gemeente bergen

Herinrichting Heukelomsebeek

Ruimtelijke onderbouwing

gemeente bergen

Herinrichting Heukelomsebeek

Ruimtelijke onderbouwing

Colofon

Titel: Herinrichting Heukelomsebeek

Opdrachtgever: Dienst Landelijk Gebied

Contactpersoon: Mevrouw M. Houben

Projectleider: De heer R. Peeten

Code rapport: DLG055

Opgesteld: De heer R. Peeten

Gecontroleerd: De heer E. van Hees

Plaats en datum: Herten, 21 oktober 2013

Schoolstraat 8, Hambakenwetering 5-J, 6049 BN Herten 5231 DD ’s-Hertogenbosch

Postbus 14, Postbus 2309 6040 AA 5202 CH ’s-Hertogenbosch

T 088-3366333 F 088-3366099

www.kragten.nl

Toelichting

Inhoudsopgave

1 Inleiding...... 9 1.1 Aanleiding en doel ...... 9 1.2 Ligging van het plangebied ...... 9 1.3 Vigerend bestemmingsplan ...... 10 1.4 Leeswijzer ...... 11 2 Huidige situatie ...... 13 2.1 Ontstaansgeschiedenis van het landschap ...... 13 2.2 Ruimtelijke structuur en landschap...... 13 2.3 Functionele structuur ...... 14 3 Planbeschrijving ...... 17 3.1 Doel van de herinrichting ...... 17 3.2 Inrichtingsmaatregelen herinrichting Heukelomsebeek ...... 17 3.2.1 Natuur ...... 17 3.2.2 Landbouw ...... 18 3.2.3 Hydrologie ...... 18 3.2.4 Landschap recreatie en cultuurhistorie inrichtingsmaatregelen ...... 21 4 Beleidskader ...... 25 4.1 Rijksbeleid ...... 25 4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)...... 25 4.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) ...... 26 4.2 Provinciaal beleid ...... 26 4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan 2006 ...... 26 4.3 Regionaal beleid...... 29 4.3.1 Beleid Waterschap Peel en Maasvallei...... 29 4.3.2 Strategische Regio Visie Maasduinen ...... 30 4.4 Integrale Gebied Uitwerking (IGU) Heukelomsebeek ...... 30 5 Omgevingsaspecten ...... 31 5.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling ...... 31 5.1.1 Waarom m.e.r.-beoordeling ...... 31 5.1.2 Kenmerken van het project...... 32 5.1.3 Plaats van het project ...... 33 5.1.4 Kenmerken van de potentiele effecten (effecten op het milieu) ...... 34 5.2 Bodem ...... 34 5.3 Archeologie en cultuurhistorie ...... 34 5.4 Flora en fauna ...... 36 5.5 Water ...... 38 5.6 Woon en leefmilieu (externe veiligheid, geluid, lucht, verkeer en geur) ...... 39 5.7 Kabels en leidingen ...... 39 5.8 Niet gesprongen explosieven ...... 40 6 Economische uitvoerbaarheid ...... 41 7 Maatschappelijke haalbaarheid ...... 42

vii

Toelichting

Afbeeldingenlijst

Afbeelding 1: Globale ligging plangebied (bron: luchtfoto google maps) 10 Afbeelding 2: Foto huidige situatie Heukelomsebeek 14 Afbeelding 3: Foto huidige situatie Heukelomsebeek 14 Afbeelding 4: Maatregelen. In de bestekstekening zijn alle maatregelen concreet weergegeven. 23 Afbeelding 5: uitsnede kaart beleidsregio’s Pol 2006 (actualisatie 2011). 27 Afbeelding 6: Uitsnede (globale ligging) plangebied perspectievenkaart POL 2006 (actualisatie 2011). 28 Afbeelding 7: Uitsnede POL2006. Ecologische functie toekenning. Bron: POL2006 29 Afbeelding 8: Begrenzing Natura2000 (gele omlijning) en Nationaal Park (rode omlijning) 34 Afbeelding 9: De zones waar graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden zijn lichtgroen omkaderd. Eén zone waar mogelijk ontgrondingen zullen plaatsvinden is met een paarse, onderbroken lijn gemarkeerd. 35

Bijlagen 1. Bestemmingsplangegevens 2. Bestektekeningen 3. Verkennend bodemonderzoek, Kragten, 2012 4. Archeologisch bureauonderzoek, SOB, 2013 5. Visonderzoek, Natuurbalans-Limes Divergens BV, 2012 6. Ontheffingsaanvraag inclusief activiteitenplan, DLG, 2013 7. Beslissing op aanvraag Ruimtelijke ingrepen, Dienst Regelingen, d.d. 5 juli 2013. 8. Notitie Waterpeilen Heukelomsebeek op basis van het Inrichtingsplan augustus 2012, Kragten, d.d. 17 januari 2013 9. Quickscan effecten op oppervlaktepeilen en grondwaterstanden als gevolg van inrichting Heukelomsebeek, DLG , d.d. 18-6-2013 10. Explosievenonderzoek, IDDS, 2012 11. Integrale gebiedsuitwerking Inrichtingsplan Heukelomsebeek, Dienst Landelijk Gebied, juni 2011

viii

Heukelomsebeek Inleiding

1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel De aanleiding voor deze ruimtelijke onderbouwing is de herinrichting van de benedenloop van de Heukelomsebeek vanaf het buurtschap Aaijen tot de monding in de rivier de Maas (totale lengte ruim 4 km). Daarnaast worden de Aijensebeek en de Netelenweidelossing verlegd i.v.m. uitbreiding van de kade rondom Aijen. Tijdens de ruilverkaveling in 1967 is de beek een zeer rechtlijnig verloop gegeven. Het doel van de herinrichting is om de beek haar natuurlijk, licht slingerend verloop terug te geven. De laag gelegen gronden langs de Heukelomsebeek worden ingericht. Plaatselijk zullen de gronden langs de beek door ontgraving van de voedselrijke toplaag worden verschraald en verlaagd. De Heukelomsebeek heeft in het POL een Specifiek Ecologische Functie (SEF) vanaf circa 300 m ten zuiden van de Aijerdijk tot aan de monding in de Maas. De Heukelomsebeek is tevens opgenomen in het beekmondingenconvenant met Rijkswaterstaat. Voor de ontwikkeling van de natuurdoelen is een stabiele hoge grondwaterstand met voldoende kwel van de juiste kwaliteit nodig. Het streefbeeld (2018) voor de Heukelomsebeek is een halfnatuurlijke laagland beek.

De herinrichting van de beek maakt deel uit van de Integrale Gebied Uitwerking (IGU) c.q. Inrichtingsplan Heukelomsebeek (zie bijlage). Aanleiding voor dit plan waren de volgende redenen: - Programma Maaswerken Zandmaaspakket 1 als gevolg op de overstromingen in het Maasdal in 1993 en 1995. Een van de maatregelen is peilverhoging van de Maas met als gevolg een flinke grondwaterstandverhoging in het plangebied. - De toekomstige herinrichting van de Heukelomsebeek in verband met de toegekende specifiek ecologische functie en het convenant beekmondingen (KRW). - De realisatie van 118 ha nieuwe natuur buiten het Zandmaas 1 gebied (t.b.v. EHS). - De ontwikkeling van Maaspark Well. - De consequenties van bovenstaande ingrepen voor de landbouw.

Ter realisatie van de IGU is een projectgroep in het leven geroepen. De planvoorbereiding gebeurt door een hiervoor aangestelde projectgroep in opdracht van de provincie Limburg. Directe aansturing vindt plaats door de stuurgroep Maasduinen, onder voorzitterschap van de betreffende gedeputeerde. De projectpartners en financierders zijn provincie Limburg, gemeente Bergen, Waterschap Peel en Maasvallei (WPM) en Stichting het Limburgs Landschap.

Op 15 juli 2011 is door de belanghebbende agrariërs de kavelruilovereenkomst getekend. Het inrichtingsplan is op 13 september 2011 vastgesteld door de gemeenteraad van Bergen. Met de ondertekening van een uitvoeringsovereenkomst door de betrokken partijen op 12 oktober 2011 is de uitvoering officieel gestart.

Om de herinrichting van de beek mogelijk te maken is het aanvragen van een omgevingsvergunning vereist. Deze omgevingsvergunning maakt een afwijking van het vigerende bestemmingsplan mogelijk (zie paragraaf 1.3). Om die reden is conform de bepalingen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een ruimtelijke onderbouwing van het voornemen opgesteld.

1.2 Ligging van het plangebied Het plangebied ligt in de gemeente Bergen en wordt globaal begrensd door de Maas in het westen, de N271 in het oosten, ’t Leuken in het zuiden en de monding van de Heukelomsebeek in het noorden. In het gebied liggen twee dorpen: Aijen en Bergen.

9

Heukelomsebeek Inleiding

Afbeelding 1: Globale ligging plangebied (bron: luchtfoto google maps)

1.3 Vigerend bestemmingsplan Het beoogde plangebied is gelegen binnen het vigerende bestemmingsplan buitengebied gemeente Bergen dat is vastgesteld door de raad op 14 juli 1998 en het plan Buitengebied, 1e herziening vastgesteld door de raad op 7 juli 2009. Het bestemmingsplan vertaalt het ruimtelijk beleid voor het buitengebied van de gemeente Bergen in een juridisch kader.

Uit de planverbeelding en regels (zie bijlage) kan worden opgemaakt dat het bestemmingsplan buitengebied voor wat betreft het voorliggende plan voorziet in de volgende bestemmingen: - Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden (artikel 10). - Bosgebied (artikel 16). - Natuurgebied (artikel 15) - Watergang (artikel 30).

In het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Bergen is in artikel 5 een algemene bepaling met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. In dit artikel is in lid A het volgende vermeld: “Het is verboden de in het plan begrepen gronden te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming”.

In artikel 10 van het bestemmingsplan zijn de regels met betrekking tot de gronden met de bestemming “Agrarisch gebied met landchappelijke en/of natuurlijke waarden” opgenomen. Deze gronden zijn (o.a.) bestemd voor: - Duurzaam agrarisch gebruik. - Instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke, kultuurhistorische en archeologische waarden. - Bescherming van aangrenzend natuurgebied, de zogenaamde buffering. - Ontsluiting van de afzonderlijke percelen. - Recreatief medegebruik.

10

Heukelomsebeek Inleiding

De aanleg van water en watergangen is niet in de doeleindenomschrijving opgenomen en is niet rechtstreeks toegestaan. Wel wordt in lid G van artikel 10 aan Burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om middels het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid waaraan voorwaarden zijn verbonden, de bestemming “Argrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden” te wijzigen in de bestemming “Watergang”.

Binnen het plangebied zijn tevens gronden gelegen met de bestemming “Bosgebied”. De regels die voor deze gronden gelden zijn opgenomen in artikel 16 van het bestemmingsplan. De op de plankaart als “Bosgebied” aangewezen gronden zijn (o.a.) bestemd voor: - Houtteelt. - Instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige natuurIijke, Iandschappelijke, kultuurhistorische en archeologische waarden. - Extensief rekreatief medegebruik.

De aanleg van water en watergangen is niet in de doeleindenomschrijving opgenomen en is niet rechtstreeks toegestaan. In lid B van artikel 16 is in de beschrijving in hoofdlijnen het volgende opgenomen: “ter zake de houtteelt wordt gestreefd naar handhaving van de produktiefunktie van het bosgebied”.

De bestaande loop van de Heukelomsche Beek is vastgelegd in de bestemming “Watergang”. De gronden die als zodanig zijn aangeduid, zijn bestemd voor: “het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water, alsmede voor het ontvangen, tijdelijk bergen en daarna geleidelijk lozen danwel verzinken van water”.

