Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en –projecten Directie Gebiedsontwikkeling Team Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 [email protected] www.omgevingvlaanderen.be

Scopingsadvies Project-MER Lijnmasten Stalen Godsheide

Initiatiefnemer: Fluvius Trichterheideweg 8 3500

6 juni 2019 PRMER-3159-SA 1. Inleiding

Het voorgenomen project betreft het uitvoeren van aanpassingswerken aan de bestaande bovengrondse 70 kV verbinding tussen de onderstations Stalen () en Godsheide (Hasselt) over een afstand van 13,5 km (door de stad Genk, de gemeente en de stad Hasselt). Het is de bedoeling om deze lijn op lange termijn uit te baten als een 150 kV verbinding. Hiervoor dienen de bestaande masten afgebroken en vernieuwd te worden. Van de 63 masten zijn er in het verleden al 12 aangepast. Het project omvat dus de afbraak van 51 bestaande masten en de bouw van 51 nieuwe masten. Nadien zullen op de aangepaste masten nieuwe draadstellen geplaatst worden. De nieuwe masten zullen ongeveer 10 meter hoger worden dan de bestaande masten. Dit komt neer op een gemiddelde hoogte van 45 m.

Deze activiteiten zijn onderworpen aan de m.e.r.-plicht volgens het project-m.e.r.-besluit1, met name: Bijlage II, rubriek 3.b: - Industriële installaties voor het transport van elektrische energie via bovengrondse leidingen van 150 kV of meer over een lengte van 5 km tot 15 km, of die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied zijn gelegen. - Aanleg van ondergrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer die : o over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied zijn gelegen, of o over een lengte van 10 km of meer en voor zover ze niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg of binnen een leidingstraat aangeduid op een plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan.

Voor categorieën van projecten opgenomen in bijlage II van het project-m.e.r.-besluit, is het indienen van een gemotiveerd verzoek tot ontheffing van de m.e.r.-plicht mogelijk. De initiatiefnemer heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Op 17 mei 2017 besliste de dienst Mer (nu Team Mer) echter om de ontheffingsaanvraag niet toe te staan omdat onvoldoende was aangetoond dat het project geen aanzienlijk effecten kan veroorzaken (in het bijzonder voor de discipline Mens).

De initiatiefnemer heeft er bij de start van de m.e.r.-procedure expliciet voor gekozen om de in de aanmelding voorgestelde methodologie reeds verder uit te werken tot ontwerp-MER en beide gebundeld in te dienen als één document.

Het Team Mer ontving een aanmelding met vraag om scopingsadvies op 14 februari 2019. Het Team Mer vroeg adviezen bij de administraties en openbare besturen (overzicht in bijlage).

Het Team Mer stelt dit scopingsadvies op met het oog op de inhoudsafbakening van het MER. Zij houdt rekening met de principieel verplichte onderdelen van een project-MER op basis van art. 4.3.7. van het DABM2 en de ontvangen adviezen.

1 Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage, B.S. 17 februari 2005, zoals herhaaldelijk gewijzigd. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, B.S. 3 juni 1995, zoals herhaaldelijk (DABM).

Team Mer – scopingsadvies PR03159 2 Lijnmasten Stalen Godsheide

Dit scopingsadvies heeft betrekking op de reikwijdte, het detailleringsniveau en de inhoudelijke aanpak van het project-MER. Het project-MER moet opgesteld worden zoals door de initiatiefnemer voorgesteld werd in de aanmelding en aangevuld/aangepast worden volgens de specifieke vereisten die in dit scopingsadvies geformuleerd zijn.

2. Verantwoording, beschrijving project en alternatieven

Aanvullend op de aanmelding moeten de volgende punten ook beschreven worden:

• Op pagina 24 staat vermeld dat sinds 23/02/2017 de milieuvergunning en de stedenbouwkundige vergunning geïntegreerd zijn in de omgevingsvergunning. Sinds kort is ook de vergunning voor het wijzigen van de vegetatie hierin geïntegreerd. Het is dus belangrijk dat de initiatiefnemer de eventuele vergunningsplichtige vegetatiewijzigingen in de aanvraag opneemt, verduidelijkt en motiveert aangezien vegetatie wordt gekapt of verwijderd. • Op pagina 86 staat vermeld dat hoogstammige vegetatie niet toegelaten is onder de hoogspanningsverbinding omwille van veiligheidsredenen. De vegetatie binnen de veiligheidszone wordt daarom omgevormd naar een bosrand. Er wordt gesteld dat de bosfunctie behouden blijft en er dus geen ‘ontbossing3’ plaatsvindt. In het MER zal verduidelijkt worden waarom bij de exploitatie als 70 kV of 150 kV de breedte van en de hoogte binnen de veiligheidszone verschillend is. Ook zal er duidelijker beschreven worden welke vegetaties er binnen deze zone kunnen ontwikkelen en welk beheer er gevoerd zal worden opdat gestaafd kan worden dat er geen effectieve ontbossing plaatsvindt. • De gemeente Diepenbeek vraagt dat het verplaatsen van mast P55 in het kader van tracé Spartacus lijn 2 in samenspraak met hen kan gebeuren. In het MER zal de stand van zaken van deze Spartacuslijn opgenomen worden en zal wordt bekeken of er een mogelijke interferentie tussen beide projecten kan zijn. Indien de locatie van de mast wijzigt, moet dit onderzocht worden in het MER. • Het Binnenmilieubesluit is gewijzigd in 2018. De richtwaarde is nu 0,4 μT (ipv 0,2 μT ) en de interventiewaarde is nu 20 μT (ipv 10 μT). Er moet met deze waarden rekening gehouden worden, onder andere i.f.v. berekening contouren. Het Binnenmilieubesluit is in principe ook enkel van toepassing in woningen en publieke gebouwen, niet in open lucht. De verwijzing op p. 29 naar het overschrijden van de 10 μT boven een ondergrondse verbinding is bijgevolg niet correct gezien hierboven niet mag gebouwd worden.

In de aanmelding wordt gesteld dat de huidige hoogspanningsverbinding niet door een ondergrondse leiding vervangen kan worden en dit op basis van algemene technische, ruimtelijke, milieu en economische aspecten.

• Op technisch vlak wordt gemotiveerd dat een ondergrondse verbinding gecompliceerder is omdat een dergelijke verbinding minder betrouwbaar is, de kabels voldoende robuust moeten zijn i.f.v. temperatuurschommelingen, er hogere verliezen van getransporteerde elektriciteit zijn, de transmissiecapaciteit van een lange ondergrondse verbinding

3 ‘Ontbossing’ zoals gedefinieerd wordt in het bosdecreet en mogelijk vallend onder rubriek 1d van bijlage II en III van het project-m.e.r.-besluit.

Team Mer – scopingsadvies PR03159 3 Lijnmasten Stalen Godsheide beperkter is en dat er een overgangsstation aangelegd moet worden aan de overgang van een bovengrondse naar een ondergrondse verbinding. Ook voor de aanleg van de ondergrondse kabel wordt gewezen op een aantal aspecten. De technische argumenten kunnen sterk in vraag gesteld worden gezien in de afgelopen jaren meerdere 150 kV lijnen ondergronds zijn aangebracht. Er zijn m.a.w. gangbare maatregelen beschikbaar om de technische randvoorwaarden, waaraan een hoogspanningsverbinding moet voldoen, te garanderen inzake uitbating. Zie hiervoor enkele projecten van Elia waarvoor reeds een ontheffing tot project-MER is verkregen: PR2470 (dubbele 150 kV tussen Brugge Waggelwater en Eeklo Noord), PR2513 (150 kV tussen Ketenisse en Liefkenshoek), PR2538 (dubbele 150 kV tussen Rijkevorsel en Beerse). • Inzake het ruimtelijk gegeven wordt in het document gewezen op een tijdelijk en permanent ruimtebeslag. Het permanent ruimtebeslag hangt echter af van de ligging, zijnde in openbaar domein (wegenis) of door openruimtegebied. Voor het laatste moet inderdaad rekening gehouden worden met het onbebouwd laten en geen diepwortelende begroeiing (bomen). Landbouw en natuurbeheer blijven echter mogelijk. Ook een bovengrondse hoogspanningsleiding heeft zijn beperkingen voor de overspannen zone. Bijkomend kan de vraag gesteld worden of de informatie betreffende een overgangsstation (inclusief aangepaste masten) hier relevant is. • De motivatie op basis van milieuaspecten is opgesplitst in mogelijke effecten tijdens de aanleg- en exploitatiefase: o Tijdens de aanlegfase zal er een (bouwvrije) werfstrook van ca. 5,2 m nodig zijn, kan er mogelijk meer verkeershinder zijn omwille van grondverzet en kan er tijdens de werken geluidshinder afkomstig zijn van graafmachines en werfverkeer. Daarnaast worden de locaties opgesomd waar een sleufloze techniek zal toegepast moeten worden. Het toepassen van sleufloze technieken en de noodzaak voor een bouwvrije werkzone zal de aanleg inderdaad complexer maken maar zonder diepgaander onderzoek kan niet gesteld worden dat deze argumenten van die aard zijn dat het alternatief onredelijk zou zijn. Het merendeel van de effecten tijdens de aanlegfase zal bovendien tijdelijk van aard zijn. o Voor wat betreft de exploitatiefase zijn het permanent ruimtebeslag en de EM- effecten uiteraard relevant. Zowel een bovengrondse als een ondergrondse verbinding genereren magnetische velden. Ondergrondse verbindingen genereren geen elektrische velden. De nabijheid van drie gevoelige bestemmingen en de toename (> 30%) van het aantal woningen/percelen in de 0,4 μT contour bij het voorgestelde project is een argument om een alternatief met een ondergrondse verbinding wel te onderzoeken. De corridor waar meer dan 0,4 μT kan voorkomen, is bij een ondergrondse verbinding veel smaller, en moet onbebouwd blijven. Hierdoor is een langdurige blootstelling aan meer dan 0,4 μT zeer onwaarschijnlijk.

