuigen x Hinder ten gevolge van x x wegverkeerslawaai Lucht Hinder van opwaaiend stof x Emissies van (werf)verkeer x x Emissies van nutsvoorzieningen x Emissies van verwarmingsinstallaties x Biodiversiteit Ruimtebeslag x Verstoring door geluid en trillingen x x Verstoring door beweging en visuele x x verstoring Verstoring door licht x

Pagina 29 van 78

Algemene onderzoeksmethodiek

Discipline Ingrepen/Effecten Aanlegfase Exploitatiefase Landschap, Bouwkundig Structuur- en relatiewijzigingen x x erfgoed en Archeologie Verlies erfgoedwaarde x Wijziging perceptieve kenmerken x x Mens- Ruimtelijke aspecten Wijziging ruimtegebruik x x Wijziging gebruikskwaliteit/hinder x x

Gezien de aard van het project en de omgeving, zullen de volgende disciplines als sleuteldisciplines en maximaal kwantitatief behandeld worden:  Mens – Mobiliteit;  Geluid & Trillingen;  Lucht;  Water;  Mens – Ruimtelijke aspecten (incl. Hinder en Gezondheid)

Volgende disciplines worden als nevendiscipline beschouwd en worden kwalitatief uitgewerkt:  Bodem;  Biodiversiteit;  Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie;

De MER-coördinator zal erover waken dat ook de aspecten Licht en Klimaat in voldoende mate aan bod komen. Het aspect Licht wordt behandeld binnen de disciplines Biodiversiteit en Mens – ruimtelijke aspecten. Het aspect klimaat wordt geïntegreerd binnen de relevante disciplines.

8.2 Opbouw per discipline

8.2.1 Afbakening studiegebied

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het projectgebied en het studiegebied.  Het projectgebied is het gebied waarbinnen de retailzone, de omliggende parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen en de turborotondes worden gerealiseerd  Het studiegebied is ruimer en omvat het volledige gebied tot waar de milieueffecten van de vooropgestelde ingrepen zich (kunnen) voordoen. Het studiegebied is afhankelijk van de beschouwde discipline en wordt voor elke discipline afzonderlijk bepaald.

8.2.2 Beschrijving van de referentiesituatie

De huidige situatie zal worden beschreven als referentiesituatie. Deze wordt uitgebreid met reeds vergunde ontwikkelingen in het studiegebied (het zogenaamde beslist beleid).

Voor de beschrijving van de huidige situatie worden de elementen samengebracht uit het voorbereidend onderzoek aangevuld met informatie uit andere studies en informatie verzameld tijdens een terreinbezoek. De beschrijving spitst zich toe op de elementen die relevant zijn voor de effectbeoordeling op projectniveau.

8.2.3 Beschrijving en beoordeling milieueffecten

De methodologie wordt verderop voor elke milieudiscipline onder de respectievelijke hoofdstukken verder toegelicht. Belangrijk is dat de onderbouwing van de resultaten transparant is. Dit betekent dat de toetsingscriteria duidelijk gedefinieerd zijn en dat de evaluatie van de effecten gebaseerd is op een duidelijk omschreven waardering.

Pagina 30 van 78

Algemene onderzoeksmethodiek

Bij de effectvoorspelling en –beoordeling wordt gesteund op de studies die reeds zijn opgemaakt in het kader van het voorliggend project (bv. het Verzoek tot ontheffing van de project-m.e.r.- plicht). Hierop wordt verder gebouwd bij de inschatting van de effecten in het project-MER.

De beoordeling van de milieueffecten gebeurt systematisch (aan elk effect wordt een significantie- oordeel toegekend), onderbouwd (aan de hand van meer specifieke criteria per discipline/effectgroep) en op een uniforme wijze. Volgende terminologie en codering wordt gebruikt in de significantiebepaling:  Aanzienlijk negatief (---);  Negatief (--);  Beperkt negatief (-);  Verwaarloosbaar of geen effect (0);  Beperkt positief (+);  Positief (++);  Aanzienlijk positief (+++); Per discipline worden de beoordelingscriteria aangegeven en wordt telkens zo goed mogelijk de significantie gemotiveerd. Deze motivering is waar mogelijk kwantitatief onderbouwd.

8.2.4 Milderende maatregelen

Het luik ‘milderende maatregelen’ omvat een opgave van alle relevante maatregelen ter voorkoming of ter vermindering van aanzienlijk negatieve effecten. Deze milderende maatregelen zijn aanbevelingen om de milieu-impact te minimaliseren door een aangepaste concretisering van het project. Een aantal milderende maatregelen zullen verder vertaald worden in het ontwerp. Het MER geeft in de mate van het mogelijke aan welke elementen dienen vertaald te worden in de verdere uitwerking van het project en welke milderende maatregelen op een andere manier dienen te worden geconcretiseerd (vb. flankerende maatregelen).

Naast milderende maatregelen worden waar relevant ook aanbevelingen geformuleerd ter bevordering van positieve effecten en het minimaliseren matig negatieve effecten. In de verschillende disciplines zal worden aangeduid of een maatregel een milderende maatregel betreft (M) of een aanbeveling (A).

Voor de formulering van milderende maatregelen zal onder meer gesteund worden op de methodiek zoals weergegeven in de ‘Handleiding milderende maatregelen binnen het MER, met het oog op een verduidelijking en betere doorwerking ervan’ (2012).

Figuur 8-1 Onderscheiden types van maatregelen (in functie van het doorwerkingsniveau)

Pagina 31 van 78

(Bron: Handleiding milderende maatregelen binnen het MER, met het oog op een verduidelijking en betere doorwerking ervan (2012), Antea iov LNE, afd. MNE, dienst MER.)

8.2.5 Synthese

In de eindsynthese per discipline worden als besluit van de milieueffectbeoordeling de effecten per effectgroep in tabelvorm samengevat evenals de significantie van de effecten en de mogelijke impact van milderende maatregelen.

8.2.6 Leemten in kennis en voorstellen inzake monitoring en postevaluatie

Per discipline wordt aangegeven welke de leemten in de kennis zijn waarmee de deskundigen worden geconfronteerd. Deze leemten worden ingedeeld volgens:  Leemten met betrekking tot het project (bijvoorbeeld onduidelijke of onvoldoende gegevens inzake de projectkenmerken).  Leemten met betrekking tot de inventaris (bijvoorbeeld ontbrekende informatie inzake omgevingskenmerken). Leemten met betrekking tot de methode en het inzicht (bijvoorbeeld onvoldoende kennis in dosis- effectrelaties).

Pagina 32 van 78

9 Methodiek per discipline

9.1 Mens – Mobiliteit

9.1.1 Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied is het geografisch gebied waarin potentieel de effecten van het plan worden verwacht. Om het studiegebied af te bakenen op vlak van het wegennetwerk, zijn volgende factoren bepalend:  de voetgangers- en fietsinfrastructuur;  het openbaar vervoersnetwerk;  het wegennet dat op een ruimer schaalniveau voor de bovenlokale ontsluiting, en waarvan het studiegebied een onderdeel vormt;  de verkeersinfrastructuur waarop wordt aangetakt en wegen waar een wijziging in de verkeersintensiteiten wordt verwacht.

Het studiegebied (blauw afgebakend op onderstaande figuur) wordt gevormd door het projectgebied en de direct aangelegen wegenis en twee rotondes. Indien blijkt dat de ontwikkeling een effect heeft dat buiten de afbakening van het studiegebied valt, bijvoorbeeld langere wachtrij, zal het onderzoeksgebied uitgebreid worden. In die zin kunnen voor deze studie volgende scenario’s onderscheiden worden:  Het referentiescenario gaat uit van de bestaande situatie en mogelijk vergunde projecten:  Het toekomstig scenario met de ontwikkeling ter hoogte van de Veilingsite, de ombouw van beide rotondes tot turborotondes en bijhorende infrastructurele ingrepen (§4.2.2).  Het ontwikkelingsscenario gaat uit van het toekomstig scenario met bijkomende ontwikkeling van het Bijzonder Economisch Knooppunt Kampenhout-Sas. (oranje afgebakend op onderstaande figuur)

Figuur 9-1 Afbakening studiegebied

Pagina 33 van 78

Methodiek per discipline

9.1.2 Beschrijving van de referentiesituatie

9.1.2.1 Verkeersstructuur

De verkeerssituatie wordt beschreven aan de hand van volgende aspecten:  verkeersinfrastructuur (voetgangers- en fietsnetwerk, netwerk openbaar vervoer, structuur wegennet);  categorisering wegen;  verkeersstromen (verkeersintensiteit, doorstroming);  beschrijving multimodaal verkeerssysteem;  verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid.

Bij de beschrijving van de referentiesituatie komt zowel het langzaam verkeer (voetgangers en fietsers), het openbaar vervoer en het auto- en vrachtverkeer aan bod. De referentiesituatie qua verkeersstructuur betreft de bestaande situatie.

9.1.2.2 Verkeersintensiteiten

Om het functioneren van de N21 en de N26 in de omgeving van het studiegebied in detail te kunnen analyseren zijn intensiteitsgegevens nodig van de verschillende bewegingen op de verschillende kruispunten op dit tracé. Daarom werden verkeerstellingen uitgevoerd op de twee rotondes van Kampenhout-Sas (zie Figuur 9-2) en dit tijdens de ochtendspits (7u00-9u00) en de avondspits (16u00-18u00). Voor de avondspitstelling gaat de voorkeur uit naar een telling op een vrijdagavond gezien door de kleinhandelsactiviteiten vrijdagavond een drukker moment vormt dan de andere weekdagavonden. Er werd eveneens een telling georganiseerd op een zaterdag om de pieken voor kleinhandelsactiviteiten in het weekend te kennen.

De tellingen werden uitgevoerd op1:  Donderdag 21/04/2016 7.00u-9.00u  Vrijdag 22/04/2016 16.00u-18.00u  Zaterdag 23/04/2018 10.00u-12.00u en 14.00u en 16.00u

Tijdens de verkeerstellingen werden ook kwalitatieve observaties uitgevoerd in combinatie met een wachtrijmeting op verschillende momenten.

Figuur 9-2 Locaties verkeerstellingen

In de volgende paragrafen wordt per kruispunt een overzicht gegeven.

Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Zuid

Op de zuidelijke rotonde is op donderdagochtend de noordwestelijke tak van de rotonde het drukst. De grootste verkeersstromen zijn de doorgaande stromen van de zuidoostelijke N26 naar de noordwestelijke N26 en omgekeerd, en de rechts afslaande stroom van de noordwestelijke N26 naar de zuidwestelijke N21.

1 Sinds 1 april 2016 werd rekeningrijden in uitvoering gebracht.

Pagina 34 van 78

Methodiek per discipline

Figuur 9-3 Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Zuid: Druktebeeld (in pae/u) – ochtendspits (7u30-8u30)

Ook op vrijdagavond zijn de doorgaande stromen van de zuidoostelijke N26 naar de noordwestelijke N26 en omgekeerd het grootst, aangevuld met de linksafslaande stroom van de zuidwestelijke N21 naar de noordwestelijke N26. De totale verkeersintensiteit ligt ongeveer 100 pae/u hoger dan in de ochtendspits op donderdag.

Figuur 9-4 Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Zuid: Druktebeeld (in pae/u) – avondspits (16u30-17u30)

Op zaterdagochtend zijn opnieuw de doorgaande stromen van de zuidoostelijke N26 naar de noordwestelijke N26 en omgekeerd het grootst. De stromen van de zuidwestelijke N21 naar de noordwestelijke N21 zijn ongeveer even groot. De totale verkeersintensiteit ligt ongeveer 650 pae/u lager dan op vrijdagavond.

Pagina 35 van 78

Methodiek per discipline

Figuur 9-5 Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Zuid: Druktebeeld (in pae/u) – zaterdagochtend (10u45- 11u45)

Op zaterdagnamiddag wordt een zeer gelijkaardig verkeerspatroon waargenomen als op zaterdagochtend, maar ligt de totale verkeersintensiteit ongeveer 240 pae/u hoger.

Figuur 9-6: Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Zuid: Druktebeeld (in pae/u) – zaterdagnamiddag (14u30- 15u30)

Kampenhout-Sas – Rotonde Noord

Op de noordelijke rotonde is op donderdagochtend de zuidoostelijke tak van de rotonde het drukst. De grootste verkeersstromen zijn de doorgaande stromen van de zuidoostelijke N26 naar de noordwestelijke N26 en omgekeerd, en de linksafslaande stroom van de noordoostelijke N21 naar de zuidoostelijke N26. De totale verkeersintensiteit is vergelijkbaar met die op de zuidelijke rotonde.

Pagina 36 van 78

Methodiek per discipline

Figuur 9-7 Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Noord: Druktebeeld (in pae/u) – ochtendspits (7u30-8u30)

Ook op vrijdagavond zijn de doorgaande stromen van de zuidoostelijke N26 naar de noordwestelijke N26 en omgekeerd het grootst, aangevuld met de rechts afslaande stroom van de zuidoostelijke N26 naar de noordoostelijke N21. De totale verkeersintensiteit ligt ongeveer 260 pae/u hoger dan in de ochtendspits op donderdag.

Figuur 9-8 Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Noord: Druktebeeld (in pae/u) – avondspits (16u30- 17u30)

Op zaterdagochtend zijn opnieuw de doorgaande stromen van de zuidoostelijke N26 naar de noordwestelijke N26 en omgekeerd het grootst. De stromen van de zuidoostelijke N26 naar de noordoostelijke N21 en omgekeerd zijn ongeveer even groot, net als de stroom van de noordoostelijke N21 naar de noordwestelijke N26. De totale verkeersintensiteit ligt ongeveer 350 pae/u lager dan op vrijdagavond.

Pagina 37 van 78

Methodiek per discipline

Figuur 9-9 Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Noord: Druktebeeld (in pae/u) – zaterdagochtend (10u45- 11u45)

Op zaterdagnamiddag is na de doorgaande stromen op de N26 de rechts afslaande stroom van de zuidoostelijke N26 naar de noordoostelijke N21 het grootst. De totale verkeersintensiteit ligt ongeveer 60 pae/u hoger dan op zaterdagochtend.

Figuur 9-10 Kruispunt Kampenhout-Sas – Rotonde Noord: Druktebeeld (in pae/u) – zaterdagnamiddag (14u30-15u30)

9.1.3 Beschrijving en beoordeling van de effecten

Effectengroepen Aspecten Indicatoren en Significantiekader methodiek Verkeersgeneratie Verkeersproductie en - Kwantitatieve bepaling Verkeersgeneratie attractie en verdeling van de wordt op zicht niet over de vervoersmodi verkeersgeneratie voor beoordeeld, maar wordt de te onderzoeken als input voor overige functies effectengroepen gehanteerd

Pagina 38 van 78

Methodiek per discipline

Effectengroepen Aspecten Indicatoren en Significantiekader methodiek Functioneren Kwaliteit van het Kwalitatieve Kwalitatieve verkeersysteem – netwerk: structuur, beoordeling van: beoordeling – geen voetgangers- en continuïteit, missing links in het significantiekader fietsvoorzieningen leesbaarheid, kwaliteit netwerk, kwaliteit van van het netwerk de infrastructuur Functioneren Kwaliteit van het Kwalitatieve Kwalitatieve verkeersysteem – netwerk: structuur, beoordeling van: beoordeling – geen openbaar vervoer continuïteit, missing links in het significantiekader leesbaarheid, kwaliteit netwerk, kwaliteit van van het netwerk de infrastructuur Functioneren Doorstroming Kwantitatieve analyse Bepaling verkeersysteem – (verzadigingsgraad) thv aangevuld met verzadigingsgraad per personenvervoer en de kruispunten kwalitatieve kruispunt vrachtverkeer beoordeling van het Evolutie: afwikkelingsniveau thv verbetering/status kruispunten, obv quo/verslechtering tov microsimulatie de referentiesituatie voor personenvervoer Mobiliteitsaspecten Conflicten tussen Evaluatie aantal Ongevalsrisico, verkeersveiligheid en - verkeerstypes en conflictpunten, comfortniveau leefbaarheid weggebruikers kwalitatieve (autoverkeer, langzaam beoordeling van verkeer, lokaal verkeer- potentieel onveilige bovenlokaal verkeer) situaties, fiets- en barrièrewerking, voetgangerscomfort snelheidsregime en - verschil Parkeren Adequate Parkeervraag Parkeren parkeerbalans

De toekomstige situatie bevat de ontwikkeling van de Veilingsite en de ombouw van beide rotondes (cfr. Goedgekeurde startnota – omvorming tot turborotondes inclusief bypass). Het ontsluitingsconcept en de aanpassingen aan de infrastructuur die in de eerdere MOBER / startnota zijn uitgewerkt, vormen het uitgangspunt van de benadering.

9.1.3.1 Verkeersgeneratie2

De veilingsite zal worden herontwikkeld als retailcluster. Ook wordt er ruimte voorzien voor een (mogelijk) zwembad.

