Pieter van der Hult (1652 – 1727)

Kunstschilder en verzamelaar

Pieter van der Hult

Kunstschilder en verzamelaar

Door Werkgroep Het Nieuwe Werck Angenetha Balm en Jan Willem Boezeman

Werkgroep “Het Nieuwe Werck” doet huizenonderzoek naar de gelijknamige 16e eeuwse Dordtse stadsuitbreiding in het Dordts havengebied. Het betreft de tegenwoordige Nieuwehaven (straat), de Hoge Nieuwstraat, het Vlak, het Blauwpoortsplein, de Lange IJzerenbrugstraat, de Binnen- en Buitenwalevest, de Veersteiger en de Venlostraat.

Bij het onderzoek naar de eigenarengeschiedenis van het huis Hoge Nieuwstraat 83 werden we geconfronteerd met de 17e eeuwse Dordtse kunstschilder Pieter van der Hult, die ondermeer als Hofschilder van Koning Christiaan IV van Denemarken heeft gewerkt maar ook een enorme collectie schilderijen van grote meesters bezat. Er werd dermate veel over de schilder en zijn familie gevonden dat we er een afzonderlijk verslag van hebben gemaakt.

Voor de volledige eigenarengeschiedenis van het huis verwijzen wij naar het boek “De geschiedenis van de huizen Hoge Nieuwstraat 83, Binnenwalevest 78 en Lange IJzerenbrugstraat 2-6 Dordrecht” dat gedeponeerd is in de bibliotheek van het Stadsarchief Dordrecht.

Dordrecht, januari 2006

Het in 1897 herbouwde huis Hoge Nieuwstraat 83

2 Godschalck van der Hult, vader van de schilder Op 11 augustus 1644 wordt het huis voor notaris Schoormans verkocht: “Matthijs de Want, maesschipper, verkoopt aan Godschalck van der Hult huys ende erve in de Hooge Nieuwstraet tusschen ‟s Heeren Dwarsstraet lopend naer de Veste en de huyse van de erfgenamen van Gillis Stierman. Is geconditioneert dat den cooper volgen sal een witte steene poort soo opt erfve is leggende mitsgaders het ledicant inde camer staende mette andere geschrijnwerckte bedsteden en ander houtwerck daerin sijnde den vercooper toebehoorende. voor den coop van welck voorsegd huijs ende erffe met sijnen toebehooren ende goederen vooren verhaelt den voorsegde cooper belooft heeft te betaelen de somme van twee duijsent vijff hondert caroli gulden. Doch heeft den cooper bedongen dat hem ruijminge van‟t voorsegde huijs sal werden gedaen op ten 1 september toecomende om „t selve te mogen doen repareeren, schoonmaecken naer sijn gelieven ende welgevallen. Den cooper sal oock moeten betaelen aen huijsvrouwe van de vercooper tot een vereeringe eenen rosennobel” 1 (Een Rosennobel is een munt).

Godschalck van der Hult, jongeman van Zevenbergen wonend bij de Tolbrug, trouwde op 1 mei 1640 te Dordrecht Maria Rommerswael, jongedochter van Utrecht, wonend voor het Bagijnhof. Zijn vader was Joost Godschalcksz. van der Hult, schepen van Zevenbergen en brouwer aldaar. Zijn moeder, Mechteld Jans Pijll, is geboren 16 november 1577 als dochter van Jan Nicolaasz. Pijll, schepen der stad en landen van Zevenbergen, burgemeester, kerkmeester, dijkgraaf, rentmeester van de Noordpolder, waarsman, gezworen van ´t Oude Land van Zevenbergen en Cristina van Bergen

Godschalck van der Hult stamt via moederszijde af van het oud adelijk geslacht Pijll, dat al bekend is vanaf de 12 eeuw in Utrecht met stamvader Alvert Pijll, vermeld in 1186. 2 Deze familie is verwant aan diverse patriciërsgeslachten in Dordrecht, zoals Van Beveren, de Witt, Pompe van Meerdervoort, van Gerwen en vele andere.

Op een zelfportret uit 1686 van Godschalck´s zoon Pieter, een kunstschilder, is met moeite het familiewapen van der Hult te ontwaren

We zien hier een afbeelding die op een boom (een hulst ?) lijkt en de drie pijlen van het geslacht Pijll.

fragment tekening Pieter van der Hult

Wapen Pijll

Het echtpaar kreeg zes kinderen waarvan alleen de oudste (Maria) en de jongste (Pieter) overleefden: Maria, gedoopt te Dordrecht op 13 januari 1642, Justinus 29 januari 1645, Mechelina 17 juni 1646, Machlina 28 februari 1648, Emerentia 5 maart 1649 en Pieter op 26 februari 1652.

Het jongste kind Pieter heeft zijn vader niet gekend. Godschalck van der Hult overleed in december 1652, ruim twee maanden voor Pieter´s geboorte. Hij werd begraven op

1 SAD 84 f 145 2 Beschrijvinge der Stad Dordrecht van Matthijs Balen, folio 1200 e.v.

3 12 december 1651 in de Augustijnenkerk te Dordrecht in het graf van Cornelis Roockmakers. “Den 12-12-1651 geopent het graft van Cornelis de Boochmaker daer in begrave is Godtschalck van der Hulst ontfangen ƒ 2;10;0” 3

Godschalck van der Hult was tekenaar en landmeter, geadminiteerd in Holland op 31 oktober 1641. Van zijn hand zijn bekend kaarten van het noordelijk deel van de Biesbosch (1642); het gebied ten westen van Dussen (1644); polders en gorsen nabij Raemsdonk aan de ´s Gravenmoersevaart (1644) en de nieuwe polders Emmikhoven, Almkerk en Den Hoorn (1648).

In 1642 kopieerde Godschalck de kaart “Oost Somerland” in het zuid-oosten van de Hoekse waard die in 1616 getekend was door Jan Sijmonsz. Indervelden (de oude), de tussen 1620 en 1622 overleden vader van zijn buurman Jan Sijmonsz Indervelden (de jonge), eveneens landmeter. Het geslacht Indervelden was een belangrijke landmetersfamilie die in de 16e en 17e eeuw grote gebieden in Zuid Holland en Brabant in kaart hebben gebracht. In 1590 slaakte de kaarttekenaar Jan Symonszoon Indervelde (I) een noodkreet naar Prins Maurits: "Ik wil mijn brood verdienen. Geeft u, doorluchtige hoogheid, mij toch werk?" Dat schreef hij rechtsonder op de op één na oudste, volledige kaart van West-Brabant die hij aan de prins stuurde en dat daarmee een sollicitatiebrief werd. De oudste kaart van West-Brabant was vijfentwintig jaar eerder getekend, in 1565, door dezelfde Indervelde.

Godschalck van der Hult en zijn buurman Jan Sijmonsz Indervelden (II) hebben beslist samengewerkt, maar daar kwam dan in 1648 een eind aan bij het overlijden van Indervelden. Godschalck van der Hult overleed niet lang daarna in 1651.

Tante Emerentia Op 6 oktober 1646 maakte ene Emerentia Ambrosius haar testament op waarin de vrouw van Godschalck van der Hult en zijn kinderen met legaten worden bedacht. Bij nader onderzoek bleek zij een afstammeling uit het oude geslacht Van Gerwen te zijn. Haar ouders waren Jan Ambrosius van Gerwen en Marijcke Stevensdr. van Rijsbergen. Emerentia trouwde op 7 december 1608 te Dordrecht met Pieter Cornelis Pietersz. Swanenburg uit Utrecht. Emerentia van Gerwen legateerde als volgt:

“Aan de huijsarmen van de Duijtse kercken, huijsarmen van de Franse kerck. Legaten aan Abraham Cotermans haer neve, Adriana Cotermans, het weeskind van Jaepken Abrahamsdr., kinderen van wijlen Theunis Theunisz., Boudewijn ende Cornelis Mathijsz. Balen, Cathalijna van Bijlaer huijsvrouwe van Jacob Savrij, Jacomijna Jansdr. weduwe van Johan Willemse de Wit ofte bij haere vooraflijvicheijt desselfs dochter Maria de Wit. Aen Adriaen de Wit Jansz den ouden. Jannette de Wit. Adriana Dircxdr. van Wijngaerden” (enz).

“Maria van Rommerswaele huijsvrouwe Gootschalck van der Hulst alle ende iegelijcke de cleederen, soo van linden als wollen, juweelen, cleijnodien ende silverwerck tot haer testatrice lijve ende rugge eenichsins behoorende. Uijtgesegd ende gereformeerd alle alsulcke cleederen ofte juweelen als selve testatrice naemaels ordonneren sall ofte geordonneerd soude mogen hebben aen anderen te maeken ofte bij levenden lijve wech gegeven hebben sall ende alle boven ende behalven soodanige somma van ses hondert caroli gulden als d'voorsegde Maria van Rommerswael noch genieten sal uijt crachte van seker contract bij haer testarice aengegaen ende gemaekt op den 17 januari 1640.

3 Graftboeck Augustijnenkerk f 68

4 Legateert alnoch aen het dochterken van de voorsegde haere nichte Maria van Rommerswael mede Maria benaempt al mede tot een gedachtenisse, d'somma van eens twee hondert gulden omme tot haeren profijte voorwarts belegt te werden tot haer mondigen dagen ofte houwelijcken state toe. Waer en boven soo wilt en de begeert alnoch sij testatrice, dat mede bij forme van legaet belegt en de uijtgereijckt werden sall in voegen als vooren aen de twee dochters van de selve Maria van Rommerswael, soo zij naer desen noch soude mogen comen te procreeren ende bij haer meden christelijcken doop benaempt werdende Emerentia naer haer testatrice ende Adriana naer haer testatrice zaliger suster elck van de selve eens d'somme van gelijck twee hondert caroli gulden. Sijnde alnoch mede aen een hare toecomende sone mits Piet ofte Jan benaempt ende gedoopt werdende naer hare zaliger man ofte broeder gelijck de somma van twee hondert gulden. Universeel erfgenaam de heer Johan de Wit Jansz. ontfanger“4

Hiermee wordt duidelijk waarom de jongste twee kinderen van Godschalck van der Hult en Maria van Rommerswael Emerentia (1649) en Pieter (1652) werden genoemd, het leverde de kinderen een legaat van “tante Emerentia” op ! Emerentia Ambrosius van Gerwen wordt als weduwe van Pieter Cornelisz Swanenburgh op 2 november 1661 met wapen begraven vanaf het Bagijnhof. Hoe de familierelatie met “tante Emerentia” of haar man was is niet precies duidelijk. Maria van Rommerswael kwam uit Utrecht maar had ook familie in Dordrecht. Op 21 maart 1636 wordt zij gelegateerd in het testament van ene Adriaentgen Jans:

“Legaat aen Maria Joosten van Rommerswael haere nichte bij haer woonachtich. de somme van thien hondert der selver guldens met noch twee silvere kelcxkens ofte kopgens ende vier silvere lepels, uijtgereijct datelijck naer haer testatrice overlijden.” 5

Adriaentgen Jans, gedoopt 3-1-1574 te Dordrecht, was de zuster van Emerentia (Jan Ambrosiusdr.) van Gerwen die, zoals blijkt in Emerentia´s testament, op 6 oktober 1646 overleden is en naar wie op beloning van een legaat kinderen kunnen worden vernoemd. 6

Kort na hun huwelijk maken Godschalck en Maria tegenover notaris Gijsbert de Jager een testament op de langstlevende op waaruit blijkt dat er van Godschalck´s zijde sprake moet zijn geweest van een behoorlijk vermogen. Uit het huwelijk geboren kinderen dienen uit de vaderlijke goederen een bedrag van f 6.000,00 per kind te worden toebedeeld en dat was voor die tijd een zeer behoorlijk bedrag. Het (grote) huis aan de Hoge Nieuwstraat werd in deze periode immers gekocht voor f 2.500,00. Deze bepaling zou tientallen jaren later een onoverbrugbare wig drijven in de relatie tussen het oudste kind Maria en haar broer Pieter van der Hult.

“Godschalck van der Hult ende jouffrouw Maria van Romerswale, echteluijden. Soo verclaerden sij testateurs elcx te maken ende te legateren en den rechten ter dispositie van den langstlevende de somma van vijfftich gulden eens. ende in de vordere goederen den eerst afflijvige van hen beijden, metter dood ruijmen en naelaten sall geene van dijen, altoch vuijtgesondert van wat natuijr die oock souden mogen sijn. ende oock op wat plaetsen

4 SAD 61-849 5 SAD 20-74 f 166v. 6 De Nederlandsche Leeuw 1939 f 503-508; 1940 f 44, 86 en 1974 f 275-277

5 gelegen. daaertoe verclaerden sij testatoren d‟een d‟ander ende den langstlevende van hen beijden te institueren tot sijne off hare erffgenaemen omme daer mede bij den langstlevende enz. Met dienverstande nochtans, dat indijn enich kind off kinderen vuijt dit huwelijck verweckt mochten achter gelaten werden, dat alsdan den lanxlevende van hen beijden trestatoren daerop sall nemen allen goeden toesicht.Met conditie nochtans, dat indijent gebeure dat sij behalver...... mochten comen te overlijden, dat bij sulcken gevallen, de vorsegde sijne huijsvrouwe gehouden sall wesen haer kint off kindren, soo veel vuijt te reijcken ende te laten volgen voor vaderlijcke goederen als de somme van ses duijsent gulden aen gelde waerinne ende ... sij testateuren elcx respectivelijck hijer boven haren kind ofte kinderen hebben gemaeckt huwelijksche voorwaarden. Ende soo oock sij testateur eerst mochte comen. te overlijden voor hem testateur sonder kind of kinderen naelaten, dat alleenlijck haer testateurs moeije jouffrou Emmerentia Ambrosius sall vuijtgreijck werden de somma van ses duijsent gulden als hij testateur wederomme mochte herhouwelijcken ende ander nijet maer dat sij nijettemin. aenstonds van haer tesateurt overlijden aen deselve haere moeije sal vuijtreijcken” 7

Op 27 april 1646 verstrekte Godschalck een hypothecaire lening: “Op huijden 27 april 1646 compareerde voor mij not. Schoormans Franchoijs Wasser, sergeant onder den compagnie van zijn ex. Graeff Wilhelm van Nassau. den welcken bekende wel deuchdelijck schuldich te wesen aen Godschalck van der Hulst de somme van vijer hondert car. gulden. verbonden op een woning bij de Vriesepoort.” 8

Maria van Rommerswael, moeder van de schilder Op 20 december 1652, enkele dagen nadat haar man overleed, maakt de zeven maanden zwangere Maria van Rommerswael een testament op voor notaris Gijsbert de Jager.

“Comparante Maria Rommerswael benoemt tot administratieve voochden over haere comparante kinderen ende haere goederen genomineert en gestelt te hebben Jan Henricxsz. van Westerhout, waert int Hart ende Aelbert van Solingen, coopman tot , haer comparant neefs. Met macht van assumptie. seclusie weeskamer. Bij mondigen dage of huwelijcken staet ƒ 6000,-- voor haere moederlijcke goederen ende dat voorts noch aende voorsegde haere kinderen sal volgen alle haere kleedere, soo van linnen als anders. onder meer oock alle haere juweelen van gout ende silver ende gesteenten tot haeren lijve behoorende.” 9

Omdat ook hier familieleden worden genoemd (neven) hebben we getracht de familierelatie te achterhalen. Van de in het testament genoemde personen kon het volgend fragment kon worden opgemaakt:

I. Alexander Westerhout II. Hendrik Westerhout, koopman in ijzerwaren, overleden na 1611, trouwde Maria van Bemmel, begraven te Utrecht 8 juli 1640, dochter van Otto Jansz. van Bemmel en de weduwe van Nicolaes van Duyven. Uit haar eerste huwelijk werd geboren Joostge Claesdr. van Duijven gehuwd met Caspar Jansz. van Solingen, koopman in Utrecht. III. Jan Westerhout, geboren omstreeks 1603, mr. bakker, herbergier en postmeester, kocht op 23 februari 1639 Herberg ´t Hart te Dordrecht, begraven te Dordrecht op 28 november 1664, trouwde (1) te Utrecht in mei 1628 Faesje Boudewijnsdr. Trouwde (2) te

7 SAD 40 f 10 8 SAD 85 f 86 9 SAD 20-45 f 341

6 Dordrecht op 30 januari 1629 Catharina Mathijsdr.

Een zuster van Jan Westerhout was Anna Westerhout, die in een akte uit 1666 spreekt over haar neven Nicolaas van Solingen (oud schepen en raad van Utrecht), Jacobus van Solingen (ontvanger der generale middelen) en Henricus van Solingen (medisch doctor). 10

De familierelatie lijkt te lopen via Maria van Bemmel, de moeder van Jan Henricxsz. van Westerhout, maar echt duidelijk wordt de familierelatie niet. Wanneer men iemand ´neef´ of ´nicht´ noemt moet de familierelatie met de nodige reserve worden bekeken. Ook als de familierelatie verder weg lag werd er al snel over neven en nichten gesproken.