In lid C van artikel 30 zijn de bouwvoorschriften opgenomen. Hierin is bepaald dat boven of op de tot watergang aangewezen gronden uitsluitend bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang mogen worden gebouwd.

Conclusie De realisatie van het project Heukelomsche Beek is niet mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan. Dit heeft een aantal redenen. De nieuwe loop van de beek komt buiten de bestaande loop te liggen. Dit zal binnen de bestemming “Agrarisch gebied met landschappelijke en/of natuurlijke waarden” zijn. Hier is de aanleg van een watergang niet rechtstreeks toegestaan. Wel kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid. Echter, het gebied van de bestaande watergang moet ook worden herbestemd. De bestemming “Watergang” moet worden gewijzigd in een agrarische bestemming of een natuurbestemming. Hiervoor biedt het vigerend bestemmingsplan geen mogelijkheden, omdat er geen wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Tot slot zal een deel van de bestemming “Bosgebied” niet langer als bos worden ingericht. Dit heeft te maken met de eisen aan hoogwaterveiligheid. Het gebruik van de gronden zal dusdanig wijzigen dat dit niet meer in overeenstemming is met lid A en lid B van de bestemming “Bosgebied”. In dit artikel is evenmin een wijzigingsbevoegheid opgenomen.

Geconcludeerd wordt dat met een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan het strijdig gebruik moet worden vergund met toepassing van artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3 Wabo. In deze ruimtelijke onderbouwing zal aan de hand van de omschrijving van het project, moeten worden beschreven hoe het plan past binnen het provinciaal/regionaal en gemeentelijk beleid. Daarnaast moet worden aangetoond dat aan de planologische en milieutechnische randvoorwaarden wordt voldaan. En tot slot wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

1.4 Leeswijzer In dit rapport wordt eerst ingegaan op de huidige situatie in het plangebied. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in het gebied. In hoofdstuk 3 wordt een beeld geschetst van de beoogde invulling van het plangebied en wordt gekeken naar het plangebied binnen de omgeving. In hoofdstuk 4 wordt vervolgens een beleidsscan weergegeven, waarin het relevante beleid voor de voorliggende ontwikkeling wordt

11

Heukelomsebeek Inleiding

beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op diverse, voor het plan relevante, planologische en milieutechnische aspecten. De onderbouwing wordt afgesloten met een hoofdstuk over de maatschappelijke (hoofdstuk 6) en economische haalbaarheid (hoofdstuk 7) van de voorgenomen ontwikkeling.

12

Heukelomsebeek Huidige situatie

2 Huidige situatie

2.1 Ontstaansgeschiedenis van het landschap Het Maasdal bestaat uit twee langgerekte stroomruggen, waartussen de oude stroomgeulen liggen. Omdat deze stroomruggen hoog en droog liggen zijn hier de nederzettingen ontstaan, met op de aangrenzende open velden de akkers. De dorpen Aijen en Bergen, “Op den Bong”, “de Suikerberg” en “de Sintelberg” liggen op herkenbare stroomruggen. In het oosten wordt het Maasdal begrensd door de steilrand van het Maasterras, in het landschap herkenbaar als de provinciale weg N271. Door de overstromingen van de Maas ontstonden vruchtbare (klei)gronden, die uitermate geschikt waren voor landbouwkundig gebruik. De graslanden hadden de boeren op de lagere gronden langs de beken. Vooral in het zuidelijke deel waren het weilanden met de kenmerkende maasheggen. Daar waar het te nat was voor menselijk gebruik ontwikkelde zich broekbos (Heuloërbroek en Aijerbroek). Het dal van de Heukelomsebeek, het Heuloërbroek en de smalle geul van de Netelenweidelossing zijn overblijfselen van oude stroomgeulen van de Maas. Deze laagten worden continu gevoed met grondwater. Voordat het gebied ontgonnen werd bevond zich hier een moeras, waar veen zich kon ontwikkelen (de Vlammert, Heuloërbroek en Aijerbroek).

2.2 Ruimtelijke structuur en landschap Rondom de dorpen Bergen en Aijen is op de rand van de stroomrug een groene kade aangelegd als hoogwaterbescherming. Op de stroomruggen is nog sprake van openheid met grote percelen.

De Heukelomsebeek voert grondwater af van de Maasduinen en de stroomrug Suikerberg/Op den Bong. Een groot deel van het Heuloerbroëk watert af via de Heukelomsebeek die hier zijn oorsprong heeft. Het zuidelijk liggende agrarisch gebied watert af via het Heuloërbroek door de Heulderbroeklossing. In delen van het Heuloerbroëk komt ijzerrijke kwel aan de oppervlakte. De gronden in het dal van de Heukelomsebeek zijn in cultuur gebracht als hooiland of weiland. Voor de ontwatering is een lossing gegraven met een stelsel van greppels loodrecht hierop. Op de Tranchotkaart (1803 - 1820) wordt de Heukelomsebeek al vermeld. Bij Heukelom versmalt het beekdal en doorsnijdt de beek de stroomrug en mondt uit in de Maas. Door de bouw van stuwen in de Maas is er in de benedenloop van de Heukelomse beek bij normale afvoeren nauwelijks sprake van stroming. Beekvormende processen als erosie en sedimentatie komen niet meer voor. Het beekdal is onderhevig aan periodieke overstromingen bij hoge afvoeren van de Maas. Bij een stijging van de waterhoogte wordt het water in de beekmonding en de benedenloop van de Heukelomsebeek opgestuwd. Het gebied van de monding tot aan de Kerkstraat overstroomt het vaakst (gemiddeld circa 4 dagen per jaar).

Om waterbeheer en perceelgebruik te optimaliseren voor de landbouw is de Heukelomsebeek tijdens de ruilverkaveling Bergen eind jaren ‘70 aangepast. Om verdroging van de bestaande natuur rond de bovenloop van de Heukelomsebeek tegen te gaan zijn in 1994 stuwen geplaatst om het water langer vast te houden. Het waterschap meet in de Heukelomsebeek geen peilen en de hoeveelheid water dat per tijdseenheid de beek passeert (debiet) wordt niet gemonitord. Op basis van berekeningen is een maatgevende afvoer te verwachten van ca. 175 liter per seconde bij de Kerkstraat tot 250 liter per seconde bij de monding.

13

Heukelomsebeek Huidige situatie

Afbeelding 2: Foto huidige situatie Heukelomsebeek

Afbeelding 3: Foto huidige situatie Heukelomsebeek

2.3 Functionele structuur De laag gelegen meer natte delen van het plangebied (ooivaaggronden) zijn grootschalig in gebruik als bouw -en grasland. In het plangebied liggen een paar gebieden met ecologische potenties, de Vlammert, het Aijenbroek en het Heuloërbroek. Het noordelijk deel van deze natte zone (Vlammert) wordt gebruikt als grasland. In het Heuloërbroek zijn in het verleden veenputten gegraven om turf te winnen. Deze zijn vervolgens verland en hebben zich ontwikkeld tot moeras en Elzenbroekbos. De plaatsen waar de veenlaag niet dik genoeg was om als turf gewonnen te worden zijn in cultuur gebracht, met name als hooiland of weiland. Het zuidelijke deel van het beekdal bestaat uit kleinschalig agrarisch gebied met vochtige tot natte graslanden afgewisseld met bos (wilgenstruwelen / Elzenbroekbos), singels en hagen. Deze natte zone gaat aan de zuidzijde over in een hoger gelegen rivierduin (Vossenheuvel/Ennenberg) met restanten van oud Berken-Zomereikenbos en naaldbossen met daarin verspreid gelegen heischraal grasland en heidepercelen.

Het gebied kent ook een recreatieve functie. Zo wordt het gebied doorsneden door een fiets- en wandelknooppuntennetwerk.

14

Heukelomsebeek Huidige situatie

Ten zuiden van het plangebied ligt het recreatiegebied Maaspark Well. Vanuit dit gebied kent de Kampweg - Aijenseweg een hoge verkeersdruk richting het veer Bergen - Vierlingsbeek. De Maas ligt verstopt in het landschap en is voor de recreant niet zichtbaar en niet of moeilijk bereikbaar.

15

Heukelomsebeek Planbeschrijving

3 Planbeschrijving

3.1 Doel van de herinrichting De belangrijkste doelen uit het Inrichtingsplan (zie bijlage) zijn: - Het realiseren van nieuwe natuur door verwerving, dan wel functieverandering t.b.v. particulier natuurbeheer en inrichting. - Het, na de noodzakelijke rivieringrepen, achterlaten van een duurzaam ingericht gebied met een goede afgestemde agrarische structuur voor de toekomstgerichte grondgebonden landbouw en een gezonde relatie daarvan met de omliggende natuurgebieden en de Heukelomsebeek. - Dit duurzaam ingerichte gebied is meer een geheel met de omliggende intensieve recreatiegebieden en is goed ontsloten door middel van wandel- en fietspaden. - Het gebied krijgt daardoor een sterkere recreatieve nevenfunctie. - Het opvangen van de negatieve gevolgen van de maatregelen als voorzien in Zandmaaspakket I. Met als resultaat dat individuele natschade uitkeringen worden geminimaliseerd. - Met de gemeente Bergen komen tot een goede afstemming en aansluiting met de recreatieve ontwikkelingen in het gebied Maaspark Well (direct ten zuiden van het plangebied).

Bovengenoemde doelen zijn vertaald in concrete inrichtingsmaatregelen. De maatregelen variëren van een kavelruil, de herinrichting van beken, het treffen van recreatieve en landschappelijke voorzieningen tot de inrichting van nieuwe natuur. Deze zijn eerst vertaald in een maatregelenkaart inrichtingsplan d.d. 19-05-2011, vervolgens in een inrichtingsplan d.d. 16 juli 2012 en tenslotte verder uitgewerkt in een bestekstekening. Enkele planonderdelen zijn reeds uitgevoerd zoals de kavelruil en de aanleg van een kade rondom een boerderij aan de Sintelenberg te Aijen. De bestekstekening van de resterende werkzaamheden is als separate bijlage opgenomen bij dit document. Deze ruimtelijke onderbouwing en procedure heeft alleen betrekking op de herinrichting van de beken en aangrenzende maatregelen zoals weergegeven in de bestekstekening en afbeelding 4.

3.2 Inrichtingsmaatregelen herinrichting Heukelomsebeek Onderstaand wordt per thema de verschillende inrichtingsmaatregelen beschreven zoals die op de bestekstekeningen zijn weergegeven. Daarnaast worden ook verschillende beheermaatregelen getroffen die niet relevant zijn voor deze procedure.

3.2.1 Natuur De inrichtingsmaatregelen voor natuur zijn onderverdeeld in maatregelen in het kader van natte natuurdoeltypen EHS:

Afgraven Voor de ontwikkeling van de meest kritische graslandtypen in het beekgebied is de waterhuishouding en vermesting beperkend. Bij hoge fosfaatgehalten (alleen in de bouwvoor) is afgraven de enige geschikte maatregel voor het realiseren van schrale natuurdoeltypen. Door de (vanuit natuuroogpunt) gewenste afgraafdiepten af te stemmen op de nieuw te verwachten waterpeilen in de Heukelomsebeek, ontstaan locaties met de gewenste fosfaatarme en natte omstandigheden. Op diverse percelen tussen de Kerkstraat en Heuloërbroek wordt over een oppervlakte van circa 35 ha de fosfaatrijke bovengrond verwijderd variërend van 30 cm tot 40 cm. De werkzaamheden worden gecombineerd met de werkzaamheden aan de Heukelomsebeek (aanleg van de strangen en komvormige laagte). Circa 10 ha van het af te graven oppervlak is aangeduid als bestaande natuur. Het op de kaart aangegeven oostelijk deel van het Aijense Broek langs de Parallelweg is aangemerkt als ontwikkelingsgebied voor Glanshaverhooiland. Bovendien ligt dit deel hoger dan de

17

Heukelomsebeek Planbeschrijving

nattere graslanden langs de beek. Deze hogere delen hoeven niet afgegraven te worden. Hiermee blijft de morfologie van de terreinen ook in tact en wordt het oorspronkelijke reliëf geaccentueerd.

