Gerrit Moll en de geschiedenis van de kartografie 10 paul van den brink

Een niet onbelangrijk bestanddeel van de kaartenverzameling van de huidige Universiteitsbibliotheek Utrecht wordt gevormd door de collectie van circa 1.300 kaarten en atlassen, die de bibliotheek in 1838 kreeg aangeboden uit de erfenis van de Utrechtse hoog- leraar in de fysica Gerrit Moll (1785-1838, afbeelding 1). Over de totstandkoming van de verzameling is weinig bekend, maar wie deze overziet kan zich wel vinden in de omschrijving die Van Cittert Eymers in de catalogus Oude kaarten en globes aan de Moll- collectie meegaf. ‘Een bonte verzameling van kaarten, ook in handschrift, en tekeningen van allerlei aard. Men vindt er behalve kaarten en plattegronden in eigenlijke zin, 70 scheepsbouwkundige tekeningen uit de 18de en 19de eeuw; voorts militaire kaarten, astronomische kaarten enz.’.

et deze kenschets sugge- gen voor praktische en maatschappelijke proble- reerde de oud-directrice men komt in zijn wetenschappelijke werk goed van het Universiteitsmu- tot uitdrukking. Enerzijds in toegankelijke stu- seum dat aan de totstand- dies over het benutten van moderne technieken koming van de collectie bij de ontwikkeling van machines en wat we geen duidelijk beredeneerd tegenwoordig de utilitybouw zouden noemen. plan lag, maar het is de vraag of die kwalificatie Maar anderzijds ook in verschillende belangrijke wel terecht is, wanneer men de sterke maritieme, adviezen aan Nederlandse overheden over de ver- waterstaatkundige en natuurwetenschappelijke betering van de Nederlandse rivieren, de onder- accenten in ogenschouw neemt. De door Moll bij- bouwing van dat stelsel met een uniforme rivier- eengebrachte collecties vormen in eerste instantie kaart, de verbetering van zeekaarten en het belang dan ook een afspiegeling van zijn brede geografi- van stelselmatige getijdenwaarnemingen langs sche interesses en zijn sterke gerichtheid op de toe- de Nederlandse kust. Het is die veelzijdige thema- gepaste wetenschap en de popularisering daarvan. tiek die in de kaartenverzameling en zijn biblio- Die belangstelling voor het zoeken naar oplossin- theek sterk naar buiten treedt. Gerrit Moll was dus bij uitstek een ‘praktische’ verzamelaar en op veel van het door hem bijeenge- brachte kaart- en boekmateriaal kan het etiket ‘toepasbaarheid’ bij uitstek worden geplakt. Dat geldt evenzeer voor het kleine, vooral weten- schapshistorisch op te vatten deel van de verzame- ling, waarbij hij zich concentreerde op de aard- rijkskundige ontwikkeling van het wereldbeeld. Over de chronologie van die geografische ont- sluiting en de Nederlandse bijdrage daaraan, publiceerde Moll in 1825 ook zijn Verhandeling over eenige vroegere zeetogten der Nederlanders (af- beelding 2). Een interessante maar vrijwel ook on- opgemerkt gebleven studie, niet in het minst van- wege de |talrijke, vaak ook kritische verwijzingen naar de eigentijdse en de historische kartografie. De aanleiding voor de Verhandeling was een 1 door de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen Portret van Gerrit Moll uitgeschreven prijsvraag, waarin werd gevraagd (1785-1838) Universiteits- om een volledig ‘overzigt te geven van de belang- museum Utrecht. rijkste reizen der Nederlanders, zoo te land als ter