In februari 1653 laat Maria van Rommerswael een akte opmaken waarin zij verwijst naar het mutueel testament van 13 februari 1641 verleden voor notaris Gijsbert de Jager en waarin zij haar twee kinderen bedenkt met een som geld:

“uijt moederlijcke affectie ende genegentheijt hare twee kinderen aen haer beijden aen voorsegde haren man verweckt als met naemen Maria ende Pieter van der Hult behoorlijke onderhout ende alimentatie voor hare vaderlijcke goederen bewesen ende bij mondigen dagen de som van vier duijsent gulden.” 11

Op 27 december 1654 hertrouwt Maria van Rommerswael met Jonkheer Daniël van der Houte “geseit du Bois Danielsz liggende onder de compagnie van zijn excellentie stadhouder van Vriesland, garnisoen houdende tot Geertruidenbergh”. Daniël viel hiermee onder de compagnie van Willem van Nassau.

Daniël is een jongeman uit Utrecht en ongetwijfeld een direct afstammeling van Werner van den Houte, gezegd Du Boys, Heer van Est, gestorven op 23 september 1607. Werner was ritmeester in Statendienst in welke hoedanigheid hij een actief aandeel nam in de campagnes onder Prins Maurits van Oranje

Nassau. Werner van den Houte gezegd Du Boys

Kennelijk was “tante Emerentia” niet gelukkig met de partnerkeuze van haar nicht. Een kleine twee weken na Maria´s huwelijk met de jonkheer wijzigde zij haar testament op 14 januari 1655 tegenover notaris Arent van Neten zodanig, dat niet Maria maar haar twee kinderen met een som geld werden gelegateerd: “Aen Maria van Rommerswael, in echte gehadt Godtschalck van der Hult ofte aen haer kinderen en descendenten een legaat, speciaelijck soodanige tocht ofte bewooninge van seecker huijs met alle sijnen toebehooren, daarinne sij comparante tegenwoordich woonachtich is . De twee kinderen van de voorsegde Maria van Rommerswael aan alleenlijck

10 Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 1971 11 SAD 20-64 f 358

7 ...ende gecontert (?) .... de voorsegde Maria van Rommerswael na haer comparante doot .. desselfs achter te laten goederen soude ... de somma van ses hondert caroli gulden. Soo is 't haer comparante expresselijck en ernstige begeerte, dat de voorsegde ses hondert caroli gulden naer haer overlijden niet bij de voorsegde Maria van Rommerwael, maer alleen bij de voorsegde haer twee kinderen verweckt bij Godtschalk van der Hult.” 12

Misschien voorzag “tante” de situatie goed want al in de zomer van 1655 tekende er zich relatieproblemen tussen Maria en haar kersverse man af waar de Kerkeraad bemoeienis mee kreeg:

22 juli 1655 notulen Kerkeraad: “men sal vernemen naerder na de insolentien van Dubois, op de Hoge Nieuwstraet, daervan eenige opening gedaen is om de disputien wanneer .... sal ontbieden” 13

In ongedateerde akte (de voorgaande was van 31 juli 1655) lezen we wat er gaande is tussen de pas gehuwden: “Geeft met behoorlijcke reverentie te kennen Maria van Rommerswael. Hoe dat sij suppliant nu ontrent ses maenden geleden in echten state getreden is met Daniel du Bois met expresse conditie, dat hij suppliante aen haer alleen behouden soude de opvoedinge van haere kinderen geprocreert bij wijlen Godschalck van der Hulst. Als mede de absolute directie ende regeeringe van hare goederen, sonder dat den voorsegde du Bois sich selven met d‟opgemelte regeeringe ofte staet van de voorsegde haere goederen soude mogen bemoeijen. ende oock dat sij voor desselfs schulden ofte lasten niet convinibel ofte aenspreeckelijck soude wesen, gelijck U edele uijt de geannexeerde huwelijcxse voorwaerde sout konnen aff nemen. Ende lest wel den voorsegde du Bois in aller trouwe ende vromicheijt „t selve contract in dier voegen had behooren te presteren, vervordert hij sich selven niet alleen in contrarie van den eenige van haere voorsegde ingebrachte goederen te versteecken, ende naer hem te trecken, maer oock tot een notable somme toe te vercoopen ende de penningen daer van geprocedeert buijten de huijshoudinge onmittelijcken te consumeren ende oock mede haer suppliante te soodanich buijten den toeganck van haere goederen te stellen, dat zij ofte haere kinderen geen verschooninge van linwaet ofte andersints hebben comen becomen. Gelijck hij oock jegens sijne wettige trouwbeloften haer suppliante int aengaen van haerlieden huwelijck gedaen, nu eenige dagen geleden uijt haer huijse ende huijshoudinge dat haer suppliante nochtans alleen concernerende is met gewelt bij den avont verstooten ende gejaecht heeft ende op dat U edele van de waerheijt vandien, mitsgaders van desselfs enorm gevloeck als mede sijne grouwelijcke dreijgementen soude wesen verseeckert, sullen U edele tselve uijt de geannexeerde attestatie cunnen afnemen ende off wel den selven du Bois van alle tselve wel behoort hadde leetwesen te hebben. ende haer suppliante, mitsgaders hare bij hem versteeckene ende geconsumeerde goederen wederom te herstellen ende in hare handen te brengen, is de selve nochtans daerinne perseverende niet jegenstaende de bedienaren des Goddelijcken woorts den selven daer over hebben connen vermanen, die hij oock mede soo ten regarde van hare persoonen als mede ten aensien van haere Goddelijcke vermaninge ende aenradinge tot vrede gevilipendeert ende versmadelijcken bejegent heeft, met soodanige woorden smakende blasfemie (Godslastering) alhier te horribel te extenderen.

Ende in een lant van justitie niet te verdragen ende opdat echte die van den kerckenrade niet en soude mancqueren in eenich devoir hebben met assumptie van den heer Fiscael Graswinckel alle tentamen gedaen tot haere reconciliatie. Ende off wel sij suppliante voor de

12 SAD 134-10 13 SAD 27 inv. 6 f 152

8 selve alle goede genegentheijt getoont heeft, selffs niet toestaen van perjudiciale conditien heeft echter den selven du Bois geene van haerluijder voorslagen willen amplecteren ende alsoo alle tselve niet excusabel en is van notoire moetwil hetselve mettertijt niet alleen dienen soude tot totale ruijne.“ 14

26 augustus 1655 notulen Kerkeraad: “is verschenenen Dubois. Versoeckende dat de kerckenraed deur haer tusschencomen wilt aerbeijden, dat hij met sijn huijsvrouw mach werden gereconciliert ende mach wedercomen met haer in huijshoudinge. is goedgevonden, sulx te tentore deur gecommitteerde.” 15

2 september 1655 notulen Kerkeraad: “Du Bois is ingesaten versoeckende alsnoch des herderen raedtshulp om weder tot bij woning te comen met sijn huijsvrou. Is geantwoord, dat hij hem heeft te addresseren aen „s heeren gecommitterde van de Camer, mitsgaders van den heer burgemeester”. 16

Op 13 november 1655 wordt er voor notaris Gijsbert de Jager een getuigeverklaring opgemaakt waaruit in lange volzinnen blijkt hoe het eraan toeging in het huis van Maria van Rommerswael en haar echtgenoot:

“Op huijden den 13 november 1655 compareerde voor mij Gijsbert de Jager openbaer notaris: Catharijna Soeters, huijsvrouwe van Joachem Soeters, laeckenbereijder. Dewelcke verclaerden voor de rechte waerheijdt in plaetse van solemneelen eede, waerachtich te sijn. Ten versoecke ende instantie van Heijltien Jansdr. huijsvrouwe van Willem van Gaalen, requirante, dat sij getuijgen, wel weeten ende seer goede kennisse hebbe, dat de requirante ontrent den tijdt, van 2 jaren geleden of daer ontrent, aenvanckelijck gedaen heeft groote diensten aen ende ten versoecke van juffrou Maria van Rommerswael, als deselve Maria van Rommerswael int doen, van hare bootschappen, bij verscheijde luijden, daermede de voornoemde Maria van Rommerswael te doen was hebbende, soo dat de requirante daermede besien was, somtijts geheele daegen lanch, van den ochtent tot den avont, ende op andere daegen, wederomme tot minderen tijdt. ende dienvolgende mede oock meenichwerf gesien te hebben, de requirante daer toe seer ernstelick was versoeckende omme bij haer te coomen tot het doen van hare bootschappen, ende andere saecken te doen meer als den tijt van anderhalff jaer gedurende ende dat soo wel bij nacht, als bij dachs, doch niet alle nachten, aen een volgende, maer in den voorsegde tijdt, van anderhalff jaer, ofte twee jaren, meer als de helfte van dien tijdt, ofte immers weijnich min ende dat de requirante in de voorsegde tijdt niet alleen de bootschappen heeft gedaen, van de voornoemde Maria van Rommerswael, maer deselve oock in hare sieckte, te hebben geassisteert ende bijgestaen, ende dat de requirante mede oock, veele moeijten heeft gehadt, omme de insolentie ende moeijlijckheijdt te weeren, die de voornoemde Maria van Rommerwael bij nacht ende ontijdinge voor haer deur wert aengedaen, met cloppen ende stooten, door eenige manspersoonen ofte vrijers geschot.

Soo dat sij getuijgen wel oordeelden, dat de requirante, daer over groot loon moste genieten ofte toequam. Gevende voor reedenen van wetenschap dat sij getuijgen, aldaer in de gebuerte woonen, ende dat de requirante eens heeft moeten vluchten, in de woonsteede van een van hen ghetuijgen, voor de dreijgementen van een van de voorsegde manspersoonen, haer aengedaen. Dat sij getuijgen wel weete ende gesien hebben, dat de voornoemde Maria van

14 SAD 9 inv. 62 f 183v 15 SAD 27 inv. 6 f 154 26 16 SAD 27 inv. 6 f 154

9 Rommerswael, in den tijt als sij van haren man was affgegaen de requirante gestadich deur, heeft gebruijckt, tottet beloopen van haer saecken int doen van hare bootschappen, van den ochtent tot den avondt. ende dat meest alle de dagen gedurende het geschil tussen haer ende haren voornoemde man, soo dat oock sij getuijgen gehoort ende gesien hebben, dat de voornoemde Maria van Rommerswael de requirante gestadich was versoeckende tot hare hulpe ende bijstant, sonder dat de requirante, aldaer bij de voornoemde Maria van Rommerswael van cost wert getracteert, soo dat sij getuijgen mede oock geoordeelt hebben, dat de requirante groot loon toequam, omme dat sij van versuijmde, dit alles tijdens met solemneelen eede te bevestigen. Aldus gedaen ende gepasseert binnen Dordrecht. Attestatie: Catharijna Soeters ende Neeltien Cornelisse ten versoeck van Willem van Gaale. “ 17

Al met al duurde het nog drie jaar voordat werd besloten dat het huwelijk zou worden ontbonden. Op 8 mei 1658 besloot Jonkheer Daniël om in militaire dienst te gaan bij de koning van Zweden. Hij wilde scheiden:

“Daniel du Boijs, gedestineert omme te gaen in militaire dienst van sijn co(nincklijcke) majesteijt van Zweden en verclaerde, hoe dat hij comparant voort solemniseren van zijn houwelijck met jouffrou Maria van Rommerswael, die weduwe was van Gotschalck van der Hult gemaeckt ende aengegaen hadde sekere houwelijcxe voorwaarde, waerbij expresselijcken is gesecludeert de gemeenschap van goederen. Ende dat de voorsegde Maria van Rommerswael in geenigen deele verbonden of te aenspraeckelijck soude wesen voor de schulden die hij comparant voor date vant houwelijck alrede gemaeckt hadde als staende houwelijck noch soude mogen comen te monteren. Dat vorder hij comparant bij voor affsterven van de voorsegde zijne huijsvrouwe twee hondert caroli gulden jaerlijcx. inganck nemende metten sterfdach van de voorsegde zijne huijsvrouwe.

Ende ingevalle hij comparant quame te overlijden voor de voorsegde zijne huijsvrouwe, dat alsdan zijns comparants naeste vrunden ende bloetverwanten genieten soude de somma van eens duijsent caroli gulden.

Seggende ende bekennende den voorsegde comparant, dat naer 't solemniseren van 't voorsegde houwelijck tusschen hem ende voorsegde zijne huijsvrouwe vant beginsel af ontstaen ende verresen zijn geweest questien ende geschillen, die naderhant tot soodanige dangereuse onenicheden waeren toegenomen, dat zijluijden voor een tijt lanck separatie van bedde en tafel ende huijshoudinge hebben gehadt. Ende alhoewel naderhant door intercessie van goede vrunden d'voorsegde comparant en zijne huijsvrouwe waren gereconstieert ende wederomme metten anderen in bijwooninge gecomen op hope van voortaen in chistelijcke liefde, affectie ende eenicheijt metten anderen te leven.

Soo ist nochtans (Godt betert) soodanich comen tot te vallen, dat de bitterheden ende partijschappen van quaet tot erger zijn gecomen ende hij comparant mette gemelte zijne huijsvrouwe geraekt zijn in openbaer proces voor mijn heeren van den Gerechte ende Camere Judicieel deser stede.

Door welcke heeren magistraten nochte door ecclesiastijcke persoonen hij comparant mette voorzegde zijne huijsvrouwe niets en heeft connen vereenicht werden, niet tegenstaende alle mogelijcke ende bedenckelijcke middelen ende devoiren daertoe aengewent. Ende daeromme siende ende considerende de weijnige hope van echtelijcke ende vruntlijcke vereniging

17 SAD 20-47 f 360-361

10 tusschen hem end' voorsegde zijne huijsvrouwe, hij comparant tot wering alle vordere onheijlen ende swaricheden besloten heeft sich te absenteren uit deser stede ende in andere gewesten zijn avantagie te versoecken. Bekennende voorsegde comparant tot dien eijnde uit handen van d'voorsegde zijne huijsvrouw ontfangen te hebben d'somma van vijff hondert caroli gulden ende dat alles boven de somma van ontrent vier duijsent gulden, die d'voorsegde zijne huijsvrouwe voor hem comparant ter saecke van desselfs gemaeckte schulden betaelt heeft. “ 18

De volgende dag, op 9 mei 1658, compareert Daniël wederom in een notariële akte: “Jonckheer Daniel du Boijs gedestineert omme te gaen in militairen dienst van sijn co(nincklijcke) majestijt van Sweden. bekent getransporteerdt te hebben, draecht op, cedeert mitsdesen aen ende ten behoeve van Willem du Boijs, borger deser stede, sijnen broeder, present en accepterend soodanigen somma van vijff hondert caroli gulden als hem comparant competerende ende toegeleijt is bij sijne huijsvrouw Maria van Rommerswael tot voerderinge ende avancement van sijne opgemelte voorgenomen reijse ende voijagie naer Sweden.” 19

Uit de akten blijkt dat Jonkheer Daniël bij zijn huwelijk met Maria van Rommerswael bepaald niet vermogend was. Integendeel, zij betaalde f 4.000,00 aan schulden voor hem. Zou zij mede vanwege haar niet onaanzienlijk vermogen een interessante huwelijkspartner voor hem zijn geweest ? Het lijkt erop.

Hoe het ook zij, de Jonkheer verdween in het leger van de Zweedse koning, bij wie hij een legerhoofd vond die een militair conflict niet uit de weg ging.

Karel X Gustaaf (8 november 1622 – 13 februari 1660) was koning van Zweden van 1654 tot 1660. Hij was de zoon van paltsgraaf Johan Casimir van de Palts-Kleeburg en prinses Catharina Wasa, de dochter van Karel IX. Hij was getrouwd met Hedwig Eleonora van Holstein-Gottorp en stierf in 1660 in Gotenburg. Hij had één zoon: Karel XI.

Karel X Gustaaf was neef van koningin Christina. Toen zij in 1654 aftrad en het land verliet, volgde hij haar op. Hij is een van de meest fascinerende koningen van Zweden. Hij zat niet zo lang op de troon, maar had grote invloed op de historie. Hij bracht het grootste deel van zijn regeerperiode door als aanvoerder van het Zweedse leger in Polen, Duitsland en Denemarken. Het leger behaalde vele successen, o.a. een offensief over de Grote Belt dat tot de vrede van Roskilde leidde. Daarbij verloor Denemarken zijn bezittingen in het Karel X Koning van Zweden zuiden van Zweden. (1622 – 1660)

Intussen kreeg ook de Kerkeraad weer bemoeienis met de affaire rond de echtscheiding:

18 SAD 20-137 f 153 19 SAD 137-f 157

11 11 juli 1657 notulen Kerkeraad: “Is binnen gestade Maria van Rommerwael, huijsvrou van Du Bois. welcke nu eenen geruijmen tijt van wegen quaede huijshoudinge van haer man is ge...... en bij den edele gerechte van bedt en tafel gescheijden en heeft versocht, dat se wederom tot de Heilige tafel des Heeren mocht werden toegelaten. is na zijne deliberatie en overlegginge de scheijding noch versch. eerstmael eerst sijnde geschiet, goetgevonden, dat men haer sal aenseggen, dat se noch een tijt sal hebben te wachten dat ondertussen .. nader op haer en haer leven sal..” 20

1 mei 1659 notulen Kerkeraad: “aengaende 't versoeck van Maria van Romerswael, die nochmael aenhout om tot de tafel des Heeren toegelaten te worden is goet gevonden noch wat te supersederen en na haer maniere van leven te vernemen,'t welck de predicant van 't quartier, daer in sij woonachtich is, heeft aengenomen.” 21 (Supersederen is ´afzien van´)

8 juli 1659 notulen Kerkeraad: “nae goede informatie op de wandeling van Maria van Romerswael vertoont deur den presiderend domine Buijtendijck so wert se toegelaten tot den tafel des Heeren.” 22

Maar Daniël du Boijs bleek lang kwaad te bijven op zijn voormalige echtgenote. In januari 1661 woonde hij weer in Dordrecht, met zijn moeder op kamers bij Maeijken Faes nabij de Visbrug. Zoals in de hierna volgende verklaring te lezen is ging hij op 4 januari 1661 naar het huis aan de Hoge Nieuwstraat en bedreigde hij Maria en haar dochter met de dood.

