In en gaat een grote armoedecontext duidelijk samen met minder onderwijskansen

In welke mate is er samenhang tussen armoede en onderwijskansen? Hoe scoort voor armoede en onderwijskansen, vergeleken met de andere provincies en Vlaanderen? Hoe zit het in de Limburgse gemeenten, vergeleken met de hele provincie? We construeerden een synthesemaat met zes armoede- en evenveel onderwijskansenindicatoren. De analyse van de cijfers leert dat Limburg vergeleken met heel Vlaanderen gemiddeld scoort voor armoede, voor onderwijskansen en voor beide samen. Binnen Limburg zijn Genk en Maasmechelen de gemeenten met de grootste armoedecontext, hetgeen zich ook vertaalt in minder onderwijskan- sen voor kinderen en jongeren.

NAAR EEN SYNTHESEMAAT VOOR ARMOEDE EN ONDERWIJSKANSEN

Vaak wordt er gekeken naar aparte indicatoren die elk op zich de aanwezigheid van armoede ofminder goede onderwijskansen belichten. Een overkoepelende maat ontbreekt. Daarom construeerden we een synthesemaat, die zes armoede-indicatoren en evenveel onderwijskansenindicatoren bundelt.

Omdat de waarden van de verschillende indicatoren onderling niet te vergelijken zijn en omdat het niet te objectiveren is in welke mate een bepaald gebied afwijkt van een vergelijkingsgebied, zetten we de oor- spronkelijke waarde om naar een standaardscore ofz-score. Een standaardscore geeft weer hoeveel stan- daardafwijkingen de waarde van een indicator in een bepaald gebied (bv. een gemeente) afwijkt van een vergelijkingsgebied (bv. de provincie Limburg). Zo krijgt elk gebied voor elke indicator een standaardscore. Voor het merendeel van de indicatoren geldt: des te hoger die score, des te negatiever de situatie op het vlak van armoede ofonderwijskansen. Bij enke- le indicatoren geldt het omgekeerde. Bij die indicatoren krijgt de standaardscore de inverse waarde, zodat ze op dezelfde manier te interpreteren is. Op basis van de standaardscore krijgt elk gebied voor elke indicator een inkleuring in een profieltaart, vergeleken met het vergelijkingsgebied: van heel positief(++: donkerblauw) over positief(+: lichtblauw), gemiddeld (+/-: grijs) en negatief(-: lichtoranje) tot heel negatief(--: donkeroranje). Voor elk gebied wordt er ook een gemiddelde standaardscore berekend als synthesemaat voor de armoede-indicatoren, de onderwijskansenindicatoren en alle indicatoren samen, op dezelfde wijze ingekleurd in de profieltaart.

C I J F E R D O S S I E R - m a a r t 2 0 1 8 DE ZES ARMOEDE-INDICATOREN

We selecteerden zes armoede-indicatoren. De indicatoren 01 en 02 hebben betrekking op een armoedecontext bij de bevolking in het algemeen, de indicatoren 03 tot 06 geven zicht op aanwezigheid van maatschappelijke kwetsbaarheid bij kinderen en jongeren.

Indicator 01: bevolking onder Europese armoedegrens

De Europese armoedegrens valt samen met 60 % van het mediaaninkomen in een bepaald gebied. Een goede schatter voor de bevolking die moet rondkomen met een inkomen onder de Europese armoede- grens, is het aantal inwoners dat recht heeft op het voorkeurtariefin de ziekteverzekering. Het recht op dit voorkeurtariefis immers gekoppeld aan strenge inkomensvoorwaarden. Als indicator kijken we naar hoeveel procent van de totale bevolking recht heeft op het voorkeurtarief. Des te hoger dit percentage, des te negatiever de situatie op het vlak van armoede.

In 201 7 heeft in Limburg 1 5,1 % van de bevolking recht op het voorkeurtariefin de ziekteverzekering, in Vlaanderen gaat het om 1 4,4 % van de bevolking (figuur 01 ). Limburg scoort op deze indicator gemiddeld vergeleken met Vlaanderen (figuur 02). Alleen de provincie Antwerpen scoort op deze indicator negatiever dan Vlaanderen.