De verkeersgeneratie is weergegeven in onderstaande tabel. De verkeersgeneratie werd geraamd volgens een minimumvork en een maximumvork. Zoals de tabel laat zien situeert de hoogste verkeersgeneratie zich eerder in de avondspitsperiode en op zaterdag. Tijdens de ochtendspits is de verkeersgeneratie zeer beperkt. De verdere analyse van de verkeersafwikkeling focust zich op de avondspitsperiode. Deze periode is maatbepalend voor de verkeersafwikkeling. De verkeersafwikkeling van de Veilingsite in combinatie met het omgevingsverkeer is op dat moment namelijk het hoogste. Voor de verdere analyses wordt telkens rekening gehouden met de verkeersgeneratie volgens de maximumvork.

Voor de verkeersgeneratie van het zwembad werd een vergelijkbaar project in Diest3 als referentie gekozen. Daar is een klein zwembad met een beperkt aantal banen in gebruik dat zowel in oppervlakte als in gebruik overeenstemt met het gebruik dat hier van toepassing zal zijn.

2 De verkeersgeneratie werd geraamd in de startnota (Startnota ‘Ontwikkeling veilingsite Kampenhout-Sas’, MINT, februari 2018). Deze wordt overgenomen in deze studie. 3 Er zal in het MER onderbouwd worden of ‘’ een gelijkaardige locatie omvat en dus als vergelijkbaar project beschouwd kan worden.

Pagina 39 van 78

Methodiek per discipline

Er wordt een lage attractie en productie verwacht tijdens de spitsen. Zo worden er geen zwemgroepen verwacht op die momenten.

Tabel 9-1 Raming verkeersgeneratie - minimum Functie Totaal aantal voertuigen Ochtend Avond Zaterdag Minimum Attractie Productie Attractie Productie Attractie Productie Winkelfunctie Retail (winkelboulevard) 0 0 65 65 81 81 Retail (doe-het-zelf) 10 10 29 29 37 37 Horecafunctie Fastfood 0 0 30 30 20 20 Restaurant 0 0 20 20 20 20 Leisure Fitness 4 4 19 19 19 19 Leisure (indoor) 0 0 1 1 1 1 Zwembad (bassin opp.) 0 0 9 9 9 9 Totaal 14 14 174 174 188 188

Tabel 9-2 Raming verkeersgeneratie - maximum Functie Totaal aantal voertuigen Ochtend Avond Zaterdag Maximum Attractie Productie Attractie Productie Attractie Productie Winkelfunctie Retail (winkelboulevard) 0 0 146 146 183 183 Retail (doe-het-zelf) 12 12 36 36 46 46 Horecafunctie Fastfood 0 0 37 37 25 25 Restaurant 0 0 24 24 24 24 Leisure Fitness 5 5 23 23 23 23 Leisure (indoor) 0 0 4 4 4 4 Zwembad (bassin opp.) 0 0 9 9 9 9 Totaal 17 17 280 280 313 313

Bijkomende informatie uit de MOBER wordt geïntegreerd in het project-MER. Bij wijziging van programma wordt de verkeersgeneratie op dezelfde manier berekend als bovenstaande berekening (cfr. Startnota). De effectengroep verkeersgeneratie wordt als input gehanteerd voor de andere effectengroepen en vormt op zich geen voorwerp van vraagstelling in het MER. Deze effectengroep wordt m.a.w. besproken, maar niet beoordeeld in het MER.

De gehanteerde kencijfers zullen onder vorm van een sensitiviteitstoets vergeleken worden met het nieuwe richtlijnenboek mobiliteitsstudies (indien tijdig beschikbaar).

Pagina 40 van 78

Methodiek per discipline

9.1.3.2 Functioneren van het verkeerssysteem

Voor het personenvervoer worden de effecten per vervoerswijze apart beschouwd. In eerste instantie worden de voetgangers bekeken. Hierbij worden de voorzieningen voor voetgangers beschouwd, zowel op vlak van kwaliteit als op vlak van bereikbaarheid. Vervolgens worden de voorzieningen voor fietsers beschouwd, waarbij de kwaliteit van het fietsnetwerk, bereikbaarheid wordt onderzocht. Het openbaar vervoer wordt eveneens in beschouwing genomen, waarbij de kwaliteit van het openbaar vervoer in het studiegebied, de bereikbaarheid wordt beschouwd. Als laatste vervoersmodus komt het autoverkeer aan bod. De kwaliteit van het wegennet, de bereikbaarheid en verkeersveiligheid wordt onderzocht. Daarnaast wordt een inschatting gemaakt van de parkeermogelijkheden binnen het projectgebied.

Voetgangers- en fietsvoorzieningen

Kwaliteit van het netwerk en de infrastructuur

Voor de langzame vervoersmodi (voetgangers en fietsers) wordt een analyse gemaakt van de structuur en continuïteit van het netwerk, de kwaliteit van de infrastructuur, leesbaarheid van de weginrichting. Hierbij komen o.a. volgende elementen aan bod:  In welke mate past de non-stop hoofdroute (fiets-o-strade) langs het kanaal Leuven-Dijle als ontsluiting en heeft hij toegevoegde waarde op het netwerk van de langzame verkeersfuncties? Wat zijn aandachtspunten voor de concrete invulling ervan?  Op welke manier kan de interne ontsluiting van het projectgebied georganiseerd worden in aansluiting op het netwerk voor de langzame verkeersfunctie buiten het projectgebied?  Welke maatregelen kunnen genomen worden om het netwerk te verbeteren voor de langzame verkeersfunctie (o.b.v. gekende knelpunten, ontbrekende stukken in het netwerk, …)?  Welke maatregelen kunnen genomen worden om de kwaliteit van de infrastructuur voor deze vervoersmodi te verbeteren? Dit aspect wordt kwalitatief behandeld. Daarom wordt voor deze indicator geen significantiekader voorgesteld.

Bereikbaarheid

Dit aspect onderzoekt in welke mate het studiegebied en meer bepaald het projectgebied bereikbaar is voor voetgangers en fietsers. De mate waarin een omrijfactor optreedt voor langzaam verkeer speelt hierbij een rol. Daarnaast speelt de interne bereikbaarheid van de functies in het projectgebied eveneens een rol. Hierbij komen onder andere volgende elementen aan bod:  mogelijkheid om het projectgebied te voet of met de fiets te bereiken;  beschikbare infrastructuur voor voetgangers en fietsers in aansluiting bij het projectgebied;  de oversteekbaarheid van de N21 en de N26.  mogelijkheid om de functies binnen het projectgebied te bereiken voor fietsers en voetgangers (bijvoorbeeld vanaf de parking, halte openbaar vervoer, ….) Dit aspect wordt geïntegreerd beoordeeld met het aspect bereikbaarheid voor het autoverkeer. Daarom wordt voor deze indicator verwezen naar het significantiekader dat wordt voorgesteld bij bereikbaarheid van autoverkeer.

Openbaar vervoer

Kwaliteit van het netwerk en de infrastructuur

Voor het openbaar vervoer wordt een analyse gemaakt van de structuur en continuïteit van het netwerk, de kwaliteit van de infrastructuur, leesbaarheid van de weginrichting. Hierbij komen o.a.. volgende elementen aan bod:

Pagina 41 van 78

Methodiek per discipline

 ontsluiting en doorstroming openbaar vervoer  frequentie openbaar vervoer  op welke manier kan de interne ontsluiting van het projectgebied georganiseerd worden in aansluiting op het ov-netwerk buiten het projectgebied?  welke maatregelen kunnen genomen worden om het netwerk te verbeteren voor het openbaar vervoer (obv gekende knelpunten, ontbrekende stukken in het netwerk, ….)?  welke maatregelen kunnen genomen worden om de kwaliteit van de infrastructuur voor deze vervoersmodi te verbeteren? Dit aspect wordt kwalitatief behandeld. Daarom wordt voor deze indicator geen significantiekader voorgesteld.

Bereikbaarheid

Dit aspect onderzoekt in welke mate het studiegebied en meer bepaald het projectgebied bereikbaar is met het openbaar vervoer. Hierbij komen onder andere volgende elementen aan bod:  mogelijkheid om het projectgebied met het openbaar vervoer te bereiken;  zijn de bushaltes vlot en veilig te bereiken; Dit aspect wordt geïntegreerd beoordeeld met het aspect bereikbaarheid voor het autoverkeer. Daarom wordt voor deze indicator verwezen naar het significantiekader dat wordt voorgesteld bij bereikbaarheid van autoverkeer.

Personenvervoer en vrachtverkeer

Kwaliteit van het netwerk

De kwaliteit van het wegennet vormt een belangrijk aspect om te voldoen aan een goed functionerend verkeersysteem voor het auto- en vrachtverkeer. Het aspect kwaliteit van het netwerk wordt beschreven aan de hand de doorstroming van het verkeer. Gezien in stedelijke context de doorstroming voornamelijk bepaald wordt door het functioneren van de kruispunten wordt het aspect doorstroming op kruispuntniveau behandeld. De omgeving van het projectgebied staat reeds in de bestaande toestand onder druk qua doorstroming (cfr. Goedgekeurde startnota). Een kwantitatieve bespreking van de verwachte verkeersstromen en het afwikkelingsniveau wordt hernomen vanuit de microsimulaties uitgevoerd in het kader van de startnota.

Daarnaast wordt op basis van o.m. het onderzoekverplaatsingsgedrag de vertrektijden over een dagperiode op een week- en zaterdag bepaald om o.a.. na te gaan welk effect niet (of minder)- spitsgerelateerde functies (o.a. grootschalige detailhandel) hebben op de doorstroming in het studiegebied.

Per kruispunt wordt de gemiddelde wachttijd per voertuig bepaald uit de microsimulatie. Dit is het verschil tussen de reistijd in de maatgevende spitsperiode (avondspits en zaterdagspits) en de reistijd bij vrij verkeer. Dit gebeurt voor beide rotondes. Op basis van deze gemiddelde wachttijd wordt de verzadigingsgraad van het kruispunt bepaald, door middel van onderstaande tabel en interpolatie.

Pagina 42 van 78

Methodiek per discipline

Op basis van de wijziging van de verzadigingsgraad t.o.v. de referentiesituatie (in procentpunt) en de verzadigingsgraad van de toekomstige situatie wordt de kwantitatieve beoordeling verder uitgewerkt volgens onderstaande significantiekader4.

De kwantitatieve beoordeling wordt aangevuld met een kwalitatieve beschrijving van de verkeersafwikkeling op basis van de microsimulatie. Hierbij worden de onderscheidende effecten kwalitatief beschreven voor bijvoorbeeld vrachtverkeer vs. personenverkeer, ….

Bereikbaarheid van de functies

De effectgroep bereikbaarheid wordt gekoppeld aan wijzigingen in de bereikbaarheid van functies of ruimtelijk samenhangende gehelen via verschillende modi: gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer. De bereikbaarheid via de verschillende modi wordt geëvalueerd ten opzichte van de referentiesituatie.

Voor bereikbaarheid wordt het volgende significantiekader gehanteerd, waarbij de aspecten m.b.t. bereikbaarheid langzaam verkeer en openbaar vervoer worden geïntegreerd:

Effectenbeschrijving Significantie Effect

Aanzienlijk positief +++ Sterke verbetering van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer en haltes openbaar vervoer

Positief ++ Sterke verbetering van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en beperkte verbetering van de bereikbaarheid langzaam verkeer en haltes openbaar vervoer

Beperkt positief + Beperkte verbetering van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en/of beperkte verbetering van de bereikbaarheid langzaam verkeer en haltes openbaar vervoer

Verwaarloosbaar 0 Geen verbetering / vermindering van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer en openbaar vervoer

Beperkt negatief - Beperkte vermindering van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en/of beperkte vermindering van de bereikbaarheid langzaam verkeer en openbaar vervoer

Negatief -- Sterke vermindering van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en beperkte vermindering van de bereikbaarheid langzaam verkeer en openbaar vervoer

4 Dit werd opgesteld in het kader van de Plan-MER ifv RUP Contactzone Noorderlaan (februari 2018) en werd een goede methode bevonden door AWV Antwerpen. Het betreft een aangepaste versie van het significatiekader uit het RLB waarbij de impact van een oververzadiging in de referentietoestand op een gepastere wijze in rekening gebracht wordt.

Pagina 43 van 78

Methodiek per discipline

Effectenbeschrijving Significantie Effect

Aanzienlijk negatief --- Sterke vermindering van de bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer en openbaar vervoer

9.1.3.3 Mobiliteitsaspecten verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid

De effectengroep verkeersleefbaarheid binnen discipline mobiliteit onderzoekt de effecten in relatie tot ‘het zich verplaatsen’, nl. in welke mate dat andere verkeersdeelnemers en omwonenden gehinderd worden door het verkeer.

Binnen de effectgroep verkeersleefbaarheid wordt onder meer het aspect verkeersveiligheid onderzocht. De verkeersleefbaarheid en – veiligheid wordt gekoppeld aan wijzigingen in conflicten tussen verschillende verkeerstypes of verkeersdeelnemers. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met wijzigingen op het vlak van conflicten ten opzichte van de referentietoestand. Hierbij wordt rekening gehouden met verschillende kwantitatieve en kwalitatieve aspecten: aantal conflictpunten, types en scheiding van verkeer (doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer) inrichting van de weg, aard van de verkeersdeelnemers (gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer, aanwezigheid zwaar verkeer…), snelheidsregime en snelheidsverschil tussen verkeer, kwaliteit van de fiets- en voetpaden en oversteekplaatsen, …

Daarnaast wordt om de verkeersleefbaarheid voor de secundaire wegen met een substantiële woondichtheid of lokale wegen te beoordelen een onderscheid gemaakt in gebruik of belasting (druktebeeld). De wijziging in gebruik en belasting wordt gehanteerd om de effecten tav verkeersleefbaarheid te beoordelen:  Wegen met een lagere intensiteit, onder de 300 pae/uur, hebben een rustig karakter.  Verkeersintensiteiten tussen 300 pae en 600 pae per uur in beide richtingen worden als normale intensiteiten in de spits beschouwd voor dit type van wegen.  Wegen met een belasting van meer dan 600 pae/uur worden als druk beschouwd.  Wegen met een belasting van meer dan 900 pae/uur als zeer druk. Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht.

Tabel 9-3: Beoordelingskader voor de verkeersleefbaarheid in termen van belasting (druktebeeld) Verkeersintensiteit tijdens de spits (beide richtingen samen) Zeer druk Meer dan 900 pae/uur Druk Tussen 600 en 900 pae/uur Normaal Tussen 300 en 600 pae/uur Rustig Minder dan 300 pae/uur

Het kader houdt rekening met:  Het huidig gebruik van de weg: rustig, normaal, druk of zeer druk  De relatieve stijging of daling van de verkeersintensiteiten op deze wegen als gevolg van de projectontwikkelingen en circulatiemaatregelen  Het overschrijden van de leefbaarheidsdrempel van 1.200 pae/uur (beide richtingen samen)

De beoordeling van positieve en negatieve effecten is verder gebaseerd op het volgende:  Bij een daling van de verkeersintensiteit op de lokale wegen of secundaire wegen met veel woonbebouwing, speelt de huidige verkeersdruk een rol. Hoe hoger de verkeersdruk, hoe hoger dat het procentuele verschil in belasting doorweegt in het beoordelingskader. Met andere woorden: een beperkte daling van verkeer op een drukke of zeer drukke weg, weegt meer door dan op een rustige weg.  Bij een stijging van de verkeersintensiteiten wordt eveneens rekening gehouden met de huidige belasting. Anderzijds dient de toename van verkeer ook in perspectief te worden gezien: lokale wegen I of II zijn wegen die een belangrijke rol vervullen in de ontsluiting op lokaal vlak. Wanneer het verkeer op deze wegen toeneemt, betekent dit dat ze hun rol beter

Pagina 44 van 78

Methodiek per discipline

kunnen vervullen. De drempelwaarden voor de indeling van de verschillende categorieën zijn hierbij maatgevend. Zoals de intensiteiten beneden de 600 pae/uur blijven, wordt dit als normaal beschouwd voor dit type van weg (neutraal effect). Bij intensiteiten hoger dan 600 pae/uur is er een matig effect (druk verkeer), bij meer dan 900 pae/uur een significant effect (zeer druk verkeer). Overschrijding van de leefbaarheidsdrempel, 1200 pae/uur, betekent in alle gevallen een zeer significant effect.