Aanleg amfibiepoelen In het plan wordt een bestaande poel opgeschoond en de beplanting rondom de poel deels gerooid en op een andere locatie wordt een nieuwe poel gerealiseerd. Daarnaast wordt noordelijk van het Aijense Broek een laagte aangebracht van ongeveer 40cm-mv.)

Aanleggen van ondiepe greppels en aanvullende maatregelen/ beheer. Wanneer de kavelsloten worden verondiept zal het grondwater stijgen maar de kweldruk afnemen. Echter de kwel treedt over een groter oppervlak aan het maaiveld, waardoor het areaal voor kwelminnende vegetatie wordt vergroot. Daarnaast zorgt detailontwatering voor een permanente afvoer van kwelwater (en tijdens Maasinundaties voor versnelde afvoer van het Maaswater) waarmee voorkomen wordt dat Maaswater kan stagneren (en daarmee kan leiden tot ernstige eutrofiëring). Deze maatregelen zijn voorzien in het dal van de Heukelomsebeek. In het lage deel van de Vlammert langs de beek wordt het populierenbos gerooid (bestaande natuur) en wordt het terrein geëgaliseerd. Afhankelijk van de hoogte van het terrein zal de toplaag ontgraven worden, rekening houdend met het nieuwe Maaspeil van 11,15m+NAP). In de laagte kan een Zeggemoeras worden ontwikkeld en de laagte dient tevens als bergend vermogen voor de Heukelomsebeek. Hierdoor wordt een extra stukje waterberging gecreëerd. Enkele uitgegroeide heggen (4-5 m hoog) in dit deel worden opgesnoeid/uitgedund om bij hoogwater het water sneller te kunnen afvoeren. (Aanplant van maasheggen vindt plaats op de overgang tussen de natuurlijke oevers en het cultuurlandschap evenwijdig aan de stroomrichting van de Maas.) Overige maatregelen hebben met name betrekking op de waterhuishouding (plaatsen schotten of verondiepen van watergangen). Om zowel begrazing, maaien en afvoeren van de natuurterreinen mogelijk te maken worden deze afgerasterd voor groot vee. Om maaibeheer en begrazingsbeheer als eenheid mogelijk te maken is de aanleg en behoud van een landbouwbrug en een veebrug noodzakelijk. Daarnaast wordt ook nog een brug aangelegd voor een recreatieve route.

3.2.2 Landbouw Om de negatieve gevolgen van het verhogen van het stuwpeil van de Maas op te vangen heeft herverkaveling van de landbouwpercelen in het projectgebied plaats gevonden. Naast het uitruilen van de oppervlakten (kwantiteit), zijn in het plan ook maatregelen voorzien om de kwaliteit van de toe te bedelen gronden zonodig te verbeteren. Deze maatregelen heten kavelaanvaardingswerken. Hierbij valt te denken aan aanleg van inritten naar percelen, verleggen van perceelsloten, opheffen van laagten etc.

3.2.3 Hydrologie Om de Heukelomsebeek in te richten als een SEF-beek worden de volgende herstelmaatregelen genomen: - Een natuurlijker beekprofiel en een natuurlijker beekloop aanbrengen , voor zover dit landschappelijk gewenst is. - Verhogen van het beekpeil zodanig dat dit bijdraagt aan de bestrijding van de huidige verdroging van de natuur bovenstrooms van de Kerkstraat. - Terugdringen van de frequentie van de overstort op de beek ten oosten van Bergen. - De aanwezige barrières voor vismigratie zoveel mogelijk opheffen. - Realiseren van de voor de aangrenzende natuur en landbouw gewenste peilen (Nieuw Limburgs Peil).

Onderstaand wordt nader ingegaan op het ontwerp van de beek per trajectdeel volgens de maatregelenkaart .

18

Heukelomsebeek Planbeschrijving

Traject: bron beek tot Aijerdijk - De bestaande waterloop blijft gehandhaafd en ligt in een natte laagte. - Afgravingen vinden plaats aan de westzijde van de Heukelomsebeek. - Het bestaande bos aan de oostzijde blijft gehandhaafd. - Afgraven maaiveld ten westen van de Heukelomsebeek. Daarbij inzetten op 20 cm boven slootbodem (ca. 40 cm) en op deze diepte het gehele perceel ontgraven (verwijderen fosfaatrijke bouwvoor). Bestaande houtwal loodrecht op Heukelomsebeek handhaven. - Grond natuurtechnisch en maaiveldvolgend ontgraven en om de 50 à 75 m zorgen voor afwateringsmogelijkheid via natuurlijke topografie of via een te graven afwateringsgoot. - Verondieping door middel van verlanden (geen actieve verondieping). - Het stuwtje aan het begin van de beek blijft gehandhaafd, om het hoge peil in de Hoëlerbroek te handhaven. In verband met de functie ervan (ontwatering van de paardenweitjes) wordt de bovenstroomse greppel opgeschoond. - Bestaande duiker handhaven. Ter compensatie van te verwachten vernatting wordt een huisperceel opgehoogd/geëgaliseerd. Het traject heeft in de legger de status van “secundaire waterloop”, met onderhoud door Limburgs Landschap.

Traject: Aijerdijk tot Zeedijk - In dit traject wordt de beek omgevormd tot een ondiepe smalle, licht slingerende loop, waarmee de basisafvoer van water geregeld wordt. De greppel heeft een bodembreedte van 50 cm en een diepte van 50 cm. Aan de westzijde van de greppel wordt een doorstroommoeras gecreëerd door verlaging van het maaiveld. - Afgraven maaiveld (ca. 30 cm) en op deze diepte het gehele perceel ontgraven (verwijderen fosfaatrijke bouwvoor). Grond natuurtechnisch en maaiveldvolgend ontgraven en om de 50 à 75 m zorgen voor afwateringsmogelijkheid via natuurlijke topografie of via een te graven afwateringsgoot. - De stuw aan de Zeedijk, wordt verplaatst om peilbeheer in het doorstroommoeras mogelijk te maken. Extensief onderhoud van de greppel is nodig om de afvoer van (fosfaatrijk) water te handhaven. - Op het bovenstrooms gedeelte na wordt er een onderhoudspad van 3,5 m aan de oostzijde van de beek aangelegd. - Het traject heeft in de legger de status van “secundaire waterloop”, met onderhoud door Limburgs Landschap (bovenstroomsgedeelte zonder onderhoudspad en door het waterschap). - Het struinpad langs de beek wordt aangeven met paaltjes.

Traject: Zeedijk tot Kerkstraat - Op dit traject monden twee lossingen uit, waar gebouwen en percelen van afhankelijk zijn voor hun afwatering. - De status van “primaire waterloop” blijft gehandhaafd en onderhoud door het waterschap blijft nodig om de waterafvoer te garanderen. Ook hier wordt een onderhoudspad van 3,5 m aan de oostzijde van de beek aangelegd. - De beek wordt natuurlijk ingericht met een strang die een wisselende verbreding kent. Deze verbredingen hebben een meestromende functie. Door de taludhellingen te variëren ontstaat een grote variatie in de waterlijn. Het verhang in dit deel van de beek is klein. - Het maaiveld wordt afgegraven (ca. 30 cm) en op deze diepte het gehele perceel ontgraven (verwijderen fosfaatrijke bouwvoor). Grond zal natuurtechnisch en maaiveldvolgend ontgraven worden en om de 50 à 75 m wordt gezorgd voor afwateringsmogelijkheid via natuurlijke topografie of via een te graven afwateringsgoot

Traject Kerkstraat tot instroom lossing vanaf de Flammert. - De beek loopt vanaf de Kerkstraat tot de Heukelomsestraat voor 2/3 door een laagte, ook in dit traject. Er is nauwelijks sprake van stroming en het peil wordt bepaald door het Maaspeil. De waterhuishouding voor dit deel van de beek heeft meerdere belangen. Onderhoud door het waterschap van de beek blijft dus noodzakelijk en de status van primaire waterloop wordt gehandhaafd.

19

Heukelomsebeek Planbeschrijving

De beek in dit traject krijgt een slingerende loop en blijft eigendom van het Waterschap, die daarmee ook verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud. - De bodembreedte van de beek wordt ca. 6 m en de bovenbreedte ca. 10 m. Het onderhoudspad van 5 m ligt aan de westzijde van de beek en kan door recreanten als struinpad worden gebruikt. De bodemsamenstelling ervan wordt zonodig verstevigd met zand. - Aan de oostzijde ligt een bereikbaarheidspad van 5 m. - In dit traject is een brug voor landbouw en recreatie gepland. - In het gedeelte van de Netelenweidelossing dat parallel ligt aan de Kerkstraat wordt een duiker verwijderd. Bovendien wordt een schouwpad van 5 m breedte aangelegd op de noordoever van de watergang.

Traject vanaf de instroom Flammert tot de Heukelomsestraat - Ook dit traject loopt voor een groot deel door een laagte. Het ontwerp is erop gericht dat geen waterpeilverhoging optreedt bij 100% maatgevende afvoer, t.o.v. de huidige situatie. In paragraaf 5.5 wordt dit nader toegelicht. De beek wordt in westelijke richting om de laagte heen gelegd. - De bodembreedte van de beek wordt ca. 6 m en de bovenbreedte ca. 10 m. - Het onderhoudspad van 5 m ligt aan de westzijde van de beek en kan door recreanten als struinpad worden gebruikt. - De bodemsamenstelling ervan wordt zonodig verstevigd met zand. Voor een deel ligt aan de oostzijde een bereikbaarheidspad van 5 m. - De natuurlijke laagte in het landschap kan na het rooien van het populieren bos ontwikkelen tot een zeggemoeras. Van het gedeelte van het te kappen bos, gelegen tussen de huidige en de nieuwe beek worden de stobben verwijderd. Hierna wordt het terrein geëgaliseerd en afhankelijk van de terreinhoogte in relatie met het nieuwe Maaspeil van 11,15 m +NAP wordt het maaiveld tot max. 20 cm afgegraven voor moerasontwikkeling. Vrijkomende grond wordt verwijderd. In dit gebied wordt op de oostoever tevens een strang aangelegd. - Ter hoogte van landbouwgronden op de westoever van de beek wordt de insteek van de nieuwe beek 7 meter vanaf de perceelgrens gehouden om eventuele nadelige invloed te voorkomen. - Aanleg voetgangersbrug.

Traject; Heukelomsestraat tot aan monding in de Maas - Het waterpeil van de Heukelomsebeek wordt bepaald door het peil van de Maas. De beek wordt licht slingerend aangelegd, uitgaande van het historisch tracé van 1894. De bodembreedte van de beek wordt ca. 6 m en de bovenbreedte ca 10 m. - Het onderhoudspad van 5 m ligt aan de zuidwestzijde van de beek, wordt zonodig verstevigd met zand en kan door recreanten als struinpad worden gebruikt. Aan de oostzijde ligt een bereikbaarheidspad van 5 m. - De bestorting aan de monding van de beek wordt verwijderd, hier krijgen erosie en sedimentatieprocessen vrij spel. De duiker bij de Heukelomsestraat wordt vervangen om de afvoercapaciteit te vergroten en een eco-passage mogelijk te maken.