Indicator 02: mediaaninkomen

Het mediaaninkomen ofhet middelste inkomen van alle inkomensaangiften geeft zicht op het inkomens- niveau van de bevolking. Des te lager het mediaaninkomen, des te negatiever in functie van armoede.

In 201 5 bedraagt het mediaaninkomen in Limburg 25 040 euro, in Vlaanderen 25 41 2 euro (figuur 01 ). Limburg scoort daarmee gemiddeld vergeleken met Vlaanderen (figuur 02). West-Vlaanderen en Antwer- pen scoren negatiever dan Vlaanderen op deze indicator.

Indicator 03: geboorten in kansarm gezin

Hoeveel procent van alle geboorten is een geboorte in een kansarm gezin? Kind & Gezin screent jaarlijks de gezinnen waarin er een geboorte plaatsvindt. Volgens deze screening is een gezin kansarm als er pro- blemen zijn op minstens drie van zes criteria: het maandinkomen, de huisvesting, het opleidingsniveau van de ouders, het stimulatieniveau naar de kinderen toe en de gezondheidssituatie. Om de jaarlijkse schommelingen te ondervangen, berekent Kind & Gezin de teller en de noemer van de indicator als een gemiddelde van het betreffende jaar en de twee jaren ervoor. Des te hoger het percentage geboorten in een kansarm gezin, des te negatiever de situatie op het vlak van armoede.

In 201 6 is 1 3,8 % van de geboorten in Limburg een geboorte in een kansarm gezin, in Vlaanderen 1 2,8 % (figuur 01 ). Limburg scoort daarmee gemiddeld ten opzichte van Vlaanderen (figuur 02). Enkel Antwerpen scoort negatiever dan Vlaanderen. FIGUUR 01 Armoede & onderwijskansen samengevat in 12 indicatoren: Limburg vergeleken met Vlaanderen (per indicator het meest recente jaartal waarvoor cijfers beschikbaar zijn)

LIMBURG VLAAMS GEWEST

ARMOEDE

01 : bevolking onder Europese armoedegrens [%] [201 7] 1 5,1 % 1 4,4 % 02: mediaaninkomen [euro] [201 5] 25.040 euro 25.41 2 euro

03: geboorten in kansarm gezin [%] [201 7] 1 3,8 % 1 2,8 % 04: kansarme lln GKO [%] [201 6] 1 9,1 % 22,7 % 05: kansarme lln GLO [%] [201 6] 20,3 % 22,2 % 06: kansarme lln GSO [%] [201 6] 23,6 % 23,8 %

ONDERWIJSKANSEN

07: risicoschoolloopbanen LO [%] [201 6] 1 6,8 % 1 7,5 % 08: risicoschoolloopbanen SO [%] [201 6] 31 ,5 % 31 ,9 % 09: lln in ASO GSO [%] [201 6] 37,6 % 40,7 % 1 0: lln in BSO GSO [%] [201 6] 27,9 % 25,5 % 1 1 : vroegtijdige schoolverlaters [%] [201 5] 1 0,4 % 1 0,7 % 1 2: doorstromers naar HO [%] [201 5] 59,7 % 61 ,2 % Indicatoren 04, 05 en 06: kansarme lln GKO, GLO en GSO

In welke mate zijn er kinderen en jongeren met een maatschappelijk kwetsbare achtergrond? Om deze vraag te beantwoorden, kijken we naar het percentage leerlingen in het gewoon kleuter-, lager en secun- dair onderwijs dat aantikt op minstens twee van deze vier kenmerken: wonen in een kansarme buurt, thuistaal anders dan Nederlands, moeder zonder diploma secundair onderwijs en het hebben van een schooltoelage. Des te hoger het percentage kansarme leerlingen, des te negatiever de situatie op het vlak van armoede.