Geeft met behoorlijcke eerbiedigheijt te kennen; Maria van Rommerswael weduwe van Godtschalck van der Hulst zaliger. Hoe dat sij suppliant (gelijck weduwe; tot haer leetwesen genougsaem bekent is) op den 8 meij des jaars 1658, bij wettelijck contract van huwelijck scheijdinghe tusschen haer suppliant ende Daniel du Boijs geassisteert met sijn moeder ende broeders gemaeckt, gepasseert voor notaris en getuijgen en geapprobeert ende geratificeert bij Uedel Achtbaren. in date den 9e meij 1658 als blijckt bij de copie authentijcq vandien , hier annex finalijck is van voornoemde du Boijs. quo ad mensam et thoram (van tafel en lichaam) gescheijden en gesepareert, geneccessiteert door verscheijde perplexe extremiteijten ende omme alle vordere swaericheden te precaveren. Bij welck voorsegd contract ofte accoort van verscheijdinghe, niettegenstaenden of gemelten Daniel du Boijs, verscheijde consideraeble beneficie en voordeelen van de suppliant te beter en luhter (?) van de periculense bijwooninghe, van de voornoemde du Boijs soude worden verlost ende ontslagen. Echter hij sich selven, „t zedert verlijden van‟t voornoemde contract, diverse maelen heeft verstout, de suppliante ende hare familie, soo voor haer huijs, als publijckelijck op ‟s Heerenstraete te dreijgen ende met odieuse woorden en grouwelijck vloecken te bejegenen, soodanich dat de suppliante, nochte hare kinderen selfs, niet ter kercke hebben durven gaen ende laestelijck sich vervordert op den 4e januarij 1661 des avonts tusschen vier ende vijf uijren te comen bellen aen het huijs van de suppliante ende tegens de suppliante (die alvoorens de deur te openen), vraeghde wie daer was, waer op den selvighen du Boijs seijde is: „U maecht niet thuijs‟ daer op de suppliante antwoorde; van neen, niet wetende wiens stemme het noch was, waer op den voorsegde du Boijs uijtvoer met dese woorden „soo sal ick het vercken hier waernemen, enden beck opsnijden‟, ende voorts roepende daer op; „ick ben du Boijs. ick wilder in wesen‟. Daer jegens de suppliant staende binnen voor de deur, te gemoet voerde, dat hij bij daegh soude comen, waer op den selvighen du Bois, met gewelt op

20 SAD 27 inv. 7 f 49 21 SAD 27 inv. 7 f 71 22 SAD 27 inv. 7 f 78

12 de deur is geloopen, ende de bel aen stucken treckende, riep en vloeckte, dat hem hondert duijsent duijvelen de deur wilden helpen onder de voet loopen, omme de suppliant en haer dochter den hals te breecken, waer over de suppliante in de grootste perplexiteijt ende doodelijcke vreese was, van de deur, door de vehemente (sterk) bonsen open te sullen springhen, boven al het welcke onlijdelijck gewelt, den meergemelten du Boijs noch met sijn degen heeft in twee diverse kamers vier raemen met glaesen uijtgeslagen, schreeuwende over luijt; „dit is noch niet, ick sal morghen avont noch wel anders comen‟. Alles breeder blijckende bij de notariaele attestatie van drie consonante getuijgen desen geannexeert ende naedemael de suppliante is woonende in een stadt van goede polecije (politie), en de welcke geen gewelt, ofte straetschrenderije niemant genootsaeckt is te tollereren. Soo wert de suppliant genoodruckt haer selven te keeren tot U edel Achtbaren in alle ootmoet versoeckende den voorsegde du Boijs, jegenwoordich en ordinaris gelogeert over de brouwerije van‟t Hert bij de Vischbrugge ten huijse van Maeijken Faes bij de welcke oock desselfs du Boijs moeder is woonende, door U edel stadthouder ofte camerbewaerder te laten interdiceren ende verbieden de suppliant ofte ijmant van hare familie te molesteren ofte doen molesteren door anderen, ende voor ofte ontrent het huijs van de suppliante te comen op soodanighe poene ende boete te verbeuren als U edel Achtbaren sullen bevunden te behooren. Ende voorts den voornoemde du Boijs te cenfureren over de voornoemde feijtelijckheden als U edel Achtbaren naer exigentie van saecken sullen arbitreren, „t welck doende. in margine stont voor appostille. de Camere accordeert het versoeck ende dienvolgende authoriseert den stadthouder van den Heere schouth deser stede de interdictie in conformite van „t versoeck ende op seeckere hooge poene te doen, belastende voorts den heere offecier sich te informeren op de feijtelijckheden bij Daniel du Boijs alreede gepleecht. actum den 11 januari 1661.” 23

Het moeten angstige tijden zijn geweest met dergelijke bedreigingen ! Maria van Rommerswael hertrouwde niet en legde zich hierna toe op de opvoeding van haar twee kinderen Maria en Pieter.

Op 8 september 1660 verstrekt Maria van Rommerswael een hypothecaire lening aan Domine Johannis de Bruijn, bedienaer des evangelische gemeente, diakenen ende ouderling van den dorpe Babilonienbroeck. 24

Op 9 november 1660 verhuurt zij seecker acht hondt lants gelegen onder Uppel 25 en op 6 maart 1663 wordt er wederom land verhuurt, nu in Dussen Munsterkerck. 26

In februari 1666 wordt een inventaris van goederen opgemaakt van een overleden sergeant Franchoijs Vassar. Maria blijkt een hypothecaire vordering van f 200,00 te hebben met als onderpand diens huis aan de nieuwe bruggepoort aen de Vest. 27

Op 26 juni 1667 maakt Maria van Rommerswael een nieuw testament op tegenover notaris Adriaen van Benschop. Een in 1662 opgemaakt testament (niet bewaard gebleven) werd hiermee herroepen.

23 SAD 9 inv. 64 f 147v 24 SAD20-199 f 327 25 SAD20-199 f 345 26 SAD 20-200 f 212 27 SAD 20-101 f 567

13 “Op huijden 26 juni 1667 compareert voor notaris Adriaen van Benschop jouffrouw Maria van Rommerswael, weduwe wijlen Godschalck van der Hulst. Gesont van lichaem, gaende en staende, hare redenen, verstant ende memorie volcomen machtich ende gebruijckende, testeert. verwijzing testament 30 october 1662 voor notaris Govert de Man. Ende alsnu van nieuw testerende verclaerde sij te prelegateren, mits desen aen jouffrouw Maria van der Hulst, haere testatrice dochter soodanigen somma van penningen als Pieter van der Hulst, haere testatrice soon in tijt en de wijle van d'aenbestorvene goederen ofte besterffenisse van jouffrouw Emmerentia Ambrosius weduwe wijlen heer Swanenburch zaliger haere testatrice gewesene behoutmoeij saliger comen te trecken, ontfangen ende genieten, soo in capitalen, interessen, cleijnodien als andersints, welcke voorsegde somme de voorsegde hare dochter vooruijt de gereetste goederen tot soodanige somme ende effectien alsvooren suijver ende sonder eenige belastinge ses weecken naer haer testatrices overlijden ontfangen, genieten ende proffijterende sal. Verclaerde sij tot eenige ende universele erffgenamen genomineert ende geinstitueert te hebben de voorsegde haere dochter ende soon. begeerende testatrice verders, dat hare naer te laten meubele goederen, cleijnodien ende andersints bij haere voornoemde erffgenamen sullen werden gepart ende gedeelt ende sonder van deselve ofte eenige vandien erfhuijs sal mogen werden gehouten mogt vercogt, 't gunt sij testatrice oock is verbiedende, mits desen ende op dat de minderjarige in haere testatrice boedel en sterfhuijs behoorende niet onvoorsien en mochten sijn van goeden toesight ende voochdije, ende derselver goederen getrouwelijck geadministreert. Johan van Beveren, gouverneur, mitsgaders Cornelis Pompe, Heere van Meerdervoort, hooftofficier soodanigen macht ende authoriteijt toevertrouwende, item hij oock gehouden te wesen eenigen staet ofte inventaris van haere testatrice boedel naer te latene goederen te leveren. 't sij aen d' Heeren Weesmeesters deser stede ofte andere plaetsen alwaer haer testatrice sterfhuijs moge comen te vallen.” 28

Op 21 december 1668 treft Maria van Rommerswael voorbereidingen om voor langere tijd met haar dan 16 jaar oude zoon Pieter in ´s Gravenhage te gaan wonen, waar Pieter een opleiding als kunstschilder zou gaan volgen. Feitelijk verbleven zij al vanaf mei 1668 in de hofstad. Zij gaf haar waardepapieren op die dag in bewaring aan Govert van de Velde, schepen van Dordrecht. De lange lijst geeft ons een indicatie van de vermogenspositie van de familie van der Hult.

“Staet ende inventaris van soodanige brieven ende obligatien als jouffouw Maria van Rommerswael overgegeven ende in bewaring behandicht heeft aen d'heer Govert van de Velde, tegenwoordich schepen in wette deser stede. Op den voet in vougen ende manieren als breeder in seeckere acte op heden te passeren sal worden gecondioneert ende geexpresteert.

In den eersten.Seeckere lijffrenten brief ten lasten van de provincie van Utrecht, date den 16 april 1635 renderende jaerlijcx de somma van 50.-:-

Item seeckeren rentebrieff ten lasten van de provincie van Hollandt ende Westvrieslande van date den 20 meij 1644, renderende jaerlijcx de somma van 128:-:-

Noch een rentebrieff mede ten lasten van de provincie van Hollandt ende Westvrieslande van date den 12 meij 1610, renderende jaerlijcx de somma van 34:10:-

28 SAD 20-202 f 86v

14 Noch seeckeren rentebrieff ten lasten van Adriaen Joosten Wildeman woonende tot Dussen Munsterkerck inhoudende de somme van 500 car. gulden capitael met schuldige van intrest jegens vijff grooten van ‟t hondert, renderende jaerlijcx de somma van 25:-:-

Noch seeckeren schultbrieff ten lasten van Neeltgen Geeritsz. Boom mede tot Dussen inhoudende de somma van 400 gulden van date den 28 october 1651, renderende jaerlijcx de somma van 20:-:-

Item een eijgen ofte pantpont brieff van acht honden landts gelegen in Uppel gecomen van Commer Nannings tot date 7 martij 1664 - 8 hondt landts

Noch een octroij geimpeteneerd bij de gemelte Jouffou van Rommerswael ten laste van den Hove van Utrecht in date den 11 october 1639 – octroij

Item een obligatie ten lasten van Vrouwe Adriaen de Bevere, Vrouwe van Meerdervoort inhoudende de somma van 6400 caroli gulden. intrest vier van ‟t hondert, in date den eersten februari 1662, renderende jaerlijcx de somme van 256:-:- Oock een obligatie ten lasten van de voorsegde Vrouwe de Bevere, innehoudende de somma van een duijsent ses hondert caroli gulden, renderende jaerlijcx de somme van 64:-:-

Noch een obligatie mede ten laste van gemelte Vrouwe Adriana van Beveren, inhoudende de somme van een duijsent caroli gulden capitael jegens 4 grooten van hondert, van date den 10 april 1666, renderende jaerlijcx de somme van 40:-:-

Noch een obligatie gepasseerd voor schepenen van Sevenbergen ten lasten van jouffrou Catarina van de Hulst jegenwoordich tot desselfs erffgenaemen ofte de possesseurs van „t hipoteecx inhoudende de somma van vijff hondert caroli gulden. Repulatie van jegens 5 grooten ten hondert in ‟t jaer, van date den 8 october 1654, renderende jaerlijcx de somme van 25:-:-

Item een notariele obligatie ten lasten van Lambrecht Corstiaens inhoudend als reste d‟somma van een honderd colo capitael ripulatie van intrest, van date den 21 meij 1652. renderende jaerlijcx de somme van 6:-:-

Ende noch een obligatie ten lasten van Jan Hendricxsz Westerhout erfgenamen inhoudend d‟somma van 300 car. gulden met ripulatie van intrest jegens 5 grooten van hondert, van date 24 februari 1662. Renderende jaerlijcx de somme van 15:-:-

Ende lestelijck noch een obligatie ten lasten alsvooren van de erfgenamen van Westerhout inhoudend een hondert gulden. renderende jaerlijcx de somme van 4:-:-, van date 15 november 1657.” 29

29 SAD 20-202 f 162, SAD 202 f 168

15

Meerdervoort Aelbert Cuyp, 1650-1652

Opmerkelijk is de grote vordering op Adriana de Bevere, Vrouwe van Meerdervoort, waar de familie van der Hult maar liefst f 9.000,00 van te vorderen had. Zijn was gehuwd met Michiel Pompe. Hun kinderen droegen de naam Pompe van Meerdervoort naar de gelijknamige ambachtsheerlijkheid Meerdervoort in Zwijndrecht. Adriana de Bevere was een nicht van Godschalck van der Hult, de overleden man van Maria van Rommerswael. Adriana´s ouders waren Cornelis de Bevere en Christina Pijll. Deze Christina Pijll was een zus van Godschalck van der Hult. Aan waardepapieren was er circa f 15.300,00 met een jaarlijkse renteopbrengst van f 667,10. Er was ongeveer 2,5 hectare land te Uppel en, zoals uit het huurcontract uit 1663 bleek, was er ook nog land in Dussen Munsterkerck. Het huis aan de Hoge Nieuwstraat had een waarde van circa f 2.000,00. Buiten de waarde van een enorme collectie schilderijen (hierover later meer) kan worden gesteld dat het familievermogen in 1668 boven de f 20.000,00 heeft bedragen.

Wapens Michiel Pompe van Meerdervoort en Adriana de Bevere

Op 16 juni 1672 wordt er tegenover notaris Adriaen van Benschop een akte gepasseerd waarbij Maria van Rommerswael de ter bewaring gegeven documenten terug ontvangt:

16 “Jouffrouw Maria van Rommerswael weduwe wijlen Godtschalck van der Hulst, jegenwoordich residerende in 's Gravenhage te kennen gevende, hoe dat op den 21 december 1668 voor mij notaris tusschen haer comparante ende d'heer Govert van der Velde, uijtten Outraet deser stadt opgerecht ende gepasseert was seeckere acte waerbij den voormelde heer van de Velde bekende overgenomen ende ontfangen te hebben van de voorsegde comparante seeckere rentebrieven ende obligatien haer toebehorende op den staet ende inventaris diesaengaende gemaeckt, gebracht ende gespecificeert om eenigen tijt in sijn bewaringe te blijven. Sij comparant alsnu te raden gewerden was de voorsegde rentebrieven ende obligatien wederom onder haer te nemen en den voornoemde heer van der Velde van de bewaringe en verdere moeijelijckheijt te dechargeren ende ontlasten.” 30

Op 23 december 1673 lezen we de laatste notarële akte waarin Maria van Rommerswael bij leven in voorkomt. In de maand daarna komt zij te overlijden. Het gaat hier om een volmacht of procuratie die zij met haar zoon Pieter geeft aan Franciscus Strick, om een rechtzaak te beginnen tegen Cornelis Michielsz. Pompe, Heere van Meerdervoort, gewezen voogd van Pieter van der Hult. De procuratie wordt gegeven tegenover notaris A.Warmenhuysen in ´s Gravenhage. 31

“Op huijden den 23 december anno 1673 compareerden voor mij Abraham Warmenhuijsen notaris publijcq bij den Edele Hove van Hollandt geadmitteert in s‟Gravenhage residerende ende den getuijgen naergenoemt Joffrou Maria van Rommerswael weduwe van wijlen Godschalck van der Hulst ende Heer Pieter van der Hulst, konstschilder alhier in den Hage. Dewelcke verclaerden getrastitueert volcome last, ende procuratie gegeven te hebben sulcx sijlieden en doen bij desen den solliciteur Franciscus Strick, generaelijck omme in haerlieden name tsij gesamentlijck ofte ijeder van hen int bijsonder, alle haerlieden uijtstaende praetentien op ende jegens eenen ijegelijcken bij minnelijcke interpellatie ofte andersints door middel van justitie in te vorderen ende compelleren, ende specialijck over ende wegens tgene sijlieden comparanten ten laste van de Heer Cornelis Michielsz. Pompe Heere van Meerdervoort als gewesene voogd over den voornoemde comparant hebben te spreecken , met macht omme des noot, een of meer persoonen ad liter in sijne plaetse te mogen substitueren, ende voorts alles te doen ende verrichten als sij comparanten present waren. Selfs souden connen ofte mogen doen. Beloven sijlieden comparanten te houden voor goet vast ende van waerden, alle tgene den geconstitiueerde uijt krachte deses al comen te doen ende verrichten. Onder verbant als naer rechten. Aldus gedaen ende gepasseert in s‟Gravenhage ter presentie van Jan Lustingh, mr. schoenmaecker ende Hendrick Rosetters beijde wonende alhier in den hage. als getuijgen hier toe versocht. Maria van Rommerswael – Pieter van der Hulst – Hinderick Rossetters – Abraham Warmenhuijsen, notaris-publicq.”