Tabel 9-4 Beoordelingskader voor de verkeersleefbaarheid in functie van de wijziging van de belasting Beoord Rustig Normaal Druk Zeer druk eling Nvt Daling van meer dan 50% Daling van meer dan 40% Daling van meer dan +++ 30% Daling van meer Daling tussen 30 en 50% Daling tussen 25 en 40% Daling tussen 20 en 30% ++ dan 40% Daling tussen 20 Daling tussen 15 en 30% Daling tussen 10 en 25% Daling tussen 10 en 20% + en 40% Daling van minder Daling van minder dan Daling van minder dan Daling van 10% tot dan 20% of stijging 15% of stijging tot 600 10%. stijging met 10% 0 tot 300 pae/uur pae/uur (normaal) (normaal) Stijging tot 900 Stijging tot 900 pae/uur Stijging tot 900 pae/uur Stijging van 10% tot 30% - pae/uur (druk) (druk) (zelfde categorie) Stijging tot boven Stijging tot boven 900 Stijging tot boven 900 Stijging van meer dan 900 pae/uur (zeer pae/uur (zeer druk) , geen pae/uur (zeer druk) , geen 30%), geen druk) , geen overschrijding van overschrijding van overschrijding van -- overschrijding van leefbaarheidsdrempel leefbaarheidsdrempel leefbaarheidsdrempel leefbaarheidsdrem (1200 pae/uur) (1200 pae/uur) (1200 pae/uur) pel (1200 pae/uur) Overschrijding van Overschrijding van Overschrijding van Overschrijding van leefbaarheidsdrem leefbaarheidsdrempel leefbaarheidsdrempel leefbaarheidsdrempel --- pel (1200 pae/uur) (1200 pae/uur) (1200 pae/uur) (1200 pae/uur)

Ook oversteekbaarheid wordt, waar relevant, beoordeeld aan de hand van de gemiddelde wachttijd voor een voetganger die wil oversteken. De oversteekbaarheid wordt an sich beoordeeld voor het referentiescenario en het toekomstig scenario. Een wijziging in beoordeling geeft aanleiding tot een effect, dat afhangt van het aantal categorieën van oversteekbaarheid dat de situatie verbetert of verslechtert. Bv. van redelijke oversteekbaarheid naar slechte oversteekbaarheid -> ‘--‘.

Tabel 9-5: Beoordelingswijze oversteekbaarheid Gemiddelde wachttijd Beoordeling

0-5 s Goede oversteekbaarheid

5-10 s Redelijke oversteekbaarheid

10-15 s Matige oversteekbaarheid

15-30 s Slechte oversteekbaarheid

30-60 s Zeer slechte oversteekbaarheid

> 60 s Problematische oversteekbaarheid

De beoordeling voor verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid steunt op de voorgaande elementen en leidt tot een globale beoordeling per relevant wegsegment. Volgend significantiekader wordt gehanteerd:

Pagina 45 van 78

Methodiek per discipline

Effectenbeschrijving Significantie Effect Aanzienlijk positief +++ Ten gevolge van de geplande ontwikkelingen zal bestaande hinder van bovenlokaal niveau in de vorm van sluikverkeer, verkeershinder en onveiligheid worden opgelost en zal de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid in aanzienlijke mate verbeteren Positief ++ Ten gevolge van de geplande ontwikkelingen zal bestaande hinder van lokaal niveau in de vorm van sluikverkeer, verkeershinder en onveiligheid worden opgelost en zal de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid verbeteren Beperkt positief + De geplande ontwikkelingen zullen in beperkte mate een oplossing betekenen van bestaande hinder in de vorm van sluikverkeer, verkeershinder en onveiligheid op lokaal niveau en de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid beperkt verbeteren Verwaarloosbaar 0 Neutrale situatie op vlak van verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid Beperkt negatief - De geplande ontwikkelingen zullen beperkte hinder in de vorm van sluikverkeer, verkeershinder en onveiligheid voor de omgeving tot gevolg hebben Negatief -- De geplande ontwikkelingen zullen hinder in de vorm van sluikverkeer, verkeershinder en onveiligheid voor de omgeving tot gevolg hebben Aanzienlijk negatief --- De geplande ontwikkelingen zullen de verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid van de omgeving in het gedrang brengen ten gevolge van hinder in de vorm van sluikverkeer, verkeershinder en onveiligheid

9.1.3.4 Parkeren

Een dergelijk project moet voorzien in voldoende parkeerplaatsen ten einde het openbaar domein niet te belasten met de parkeervraag. Anderzijds is het niet de bedoeling om een overschot aan parkeerplaatsen te voorzien. Dit zou autogebruik stimuleren en inefficiënt ruimtegebruik zijn. Een evenwichtige parkeerbalans in ‘normale’ omstandigheden is het doel. Bij extremen kan een overflowparking ingeschakeld worden. De mogelijkheden hiertoe en het al dan niet risico op wildparkeren worden eveneens beoordeeld.

De bezettingsgraad wordt bepaald door het verwachte aantal geparkeerde voertuigen (hoogste belasting) in verhouding te stellen tot het aanbod. Een parkeerbezetting tot 95% is aanvaardbaar en zelfs aangewezen. Zowel een overbezetting als een overaanbod wordt negatief geëvalueerd. Dit wordt beoordeeld voor drukke momenten die courant voorkomen. Volgend significantiekader wordt gehanteerd:

Tabel 9-6: Significantiekader parkeren Bezettingsgraad Score Beoordeling > 110% --- aanzienlijk negatief effect 100-110% -- negatief effect 95-100% - beperkt negatief effect 85-95% 0 geen of verwaarloosbaar effect

Pagina 46 van 78

Methodiek per discipline

Bezettingsgraad Score Beoordeling 65-85% - beperkt negatief effect 45-65% -- negatief effect < 45% --- aanzienlijk negatief effect

9.1.4 Aandachtspunten en mogelijke milderende maatregelen

Door het voorstellen van een aantal milderende maatregelen wordt getracht eventuele negatieve effecten van het plan te voorkomen, te beperken, te remediëren of te compenseren (in deze volgorde van prioriteit). In functie van de effectbeoordeling zullen milderende maatregelen worden voorgesteld voor de uitvoeringsfase en voor de exploitatiefase. Voorstellen zijn:  Voorstellen inzake verkeerscirculatie  Voorstellen inzake externe ontsluiting van het projectgebied  Voorstellen tot de inrichting van knooppunten  Voorstellen voor de eventuele verbetering van ontsluiting van de diverse functies in het studiegebied  Voorstellen voor de concrete configuratie/organisatie van de interne ontsluiting  Voorstellen inzake inrichting van de interne ontsluitingswegen  Maatregelen die de veiligheid van fietsers en voetgangers moeten garanderen

9.2 Geluid en Trillingen

9.2.1 Afbakening studiegebied

Het studiegebied komt overeen met het gebied waarbinnen de invloed van geluids- en trillingsbronnen gegenereerd door het project te verwachten zijn. Enerzijds gaat het om de geluidsproductie van de projectontwikkeling zelf, in casu het winkelcomplex en zwembad e.a., anderzijds het geluid van het verkeer dat door het project gegenereerd en verschoven wordt. T.h.v. de projectontwikkelingen wordt conform VLAREM II het studiegebied bepaald tot op 200 m rondom het gebied. Ten aanzien van de afstemming op de discipline mobiliteit wordt een geluidsbeoordeling uitgevoerd ter hoogte van woningen en/of kwetsbare gebieden in de omgeving van de verkeerswegen waar de intensiteiten kunnen wijzigen t.g.v. het project. De woningen en kwetsbare gebieden waar er na de realisatie van het project een toe- of afname van de geluidsniveaus plaatsvindt, worden in kaart gebracht. Al naar gelang beschikbare gegevens (intensiteiten afkomstig van discipline mobiliteit) worden de effecten kwantitatief of kwalitatief besproken. De effecten van het verkeer zullen berekend worden tot minstens de 50 dB(A) geluidscontour (zowel Lden als Lnight). Het studiegebied m.b.t. verkeersgeluid komt overeen met dat van de discipline mobiliteit.

9.2.2 Beschrijving van de referentiesituatie

9.2.2.1 Keuze van de meetpunten en verantwoording

In het kader van het MER worden 1 continue meting en +/- 10 ambulante metingen uitgevoerd op verschillende locaties zodat een indicatie wordt bekomen van het actueel omgevingsgeluid. In het kader van dit MER zal het huidige omgevingsgeluid bepaald worden langs de belangrijke wegen binnen het studiegebied zodat het effect bepaald kan worden van gewijzigde verkeersintensiteiten t.g.v. de realisatie van het project. Daarnaast worden er metingen uitgevoerd ter hoogte van woningen of kwetsbare gebieden die in de nabije omgeving van het projectgebied gesitueerd zijn. De situering van de mogelijke locaties wordt op onderstaande figuur weergegeven. Dit zijn geen exacte locaties en moeten nog definitief vastgelegd worden wanneer de te modelleren wegenis bekend is (discipline mobiliteit) en na inschatting op het terrein zelf tijdens de meetcampagne(s).

Pagina 47 van 78

Methodiek per discipline

Figuur 9-11 Situering meetpunten geluidsmetingen

Tijdens de metingen worden volgende gegevens verzameld:  de waarden van LAeq,1h (energetisch gemiddelde van het geluidsdrukniveau),  de waarden LAN,1h (statistische analyse van het geluidsdrukniveau met N= 1 (piekniveaus), 5, 10, 50, 95 (achtergrondniveau volgens Vlarem II) en 99) bepaald per periode van 1 uur

De metingen worden uitgevoerd onder representatieve meteo-omstandigheden, dwz. bij voldoende lage windsnelheden (kleiner dan 5 m/s) en zonder neerslag. In het kader van deze studie worden geen trillingsmetingen uitgevoerd.

9.2.2.2 Aanzet bestaande toestand

De uitwerking van de discipline geluid gebeurt conform het richtlijnenboek geluid en trillingen dd. 2011. De huidige geluidskwaliteit t.h.v. de deelgebieden en gevoelige receptoren wordt opgemeten en beschreven via 1 continu en diverse ambulante metingen (+/- 10). Het continu meetpunt wordt voorzien aan de woningen die grenzen met het projectgebied, hier wordt 1 week gemeten. Op deze manier kunnen we een uitspraak doen over het heersende omgevingsgeluid tijdens de avond- en nachtperiodes ter hoogte van de meest nabijgelegen woningen. Op elk ambulant meetpunt wordt 10 à 15 minuten gemeten. Deze meetduur is in de omgeving van de drukkere hoofdwegen maar ook in de omgeving van minder drukke lokale wegen voldoende lang om een kwalitatieve beschrijving van het omgevingsgeluid te geven. De metingen worden uitgevoerd conform de bijlage 4.5.1 van het VLAREM II. De meetresultaten worden getoetst aan de MKN uit VLAREM II in functie van de bestemming van het meetpunt volgens het gewestplan. Aan de hand van deze toetsing wordt nagegaan in hoeverre de milieukwaliteitsnorm wordt gerespecteerd en de akoestische kwaliteit gewaarborgd is. De meetresultaten bekomen op de evaluatiepunten rondom het projectgebied (= O.O.G.) worden tevens getoetst aan de

Pagina 48 van 78

Methodiek per discipline

richtwaarden uit VLAREM II. Immers, afhankelijk van het al dan niet respecteren van de MKN en RW, die in de tabel in bijlage 2.2.1. bij VLAREM II zijn weergegeven, worden grenswaarden voor de (toekomstige) nieuwe inrichtingen vastgelegd. Vermits het aspect verkeer voor de huidige maar ook voor de toekomstige situatie van belang is, wordt aan de hand van verkeersintensiteiten van de actuele situatie een geluidskaart, die de geluidscontouren ten gevolge van het wegverkeerslawaai rond de voornaamste verkeersassen rondom het projectgebied weergeeft, opgesteld. Parameters Lden en Lnight worden berekend. De input voor deze overdrachtsberekening (volgens de SRM II) zijn de geometrische kenmerken, het aantal personenwagens, % aantal vrachtwagens, snelheden, wegdek. De geluidscontouren voor Lden van >75, 70, 65, 60, 55 en 50 dB(A) zullen visueel op een orthoplan worden voorgesteld. Voor de beoordeling van het aantal gehinderden zal de Lden parameter bepaald worden. De Lden en Lnight zal bepaald worden conform het besluit van de Vlaamse Regering (BS 22/7/05) inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai. Zoals aangegeven zal het wegverkeerslawaai berekend worden met SRM II. Aangezien er nog steeds geen toetsingskader is uitgewerkt zijn we genoodzaakt het voorstel tot toetsingskader te hanteren.

9.2.3 Beschrijving van de milieueffecten

9.2.3.1 Aanlegfase

In de aanlegfase wordt de geluidsemissie naar de omgeving voornamelijk bepaald door de aanwezigheid van zware vrachtwagens (+ werfverkeer) en zware werktuigen (grondverzetmachines, breekmachine,…). Voor de berekening van de specifieke geluidsbijdrage tijdens de aanlegfase wordt uitgegaan van een geluidsinventarisatie van alle relevante geluidsbronnen die zich zullen situeren in de projectzone en op de werfwegen. Hierbij wordt rekening gehouden met het type en aantal materieel dat ingezet zal worden. Voor de geluidvermogenniveaus van deze machines wordt beroep gedaan op meetgegevens in de literatuur bij vergelijkbare situaties. De effecten worden begroot in functie van de duur en ernst van het effect. De rekenresultaten worden getoetst aan de milieukwaliteitsnormen van Vlarem II en vergeleken met de bestaande geluidsbelasting (cf. meetresultaten geluidsmetingen).

9.2.3.2 Exploitatie

Er worden geluidsvoorwaarden voor het projectgebied (industrielawaai) en voor de ontsluiting (verkeerslawaai) bepaald teneinde geluidshinder naar omliggende woningen te vermijden.

Om over gegevens te kunnen beschikken voor alle omliggende woningen nabij de geplande inrichtingen en om de impact van de activiteiten en de verkeersaantrekking (ontsluiting) op het huidig geluidsklimaat te bepalen, wordt geopteerd om de geografische inplanting en het inrichtingsplan van het projectgebied te modelleren. De berekeningsresultaten worden visueel voorgesteld in de vorm van een geluidscontourenkaart van het studiegebied waarop de LAeq- contouren (voor de meest kritische beoordelingsperiode) worden aangebracht. De LAeq- contouren strekken zich minstens uit tot de contour die de punten verbindt met een geluidsbelasting gelijk aan de richtwaarde voor hinderlijk beschouwde inrichtingen van Vlarem II, omtrent het specifiek geluid van industriële inrichtingen in open lucht. Daarnaast worden eveneens berekeningen uitgevoerd in discrete punten overeenkomstig met de meetplaatsen.

Voor de toekomstige geluidsproducerende inrichtingen die men voorziet binnen het projectgebied zullen we de mogelijke effecten van de exploitatiefase naar de verschillende meet- en beoordelingspunten bespreken. In het kader van het MER is het de bedoeling om de geluidskwaliteit ten gevolge van het project binnen het studiegebied te evalueren. Het is de bedoeling een inschatting te maken van de mogelijke effecten ten gevolge van de exploitatie van de geplande inrichtingen. Voor de bepaling van de geluidseffecten wordt uitgegaan van de inrichtingsvoorstellen. Er wordt voor het projectgebied een akoestisch kengetal bepaald (= geluidsvermogenniveau per m2). Het geluidsvermogen is afhankelijk van de categorie van het inrichtingsvoorstel. De effecten van de geluidsemissie naar de woonkernen wordt berekend mbv een rekenmodel en een geluidsoverdrachtsberekening volgens ISO-9613. De bedoeling van het rekenmodel is een beeld te krijgen van de te verwachten geluidsbijdrage van de activiteiten tav

Pagina 49 van 78

Methodiek per discipline

de omwonenden. Eventueel kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld aangaande de toelaatbare geluidsemissie van het terrein.

Belangrijk is te vermelden dat elke Vlarem ingedeelde inrichting aan de meest nabijgelegen woningen of op 200 m van de perceelsgrens van de inrichting moet voldoen aan de bepalingen conform VLAREM II en dit voor nieuwe inrichtingen. Met andere woorden, als beoordelingscriteria gaat de studie in de eerste plaats uit van het streven naar het respecteren van milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht, zoals beschreven in de milieuwetgeving Vlarem II.

Naast mogelijke effecten t.g.v. inrichtingen is er het verkeersgenerend effect dat de ontwikkeling van het projectgebied met zich zal meebrengen. Dit effect zal kwantitatief beschreven en beoordeeld worden voor de toekomstige situatie (dus na ontwikkeling van het projectgebied). Om een beeld te verkrijgen van de te verwachten geluidsbijdrage aan verkeerslawaai van het bestemmingsverkeer t.a.v. de geluidsgevoelige bestemmingen, wordt gebruik gemaakt van een akoestisch wegverkeermodel. Het berekeningsmodel steunt op de Nederlandse Standaard Rekenmethode II zoals beschreven in de handleiding “Reken- en meetvoorschrift wegverkeerslawaai 2002.

Evaluatie van de significantie van de wijziging in geluidsimmissies gebeurt als volgt: De evaluatie van de significantie van de effecten inzake geluid gebeurt op basis van het significantiekader uit het richtlijnenboek geluid en trillingen, dat in eerste instantie rekening houdt met de effecten van het plan of project zelf (verschil referentiesituatie-geplande situatie > tussenscore), als met het al dan niet voldoen aan de Vlaremnormen (eindscore na correctie):

Invloed op omgeving Eindscore na correctie Voldoet aan het Vlarem ?