Herinrichting overige waterlopen - Ten behoeve van het realiseren van de natuurdoeltypen uit het Stimuleringsplan en het duurzaam inrichten van de EHS worden een aantal waterlopen aangepast. Uitgangspunt is dat de lossingen met een afwateringsfunctie voor omliggend landgebruik deze functie blijven behouden. - Ter plaatse van de Heulderbroeklossing wordt een voetgangersbrug aangelegd.

Derde zijtak Heulderbroeklossing - De derde zijtak Heulderbroeklossing ligt geheel binnen EHS en heeft geen ont- of afwateringsfunctie voor omliggende gronden als de EHS is gerealiseerd. - Het maaiveld bij de woningen aan de straat “De Kamp” ligt circa 2,0 tot 4,5 m hoger dan het maaiveld nabij de lossing, waardoor de lossing ook voor deze woningen geen functie heeft. - De derde zijtak Heulderbroeklossing wordt over de gehele lengte voor de helft van het profiel gedicht.

20

Heukelomsebeek Planbeschrijving

Aijensebeek - De Aijensebeek, voor zover gelegen direct naast de kade om Aijen, wordt verlegd omdat in de toekomst de kade mogelijk wordt verbreed. Het tracé voert water af van percelen op naastgelegen ruggen. De beek krijgt een meer natuurlijke inpassing binnen de natuur, door een slingerende loop met variatie in taludhellingen. - Deze primaire watergang in beheer bij WPM zal een 3,5 m schouwpad aan de oostzijde krijgen. - Het bestaande tracé zal gedeeltelijk gedempt worden en het nieuw tracé volgens de terreinhoogte met vergelijkbaar profiel gegraven worden (in de praktijk wordt het een natuurlijk profiel). - Het nieuw tracé komt op 50 m uit de teen van de huidige waterkering te liggen. Stortsteen en eventuele beschoeiing bij de instroom van de beek in de Maas wordt verwijderd. Hetzelfde geldt voor de bestaande terugslagklep. - De sloot langs de weg wordt gehandhaafd voor de afvoer van water na hoog water.

Netelenweidelossing - De Netelenweidelossing, voor zover gelegen direct naast de kade om Aijen, wordt verlegd omdat de kade wordt verbreed. De lossing voert water af van de percelen op de stroomruggen. Vanwege de afwaterende functie wordt een onderhoudsstrook aan één zijde gehandhaafd. - De Netelenweidelossing wordt een secundaire watergang met beheer en onderhoud door Limburgs Landschap. - De bovenstroomse gedeelte wordt verlegd in oostelijke richting (licht slingerend). - De huidige watergang wordt gedempt de nieuwe watergang krijgt een ondieper profiel als het te handhaven gedeelte. - De nieuwe watergang komt op minimaal 50 m uit de teen van de huidige kade te liggen.

Holtshaaglossing - Deze lossing is een secundaire watergang die in beheer en onderhoud blijft bij Waterschap . - Profiel Holtshaaglossing wordt gehandhaafd tot de zuidkant van de boerderij met kassen. Vanaf dat punt komt de watergang te vervallen. - Het schouwpad Holtshaaglossing tussen essensingel en nieuw eindpunt wordt 30 cm opgehoogd

3.2.4 Landschap recreatie en cultuurhistorie inrichtingsmaatregelen Op de maatregelenkaart bij het inrichtingsplan zijn onder de kop “landschap” een aantal te rooien en te realiseren landschappelijke elementen weergegeven. In overleg met de gemeente Bergen en met de betreffende toekomstige beheerder (Stichting Limburgs Landschap) zijn de volgende uitwerkingen afgesproken om de landschappelijke kenmerken en waarden te versterken.

A. Herstel laanbeplanting Heukelomsestraat (tussen Eckelse Beek en Heukelomsebeek) De huidige bermbeplanting in dit gedeelte varieert van geen beplanting tot een volledige en gezonde tweezijdige beplanting met eiken en essen. De volgende aanvullingen worden gerealiseerd: - De aanwezige bomen tussen Afferden en Heukelom worden gehandhaafd maar er wordt geen laanbeplanting aangelegd. - De weggevallen eiken in de eikenbeplanting van de westelijks berm juist ten noorden van Heukelom aanvullen met eiken, diameter 8 cm, hoogte 10 m met 2 boompalen. - Tweezijdige bermbeplanting van eiken in Heukelom tot de Heukelomsebeek handhaven en plaatselijk enkele bomen tussenplanten. In totaal ca 30 bomen bijplanten. - Het beheer en onderhoud van de bomenrij is en blijft bij de gemeente Bergen.

21

Heukelomsebeek Planbeschrijving

B. Herstel laanbeplanting Heukelomsestraat (tussen Heukelomsebeek en Bergen) Voor een groot deel van het traject is hier thans een tweezijdige beplanting van es aanwezig. De volgende maatregelen worden gerealiseerd: - Handhaven van de bestaande situatie. - Het beheer en onderhoud van de bomenrij is en blijft bij de gemeente Bergen.

C. Te rooien Maasheg ten westen van de Aijenseweg tussen Bergen en Aijen. Hier staat een meidoornhaag van ca. 1,5 m hoog. Vanwege de te korte afstand tot de kade van WPM wordt de heg gerooid. De boombeplanting blijft bestaan.

D. Te planten Maasheg parallel aan de Maas aan weerszijden van de Maasstraat te Bergen. Op de oostgrens van de strook Nieuwe Natuur langs de Maas (een halve meter van de kadastrale scheiding) wordt een meidoornhaag geplant. Het beheer en onderhoud van de heg wordt door Rijkswaterstaat geregeld met de toekomstig beheerder.

E. Opsnoeien maasheggen ten noorden van de Kerkstraat

H. Rooien bos en overige beplantingen Tijdens de uitwerking van de planmaatregelen (met name van de herinrichting van de Heukelomsebeek en de geplande afgravingen van het maaiveld) is gebleken dat, los van het op de plankaart aangegeven te rooien bos, op diverse plaatsen hagen en bomen dienen te worden verwijderd. Het betreft bijvoorbeeld hagen die thans staan tussen af te graven percelen en de Heukelomsebeek. Op diverse plaatsen is “maatwerk” bedacht waarbij deze beplantingen (deels) gehandhaafd konden worden. Op andere plaatsen kan dat niet. Bij de uitwerking van het besteksgereed ontwerp naar de bestekstekeningen worden alle te verwijderen beplantingen op kaart aangegeven.

22

Heukelomsebeek Planbeschrijving

Afbeelding 4: Maatregelen. In de bestekstekening zijn alle maatregelen concreet weergegeven.

23

Heukelomsebeek Beleidskader

4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid 4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.

Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig zijn in 2040. Dit is het uitgangspunt van de SVIR. Om dit te bereiken moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven gebracht. Provincies en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden en beleidsvrijheid (decentraal, tenzij) en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk zet zich met name in op de drie hoofddoelen: - Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. - Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat. - Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast het benoemen van bovenstaande beleidsdoelen onderscheidt het Rijk 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken: - Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren. - Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie. - Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen. - Efficiënt gebruik van de ondergrond. - Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio’s inclusief de achterlandverbindingen (ketenmobiliteit en multimodale knooppunten). - Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem. - Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen. - Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico’s. - Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling. - Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. - Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten. - Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten; - Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Het voorliggende plan sluit aan bij de doelstellingen van de structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR). Het voorliggende plan past binnen een van de hoofdoelstellingen van het SVIR alsmede binnen enkele van de 13 benoemde nationale belangen. Het plan zet in op een veilige en leefbare omgeving waarin aandacht is voor het behouden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Zoals in hoofdstuk drie reeds is beschreven beoogd het plan efficiënt gebruik van de ondergrond en sluit hiermee aan bij een van de rijksdoelstellingen.

25

Heukelomsebeek Beleidskader

Met de herontwikkeling van de Heukelomsebeek wordt verder aangesloten bij het versterken van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten én het versterken van het netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en fauna.

Conclusie. Voorliggend plan sluit aan bij de in het SVIR genoemde ambities betreffende de visie van Nederland in 2040. Derhalve past voorliggende ontwikkeling binnen de kaders van de SVIR.

4.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met uitzondering van enkele onderdelen is het Barro eind december 2011 in werking getreden. In de AMvB zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Op 1 oktober 2012 is de eerste wijziging van het Barro in werking getreden.

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: - Rijksvaarwegen. - Project Mainportontwikkeling Rotterdam. - Kustfundament. - Grote rivieren. - Waddenzee en waddengebied. - Defensie. - Ecologische hoofdstructuur. - Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarden. - Hoofdwegen en hoofdspoorwegen. - Elektriciteitsvoorziening; - Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen. - Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Conclusie Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Doordat voorliggend plan in overeenstemming is met het SVIR, gelden er geen beperkingen voor het planvoornemen. Derhalve is het Barro niet van toepassing. De regels die in het Barro gesteld worden betreffende de inhoud van de planregels zijn nu niet aan de orde, omdat er een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan wordt verleend. In een toekomstige aanpassing van het bestemmingsplan, zullen deze worden meegenomen.

4.2 Provinciaal beleid 4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 Op 22 september 2006 is door Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (POL2006) vastgesteld als vervanger van het POL uit 2001.

26

Heukelomsebeek Beleidskader

Het POL2006 is een streekplan, het provinciaal waterhuishoudingplan, het provinciaal milieubeleidsplan en bevat de hoofdlijnen van het provinciaal verkeer- en vervoersplan. Tevens vormt het POL2006 een economisch beleidskader op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke elementen daarvan betreft, en een welzijnsplan op hoofdlijnen, voor zover het de fysieke aspecten van zorg, cultuur en sociale ontwikkeling betreft.

Het POL2006 zelf kan eveneens beschouwd worden als de structuurvisie die op grond van de ruimtelijke wetgeving door provincies opgesteld moet worden. Hiertoe is de POL- aanvulling Wet ruimtelijke ordening (vastgesteld op 18 december 2008) opgesteld. De POL-aanvulling heeft de juridische status van structuurvisie en vormt tevens de uitvoeringsparagraaf van het POL2006, zoals bedoeld in Wro. In 2011 heeft de laatste aanpassing van het POL2006 plaatsgevonden.

Verstedelijking en steeds intensiever ruimtegebruik leggen een toenemend beslag op de open ruimte in het landelijk gebied en verminderen de diversiteit van landschap en groen. De provincie houdt daarom vast aan het zo compact mogelijk houden van de steden en een minstens gelijk blijvend aandeel van de stadsregio’s in het totaal van woningen, werklocaties en arbeidsplaatsen. Over het algemeen wordt dus ingezet op het bundelen van de verstedelijking en economische activiteiten in of aansluitend aan bestaande bebouwde gebieden.

In Limburg is dat vertaald in de stadsregio’s en de plattelandskernen. De stadsregio’s vormen binnen Limburg de vertaling van de bundelingsgebieden zoals het Rijk die hanteert in de Nota Ruimte. Iedere stadsregio is voorzien van een zogenaamde grens stedelijke dynamiek. De plattelandskernen zijn voorzien van contouren. Paarse contouren om de stadsregio’s bepalen de grens voor de stedelijke dynamiek. En vormen tegelijk de overgang naar een platteland met een heel andere dynamiek. Deze grenzen zijn vastgelegd op basis van de natuurlijke waarden in het omliggende gebied en een goede functionele en stedelijke samenhang, rekening houdend met de verwachte groei, zoveel mogelijk samenvallend met bestaande elementen zoals wegen. Deze begrenzing laat onverlet dat er sprake is van een sterke wisselwerking tussen stedelijke en landelijke gebieden. Voor veel voorzieningen is men vanuit het landelijk gebied aangewezen op de steden. Omgekeerd is de kwaliteit van het landelijk gebied mede bepalend voor de aantrekkelijkheid van de stedelijke gebieden als vestigingsgebied. Initiatieven buiten de contouren zijn mogelijk indien ze inpasbaar zijn in het landschap en de landbouwstructuur en gepaard gaan met de realisatie van extra natuur, landschap of milieukwaliteit. Voor landbouw (en toerisme) wordt zoveel mogelijk ontwikkelingsruimte geboden, mits de gebiedskwaliteit er als geheel op vooruit gaat.