De nalatenschap van Maria van Rommerswael Op 28 januari 1674 werd notaris Adriaen van Benschop verzocht om terstond naar het huis van Jan Constant te komen, waar Maria van Rommerswael was gestorven. Haar stoffelijk overschot zal nog in huis zijn geweest want ze werd pas twee dagen later in de Grote Kerk begraven. Maria van Rommerswael had kamers gehuurd bij de steenhouwer Jan Constant op de tegenwoordige Aardappelmarkt, toen Nieuwehaven genoemd. Het werd noodzakelijk geacht om de bezittingen van hun moeder onmiddellijk door de notaris te laten inventariseren en de kamers te verzegelen:

30 SAD 203 f 41 31 GA Den Haag BW 372 inv. 545 f 425

17 “Pieter van der Hulst en de Maria van der Hulst, weduwe doctor Hendrick Outhovius. kinderen ende erfgenamen van Maria van Rommerswael zaliger woonende op de Nieuwe Haven ten huijse van Jan Constant, steenhouder ende aldaer op de bovenvoorcamer ende aldan seecker kast geopent ende bevonden verscheijde goederen, die om redenen niet en werden geinventariseert en onder ander seventien silvere ducatons en een rijcxdaelder ende seven acht ende twintichgen, alsmede een wit linde sacxken, daerinne bevonden seven ende twintich silvere ducatons thien rijcxdaelders ende .... achtende twintigen ende dese kast wederom toegeslooten hebbende, hebbe die op het sleutelgat met knip ...... versegelt, alsmede de deur van de selve camer, item de boven achtercamer, ende achterdeur mitsgaders aen de trap, ende laetstelijck noch een cleijn camertgen op de solder ende insgelijcx versegelt en deselve camers beslagen sijnde met goederen bij de voornoemde juffrouw Maria van Rommerswael conserverende ende daer op gedaen brengen, dewelcke de voorsegde camers in huer hadde. Aldus gedaen en gepasseert in den voorsegde huijse ter presentie van Christiaen van Beveren woonende in ‟s Gravenhage ende Aelbert Laurensz van Evelingen.” 32

De kamers blijven verzegeld tot 2 april 1674. Op die dag wordt er een buitengewoon gedetailleerde boedelinventaris opgemaakt die de aangetroffen bezittingen zodanig beschreef dat we ons een goed beeld kunnen vormen wat er in dit 17e eeuws huishouden aanwezig was. Opmerkelijk is een enorme collectie schilderijen, met daarin werken van diverse grote meesters. De omvang van de collectie gaat verder dan in een particulier huis kan worden verwacht, ze wijst erop dat we hier met een kunstverzamelaar te maken hebben. Verder zien we een verzameling boeken die met de namen van de auteurs en de titels werd beschreven.

Inventaris van alle soodanige goederen, soo roerende als onroerende als bij Joffr. Maria van Rommerswael weduwe van Godschalck van der Hulst ende laetst weduwe van Jonckheer Daniel Dubois (deze vermelding is in de akte doorgehaald) metter doot ontruijmpt ende naergelaten sijn ende sulcx deselve bevonden sijn op drije kamers van Jan Constant, steenhouwer ende borger deser stadt gedaen ten versoecke van Heer Pieter van der Hulst ende Maria van der Hulst weduwe van zaliger Doctor Hendrick Outhovius. beijde naergelatene kinderen van Maria van Rommerswael geprocreert bij Godschalck van der Hulst, beschreven door mij Johannes Hellu openbaer notaris bij den Hove van Hollant geadmitteert binnen der stad Dordrecht residerende op den 2 april 1674.

Onroerende goederen Eerstelijck seecker huijs ende erve met allen sijnen toebehooren staende ende gelegen op de Hooge Nieustraet binnen dese stadt op den hoeck van de Walevest hebbende aen de eene sijde de voorsegde Vest ende aen de andere sijde de weduwe ende erffgenaemen van d‟Heer Pieter van Norenburch.

Noch seeker stuck lants groot acht hont gelegen onder Uppel in den lande van Altena in desselfs limiten laetst gebruijckt bij de weduwe van Barent Hendricxsz.

Noch het gerecht derdepart in seecker stuck weijlants gelegen onder Dussen Munsterkerck genaempt de Molenkamp, waervan de andere weder tweederde parten compterende sijn den Ed: heere Maerten Jacob Heere van Dussen Munsterkerck ende Evert Bastiaensz ofte die desselfs portie in coope heeft aengestaen ofte becomen heeft groot .....

Noch vijff hont lants gelegen als voren belent ten oosten.... ten westen.....

32 SAD 203 f 162

18 Rentebrieven ende obligatien eerstelijck een rentebrieff ten laste vant gemeenelant van Hollant ende Westvrieslant gerepartieert ten comptoire binnen dese stadt staende op den naem van Hendrick Maertensz van Emens inhoudende een rente van 53 ponden 18 schelling jaerlijcx van date den brieve den 12 meij 1610 ende getransporteert ten behoeve van Cornelis Pietersz van Swanenburch, dewelcke de voorsegde Maria van Rommerswael confiquerentelijck bij erffenisse van Emmerentia Ambrosius weduwe was van den voorsegde Cornelis Pietersz van Swanenburch is aengecomen van date den voorsegde transporte den 7 october 1620, verschijnt den 12 november bij reductie jegens den penningen 25 beloopt alsnu jaerlijcx 34 gulden 10 st. 4 4/5 geteijckent met de letter „A‟.

Noch een rentebrieff ten laste ende comptoire als voren staende op den naem van Godschalck van der Hulst houdende bij reductie jegens den penningen vijff en twintich hondert acht en twintich gulden s jaers. van date den brieve den 20 meij 1644. geteijckent met de letter „B”.

Noch een constitutiebrieff verleden bij Jacob van Leeuwevelt Outborgemeester deser stede Woudrichem ten behoeve van voorsegde Joffrou Maria van Rommerswael inhoudende capitael sestien hondert gulden met stipulatie van interest jegens vijff gulden van de hondert gulden jaerlijcx specialijck geaffecteert op ontrent negen mergen soo saeij als weijlant gelegen in den Nieuwe Ban van de Wercken in den lande van Altena van date den brieve den 24 martij 1671. geteijckent „C‟.

Noch een constitutiebrieff beleijt ten behoeve als voren verleden bij Steven Adriaensz Crillaert ende Neeltgen Bastiaens Pellicaen sijne huijsvrou wonende binnen Woudrichem inhoudende tien hondert gulden capitael: met stipulatie van interest jegens de penningen twintich onder speciale verbintenisse van twee mergen 81 roeden lants gelegen in den Nieuwe bedijckte polder van Altena van date den brieve den 10 september 1669. geteijckent „D‟.

Noch een constitutiebrieff beleijt ten behoeve als voren ende verleden bij Neeltgen Gerrits Boom wonende tot Dussen in honderd capitael: vier hondert gulden met expressie van interest jegens den penningen sestien onder conditie ende specialijck gehipothiqueert op eene mergen drie hont lants gelegen tot Dussen Munsterkerck ende van date de 20 october 1657. geteijckent „E‟.

Noch een constitutiebrieff beleijt ten behoeve als voren ende tot laste van Adriaen Joosten Wildeman wonende tot Dussen Munsterkerck inhoudende capitael vijff hondert gulden met stipulatie van den penningen twintich ende waervoren specialijck verbonden is seven honts lants gelegen onder Dussen Munsterkerck voorsegd met den appendentie vandien. van date den lesten september 1658. geteijckent „F‟.

Noch een obligatie onder de hant verleden bij Neeltgen Baltus weduwe wijlen Arij Joosten Wildeman inhoudende capitael een hondert gulden met stipulatie van interest jegens den penningen 16. Ende onder de borchtocht van Dirck Joosten Wildeman. van date den 1 juni 1671. geteijckent „G‟.

Noch een obligatie notariael verleden bij Lambert Corstiaensz borger deser stadt. Ten behoeve als voren inhoudende per reste hondert gulden met expressie van interest tegens ses gulden vant hondert ‟s jaers. van date den 29 meij 1652. geteijckent „H‟.

19 Noch een schepen obligatie verleden ten behoeve als voren bij joffr. Catharina van der Hulst inhoudende int geheel seven hondert vijftich gulden daer op betaelt is twee hondert vijftich gulden. rest in capitael vijf hondert gulden. specialijck gehipotheijeert op sekeren boomgaert ende weijde, groot ontrent anderhalff bunder lants gelegen onder de jurisdictie van Sevenbergen met stipulatie van interest den penningen twintich. van date den 8 october 1655. geteijckent „J‟.

Noch een obligatie onder de hant verleden bij Johannes Blencken ten behoeve als voren inhoudende den somme van een hondert gulden met beding van interest jegens vijff ten hondert s jaers van date den 1 februari 1669. geteijckent „K‟.

Volcht het silverwerck ende andere kleijnodien mitsgaders het linnen in sekere kasse bevonden

Eerstelijck de voorszegde kasse sijnde Voor Pieter van der Hulst: een wit kanneken brasiliehout met twee deuren; met een silver decksel; een silvere kruijtdoos; Een silvere suijckerdoos sijnde de pilgift van een achtkant silver schenck telioor; een Pieter van der Hulst; silvere ijsbeker. Comt in eijgendom toe Pieter van der Hulst: Drie silvere kommeties; twaelff stuckies silver poppegoet, een silvere Een silver schaeltie: haeck aen een hoet, een ijvoren hecht van Sijnde de pilgiften van Maria van der Hulst: een mes met een silver bantie, een silvere een groot silver soutvat; die deselve op dato penninck met een duijfie. voorzegd met toestaen van haer broeder; Een silvere kinderklater met vier bellen; noch een die kleijnder nae haer heeft Een silvere tantstoker; genomen; een silvere mosterpot met een Vijff silvere stuckies tot een waeijer; silvere lepeltie; een silvere schael met een Een silvere plaetie op een fistel: swaentie; twee silvere lepels. Een goude klater met twee goude Noch een silvere lepel; kettincxkens; Een mes met een silvere hecht; Een goude rosenobel; Drie silvere lepels met een goude hoepringh Een goude ducaet van vijff gulden; aen malcanderen gebonden; Een ende een halve ricxdaelder; Een silvere hairijser; Een schellincxken; Een testament boeck met segreijnleer met silvere sloten.

Volcht het linnen in de voorsegde kasse bevonden

Pieter van der Hulst sijne grootmoeders Dit volgende linnen, vlas, garen, tin onder linnen hem gelegateert twee groote albeijden gepart ende gedeelt: taeffellaeckens, twee dosijn servetten van de Een taeffellaecken; beste. Twee dosijn servetten; Noch twintich servetten;

Noch in de kas op het bovenste plancxken

Verscheijde kindergoet tot de luijrkorff. Noch een lapken nieu linnen; Noch inde voorsegde kas een beddetijck met Een paer laeckens van anderhalff scheel; een tijck kussen; Seven sack neusdecken (Doorgehaald); Een lap linnen tot twee taeffellaeckens; Vijff fluwijnen; Ses nieuwe breede laeckens; Een hantdoeck;

20 Vijff d‟halff pont vals; Negen tinne schotels soo groot als cleijn; Vijff pont garen; Sijn gelegateert aen Pieter van der Hulst: Achtien tinne taeffelborden: twee porceleijne potten op de kas.

In de Bottelerije

Gedeelt aen Signor van der Hulst Seven aerdekannen met tinne decksels; aengecavelt: Een ijsere heugel ketting; Een kopere vleijsketel; Een ijsere potie; Een kopere pasteijpan met een decksel; Een strijckijser; Een kopere smoorpot; Een rooster; Een kopere visketel; Een waeffelijser; Een kopere keteltie; Een blecke confoort; Een kopere strijckijser; Een blecke schuijmspaen; Twee tinne kandelaers; Een blecke lantarentie; Vijff tinne kopies; Twee kopere brantijsers; Acht tinne lepels; Twee kopere ringen aen de schoorsteen.

Op de voorsegde camer noch bevonden

Twee oorkussens met fluwijnen; Een cleijn root stoffe stoeltie; Een root sijde rabat; Heeft monsieur van der Hulst naer hem Ewee roode sijde gardijnen; genomen: een cabinet met pilaerties van Een grauw fulpe taeffelkleet; Cristal de Montange met taeffelkens daertoe Ses fulpe roode stoelen; behoorende. Op de achtercamer

Een houte kist daerinne eenige papieren, Een groene deken; boecken ende voorts ijets anders van Een gestreepte gardijn; weijnich importantie; Een dito rabat; Heeft monsieur van der Hulst naer hem Een dito rabat voor de schoorsteen; genomen: een bedt en hooftpeuluw een Een tinne waterpot; oorkussen; Een vuijre taeffelken. Ad idem;

Volcht de konst ende schilderijen soo als deselve op beijde de kamers sijn bevonden

Een schilderije sijnde een vanitas van de Samuel Hoochstraten sijn eijgen Heeren; contrefeijtsel veel grooter als t „leven; Een waterval van Knipbergen; Koeijen van Aelbert van Kuijp; Een vanitas van Beijeren; Een bordeel van Quast; Een stuck van Judith en Tamor van Een ovael lantschap van Knipbergen; Blocklant; Een stuck stilleven van Faliant; Een eijgen contrefeijtsel van de broeder van Een fruijtkrans van van der Merck van Samuel van Hoochstraten; Antwerpen; Een historie stuck van Rubbens beeldens Een maneschijn van Roesschers; levens groote daer de dochter haer vader in Een lantschapo van Ritchard Farinton; de gevankenisse laeft; Een lantschap van Knipbergen, ovael; Een drie koningen van Benjamijn Kuijp Stilleven van Verelst; levens groote; Een tempel van van Vucht de beelden van Palamedes;

21 Een lantschap van van Geel; Christus onder de Doctoren van Bramer; Een troonie van Goltius; Een hofken van Hans Jordaens; Een historie stuck van Jordaens daer i.o. in Een winter van van Goijen; een koe verandert; Een paertie van Wouwerman; Een stuck van Jordaens daer inne de koe bij Een luijsevanger van Stoop; Argus brengt; Een stuckie van Dipram; Een stuck van Terbrugh; De hertogin van Brabant van Willem Keij Een groen vwijff van van Hasselt; Een stuck van Lap Rock; Visschen van Paludamus; De vijff sinnen van van Venne; Toeback suijgers van van Hassel sijnde Een stuck van Lucas van Leijden en van t‟laetste stuck dat hij gemaeckt heeft; Alberduer de twee voorste beelden Christus Een barbiers winckel van Teniers van en Maria; Antwerpen; Een kruijsdrager van den hupsen Maerten; Een quacksalver van Wouwerman; Een stilleven van van Vucht; Een Bataelie van Verschuer Noch een van denselven; Een verloren soon van Andries Bot; Boeren van Dipram die hij voor sijn Een Zee van Parcellis; Hoocheijt geschildert heeft; Een stuckie van Bramer; Swemmers van Poelenburch; Een bloempot van Ballingchier; Een boomtie met eenich gedierte van Nagel; Een fruijtschotel van den ouden Bosschaert; Een autaer stuckie sijnde een dootshooft en De vijff sinnen van Rijckhals; van achteren een vroutje van van Alberduer Bloempot van Marel; Een stuck van Langepier sijnde het Een nicodemus van van Vliet; contrefeijtsel van de Borgemeester Joost Een stuck van Geertie tot St. Jan; Buijck; Een stuck van Lucas Kraen sijnde een Een lantschap van Udens Hercules met naeckte beelden; Een keucken van Dipram; Een Kersnacht van Sachtlever; Een kersnacht van Lesier; Krabben ende wijnglasen van Rijckhals; Een zee van Vroom; Een kamer van Kodde met Monsieurs en Een stuck van Pholphert van Lier; Joffrouwen; Een ben met bloemen van Bosschaert; Een hofken van den Helschen Breugel; Een wintertie van van der Velden; Een lantschap van Hercules Segers; Een lantschap van Verhagen; Een waeffelbackster van Dipram; Een lantschap van Hoboken; Een tronie van Rembrant; Een Susanna van Frans Floris; Een amoreusen boer van Dipram; Levensgroote fruijtagie van Paludamus; Boeren van Ostade; Koeijen van Savrij; Noch boeren van Ostade; Den Brant van Troijen van Bramer; Droncken boer van Dipram; Judith en Holefarnus van den selven; Boer ende Boerinne van Hals; Een ecco homo; Bloempot van Assteijn; Een stuck van d‟heer Christus levensgroote Een tronie van Michiel Merevelt; daer gesecht wert laet de kinderkens tot mij Een tronie van Frans Floris; comen. Noch een tronie van den selven; Een stuckie van Herri met de Bles met waterverw Joseph en Maria;

22 Boecken

Eerstelijck een placcaet boeck en Keijserlijcke statuijten; ordonnantien in folio der Ed.gr.mog; heeren Conferentie op de Goddelijcke predestinatie; staten van Hollant ende Westvrieslant; Theorije geometria; Noch een dito van haer Ed(ele): ho(og): Christelijcke hooftdeuchden Udelmans; mog.(endheden); Instructie van den Hove van Hollant; Een dito over de uijtleggingen der psalmen Consultatien en advijsen – 1.2.en derde deel door Doresla; damhouder in criminele saecken; Een fransen bijbel; Een Engels bijbeltie in octavo; Een huijsboeck door Henricum Bullingerum; Treurtooneel der doorluchtige mannen onser Een boeck van Erasmus; eeuwe; Een dito van Johannes Sleijdamus; Plivius van de menschen, beesten, vissen en Een dito van Aelbrecht Duijr; vogelen; Een dito reigles militairus du chevalier melzo Beverwijck schat der ongesontheijt; touchant la cavallerie; Beverwijcx schat der gesontheijt; Een veltbou off lantwinninge; Beverwijcx heelkonst; Een Theodora Beza; Beverwijcx uijtnementheijt der Wapenhandelinge van roers musquetten vrouwelijcken geslachts; piecken; Buijtendijcx verborgentheden der vaderlijcke Gewijsde saecken door Johan van den Sande; Jesuijten; Dictionaire franchois; Pracktijcke des notarisschaps; Verhael van de nederlantse vredehandeling; Drelin court tegen de Papisten: Het leven en sterven van Johan van Practijcke der Godsalicheijt; Barnevelt; Gulden cleijnoot door Emanuel Sonthom; Rechten ende costumen van Antwerpen; Raet tegen de doot door Jacobus Borstius; Handvesten van Zuijtholland; Wielants practijcke civil; Damhouder civil; Noch eenige weijnige boecxkens van geen Manieren van procederen door Merula; importantie. Barent van Zutphen nederlantse practijck; Aldus gedaen ende geinventariseert ten daege, maende, jaere ende ten versoecke als int hooft van desen. Johannes Hellu, notaris publique. 33

Veel schilderijen zijn niet te identificeren, soms omdat de beschijving te summier is, soms omdat de schilder het beschreven onderwerp veelvuldig heeft afgebeeld of omdat ze verloren zijn gegaan. Met Koeijen van Aelbert van Kuijp valt weinig te beginnen omdat Aelbert Cuyp meermaals koeien heeft geschilderd. Ook een tronie van Rembrant is zoeken naar een speld in een hooiberg omdat niet is vermeld van wie de ´tronie´ is ! Maar voor de kunsthistorici zal de imposante lijst interessant genoeg zijn om na te gaan welke stukken er nog wel te traceren zijn.