[ 78 ] bijzonder onderzoek zee, met ontwikkeling der voordeelen die dezelve aan kunsten en wetenschappen, en aan de welvaart des vaderlands toegebragt’. Hoewel Moll naar eigen zeggen weinig op had met het instituut van ‘nutti- ge prijsvragen’, omdat dat de wetenschap onderge- schikt zou maken aan de praktijk, besloot hij niet- temin toch een poging tot beantwoording te doen. Daar slaagde hij echter slechts ten dele in. Hij kwam weliswaar met een prijsverhandeling, maar zijn drukke werkzaamheden als hoogleraar en directeur van de Utrechtse Sterrenwacht vormden een te groot beletsel om het gevraagde volledige overzicht voor te leggen. Het door hem ingeleverde stuk was echter van een zodanige kwaliteit, dat Moll door het bestuur van de Maatschappij werd uitgenodigd om dat stuk toch af te ronden. Omdat hij door zijn vele taken daartoe opnieuw niet in de gelegenheid was, besloot hij daarna om het verhaal met medewerking van de Maatschappij in haar voorlopige vorm uit te geven. In deze Verhandeling beperkt Moll zich tot de tot de periode van de zestiende tot het begin van de achttiende eeuw. Hoewel hij oorspronkelijk over- woog om in het boek een bibliografische opsom- ming te geven van ‘alle gedrukte reisverhalen, hoe onbelangrijk somtijds [ook]’, koos hij uiteindelijk voor de vorm van ‘eene verhandeling over het wetenschappelijke, hetwelk door de Nederlanders op de hunne is gedaan, opgemerkt en te boek gesteld’. Hij verdeelde het boekje daartoe onder in een vijftiental hoofdstukken waarin, voorafgegaan door een vooral cultuurhistorische inleiding, een hoofdzakelijk longitudinaal geordende schets wordt gegeven van de Nederlandse ontdekkings- reizen, te beginnen met die van Olivier van Noort en eindigend met die van en Marten Gerritsz de Vries. Natuurlijk leende het onderwerp zich gelijktij- dig ook voor een bespreking van de vele kaarten, globes en het andere instrumentarium die als uit- vloeisel van deze reizen waren overgeleverd. Door het gebrek aan moderne studies over het onder- werp, moest Moll herhaaldelijk teruggrijpen op 2 de kaarten, de atlassen en reisverslagen die hij in schen reiziger, die de aarde heeft rondgezeild, op Titelpagina van Molls zijn eigen collecties had bijeengebracht. Daarbij eene kaart, zoo veel mogelijk uit de onvolledige Verhandeling over eenige schroomde hij niet om, waar origineel materiaal berichten, die men er van heeft, op te teekenen. vroegere zeetogten der ontbrak, kaarten actief te reconstrueren. Bij de Na dien arbeid, verheug ik mij, als Nederlander, Nederlanders (, bestudering van de wereldreis van Olivier van dat geen vreemdeling hetzelfde heeft gedaan en 1825) (Utrecht ub, t oct 472). Noort viel het hem bijvoorbeeld op dat – met uit- openbaar gemaakt’. Deze kaart heb ik in Molls zondering van een wereldkaart van Covens & Mor- kaartenverzameling helaas niet teruggevonden. tier – diens volledige reisroute eigenlijk op geen Molls eerste kanttekeningen over de karto- enkele kaart of globe was vastgelegd. Om die reden grafische uitkomsten van de Nederlandse ontdek- nam hij de moeite om ‘van den eersten Nederland- kingsreizen vinden we bij zijn behandeling van