In 201 6 heeft 1 9,1 % van de Limburgse leerlingen gewoon kleuteronderwijs een kansarme achtergrond. In het gewoon lager onderwijs gaat het om 20,3 % en in het gewoon secundair onderwijs om 23,6 % (figuur 01 ). Vergeleken met Vlaanderen - waar het gaat om 22,7 %, 22,2 % en 23,8 % - scoort Limburg positiever wat het percentage kansarme leerlingen in het gewoon kleuteronderwijs betreft en gemiddeld voor beide andere indicatoren (figuur 02). Antwerpen is de enige provincie die voor de drie indicatoren negatiever scoort dan Vlaanderen.

DE ZES ONDERWIJSKANSENINDICATOREN

We selecteerden ook zes onderwijskansenindicatoren. Hierbij focussen we op indicatoren die wijzen op minder goede onderwijskansen voor kinderen en jongeren. De indicatoren 07 tot 1 1 hebben betrekking op hoe leerlingen het doen in het basis- en secundair onderwijs, indicator 1 2 gaat over de participatie aan het hoger onderwijs.

Indicatoren 07 en 08: risicoschoolloopbanen in LO en SO

We spreken over risicoschoolloopbanen bij schoolloopbaankenmerken met hogere risico's op het niet vol- tooien van de schoolcarrière, een lager einddiploma en een zwakkere maatschappelijke positie als vol- wassene. In het lager onderwijs beschouwen we schoolse vertraging in het gewoon onderwijs en het volgen van buitengewoon onderwijs als deelindicatoren van een risicoloopbaan. In het secundair onder- wijs zijn naast deze twee deelindicatoren het volgen van deeltijds beroepssecundair onderwijs en leerling zijn in een onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers bijkomende deelindicatoren. De optelsom van de deelindicatoren, in verhouding tot het totaal aantal leerlingen in het lager ofsecundair onderwijs, geeft zicht op het percentage leerlingen met een risicoschoolloopbaan. Des te hoger het percentage leerlingen met een risicoloopbaan, des te negatiever we de situatie op het vlak van onderwijskansen catalogeren.

In 201 6 ontwikkelt 1 6,8 % van de Limburgse leerlingen in het lager onderwijs een risicoschoolloopbaan, in het secundair onderwijs gaat het om 31 ,5 % (figuur 01 ). Vergeleken met Vlaanderen - waar we 1 7,5 % en 31 ,9 % risicoschoolloopbanen optekenen - scoort Limburg gemiddeld (figuur 02). Antwerpen scoort voor beide indicatoren negatiever dan Vlaanderen, Oost-Vlaanderen enkel voor de risicoschoolloopbanen in het lager onderwijs. Indicatoren 09 en 10: leerlingen in ASO en BSO in GSO

De deelname aan de onderwijsvormen in de tweede en derde graad van het gewoon secundair onderwijs zegt iets over doorstromingskansen naar het hoger onderwijs en kansen op de arbeidsmarkt. ASO-studie- richtingen bereiden bij uitstek voor op het hoger onderwijs, dus de doorstromingskansen naar het hoger onderwijs zijn groot, maar wie het ASO voltooit en niet verder studeert, heeft dan weer niet zo'n goede kansen op de arbeidsmarkt. De perspectieven op doorstroming naar het hoger onderwijs zijn veel kleiner voor wie BSO volgt. Enkel wie in het BSO met succes een zevende jaar beëindigt, haalt een diploma secun- dair onderwijs, hetgeen nodig is om toegang te hebben tot het hoger onderwijs. Om vanuit het BSO goede kansen op de arbeidsmarkt te hebben, is dat zevende jaar ook al meer en meer een must. Des te lager het percentage ASO-leerlingen en des te hoger het percentage BSO-leerlingen, des te negatiever we de situa- tie op het vlak van onderwijskansen inschatten.