Lna-Lvoor* tussenscore Nieuw of verandering Bestaand

RWRW+1 ΔLAX,T (effectscore) Lsp≤GW Lsp>GW Lsp≤RW 10 0

ΔLAX,T>+6 -3 -1 -3 -1 -2 -3

+3<ΔLAX,T≤+6 -2 -1 -3 -1 -2 -3

+1<ΔLAX,T≤+3 -1 -1 -3 -1 -1 -3

-1≤ΔLAX,T≤+1 0 0 -1/-2 ** 0 -1 -3

-3≤ΔLAX,T<-1 +1 +1 - +1 +1 -

-6≤ΔLAX,T<-3 +2 +2 - +2 +2 -

ΔLAX,T<-6 +3 +3 - +3 +3 -

ΔLAX,T : verschil in omgevingsgeluid in dB(A) voor en nadat een project zal zijn uitgevoerd Met T = duur in seconden Met X:

“N” parameter van statistische analyse (LAN,T), in Vlarem wordt N = 95 gebruikt ter toetsing aan de milieukwaliteitsnorm ofwel “eq” voor het equivalente geluidsdrukniveau (LAeq,T), van het omgevingsgeluid. GW : grenswaarde volgens het beslissingsschema 4.5.6.1 van Vlarem II RW : richtwaarde

Lsp : specifiek geluid

*bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. Bij een hervergunning van een inrichting met een mix van bestaande & nieuwe bronnen is het oorspronkelijk omgevingsgeluid voor de nieuwe bronnen, het omgevingsgeluid met de bestaande bronnen van de inrichting in werking. ** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie).

Pagina 50 van 78

Methodiek per discipline

Voor wat betreft de lege vakjes kan gesteld worden dat de mogelijkheid om in dergelijk vakje terecht te komen zich in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. De deskundige zal hier zelf een score aangeven die vergezeld gaat van een degelijke motivatie.

Voor geluidsbronnen die niet onder de Vlarem wetgeving vallen – waaronder verkeersgeluid – is de gecorrigeerde eindscore niet van toepassing, en wordt enkel rekening gehouden met de zgn. tussenscore.

De uiteindelijke negatieve scores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen. Deze maatregelen kunnen zijn een zonering binnen het gebied, geluidsschermen of geluidsbermen, gebouwenconfiguraties. De zones die in aanmerking komen worden aangeduid.

Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, maar indien de -1 (matig juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem significant kan stellen dan dient de deskundige over te gaan tot voorstellen van milderende negatief) maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden.

Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, -2 (significant eventueel te koppelen aan de langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit negatief) gemotiveerd te worden.

-3 (zeer Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen te significant koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te negatief) worden.

De scores 0, +1, +2 en +3 krijgen respectievelijk de beoordeling verwaarloosbaar, positief, zeer positief en uitgesproken positief.

Anderzijds is er het verkeersgenererend effect dat de ontwikkeling van de deelgebieden met zich zal meebrengen. Dit effect zal kwantitatief beschreven en beoordeeld worden voor de toekomstige situatie (dus na ontwikkeling van de gebieden). Voor wegverkeer is er nog geen significantiekader beschikbaar waardoor we wijziging in geluidsimmissie en het effect t.o.v. het toetsingskader apart evalueren.

Evaluatie van de significantie van de wijziging in geluidimmissies gebeurt als volgt:

Effectbeschrijving Significantie Effect op het omgevingsgeluid Zeer significant positief +++ verlaging van het omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer Significant positief ++ verlaging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) Matig positief + verlaging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) verwaarloosbaar 0 verlaging/verhoging van het omgevingsgeluid < 1 dB(A) Matig negatief - verhoging van het omgevingsgeluid met 1 tot 3 dB(A) Significant negatief -- verhoging van het omgevingsgeluid met 3 tot 6 dB(A) Zeer significant negatief --- verhoging van het omgevingsgeluid met 6 dB(A) of meer

De evaluatie van de significantie van de toetsing aan het toetsingskader gebeurt als volgt:

Effectbeschrijving Significantie Toetsing aan toetsingskader de parameter (te bepalen door de deskundige) ligt meer Zeer significant positief +++ dan 6 dB(A) onder de richtwaarde de parameter (te bepalen door de deskundige) ligt meer Significant positief ++ dan 3 dB(A) en minder dan 6 dB(A) onder de richtwaarde de parameter (te bepalen door de deskundige) ligt minder Matig positief + dan 3 dB(A) onder de richtwaarde

Pagina 51 van 78

Methodiek per discipline

Effectbeschrijving Significantie Toetsing aan toetsingskader richtwaarde wordt net gerespecteerd (minder dan 1 dB(A) verwaarloosbaar 0 overschrijding) de parameter (te bepalen door de deskundige) Matig negatief - overschrijdt de richtwaarde met minder dan 3 dB(A) de parameter (te bepalen door de deskundige) Significant negatief -- overschrijdt de richtwaarde met 3 à 6 dB(A) de parameter (te bepalen door de deskundige) Zeer significant negatief --- overschrijdt de richtwaarde met 6 dB(A) of meer;

In de zones waar zich een significant negatief effect voordoet (“tussenscores” -1 tot -3), wordt vervolgens getoetst aan de gedifferentieerde referentiewaarden voor Lden en Lnight voor bestaande wegen (t.h.v. bestaande wegen waar het verkeer aanzienlijk zou toenemen). Indien voldaan wordt aan de referentiewaarden, bedraagt de zgn. “eindscore” steeds -1, indien niet wordt de “tussenscore” behouden. De uiteindelijke negatieve eindscores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen.

9.2.4 Milderende maatregelen

Aan woningen waar geluidsoverschrijdingen worden verwacht als gevolg van de gebruikstoestand van het projectgebied, worden bijkomende milderende maatregelen uitgewerkt waarvan de omvang afhankelijk is van het bestudeerd inrichtingsplan van het gebied. Deze maatregelen kunnen betrekking hebben op de bron en de overdrachtsweg:  Maatregelen aan de bron: beperking van het geluidsvermogen per m2.  Maatregelen in de overdrachtsweg: afschermen van een groep van samengebrachte geluidsbronnen; Bij de beschrijving van maatregelen tijdens de aanlegfase van het bedrijventerrein wordt rekening gehouden met het al dan niet tijdelijk karakter van bepaalde deelwerkzaamheden.

9.3 Lucht

9.3.1 Afbakening studiegebied

Het studiegebied wordt vastgelegd in functie van de te verwachten effecten. Voor de discipline lucht wordt het studiegebied afgebakend tot het gebied waar de emissies veroorzaakt door het project een impact hebben op de concentraties van de omgevingslucht.

Aangezien de kennis van de verspreiding van verontreinigende componenten aan diepgang wint naargelang de studie vordert, kan de definitieve afbakening van het studiegebied pas tijdens de studie zelf vastgelegd worden.

In grote lijnen komt het studiegebied overeen met een beperkte zone rondom het projectgebied (minder dan 0,5 km) aangevuld met de wegen die door beduidende wijzigingen inzake verkeer beïnvloed zou kunnen worden. In grote lijnen komt het studiegebied dan ook overeen met het studiegebied van de discipline mobiliteit.

9.3.2 Beschrijving van de referentiesituatie

Bij de beschrijving van de bestaande toestand wordt in eerste instantie de plaatselijke luchtkwaliteit in kaart gebracht. Vervolgens worden de bronnen in kaart gebracht welke invloed hebben op de plaatselijke luchtkwaliteit. Dit betreft vnl. verkeer.

De referentiesituatie wordt gelijkgenomen aan de huidige toestand, op basis van de verkeerstellingen uitgevoerd in 2016. Bij modelberekeningen worden evenwel de achtergrondconcentraties en emissiefactoren van 2020 gebruikt aangezien men kan verwachten dat het project ten vroegste in 2020 operationeel zal zijn.

Pagina 52 van 78

Methodiek per discipline

9.3.2.1 Vastligging relevante parameters

Rekening houdend met de te verwachten emissieniveaus en de huidige luchtkwaliteit, en dit in combinatie met de huidige en toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen, worden de parameters vastgelegd welke meer in detail onderzocht worden. Dit zijn de componenten die door het wegverkeer geëmitteerd worden (de verbrandingscomponenten en slijtage emissies zoals CO2, CO, NOx, SO2, fijn stof, ultra fijn stof, roet, EC (elementair koolstof als maat voor roetconcentratie), VOS, zware metalen).

De parameters die bij gebouwverwarming mogelijks relevant zijn zitten reeds opgenomen bij de verkeersgerelateerde parameters.

Enkel de parameters EC, NO2, PM10 en PM2,5 worden hierbij modelmatig beoordeeld op immissieniveau. De andere parameters zitten niet vervat in de te gebruiken impactmodellen en zullen dan op immissieniveau louter kwalitatief beoordeeld worden.

9.3.2.2 Beschrijving van de bestaande toestand

Voor de beschrijving van de plaatselijke luchtkwaliteit wordt uitgegaan van beschikbare resultaten van het VMM meetnet luchtverontreiniging (worden als indicatieve waarden aanzien gezien geen meetposten in het studiegebied zelf gelegen zijn), interpolatiekaarten opgenomen in de jaarverslagen luchtkwaliteit van VMM en/of andere studies van VMM, en verkeersdensiteiten op de belangrijkste verkeersassen.

De huidige verkeersemissies in het studiegebied worden in kaart gebracht, waarbij gebruik zal gemaakt worden van emissiekengetallen van voertuigen.

Ten aanzien van de huidige luchtkwaliteit kan gesteld worden dat deze vnl. beïnvloed wordt door de uitlaatgassen van voertuigen gezien de ligging ten opzichte van enkele belangrijke N-wegen met aanzienlijke verkeersintensiteiten. De invloed ervan neemt wel snel af met de afstand tot de weg. In de winterperiode zal eveneens de gebouwverwarming van de nabij gelegen woningen een invloed op de plaatselijke luchtkwaliteit hebben. Er kan echter aangenomen worden dat het verkeer de meest bepalende factor is voor de luchtkwaliteit in het studiegebied.

De plaatselijke luchtkwaliteit wordt getoetst aan de wettelijk opgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen en voor die parameters waarvoor geen wettelijke bepalingen vastliggen, wordt gerefereerd naar internationale doelstellingen (WHO-waarden, Nederlandse MTR waarden,…) welke dienen beschouwd te worden als richtwaarden.

Er wordt in detail ingezoomd op die specifieke locaties waar ten gevolge van de realisatie van het project de grootste veranderingen van de verkeersstromen te verwachten zijn (qua aantallen voertuigen en/of sterke wijziging inzake doorstroming), met bijzondere aandacht ter hoogte van de dichtst bijgelegen bewoning en gevoelige locaties (bvb. kinderdagverblijven, scholen,… voor zover er zich gevoelige locaties binnen het studiegebied bevinden).

Voor de parameters waarvoor de impactmodellen verkeer geen immissieberekening mogelijk is, wordt enkel een kwalitatieve beoordeling opgenomen. Deze beoordeling wordt gebaseerd op basis van literatuur en meetgegevens.

De impact van bvb. UFP wordt hierbij afgestemd op de impact inzake NO2, gezien onderzoek heeft aangetoond dat er tussen deze elementen een veel betere correlatie bestaat in vergelijking met de parameters PM2,5 en PM10.

Pagina 53 van 78

Methodiek per discipline

Bij het kwantitatief vastleggen van de te verwachten emissies en/of impact ervan wordt rekening gehouden met gekende emissiefactoren, en prognoses inzake toekomstige emissiefactoren.

De globale impact van het verkeer wordt in rekening gebracht op basis van een modelberekening met IFDM-traffic. De resultaten van deze modelberekeningen zijn in principe enkel van toepassing voor wegsegmenten zonder bebouwing in de onmiddellijke omgeving. Voor de woongebieden zijn de bekomen resultaten louter als indicatief te aanzien.

Teneinde de impact van het verkeer te kunnen inschatten worden voor de relevante wegen met bebouwing een impactberekening uitgevoerd met behulp van het model CAR-Vlaanderen. De parameters EC, NO2 en fijn stof (PM10 en PM2,5) worden modelmatig berekend. . De parameters die bij de modelleringen gehanteerd worden zijn :  jaargemiddelde concentratie (µg/m³)  jaargemiddelde achtergrond (µg/m³)  aantal overschrijdingen grenswaarde inzake PM10 en NO2 De hierna vermelde methodiek wordt hierbij toegepast (zowel voor de bestaande situatie als voor de toekomstige situatie):  opmaak inventaris van belangrijkste/meest relevante verkeerswegen in het projectgebied  rekening houdend met de achtergrondconcentraties en het actuele verkeer wordt de impact op de plaatselijke luchtkwaliteit geëvalueerd.  De resultaten worden getoetst aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen. De toetsing wordt uitgevoerd ten opzichte van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 en PM2,5 en het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 en uurgemiddelde grenswaarde NO2. Als referentiekader worden de luchtkwaliteitsdoelstellingen, zoals opgenomen in Vlarem II en Europese luchtkwaliteitsdoelstellingen gehanteerd, indien relevant aangevuld met internationaal aanvaarde doelstellingen (WHO, Nederlandse MTR-waarden,…).

9.3.3 Bespreking van de geplande situatie

9.3.3.1 Aanlegfase

Mogelijke invloeden op de luchtkwaliteit tijdens de aanlegfase worden besproken. In deze fase zijn de emissies van opwaaiend stof en van werfverkeer de belangrijkste.

Omwille van het feit dat de emissies die hiermee gepaard gaan nauwelijks of niet op een voldoende nauwkeurige manier zijn te schatten, wordt in dit deel van de studie vnl. aandacht besteed aan de invloedsparameters, het toepassen van wettelijke bepalingen (minimaliseren van stofemissies bij bouwactiviteiten) en aan mogelijke milderende maatregelen.

Wanneer een onderbouwde raming beschikbaar is van de hoeveelheid werfverkeer worden mogelijke effecten te wijten aan dit werfverkeer beoordeeld m.b.v. modelberekeningen met CAR- Vlaanderen. Zoniet wordt een kwalitatieve beoordeling uitgevoerd.

9.3.3.2 Exploitatiefase

Op een analoge manier als voor de referentiesituatie wordt op basis van prognoses inzake emissiekengetallen en verkeersprognoses een impact berekend op de plaatselijke luchtkwaliteit na realisatie van het project.

De belangrijkste bronnen van luchtemissies na de realisatie zijn:  verkeersemissies op de wegen  gebouwverwarming

Verkeer wordt hierbij wel aanzien als meest bepalende factor.

Pagina 54 van 78

Methodiek per discipline

De grootte van de emissies en de verspreiding ervan in het studiegebied worden door een groot aantal parameters beïnvloed (weersomstandigheden, snelheid van voertuigen, aanwezige bebouwing…). Voor het in kaart brengen van de emissies wordt dan ook rekening gehouden met:  Voorspelde verkeersstromen van de relevante wegsegmenten  Toekomstige emissiefactoren van het wegverkeer  Achtergrondconcentraties (modelmatig aanwezig)

Voor het in kaart brengen van de mogelijke impact inzake gebouwverwarming wordt rekening gehouden met:  De te verwarmen bruto vloeroppervlakte  Inzet van fossiele brandstoffen (als worst case beoordeling). M.b.t. de gebouwverwarming wordt niet verwacht dat er hierbij relevante emissies zullen ontstaan. Indien dit alsnog het geval zou blijken dan wordt de impact ervan op immissieniveau beoordeeld m.b.v. het dispersiemodel IMPACT (webapplicatie van de Vlaamse Overheid). De impact na realisatie wordt vergeleken met de referentiesituatie (bij autonome ontwikkeling). Rekening houdend met de te verwachten toekomstige achtergrondconcentraties wordt een toetsing uitgevoerd ten opzichte van de luchtkwaliteitsdoelstellingen.

Als beoordelingsjaar wordt voor de toekomst de situatie, wat betreft achtergrondconcentraties en emissiefactoren, in 2020 beoordeeld.

9.3.3.3 Significantiekader impactbeoordeling

Voor de kwantitatieve beoordeling wordt de impact beoordeeld ter hoogte van een aantal specifieke beoordelingspunten (woningen, gevoelige locaties). Met betrekking tot de bijdrage van het project ten opzichte van de immissiegrenswaarden wordt een specifiek significantiekader gehanteerd.

Tabel 9-7 Beoordelingskader impact luchtkwaliteit (bij kwantitatieve impactbeoordeling); score toegekend in functie van berekende bijdrage ten opzichte van luchtkwaliteitsdoelstellingen en koppeling met noodzaak tot milderende maatregelen (bron RLB-lucht Dept. Omgeving dienst MER) Significantiekader Op basis van gemiddelde berekende immissiebijdrage en/of aantal overschrijdingen:

 X > 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen = beperkte bijdrage

 X > 3% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen = belangrijke bijdrage

 X > 10% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen = zeer belangrijke bijdrage De link met de milderende maatregelen is hierbij eveneens van belang (zie onder).