Gezien de bovenstaande opmerkingen is de onderbouwing onvoldoende om te stellen dat het ondergronds brengen van de hoogspanningsverbinding een onredelijk alternatief zou zijn. Dit alternatief dient verder onderzocht te worden.

3. Algemene en methodologische aspecten

De afbakening van het studiegebied moet voldoende gemotiveerd worden per discipline, rekening houdend met het feit dat het studiegebied zowel het projectgebied als het gebied waar effecten

Team Mer – scopingsadvies PR03159 4 Lijnmasten Stalen Godsheide zich kunnen voordoen moet omvatten. De ruimtelijke afbakening moet voor elke discipline duidelijk tekstueel omschreven worden en indien mogelijk, voorgesteld worden op kaart.

De referentiesituatie is de huidige situatie. Zowel de effecten van de aanlegfase, de exploitatiefase als 70 kV lijn, als de exploitatie als 150 kV lijn (op langere termijn) worden in beeld gebracht.

In het MER moet duidelijk aangegeven worden met welke ontwikkelingsscenario’s rekening gehouden wordt of juist niet bij de beschrijving van een referentiesituatie, en moet voor elk ontwikkelingsscenario duidelijk gemotiveerd worden waarom. Er moet ook aangegeven worden voor welke disciplines de ontwikkelingsscenario’s al dan niet relevant zijn. Dit moet beschreven worden in een algemeen hoofdstuk voorafgaand aan de effectbespreking per discipline.

Wanneer er tijdens het opstellen van het project-MER nieuwe ontwikkelingsscenario’s naar boven komen, moeten deze toegevoegd worden.

Cumulatieve effecten moeten onderzocht worden.

De methodologie voor de effectbeschrijving en -beoordeling moet voor elke discipline in het project-MER duidelijk en transparant omschreven worden. Tevens moet per discipline aangegeven worden op basis van welke criteria een effect beoordeeld wordt. Het resterend effect na de milderende maatregelen moet aangegeven en gekoppeld worden aan het gehanteerde beoordelingskader. De effectenbespreking en -beoordeling moet transparant gebeuren.

Bij de beschrijving van de bestaande toestand en van de milieueffecten moet, als aanvulling op de aanmelding, voldoende aandacht besteed worden aan onderstaande punten. Deze aandachtpunten zijn voornamelijk van toepassing op het in de aanmelding voorgestelde project namelijk een bovengrondse verbinding. Het aanleggen van een ondergrondse verbinding kan echter andere effecten veroorzaken. Aangezien dit alternatief niet verder uitgewerkt is in de aanmelding, kan het Team Mer in dit scopingsadvies hier niet dieper op ingaan. De initiatiefnemer kan steeds een tweede scopingsadvies hiervoor aanvragen.