In het POL2006 is sprake van een gebiedsgericht aanpak op meerdere niveaus. Naast een onderscheid tussen stedelijke en landelijke gebieden wordt een onderscheid gemaakt in 14 beleidsregio’s. Voor elke regio is op basis van de gebiedskenmerken en -waarden een ontwikkelingsvisie gegeven.

Beleidsregio’s Het plangebied is gelegen binnen de beleidsregio ‘Maasvallei Oost’

Afbeelding 5: uitsnede kaart beleidsregio’s Pol 2006 (actualisatie 2011).

27

Heukelomsebeek Beleidskader

Maasvallei-Oost omvat een belangrijk deel van het landelijk gebied van Noord- en Midden-Limburg ten oosten van de Maas. Deze beleidsregio is rijk aan aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en natuurlijke waarden.

Maasvallei-Oost omvat het landelijk gebied van Noord- en Midden-Limburg ten oosten van de Maas. Van west naar oost is dit gebied grofweg te verdelen in drie zones: de overstromingsvlakte van de Maas, een daaraan grenzende strook van maasdorpen en een verder landinwaarts gelegen zone met Rijn- en Maasterrassen en rivierduinen. De overstromingsvlakte van de Maas zal op termijn uitgroeien tot een langgerekte oase met natuur, water en grondgebonden landbouw met enkele concentratiepunten voor goederenoverslag en waterrecreatie

Perspectieven In de gebiedsgerichte aanpak uit het POL2006 worden voor het Limburgs grondgebied negen perspectieven, met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden onderscheiden.

Afbeelding 6: Uitsnede (globale ligging) plangebied perspectievenkaart POL 2006 (actualisatie 2011).

Binnen het plangebied (afbeelding 13) zijn twee perspectieven gelegen, te weten: - Perspectief 1 Ecologische hoofdstructuur. - Perspectief 3 Ruimte voor veerkrachtige watersystemen. Tenslotte maken ook wegen en water deel uit van het plangebied.

Ecologische Hoofdstructuur(P1). Perspectief 1 omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen nieuwe natuur- en beheersgebieden, ecologisch water en beken met een specifiek ecologische functie. Er binnen liggen bijzondere natuurgebieden zoals Nationale Parken, Natuurbeschermingswetgebieden, waardevolle bossen en de gebieden die zijn aangewezen (of aangemeld) als Vogel- en Habitatrichtlijngebied. Het gaat in alle gevallen om gebieden van nationale of Europese betekenis. De EHS maakt onderdeel uit van de Ruimtelijke hoofdstructuur volgens de Nota Ruimte. Binnen de EHS komen hier en daar op bestemmings-planniveau andere bestemmingen en functies voor variërend van infrastructuur, landbouwgronden tot militaire terreinen, woningen en toeristische voorzieningen. In de POL-aanvulling EHS zijn gedetailleerdere kaarten opgenomen van perspectief 1 met daarbinnen onderscheiden de verschillende gebiedstypen. Perspectief 3(P3) ‘Veerkrachtige watersystemen’ heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, winterbed van de Maas en steilere hellingen, voor zover deze geen deel uitmaken van P1(EHS) of P2 (POG). De betreffende gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. Lokaal komt ook niet-grondgebonden landbouw voor. Met name langs waterplassen, maar ook verspreid over het gebied zijn veel toeristisch voorzieningen aanwezig.

28

Heukelomsebeek Beleidskader

De ontwikkeling van deze functies in deze gebieden is mogelijk mits dit aansluit op het bieden van ruimte aan een voldoende veerkrachtig watersysteem voor de opvang van hoge waterafvoeren, het bestrijden van watertekort en verdroging en het voorkomen van erosie, en gepaard gaat met een goede landschappelijke inpassing en “compensatie” van verloren gaande omgevingskwaliteiten.

Veerkrachtige watersystemen (P3) Het perspectief Veerkrachtige watersystemen (P3) heeft betrekking op de meer open delen van beekdalen, winterbed van de Maas en steilere hellingen, voorzover deze geen deel uitmaken van P1 (EHS) of P2 (POG). De betreffende gebieden hebben een relatief open karakter en zijn ingericht voor gebruik door vooral grondgebonden landbouw. Lokaal komt ook niet-grondgebonden landbouw voor. Met name langs waterplassen, maar ook verspreid over het gebied P3 zijn veel toeristisch voorzieningen aanwezig. De ontwikkeling van deze functies in deze gebieden is mogelijk mits dit aansluit op het bieden van ruimte aan een voldoende veerkrachtig watersysteem voor de opvang van hoge waterafvoeren, het bestrijden van watertekort en verdroging en het voorkomen van erosie, en gepaard gaat met een goede landschappelijke inpassing en “compensatie” van verloren gaande omgevingskwaliteiten (Limburgs Kwaliteitsmenu, zie 3.2.1). De veerkrachtige watersystemen vormen een belangrijke continuïteit in het landschap zowel visueel ruimtelijk als cultuurhistorisch, en bieden een goed houvast voor investeringen in landschapsontwikkeling in aanvulling op de perspectieven 1 en 2. De verwevenheid van functies, kenmerkend voor deze gebieden, wordt zo behouden en versterkt. Deze verwevenheid van functies maakt dat binnen deze gebieden niet altijd de hoogste kwaliteitseisen ten aanzien van bodem en water aan de orde (kunnen) zijn. In het Maasdal is de Beleidslijn Grote Rivieren een belangrijk regulerend instrument. Deze beleidslijn doet geen concessies aan het belang van veiligheid en maakt onderscheid in een stroomvoerend en waterbergend regime. In het bergend deel van het rivierbed en in bepaalde situaties ook in het stroomvoerend rivierbed zijn er ook voor niet-watergebonden activiteiten ontwikkelingen mogelijk.

Afbeelding 7: Uitsnede POL2006. Ecologische functie toekenning. Bron: POL2006

Conclusie Het voorliggende plan sluit aan bij het, voor het gebied vigerende, beleid in het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL) 2006 (actualisatie 2011).

4.3 Regionaal beleid 4.3.1 Beleid Waterschap Peel en Maasvallei. Het Integraal Waterbeheersplan ‘Orde in water’ van het Waterschap Peel en Maasvallei (IWBP) beschrijft de uitwerking van het provinciale waterbeleid door het waterschap, zoals is vastgelegd in het POL2006. Het plan is richtinggevend voor het te voeren beleid en beheer van het waterschap. Het waterbeheer wordt in al zijn samenhangen bekeken met als belangrijke uitgangspunten de watersysteembenadering en de waterketenbenadering.

29

Heukelomsebeek Beleidskader

Bij de integrale afwegingen zijn een viertal leidende principes: veiligheid, duurzaamheid, water als mede ordenend principe en niet afwentelen op anderen. In de afweging gelden een drietal toetsingscriteria: - Doelrealisatie. - Kosteneffectiviteit. - Maatschappelijk draagvlak.

Extra inspanningen worden geleverd op het realiseren van duurzaam stedelijk waterbeheer waaronder het nadrukkelijk beïnvloeden van de ruimtelijke ordening vanuit waterhuishoudkundige principes in samenwerking met de gemeentes. Ook het samenwerken in de waterketen met de gemeentes en de verdere sanering van schadelijke rioolwater overstorten staat hoog op de agenda. Bij nieuwbouwlocaties wordt gestreefd naar 100% afkoppeling van het afkoppelbaar verhard oppervlak van het riool.

Keur waterschap Peel en Maasvallei Op waterstaatswerken en watergangen (waterlopen) is de Keur van het waterschap Peel en Maasvallei van toepassing. In de Keur worden enkele handelingen in het watersysteem beperkt, onder andere het lozen van water in het watersysteem en het realiseren van werken c.q. bebouwing binnen de keurzones van een waterstaatswerk of watergang.

4.3.2 Strategische Regio Visie Maasduinen In opdracht van de drie gemeenten in het Maasduinen gebied (Mook - Middelaar, en Bergen) is de Strategische Regio Visie Maasduinen verschenen en vastgesteld door de drie betreffende gemeenteraden. De regiovisie is inmiddels door Provinciale Staten aangemerkt als beeldbepalende ontwikkeling en is dus leidend voor inrichtingsplannen in het gebied. Het plan vormt de kapstok voor de planologische ontwikkeling van het Maasduinengebied. De IGU Heukelomsebeek maakt onderdeel uit van het gebied. Het inrichtingsplan is door de projectgroep getoetst aan de speerpunten uit de Strategische Regio Visie; veiligheid, landbouw, recreatie & toerisme en natuur. De inrichtingsmaatregelen zijn zoveel als mogelijk afgestemd op de visie. Gezamenlijk is geconcludeerd dat de huidige maatregelen en mogelijke toekomstige ontwikkelingen goed passen binnen de Strategische Regio Visie.

4.4 Gemeentelijk beleid De gemeenteraad heeft ingestemd met de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling voor het gebied Heukelomse beek door het inrichtingsplan van de Heukelomse beek op 13 september 2011 vast te stellen. Inmiddels heeft de concrete uitwerking plaatsgevonden op basis waarvan een omgevingsvergunning wordt aangevraagd om deels in afwijking van het geldende bestemmingsplan dit project te realiseren.

4.5 Integrale Gebied Uitwerking (IGU) Heukelomsebeek Het inrichtingsplan is de uitwerking van de Integrale Gebied Uitwerking (IGU) Heukelomsebeek. IGU’s kennen drie fasen: de initiatieffase (afgesloten met een projectnota), de planvormingsfase (afgesloten met een inrichtingsplan) en de uitvoeringsfase. In 2005 is samen met een externe werkgroep de projectnota geschreven. De projectnota is in oktober 2006 aangeboden aan Gedeputeerde Staten, waarna deze heeft ingestemd met het opstellen van het inrichtingsplan. Van 2007 tot en met 2010 is de projectnota verder uitgewerkt tot een inrichtingsplan door de projectgroep Heukelomsebeek. De projectgroepleden hebben gezamenlijk met hun achterban gezorgd voor de inhoudelijke bijdrage aan het plan, in de vorm van specifieke vak -en gebiedskennis. Tegelijkertijd heeft de projectgroep sturing gegeven aan het proces om de projectnota uit te werken tot het inrichtingsplan. In 2012 is het ontwerp vastgesteld. In 2013 wordt middels deze procedure de planologische procedure gestart.

30

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

5 Omgevingsaspecten

In deze paragraaf wordt nader ingegaan op planologische en milieutechnische aspecten die van belang zijn bij de herinrichting van Heukelomsebeek. Er dient in het kader van het vaststellen van de planologische procedure een goede ruimtelijke ordening te worden betracht. Om die reden zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Er wordt in dit hoofdstuk uitsluitend ingegaan op de relevante onderzoeken.

De onderzoeksrapporten zijn als externe bijlage bij dit document toegevoegd.