Een van de te identificeren schilderijen is: Een historie stuck van Rubbens beeldens levens groote daer de dochter haer vader in de gevankenisse laeft. Dit is het rond 1630 door Peter Paul Rubens vervaardigde schilderij ´Cimon en Pero´ dat in 1825 in bezit van het Rijksmuseum is gekomen door een ruil met het Koninklijk Kabinet van Schilderijen. Hiervoor is het schilderij waarschijnlijk stadhouderlijk bezit geweest.

33 SAD 20-338

23

´Cimon en Pero´ Peter Paul Rubens ca. 1630 Rijksmuseum Amsterdam

Op 5 mei 1674 volgt er in ´s Gravenhage een akte voor notaris Alexander Ennes, waarin Pieter van der Hult procuratie geeft op zaken te vorderen die betrekking hebben op de nalatenschap van zijn moeder:

“Op huijden den 5 meij 1674 compareerde voor mij Alexander Ennes openbaer notaris bij den Hove van Hollandt geadmitteert, alhier in s Gravenhage resideerende, ende getuijgen hier onder genomt. den Heer Pieter van der Hulst woonende alhier in „s Gravenhage, ende verclaerde bij dese te gheven volkomen maght ende procuratie omme te innen en de vorderen alle de effecten ende goederen dewelcke op hem comparant zijn gedevolveert bij testamente ende uijtterste wil van sijn comparants moeder zaliger, met den gevolge ende aenkleve van dien, gelijck boven dien mede te verrichten, alle den comparants verdere saecken ende affairens , gene uijtgesondert omme daerover met persivelijck mede te accorderen, transsigeeren, procederen, provoceren, vonnissen ofte sententie te acquiesceren, penningen te ontfangen ende daer voeren quitantie te passeren in omnibus ...., cum posestase (?) substitutie, ratif gevende de voornoemde comparant dien vo..... mede alle ‟t gheen der voornoemde sijn geconstitueerden de t‟samen ende ieder van hem int bijsonder ter saecke voorsegd souden moghen hebben verricht, aldus gedaen ende gepasseert ter presentie van Cornelis Dam ende Hendrick Berckman als getuijghen hier toe versoght. Pieter van der Hulst - Cornelis Dam - Alexander Ennes, notaris publicq” 34

Op 14 mei 1674 blijkt dat er problemen zijn over de nalatenschap tussen broer en zus. Pieter verzoekt dan de Hoge Raad om zijn erfdeel, de helft van de nalatenschap, te ontvangen en zijn zus te laten verbieden om hem nog langer te bemoeilijken. 35

Op 24 juli 1674 compareren Maria en Pieter voor notaris Johannes Hellu te Dordrecht over de scheiding en deling van de nalatenschap: “Joffrouw Maria van der Hulst weduwe van Henrick Outhovius, in sijn leven doctor medicine en wonende tot Dordrecht ter eenre ende Petrus van der Hulst, constschilder wonende in „s Gravenhage. Verclaerden comparanten bij desen te verblijven aen de arbitrage ende uijtspraecke van de Heeren Mr. Rochus van Molenschot, een mede lith van den Outraet ende Pensionaris, mitsgaders Arent Muijs van Holij insgelijcx uijtten Outraet, ende secretaris

34 GA Den Haag BW 372 inv. 525 f 131 35 Requesten Hooge Raad, Rijksarchief, Den Haag

24 deser voorsegde stadt Dordrecht. Alle de differentien ende geschillen die tusschen haerluijden comparanten hier inde alreede sijn ende noch sullen comen te ontstaen, soo over de scheijdinge ende deijlinge van haeren comparante vader zaliger naegelaten goederen, alsmede over de scheijdinge ende deijlinge van haeren comparante moeder. Scheijding en deling 2 augustus 1674.” 36

Op 2 augustus 1674 wordt voor notaris Johannes Hellu een compromis over de boedelscheiding bereikt. Pieter van der Hulst, kunstschilder, en zijn zuster Maria van der Hulst, weduwe van dr. Hendrick Outhovius sluiten een compromis. De f 6.000,00 die Maria bij haar huwelijk heeft gekregen gaat weer terug in de nalatenschap van moeder. Het ouderlijk huis blijft gemeenschappelijk bezit. Pieter krijgt alle schilderijen en Maria de zilveren portretten (medaillons ?) van de koning en koningin van Engeland. Het overige wordt in twee gelijke delen verdeeld.

Uit een notariële akte van 13 oktober 1674 blijkt dat er een vergissing is gemaakt met de boedelscheiding: “Jouffrou Maria van der Hulst weduwe wijlen doctor Hendrick Outhovius woonende binnen dese stad ter eenre ende Francois ..... woonende in ‟s Gravenhage. lasten ende procuratie hebbende van Pieter van der Hulst, broeder van de eerste comparant. volgens procuratie voor de notaris Willem Guldemondt en seeckere getuijgen in ‟s Gravenhage residerende van date den letsten september 1674. Dat in de acte van scheijdinge tusschen de voornoemde Maria van der Hulst opgegeven ende gepasseert voor de notaris Johannes Hellu en seeckeren getuijgen binnen dese voorsegde stede residerende in acte den 19 der voornoemde maent september belovende ...... goederen ende effecten van Maria van Rommerswael zaliger, hare respective moeder seeckere abuijsen waren gecommitteerd begaen, die hij comparant trachten te rechten ende de gemelte scheijdinge dienaengaende te suijveren. Gemerckt van eenige goederen ende effecten bij de gemelte jouffrou Rommerswael genomineert met letter „A‟ begroot den voornoemde Pieter van de Hulst aenbedeelt ter somma van duijsent gulden capitael met...... ” (onleesbaar) 37

Broer en zus bleven hierna gebrouilleerd. Pieter vertrok voor enige jaren naar en tijdens zijn verblijf daar overleed zijn zuster in het ouderlijk huis aan de Hoge Nieuwstraat. Er is geen contact meer tussen broer en zus geweest.

Maria van der Hult, zus van de schilder Maria van der Hult, oudste kind van Godschalck van der Hult en Maria van Rommerswael, trouwde op 9 september 1668 te Lekkerkerk (ondertrouw Dordrecht 5 augustus 1668) met de weduwnaar Henricus Outhovius (Oudenhoven), doctor in de medicijnen uit Haarlem en wonend te Lekkerkerk.

Het huwelijk is kinderloos gebleven en heeft niet lang geduurd, omdat Outhovius al snel kwam te overlijden. Op 27 april 1677 is Maria ziek en laat voor notaris Johannes Hellu haar etestament opmaken. Haar broer Pieter verblijft dan in Italië en wordt gelagateerd met slechts het vruchtgebruik van de na te laten goederen en haar onverdeelde helft in het ouderlijk huis.

36 SAD 20-338 37 SAD 20-203 f 215

25 “Testament van joffrouw Maria van der Hulst, weduwe d‟heer Hendricus Outhovius. Sieckelijk legateert aan de huisarmen. Noch aen Maria Jans, haere dienstmaecht. Haren broeder Pieter van der Hult jegenwoordig uijtlandig, sijn leven lang geduijrende niet anders hebben trecken ende genieten sal als de bladingen ende het vruchtgebruijck van dien. gelijck oock desselfs kinderen, indien hij eenige soude mogen naerlaten. Mede van de voorsegde goederen niet anders trecken ofte genieten sullen de simpele bladinge ende het vruchtgebruijck der naertelatene goederen… (enz.)” 38

Nog geen twee maanden na het opmaken van dit testament komt Maria van der Hult te overlijden. Zijn wordt begraven op 24 juni 1677 “een swarte baer op de Hooge Nieustraet voor joffrouw Maria van der Hulst weduwe van de heer docktor Outhovius. Viermael luiens”

Op 27 juli 1677 wordt er een extract van het testament gemaakt voor de weeskamer: “Maria van der Hulst, weduwe van de heer docktor Outhovius maakt haar testament, sieckelijk. Ende opdat de minderjarige ende fideïcommissaire erfgenamen, die in haar testatrice boedel ende naer te latene goederen versturven soude mogen sijn met onvoorsien en souden wesen van goede ende getrouwe vooghden ende executeurs van desen haren testamente, soo verclaerde sij testatrice daer over tot vooghden ende executeure gestelt ende gecommitteert te hebben, soo sij doet bij desen d'heer Arent Muijs van Holij, oudt borgemeester deser stadt ende d'heer Willem de With, oudt schepen der selver stadt. met macht, dat haer edele soodanige andere vooghden ende executeure nevens haer ofte in haere plaetse te sullen, mogen kiesen ende assumeren, diet haer edele goetduncken ende gelieven sullen, sonder gehouden te sijn eenigen staet ofte inventaris van haer testatrice boedel ende naer te latene goederen te leveren ter weescamere deser stede ofte eenige andere plaetsen daer haer testrice sterfhuijs soude mogen comen te vallen. Extract gepasseert 27 april 1677 getekent voor notaris Johannes Hellu. Geexhibeert 20-7-1677.” 39

Op 30 juli 1677 wordt door notaris Johannes Hellu een boedelinventaris opgemaakt 40 die ons een gedetaileerde blikt gunt in zowel de indeling van het huis aan de Hoge Nieuwstraat als in de zaken die daar per kamer werden aangetroffen. We zien er zelfs de nodige wapens zoals pieken, pistolen, een sabel en geweren.

Het huis heeft als indeling: een voorhuis, een „rood zaaltje‟, een achterkamertje, een vierkante kamer, een zijkamer, een kookhuis, een (binnen)plaats en een zolder. Het lijkt erop

38 SAD 20-341 39 SAD 10.27 f 41 (weeskamer) 40 SAD 20-341

26 dat alle vertrekken op de begane grond waren gesitueerd en de eerste verdieping uit een grote zolder bestond.

“Inventaris van alle soodanige goederen soo roerende als onroerende als joffrouw Maria van der Hulst die weduwe was van d „heer Hendricus Outhovius, in sijn leven medicijne doctor eenichsints metter doot ontruijmpt ende naergelaten heeft beschreven door mij Johannes Hellu gedaen ter versoecke van de heer Arent Muijs van Holij out-Borgemeester en de heer Willem de With, out-schepen. Beijde in qualiteijt als voochden ende executeurs van den testamente van de joffrouw Maria van der Hulst op den 30 julij 1677 ende 2 augustus daeraenvolgende.

Eerstelijck competeert desen boedel een geheel huijs ende erve met allen sijnen toebehooren staende ende gelegen op de Hooge Nieustraet, daerinne de voorsegde joffrouw Maria van der Hulst is overleden, sijnde vrij ende onbelast ende uijtcomende op s „Heeren veste. Noch competeert desen boedel een geagreerde obligatie ten laste van des graeffelijckheijhts domeijnen van Zuijtholland in houdende capitael vier duijsent gulden staende op den naem van joffrouw Maria van Dilsen van date den 26 september 1646, diverse schepen schultbrieffen Lambert Constant in houdende per reste elf hondert gulden van date den 29 meij 1652.

In het voorhuijs een eijcke block kas daerinne twee silvere kandelaers acht paer breede lakens een silver snutterbackie met een silvere noch twee paer dito snutter nieuwe keur noch een dito laecken een groote gedreven fruijtschotel twee paer anderhalff scheel een glat silver schencktelioor twee paer stolpen een cleijn silver juweelkoffertie doorluchtich seven en dertich fluwijnen twee silvere lepels – noch vier dito lepels vijff dito kleijnties een dito eijerlepeltie – noch ses dito dertien taeffellaeckens soo groot als kleijn eijerlepelties vijff hantdoecken een silver haerborstel drie en twintich servetten vant naeijkussen twee silvere soutvaeties twee dosijn servetten vant kruijs een silvere mosterpot met een lepelken noch een dosijn servetten vant naeijkussen gedreven noch een dosijn vant brabants roosin een silvere memorie boecxken met een pen noch een dosijn vant kruijs noch een silvere mosterpot en een lepelken noch een dito kleijn servetie een schelpie met een silvere voet ses servetten paveij een silvere lit van een bierkan vijff servetten van de roos met een krans een witte wijnkan met een silver lit noch seventien dito servetten een silvere vingerhoet twee rocklijffhaecken, seven oude servetten tantstoker en een silvere poeijerdoos met een wapen en een silvere hairijser met een silvere naelt silver een petoor klauw met silverbeslach quispeltie weecht negen oncen een am met silver beslach een kleerborstel met silver beslach twee en vijftich silvere knoopies een silvere speldebacxken twee dito belleties een dilvere kommetie met een decksel eenich poppegoet een silvere poeijerdoos sonder wapen een beugeltas met een haeck kettingen

27 speldekoker, schaer en twee silvere hechten noch een dito met blauwe voering aen messen een swarte ras de cipre tabbert met kant een silvere schilderiken gevoert een bijbeltie met silver beslach noch een dito sijnde een nacht tabbert noch een testamentie met silvere sloten en noch een dito rouwlijff ketting een gecoleurde sijde nacht tabbert noch een dito met silvere knipies twee witte gestreepte nacht tabberts noch een dito sonder knipies off sloten noch een gecoleurde nacht tabbert een snoer paerlen daeraen hondert een en een swarte sijde sluijer met kant veertich stuck noch een dito sonder kant een paer goude pandanten met haecken een swarte floerse kap met kant een gouden hoepring noch een dito sonder kant een gouden diamant ring rontsom met een swart fulpe maskes diamanten een pointe neusdoeck met toer de brae twee silvere gedreven pourtretten van den een neusdoeck off labaer met een gewerckte Coning en Coninginne van Engelant kant in een beursken een goutstucxken sijnde een noch een dito scheepken op de stempel van een schelling een floere voorschoot met kant een ducaet van tien gulden twee gewerokte tipies met een vierendeel el drie dito van vijff gulden pomot twee halve rijders ijder a ses gulden tien een floers roustelsel stuijvers twee pointen uijt de tabberts een halve pistolet a 4 gulden tien stuijvers twee paer gewerckte toer de braes een conincx daelder een oostindische neusdoeck een heerendaelder een cerpentijne steene beker met een kan vijftien copere pot penningen soo groot als een teene hulkorfie met een bennetie kleijn twaelff loode roomse keijsers een dubbelde silvere pot ricxdaelder een kattoene schoorsteen kleetie seven pot ricxdaelders noch eenige lapies en prullen negen en dertich silvere pot pennincxkens een waeijer een spaense mat een groote eijcke pers een paer kristalle pandanten sonder gout een eijcke slaepbanck een schiltpadde hairborstelken een bedt, peuluw en twee kussens een dito wat kleijnder twee dekens een kokusnoot drie schilderijen een oostindische boon vier pruijmenhoute stoelen een slecht horlogie twee kussens van de Almkerckse en een sijde gestreepte rock Emmickhovense polder een roode cherge de dame rock met geel een trijpe kussen gevoert vier paer aeckers een roode laecken rock met groen gevoert twee gele glaesgardijnties een witte gestreepte rock een partij rijgsnoeren een sijde gebloemde swarte rock met groene een eijcke achtkant taeffeltie voering