Opmerking voor stationaire bronnen: voor PM10 wordt het toegelaten aantal overschrijdingen per jaar van de daggrenswaarde (35) herrekend naar een rekenkundig jaargemiddelde waarde. Dit 3 rekenkundig gemiddelde bedraagt 31,3 μg/m (Celis et al. 2009). Voor PM10 wordt dus getoetst ten opzichte van één luchtkwaliteitsnorm, nl. deze rekenkundige gemiddelde waarde, en volgens significantiekader “1 – 3 – 10”.

Link milderende Jaargemiddelde: maatregelen  Voor een score van -1 geldt (beperkte bijdrage): onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in referentiesituatie reeds voor 80% ingenomen is (link met milieugebruiksruimte).

 Score -2: belangrijke bijdrage, milderende maatregelen moeten gezocht worden in het MER met zicht op implementatie ervan op korte termijn.

 Score -3: zeer belangrijke bijdrage, milderende maatregelen zijn essentieel. Er wordt altijd verwacht dat het effect van de milderende maatregelen doorgerekend wordt en opnieuw getoetst.

Pagina 55 van 78

Methodiek per discipline

Voor de percentielen en/of omstandigheden die niet volledig met gemiddelden kunnen beoordeeld worden, is een ander toetsingskader van kracht:

Percentages voor toetsing van Op basis van berekende immissiebijdrage en/of aantal overschrijdingen: percentielen / aantal overschrijdingen  X > 1% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal (lijninfrastructuur) overschrijdingen  X > 5% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen

X > 20% van de milieukwaliteitsnorm of richtwaarde of toegelaten aantal overschrijdingen

Link milderende maatregelen Er wordt geen link met het stellen van milderende maatregelen gelegd. De deskundige Lucht is er wel toe gehouden om in het onderzoek de noodzaak aan milderende maatregelen te beoordelen en rapporteren.

9.3.4 Milderende maatregelen

Aan het hierboven opgenomen beoordelingskader is dus ook onderzoek naar eventuele milderende maatregelen gekoppeld in functie van de berekende procentuele bijdrage ten opzichte van de grenswaarden/gehanteerde doelstellingen. Dit onderzoek staat cfr. het beoordelingskader opgenomen in het Richtlijnenboek Lucht, eigenlijk los van het al of niet overschrijden van wettelijke grenswaarden.

Indien de realisatie van het project zou leiden tot overschrijdingen van grenswaarden is het uiteraard essentieel dat milderende maatregelen geformuleerd worden. Het spreekt vanzelf dat mildering meer dwingend is bij overschrijden van grenswaarden dan wanneer een specifieke beoordelingswaarde opgenomen in het Richtlijnenboek Lucht overschreden wordt, zonder dat hierbij een grenswaarde overschreden wordt.

Milderende maatregelen worden geformuleerd indien vastgesteld wordt dat overschrijdingen van grenswaarden te verwachten zijn. Bijkomend wordt onderzoek naar milderende maatregelen gekoppeld aan de berekende impact en de impactscore (zie hoger).

9.4 Water (grond- en oppervlaktewater)

9.4.1 Afbakening studiegebied

Binnen de discipline Water wordt een onderscheid gemaakt tussen grondwater en oppervlaktewater. De afbakening van het studiegebied is afhankelijk van de effectgroep. Voor grondwater zal het studiegebied bepaald worden door de invloedszone van een mogelijke bemaling. Voor oppervlaktewater wordt het studiegebied uitgebreid met de waterlopen waarnaar het gebied afwatert. Aangezien er in kader van het project niet dient te worden bemaald, zal het aspect oppervlaktewater bepalend zijn voor de afbakening van het studiegebied.

9.4.2 Beschrijving van de referentiesituatie

De referentiesituatie wordt beschreven aan de hand van volgende elementen:  Hydrogeologie, diepte grondwater en grondwaterstroming  Grondwaterkwetsbaarheid  Grondwaterkwaliteit  Hydrografie  Overstromingsgevoeligheid  Oppervlaktewaterkwaliteit

Hiervoor worden volgende bronnen geraadpleegd:

Pagina 56 van 78

Methodiek per discipline

 Topografische kaart  Discipline bodem (geologische opbouw)  Dov.vlaanderen.be: Grondwaterkwetsbaarheidskaart, inventaris vergunde grondwaterwinningen, afbakening waterwingebieden en respectievelijke beschermingszones, (freatisch) grondwatermeetnet,  Beschikbare grondwaterpeilgegevens  Inventaris oriënterende en beschrijvende bodemonderzoeken en bodemsaneringsprojecten, eventueel aangevuld met info van de gemeenten  Verzoek tot ontheffing van de project-m.e.r.-plicht voor de Veilingsite te Kampenhout.  Vlaams Hydrografische Atlas  www.vmm.be  www.hydronet.be en www.hydranet.be  NOG-kaarten en ROG-kaarten  Watertoetskaarten  Stroomgebiedbeheerplannen  Terreinwaarnemingen

9.4.3 Beschrijving van de milieueffecten

Binnen de discipline Water worden bij de bespreking van de mogelijke effecten de volgende effectgroepen onderscheiden:  Wijziging grondwaterkwantiteit;  Wijziging grondwaterkwaliteit;  Wijzigingen oppervlaktewaterkwantiteit;  Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit.

9.4.3.1 Wijziging grondwaterkwantiteit

Met betrekking tot deze effectgroep wordt nagegaan in welke mate er tijdens of na uitvoering van de werken een wijziging optreedt in de grondwaterstand en de grondwaterstroming.

Normaliter zal er voor de werken geen bemaling nodig zijn. Indien dit alsnog noodzakelijk blijkt, wordt er in het project-MER een inschatting gemaakt van de worst case invloedssfeer van bemaling en van de af te voeren debieten op basis van analytische formules (Sichardt, Dupuit).

Na uitvoering van de werken kunnen ondergrondse constructies potentieel de grondwaterstroming beïnvloeden. Dit effect wordt kwalitatief besproken.

In de exploitatiefase kan er lokaal ter hoogte van de nieuwe verharde oppervlakte verdroging optreden, terwijl elders (namelijk daar waar het water afstromend van de verharde oppervlakte terechtkomt) vernatting kan optreden. De grootte van dit effect zal afhankelijk zijn van de infiltratiemogelijkheden vanuit het afwateringssysteem naar het grondwater. De te verwachten impact op het grondwaterpeil wordt eerder beperkt ingeschat (wel effecten op microniveau, maar geen aanzienlijke effecten op de globale grondwaterstroming en –stand) en kort kwalitatief besproken.

9.4.3.2 Wijziging grondwaterkwaliteit

De grondwaterkwaliteit kan op verschillende manieren beïnvloed worden door het project, namelijk door verspreiding van verontreiniging bij een eventuele bemaling of door het optreden van calamiteiten tijdens of na uitvoering van de werken.  Op basis van de ingeschatte invloedsstraal van de bemalingen en informatie omtrent de aanwezigheid van verontreinigingen binnen het studiegebied, zal kwalitatief worden nagegaan of de bemaling een risico inhoudt op verspreiding van de bestaande verontreinigingen.

Pagina 57 van 78

Methodiek per discipline

 Bij calamiteiten kunnen verontreinigende stoffen vrijkomen en zich verspreiden. Het effect wordt kwalitatief besproken, rekening houdend met een inschatting van het risico van calamiteiten en met de verspreidingsmogelijkheden van verontreinigingen.

9.4.3.3 Wijzigingen in oppervlaktewaterkwantiteit

Wijzigingen in de oppervlaktewaterkwantiteit kunnen voor dit project optreden tijdens de exploitatiefase. Zo is de wijziging (toename) van de verharde oppervlakte en bijgevolg de versnelde waterafvoer relevant. Er wordt nagegaan in welke mate er voldaan wordt aan de principes van integraal waterbeheer (prioriteitenladder: hergebruik, infiltratie, gebufferde afvoer…) en of voldaan wordt aan de stedenbouwkundige verordening of desgevallend strengere regelgeving op provinciaal niveau.

Het afvalwater afkomstig van het projectgebied zal gescheiden worden aangesloten op de bestaande gescheiden riolering en wordt vervolgens afgevoerd naar de RWZI. De extra vuilvracht (huishoudelijk afvalwater van het retailcomplex en bedrijfsafvalwater van het zwembad) die tijdens de exploitatiefase zal worden afgevoerd, wordt begroot en kwalitatief besproken.

9.4.3.4 Wijziging oppervlaktewaterkwaliteit

Wijzigingen van de oppervlaktewaterkwaliteit kunnen zich voordoen zowel in de aanlegfase als de exploitatiefase. Tijdens de aanlegfase kan er een impact zijn in het geval (verontreinigd) bemalingswater wordt afgevoerd via het oppervlaktewater of bij calamiteiten. In de exploitatiefase is een impact mogelijk door het lozen van afvalwater, afstroming van verontreinigd hemelwater of door calamiteiten. De risico’s en mogelijke impact worden kwalitatief besproken en beoordeeld op basis van de ecologische kwaliteit en de ecologische ambities/kwaliteitsdoelstellingen van de betrokken waterlopen.

9.4.3.5 Klimaatreflex

De discipline Water zal aan een klimaatreflex onderworpen worden. Elementen die hier relevant zijn, zijn aspecten van verdroging, vernatting, de verwachte toename van neerslag tijdens de winter, de verwachte afname van de gemiddelde neerslag in de zomer (verdroging) maar met meer extreme onweders in de zomer, eventuele ruimere waterbergingsgebieden/effectief overstroomde gebieden dan momenteel het geval is, aspecten van duurzaam watergebruik, de prioriteitenladder van het integraal waterbeheer…

9.4.3.6 Beoordelingscriteria en significantiekader voor het deeldomein grondwater

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Wijziging Grondwatertafel verlaging Inschatting invloedstraal Uitgaande van een kwantitatieve grondwaterkwantiteit of –verhoging bemalingen inschatting aan de hand van analytische formules (Sichardt) wordt de tijdelijke impact van bemalingen begroot. De gegevens worden elders gebruikt om de impact van indirecte effecten te beoordelen. Wijziging Gedrag en ruimtegebruik Kwetsbaarheidsbenadering Kwalitatieve bespreking, grondwaterkwaliteit Aanwezigheid obv aanwezige rekening houdend met het risico verontreinigingen verontreinigingen en de op calamiteiten en de inschatting van de verspreidingsmogelijkheden van invloedstraal verontreinigingen Het aspect calamiteiten wordt enkel kwalitatief besproken (en niet beoordeeld). Het aspect van verspreiding van verontreiniging via bodem en grondwater bij bemaling wordt besproken en beoordeeld.

Pagina 58 van 78

Methodiek per discipline

Desgevallend worden milderende maatregelen voorgesteld.

Volgend beoordelingskader geldt voor het aspect grondwater:

Effect van bemaling op aanwezige verontreinigingen Effectbeschrijving Significantie Geen verontreinigingen met verspreidingsrisico binnen de bemalingscontour Verwaarloosbaar 0 Verontreinigingen met verspreidingsrisico binnen de bemalingscontour, Beperkt negatief - maar in concentraties onder de bodemsaneringsnorm Verontreinigingen met verspreidingsrisico binnen de bemalingscontour, negatief -- evenwel zonder humaantoxicologische of ecologische risico’s Verontreinigingen met verspreidingsrisico binnen de bemalingscontour, met Aanzienlijk negatief --- humaantoxicologische of ecologische risico’s

9.4.3.7 Beoordelingscriteria en significantiekader voor het deeldomein oppervlaktewater

Effecten Criterium Methodiek Significantiekader Wijzigingen in Wijziging piekdebieten t.g.v. Kwalitatieve beschrijving Mate van overschrijding oppervlaktewaterkwantiteit extra/versnelde afstroom effecten op afwatering. van de capaciteit met al hemelwater en kleinere Inschatting op basis van dan niet infiltratieoppervlakte verharde oppervlakte. overstromingsrisico Inname of wijziging gebruik Toetsing aan normen (benaderend). overstromingsgebieden Hemelwaterbesluit, Mate van Afvoer bemalingswater desgevallend provinciale verstoring/inname van regelgeving. overstromingsgebied Toename vuilvracht Begroting inname Mate van overstromingsgebied. overstromingsgevoeligheid Kwalitatieve toets ontvangende waterloop restcapaciteit ontvangende waterloop/RWZI Wijziging in Verwachte wijziging in water- Kwalitatieve bespreking, Kwalitatieve bespreking, oppervlaktewaterkwaliteit kwaliteit aannames m.b.t. effecten zijn significant als voorkomen calamiteiten, de waterkwaliteit van de huidige waterloop wijzigt oppervlaktewaterkwaliteit

Bij de beoordeling worden de volgende beoordelingskaders gebruikt:

Wijziging opperwaterkwaliteit Effectbeschrijving Significantie Verbetering van de waterkwaliteit op waterloop met ecologische ambities Aanzienlijk positief +++ Verbetering van de waterkwaliteit Positief ++ Beperkte verbetering van de waterkwaliteit Beperkt positief + Geen of amper effect op de waterkwaliteit Verwaarloosbaar 0 Beperkte verslechtering waterkwaliteit of mogelijke verslechtering op Beperkt negatief - waterloop zonder ecologisch belang Verslechtering/bedreiging waterkwaliteit Negatief -- Verslechtering/bedreiging waterkwaliteit op waterloop met ecologisch belang Aanzienlijk negatief --- of ecologische ambities

Wijziging opperwaterkwantiteit Effectbeschrijving Significantie Samen met het project worden bestaande knelpunten mbt het afvoergedrag Aanzienlijk positief +++ of de afwatering opgelost Verbetering van het afvoergedrag of de afwatering Positief ++ Beperkte verbetering van het afvoergedrag of de afwatering Beperkt positief +

Pagina 59 van 78

Methodiek per discipline

Geen wijziging van het afvoergedrag of aantasting van de afwatering Verwaarloosbaar 0 Beperkte verslechtering van het afvoergedrag (versneld mits voldoende Beperkt negatief - buffering) Verslechtering van het afvoergedrag en de afwatering Negatief -- Het project creëert mogelijks problemen voor wat het afvoergedrag of de Aanzienlijk negatief --- afwatering betreft

9.4.4 Milderende maatregelen

Om aanzienlijk negatieve effecten te voorkomen of verzachten worden milderende maatregelen voorgesteld.

9.5 Mens - Ruimtelijke aspecten, inclusief gezondheid

9.5.1 Afbakening studiegebied

Het studiegebied wordt gedefinieerd als het gebied waarbinnen de geplande ingrepen en de effecten van die ingrepen op vlak van ruimtelijke functies merkbaar zijn. Dit gebied betreft aanvullend op het projectgebied het aangrenzende ruimtegebruik (functies/activiteiten) en bestaat concreet uit de onmiddellijk nabijgelegen woonstructuur, industriële functies, commerciële en recreatieve functies op lokaal en bovenlokaal niveau.

9.5.2 Beschrijving van de referentiesituatie

Voor de beschrijving van de referentiesituatie zal de aandacht uitgaan naar.  Functioneren van de gebruiksgroepen/functies: wonen en kwetsbare locaties, bedrijvigheid, recreatie, …  Bestaande interacties, zoals ontsluiting van functies, barrièrewerking, hinder, …  Gezondheidsaspecten.

9.5.2.1 Beschrijving ruimtegebruik

Aanvullend op deze beschrijving wordt in functie van het aspect gezondheid een eerste analyse van het ruimtegebruik in het studiegebied beschreven (bij wijze van scoping).

Woonzones en woonfunctie Ten oosten, zuiden en ten westen van het projectgebied, langs de Leuvensesteenweg, Bosstraat en Haachtsesteenweg situeren zich enkele woningen. Verder naar het westen ligt het woonpark Weisetterbos Het stuk woonlint langs de Leuvensesteenweg en Bosstraat is besteld als woongebied met landelijk karakter. Weisetterbos ten westen van het projectgebied is deels bestemd als natuurgebied en deels als woonpark. Ongeveer 800m ten zuidwesten van het projectgebied ligt de dorpskern Relst, ca. 1 km ten noordoosten van het projectgebied ligt de woonkern rond Haacht-Station. Kinderdagverblijven In of in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen kinderdagverblijven gelegen. De dichtstbijzijnde kinderdagverblijven liggen ten zuiden van het projectgebied, langs de Aarschotsebaan, op een afstand van meer dan 700 m.

Pagina 60 van 78

Methodiek per discipline

Scholen In of in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen scholen gelegen. De dichtstbijzijnde kinderdagverblijven liggen ten zuiden van het projectgebied, langs de Aarschotsebaan, op een afstand van meer dan 700 m.