In 201 6 volgt 37,6 % van alle Limburgse leerlingen in de tweede en derde graad van het gewoon secundair onderwijs ASO, 27,9 % volgt BSO (figuur 01 ). Vergeleken met heel Vlaanderen - waar er er 40,7 % ASO- leerlingen en 25,5 % BSO-leerlingen zijn - scoort Limburg op beide indicatoren negatief, net als de provin- cie Antwerpen (figuur 02). West-Vlaanderen scoort enkel voor de indicator ASO negatiever dan Vlaande- ren.

Indicator 11: vroegtijdige schoolverlaters

Hoeveel procent van de schoolverlaters beëindigt de schoolloopbaan vroegtijdig, dit wil zeggen zonder eindkwalificatie in de onderwijsvorm of-soort waarin ze hun loopbaan afsluiten? Des te hoger dit percen- tage, des te negatiever de situatie op het vlak van onderwijskansen.

In 201 5 is 1 0,4 % van alle Limburgse schoolverlaters een vroegtijdige schoolverlater, voor heel Vlaanderen gaat het om 1 0,7 % (figuur 01 ). Vergeleken met Vlaanderen scoort Limburg gemiddeld, terwijl de provin- cie Antwerpen heel negatiefscoort (figuur 02).

Indicator 12: doorstromers naar HO

Hoeveel procent van de 1 8-jarigen is voor het eerst ingeschreven in het hoger onderwijs? Dit geeft zicht op doorstromen naar het hoger onderwijs. Voorbehoud bij deze cijfers: de cijfers hebben enkel betrekking op de Vlaamse onderwijsinstellingen; wie hoger onderwijs volgt over de taal- oflandsgrens, zit niet in de cijfers vervat. Niettemin geldt deze interpretatie: des te lager het percentage doorstromers naar het hoger onderwijs, des te negatiever de situatie op het vlak van onderwijskansen kan worden ingeschat.

In 201 5 is 59,7 % van de 1 8-jarigen uit Limburg voor het eerst ingeschreven in het hoger onderwijs, voor heel Vlaanderen bedraagt dat percentage 61 ,2 % (figuur 01 ). Limburg scoort daarmee negatiever dan Vlaanderen, Vlaams-Brabant veel negatiever (figuur 02). FIGUUR 02 Armoede & onderwijskansen samengevat in 12 indicatoren: de provincies vergeleken met Vlaanderen (z-scores) (per indicator het meest recente jaartal waarvoor cijfers beschikbaar zijn) DE PROVINCIES VERGELEKEN MET VLAANDEREN

Figuur 02 vergelijkt de situatie van de Vlaamse provincies voor de zes armoede-indicatoren, de zes onder- wijskansenindicatoren en alle indicatoren samen met Vlaanderen.

Limburg scoort gemiddeld

Vergeleken met heel Vlaanderen scoort Limburg globaal, voor armoede én voor onderwijskansen gemid- deld. Dat geldt ook voor acht van de twaalfindicatoren. Op de indicator kansarme leerlingen in het ge- woon kleuteronderwijs (indicator 04) scoort Limburg positiever dan Vlaanderen. Voor de indicatoren ASO volgen (indicator 09), de indicator BSO volgen (indicator 1 0) en de indicator doorstromers naar het hoger onderwijs (indicator 1 2) scoort Limburg negatiever dan Vlaanderen.

Antwerpen scoort het meest negatief

De provincie Antwerpen scoort globaal, voor armoede én voor onderwijskansen negatief, vergeleken met heel Vlaanderen. Dat trekt zich door tot op het niveau van individuele indicatoren: score negatiefop tien van de twaalfindicatoren en heel negatiefop de indicator vroegtijdige schoolverlaters (indicator 1 1 ). Alleen op de indicator doorstromers naar het hoger onderwijs scoort Antwerpen gemiddeld. West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen sluiten qua profiel aan bij Limburg en heel Vlaanderen. Vlaams- Brabant scoort globaal, voor armoede én voor onderwijskansen positiever dan Vlaanderen.