utrecht in de wereld [ 79 ] Jan Huygen van Linschoten. Bladerend in diens aanleiding om wat dieper in te gaan op de funda- Itinerario. Voyage ofte schipvaert [...] naer Oost ofte menten van die kartografische traditie, die tot in Portugaels Indien [...] uit 1596 merkte hij daarover de achttiende eeuw had standgehouden. Met de op dat dit uitzonderlijke werk was voorzien van ‘Nederlandschen wis- en sterrekundige Gerard de beste zeekaarten en kustbeschrijvingen, die Mercator’ als voornaamste inspirator voorop, aan het einde van de zestiende eeuw bekend waren het vooral mannen als , waren (afbeelding 3). In dat opzicht waren de zee- , Lucas Jansz Waghenaer, Willem vaarders van die tijd te benijden, dat ze over zulk Jansz Blaeu en geweest ‘die de nauwkeurig materiaal konden beschikken, om er kunst van het vervaardigen van land- en zeekaar- meteen aan toe te voegen dat de informatievoor- ten hier te lande zoodanig [deeden] bloeien, dat ziening met betrouwbare kaarten en zeeboeken dezelve alle vroegere tot op dien tijd uitgegevene, 3 sindsdien geen gelijke tred had gehouden. Was verre te boven gingen’. Kaart van Zuidwest-Azië dat het geval geweest ‘dan zoude in 1804 een land- Natuurlijk hadden de kaarten niet altijd het- door Henricus Florentius van oorlogschip niet gestooten hebben op een bank, zelfde niveau. De kaarten en plattegronden, die Langren, [ca. 1596], ook waarvan de Hollandsche zeekaarten niks melden, bijvoorbeeld in 1617 werden gepubliceerd in het opgenomen in het Itinerario doch welke reeds twintig jaren vroeger in de door Willem Lodewijcksz samengestelde verslag van Jan Huygen van Linscho- Engelsche zeeboeken en kaarten bekend stond’. van Cornelis en Frederick de Houtmans reizen ten (Amsterdam, 1596) De bespreking van het werk van Van Linscho- naar Indië, lagen zelfs ver beneden het materiaal (Utrecht ub, kaart: ten en de uitzonderlijke kwaliteit van de Neder- van Van Linschoten (afbeelding 4). Daar stond wel *viii*.G.a.7). landse kartografie van die tijd, waren voor Moll tegenover dat deze kaarten, hoe schetsmatig ook,

[ 80 ] bijzonder onderzoek ‘de ligging der landen […] somtijds nauwkeuriger’ beelden internationaal doorwerkten, met name afbeelden. Volgens Moll werd dat verklaard door in de kaarten en globes van Willem Jansz Blaeu. het feit dat Gerard Mercator ‘die met op een derzel- Plancius’ rol bij de voorbereiding van de inter- ve [kaarten] leest’ waarschijnlijk bij de redactie van continentale reizen, die in de zestiende en zeven- de kaarten betrokken was geweest. Men bespeurt, tiende eeuw werden gemaakt, komt aan de orde in aldus Moll, ‘in het tijdsverloop van 1596 tot 1617, volgende hoofdstukken die de Nederlandse reizen hetwelk tusschen het uitkoomen der kaarten van naar het Noorden bespreken. Ook de kartografische Linschoten en Houtman verloopen is, een merke- resultaten van die ondernemingen komen daarbij lijke verbetering, hetwelk men hoofdzakelijk aan nadrukkelijk aan de orde, waarbij Moll zich vooral Mercator, Ortelius en andere Nederlanders is ver- ergerde over het feit dat men de oorspronkelijke schuldigd’. Dat de samenwerking met Mercator namen, die door Nederlandse reizigers aan de door onmogelijk was – deze was immers al in 1594 over- hen ontdekte gebieden in de Noordelijke IJszee en leden – was Moll blijkbaar onbekend. Mogelijk ver- de Stille Zuidzee werden gegeven, ‘vergeefs [zoekt] bond hij Mercators bijdrage met Jodocus Hondius’ op sommige nieuwe Fransche, Engelsche en Duits- heruitgave van Mercators sive cosmographicae che kaarten […]’. Hierbij maakt Moll wel de kant- 4 meditationes uit 1606 (afbeelding 5). tekening dat ‘indien wij, Nederlanders, van vreem- Kaart van Bali in t’Eerste Langdurig staat Moll stil bij Petrus Plancius’ delingen eischen, dat zij de namen, door onze boeck. Historie van Indien verdiensten voor de ‘rangschikking van verscheide- landslieden aan nieuw ontdekte landen gegeven, van Willem Lodewijcksz ne nieuwe sterrebeelden in het zuider halfrond des onveranderd zullen laten […] wij zelve ook dat (Amsterdam, 1617) (Utrecht sterrenhemels’ en de manier waarop deze denk- voorbeeld [moeten] volgen’. ub, oda 1650 obl).

