Nieuwsbrief december 2017 Pagina 1

Vrienden van de Vesting - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: l. [email protected]

Woord van de voorzitter.

Stichting Maastricht Vestingstad zit in een flow. We hebben afgelopen jaar nogal wat bereikt v.w.b. de restauratie/consolidatie en het toegankelijk maken van de vesting. Maastricht lijkt nu overtuigd dat de vesting een wezenlijk onderdeel is van de stad, haar geschiedenis en ook haar toekomst. • We verheugen ons over de toestroom van nieuwe vrijwilligers. Mocht u ook door vestingvirus besmet te zijn aarzel niet en neem met ons contact op. • Onze vrijwilligers volgen dit najaar en komende winter een scholing over de vestingstad. Docenten zijn Jos Notermans en Wim Dijkman • Door het verleggen van de Noorderbrug komen de Lage Fronten ( de Nieuwe Bossche Fronten) weer in het zicht van de bezoekers van onze stad. We betreuren het ten zeerste dat we niet in staat bleken het belang van La Reine bij de archeologen onder de pet te krijgen en dat we slechts op afstand mochten meekijken. • De eerste fase van restauratie v.d. Nieuwe Bossche fronten is afgesloten en vanaf 23 oktober is men begonnen aan de tweede fase. We houden de vinger aan de pols. Leken denken dat als ze een vestingmuur repareren of restaureren of zelfs als men ze voor verdere afkalving behoudt dat men bezig zijn met een vesting. Ieder geïnteresseerde weet dat een vesting voor 95% uit grondwerken en slechts voor 5% uit steen. We hopen en zetten ons daar ook voor in dat Maastricht met ons meedenkt om de structuur van de vesting als leidraad te nemen!!! • Fort Willem I wordt momenteel gerestaureerd en in orde gebracht om bezoekers rond te leiden. Hiervoor er wordt een nieuwe toegang gemaakt. De samenwerkende SMV en Menno van Coehoorn zijn zeer tevreden over de wijze waarop hun adviezen meegenomen worden bij de uiteindelijke uitvoering. • Er zal in de toekomst een informatiecentrum bij fort komen daarvoor wordt een werkgroep samengesteld o.l.v. Natuurmonumenten.

Zoals u wellicht weet hebben we als bestuur en vrijwilligers van Stichting Maastricht Vestingstad nagedacht over hoe we de stichting toekomstbestendig kunnen laten zijn. We hebben daartoe musea en workshops bezocht die ons sterken in de wegen die we bewandelen: • Vestingmuseum Maastricht ( Helpoort) als poort tot de vestinggeschiedenis van de stad. • De jeugd heeft de toekomst en kan leren uit het verleden. Dan moet je ze wel kennis laten nemen van dat verleden. • Negentien Maastrichtse schoolklassen deden mee aan ons schoolproject. • Hogeschool Zuyd opleiding geschiedenis bezocht de hoge fronten . • United World College hielp ons bij het opruimen van de hoge Fronten en Fort Sint Pieter. In ruil daarvoor kregen ze gratis rondleidingen. • Het schrijven van een marketing communicatieplan. Léon Wijckmans , SMV bestuurslid, heeft als docent bij Fontys Hogescholen dit vak jarenlang gedoceerd en heeft een tweetal vierdejaars studenten van de opleiding Commercieel Management van de Zuyd Hogeschool in Sittard begeleid bij het opstellen van een marketing communicatieplan voor SMV. In de periode begin september t/m half november werd dit project uitgevoerd en op 28 november jl. werd door de twee studenten een presentatie gegeven voor het complete Bestuur van SMV met alle belangrijke conclusies en aanbevelingen van dit project. Als resultaat van dit project ontvingen wij een gedegen rapport dat de basis zal vormen van het marketing communicatiebeleid van SMV in de komende tijd met name waar het gaat om het optimaal benutten van “online” media zoals Facebook, Instagram en Tripadvisor. • Als je jezelf serieus neemt moet je aan de digitale wereld aansluiten en er gebruik van maken. Hieruit vloeiden een aantal verbeteracties voort: we publiceren op facebook, we maken gebruik van You Tube en op onze website kan de bezoeker een rondleiding boeken. Vrijwilligers van onze stichting kunnen onze “sharepoint” omgeving gratis raadplegen en met elkaar overleggen. • We gaan nadrukkelijk samenwerken met culturele instellingen in Maastricht onder het motto Cultuur Beweegt. Een eerste resultaat is de tentoonstelling in de Sint Servaasbasiliek,. Daar verrees een tentoonstelling waarin de 4 samenwerkende partijen, RHCL – Sint Servaasbasiliek – Stichting Industrieel erfgoed – Stichting Maastricht Vestingstad middels een tentoonstelling de bezoeker informeerden over verschillende tijdvakken die belangrijk zijn/waren voor de stad. • Maastricht bewijst zijn uniciteit en waarachtigheid door authentiek te zijn in de Euregio. Dit uitgangspunt zorgt ervoor dat we nadrukkelijker de samenwerking gaan zoeken met vestingsteden in de Euregio, om te bezien waarin wij ons onderscheiden en versterken.