Ziekenhuizen In of in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen ziekenhuizen gelegen. Het dichtstbijzijnde ziekenhuis ligt op meer dan 7 km afstand. Woonzorgcentra/ouderenzorg In of in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen woonzorgcentra gelegen. De dichtstbijzijnde woonzorgcentra liggen in het centrum van Kampenhout op ca. 2,7 km ten zuidwesten van het projectgebied.

Sport- en speelterreinen In of in de directe omgeving van het projectgebied zijn geen sport- of speelterreinen gelegen. Het dichtstbijzijnde sportlokaal en sportveld ligt ten zuidwesten van het projectgebied, langs de Aarschotsebaan, op een afstand van ca. 900 m.

Pagina 61 van 78

Methodiek per discipline

Groenzone/natuur Ten westen van het projectgebied het ligt Weisetterbos, aangeduid als natuurgebied en deels als natuurreservaat.

9.5.2.2 Identificatie van potentieel relevante stressoren

Chemische stressoren

De WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) beschouwt PM2,5 als de belangrijkste indicator voor gezondheidsimpact in health impact assessment studies (HIA) voor luchtverontreiniging in het algemeen. De grootste gezondheidsimpact wordt veroorzaakt door de relatie tussen PM2,5 en vroegtijdige sterfte (= sterfte vóór levensverwachting).

Stikstofdioxide (NO2) gold lange tijd als indicatorstof voor verkeersemissies. Blootstelling aan NO2 kan mogelijk luchtwegklachten en -aandoeningen veroorzaken of verergeren. Het is nog niet duidelijk of de gevonden effecten door NO2 zelf veroorzaakt worden. Aannemelijk is dat blootstelling aan NO2 model staat voor het mengsel aan verbrandingsproducten. Er zijn wel aanwijzingen dat kortdurende piekblootstelling aan NO2 het afweermechanisme tegen bacteriële 5 infecties kan verminderen . Door blootstelling aan fijnstof (PM2,5 en PM10) in de lucht kunnen effecten optreden op de luchtwegen en op het cardiovasculair systeem, die leiden tot ziekte en vroegtijdige sterfte6. Volgens de WHO bestaat er voor fijn stof geen veilige drempelwaarde waaronder geen nadelige effecten voorkomen7.

De analyse van de gezondheidsimpact van het project via verkeer zal, conform het richtlijnenboek gezondheid, gebaseerd worden op blootstelling en effecten van elementair koolstof, zeer fijn stof (PM2,5) en stikstofdioxide als de belangrijkste indicatoren voor gezondheidseffecten van verkeer. Indien er geen informatie beschikbaar is over de blootstelling aan EC zal getracht worden deze bij benadering af te leiden uit de gemodelleerde NO2-concentraties.

Fysische stressoren

In het kader van voorliggend project is voornamelijk geluid een fysische stressor van belang, voornamelijk dan via verkeer. Verkeersgeluid kan immers hinder en slaapverstoring veroorzaken maar ook stress met als gevolg een hoge bloeddruk en hart- en vaatziekten.

5 Bron : http://www.rivm.nl/Onderwerpen/B/Binnenmilieu/Verbrandingsproducten/Stikstofdioxide_NO2, geraadpleegd op 6 november 2017 6 Bron: http://www.milieurapport.be/nl/feitencijfers/gevolgen-voor-mens-natuur-en-economie/milieu-mens-en- gezondheid/verloren-gezonde-levensjaren-evaluatie-van-de-volksgezondheid/verloren-gezonde-levensjaren-dalys-door- blootstelling-aan-fijn-stof/, geraadpleegd op 6 november 2017 7 Bron: Vlaamse Milieumaatschappij (2017). Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Jaarverslag Immissiemeetnetten - 2016

Pagina 62 van 78

Methodiek per discipline

9.5.3 Beschrijving van de milieueffecten

Bij de beoordeling van het project voor de discipline Mens – Ruimtelijke aspecten (incl. hinder en gezondheid) worden volgende effectgroepen onderscheiden:  Wijziging in ruimtegebruik/bestemming;  Wijziging ruimtelijke structuur en samenhang;  Wijziging ruimtelijke kwaliteit;  Gezondheid en veiligheid.

9.5.3.1 Wijziging ruimtegebruik

De wijziging van ruimtegebruik wordt deels kwantitatief (grootteordes) in beeld gebracht. De realisatie van het projectgebied aanwezig zijn, en anderzijds tot een winst aan functies (retailcomplex).

9.5.3.2 Wijziging ruimtelijke structuur en samenhang

Deze effectgroep gaat na in welke mate de invulling van het gebied de ruimtelijke structuur van een gebied wijzigt en in welke mate de invulling de ruimtelijke samenhang beïnvloedt. De eventuele wijzigingen in de ruimtelijke structuur en samenhang worden bepaald door de mate waarin het project leidt tot barrièrevorming, versnippering enerzijds of versterking van de ruimtelijke structuur anderzijds.

De aspecten van de interne en externe ontsluiting en bereikbaarheid, zowel voor gemotoriseerd als voor langzaam verkeer, worden besproken binnen de discipline Mens – Mobiliteit. De discipline Mens – Ruimtelijke aspecten bekijkt de ruimtelijke samenhang met de aanpalende omgeving.

Onderstaande tabel geeft het beoordelingskader weer dat wordt gehanteerd bij de beoordeling van deze effectgroep.

Ruimtelijke structuur en samenhang Effectbeschrijving Significantie Ruimtelijke samenhang wordt op grote schaal significant Aanzienlijk positief +++ verbeterd. Ruimtelijke samenhang wordt op lokaal significant verbeterd. Positief ++ Ruimtelijke samenhang wordt beperkt verbeterd. Beperkt positief + Geen of verwaarloosbare wijziging in bereikbaarheid of Verwaarloosbaar 0 ruimtelijke samenhang. Ruimtelijke samenhang wordt beperkt verstoord. Beperkt negatief - Ruimtelijke samenhang wordt lokaal significant verstoord. Negatief -- Ruimtelijke samenhang wordt op grote schaal significant Aanzienlijk negatief --- verstoord.

9.5.3.3 Wijziging ruimtelijke kwaliteit

De ruimtelijke kwaliteit wordt louter kwalitatief besproken. De visueel-ruimtelijke aspecten die beïnvloed kunnen worden door het project worden beschreven en beoordeeld. Hierbij worden volgende parameters in beschouwing genomen: nabijheid voorzieningen, nabijheid groen, omgevingskwaliteit (rust, omgevingslawaai, hinder, belevingswaarde, …).

De intrinsieke ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de architectuur en de inrichting van het publiek domein. Dit kan pas beoordeeld worden als er meer gedetailleerde informatie beschikbaar is over de materiaalkeuze, architectuur, verlichting, ….

Pagina 63 van 78

Methodiek per discipline

Voor de bepaling van de significantie wordt aangenomen hoe meer kwaliteitsaspecten beter scoren ten opzichte van de referentiesituatie hoe positiever het project wordt geëvalueerd ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit.

9.5.3.4 Gezondheidsaspecten

Binnen het aspect gezondheid zal in eerste instantie een scoping gebeuren naar verder te onderzoeken potentieel relevante stressoren (zie hoger). Zo dient een blootstelling aan een chemische stressor (via lucht) voor de relevant geachte parameters (NO2, PM2,5 en EC) verder onderzocht te worden indien:  de bestaande achtergrondimmissie boven 80% van de advieswaarde ligt; of  indien de bijdrage door de beschouwde activiteit meer is dan 1% van de norm/advieswaarde, of ten opzichte van de huidige toestand of  indien er lokale bezorgdheid aanwezig is of reeds bestaande klachten zijn.

Ingeval van geluid als milieustressor wordt verder onderzoek nodig geacht bij stijging van het omgevingsgeluid met 3 dB of meer en/of bij klachten in het gebied8.

Welke stressoren in de discipline gezondheid daadwerkelijk moeten onderzocht worden, zal zodoende blijken uit de modeleringsresultaten van de disciplines lucht en geluid. Op basis van de discipline lucht zal voor de relevante chemische stressoren in beeld worden gebracht wat de referentiesituatie is en in welke mate er door het project een wijziging is wat de immissie betreft. Op basis van discipline geluid zal hetzelfde gebeuren voor de fysische stressoren.

Chemische stressoren

De richtwaarden voor luchtkwaliteit van de Wereldgezondheidsorganisatie zijn opgenomen in onderstaande tabel. Recent (nov 2017) heeft het Agentschap Zorg en Gezondheid (AZG) een diepte-analyse voor NO2 in de buitenlucht laten uitvoeren door VITO met als doel een gezondheidskundige advieswaarde (GAW) af te leiden. Op basis van 8 epidemiologische studies in woningen weerhoudt het Franse ANSES (Agence Nationale de Sécurité Sanitaire de l’Alimentation, de l’Environnement et du Travail, 2013) een GAW van 20 µg/m³ als drempel waaronder geen effecten optreden. ANSES beoordeelde de WHO AQG van 40 µg/m³ als onvoldoende beschermend omdat ook bij die concentratie respiratoire effecten bij kinderen kunnen optreden. Daarom is recent een GAW van 20 µg/m³ opgenomen in het Richtlijnenboek gezondheid. Voor elementair Koolstof (EC of ‘Black Carbon’) bestaat nog geen GAW. Dit betreft de schadelijke roetfractie in uitlaatgassen. Er wordt een kwalitatieve beoordeling gegeven o.b.v. de mogelijke toename van dit polluent.

8 Cfr. richtlijnenboek Mens-gezondheid

Pagina 64 van 78

Methodiek per discipline

Tabel 9-8 Overzicht van de richtwaarden voor luchtkwaliteit van de Wereldgezondheidsorganisatie (Bron: WHO 2006).

Voor het effect op gezondheid kan voor de chemische stressoren ter hoogte van receptoren het volgende beoordelingskader vooropgesteld worden.

Imissiebijdrage in Tussenscore obv Bijstelling Bijgestelde score het studiegebied immisiebijdrage obv imissie NA (%GAW) tov GAW >10% --- --

Toename 3-10% -- - immissie 1-3% - 0 Afzwakking Immissie na < <1% 0 0 wegens immissie 80% GAW <1% 0 na < 80% GAW 0

Afname 1-3% + 0 immissie 3-10% ++ + >10% +++ ++ >10% ------

Toename 3-10% -- -- immissie 1-3% - -

Immissie na = <1% 0 0 geen bijstelling 80-100% GAW <1% 0 0

Afname 1-3% + + immissie 3-10% ++ ++ >10% +++ +++ >10% ------

Toename 3-10% -- --- immissie 1-3% - -- Versterking Immissie na > <1% 0 - wegens immissie GAW <1% 0 na < 80% GAW +

Afname 1-3% + ++ immissie 3-10% ++ +++ >10% +++ +++ GAW = gezondheidskundige advieswaarde

Pagina 65 van 78

Methodiek per discipline

Fysische stressoren

Indien geluid relevant geacht wordt als milieustressor, zal een inschatting gemaakt worden van de mogelijke impact van geluidshinder van het project op de bevolking. Hierbij wordt rekening gehouden met de wijziging van (een schatting van) het totaal aantal matig en ernstig gehinderden. Hiervoor wordt in GIS een overlay gemaakt van de geluidscontourkaarten Lden vanuit discipline geluid en het CRAB (Centraal Referentie AdressenBestand)9. Het aantal potentieel gehinderden wordt zowel bepaald in de referentiesituatie als in de geplande situatie, gezien in de referentiesituatie al gelijksoortige geluidsbronnen aanwezig zijn als in de geplande situatie (wegverkeer). De bijdrage van het project kan dan bepaald worden door het verschil van beide te berekenen.

De richtwaarden voor geluid van de Wereldgezondheidsorganisatie zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Tabel 9-9 Overzicht van de richtwaarden met betrekking tot geluid in gemeenschappen in een specifiek milieu van de Wereldgezondheidsorganisatie (Bron: WHO 1999)

Voor de residentiële buitengebieden beveelt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) een niveau van 50 dB(A) LAeq als drempel voor matige hinder en 55 dB(A) LAeq als drempel voor ernstige hinder overdag en ‘s avonds. Deze richtwaarden werden opgesteld rekening houdend met alle geïdentificeerde negatieve gevolgen van het geluid op de gezondheid van de mens in een specifieke omgeving. De WHO definieert de negatieve impact van de blootstelling aan lawaai als schade (tijdelijk of op lange termijn) van fysieke of psychologische aard of die verband houdt met het sociale functioneren.

9 Dit adressenbestand wordt gefilterd voor de geluidsgevoelige objecten. Voor wooneenheden wordt rekening gehouden met het gemiddeld aantal bewoners per wooneenheden in Vlaanderen van 2,3.

Pagina 66 van 78

Methodiek per discipline

Nieuwe richtlijnen voor nachtelijk geluid werden uitgegeven door de WHO Europa in 2009 (WHO – Europe 2009). De waarden voor de dagelijkse blootstelling aan lawaai en geluidsniveaus hebben betrekking op het geluidsniveau op de gevel van een woning (buiten). Onder het niveau van 30 dB Lnight(buiten) is geen invloed op de slaap waargenomen. Er is geen voldoende bewijs of er biologische effecten optreden bij een geluidsniveau onder de 40 dB Lnight. Boven 40 dB Lnight(buiten) zijn er gezondheidseffecten waargenomen (zoals zelfgerapporteerde slaapstoornissen, slapeloosheid, toegenomen gebruik van slaapverwekkende en kalmeringsmiddelen). De 40 dB Lnight(buiten) is gelijk aan de lowest observed adverse effect level (LOAEL) voor nachtlawaai. Boven de 55 dB kunnen cardiovasculaire effecten optreden. Nader onderzoek naar de precieze gevolgen zal nodig zijn in het bereik tussen 30 dB en 55 dB, veel zal afhangen van de gedetailleerde omstandigheden van elk geval.

In de discipline Mens – Gezondheid wordt het studiegebied voor geluidshinder bepaald door de Lden = 50 dB(A) en de Lnight(buiten) = 40 dB(A). Gezien echter de Lnight(buiten) = 40 dB(A) hier niet realistisch is, kan gemotiveerd worden dat er voor de interim doelstelling van de WHO van Lnight(buiten) = 55 dB(A) gekozen wordt. In de ‘Night Noise Guidelines’ wordt deze waarde van 55 dB(A) voorgesteld als een tussentijdse waarde voor waar de richtlijn van 40 dB(A) op korte termijn niet kan gerealiseerd worden (zoals voor Vlaanderen ook soms ook het geval is).

9.5.3.5 Veiligheid

Onder deze effectgroep worden de volgende aspecten besproken:  verkeersveiligheid (overgenomen uit de discipline mobiliteit);  Externe veiligheid (oa. door nabijheid & aanwezigheid Sevesobedrijvigheid)

9.5.3.6 Klimaatreflex

De discipline zal aan een klimaatreflex onderworpen worden. Een element dat in verband hiermee onder de discipline mens-gezondheid aan bod kan komen is hittestress.

9.5.4 Milderende maatregelen

Om aanzienlijk negatieve effecten te voorkomen of verzachten worden milderende maatregelen voorgesteld.

9.6 Nevendisciplines

Bodem, Biodiversiteit en Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie worden als nevendisciplines uitgewerkt.

9.6.1 Bodem

Het project voorziet bodemingrepen in antropogene, voorheen bebouwde en vergraven grond. Er worden geen ondergrondse constructies voorzien zodat het grondverzet beperkt is.

In de discipline bodem zal het grondverzet van het project worden begroot, en worden de bodemingrepen noodzakelijk in de aanlegfase getoetst aan de vigerende wetgeving. Hierbij is ook aandacht voor de bodemonderzoeken en de sanering die in het verleden werden uitgevoerd in het projectgebied.

De uitwerking van de discipline bodem wordt in het MER beperkt tot een kwalitatieve beoordeling van de noodzakelijke voorzorgsmaatregelen in de aanlegfase, een beschrijving en beoordeling van de voorziene bodembeschermende maatregelen en een beknopte beschrijving van de resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken.

Pagina 67 van 78

Methodiek per discipline

9.6.2 Biodiversiteit

Het project voorziet de herontwikkeling van een in onbruik geraakte site waarin actueel geen natuurwaarden gelegen zijn. Het project is evenmin gelegen ter hoogte van (beschermde) natuurwaarden. Het project biedt wel opportuniteiten voor het opnemen van enkele groenelementen. De discipline biodiversiteit zal zich beperken tot een kwalitatieve beoordeling en aanbevelingen omtrent de geplande groenvoorzieningen van het project, alsook aanbevelingen rond beperken van verstoring naar de omgeving (licht en geluid).

9.6.3 Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Het projectgebied is gelegen ter hoogte van de sluis op het Kanaal Leuven-Dijle en de bijhorende sluiswachterwoning en omgeving die zijn beschermd als dorpsgezicht. Het project heeft hier echter geen rechtstreekse impact op. Verder zijn er geen beschermde of waardevolle landschappelijke elementen aanwezig nabij het projectgebied.