utrecht in de wereld [ 81 ] [ 82 ] bijzonder onderzoek Veel aandacht ruimde Moll ook in voor de reizen het archiefmateriaal en de kaartenverzamelingen van Abel Tasman, Dirk de Vlamingh en Jacob Rog- van de grote handelscompagnieën die de voor- geveen naar het onbekende Zuidland, dat ergens op naamste initiatiefnemers voor de Nederlandse het Zuidelijk Halfrond werd vermoed. Moll plaat- expansiedrift waren geweest. In dat opzicht sprak ste deze ontdekkingen in een breed historisch kader hij, afsluitend, de stellige verwachting uit dat waarvan het begin werd gevormd door de toevallige wanneer ‘eens de toegang tot deze stukken, indien ontdekking van de westkust van Australië door dezelve nog bestaan, geopend worden’, daarin Dirk Hartog. ‘Dit gedeelte van het grote land van zeker nieuwe bewijzen zouden worden gevonden Nieuw Holland is op onderscheidene plaatsen door ‘van de deugd, den moed en de bekwaamheid onzer onze Oostindische schepen aangedaan. Zij gaven voorvaderen’! Molls Verhandeling was er enkel de Nederlandsche namen aan de door hen ontdekte en eerste bijdrage toe. opgenomene kusten, maakten er kaarten van, die door latere ondervinding verbeterd en in den Oost- Literatuur Indische Zeefakkel van Van Keulen te vinden zijn’. Cittert-Eymers, J.G. van, D. Grosheide en C. Koeman Bij gebrek aan voldoende bronnenmateriaal pro- (inleiding), Oude kaarten en globes : [catalogus] tentoon- beerde Moll deze ontdekkingen te reconstrueren stelling uit het bezit van de Universiteitsbibliotheek, het aan de hand van een uitvoerige bespreking van late- Universiteitsmuseum en het Geografisch Instituut der re, beter gedocumenteerde Engelse en Franse reis- Rijksuniversiteit te Utrecht, 17 december 1964-14 januari verslagen, en de daar bijbehorende kaarten en atlas- 1965 in het Universiteitsmuseum, Utrecht (Utrecht, 1964), sen. Want alleen ‘door vergelijking met [dergelijke] p. 6. nieuwere kaarten […] kan men, bij gebrek aan bete- Linschoten, Jan Huyghen van, Itinerario. Voyage ofte schip- re berigten, nog het beste opmaken, wat hier door vaert [...] naer Oost ofte Portugaels Indien [...] (Amster- onze landslieden is verrigt’. dam, 1596) (Ex: Utrecht ub, t fol 133 rariora). Dit gebrek aan eigentijds Nederlands bronnen- Moll, G., Verhandeling, over eenige vroegere zeetogten der materiaal – boeken en kaarten – vormde volgens Nederlanders (Amsterdam, 1825). Moll het grootste obstakel om een werkelijk verant- Monna, A.D.A., ‘Inleiding’. In: J. Harms en M. Donker- woordde en volledige samenvatting te geven van de sloot-de Vrij (samenst.), Catalogus van de kaartencollec- betekenis van de Nederlandse bijdrage aan de geo- tie-Moll (Utrecht, 1977). grafische verkenning van de aarde. Toch sloot hij de Theunissen, Bert, ‘Nut en nog eens nut’ : Wetenschapsbeelden uiteindelijke verwezenlijking van dat overzicht van Nederlandse natuuronderzoekers, 1800-1900 (Hilver- niet uit, wanneer men zou kunnen beschikken over sum, 2000).

5 Titelpagina van Gerardus Mercators Atlas sive cosmographicae medi- tationes (Amsterdam, 1606) (Utrecht ub, tho: alv 134-162 Lk Rariora).

utrecht in de wereld [ 83 ]