Int root saeltie

Een bedt en peuluw een roode spreij twee oorkussens een paer roode gardijnen twee dekens

28 twee dito rabatten een voor de bedtstede en een paer witte hantschoenen een voor de schoorsteen noch drie paer dito een dito taeffelkleet noch een wit schortekleet een ijseren haert dertien treckmutsen sonder kant een steene mortier dertich treckmutsen met kant noch een dito witte berustende onder noch twee dito Mevrouw Pijl naer het seggen van de meijt noch vijff dito twee brantijsers met koper twee kroonmutsen met kiant ses spaense stoelen noch twee dito een eijcke taeffelken negentien ronde santeen een spaense leenstoel elff neerstels met kant tien schilderijen soo groot als kleijn noch sestien dito twee gardijnties voor de glasen twaelff paer mouwen soo met als sonder kant een koperen haert noch een paer dito noch twee cleijne schilderijties noch negen paer wat kleijnder een luijrkasie met een voet daerin vier santeen mutsen seventien witte schortekleens sestien flepus vijff en twintich groote sack neusdoecken drie endetus kant, samen ontrent vijff ellen noch een dito noch eenige reepies en voorts wat seven en twintich dito neusdoecken wat rommelarije van linnen kleijnder noch twee flepus ses sackneusdoecken met kant vier witte kappen acht paer aeckers noch een dito met kant noch vier paer dito een witte sijde kap een en twintich nachthalsdoecken

In’t kleijn achterkamertie een eijcke taeffeltie een vierroer een schenckbackie twee karbijnen ses stoelen drie pistolen ses trijpe kussens een sabel een rabat voor de schoorsteen twee stekaden een ijseren haert twee holsters een ijsere plaet een draechbant een verkeerbort een bandelier twee geweer berden een portepe vier piecken een groene gardijn voor de glasen een musquet en verketstock

In de vierkante camer een ledekant met behangsel een schilderije van Achillis een bedt en peuluw noch ses andere schilderijen twee oorkussens die pruijmen houte stoelen twee dekens een matte stoel een groote uijttreckende eijcke taeffel ses trijpe kussens noch een staende kasie een speldewerck kussen een ijsere leggende plaet twee kopere ringen aen de schoorsteen een groot haertijser

29 Int sijdelkamerken een voete banck ses pruijmen houte stoelen een eijcke parijsse banck een dito leerstoel seven schilderijties ses gestreepte kussens een hangent poppekasie met poppegoet

Int koockhuijs een groote kopere vleijsketel een ketting twee cleijne kopere ketelties twee tangen een kopere taertpan noch een dito een kopere boeckwijte koecxpan een schop een kopere bedtpan een hangijser een kopere eijerpanneken een grooten treeff een paer kopere schaelen een koeckpan noch een paer dito een ijsere el acht kopere blaeckers twee blecke blaeckers drie dito snuijtters een swavelstock huijsie een kopere deurslach een lamp een kopere confoortie twee blecke doosen een koperen aentrecker een eijcke kannebort daeraen een kopere schuijmspaen seven witte kannen met decksels twee kopere ringen twee dito blauwe twee emmers met kopere banden een blecken emmer een kopere vijsel en stamper een ijsere braetpan een ijsere pot een ijsere haertijser met koperen knopies twee ijsere ketels noch eenige schotels taeffelborden en voorts een kleijn dito wat rommelarije twee roosters een vuijre taeffel twee hackmessen ses matte stoelen een strijckijser een spiegeltie een vorck noch eenige glasen potten pannen een hengel ses schelpschotels

Op de plaets twee emmers een leer een waterton een dooffpot twee tobben een rack daerin eenige roode schotelen eenige aerdepotten pannekens een koperen asketel

Boven op de solder in twee kisten en koffers ses paer slaeplakens sijnde stolpen noch een dito drie paer breede laeckens noch een cleijn dito twaelff mans hemden negen en dertich vrouwe hemden noch een dito noch seven dito seventien schortekleens een lang taeffellaecken een dito kleijnder een hijsboeck een dito kleijntie vant brabants roosie een placcaet en ordonnatie boeck van haer een stuck nieuw servet lang 52 ellen ed. mog. in folio een stuckie nieuw linnen lang ...... ellen een in folio over de uijtlegginge van de achtien hantdoecken psalmen Davidts noch vier dito practijck damhouder in civile saecken seven fluwijnties Johan van den Sande 5 deel een bondelken met kas en werckdoecken conferentie op de Goddelijcke predestinatien eenige lapkens off geerkens nieuw linnen custumen van Antwerpen een witte nacht spreij met kant keijserlijcke statuten noch een dito sonder kant d‟instructie van den Hove van Hollant kinder schortekleens een met ende een noch vijff en sestich kleijne boecxkens van sonder kant alderhande slach een luijerkorff met sijn toebehooren noch verscheijde ongebonden boeckies twee borsrocken met twee onderbroecken twee koffers noch een borsrock een vuijre taeffelken noch vier onderbroecken een gestreepte gardijn twee witte kindertabberties drie sijde gardijnen met een rabat een paer linde koussens met wat out linnen een breijhoutie met silver aent eijnd acht mans witte mutsen een geslacht penning weech een bondelken rouw garen een paer hantschoenen een plancxken met fraenie een medicijnboeck een lere kolder een boeck van de Nederlantse herbarien een satijne glat mans kleet met geweven twee stoelen kanten een groote lange taeffel een blauw satijne mantelken een kleijn achtkant vuijre taeffeltie een roode trijpe mantelken twee spinwielen een out gestreept mantelken een eijcke kackstoel een gestreepten ouden rock twee lantarens een oude swarten nachttabert twee vleijskuijpen een groote en kleijne een bovenlijff van een tabbert twee groote kleermandens een oraenie gesontheijt twee teene fluijtmandekens twee moffen twee wiggen een laecken rouwtabbert en rock een baekermat een ongenaijde huijck vier stoven een lapken baeij noch twee dito een paer swarte mouwen een houte schop een paer dito roode mouwen een teene munnick een naeijkussen van grauw fluweel een teene hort een bedt en peulue een cleijn gestreept schermken twee kussens een cleijn onstelt horologie twee dekens een rackie noch een bedt en peulue een cleijn marcktemmerken met kopere een kleijn kussentie banden een deken een kleerben noch een kleijn beddeken een groote eijcke kist een oorkussen een koffer een beddekleet een hangent kasie een boeck in folio over d‟verclaringe van het een vuijre bancxken Nieuwe Testament een pieck

31 elff kleerstocken twee cleijne tinne schotelties een teems elff tinne lepels een gewicht sijnde een pijlgewicht twee tinne kandelaers een kopere vijsel met een ijsere stamper een tinne flap noch eenige rommelarije soo van een tinne inctkoker aerdewerck, potten, tobben, tonnekens vier en twintich tinne telioren alles van weijnich importantie een tinne bekerken een cleijn schilderiken een tinne decksel van een wijnkan een tinne lampet en schotel een blecke peperbosie twee tinne waterpotten een cherpentijnsteene snelletie acht schotels een seeme lap een spoubecken acht paer socken twee tinne sout vaeties een lapken dweijl acht tinne kommeties

Aldus gedaen ende geinventariseert ten daege, maent ende jaere als int hooft van desen ter presentie van Jacobus van Dijck ende Cornelis de Focker, borger ende inwoonder deser stede. als getuijgen met geloove hiertoe versocht ende geroepen. Johan Hellu, notaris publique 1677“

Na het overlijden van zijn zus had Pieter van der Hult dus geen directe familie meer. Zijn vader was al voor zijn geboorte gestorven en zijn moeder drie jaar voor zijn zus, die op haar beurt kinderloos weduwe was. Zoals geschreven verbleef Pieter in Italië tijdens het overlijden van zijn zuster, van wie hij niets meer of minder dan het vruchtgebruik van haar nalatenschap erfde.

Het heeft nog tientallen jaren geduurd voordat Pieter kennis nam van zijn zusters testament. Hij was 73 jaar oud en woonde in het huis aan de Hoge Nieuwstraat toen op 7 september 1725 de Dordtse notaris Jan de Bedts zich met getuigen naar Pieters huis begaf. Uit naam van Catharina van Beaumont, weduwe van Johan de Witt, werd hem een op vijf plaatsen verzegeld document overhandigd om te beoordelen of dit document inderdaad gaaf en ongeschonden was. Uit het document bleek wie de feitelijke erfgenaam van zijn zus was. Pieter had weliswaar het vruchtgebruik van haar nalatenschap, maar de familie de Witt bezat het bloot eigendom.

“Op huijden den sevende september 1725 hebbe ik Jan de Bedts als notaris, met de ondergenoemde getuijgen, mij vervoegd en getransporteert ten woonhuijse van Pieter van der Hulst binnen deser stede Dordrecht ende hem van der Hulst uijt naam ende begeerte van Vrouwe Catharina van Beaumont weduwe van wijlen den edele heere Johan de Witt geexhibeert seker beslote papier wesende op vijff distincte plaetse gerachetteert (?) en versegelt. Welke beslote papier alsoo aan denselven van der Hulst ook ter hande stelde ter visitatie vant selvige bevonden werdende te sijn gaaff en ongeschent. Ende waer op geschreve stond als volgt;

Op huijden den 27 april 1667 compareerde voor mij Johannes Hellu, openbaer notaris bij den Hove van Holland geadmitteert binnen der stad Dordregt residerende ende in presentie van de getuijgen naergenoemt Joffrouw Maria van der Hulst weduwe van saliger de heer doctor Hendrik Outhovius woonende binnen deser stede, mij notaris bekent, siekelijk te bedde leggende, dog haer verstant redene ende memorie seer wel magtigh ende volkomentlijk gebruijckende. Soo t selve ons notaris ende getuijgen is gebleken ende anders niet.

32 Ende dessuperscriptie aan gemelte Pieter van der Hulst voorgelesen hebbende denselven aangepresenteert de opening van dien in sijne tegenwoordighijt te doen, die de voorsegde opening derlineerde (?) wijders hebbe ik notaris in presentie der getuijgen op den agsten dito ten versoeke van Juffr. Maria van der Hulst dogter van voornoemde Pieter van der Hulst geassisteert met den notaris Albertus van Nievelt seggende het de begeerte en versoek van gedagte Pieter van der Hulst was vermits door sijne indispositie niet wel konde uijtgaan, dat de gesijde opening geschiede. Vervolgens hebbe de ontsegelingh gedaen ende geopent sijnde daerinne bevonde bij oplesing geschreven te staen als volgd.

In den name van de Heeren ende saligmakers: ik, Maria van der Hulst weduwe van doctor Hendrik Outhovius overdenckende de brooshijt enz. Tot eenige ende universele erffgenaam genomineert ende geinstitueert te hebben, sulc ik doe bij desen Vrouwe Maria de With, huijsvrouw van de heer Arent Muijs van Holij out borgemeester deser stad ofte bij haer voor overlijden haren broeder de heer Willem de With, out-schepen deser stad ofte die de langstlevende t‟sij de voornoemde Vrouwe Maria de With ofte haren broeder de heer Willem de With tot de voorsegde erffenisse in haer plaatse naer haer luijder dood sullen willen roepen ende institueren. Die in indien gevalle verclare tot mijne erffgenaem ofte erfgenamen mede geinstitueert ende gesubstitueeert te hebben bij desen ende dat in den vollen vrijen ende onbekommerde eijgendom van alle mijne naertelatene goederen, soo roerende als onroerende, actie, crediten ende inschulden, geld, gout, gemunt ende ongemunt, kleederen, juweelen ende huijsraad, egeene goederen altoos uijtgesondert ofte gereserveert, sulx ik stervende eenigsints metter doot ontruijmnen ende naerlaten sal. Omme bij de voorsegde mijne geinstitueerde ofte gesubstitueerde erfgenamen met alle deselve goederen gedaen te mogen worden haren vrijen ende eijgene wille, sonder contradict ofte tegen seggen van imand. 27 april 1677” (was ondertekend: Maria van der Hulst)

De reden waarom de familie de Witt zich als erfgenamen van Maria van der Hult kenbaar maakten laat zich raden. Pieter was zeer op leeftijd en na zijn overlijden zou de familie de Witt in ieder geval de onverdeelde helft van het huis aan de Hoge Nieuwstraat erven. Het werd tijd dat Pieter dit wist, hij woonde namelijk als weduwnaar met zijn enige dochter in het huis. Het is nauwelijks voor te stellen hoe het voor Pieter moet zijn geweest om ruim 50 jaar nadat hij zijn zus voor het laatst in leven had gezien geconfronteerd te worden met de inhoud van haar zo lang verzegeld gebleven testament….

Wapens Arent Muijs van Holij en Maria de Witt

33 Pieter van der Hult Om het leven en werk van de kunstschilder Pieter van der Hult goed in beeld te krijgen gaan we terug naar zijn 16e levensjaar. Vanaf mei 1668 verbleef hij met zijn moeder Maria van Rommerswael in ´s Gravenhage. Moeder regelde dat Pieter in de leer kon bij de Haagse kunstschilder Willem Doudijns (1630-1697), een befaamd schilder van allegorische, mythologische en religieuze werken. Doudijns keerde in 1661 na een verblijf van ruim 12 jaar in Italië terug in ´s Gravenhage om daar pupillen zoals Pieter van der Hult de schilderkunst bij te brengen. Doudijns was een zeer productief docent in de schilderkunst. Naast Pieter van der Hult was hij leraar van Erasmus Arondeus, Frans Beeldemaker, Gijsbert de Bije, Bartholomeus van Burgindis, Arnoldus Gouda, Nicolaes Hooft, Daniël Jacobsz, Lowys Paen, Nicolaes van Ravesteyn, Pieter van Reenen, Augustinus Terwesten, Mattheus Terwesten, Michiel van der Valck, Daniël Walewijns, Domenicus van Wijnen en Willem Wissing. Allegorische voorstelling Willem Doudijns

Moeder en zoon voelden zich aanvankelijk prima in de hofstad, dat in de Gouden Eeuw een trefpunt van vooraanstaande schilders was. Uit getuigeverklaringen weten we dat moeder en zoon op kamers hebben gewoond in ondermeer de Veerkade, in de Craenstraat en in de Herderinnestraat. De tweede Engelse oorlog was pas beëindigd, waarbij hun Dordtse verwanten Johan en Cornelis de Witt een hoofdrol hebben gespeeld met de roemruchte tocht naar Chatham. Maar er braken onrustige tijden aan.

Uit een verklaring van kunstschilder Erasmus Arondeus, eveneens een leerling van Willem Doudijns, blijkt dat Maria van Romerswael haar schilderijenverzameling wegens “de danguereuse tyden” naar Dordrecht stuurde. Nadat de collectie in Dordrecht was aangekomen werden de schilderijen aen de liefhebbers van de conste ter besichtiging gegeven. Dit is het enige gedocumenteerde voorbeeld in de zeventiende eeuw dat een Dordts verzamelaar uitdrukkelijk wenst dat belangstellenden kunnen komen kijken naar een kunstcollectie. 41

De groeiende onrust in Den Haag bereikte op 20 augustus 1672 het hoogtepunt met de moord op Johan en Cornelis de Witt. Maria van Romerswael en Pieter van der Hult zullen zich als verwanten van de gebroeders de Witt beslist niet veilig meer hebben gevoeld in de Hofstad en reisden terstond af naar Dordrecht. Daar aangekomen werd op 23 september 1672 voor Pieter een “verklaring van goed gedrag” afgegeven:

“Cornelis van Someren, advocaet en Mattheus van Nispen, landtmeter dewelcke verclaerde bij waere woorden in plaetse van solemnelen eede ter instatie van Pieter Godschalcken van der Hulst, jonckman woonende binnen deser stede, dat sij getuijgen requirant in dese sonderlingh wel kennen ende oock al lange jaren gekent hebben. Ende dat den selven eenigen tijtlanck heeft geoeffent in de schilderkonst. Item dat hij requirant hem altijts seer sedich modest ende naer behooren heeft gecomporteert ende gedragen, gelijck hij alsnoch doende is, sulcx een jonckman met eeren soude comen ofte vermogen te doen allegeren ende voor

41 GA Den Haag Not. A.Ennis 21-6-1674

34 redenen van wetenschap, dat hij denselven gekent hebben ende noch kennen in voegen vooren verhaelt” 42

Moord op Johan en Cornelis de Witt, ´s Gravenhage 20 augustus 1672

Uit een notariële verklaring van 28 november 1674 valt af te leiden dat de nog vrij jonge Pieter van der Hult, toen 22 jaar oud, al opdrachten voor portretschilderijen kreeg. Uit deze verklaring blijkt dat hij in mei 1674 in opdracht van Jonckheer Johan Fredrick Messener, een ingenieur, een portret van Johanna Willemina Du Faget gezeijt Assendelft, weduwe van Frans Willem Baron van Ingenieulant, heeft geschilderd.