De impact van het project op de contextwaarde van het aanwezige erfgoed wordt binnen deze discipline kwalitatief beoordeeld. Tevens wordt binnen deze discipline de vormgeving van de ontwikkeling, en de inpassing van het project beoordeeld in het omliggende landschap, dat in grote bepaald wordt door de weginfrastructuur van de N21 en de N26, de industriële ontwikkelingen in de omgeving, het kanaal Leuven-Dijle en de omliggende akkerlanden.

Pagina 68 van 78

10 Bijlagen

10.1 Bijlage 1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

In onderstaande tabel worden de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden opgelijst met de bespreking van de relevantie (een ‘X’ duidt op geen relevantie). Hierbij wordt aangegeven of het element juridisch (J), dan wel beleidsmatig (B) is. De bespreking van deze randvoorwaarden komt bij de uitwerking van het Project-MER verder aan bod bij de disciplines waar deze op van toepassing zijn.

Opmerking:  Verwijzing naar een decreet of besluit houdt impliciet een verwijzing in naar eventuele latere wijzigingen hieraan.  Verwijzing naar een decreet houdt impliciet en voor zover niet reeds vermeld een verwijzing in naar de onderliggende uitvoeringsbesluiten.

Pagina 69 van 78

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie

Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Omvat bepalingen inzake de organisatie, planning, Zie verder in deze tabel onder “Gewestplan”, vergunningenbeleid en handhaving. Het voorziet onder meer in “Algemene en bijzondere plannen van aanleg” en de opmaak van structuurplannen op drie niveaus (gewestelijk, “Structuurplannen”. provinciaal en gemeentelijk) en legt de bevoegdheden van de genoemde beleidsniveaus vast. Ruimtelijke uitvoeringsplannen werken de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. Ruimtelijke uitvoeringsplannen komen in de plaats van plannen van aanleg en gewestplannen

Gewestplan Gewestplannen bevatten stedenbouwkundige voorschriften De veilingsite is op het gewestplan nr. 25 “Halle- inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer van Vilvoorde-Asse” (07/03/1977) volledig aangeduid als gronden. dienstverleningsgebied. Het projectgebied ter hoogte van de wegenis overlapt met woongebied, Het gewestplan heeft hetzelfde juridische statuut als RUP’s en industriegebied, ambachtelijke zone en agrarisch BPA’s. gebied;

Algemeen en Bijzonder Plan van Aanleg Algemene Plannen van Aanleg (APA) zijn gedetailleerde Er zijn geen BPA’s gelegen in het projectgebied. (APA/BPA) bodembestemmingsplannen met toevoeging van stedenbouwkundige voorschriften voor de hele gemeente. Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA) zijn gemeentelijke bestemmingsplannen voor een deel van de gemeente die vroeger werden opgemaakt ter verfijning van het gewestplan.

Ruimtelijke Uitvoeringsplannen Bestemmingswijzigingen gebeuren via ruimtelijke Het projectgebied overlapt met het PRUP “Bijzonder uitvoeringsplannen. Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) bevat economisch knooppunt Kampenhout-Sas”. stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer. Het RUP werkt de algemene afspraken van het structuurplan juridisch verder uit. RUP’s komen in plaats van BPA’s en het gewestplan. Een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) is een instrument om uitvoering te geven aan het gewestelijk/provinciaal/gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, waarin de grote beleidslijnen i.v.m. het ruimtelijk functioneren worden weergegeven.

Pagina 70 van 78

Bijlagen

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie

VLAREM I-II Vlarem I behandelt de milieuvergunningsplicht en omvat een Voor de exploitatie van het retailcomplex zal een lijst van hinderlijke inrichtingen. omgevingsvergunning noodzakelijk zijn.

In Vlarem II zijn de algemene en sectorale milieuvoorwaarden Specifieke voorwaarden inzake geluidshinder, gekoppeld aan de vergunning tot exploitatie van een hinderlijke luchtemissies,… worden besproken bij de inrichting opgenomen. respectievelijke disciplines. De Vlarem-voorwaarden zijn van toepassing op de ontwikkelingen binnen het projectgebied.

Decreet van 25 april 2014 betreffende de De procedure omgevingsvergunning verenigt en vervangt de De omgevingsvergunning voor het project is van het omgevingsvergunning (25 april 2014) en de stedenbouwkundige vergunning en de milieuvergunning. Met dossiertype op gewestelijk niveau omwille van de uitvoeringsbesluiten van 13 februari 2015 en uitzondering van de gemeenten die om uitstel hebben gevraagd omvorming van de rotondes ter hoogte van een 27 november 2015. tot 1 juni 2017, worden de aanvragen ingediend in het digitaal gewestweg. loket voor omgevingsvergunningen, waarna één openbaar onderzoek en één adviesronde worden georganiseerd Besluit van de Vlaamse Regeringtot aanwijzing van de Vlaamse en provinciale projecten ter uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning

Decreet betreffende de bodemsanering en de Het decreet voorziet in een regeling voor de identificatie van Ter hoogte van de veilingsite is een bodembescherming (27 oktober 2006) en verontreinigde gronden, een grondinformatieregister, een bodemsaneringsproject afgerond (dossier 4682). VLAREBO regeling voor nieuwe en voor historische bodemverontreiniging Tevens zijn in het projectgebied enkele Oriënterende en een bijzondere regeling voor grondverzet. bodemonderzoeken uitgevoerd.

Tijdens de werken wordt de code van goede praktijk toegepast.

Duurzaam Materialendecreet De ‘materiaalkringloop’ is het sleutelbegrip voor het duurzaam Bij de aanleg kunnen materialen vrijkomen die bij materialenbeleid. Dit slaat op het geheel van opeenvolgende hergebruik onder VLAREMA-reglementering vallen handelingen doorheen de hele levenscyclus, vanaf het (bv. het gebruik van uitgegraven grond in bouwstof). onttrekken van materialen aan de natuur tot en met het moment dat ze terugkeren als afvalstoffen. Het doel van het decreet is om deze kringlopen zo lang mogelijk te laten draaien. Het VLAREMA (Vlaams reglement betreffende het duurzaam

Pagina 71 van 78

Bijlagen

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen) bouwt verder op het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA) uit 1997 en voert het Materialendecreet uit dat de basis is voor de overgang van een afvalstoffenbeleid naar een duurzaam materialenbeleid.

Grondwaterdecreet (24 januari 1984) Vormt de basis voor zowel de kwalitatieve bescherming van het Potentiële invloeden van het project op de grondwater als voor het grondwatergebruik en voorziet in de grondwaterkwaliteit zullen worden nagegaan. afbakening van waterwingebieden en beschermingszones rond drinkwaterwinningsgebieden.

Decreet Integraal Waterbeleid (18 juli 2003) Sinds 22 december 2000 is de Europese kaderrichtlijn Water Doelstellingen zijn van toepassing. Het projectgebied van kracht. De richtlijn vormt het raamwerk voor het integraal is gelegen in het stroomgebied van de Schelde, in het waterbeleid van de Unie én van de lidstaten, die de Europese Dijlebekken, meer bepaald in het deelbekken Leibeek- regelgeving naar eigen wetgeving moeten omzetten. In Weesbeek-Molenbeek. Vlaanderen gebeurde de omzetting via het decreet betreffende het integraal waterbeleid. Er wordt gestreefd naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Elk project moet aan watertoets onderworpen worden.

Besluit van de Vlaamse Regering tot Sinds 22 december 2000 is de Europese kaderrichtlijn Water Doelstellingen zijn van toepassing. Het projectgebied vaststelling van nadere regel van kracht. De richtlijn vormt het raamwerk voor het integraal is gelegen in het stroomgebied van de Schelde, in het waterbeleid van de Unie én van de lidstaten, die de Europese Dijlebekken, meer bepaald in het deelbekken Leibeek- regelgeving naar eigen wetgeving moeten omzetten. In Weesbeek-Molenbeek. Vlaanderen gebeurde de omzetting via het decreet betreffende het integraal waterbeleid. Er wordt gestreefd naar het gecoördineerd en geïntegreerd ontwikkelen, beheren en herstellen van het watersysteem zodat het voldoet aan de kwaliteitsdoelstellingen voor het ecosysteem en aan het huidige multifunctioneel gebruik. Elk project moet aan watertoets onderworpen worden.

Pagina 72 van 78

Bijlagen

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie

Besluit van de Vlaamse Regering tot Het besluit van de Vlaamse Regering legt de richtlijnen vast voor Voor het project moet een watertoets worden vaststelling van nadere regels voor de de vergunningsverleners. Daarmee beoogt de Vlaamse opgemaakt. De watertoets kadert binnen het Decreet toepassing van de watertoets, tot aanwijzing Regering een objectieve en uniforme toepassing door de vele Integraal Waterbeheer (zie boven). van de adviesinstantie en tot vaststelling van beslissingnemende overheden. Deze richtlijnen moeten vanaf 1 nadere regels voor de adviesprocedure bij de november 2006 toegepast worden op alle nieuwe Als er sprake is van nadelige gevolgen, zal de watertoets. (20 juli 2006) vergunningen. overheid een aantal voorwaarden opleggen om dit gevolg te voorkomen of te beperken, of het te De watertoets houdt in dat bij de beslissing over een herstellen of te compenseren. Voor voorliggend vergunning, plan of programma, rekening gehouden wordt met project is dit niet het geval (zie hoofdstuk 9 en 8.3). de mogelijke nadelige gevolgen ervan voor het watersysteem en voor de functies die het watersysteem voor de mens vervult.

Stedenbouwkundige verordening inzake Dit besluit omvat de minimale voorschriften voor de lozing van Bij de realisatie van het project dient men rekening te hemelwaterputten, infiltratie- en niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde houden met de geldende bepalingen van de buffervoorzieningen en gescheiden lozing oppervlakken. Het algemeen uitgangsprincipe hierbij is dat gewestelijke verordening (goedgekeurd op 5 juli van afvalwater en hemelwater. hemelwater in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt wordt. 2013). In tweede instantie moet het resterende gedeelte van het hemelwater worden geïnfiltreerd of gebufferd, zodat in laatste instantie slechts een beperkt debiet vertraagd wordt afgevoerd.

Wet op de onbevaarbare waterlopen Classificering en wetgeving rond werken van verbetering of Het projectgebied wordt onderkruist door het Kanaal wijziging voor onbevaarbare waterlopen. Leuven – Dijle. Op ca. 65 m ten zuiden van het projectgebied ligt de Weisetterbeek.

Besluit van de Vlaamse Regering inzake de Het omgevingslawaai en de hieruit voortkomende geluidshinder Methodiek voor de evaluatie van hinder veroorzaakt evaluatie en de beheersing van het en schadelijke effecten dient men te vermijden, te voorkomen of door schadelijk of ongewenst geluid. omgevingslawaai (22 juli 2005 te verminderen om een goede geluidskwaliteit te bewaren.

Differentiatie milieukwaliteitsnormen Discussietekst ter beschikking gesteld met vermelding van te In Vlarem II zijn momenteel nog geen criteria omgevingslawaai naar omgevingskenmerken hanteren richtwaarden voor spoor- en wegverkeer (door de opgenomen omtrent toelaatbare geluidswaarden voor – dd. 19/09/2008, opgesteld door het dept. overheid gedifferentieerde referentiewaarden genoemd) weg- en spoorverkeerslawaai in open lucht, nabij LNE van de Vlaamse Overheid bewoonde gebouwen. In afwezigheid daarvan, maar om toch de geluidseffecten te kunnen beheersen,

wordt gebruik gemaakt van criteria voor hoofdwegen,

Pagina 73 van 78

Bijlagen

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie primaire wegen, secundaire en lokale wegen uit de discussietekst.

Richtlijn 2001/81/EG inzake nationale Deze richtlijn legt de lidstaten van de Europese Unie absolute Doelstellingen zijn van toepassing (zie discipline emissieplafonds voor bepaalde emissieplafonds op voor NOx, SO2, VOS en NH3, waaraan vanaf lucht). luchtverontreinigende stoffen (NEC-richtlijn) 2010 moet voldaan worden. Daarnaast moeten de lidstaten een programma opstellen waarin wordt aangegeven op welke (27 november 2001) manier aan deze plafonds zal worden voldaan.

Europese kaderrichtlijn Lucht (publicatie op Legt doelstellingen vast waaraan luchtkwaliteit dient te voldoen. 11/06/2008 van nieuwe kaderrichtlijn 2008/50 Omvat een eerder globale benadering maar legt concrete EG) grenswaarden en richtwaarden op, via dochterrichtlijnen, waaraan dient voldaan te worden.

Richtlijn 1999/30/EG (22 april 1999) Richtlijn betreffende luchtkwaliteitsnormen voor SO2, NOx, fijn stof en lood.

Luchtkwaliteitsdoelstellingen WHO Omvat luchtkwaliteit-richtlijnen voor Europa

Decreet betreffende het natuurbehoud en het Regelt de bescherming, ontwikkeling, beheer en herstel van de Volgens het standstill-principe moeten alle plannen zo natuurlijk milieu (Natuurdecreet) natuur en de natuurlijke milieus. ontworpen en uitgevoerd worden dat de schade aan natuur vermeden of tenminste beperkt wordt. (21 oktober 1997) Op 9 juli 2002 werd het decreet aangepast, waarbij verschillende belangrijke punten in het decreet zijn opgenomen, Het projectgebied ligt niet in of nabij een speciale zoals: beschermingszone, VEN-gebied of natuurreservaat.  Het VEN: art 17 tot en met art 26bis beschrijven de afbakening en de voorschriften in het VEN (Vlaams Ecologisch Netwerk).  De Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en Ramsargebieden. Betreft de afbakening van speciale beschermingszones (SBZ) inzake het behoud van de vogelstand, de natuurlijke habitats en wilde flora en fauna en de waterrijke gebieden (wetlands).

Pagina 74 van 78

Bijlagen

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie

Besluit van de Vlaamse Regering tot Dit besluit legt de bepalingen vast voor het wijzigen van een De discipline Biodiversiteit gaat na of vegetaties of vaststelling van nadere regels ter uitvoering vegetatie of van een klein landschapselement. kleine landschapselementen beïnvloed worden. van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het Wijzigingen aan vegetaties of kleine landschapselementen zijn natuurlijk milieu (23 juli 1998) verboden of aan voorwaarden verbonden. Dit laatste betekent dat voor de werken een natuurvergunning aangevraagd moet worden of dat ze gemeld moeten worden aan het college van burgemeester en schepenen.

Besluit van de Vlaamse Regering met Dit besluit regelt: De soorten die voorkomen in het projectgebied en betrekking tot soortenbescherming en waarop het besluit van toepassing is, dienen soortenbeheer (15/05/2009) (B.S.  De inventarisatie en registratie van inheemse soorten, beschermd te worden (zie discipline Biodiversiteit). 13/08/2009) Rode lijst

 soorten en invasieve soorten

 Soortenbescherming en soortenbehoud

 Soortenbeheer

 De werking van opvangcentra voor wilde dieren

 Het houden van beschermde soorten in gevangenschap  Toezichtsbepalingen

Onroerenderfgoeddecreet Regelt de bescherming van monumenten, stads- en Het projectgebied overlapt met het beschermde dorpsgezichten en landschappen en de instandhouding, het monument en dorpsgezicht sluis, Onroerenderfgoedbesluit herstel en het beheer van beschermde landschappen. Regelt sluiswachterswoning en omgeving. de bescherming, het behoud, de instandhouding, het herstel en het beheer van het archeologisch patrimonium. Voor het retailcomplex werd een bekrachtigde archeologienota opgemaakt. Relevante informatie Het Onroerend-erfgoeddecreet, in werking sinds 1 januari 2015, hieruit wordt verwerkt in het MER. Voor de projectzone wil het behoud en het beheer van landschappen, monumenten ter hoogte van de rotondes wordt er nog een en archeologie verbeteren. Het nieuwe decreet vervangt drie bekrachtigde archeologienota opgemaakt. bestaande decreten (Monumentendecreet van 1976, Archeologiedecreet van 1993 en Landschapsdecreet van 1996). Met het decreet wil Vlaanderen onder meer tegemoet komen aan het Europees Verdrag voor de bescherming van

Pagina 75 van 78

Bijlagen

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie archeologisch erfgoed, het zogenaamde Verdrag van Valletta (Malta). Opvallende maatregelen zijn vooral gesitueerd op het vlak van archeologie en de bijkomende verantwoordelijkheden die lokale besturen kunnen opnemen.

Gewest- of grensoverschrijdende wetgeving Het verdrag inzake m.e.r. in grensoverschrijdend verband werd Het geplande project is volledig op Vlaams op 25 februari 1991 aangenomen te Espoo (Finland) en grondgebied gelegen. Er worden geen (25 februari 1991) ondertekend door de Europese Gemeenschap. De grensoverschrijdende effecten verwacht ten gevolge doelstellingen van het verdrag van Espoo zijn dezelfde als van van de realisatie van het project. milieueffectrapportage in het algemeen, zij het dat vooral de nadruk wordt gelegd op de voorkoming, beperking en beheersing van belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten van voorgenomen activiteiten. Op 9 juni 1999 (B.S. 31/12/1999) heeft België via de ‘wet houdende instemming met het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, gedaan te Espoo op 25/02/1991’ het verdrag bekrachtigd. Verder kan er inzake gewestgrensoverschrijdende milieueffecten ook verwezen worden naar het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de Europese richtlijn van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (85/337EEG), gewijzigd door de richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997.