Positieve ontwikkelingen: • De lezingen worden, nu ze in het gebouw van de stadsschutterij worden gehouden, drukker bezocht dan ooit. • Ook onze rondleidingen voor de vrienden kunnen zich verheugen op een bredere belangstelling • De rondleiding samen met Centre Ceramique in juni, is een opstap naar o.a. rondleiding van Helpoort naar d’Artagnan gebleken. • Op 8 november 2017 is onze “dochterstichting” de Stichting Vestingmuseum Maastricht (VMM) notarieel opgericht. Het bestuur van deze stichting kan alleen bestaan uit bestuurders van Stichting Maastricht Vestingstad. We kunnen nu gaan werken aan de verdere uitbouw van ons vestingmuseum. Nieuwsbrief december 2017 Pagina 2

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: l. [email protected] Naast dit positieve en kritische nieuws moet ik u helaas informeren dat onze vrijwilliger Danny Brands in oktober 2017 plotseling is overleden. Hij was een lief mens, een fijn collega, een gedreven gids! Vanuit zijn ICT kennis was hij vergevorderd met het ontwikkelen van een digitale presentatie van de vestingstad door de eeuwen heen. We zullen hem missen en wensen zijn echtgenote Claudia en de twee kinderen veel sterkte toe.

Een blik vooruit:

In de winter worden de trappen in de torens van de Helpoort van een passende verlichting voorzien. We wachten de bijdrage van de gemeente Maastricht af omdat naast een beteren beleving van een Middeleeuws gebouw ook de veiligheid van de bezoeker wordt verbeterd. In de Helpoort komt een digitale tafel waarmee de bezoeker zelfstandig een aantal verkenningen zal kunnen doen over de vesting Maastricht.

Zoals bekend ondergaat de voormalige Tapijn kazerne momenteel een heuse metamorfose. De laatste update van de planning voor de Tapijn is als volgt: Januari-April 2018 Aanleg park fase 1 Januari-April 2018 Aanleg riool en nutsvoorzieningen Juli 2018-Augustus 2019 Start fase 1 (gebouwen rondom appelplaats) Juli 2019-Augustus 2019 Aanleg park fase 2 (rondom appelplaats) 2022-2023 Fase 2/3 gebouwen en fase 3 park

Excursie Vrijwilligers en Vrienden op 28 oktober jl.:

Op een donkere zaterdagochtend 28 oktober stonden zowel vrijwilligers als vrienden, gasten en introducees klaar om met de Heidebloem naar Noord-Frankrijk te vertrekken. Bij afwezigheid van Toon werd de inleiding in de bus dit jaar verzorgd door Titus Panhuysen. Rond 10.30 uur waren allen in Le Quesnoy. Onder een waterig winterzonnetje liepen we naar “ons” restaurant voor koffie en gebak en, uiteraard, een sanitaire stop. Onze gidsen stonden ons rond 11.00 uur al, bibberend van de koude wind, op te wachten. Met een ruim Maastrichts kwartiertje vertraging gingen we in twee groepen de vestingwerken en de historische van Le Quesnoy bezoeken. Le Quesnoy ligt nog volledig ingesloten door zijn vestingwerken en het was jammer dat de tijd ons niet toeliet om helemaal rond te gaan. Wat opviel was dat erg veel aandacht is besteed aan de kwaliteit van restauraties/renovatie van die vestingwerken. Tevens viel op dat in de vestingwerken vele gedenkstenen zijn van de eerste wereldoorlog m.n. van de Nieuw-Zeelandse soldaten die rondom Le Quesnoy gesneuveld zijn. Uiteraard veel te laat keerden we terug naar het restaurant voor de gebruikelijke lunch. Ook dit liep weer meer als een uur uit. Begrijpelijk! Vele vrijwilligers draaien solo diensten en dan raak je bij een gezellige bijeenkomst niet al te snel uitgepraat. Veel te laat gingen we op weg naar Bavay. Daar aangekomen jaagt een koude wind, met snotregen, over het Forum van Bavay. Wederom werden twee groepen gevormd. Wisselend werd er een bezoek gebracht aan het Museum of aan het Forum. Gepland was een borreluurtje, maar dat is er door tijdsdruk niet van gekomen. Rond 18.00 uur moesten we terug de bus in en gingen we retour Wolder/Geusselt. Samenvattend: een mooie excursie, mooie dingen gezien, goed gegeten, teveel tijdsdruk. Volgend jaar meer tijd inruimen voor informeel samenzijn. Nieuwsbrief december 2017 Pagina 3