Discipline licht, warmte en EM-velden: • Deze discipline wordt niet meer als een aparte discipline beschouwd. De beschrijving en beoordeling van het aspect EM-velden moet gebeuren in de discipline mens-gezondheid. De technische uitleg/berekeningen kunnen toegevoegd worden aan de projectbeschrijving, of als nodig, in bijlage toegevoegd. De beschrijving en beoordeling van lichthinder en warmte kan ook opgenomen worden in de discipline mens-gezondheid of mens-ruimtelijke aspecten. • p. 45-46: de algemene uitleg (fysische principes, algemene beschrijving magnetisch en elektrisch veld) hoort thuis in een bijlage. Bij de projectbeschrijving moet vertrokken worden van de specifieke situatie van het project (7.1.2.3), gezien deze gegevens bekend zijn, en hier relevant zijn. • p. 47, pessimistisch scenario: waarom worden de contouren van het volledige traject door extrapolatie bepaald en niet door berekeningen? Met de gegevens van de huidige en toekomstige hoogspanningslijn kan het Departement Omgeving die berekening uitvoeren, op basis van een rekenmodel dat in samenwerking met IMEC en Universiteit van Luik werd opgemaakt.

Team Mer – scopingsadvies PR03159 5 Lijnmasten Stalen Godsheide • De nieuwe masten zullen hoger zijn dan de huidige masten. In de projectbeschrijving op p.10 wordt beschreven dat de hoogtetoename vooral optreedt door een grotere afstand tussen de armen en de top van de mast. Hieruit wordt afgeleid dat er weinig tot geen verandering zal optreden in afstand tussen de grond en de laagste geleider. Op p54. wordt gesteld dat het elektrisch veld op 1,5 m van de grond of woningen zal lager zijn dan in huidige situatie, gezien de masten 10 m hoger zullen zijn. Dit lijkt tegenstrijdig met de informatie uit de projectbeschrijving, en moet uitgeklaard worden. • p. 53, tabel 7.1: de nieuwe waarden uit het binnenmilieubesluit zijn 0,4 en 20 μT, de internationaal gebruikte waarde die ook in de mededeling aan de leden van de Vlaamse regering terugkomt, is 0,4 μT. De waarden in deze tabel zijn dus niet juist. Pas ook aan op andere plaatsen in het document (o.a. figuur 7.11, tabellen 7.10 tot 7.13). • In de paragraaf ‘milderende maatregelen’ wordt aangegeven dat het project reeds voorziet in een bijkomende verhoging van de masten P9 en P10 met resp. 4 en 2m, t.h.v. de kinderopvang. Werd er met deze verhoging al rekening gehouden in de berekening in figuur 7.11? De grootte van deze verhoging wordt niet onderbouwd en er is onduidelijkheid omtrent het (milderend) effect. Bij de discipline mens wordt namelijk aangegeven dat ter hoogte van de kinderopvang in de toekomstige situatie de magnetische velden onder 0,2 μT blijven bij een jaargemiddelde stroom. Bij de discipline licht, warmte en EM-velden wordt echter aangegeven dat het magnetisch veld ter hoogte van de kinderopvang bij een jaargemiddelde stroom in de toekomstige situatie tussen 0,2 en 03 μT ligt. Deze tegenstrijdigheid dient uitgeklaard te worden.

Discipline mens: • p. 98: Er zal verduidelijkt worden op welke wijze kwetsbare functies geselecteerd zijn. • p.99 en verder, elektromagnetische velden: o vanaf “ondanks dat het …. tot bron Belgisch kankerregister” gaat over oude cijfers en komt ook niet helemaal overeen met de info van de BBEMG waarnaar verwezen wordt hoger in de tekst. Dit stuk kan beter vervangen worden door te verwijzen naar het beleidskader dat door de mededeling aan de leden van de Vlaamse regering wordt vooropgesteld en dat neerkomt op zoveel mogelijk vermijden van een nieuwe blootstelling aan meer dan 0.4 μT. De opsomming in de drempelwaarden gaat nog over de oude Binnenmilieubesluit waarden en moet vervangen worden door de nieuwe 0,4 en 20 μT en de waarde uit de mededeling aan de leden van de Vlaamse regering, ook 0,4 μT. GIS-databank: o De huidige gegevens over inwoners geven geen informatie meer over het aantal kinderen. Deze tabel werd door het Departement Omgeving een aantal jaar geleden berekend en is mogelijk niet meer actueel. De afleiding naar het aantal kinderen wordt nu geschrapt omdat die (zoals ook wordt aangegeven) een sterk vertekend beeld kan geven. Het Departement Omgeving wil de berekening opnieuw doen met de contouren en actuele bevolkingsgegevens.