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen Kampenhout-Sas is geselecteerd als bijzonder en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid naar de economisch knooppunt. Het is gelegen binnen de (23 September 1997, wettelijke basis in het toekomst. Vlaamse Ruit, in het buitengebied tussen de regionaal decreet van 24 juli 1994) stedelijke gebieden Leuven en Mechelen.

(Tweede partiële herziening goedgekeurd 17 Kampenhout-Sas heeft potenties voor de verdere december 2010) ontwikkeling van de bestaande economische cluster als gemengd regionaal bedrijventerrein.

Pagina 76 van 78

Bijlagen

Randvoorwaarde Inhoudelijke beschrijving Bespreking relevantie

Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Vlaams- Geeft de hoofdlijnen weer van het ruimtelijk beleid dat de De provincie beschouwt Kampenhout-Sas als een Brabant provincie wil voeren. specifieke economische entiteit. Het PRS ondersteunt het hergebruik en de sanering van bestaande, verlaten (07.10.2004) bedrijfsruimtes voor nieuwe economische functies. (Eerste herziening goedgekeurd 6 november 2012)

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Geeft een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van Het GRS wil de bestaande bedrijvenzone Kampenhout de gemeente Kampenhout. Kampenhout-Sas ontwikkelen door het streven naar een zuiniger ruimtegebruik (bouwen in meerdere (22.06.2006) lagen, gezamenlijke voorzieningen), het beperken van ongebruikte grondreserves, de reconversie van verlaten bedrijfsruimtes, de ontwikkeling van restpercelen, … De economische functies in de periferie dienen kernversterkend te werken.

Gemeentelijk mobiliteitsplan In een gemeentelijk mobiliteitsplan worden alle ruimtelijke en De relevante acties / projecten uit het mobiliteitsplan verkeersontwikkelingen in kaart gebracht en worden zullen worden meegenomen in de discipline Mens – Kampenhout samenhangende verkeersmaatregelen en ruimtelijke en Mobiliteit. ondersteunende maatregelen voorgesteld, die nadien in concrete acties worden omgezet.

Pagina 77 van 78

10.2 Bijlage 2: Kaartenbundel

Pagina 78 van 78

8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . S A L T A N E T A R T S

1 - 0 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 50 100 200 P \ : m Ο Q Sources: Esri, HERE, DeLorme, USGS, Intermap, INCREMENT P, NRCan, Esri Japan, METI, Esri China (Hong Kong), Esri Korea, Esri (Thailand), MapmyIndia, NGCC, © OpenStreetMap contributors, and the GIS User Community

projectgebied

Omgevingsanalyse

Veilingsite Kampenhout Sas

Stratenatlas 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . T R A A K O P O T

2 - 0 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 50 100 200 P \ :

m Q Bron: NGI, Cartoweb Ο

projectgebied

Omgevingsanalyse

Veilingsite Kampenhout Sas

Topokaart 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . N A L P S G N I G G I L

3 - 0 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: © OpenStreetMap (and) contributors, CC-BY-SA

projectgebied

Omgevingsanalyse

Veilingsite Kampenhout Sas

Liggingsplan 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . O T O F O H T R O

4 - 0 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ :

m Q Bron: Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, meest recent, Vlaanderen Ο

projectgebied

Omgevingsanalyse

Veilingsite Kampenhout Sas

Orthofoto 0900

1000

1000

1000

1000 1100

1504

1000 1504

1000

1504 0900 0701 0700 1000 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

0300

-

d x m . N A L P T S E

0102 W

0104 E G

6 - 0

0701 0900 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a

0900 r D \ A R F N I \ i s f o o l t 0701 i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t

0102 c e j

0900 o

0900 r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; AGIV, gewestplan 2002

projectgebied 1504- bestaande waterwegen 150c- bestaande hoofdverkeerswegen 150k- bestaande hoogspanningsleidingen 150l- aan te leggen hoogspanningsleidingen Omgevingsanalyse 0102- woongebied met landelijk karakter Veilingsite Kampenhout Sas 0104- woonpark 0300- dienstverleningsgebieden 0700- groengebied Gewestplan 0701- natuurgebied 0900- agrarische gebieden 1000- industriegebieden 1100- ambachtelijke bedrijven en kmo's Gewestelijk RUP Projectgebied niet gelegen nabij GewRUP

Provinciaal RUP Projectgebied gelegen: 1. in PRUP 'Bijzonder economisch knooppunt Kampenhout-Sas (bis)' 2. nabij PRUP 'Permanent wonen op campings en 1 weekendverblijven in de regio Kampenhout - Boortmeerbeek' - DeelRUP5: Véronique

2 1 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m

Gemeentelijk RUP/BPA Projectgebied niet gelegen nabij RUP/BPA . P U R

7 - 0 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a

| v i

0 100 200 400 r P \

m : Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; Gemeente, Geopunt Vlaanderen

projectgebied

P Omgevingsanalyse FO O TE Veilingsite Kampenhout Sas TE IN EEN EN EM Ruimtelijke uitvoeringsplannen REC EN G RAG TE V 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . T R A A K M E D O B

2 - 1 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; AGIV, Bodemkaart 2014

projectgebied Antropogeen

Nat zandleem Omgevingsanalyse Vochtig zandleem Veilingsite Kampenhout Sas Natte leem Vochtige leem Bodemkaart 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . M A V O

N E K E O Z R E D N O M E D O B

4 - 1 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; WMS OVAM

projectgebied Calamiteiteninfo

Oriënterend bodemonderzoek Omgevingsanalyse Beschrijvend bodemonderzoek Veilingsite Kampenhout Sas Bodemsaneringsproject Eindevaluatieonderzoek Melding bodemverontreiniging Bodemonderzoeken OVAM Schadegeval Evaluatieonderzoek schadegeval Erosiegevoelige gebieden Hellingenkaart Niet erosiegevoelig < 0,5% Erosiegevoelig 0,5% - 5% 5% - 10% > 10%

Infiltratiegevoelige bodems Grondwaterstromingsgevoelige gebieden Niet infiltratiegevoelig Zeer gevoelig voor grondwaterstroming (type 1) Infiltratiegevoelig Matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2) Weinig gevoelig voor grondwaterstroming (type 3) 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . S T E O T R E T

Watertoets - Overstromingsgevoelige gebieden 2017 Winterbedkaart A W

8 -

Niet overstromingsgevoelig Behoort niet tot het winterbed van de grote rivier 1 0 \ g n i

Effectief overstromingsgevoelig Behoort tot het winterbed van de grote rivier n e e r c s

Mogelijk overstromingsgevoelig n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 50 100 200 P \ : Οm Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008, Watertoets 2008-2014

projectgebied

Omgevingsanalyse

Veilingsite Kampenhout Sas

Watertoets Kan aal L euv en- Dijle 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . A H V

1 - 2 0 \ g n i n e e r c s

W

eise n

t W e t eise t

e t r k a r t e a b e e k r b \ e b r n e te e e t t k e e r is a k e a k

W \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o L l t L ei i

b W

e e t

e u i k o b h n e p e m a e K -

k 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; VHA 2017, Waterwinningsgebieden 2012, Polders en Watering 2011

projectgebied Oppervlaktewaterwingebieden VHA-waterlopen: Omgevingsanalyse Bevaarbaar Geklasseerd, eerste categorie Veilingsite Kampenhout Sas Geklasseerd, tweede categorie Geklasseerd, derde categorie Vlaamse hydrologische atlas Niet geklasseerd 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . n e d e i b e g

e g i l e o v e g s g n i m o r t s r e v o

S T E O T R E T A W

3 - 2 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; AGIV, Watertoetskaart 2017, VHA 2017

projectgebied Watertoets - Overstromingsgevoelige gebieden 2017 Niet overstromingsgevoelig Omgevingsanalyse Effectief overstromingsgevoelig Mogelijk overstromingsgevoelig Veilingsite Kampenhout Sas Watertoets - Overstromingsgevoelige gebieden 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . n e d e i b e g l a a n g i s

M M V

5 - 2 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 50 100 200 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; AGIV, gewestplan 2002; VMM Signaalgebieden - goedgekeurde WMS - dd.10/04/2018

projectgebied Signaalgebieden: Bouwvrije opgave Omgevingsanalyse Verscherpte watertoets Veilingsite Kampenhout Sas

VMM signaalgebieden K anaa l Leu ven- Dijle 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

te t r - se b ee ei rb k d W e e x e m k tt . W e n eiset is e e g

t n e W i r

rb e n

e o

e z k M M V

6 - 2 0 \ g n i n e e r c s

n e t L r a

e a k

i \ b n e t r

e a a

e k \

k s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

L t

e u o

ib h n

e e e p k m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 50 100 200 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; VMM, WMS Stroomgebiedbeheerplannen- Zoneringen - dd.10/04/2018

projectgebied Woonkernen Collectief geoptimaliseerd buitengebied Omgevingsanalyse Collectief te optimaliseren buitengebied Individueel te optimaliseren buitengebied - IBA aanwezig Veilingsite Kampenhout Sas Individueel te optimaliseren buitengebied - IBA gepland Individueel te optimaliseren buitengebied - gesloten opvangsysteem aanwezig VMM - Zoneringen Individueel te optimaliseren buitengebied - gesloten opvangsysteem gepland Bossen van het zuidoosten van de Zandleemstreek 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . 0 0 0 2 A R U T A N

1 - 3 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r

Valleigebied tussen Melsbroek, Kampenhout, Kortenberg en Veltem a M e t a v i

| r 0 250 500 1.000 P \ : m Ο Q Bron: ESRI, Delorme, NAVTEQ canvas world light gray base; AGIV, Vogelrichtlijngebieden 2006, Habitatrichtlijngebied 2014, Ramsar 1998

projectgebied Habitatrichtlijngebieden Vogelrichtlijngebieden Omgevingsanalyse Ramsar Veilingsite Kampenhout Sas

Natura 2000 De Broekelei-Zegbroek- De Broekelei-Zegbroek-Tremelo De Dijlevallei tussen Boortmeerbeek en Mechelen De Broekelei-Zegbroek-Tremelo De Broekelei-Zegbroek-Tremelo De Broekelei-Zegbroek-Tremelo De Dijlevallei tussen Boortmeerbeek en Mechelen

De Vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar De Broekelei-Zegbroek-Tremelo De Vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar

De Vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar De Vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar De Broekelei-Zegbroek-Tremelo

De Vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar

De Vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar

De Vallei van de Leibeek tussen Boortmeerbeek en Wespelaar

Het Hellebos - Snijsselsbos

Het Hellebos - Snijsselsbos 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . N E V

2 - 3 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s

Het Torfbroek-Silsombos-Kastanjebos g n i w a r D \ A R F N I \ i

Het Torfbroek-Silsombos-Kastanjebos s f o o l t i W

t u o h n e p

Het Torfbroek-Silsombos-Kastanjebos Het Torfbroek-Silsombos-Kastanjebos m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r

Het Torfbroek-Silsombos-Kastanjebos a M e t a v i

| r Het Torf0bro2e5k0-Sil5s00ombos-K1.0a0s0tanjebos P \ : m Ο Q Bron: ESRI, Delorme, NAVTEQ canvas world light gray base; AGIV, afbakening van het VEN (10/16)

projectgebied Grote Eenheden Natuur Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling Omgevingsanalyse Natuurverwevingsgebied Veilingsite Kampenhout Sas

Vlaams ecologisch netwerk kp n gml hp+ sz que bet gml sz gml hr

ae-

kbgml

ae- sz gml

n gml ae- kd hu lh qa kd hu wat k(mr-) qs n gml kd hu- lh kd hu- ae- kd n gml qs- bet quer pins ppmb n kz gml

ae-

hr sz kz ae 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m .

qs que quer K W B

3 -

hr kz 3 0

pa sz ua \ g n i n e e r c s

n

lhb e t r

kba a a k va pop qs \ va n e t r a a k \ s

sz g n i w a

sz r D va+ pop ae sz \ A R

hp kbq F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n

qs fs e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

sz s t c e j

lhb o r P

lhb G M - 9 1 5

lh qs 4 \ t e k r a M e t a v

ku kbgml i | r 0 25 50 100 P \ : n pop pica m Ο Q Bron: Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, dd.10/04/2018, Vlaanderen, INBO, BWK versie 2, aug 2016

projectgebied complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen biologisch waardevol Omgevingsanalyse complex van biologisch waardevolle en zeer waardevolle elementen biologisch zeer waardevol Veilingsite Kampenhout Sas

Biologische waarderingskaart 6510_hu 9160 6510_hu Kan aal L 9120 euve n-Di 6510,gh jle 6510,gh

9120 gh 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . R E Z J I W S O B

n e

t a t i b a h

0 0 0 2 A R U

9120 T A N

4 - 3 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a

W k a e k 91E0_va 9120 e \ 91E0_va rb n e e e i t t s t r e se a t ei a t k

erb W \ e s e g n

k i w a r D 91E0_va \ A

9120 R F N L I \ i

e s i f b o o l t ee i L k W

e t u o

ib h n

9120 e e p m

e a K

k - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5

9120 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: Orthofotomozaïek, middenschalig, winteropnamen, kleur, dd.10/04/2018, Vlaanderen; INBO, BWK versie 2, aug 2016, Boswijzer 2012, VHA 2017

projectgebied Habitat

Onzeker habitat Omgevingsanalyse Deels habitat Bos Veilingsite Kampenhout Sas

Natura 2000 habitat en boswijzer 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . s a l t a s p a h c s d n a l

D E O G F R E

D N E R E O R N O

1 - 4 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: WMS GRB, Onroerend erfgoed 09/2017

projectgebied landschapsatlas vastgestelde inventaris landschapsatlas wetenschappelijke inventaris Omgevingsanalyse erfgoedlandschappen (indicatief) beheersplannen Veilingsite Kampenhout Sas

Onroerend erfgoed - Landschapsatlas Sluis, sluiswachterswoning en omgeving Dubbele schutsluis 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . n e g n i m r e h c s e b

D E O G F R E

D N E R E O R N O

2 - 4 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: WMS GRB; Onroerend erfgoed 09/2017

projectgebied monumenten cultuurhistorische landschappen Omgevingsanalyse stads-en dorpsgezichten archeologische sites Veilingsite Kampenhout Sas

Onroerend erfgoed - Beschermingen !( !(

!( 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . n e s s i r a t n e v n i

D E O G F R E

D N E R E O R N O

3 - 4 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: WMS GRB, Onroerend efgoed 09/2017

projectgebied wetenschappelijke inventarissen (niet vastgesteld) !( orgels Omgevingsanalyse vastgestelde inventarissen (! WO relicten !( bouwkundig erfgoed - relicten *# bouwkundig erfgoed - relicten Veilingsite Kampenhout Sas bouwkundig erfgoed - gehelen bouwkundig erfgoed - gehelen historische tuinen en parken historische tuinen en parken Onroerend erfgoed - Inventarissen houtige beplantingen houtige beplantingen 212705 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . E I G O L O E H C R A

4 - 4 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 25 50 100 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2008; Onroerend erfgoed 09/2017, CAI 04/2017

projectgebied archeologische onderzoeksgebieden (CAI) archeologische sites (beschermd onroerend erfgoed) Omgevingsanalyse archeologische zones (vastgestelde inventaris onroerend erfgoed) archeologische zones (wetenschappelijke inventaris onroerend erfgoed) Veilingsite Kampenhout Sas

Archeologie 8 1 0 2 / 4 0 / 0 1 . d d

-

d x m . D I E H G I L I E V S N E M

E N R E T X E

2 - 6 0 \ g n i n e e r c s

n e t r a a k \ n e t r a a k \ s g n i w a r D \ A R F N I \ i s f o o l t i W

t u o h n e p m a K - 1 0 0 0 \ v n

s t c e j o r P

G M - 9 1 5 4 \ t e k r a M e t a v i

| r 0 50 100 200 P \ : m Ο Q Bron: NGI, Topografische kaart, 2001; AGIV, Gewestplan; voorzieningen, geopunt Vlaanderen

projectgebied sevesobedrijven (juni 2016) projectgebied buffer 200m Hogedrempel Sevesobedrijven Voorzieningen Lagedrempel Sevesobedrijven Omgevingsanalyse !( Ziekenhuizen (alg/psych) Seveso buffer 2km !( Ouderenvoorzieningen (RH/WZC) Woongebied op gewestplan Veilingsite Kampenhout Sas !( Onderwijs Recreatiegebied op gewestplan !( Kinderopvang Externe mensveiligheid !( Recreatie