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: l. [email protected] HET DEPOTOIR OF DE MESTFABRIEK VAN MAASTRICHT

Recente foto van de depotoir

Enige maanden geleden werd de nieuwe afrit van de Noorderbrug in westelijke richting opgeleverd, compleet met een nieuwe weg naar Smeermaas, dit om de oude Brusselseweg, waarvan de aanleg reeds in de Franse Tijd was begonnen, te ontlasten. In feite wilde het stadsbestuur in eerste instantie daarmee het areaal voor woningbouw en lichte industrie van Maastricht naar het noorden fors uitbreiden. Het was de tijd dat de gemeente nog dacht in de komende jaren ruim zevenduizend nieuwe woningen nodig te hebben. Het woord ‘krimpregio’ was nog volledig onbekend… De regering stemde echter slechts in met nauwelijks de helft van het door Maastricht gevraagde contingent en daarvan claimde het consortium dat de A2 tunnels bouwde ongeveer de helft, om zo wezenlijk bij te kunnen dragen aan de financiële middelen die Maastricht voor de tunnels op tafel moest leggen. Van vrijwel alle (deftige) woningbouw langs de Maas tot Smeermaas in het Belvédèregebied moest dus voorlopig worden afgezien. Voor de Stichting Maastricht Vestingstad betekende deze ontwikkeling echter een buitenkans: moest zij eerst bij wijze van spreken vechten voor het behoud van elke vierkante meter voormalig vestingterrein in de (Nieuwe) Bossche Fronten, nu nam het stadsbestuur een ruim bemeten ‘Noordelijk Stadspark’ met daarin alle behouden en te restaureren vestingwerken op in de plannen. Onze stichting, die veertig jaar geleden tot stand kwam als een soort actiegroep en vervolgens in de jaren 1980 als gesprekspartner werd erkend door burgemeester en wethouders -met name door wethouder John Wevers van o.a. Openbare Werken- levert nu zelfs de voorzitter van het periodiek plaatsvindende Vestingoverleg Maastricht. Het kan verkeren…

Dringend noodzakelijke Stadsuitleg

De nieuwe aanlanding Noorderbrug kent min of meer een voorganger in de negentiende eeuw. Ruim vóór Maastricht in 1867 werd afgevoerd van de Nederlandse ‘Lijst van Vestingsteden der Eerste Klasse’, broedde het stadsbestuur, onder leiding van de burgemeesters Jacques Wijnandts (1851-1855), Hiëronimus van Aken (1855-1860) en vooral Hubert Pijls (burgemeester (1861-1867 en 1873-1900 en daartussen wethouder), op plannen de stad ten behoeve van woningbouw en industrie fors uit te breiden, vooral naar het noorden toe. Burgemeester en wethouders werden daarbij ferm gesteund -we mogen zelfs zeggen danig onder druk gezet- door de opkomende grootindustrie van Glas- en Aardewerkfabrieken -onder directie van Petrus Regout I en II (‘Sphinx’), Winand Clermont en Charles Chainaye (‘Société Ceramique’) en Nicolaas Bosch (‘Bosch’)-, de Papierfabriek van Lhoest- Lammens en Cie en de Wapenfabriek van Stevens. Vanaf 1867 streefde het stadsbestuur samen met de industrie (verenigd in de oudste Nederlandse Kamer van Koophandel uit 1804), naar het herstel van de voormalige Stadsvrijheid van de stad, namelijk de strook Maastrichtse grond van ongeveer anderhalve kilometer het land in, gerekend vanaf de stadsmuur -behalve bij Sint Pieter-. In die Stadsvrijheid golden tijdens het Ancien Régime de wetten en regels van de stad. Bij de gemeentelijke indeling van het Departement Nedermaas door de Franssen in 1796 was die strook landelijk gebied echter verloren gegaan aan vijf nieuwe gemeenten: (met de klok mee) Vroenhoven, , Meerssen, , Heer en Gronsveld. Alleen de strook waarop de buitenwerken van de vesting stonden, ongeveer driehonderd meter breed, was in 1796 voor Maastricht behouden gebleven. Daarna was alleen bij de bouw van Fort Koning Willem I nog een strook grond van de gemeente Vroenhoven Kaart Maastricht 1865-1870 boven de Bossche Fronten Maastrichts geworden. Nieuwsbrief december 2017 Pagina 4