Discipline biodiversiteit: • Het Agentschap voor Natuur en Bos verklaart zich akkoord met de conclusies uit de passende beoordeling voor het voorliggende project. In de passende beoordeling wordt besloten dat er geen aanzienlijke effecten te verwachten zijn op de natuurlijke kenmerken van de habitat- en vogelrichtlijngebieden in de omgeving van het projectgebied. De realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen voor de betreffende habitats en soorten wordt niet gehypothekeerd. Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat de vergunningsplichtige activiteit, het plan of programma geen betekenisvolle aantasting

Team Mer – scopingsadvies PR03159 6 Lijnmasten Stalen Godsheide impliceert voor de instandhoudingsdoelstellingen van de speciale beschermingszone mits nemen van de volgende milderende maatregelen, zoals voorgesteld in de passende beoordeling: - Indien een tijdelijke bemaling noodzakelijk blijkt tijdens de werken wordt retourbemaling toegepast ter hoogte van masten 29 (habitat 91E0), 30 (habitat 91E0), 48 en 50. - In de aanlegfase worden de aanvliegroutes van de helikopter zodanig gepland dat het overvliegen van de pleistergebieden maximaal vermeden wordt. - Ter hoogte van de sectie van mast 29 tot 53 worden bakens of vogelkrullen voorzien. - Werken aan masten gelegen in broedgebied van bijzondere broedvogels worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (half maart tot begin september). Trekstations worden buiten de bijzondere broedvogelgebieden voorzien.” • Het Agentschap voor Natuur en Bos stelt vast dat de vergunningsplichtige activiteit voorliggend project) geen onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur in het VEN zal veroorzaken. • De stad Genk vraagt dat: “tenminste voor het meest risicovolle traject (P45 - P53) een postmonitoring programma wordt doorgevoerd waarbij nagegaan wordt hoeveel slachtoffers effectief onder het vernieuwde traject aangetroffen worden. Mocht in het voorliggend project toch blijken dat er een wezenlijk effect blijft na het aanbrengen van vogelkrullen en mocht intussen blijken uit onderzoek dat “vogelflappen” effectiever zijn om de effecten te reduceren dan kan, in een latere fase voor een bijsturing in die zin worden gekozen.” In het MER zal dit voorstel tot monitoring in overweging genomen worden.

Ook de volgende onderdelen moeten aan bod komen in het MER (cfr. richtlijnenboek Algemene methodologie): - de leemten in de kennis - de eventuele opvolgings- en monitoringsmaatregelen - een afzonderlijke discipline-overschrijdende samenvatting (inclusief de milderende maatregelen) - een niet-technische samenvatting.

4. Goedkeuring team van erkende MER-deskundigen

Zoals voorgesteld in de aanmelding worden volgende disciplines in het project-MER opgesteld door een erkend MER-deskundige: Biodiversiteit, Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie, Mens - ruimtelijke aspecten en Mens - gezondheid.

Wijzigingen aan het team van deskundigen in de loop van het m.e.r. moeten gemeld worden aan het Team Mer.

Digitaal getekend

Door Liesl Vanautgaerden

Directiehoofd Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten

Team Mer – scopingsadvies PR03159 7 Lijnmasten Stalen Godsheide Bijlage

Lijst met de instanties die gereageerd hebben en betrokken worden in de verdere procedure: • Agentschap Natuur en Bos buitendienst • Agentschap Onroerend Erfgoed Regio Oost • Departement Omgeving, Vlaams Planbureau voor Omgeving • Departement Omgeving, Afdeling GOP Omgevingsprojecten Limburg • Gemeente Diepenbeek • Stad Hasselt • Stad Genk • Elia • Infrabel

Lijst met de instanties die niet gereageerd hebben: • Agentschap Zorg en Gezondheid • De Vlaamse Waterweg

Team Mer – scopingsadvies PR03159 8 Lijnmasten Stalen Godsheide