5.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling 5.1.1 Waarom m.e.r.-beoordeling Op 1 juli 2010 is de Wet Modernisering m.e.r. in werking getreden. Deze wet wijzigt de Wet milieubeheer daar waar het gaat om de procedures en de wettelijke bepalingen aangaande het (al dan niet verplicht) opstellen van een milieueffectrapport (MER) en heeft tot doel de regelgeving te vereenvoudigen. Samenhangend hiermee is op 1 april 2011 het besluit tot wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden.

De belangrijkste wijzigingen betreffen het aanpassen van de richtlijnen m.b.t. de activiteiten waarvoor een m.e.r.-beoordeling of een m.e.r. moet worden opgesteld. De plandrempels zijn gewijzigd, maar het karakter ervan is eveneens gewijzigd. De beoordelingsdrempels uit het oude Besluit m.e.r. (onderdeel C en D van de bijlage bij het besluit) zijn vanaf 1 april 2011 indicatief. Het bevoegd gezag zal zich er voortaan van moeten vergewissen of de activiteiten in dit onderdeel ook beneden de drempel geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben.

Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.- beoordeling kan tot twee conclusies leiden: - Belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk. - Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

In bijlage III van de Europese richtlijn ‘betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten’ zijn de selectiecriteria beschreven die bepalen of er mogelijk sprake is van aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu. Een m.e.r.- beoordelingsnotitie bestaat uit een beschrijving van de volgende drie hoofdcriteria: - Kenmerken van het project. - Plaats van het project. - Kenmerken van de potentiele effecten.

Op lijst D van de bijlage behorende bij het Besluit m.e.r. wordt een landinrichtingsproject (dan wel een wijziging of uitbreiding ervan) m.e.r.-beoordelingsplichtig gesteld in die gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: - Een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw. - Vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 ha of meer.

Tevens is op lijst D het volgende opgenomen (D 27): - De eerste bebossing of ontbossing (dan wel de wijziging of uitbreiding ervan) met het oog op een ander gebruik van de grond is m.e.r.-beoordelingsplichtig, indien de activiteit betrekking heeft op: - Gronden met een agrarische bestemming en een oppervlakte van 100 hectare of meer.

31

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

- Gronden met een andere dan een agrarische bestemming en een oppervlakte van 10 hectare of meer.

De geplande ingrepen hebben in beide gevallen een oppervlakte die aanzienlijk kleiner is dan hetgeen op de D-lijst is opgenomen (50 ha in plaats van 125 ha). Een groot deel van de Heukelomsebeek is aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur in het POL van de provincie Limburg. Verder wordt in het provinciaal beleid het gebied ook aangeduid als P3, ruimte voor veerkrachtige watersystemen. Er is ook geen sprake van bebossing of ontbossing van meer dan 100 ha.

In de volgende paragraven gaan we nader in op de drie afwegingscriteria‘ s in een m.e.r.- beoordeling.

5.1.2 Kenmerken van het project De herinrichting van de beek maakt deel uit van de Integrale Gebied Uitwerking (IGU) c.q. Inrichtingsplan Heukelomsebeek. Dit gebied heeft een oppervlakte van 1007 ha en wordt begrensd door de Maas in het westen, de Maasstraat bij Afferden in het noorden, de N271 in het oosten en de Kempesstraat en ’t Leuken in het zuiden. In het gebied liggen twee dorpen: Aijen en Bergen. De belangrijkste doelen van het project zijn het realiseren van nieuwe natuur, stimuleren recreatief medegebruik, realiseren van bergingsgebied en herinrichten van beken met specifiek ecologische functie. Voor het bereiken van deze doelen wordt: - 5,6 km waterloop heringericht (4,4 km Heukelomsebeek, 0,8 Netelenweidelossing en 0,8 Aijense beek). - 25 ha voedselrijke bovengrond afgegraven. - 4,1 ha bos gerooid. - 1,8 km nieuwe hagen aangebracht. - 3 km recreatieve routes aangelegd. - Drietal bruggen aangelegd. - Een tweetal poelen/laagte aangelegd en een bestaande poel opgewaardeerd. In hoofdstuk 3 is het plan nader toegelicht.

Door de uitgevoerde maatregelen wordt op de betreffende percelen geen intensieve landbouw meer bedreven. Voor de realisatie van het plan zijn derhalve in het verleden de benodigde gronden van agrariërs op vrijwillige basis gekocht. Door het afgraven van de voedselrijke bovenlaag en de herinrichting van de beek wordt in het plan permanent 50 ha landbouw omgezet in natuur. Voor deze percelen wordt in voorliggende afwijking van het bestemmingsplan dan ook een functiewijziging in het bestemmingsplan geregeld. Verder wordt in het plan ook nieuwe natuur gerealiseerd, maar dan middels agrarisch natuurbeheer. Hiervoor hoeft het bestemmingsplan niet gewijzigd te worden. Middels contracten met beheerders wordt vastgelegd hoe het agrarisch natuurbeheer dient plaats te vinden. De realisatie van het plan zal een tijdelijke toename met zich mee brengen van het aantal vrachtbewegingen in het gebied voor de afvoer van de vrijkomende grond. Op lange termijn zal echter doordat er minder mest op het land in het plan wordt opgebracht deze tijdelijke toename van depositie van Stikstof op natuurgebied door de vrachtbewegingen ruim compenseren.

De cumulatie met andere projecten moet worden bezien in de huidige situatie (dus bij de huidige feitelijke omstandigheden), maar ook alle projecten en plannen waarvan het aannemelijk is dat die doorgang zullen vinden en waarvoor een formele procedure is gestart. Ook wanneer voorzienbaar is dat in de toekomst bepaalde effecten zullen optreden, dient daar ook mee te worden gecumuleerd om te bezien of het een bijzondere omstandigheid oplevert.

Onderstaand is een opsomming gegeven van projecten die een relatie en of in de nabijheid van de Herinrichting van de Heukelomsebeek plaats vinden.

Verhoging van stuwpeil van de Maas bij Sambeek In het stuwpand van Sambeek wordt in de toekomst (wanneer is nog niet bekend) het stuwpeil van de Maas met 25 cm verhoogd.

32

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

De verhoging van het stuwpeil dient twee doelen. Ten eerste is het om de diepgang voor de scheepvaart te vergroten en ten tweede om te voorkomen dat rivierverruimende maatregelen verdroging van natuurgebieden tot gevolg hebben. De rivierverruimende maatregelen zelf zorgen voor lagere waterstanden tijdens piekafvoeren van de Maas. Door de peilopzet is een stijging van de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand te verwachten in het dal van de Heukelomsebeek van ongeveer 10 cm tot 20 cm. Door verhoging van stuwpeil van de Maas is er sprake van hogere grondwaterstanden en waterpeilen in de Heukelomsebeek. De effecten hiervan wordt verderop in dit hoofdstuk nader toegelicht.

Hoogwatergeul Well-Aijen / Maaspark Well De hoogwatergeul Well-Aijen maakt deel uit van Zandmaas 1 en dient een substantiële bijdrage te leveren aan de hoogwaterbescherming in Noord-Limburg na 2015. Maaswerken en de initiator zijn hierbij de verantwoordelijke partijen voor de uitvoering op grond van zelfrealisatie. De aanleg van hoogwatergeul, betekent tijdelijk een mogelijke verslechtering van het milieu tijdens aanleg werkzaamheden.

Het Maaspark Well is een initiatief van een ontgronder. Het is een integraal plan voor de realisatie van de hoogwatergeul, een toeristisch recreatieve ontwikkeling en delfstofwinning. Voor het plan Maaspark Well is inmiddels een MER procedure en een procedure om te komen tot een structuurvisie opgestart. De voorlopige planning is dat de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd tussen eind 2009 en 2020/2025.

Voor deze ontwikkeling wordt een aparte MER beschreven om de milieugevolgen te beschrijven. De effecten die worden veroorzaakt door het plan Maaspark Well hebben naar verwachting geen significante invloed op het plangebied voor de herinrichting van de Heukelomsche Beek. Mogelijke effecten van het plan Maaspark Well op het gebied van water en ecologie dienen bovendien te worden gemitigeerd.

Overstorten Binnen het projectgebied zijn er een aantal overstorten die wel voldoen aan de basisinspanning maar niet aan de KRW. De gemeente Bergen heeft samen met het Waterschap maatregelen ontwikkeld om hieraan tegemoet te komen. In het afvalwaterakkoord van oktober 2010, gesloten tussen waterschapsbedrijf WML, het waterschap Peel en Maasvallei en de gemeenten Bergen, en Gennep, zijn afspraken gemaakt om de effecten van riooloverstorten te verminderen. Het aanpakken van de overstorten in het plangebied heeft een positief effect op het milieu.

Met betrekking tot de kenmerken van het project betekent dat het plan ruim onder de drempelwaarde van 125 ha voor de functiewijziging van landbouw natuur blijft. Verder betekent het ook dat door de realisatie van dit project er tijdelijk nadelige gevolgen met zich meebrengt tijdens de uitvoeringswerkzaamheden, maar op lange termijn de maatregelen een aanzienlijke positieve bijdrage heeft voor het milieu. De belangrijkste project waarvan de cumulatie-effecten moet worden bezien is de verhoging van stuwpeil van de Maas bij Sambeek.

5.1.3 Plaats van het project Het plan grenst aan het Natura2000-gebied de Maasduinen. De Maasduinen is tevens aangeduid als Nationaal Park. Het plan zelf ligt in het dal van de Maas. Deze gebieden hebben gelet op de rivierkundige belangen de status Waterstaatkundig beheer gebied van Rijkswaterstaat gekregen. Het realiseren van activiteiten in deze gebieden is derhalve vergunningsplichtig. De vergunning op basis van de Waterwet is aangevraagd. Verder is een groot deel van het gebied van de EHS (Ecologische Hoofdstructuur).

33

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

Afbeelding 8: Begrenzing Natura2000 (gele omlijning) en Nationaal Park (rode omlijning)

5.1.4 Kenmerken van de potentiele effecten (effecten op het milieu) De potentiele nadelige milieueffecten effecten zijn beschreven in hoofdstuk 5.2 tot en met 5.8. Bij de beoordeling van de milieugevolgen is tevens gekeken naar cumulatie, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. Hieruit is gebleken dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht.

Conclusie Op basis van de uitgevoerde onderzoeken en conclusies voor de verschillende milieuthema’s kan worden geconcludeerd dat belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten. Het doorlopen van een m.e.r.(-beoordeling) is daarom niet noodzakelijk.

5.2 Bodem De bestemmingsafwijking betreft geen wijziging die een gebruik introduceert waarbij risico’s van bodemverontreiniging aan de orde zijn. Wel moet in het kader van de werkzaamheden aan de Heukelomsebeek de kwaliteit van de bodem zijn vastgesteld, indien er grond afgevoerd zal worden naar buiten het plangebied. Hiervoor is door Kragten(2012) een bodemonderzoek uitgevoerd voor een aantal locaties waar de bodem wordt afgegraven. Het onderzoek heeft geen aanwijzing voor verontreiniging aangetoond. Onderdeel van dit onderzoek was een vooronderzoek naar historisch gebruik en mogelijke verontreinigingsbronnen in de omgeving.

Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie De gemeente Bergen heeft een archeologische beleids- en verwachtingenkaart vastgesteld. Op de Archeologische Beleidskaart van de Gemeente Bergen wordt ter plaatse van vrijwel het gehele plangebied een zone met een hoge archeologische verwachting weergegeven (Categorie 4). Voor deze zone geldt een archeologische onderzoeksplicht bij bodemverstoringen met een verstoringsdiepte van meer dan 0.40 meter beneden het

34

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

maaiveld en een oppervlakte van meer dan 250 m². Verder vallen delen van het plangebied binnen terreinen met een archeologische status (AMK-terreinen).