DE GEMEENTEN VERGELEKEN MET LIMBURG

In figuur 03 wordt de situatie van de Limburgse gemeenten voor de zes armoede-indicatoren, de zes onderwijskansenindicatoren en alle indicatoren samen vergeleken met de provincie.

Genk en Maasmechelen scoren heel negatief

Vergeleken met Limburg scoren twee gemeenten op het vlak van armoede en onderwijskansen samen heel negatief. Het gaat om Genk en Maasmechelen. Genk scoort heel negatiefop negen van de twaalfindicatoren. De score valt uiteen in heel negatiefvoor armoede (ook voor alle zes indicatoren apart) plus negatiefvoor de onderwijskansen (drie keer heel nega- tief, twee keer negatiefen één keer gemiddeld). Maasmechelen scoort heel negatief op zeven van de twaalfindicatoren. Hier valt de score ook uiteen in heel negatiefvoor armoede (vijfkeer heel negatiefen één keer negatief) en negatiefvoor onderwijskansen (twee keer heel negatiefen vier keer negatief). Aan deze vaststelling zit ook een positieve zijde: ondanks een een heel zware armoedecontext doen Genk en Maasmechelen het op het vlak van onderwijskansen iets beter dan op basis van die armoedecontext te verwachten is. FIGUUR 03 Armoede & onderwijskansen samengevat in 12 indicatoren: de gemeenten vergeleken met Limburg (z-scores) (per indicator het meest recente jaartal waarvoor cijfers beschikbaar zijn) , Beringen en Heusden-Zolder scoren negatief

Vergeleken met Limburg scoren Leopoldsburg, Beringen en Heusden-Zolder negatiefvoor armoede en onderwijskansen samen. Leopoldsburg scoort negatiever dan Limburg voor armoede (één keer heel negatief, drie keer negatiefen twee keer gemiddeld) en voor onderwijskansen (één keer heel negatief, vier keer negatiefen één keer gemiddeld). Beringen scoort globaal negatief, maar scoort ondanks een gemiddelde score voor armoede (drie keer negatiefen drie keer gemiddeld) negatiefvoor onderwijskansen (vijfkeer negatiefen één keer gemid- deld). Heusden-Zolder scoort globaal negatief, maar hier zien we het omgekeerde van bij Beringen: een negatieve score voor armoede (vier keer negatiefen twee keer gemiddeld) die niet verhindert dat de gemeente gemiddeld scoort voor onderwijskansen (drie keer negatief, twee keer gemiddeld en één keer positief).

Vier gemeenten scoren globaal gemiddeld, maar wel negatiefvoor armoede ofonderwijskansen

Houthalen-Helchteren en Sint-Truiden scoren globaal gemiddeld. De negatieve score voor armoede gaat er samen met een gemiddelde score voor onderwijskansen. Ook en scoren globaal gemiddeld. In deze gemeenten gaat een gemiddelde score voor armoede gepaard met een negatieve score voor onderwijskansen.

Alken, , Herk-de-Stad en scoren het positiefst

Globaal voor armoede en onderwijskansen samen scoren meer dan twintig gemeenten positiever dan Limburg. Daarvan zijn er veertien die ook positiefscoren voor armoede en onderwijskansen apart. Het gaat in alfabetische volgorde om Alken, As, Diepenbeek, , , Herk-de-Stad, , , Meeuwen-Gruitrode, , , , en Zonhoven. Van deze gemeenten zijn er vier die positiever ofveel positiever dan Limburg scoren op alle twaalf indicatoren: Alken, Diepenbeek, Herk-de-Stad en Zonhoven doen het het best voor armoede en onderwijskansen van heel Limburg.

M E E R W E T E N ? Surfnaar het online platform limburg.incijfers.be. Raadpleeg daar de cijfers over #onderwijs en #armoede. Heb je vragen? Bel dan naar Data & Analyse via 011 23 72 35 ofe-mail naar [email protected]. Volg alle nieuws over Limburg in cijfers op twitter: @LIMBURGinCFRS.

provincie Limburg Universiteitslaan 1 B-3500 limburg.be