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: l. [email protected]

Deze taaie strijd voor gebiedsuitbreiding heeft eigenlijk geduurd tot 1920 respectievelijk 1970. De uitbreiding van 1907 met het 34 hectare grote spoorwegemplacement buiten ten koste van de gemeenten Meerssen en Heer, werd, hoe welkom ook, door Maastricht slechts ervaren als een doekje voor het bloeden. De onwil van het rijk om Maastricht bij zijn streven naar gebiedsuitbreiding tegemoet te komen, heeft een zeer negatieve invloed gehad op de plannen van de jaren 1850 en 1860 een nieuwe Hoofdwal-met-versterkingen te bouwen noordelijk van de Bossche Fronten. De relatief recent, namelijk in de jaren 1816 tot 1821, gereedgekomen nieuwste vestingwerken in de Bossche Fronten zou het rijk dan immers alweer prijs moeten geven omdat zij aan het grondgebied van de stad werden toegevoegd. Ook bij die vroege plannen was al sprake van het uitdiepen en verbreden van de voormalige vestinggracht nabij de tot een haven, onder meer ten behoeve van een aldaar te stichten goederenstation voor de toen onder Belgisch bestuur staande spoorlijnen Aken-Maastricht (1853), Hasselt-Maastricht (1856) en Luik-Maastricht (1861). Het goederenstation dat in 1856 pal op de grens tussen Maastricht en Oud-Vroenhoven aan de Zuid-Willemsvaart was tot stand gekomen, had namelijk nooit optimaal kunnen functioneren. Dat was vooral te wijten aan de relatieve onbereikbaarheid ervan, vanwege de brede strook vestingwerken en de daarin gelegen, noodzakelijk kronkelende verbindingen.

Stads mestvaalt

In de eerste helft van de negentiende eeuw was Maastricht verworden tot een vieze stad vol gebouwen waaraan in veel gevallen sinds het begin van de Franse Tijd in 1794 nauwelijks onderhoud was gepleegd. Als toilet beschikten de huizen doorgaans hooguit over een ‘huiske op de cour of in den hoof’, waarin de bewoners hun behoefte deden op beerputten die tot diep in de bodem gemetseld waren. Daarin Schetstekening NS spoorverbindingen NW Maastricht verdween ook veel ander afval en bijvoorbeeld defect gereedschap en aardewerk. Pas met de invoering van de Gemeentewet van 1851 kwam het bij de Nederlandse gemeenten officieel tot een eenduidige verdeling van taken, die in de verplichte jaarverslagen ook zo moesten worden omschreven, zoals ‘Bevolking’ in Hoofdstuk I, ‘Geldmiddelen’ in Hoofdstuk IV en ‘Gemeente-Eigendommen, Werken en Inrigtingen’ in Hoofdstuk V. Aan laatstgenoemd hoofdstuk voegde Stadsbouwmeester Gerard Pijtak in 1852 een ‘Staat der [131] straten, pleinen en der [126] stads pompen van Maastricht’ toe, waarin hij per straat inging op de toestand van het plaveisel, de ligging der gasbuizen en riolen en op de plekken waar stadspompen stonden. Riolen waren in die dagen alleen bestemd voor opslag van hemel- en afvalwater. Het erin deponeren van menselijke en dierlijke uitwerpselen was nog verboden. Later moest bij nieuwe woningen voor de aansluiting van toiletten op het riool flink worden betaald en dus kwam dat lang slechts mondjesmaat voor. De riolen dienden in het begin nog vrijwel volledig voor opslag en liepen van het begin tot het einde van de straat. Slechts een klein aantal riolen mondde uit in Maas of of in stilstaand water van kanaal en Bassin. Veel voornamelijk kleine straten beschikten nog steeds alleen over beerputten en de aanwonende minder bedeelde burgers vonden dat prima. Benamingen als ‘sjietebrug (de Jekerbrug in de Grote Looiersstaat) en ‘sjietesträötje’ (het Christusstraatje in Boschsstraat Oost en de oude Sint Catharinagang op de Markt die allebei een lange, blinde muur hadden), herinneren er nog aan dat veel Maastrichtenaren er geen probleem mee hadden op straat hun behoefte te doen. Om over wildplássen nog maar te zwijgen! Depotoir rond 1920 (GAM) Nieuwsbrief december 2017 Pagina 5