“Op huijden den 28 november 1674 compareerde voor mij Cornelis Hartman notaris publicq bij den Hove van Hollant ende de Magistraat van ‟s Gravenhage tot de exercitie van dien geadmitteert binnen derzelver stede residerende ende voor de getuijgen naer genomt: d‟heer Godefrid Keckerbert wonende alhier in den Hage, mij notaris bekent, dewelcke attesteerde bij zijne manne waarheijt in plaats van eede ten versoecke van Jonckheer Johan Fredrick Messener, ingenieur ten dienste deser landen waerachtigh ende hem deposant noch in verscher memorie te wesen, dat inde maant van meij jongstleden in zijn deposants huijsinghe alhier in den Hage door den schilder van der Hulst op doeck geschildert is gewerden, het pourtrait van wijlen de hoogh edle gebooren Mevrouw Johanna Willemina Du Faget, gezeijt Assendelft, weduwe van den mede hoogh edlen gebooren Heer Frans Willem Baron van Ingenieulant ende dat den gemelte Jonckheer Messener ‟t voorsegde poutrait alle op zijne costen aldaer heeft doen maacken, en selver metten voornoemde schilder daerover heeft geaccordeert, omme ‟t zelve tot een gedachtenisse te houden. welcke gemelte Mevrouw jegens hem selfs heeft geconfirmeert, allegevende hij hier deposant voor reedenen van wetenschap, dat ‟t gunt voorschreven, alsoo in zijn huijs is gepasseert, ende daar over en praisent is geweest bereijt zijnde desnoots en daer toe versoght alle ‟t zelvige met solemnelen eede nader te affirmeren, consenterende hier van acte in forma. „t welck aldus passeerde in „s Gravenhage ter prasentie van Johan Hoppekamp, out dienaer van d‟heer griffier.” 43 Een verblijf in Rome was het sluitstuk van de opleiding voor een jonge schilder die op eigen benen ging staan. In Rome maakten zij meestal deel uit van het hoofdzakelijk uit Noord- en

42 SAD 20-203 f 50 43 GA Den Haag 791 f 272

35 Zuid-Nederlandse schilders bestaand genootschap, de Bentveughels. Deze bende of 'bent' van soortgenoten had vooral een sociaal doel. De leden droegen bijnamen, een bentnaam, en hun feesten waren berucht.

Pieter trof in de tweede helft van 1674 voorbereidingen om naar Rome af te reizen. Hij maakte op 28 augustus 1674 in Den Haag zijn testament op en legateerde de helft van zijn kunstcollectie aan de Haagse kunstschilder Theodorus van der Schuer. Een kwart van de collectie diende in vruchtgebruik te worden gegeven aan kunstschilder Cornelis de Bruyn en het resterende kwart in vruchtgebruik aan zijn zuster Maria van der Hult. Ene Elisabeth de Ruijt, vrouw van Franchoys van Quackelsteyn, kreeg f 2.000,00 toebedeeld en haar kinderen het bloot eigendom van de schilderijen in vruchtgebruik. Theodorus van der Schuer (1634- 1707) was de leermeester van mede-erfgenaam Cornelis de Bruyn (1652-1726), met wie Pieter naar Italië vertrok. Overigens overleefde Pieter al de in zijn testament genoemde erfgenamen, zodat dit testament ons niet op het spoor van de collectie schilderijen kon brengen.

28 augustus 1674 testament voor notaris W.Guldemont, Den Haag: “Testament van d´Heer Pieter van der Hulst, kunstschilder, jegenwoordigh wonende alhier in den Hage, gesond van lighaem. Hij vermaakt aan Elisabeth de Ruijt, vrouw van Francoys van Quackelsteyn f 2.000,=; Aen de armen van Dordrecht f 150,=; Aen d´Hr Theodorus van der Schuer, mede const-schilder alhier in den Hage, de gerechte helfte der schilderijen off schilderkunst die hij testamentair sal comen naer te laten, soo met syn eygen handt gemaeckt ofte van andere meesters. Aan S. Cornelis de Bruyn, insgelycz const-schilder (ende nu een discipel van de gemelde Heer Verschuer) een gerecht vierde part van zyn Testateurs naetelaten const ende d´andere vierdepart van syn schilderconst mitsgaders sijn Testateurs alsdan verdere goederen, niets ter werelt uytgesondert, aen syn suster Maria van der Hulst, Weduwe wijlen Dr. Hendrick van Oudenhoven, in vruchtgebruik en de volle eijgendom van alle die goederen de huysvrouw van Francoys van Quackelsteyn en den voornoemde Cornelis de Bruyn voor de helfte. Cornelis de Bruyn zal echter van zijn helft alleen het levenslange vruchtgebruik hebben (daervan trecken de bladen en vruchten sijn leven langh gedurende). Daarna zal deze helft (het bloot eigendom) als vrij eigendom overgaan naar de kinderen van de vrouw van Francois van Quackelsteyn.”

Franchoys van Quackelsteyn, marktschipper van Den Haag op Amsterdam, bleek groot vertrouwen van Pieter te genieten. Op 20 september 1674 gaf Pieter hem zijn kunstcollectie in bewaring en van Quackelsteyn kreeg een algehele volmacht om gedurende zijn verblijf in het buitenland al zijn zaken te behartigen. 44

Pieter zou met een leeftijdsgenoot, de kunstschilder Cornelis de Bruyn, naar Rome vertrekken. Aangezien hij Cornelis ook in zijn testament had bedacht moest er tussen de twee jongemannen een hechte vriendschap zijn. Cornelis was in ´s Gravenhage geboren in hetzelfde jaar als Pieter, 1652. Hij ging in de leer bij Theodoor van der Schuer aan de Confrerie Pictura.

44 GA Den Haag notaris W.Guldemont

36 Op 1 oktober 1674 vertrokken Pieter van der Hult en Cornelis de Bruyn via Leipzig en Wenen naar Venetië, waar ze op 6 december aankwamen. Hierna reisden ze via Florence naar Rome waar ze zich aansloten bij het genootschap de Bentveughels. De Bentnaam van Pieter was Zonnebloem, die van Cornelis Adonis. De schilders bleven ruim drie jaar onafscheidelijk in Rome.

In mei 1678 keerde Pieter terug in Holland en reisde zijn vriend Cornelis door naar Griekenland en Klein Azië, waar hij tot 1682 bleef. Tussen 1682 en 1685 was Cornelis weer in de Hofstad en in 1685 ging hij voor een periode van acht jaar naar Venetië. Tussen 1693 en 1701 keerde hij weer terug in ´s Gravenhage om hierna tot 1711 te werken in achtereenvolgens Sint Petersburg, door Cornelis de Bruyn: Perzië, Ceylon en Indonesië. Cornelis de Bruyn portret van Joan van Hoorn (1653-1711) Gouverneur-Generaal N.O.Indië overleed rond 1726-1727 in Utrecht en werd vrijwel ca. 1705 origineel vermist sedert even oud als Pieter, die in 1727 in het familiehuis aan de 1945-1948 uit Paleis Weltevreden Dordtse Hoge Nieuwstraat overleed. Batavia, Java

Na zijn terugkomst uit Italië woonde Pieter weer in ´s Gravenhage en leek daar behoorlijk van het leven genoten te hebben. Op zijn 28e jaar vond hij (of zijn omgeving) dat hij de huwbare leeftijd had bereikt. Op 20 augustus 1681 liet hij tegenover notaris G.Beeckerts van Thienen deze opmerkelijke verklaring opmaken:

“Op huijden den 20 augusti 1681 compareerde voor mij Gerard Beeckerts van Thienen, openbaer notaris bij den Edlen Hove van Hollandt geadmitteert in ‟s Gravenhage residerende ende den getuijgen naergenoemt. Monieur Pieter van der Hulst, constschilder, woonende alhier, mij notaris wel bekent. De welcke bij desen belooffde, om sonderlinge redenen, hem daer toe moverende aenstonts, soo dra hij comparant in huwelijcken state sal sijn getreeden, aen Juffr. Elisabeth de Ruijt, weduwe wijlen Francois Quackelsteijn, te sullen uijtreijcken ende betalen een somme van vier duijsent carolus guldens te XL grooten ‟t stuck. Verbindende hij comparant tot naercominge van ‟t gene voorsegd is, sijn persoon ende alle sijne roerende ende onroerende goederen egeen uijtgesondert, stellende deselve ten bedwangh van allen sheeren rechten ende rechteren, mette costen ende specialijck den Edlen Hove van Hollandt. Ende tot meerder verseeckertheijt van ‟t gene voorsegd is. soo verclaerde hij comparant te consenteren inden innehouden deser, ‟t sij bij den gemelten Hove ofte Hoogen Rade in Hollandt, vrijwilligh te werden gecondemneert, daer toe onwederroupelijck constituerende ende machtigh makende bij desen Maerten Deijm Cornlis Vinck, Job Houttuijn, ende Coenraet Houttuijn van der Heijden, alle procureurs voor den meergemelten Hove ende Hoogen Rade. Den een omme de voorsegde condemnatie te versoucken, ende den ander omme daerinne te consenteren. Belovende van waerden te houden, alle ‟t gene bij de selven hierinne sal werden gedaen ende verricht, over verbant alsvooren. Aldus gedaen ende gepasseert, ten comptoire mijns notaris, ter presentie van Johannes Ellinckhuijsen ende Jacobus van Eelde beijde clerquen als getuijgen.”

Had hij op dat moment een vrouw op het oog ? We weten het niet, evenmin weten we waarom hij zich verplicht voelde om de weduwe van Francois Quackelstein een bedrag van f 4.000,00

37 uit te keren ingeval hij zou trouwen. Wel weten we dat hij vanaf het overlijden van zijn moeder bij de familie Quackelstein heeft gewoond en daar ook na zijn terugkomst uit Italië weer op kamers ging.

Pieter van der Hult Bosstilleven met Kopenhagen aan de horizon. Gedateerd 1692.

In 1681 moet Pieter het huis van de weduwe Quackelstein hebben verlaten en trok hij in een huis van de heer d‟Espon op de Haagse Veerkade. Hij kreeg kennis aan ene Christiaen van Beest, een musicus die zich sterk met Pieter begon te bemoeien.

Op 27 december 1681 eiste Christiaen van Beest de teruggave van Pieter´s clavecimbel van ene Gabriël van Limmel, die het kennelijk in bewaring had maar onwillig was om het de schilder terug te geven. 45 Het aardige van deze vermelding is dat we hierdoor kunnen aannemen dat Pieter muzikaal onderlegd was. Blijkbaar verleende van Beest allerlei hand- en spandiensten aan Pieter. In de jaren hierna blinkt Pieter van der Hult niet uit door stabiel gedrag. Op 6 september 1682 laat hij bij notaris Abbenbrouck in Leiden een geheim testament opmaken dat hij op 1 januari 1683 weer heeft herroepen. Het testament zou zich bij “een speelman” bevinden. Met ´speelman´ werd in de 17e eeuw een muzikant bedoeld en daarmee zou Christiaen van Beest wel eens de bewaarder van (begunstigde in ?) het testament kunnen zijn geweest….

een clavecimbel

In maart 1683 blijkt de relatie tussen Pieter en Christiaen van Beest verstoord te zijn. Op 20 maart 1683 vordert de muzikant van Pieter “gedeclareerde declaratie van verdient salaris en gedane vacatiën” 46

45 27-12-1681 GA Den Haag ´wettetycke acten´ 46 GA Den Haag Rollen

38 Een getuigeverklaring van 28 april 1683 openbaart de situatie tussen Pieter van der Hult en Christiaen. Van Beest kwam kennelijk dagelijk in Pieter´s huis en leek zich daar op een dominante manier te presenteren:

“Op huijden den 28 april 1683 compareerde voor mij Pieter van Naerden openbaer notaris; bij den Hove van Hollant geadmitteert in ‟s Gravenhage residerende en voor de getuigen onder genomineert.

Jacobus van der Drift, out 32 jaer, Carelo Vincents Roeloffsz 29 jare, Jurrien Claessen, slachtersknecht, out ontrent 24 jaren, Lijsbet Eerlant huijsvrouw van Cornelis Lichtenbergh, mr. backer en Maria Smeeckens meerderjarige dochter, alle wonende alhier.

Dewelcke verclaerden ten versoucke van Pieter van der Hulst, fijnschilder, alhier. Hoe waer is, dat sij deposanten seer wel kennen den persoon van Christiaen van Beest ende dat de deposanten mede seer wel bekent is, dat den voorsegde van Beest met den requirant deses, langen ommeganck gehadt heeft, ten tijde hij woonde soo bij de weduwe Quackelsteijn als mede daer na doen de requirant is gaen woonen bij en ten huijse van Monsieur d‟Espon beijde op de Veerkade alhier. Dat sij deposanten dagelijcx hebben gesien, dat den voorsegde van Beest aen de taeffel van de requirant heeft gegeten ende gedroncken ende soo veel vrijheijt ten huijse van den voorsegde requirant heeft gehad gebruijckt. als imant ter weerelt ergens soude kunnen genieten.

Wijders verclaerden voorsegde Jurrien Claessen ende Lijsbet Eerlants, dat den voorsegde van Beest verscheijdene maelen heeft gecommandeert sijnde ten huijse van den requirant broot aldaer te brengen, gelijck sij deposanten dan oock gedaen hebben. Dat oock den selven van Beest opt credijt van de requirant verscheijde malen heeft gehaelt ende doen brengen brandewijn ende anders connerij waren. Het welck den requirant aen de voorsegde deposante Elisabeth verhaelt heeft.

Noch verclaerde de voorsegde Jacobus van der Drift ende Maria Smeeckens, dat sij deposanten verscheijde maelen sijn geweest ten huijse van den requirant ende bij die occasie verscheijde malen hebben gesien, dat den voorsegde van Beest, bij absentie ofte van huijswesen van den requirant vrijen toegangh tot de bottelerij heeft gehadt en daer uijt genomen ende geconfirmeert ‟t geene van sijnen dienst was. Soo vrij oft van sijn eijgen huijshoudinge was.

Verclaerde den voorsegde Carelo Vincents Roeloffsz., dat hij deposant niet alleen particuliere kennisse heeft van ‟t geene voorsegd in der vouge te wesen gepassseert, maer oock daer en boven dat den voorsegde van Beest met sijn huijsvrouw ten huijse van den requirant is gecomen, de welcke lust hadde tot wijn, heeft den voorsegde deposant een bottel wijn gehaelt de welcke bij den voorsegde van Beest met sijn huijsvrouw geconsumeert. Dat den voorsegde van Beest ter wijle den requirant van huijs was uijt de hal ..... heeft doen halen, voor reeckeninge van den requirant en de voorts generaelijck andere saecken, meer dienende tot de huijshouding. Eijndelijck verclaerde noch Maria Smeeckens dat sij deposante, terwijl den requirant heeft gewoont ten huijse van de voornoemde d‟Espon den voorsegde van Beest aldaer ten huijse van den requirant ende in sijne menagie soodanigen authoriteijt ende vrijheijt heeft gebruijckt als ijmant ter weerelt eens soude connen doen. Ende onder anderen, dat den voorsegde van Beest om dat sij deposanten dagelijcx naer de menagie van den requirant sach den voorsegde

39 van Beest haer heeft gedreijght uijt den huijs te stooten en int water te werpen, gelijck hij oock de deposante uijt des requirants huijs heeft doen vertrecken.

Doende haer deposante aen alle spijt ter weerelt gevende voor redene van wetenschap. de voornoemde van der Drift, Jurrien Claes ende Lijsbet Eerlants, dat sij dagelijcx ten huijse van den requirant hebben verkeert, en alle hetgene voorsegd staet in haer regard t‟hebben gehoort ende gesien ende voorsegde Roeloffsz, dat hij bij den requireant wel 2 jaren alhier in den huijze heeft ingewoont, mitsgaders de voorsegde Maria Smeerckens, dat sij bij den requirant ten huijse van den voornoemde Espon eenige maenden heeft opgepast en den requirant bedient heeft en sulcx sij deposanten haer voorsegde gedeposeerde hebbe gesien ende gehoort, bij aen en present sijn geweest.

Des noot ende versocht sijnde, ijder in sijn regard, met eede te stercken aldus gepasseert ter presentie van Johan van Aerden en Jacob Palinck als getuijgen.” 47

Twee dagen na het opmaken van deze getuigenverklaring laat Christiaen van Beest beslag leggen op de meubels van Pieter van der Hult, om door openbare verkoop daarvan zijn vordering te verrekenen. 48 Pieter leende op 18 mei 1683 f 260,00 van ene Adriaen Schaep tegen 5 % rente. 49 Kennelijk zat hij in geldnood.

Een jaar later, op 15 mei 1684 blijken zijn financiële problemen nog niet opgelost te zijn. Pieter leent wederom, nu bij de aan de Dordtse Nieuwehaven wonende Pieter de Bruijn. Het gaat om een bedrag van f 300,00 waar hij al zijn roerende en onroerende goederen, alsmede een losrentebrief groot f 4.000,00 op naam van zijn overleden vader Godschalck van der Hulst voor in onderpand geeft. 50

In 1684-1685 moet Pieter van der Hult afscheid hebben genomen van ´s Gravenhage en zijn teruggekeerd in het huis aan de Hoge Nieuwstraat, dat tot die tijd verhuurd zal zijn geweest. De liquiditeitsproblemen zijn nog niet voorbij want op 22 september 1685 verkoopt hij een in 1644 opgestelde rentebrief van f 3.200,00 die al decennia lang in de familie was. Het ging om de van zijn ouders geërfde rentebrief ten laste van “de provincie van Hollandt ende Westvrieslande van date den 20 meij 1644“ op naam van zijn vader Godschalck van der Hult. 51

We schrijven het jaar 1685. Pieter van der Hult keerde terug naar zijn ouderlijk huis in de Dordtse Hoge Nieuwstraat. Hij was inmiddels 32 jaar oud en niemand van zijn directe familie leefde meer. Mogelijk heeft het vertrek van zijn Haagse boezemvriend en oud reisgenoot Cornelis de Bruyn die voor vele jaren naar Venetië zou vertrekken ertoe bijgedragen dat hij de Hofstad definitief de rug toekeerde.