Afbeelding 9: De zones waar graafwerkzaamheden gaan plaatsvinden zijn lichtgroen omkaderd. Eén zone waar mogelijk ontgrondingen zullen plaatsvinden is met een paarse, onderbroken lijn gemarkeerd.

Op basis van de door de Provincie Limburg gemaakte indeling van de Provinciale archeologische aandachtsgebieden, maakt het plangebied deel uit van het Provinciaal archeologisch aandachtsgebied ‘Maasdal-Bergen’. De Provincie Limburg treedt op als bevoegde overheid bij ontgrondingen en stelt voor ontgrondingen binnen de provinciale aandachtsgebieden archeologisch vooronderzoek verplicht. Dit bij bodemingrepen dieper dan 0.3 centimeter en bij een ondergrens voor gebieden met een hoge archeologische verwachting van 1000 m² en voor gebieden met een middelhoge verwachting van 2500 m². De door de Provincie Limburg vastgestelde ondergrenzen zijn hier leidend. Als gevolg van de voorziene bodemingrepen zouden archeologisch relevante horizonten kunnen worden verstoord. Op basis van het vigerende landelijke (o.m. Monumentenwet 1988 en de KNA 3.2), provinciale en gemeentelijke beleid, zal daarom een verantwoorde afweging moeten worden gemaakt van de in het geding zijnde archeologische belangen. Door de gemeente Bergen is dan ook besloten dat in het kader van de vergunningsprocedure een actualisatie van het eerder uitgevoerde Archeologisch Bureauonderzoek moest worden uitgevoerd, als eerste stap in de Archeologische Monumentenzorg-cyclus (AMZ-cyclus).

35

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

In 2011 is in opdracht van Dienst landelijk Gebied Limburg door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. een bureauonderzoek en veldinspectie uitgevoerd ten behoeve van de herinrichting van het beekdal van de Heukelomsebeek in de gemeente Bergen. Uit de bureaustudie bleek dat het plangebied Heukelomsebeek een langdurige bewoningsdynamiek kent met vindplaatsen uit de Late Steentijd t/m de Late Middeleeuwen. Ten behoeve van die delen van het plangebied waar in de nabije toekomst inrichtingswerkzaamheden zouden worden uitgevoerd, die gepaard zouden gaan met graafwerkzaamheden, werd een verwachtingskaart opgesteld. Bij het opstellen van de archeologische verwachting is onderscheid gemaakt in een verwachting voor droge gebiedsdelen (zones waar nederzettings- en begravingssporen verwacht worden) en een verwachting voor natte gebiedsdelen (zones in het beekdal waar bijzondere datasets kunnen voorkomen).` Door SOB is in 2013 een actualiserend bureauonderzoek uitgevoerd op basis van de meest recente archeologische informatie en op basis van de huidige plannen.

Op basis van deze door de provincie Limburg gehanteerde ondergrens vallen de percelen waar tot een diepte van 0.4 meter zal worden ontgrond buiten de vrijstelling. Op deze percelen wordt daarom de graafwerkzaamheden onder archeologische toezicht begeleid. Voor de percelen waar tot een diepte van 30 centimeter zal worden ontgrond behoeft geen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Bij de hernieuwde aanleg van de Heukelomsebeek, de Aijense beek en de Netelenweidelossing en de aanleg van de amfibiepoelen zal worden ontgraven tot een diepte van 0.5 tot maximaal 1.0 meter beneden het maaiveld. Op basis van het eerdere en het huidige Archeologisch Bureauonderzoek, de door RAAP voor het plangebied opgestelde archeologische verwachtingskaart en het gemeentelijke en provinciale beleid inzake archeologie, worden deze graafwerkzaamheden onder Archeologische Begeleiding (Protocol Inventariserend Veldonderzoek) uitgevoerd. In het kader van de planontwikkeling worden meer graafwerkzaamheden voorzien. Op dit moment is de omvang en de diepte van de daarbij te verwachten bodemverstoringen nog niet duidelijk. Wanneer bij deze - en dergelijke - werkzaamheden sprake is van bodemverstoringen die dieper reiken dan 0.3 meter beneden het maaiveld en tevens een significante omvang hebben, wordt geadviseerd om ook deze werkzaamheden onder Archeologische Begeleiding te doen uitvoeren.

Een nadere uitwerking van de Archeologische Begeleiding wordt opgenomen in een daartoe op te stellen Programma van Eisen (PvE), dat voorafgaand aan de uitvoering door de bevoegde overheid dient te worden goedgekeurd. Het verdient aanbeveling het PvE op te stellen op het moment dat alle uitvoeringsplannen op bestekniveau zijn geconcretiseerd.

Conclusie Door het toepassen van archeologische begeleiding tijdens bepaalde graafwerkzaamheden vormt het aspect archeologie geen belemmering voor het plan. Een algemeen knelpunt in het gebied vormt het ontbreken van een herkenbaar landschap, waaraan de cultuurhistorie is af te lezen. Door het realiseren van het plan worden diverse cultuurhistorische inrichtingsmaatregelen gerealiseerd.

5.4 Flora en fauna Voor de herinrichting van de Heukelomsebeek is een aantal ruimtelijke ingrepen gepland. Realisatie van ruimtelijke ingrepen kan leiden tot overtreding van verbodsbepalingen in de Nederlandse natuurwetgeving, waarbij de volgende twee wetten van belang zijn: 1. De Flora- en faunawet (in het vervolg Ffw), die de bescherming regelt van planten diersoorten. Overtreding van de Ffw ten aanzien van streng beschermde soorten vereist mogelijk een ontheffing ad artikel 75

2. De Natuurbeschermingswet 1998 (in het vervolg Nbw), die de bescherming regelt van natuurgebieden. Indien het voorgenomen project in strijd is met de instandhoudingdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, is mogelijk een vergunning Nbw noodzakelijk.

36

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid en vergunbaarheid van de voorgenomen ingreep dient een actueel en volledig beeld te bestaan van het voorkomen van beschermde soorten op de ingreeplocatie of binnen de invloedssfeer ervan. Aan de hand daarvan dient de voorgenomen ingreep getoetst te worden aan de bepalingen in de Ffw. Aangezien er geen Natura 2000-gebieden aanwezig zijn binnen de directe invloedssfeer van de ingreep zullen er geen directe effecten te verwachten zijn. Door de aanleg werkzaamheden zal er tijdelijk een toename te verwachten zijn van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden (Maasduinen). Dit als gevolg van de vrachtwagenbewegingen in het gebied voor de afvoer van de vrijkomende grond. Op lange termijn zal, doordat er landbouwgrond wordt omgezet naar natuur, minder mest op het land in het plan worden opgebracht waardoor de stikstofdepositie zal afnemen. De tijdelijke toename van depositie van stikstof door de vrachtbewegingen wordt daardoor ruim gecompenseerd.

In 2008 heeft het waterschap Peel en Maasvallei een nulmeting in en rond de Heukelomsebeek laten uitvoeren in het kader van de KRW monitoring (Ecologica, 2008 Waterschap Peel en Maasvallei, 2010). Hierbij is gekeken naar het voorkomen van alle kensoorten (inclusief alle beschermde soorten). Op basis van deze onderzoeken hebben ecologen van DLG het in te richten gebied in 2011 en 2012 nader onderzocht op het voorkomen van beschermde soorten en dan met name de Drijvende waterweegbree. Ecologen van de provincie Limburg en Staatsbosbeheer hebben in september 2012 nogmaals gekeken naar het voorkomen van de Drijvende waterweegbree en andere beschermde soorten planten in en langs de Heukelomsebeek.

In een activiteitenplan (flora faunawet onderdeel Drijvende waterweegbree en Rapunzelklokje, DLG, 1 februari 2013) beschrijft DLG de effecten van de werkzaamheden en de maatregelen die voor de Drijvende waterweegbree en Rapunzelklokje worden genomen zodat er geen overtreding van de Ffw plaatsvindt. Om voor de zekerheid na te gaan of de voorgestelde maatregelen voldoende zijn (positieve afwijzing) is middels een ontheffingsaanvraag voor de Drijvende Waterweegbree het activiteitenplan voorgelegd aan de Dienst Regelingen. Op 5 juli 2013 heeft Dienst Regelingen aangegeven dat er geen ontheffing noodzakelijk is mits de benodigde voorzorgmaatregelen worden genomen (zie bijlage).

In 2012 is door Natuurbalans-Limes Divergens BV een nader onderzoek uitgevoerd om de samenstelling van de vislevensgemeenschap in de Heukelomsebeek en de zijbeken Netelenweidelossing en de Aijensebeek in beeld te brengen. Daarnaast is een inzicht gewenst in het gebruik van de beek door de afzonderlijke vissoorten, waarbij de aandacht nadrukkelijk uitgaat naar de beschermde vissoorten en Rode lijstsoorten.

Op grond van voorliggend onderzoek is het voorkomen bekend van een aantal beschermde vissoorten. De gunstige staat van instandhouding van bittervoorn, kleine modderkruiper, paling en rivierdonderpad komt niet in gevaar bij uitvoering van de voorgenomen activiteiten. De watergang en het omliggende gebied heeft in de huidige vorm slechts een geringe natuurwaarde en herbergen kleine aantallen van genoemde soorten. Van de aanwezigheid van grote, zichzelf in stand houdende, populaties van beschermde vissoorten is momenteel geen sprake. Door de herinrichting ontstaat er weer een meer natuurlijk beeksysteem met een watergang met veel kenmerken voor de ontwikkeling van hogere natuurwaarden: helder, zuurstofrijk water, veel verschillen in stroomsnelheid, minerale zandbodem, plaatselijk een rijke waterplantenvegetatie en structuurrijke oevers. De verwachting is dat zowel voor limnofiele als stromingsminnende vissoorten nieuw geschikt leefgebied zal ontstaan. Door de werkzaamheden uit te voeren, zoals beschreven in bijlage 4 van het rapport van Natuurbalans-Limes Divergens BV, worden negatieve effecten op individuen tot een minimum beperkt en wordt gewerkt conform de zorgplicht.

Het dal van de HeukelomseBeek is in principe ongeschikt als burchtlocatie voor Dassen, dit omdat het gehele gebied in de winter onder water kan lopen. Het gebied is wel geschikt als foerageergebied voor de Das. Uit veldbezoek is echter gebleken dat er een burcht in een houtsingel nabij de Heukelomsebeek en de Kerkstraat ligt. Controle in juli van dit jaar gaf aan dat er dit jaar wel aan de burcht is gegraven maar dat er waarschijnlijk geen jongen in de burcht zitten. Er waren ook geen sleepsporen van

37

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

nestmateriaal zichtbaar en vers uitgeworpen aarde. De ecoloog verwacht dat dit een bijburcht is, die af en toe bewoond wordt. In eerdere plannen zouden deze houtsingels gekapt worden. Naar aanleiding van deze vondst is het plan aangepast door alleen de houtsingel op te snoeien/dunnen en de ondergroei te verwijden. Verder zal er tenminste vijfentwintig meter rondom de burcht de singels niet worden gekapt. Hierdoor blijft de burcht intact en heeft de Das (en ook andere dieren zoals reeën) geen last van de werkzaamheden. Door de herinrichting zal er geen foerageergebied verloren gaan.

Om negatieve effecten ten aanzien van broedvogels te voorkomen, dienen de aanlegwerkzaamheden zoveel mogelijk uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen van aanwezige broedvogels. Als alternatief kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om de planlocatie ongeschikt te maken voor vogels om er te broeden. Voorbeelden van deze maatregelen zijn kappen van bomen, snoeien van struweel, maaien van ruigte of riet, etc. Op deze manier wordt voorkomen dat broedvogels gaan broeden op de planlocatie, waarna werkzaamheden ook in het broedseizoen kunnen plaatsvinden. Hieraan wordt voldaan door te werken conform protocol Broedvogels (beschreven in bijlage 3 rapport van Natuurbalans-Limes Divergens BV).