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: l. [email protected]

Aan dit soort toestanden moest zo snel mogelijk een einde komen, vond het gemeentebestuur in de jaren 1850, want dat is goed ‘voor de zindelijkheid en gevolglijk op het weeren van onzuivere lucht’. Onzuivere lucht werd toen nog gezien als de voornaamste veroorzaker van besmettelijke ziekten. In het verarmde bouwde de gemeente zelf toen zestien openbare privaten en in het eveneens arme Wyck-Zuid drie (stand 1879). Artikel 135 van de Gemeentewet rekende de zorg voor de openbare gezondheid tot een huishoudelijk belang en een plicht van de gemeente. De overal ingestelde ‘Gemeentelijke Gezondheidscommissies’ gingen daarom weldra ‘Plaatselijke Gezondheidspolitie’ heten. Had de gemeentelijke bemoeienis ter zake zich aanvankelijk beperkt tot het schoonhouden der straten en het leegmaken van de riolen, nu kwam er een “sjtroontmesjien” GAM medisch én een economisch aspect bij. Het gebruik van beerputten werd dientengevolge tegengegaan en dat van ‘fosses mobiles’, verplaatsbare fecaliëntonnen, sterk gepromoot. De inhoud ervan ging men wekelijks en spoedig tweemaal per week ophalen met speciaal daarvoor ontworpen reservoirkarren. Daarnaast kwam het wisselen van de tonnen in zwang en bracht men de volle weg. Voor het leegzuigen van vaste beerputten en privaten werd in 1879 het beroemde ‘sjtroontmesjien’ aangeschaft. In 1873 had het stadsbestuur verordonneerd, dat ieder (nieuw) huis over een deugdelijke secreetput moest beschikken. Men was van plan de inhoud als meststof aan de boeren in de omgeving verkopen. Voor zo’n mestfabriek wees de gemeenteraad ‘in de vestingwerken buiten de Boschpoort’ een terrein van ruim één hectare aan, waarop een ‘vuilverwerkplaats’ of ‘depotoir’ (spreek uit: depotoor) werd gebouwd. Voor een bedrag van ongeveer tienduizend gulden (ruim tweemaal het totale jaarbudget voor het reinigen van straten en pleinen) verrezen daar in 1878, in de bestaande kazemat, vier mestputten met een gezamenlijke inhoud van 5.700 kubieke meter en buiten twee uitgestrekte putten met waterdicht gemetselde bodems en muren. Daaraan moest men een jaar later al een derde toevoegen! Boven die drie putten construeerde men een dak van 64 meter lang en 15 meter breed, zodat de mest niet door regenwater verdund kon worden. Zo werd een mestfabriek gecreëerd, waar men menselijke fecaliën mengde met dierlijke, afkomstig van de tientallen (varkens)slagerijen in de stad en die van het Stedelijk Slachthuis. Dat slachthuis was in 1821 uit het stadscentrum, waar het vrijwel op de hoek tussen Grote en Kleine Staat eeuwenlang had gefunctioneerd, verhuisd naar het voormalige Nieuwe Bolwerk, het pleintje tussen de Helpoort en de achttiende eeuwse Papierfabriek ‘Het Anker’. Om het terrein van het depotoir in de Nieuwe Bossche Fronten kwam een omheining te staan en legde men bekiezelde aanvoerwegen aan. De kazemat richtte men in tot woning voor de opzichter, waarbij zij voorzien werd van een pannendak. De opzichter moest natuurlijk over een waterput beschikken en over een bergplaats voor zijn materiaal. Dat bestond aanvankelijk uit vijf karren met ijzeren tonnen voor het leegmaken van de secreetputten, één kar voor het transport van fecaliëntonnen en twee platbodem schuiten met een inhoud van 35 kubieke meter elk. De schuiten waren met name bedoeld om de dierlijke mest die afkomstig was van het slachthuis aan de Helpoort via het kanaal Luik-Maastricht, het Bassin en ‘de nieuwe havenkom aan de Zuid-Willemsvaart’ naar het depotoir te vervoeren. Om een indruk te krijgen over welke aantallen geslachte dieren het gaat, volgt hier een overzicht van het (willekeurig gekozen) jaar 1897. Daarbij moet men overigens bedenken, dat in het Stedelijk Slachthuis géén varkens werden geslacht; dat gebeurde toen nog bij de slagers thuis en dat kostte in totaal zo’n vijfduizend varkens per jaar het leven! In het slachthuis van Maastricht werden in 1897 ruim negenduizend dieren geslacht: 185 paarden, 296 stieren en ossen, Stedelijk slachthuis; links Pater Vinktoren ( nog niet gerestaureerd) rechts Helpoort 2.375 koeien, 4.583 kalveren en 1.132 schapen. Nieuwsbrief december 2017 Pagina 6

Vrienden van de Vesting Maastricht - Stichting Maastricht Vestingstad - coördinator: Röntgenstraat 11, 6216 EP Maastricht – mail: l. [email protected]

“bloodbak” ( duiker onder kanaal Luik-MTR) voor de doorbraak van de OLV-wal; links “Pesthuis” midden restant Jekerhoektoren. (RHCL)

Bij een aantal van ca 280 werkdagen in het jaar betekent dat 33 dieren per dag. De inhoud van maag en darmen, onverteerd en ‘gerijpt’, werd opgevangen en per schuit naar het depotoir vervoerd. Een méér indringende stank dan de gistende inhoud van darmen is nauwelijks denkbaar… Na een eindeloze reeks klachten heeft dat erin geresulteerd, dat de gemeente het nieuwe Gemeentelijke Slachthuis in 1901 kort bij het depotoir heeft gebouwd, al speelde daarbij natuurlijk de onmiddellijke nabijheid van het spoor ook een voorname rol. Tevens verhuisde toen de wekelijkse veemarkt naar de kop van de (verlengde) Boschstraat. Aan de menselijke en dierlijke uitwerpselen werd in het depotoir bovendien organisch straatvuil toegevoegd, tot een totaal van bijna duizend kubieke meter per jaar. Heel dat werk van ophalen en mengen bleek al snel onrendabel, omdat de boeren uit de omgeving minder wilden betalen dan het produceren van de meststoffen had gekost. In het begin van de twintigste eeuw heeft dit ertoe bijgedragen dat de fecaliën, verdund met huishoudelijk en oppervlaktewater -respectievelijk na de aanleg van de waterleiding met spoelwater uit de stortbakken op de toiletten-, voortaan in het riool verdwenen en ongezuiverd in het water terechtkwamen. Thuis opgehaalde as kwam als verharding op zandwegen terecht en vast straat- en huisvuil deponeerde men voortaan op stortplaatsen, waarvan de oudste, zoals die aan het Bassin, bij de Jekerstraat en de Zwingelput, ‘gewoon’ in het oude centrum lagen. Daarnaast heeft de stad bij de demping van twee Jekertakken, namelijk die in de Looiersstraten en die op het terrein van de latere Tapijnkazerne, jarenlang voornamelijk huisvuil gebruikt. In de kazemat werd spoedig ook ruimte gecreëerd voor het verwerken van dierlijke botten tot bijvoorbeeld knopen en lijm. In de drie decennia dat het depotoir als mestfabriek heeft gefunctioneerd, zijn er duizenden tonnen menselijke en dierlijke mest en huis- en straatvuil (waaronder straatmest van vooral honden, paarden en koeien), verwerkt. Het aantal periodiek leeg gepompte privaatputten bedroeg in 1880 210, die elk gemiddeld vier vaten van 1,3 kubieke meter fecaliën bevatten, zodat dus 1.100 kuub c.q. hectoliter naar het depotoir werden vervoerd. Het aantal verplaatsbare fecaliëntonnen bedroeg in 1880 ongeveer 260. Bij tweemaal per week (gratis) ledigen komt dat neer op 520 handelingen per week en 27.000 per jaar. Hieruit alleen al is te verklaren, dat de opbrengst van de geproduceerde mest structureel achter bleef bij de kosten die Stadsreiniging ervoor moest maken. Met de eenzame ligging van het depotoir in de Bossche Fronten was het vervolgens ook snel gedaan, omdat de gemeente de vestiging van industrie op de voormalige vestinggordel begon te promoten en zo kwam het spoedig tot uitbreidingen van Sphinx en KNP en de bouw van onder andere arbeidersbuurt Quartier Amélie, Goederenstation Boschpoort en de Gemeentelijke Cokesfabriek.

Toon Jenniskens.