Conclusie Op basis van de diverse uitgevoerde onderzoeken en door het volgen van de verschillende protocollen ontstaan er geen belangrijke nadelige gevolgen voor de natuur. Het aspect natuur vormt derhalve geen belemmering voor het plan.

5.5 Water In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor alle ruimtelijke plannen een “watertoets” worden uitgevoerd. De watertoets is een belangrijk instrument dat als doel heeft te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. In dit geval is het plan niet waterhuishoudkundig relevant vanwege de aanleg van nieuw verhard oppervlak (hetgeen meestal het geval is), maar vanwege mogelijke hydrologische effecten buiten het plangebied.

Alle maatregelen uit de IGU zijn overgenomen in het NLP. De hydrologische effecten van de maatregelen op de Heukelomsebeek zijn in beeld gebracht door grondwaterberekeningen uitgaande van de huidige situatie en berekeningen uitgaande van de situatie na de peilopzet van de Maas. Door het verhogen van het Maaspeil wordt het waterpeil in de Heukelomsebeek verhoogd en wordt de lokale drainagebasis verhoogd. De peilopzet in de Maas en dientengevolge in de Heukelomsebeek was de aanleiding tot het aanwijzen en inrichten van natuurgebieden in het dal van de Heukelomsebeek en zijbeken. In het kader van de IGU zijn de landbouwgronden in de beekdalen zoveel mogelijk geruild en verworven. Dit met het doel om nadelige invloed van grondwaterstandsverhoging op landbouwgronden te vermijden. Enkele landbouwpercelen die aangewezen zijn als EHS zijn nog niet verworven. Ter hoogte van deze percelen wordt, totdat ook deze percelen verworven zijn, tijdelijk een lager peil ingesteld als voor de natuurontwikkeling gewenst. De drooglegging van betreffende percelen wijzigt hierbij niet ten opzichte van de huidige situatie.

De maatregelen (afgraving) leiden tot nattere omstandigheden op de natuurgronden. Het effect van herinrichting van de Heukelomsebeek beperkt zich tot percelen direct langs de beek in het zuidelijk deel. Het overgrote deel van de toekomstige natuurgronden worden natter als gevolg van de verhoging van het stuwpeil in de Maas.

Het waterschap Peel en Maasvallei (WPM) heeft het ontwerp doorgerekend met SOBEK (programma voor oppervlaktewatermodellering en hydrologische effecten), om een inschatting van waterpeilen in de beek en de drooglegging ten opzichte van het oppervlaktepeil te kunnen geven. De doelstellingen die met de herinrichting van de Heukelomsebeek worden nagestreefd, sluiten aan bij het waterbeleid in Nederland, waarin wordt uitgegaan van de trits vasthouden - bergen - afvoeren. De beek krijgt een natuurlijk verloop, waardoor water langer in het gebied wordt vastgehouden en delen van het beekdal worden vernat.

38

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

In opdracht van DLG heeft Kragten een second opinion uitgevoerd op de door WPM aangeleverde SOBEK berekeningen (Notitie Waterpeilen Heukelomsebeek op basis van het Inrichtingsplan augustus 2012, d.d. 17 januari 2013). In deze memo die als externe bijlage is opgenomen, wordt uitgelegd welke (hydrologische) maatregelen worden genomen, welke effecten dit oplevert en welke maatregelen worden getroffen. Daarnaast heeft DLG op basis van info uit de notitie van Kragten een quickscan (DLG, 18 juni 2013) gemaakt met een beschrijving van de effecten op de oppervlaktewaterpeilen en grondwaterstanden. De effecten op het oppervlaktewater zijn hieronder beschreven: - De peilopzet in de Maas zorgt voor opstuwing in de Heukelomsebeek. Het effect van de peilopzet in de Maas op de Heukelomse beek werkt door tot de Zeedijk. Bovenstrooms van dit punt is geen opstuwende werking van de maas op het peil van de Heukelomse beek. - Bovenstrooms van de stuw Zeedijk zullen de oppervlaktewaterpeilen in de eindsituatie volgens de berekeningen met 20 cm stijgen, van 11,50 m+NAP naar 11,70 m+NAP (bij een gemiddelde voorjaarsafvoer). Om schade als gevolg van vernatting van niet verworven EHS percelen op korte termijn te vermijden wordt de te verplaatsen stuw ingesteld op 11,50 m+NAP. - Bovenstrooms van de stuw bij de Aijerdijk dalen de oppervlaktewaterpeilen bij een gemiddelde voorjaarsafvoer met 10 cm.

De effecten op de grondwaterstanden zijn hieronder beschreven: - De peilopzet in de Maas zorgt voor een stijging van grondwaterstanden in het plangebied. - De veranderingen van oppervlaktewaterpeilen van de Heukelomsebeek zullen zowel op de korte termijn als op de lange termijn (eindsituatie) niet tot natschade of grondwateroverlast leiden. De minimale drooglegging op nog niet verworven gronden in het beekdal wordt niet kleiner, zolang deze nog in landbouwkundig gebruik zijn: er treedt dan geen vernatting op als gevolg van de herinrichting van de Heukelomsebeek. - De overige gronden liggen hoog genoeg om te voorkomen dat grondwaterstandsverhogingen als gevolg van de herinrichting van de Heukelomsebeek een negatief effect hebben op het gebruik.

Conclusie De herinrichting van de beek en de peilopzet van de Maas zorgen voor geen noemenswaardige nadelige effecten in de omgeving. Door de peilopzet in de Maas is er een stijging van de grondwaterstanden in het gebied. De veranderingen zullen niet leiden tot natschade of grondwateroverlast. Het aspect water vormt derhalve geen belemmering voor dit plan.

5.6 Woon en leefmilieu (externe veiligheid, geluid, lucht, verkeer en geur) De diverse maatregelen in het plan zal niet of nauwelijks extra verkeer genereren. Hierdoor zullen de geluid en luchthindereffecten marginaal zijn. Doordat er meer natuur is in het gebied zal de geurhinder als gevolg van het uitrijden van mest minder zijn. Het plan brengt ook geen gevoelige bestemmingen met zich mee. De realisatie van het plan zal een tijdelijke toename met zich mee brengen van het aantal vrachtbewegingen in het gebied voor de afvoer van de vrijkomende grond. Deze toename is echter niet noemenswaardig.

Conclusie Het onderdeel woon en leefmilieu brengt geen noemenswaardige effecten met zich mee en vormt derhalve geen belemmering voor het plan.

5.7 Kabels en leidingen Binnen het plangebied liggen geen planologische relevante kabels en leidingen die een belemmering vormen voor het plan. Volgens de risicokaart liggen er ook geen risicovolle buisleidingen in het plangebied. Voor aanvang van de werkzaamheden zal een klic- melding gedaan worden om de exacte ligging van kabels/leidingen te achterhalen en afspraken te maken met de leidingbeheerders.

39

Heukelomsebeek Omgevingsaspecten

Conclusie Kabels en leidingen vormen geen belemmering voor het plan.

5.8 Niet gesprongen explosieven Bij de herinrichting van de Heukelomsebeek vinden bodemingrepen plaats. Om het risico op het aantreffen van conventionele explosieven (CE) te onderzoeken heeft IDDS een bureauonderzoek uitgevoerd (rapport 12060059iVoI01 d.d. 1 oktober 2012).

Het onderzoeksdoel en de te volgen werkwijze betreffende een vooronderzoek zijn in het “Werkveld Specifiek certificatie Schema voor het Opsporen Conventionele Explosieven: 2012, versie 1” (WSCSOCE) als volgt omschreven: ‘Het vooronderzoek heeft tot doel om te beoordelen of er indicaties zijn dat binnen het onderzoeksgebied CE aanwezig zijn, en zo ja, om het verdachte gebied in horizontale en verticale dimensie af te bakenen. Het vooronderzoek bestaat uit zowel het inventariseren als beoordelen (analyseren) van bronnenmateriaal en resulteert in een rapportage en een (eventueel daarbij behorende) CE bodembelastingskaart’.

Het doel van deze studie is het verkrijgen van een, door middel van het verzamelen en verwerken van relevant historisch feitenmateriaal, gefundeerd antwoord op de volgende drie kernvragen: 1. Is het onderzoeksgebied of een deel hiervan betrokken geweest bij oorlogshandelingen (indicaties) en is er daardoor sprake van een verhoogd risico op het aantreffen van Conventionele Explosieven oftewel van verdacht gebied? Uit de bureaustudie is vast komen te staan dat er diverse indicaties zijn achterhaald die aantonen dat het onderzoeksgebied verdacht is op de aanwezigheid van CE.

2. Zijn er gebeurtenissen (contra-indicaties) die een aanwijzing vormen dat een (mogelijk verdacht) gebied als onverdacht kan worden aangemerkt? Uit de bureaustudie is vast komen te staan dat er een aanwijzing zichtbaar is (beekverbreding) die aantoont dat een gedeelte van het onderzoeksgebied als onverdacht kan worden aangemerkt.

3. Indien er sprake er sprake is van verdacht gebied wat is dan de (sub)soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van de vermoede Conventionele Explosieven? Er is sprake van gedumpte, verschoten, afgeworpen en weggeslingerde CE De hoeveelheid hiervan is niet feitelijk vast te stellen.

IDDS Explosieven adviseert om een vervolgonderzoek in de vorm van opsporingsonderzoek uit te voeren, indien er bodemroerende activiteiten plaats gaan vinden in of nabij de als verdacht aangemerkte locaties. Dit opsporingsonderzoek kan bestaan uit oppervlaktedetectie gevolgd door het benaderen van mogelijke conventionele explosieven.

Bovenstaande advies zal worden opgevolgd om de herinrichtingswerkzaamheden veilig te laten verlopen.

Conclusie Het aspect explosieven vormt geen belemmering voor het plan.

40

Heukelomsebeek Economische uitvoerbaarheid

6 Economische uitvoerbaarheid

In de Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12, eerste lid) is bepaald dat gelijktijdig met het vaststellen van een ruimtelijk besluit een exploitatieplan door de gemeenteraad moet worden vastgesteld voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

In het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen welke bouwplannen dit betreft: a. De bouw van een of meer woningen. b. De bouw van een of meer andere hoofdgebouwen. c. De uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen. d. De verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd. e. De verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt. f. De bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m² bruto- vloeroppervlakte.

Voorliggend plan betreft geen bouwplan zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Het vaststellen van een exploitatieplan is niet aan de orde.

Bureau Beheer Landbouwgronden en Stichting het Limburgs Landschap hebben de benodigde gronden reeds aangekocht. Voor de herinrichting is budget gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid van het plan is voldoende verzekerd.

41

Heukelomsebeek Maatschappelijke haalbaarheid

7 Maatschappelijke haalbaarheid

Bij de totstandkoming van het plan is een projectgroep in het leven geroepen met afvaardiging van de projectpartners en financierders zijnde provincie Limburg, gemeente Bergen, Waterschap Peel en Maasvallei (WPM) en Stichting het Limburgs Landschap. Bij de totstandkoming van het plan zijn tevens diverse informatiebijeenkomsten gehouden. Het plan wordt door verschillende partijen in het gebied breed gedragen.

Deze ruimtelijke onderbouwing zal voor de duur van zes weken ter inzage worden gelegd. Binnen deze periode kan eenieder tegen het project zienswijzen indienen.

42