Dat er in Pieter´s omgeving mensen waren die op zijn geld uitwaren is inmiddels wel duidelijk. Hij was een huwbare en vermogende vrijgezel, die aan zijn handelen te oordelen beïnvloedbaar leek te zijn. Het is dan ook niet vreemd dat er in zijn kielzog mensen meekwamen uit ´s Gravenhage. Eén daarvan was Eduard Colonna, een in Rome geboren jongeman die als leerling bij Pieter in huis kwam. Op 26 september 1685 trouwde Colonna in

47 GA Den Haag inv. 140.912 f 615 48 GA Den Haag Rollen 30-4-1683 49 GA Den Haag, protocollen Notaris P. van Aerden 50 SAD 20-514 51 SAD transportregister 22-9-1685

40 Dordrecht met ene Anna van Sprockheuvel uit Voorburg. Het is heel opmerkelijk dat Pieter zijn rentebrief vier dagen voor dit huwelijk verkocht.

Het huis aan de Hoge Nieuwstraat was groot genoeg om meer mensen te herbergen. Naast het echtpaar Eduard Colonna en Anna van Sprockheuvel trok er een dame bij Pieter in waar hij nog grote problemen mee zou krijgen. Deze dame presenteerde zich als Margriet van Sprockheuvel, weduwe van Capitein Wietenbach of Wittenbach, en stelde van ´gegoede huize´ te zijn. Pieter nam Margriet in huis, kreeg een relatie met haar en verwekte een kind nadat hij een huwelijksbelofte had gedaan. In januari 1686 ging het mis, en hoe !

In de nacht van 23 januari 1686 viel Eduard Colonna zijn voormalige leermeester lastig bij diens huis. Hier werd de volgende getuigenverklaring van opgemaakt:

“Maria Parhet weduwe Tomas Haremans ende Pieternella Haremans, hare dogter out 17 jaren de welcke ter instantie van Pieter van der Hulst mr. schilder borger alhier requirant bij ware woorden in plaetse van eede verclaerden waeragtig te sijn, dat sij attestant des nagts tussen saterdach en sondacht jonstleden geweldich hebben hooren kloppen op de deur met voeten loopen van huijsing van de requirant staende op de Hooge Nieuwstraet en waer tegen over de attestanten sijn woonende werdende te gelijck geroepen: „vader Hulst doet de deur open‟ en als niet wierde geopent, dat schrickelijck is gevloeckt gewerden ende dat alle „t sehr wel een halff uijr langh heeft geduijrt. Sonder dat sij attestanten weten wie ‟t is geweest. vermits de duijsterheijt van de nagt. Verclaerde noch de eerste attestante alleen, dat sij op sondach vernoemt sijnde geweest als 20e deser des morgens tussen tien en elff noch heeft gesien, dat de persoon van Eduard Colonna die eenigen tijt bij den requirant heeft gewoont op de voornoemde voordeur van de requirant heeft geplackt een cloppertje met een possije daarop van gaesdouck.” 52

Eduard deed een een cloppertje met een possije daarop van gaesdouck op de deur van Pieter. Het is ons niet duidelijk wat de bedoeling van deze, blijkbaar symbolisch bedoelde, boodschap was. Hoogstwaarschijnlijk had Pieter zowel Eduard Colonna, zijn vrouw als zijn zwangere ´verloofde´ de deur uit gezet.

Op 15 januari 1686 (een week voor Colonna Pieter „s nachts lastig viel) klaagde Margaretha Pieter van der Hult aan voor het gerecht in Dordrecht wegens het niet nakomen van de trouwbelofte. Zij getuigde dat er vleesschelijcke conversatie was geweest en dat zij financieel genoegdoening wenste wegens defloratie (= ontmaagding), craemcosten en alimentatie. 53

Uit diverse hierna opgemaakte getuigenverklaringen valt te reconstrueren wat er aan de hand was en waarom Pieter zo rigoureus handelde.

“Op huijden den 26 januari 1686 compareerde voor mij Adam van der Smalingh openbaer ende bij den Edele Hove van Hollant geadmitteert notaris in ‟s Gravenhage. Dependerende present de getuijgen genaemt: Maria de Rouw huijsvrouw van Anthonij de Rouw, Petronella van Leeuwen huijsvrouw van Matthijs van Huijssen ende Henderijna Schaer, weduwe wijlen Jan de Jagh. Allen van competenten ouderdom wonende allen in ‟s Gravenhage. Ende verclaarden ten versoecke ende requeste van Pieter van der Hulst woonende tot Dordreght waar en waaraghtigh te sijn dat Margareta van Nuijs, dochter van

52 SAD 20-486 53 SAD SAD 9 inv. 448 (binnenrollen)

41 wijlen Matthijs van Nuijs, in sijn leven meester hoeffsmith alhier, haar deposanten seer wel bekent, bij haar weten nooijt getrout is geweest maar dat deselve vrouwe twee kinderen, een dochter en een soontje heeft gehadt. Ende deselve kinderen ge...... buijtten echte en al voorsegd bij eenen Capiteijn Wijttenbach. Wijders haar deposanten seer wel bekent sijn, dat de gemelte Margareta van Nuijs ...... twee kinderen in de craem heeft gelegen tot...... wetenschap ...... de voorsegde Margareta van Nuijs ..gesien ...de..”

De verklaring is niet geheel leesbaar, maar duidelijk is wel dat Margaretha zich van een andere naam bediende (ze heette van Nuijs) en geen weduwe van Capitein Wittenbach was maar een ongehuwd moeder van twee kinderen.

Een drie dagen later op verzoek van Pieter van der Hult opgemaakte getuigenverklaring gaat nog verder:

“Op huijden den 29 januari 1686 compareerde voor mij Arent Gaijmans, openbaer notaris bij den Hove van Hollant geadmitteert in ‟s Gravenhage residerende ende voor de getuijgen ondergenoemt. Monsieur Egidius Pieck, wonende alhier in ‟s Gravenhage, sijnde van competenten ouderdom, mij notaris wel bekent. Dewelcke ter requisitie ende ter instantie van signor Pieter van der Hulst wonende tot Dordrecht, verclaerde, getuijgde ende affirmeerde waer ende waerachtigh ende hem deposant wel kennelijck te wesen, als dat Margriet van Sprockheuvel (gelijck sij haer liet noemen) alhier in den Hage, niet getrout sijnde, in de craem heeft gelegen sonder den precisen tijt juijst te weten, mitsgaders dat de voorsegde Margriet dagelijcx met verscheijde hoeren ende carnaelje als copsters ende duvelbaelders, heeft geconverseert ende ommegegaen, ende dat de voorsegde Margriet uijt sijn deposants huijs staende ende gelegen in de Nieuwe Breestraet alhier ontrent twee jaren geleden banckeroet is gegaen ende hem depostant de somme van 159 gulden schuldigh gebleven is, daer sij hem daeghs te vooren beloofden te betalen, te weten, voor dien dagh dat sij met haer familie finsterlijcken (duistere) practijcquen doorginck, dat sij des nachts terwijl het andre volck dat mede in het voorsegde huijs woonde sliepen, haer goet uijt het huijs heeft laten dragen ende de sleutel van het voorsegde huijs medegenomen. voor seecker met intentie omme bij nacht ofte ontijden het volck sat in „t voorsegde huijs mede woonden te besteelen, uijt welcke oorsaeck hij deposant het slot van de deur heeft moeten laten veranderen, ende verclaerden hij deposant noch verders dat de voorsegde Margriet haer uijt heeft gegeven voor een dochter van een familie van seer groote conditie, daer ter contrarie haer vader is geweest een smith niet genaemt van Sprockheuvel (gelijck sij haer liet noemen) maer Matthijs Piterse Ecer, mitsgaders dat de voorsegde Margriet voorgegeven heeft, dat sij int lant van Cleef een proces van verscheijde duijsenden hadt om op die voet de eerlijcke luijden uijt te suijpen. Eijndigende hij deposant hier mede sijne verclaringe des noots sijnde, presenterende alle t‟geene voorsegt staet met solenmeelen ede te affirmeren. gevende voor redenen van wetenschap dat hij de voorsegde Margriet lange jaren heeft gekent. Aldus gedaen ende gepasseert in ‟s Gravenhage ter presentie van Monsieur Leonarus Goutappel, ende Monsieur Chrisoffer Phijffer als getuijgen hier toe gerequireert.” 54

Deze getuige legt een zeer belastende verklaring af. Hij kende Margriet al jaren, weet dat zij een ongehuwd moeder is en zegt dat zij omging met “hoeren ende carnaelje als copsters ende duvelbaelders” waarmee ondermeer wordt verwezen naar prostitutie. Verder is zij banckeroet gegaan en hield zij en haar familie zich bezig met duistere praktijken waarbij kennelijk ook inbraak niet werd geschuwd.

54 GA Den Haag bnr 372 inv. 1330

42

Dit alles ten spijt liet Margriet van Sprockheuvel de Wietenbach op 12 juni 1686 in Dordrecht een kind dopen dat Maria werd genoemd. Zij gaf Pieter van der Hult als vader op. Wie waren Margareta en Anna van Sprockheuvel ? Waren het wel zussen ? Waar haalden ze de naam van Sprockheuvel vandaan ? Wie was Capitein Wittenbach ? De vragen stapelen zich op…

In de getuigenverklaring van 26 januari 1686 wordt gesteld dat Margareta een dochter is van wijlen Matthijs van Nuijs, een hoefsmid uit ´s Gravenhage. In de doop, trouw en begraafregisters van Den Haag kwamen we twee personen tegen die de vader van Margareta zou kunnen zijn:

Matthijs van Nuijs, overleden voor 3 december 1660, ondertr/tr. 21 januari/4 februari 1652 in de Grote Kerk, Den Haag met Sijburchje Gerritsdr. Uit dit huwelijk: 1. Pieter van Nuijs, gedoopt 3 december 1652 2. Gerrit van Nuijs, gedoopt 24 november 1654 3. Louijs van Nuijs, gedoopt 24 november 1654 4. Margrieta van Nuijs, gedoopt 19 juli 1658 5. Matthijs van Nuijs, gedoopt 3 december 1660

In dit fragment komt inderdaad een dochter Margrieta voor die qua leeftijd heel goed de gezochte persoon zou kunnen zijn. Echter, de vader wordt vermeld met het beroep kleermaker terwijl hij volgens de getuigenverklaring een hoefsmid zou zijn. Ook ontbreekt in dit gezin een dochter Anna.

Matthijs Pietersz. van Nuijs ondertr./tr. 25 juli/8 augustus 1655 Loosduinse Kerk met Rijckje (Trijntgen) Fransen Budeloo (Bentelloo, Bijteloo), weduwe van Matthijs de Boij. Uit dit huwelijk: 1. Anna van Nuijs, gedoopt 21 januari 1658 2. Franchoijs van Nuijs, gedoopt 21 januari 1660 3. Marije van Nuijs, gedoopt 8 januari 1662 4. Hillebrant van Nuijs, gedoopt 13 januari 1664 5. Lijsbet van Nuijs, gedoopt 23 augustus 1665 6. Jacoba van Nuijs, gedoopt 4 december 1667 7. Adam van Nuijs, gedoopt 14 augustus 1669

Hier zien we wel een Anna van Nuijs maar geen Margrieta of Margareta. De in 1662 geboren Marije is een optie, echter, zij lijkt echter aan de jonge kant om in 1686 al twee kinderen van Capitein Wittenbach te hebben.

De dopen van een jongen en een meisje met Margrieta van Nuijs als ongehuwd moeder zijn niet in Den Haag gevonden.

Onderzoek in Den Haag naar de naam van Sprockheuvel leverde twee gezinsfragmenten op: a. Ary van Sprockheuvel ondertr/tr. 17 december/31 december 1679 in de Loosduinse Kerk Den Haag Levina (Marija) Scharp. Beiden geboren en woonachtig alhier. Uit dit huwelijk werd op 19 december 1680 een kind Hildebrant Ariens van Sprockheuvel gedoopt in de Hoogduitse kerk.

43 b. Jannittien Hillebrants van Sprockheuvel ondertr./tr. 21 mei/11 juni 1651 in de Kloosterkerk Jan Pietersz. van Beest met attestatie op Leijerdorp.

De in Dordrecht opgedoken Haagse dames Anna en Margrieta van Sprockheuvel lijken de geslachtsnaam van Ary van Sprockheuvel te hebben gebruikt.

Margrieta, haar in Dordrecht geboren kind van Pieter van der Hult, de Italiaanse pupil Eduard Colonna en diens vrouw Anna verdwenen in de loop van 1686 zonder één spoor achter te laten uit Dordrecht en lieten ons als hedendaagse onderzoekers met de nodige vragen achter. We hadden bijvoorbeeld graag geweten wat er van het niet erkende kind van Pieter terecht is gekomen…

Of het met deze affaire te maken heeft gehad weten we niet, maar op 24 juli 1686 liet Pieter tegenover notaris Hagoort in Dordrecht een geheim testament opmaken. Omdat dit testament niet bewaard is gebleven was de inhoud niet te achterhalen.

Op 16 november 1686 blijkt Pieter in een proces verwikkeld te zijn met Ariaen de Roij, een advocaat, van wie hij teruggave eist van diverse waardepapieren. Dit proces liep nog in januari 1687:

“Pieter van der Hulst kunstschilder eijsser contra Ariaen de Roij, advocaet. Adriaen Hagoort als procureur van den eijsser. Funderende desen sijnen eijsch en hier natenoemen conclusie, dede seggen en is waer, dat den eijsser aen den gedaegde heeft ter hant gestelt eerstelijck een obligatie tot laste van Adriaen Joosten Wildeman in capitael hondert gulden: nogh een huijrcedulle ten laste van Wouter Oldenburgh van twee mergen lants, item een huijrcedulle ter laste van Cornelis Jansse Nederveen van negentien hont weijlants met de resp. reeckeningen, en drije quitantien van ijder der voorsegde parceelen en laetstelijck noch een obligatie ten laste van de voorsegde Adriaen Joosten Wildeman in capitael vijff hondert gulden volgens de ged. recepis en hantschrift daer van sijnde. En alsoo den eijsser verstaen heeft en oock versekert is, dat den gedaegde diverse penn. van de voorsegde effecten heeft ontfangen en affgelost en subtensugeert aen den eijsser de voorsegde documenten en instrumenten obligatoir te restitueren ofte bij manquementen van dien, de waerde van dien onaengesien vele en menichvuldige minnelijcke interpellatien daeromme gedaen, soo concludeert den voor proc. inden name alsboven, dat den gedaegde sal werden gecondemneert aen den eijsser te restitueren off wederom te verhantreijcken de voorsegde obligatien en huijrcedullen, mitsgaders quitantien ofte bij manquement van dien de waerde ofte inhoude der voorsegde obligatien ende quitantien met den intrest van dien a tempore litis motie tot de volle geeffectuele voldoening toe geduijrende alles tenminsten bij provisie makende in cas van verder dilaij off contradictie mede eijsch was costen, schaden en intresten of tot anderesints.” 55

55 SAD 9 inv. 448 f 250

44

Die maakt de Kunst, en Spiegel. Pieters beeld; Die ´t Kapitoel, te Romen zag na ´t Leven; Daar ´t Vaticaan, zijn Konste is me gedeeld. In ´t Napels Rijk: Savoye ook ´t zijn gegeven Matthijs Balen

In 1686 voorzag Matthijs Balen, schrijver van de Beschryvinge van Dordrecht het zelfportret van Pieter van der Hult van een rijm, dat verwees naar diens verblijf in Italië. De schilder was toen 34 jaar oud.

Uit het testament van Matthijs Balen blijkt dat Pieter zich ook in Dordrecht bezig hield met schilderen van portretten. Hij heeft in 1686 twee kleinkinderen van Matthijs Balen geportretteerd. 56

Op 26 oktober 1687 is Pieter naar Utrecht te zijn verhuisd, 57 waarna we hem een tijd niet kunnen traceren totdat hij in 1690 opduikt in Kopenhagen, waar hij hofschilder van de koning van Denemarken werd.

Eén van de pijlers van de Hollandse economie werd gevormd door de handel op de Oostzee. De Republiek wist dat de machthebbers in dat gebied de Nederlandse Oostzeehandel konden belemmeren en onderhield hierom warme contacten met het Deens Koningshuis. De Deense koning Christiaan V (1646-1699) was coalitiegenoot van de Republiek en zeer populair bij zijn volk vanwege zijn persoonlijke moed. Een goed staatsman was hij echter niet en als echtgenoot liet hij van zich spreken door vlak na zijn aantreden zijn vrouw te beledigen door openlijk zijn maitresse Amelia Moth (die op dat moment 16 jaar was) aan het publiek voor te stellen. Hij kreeg 8 kinderen bij zijn officiële vrouw en zes bij zijn maîtresse.

56 SAD prot. Notaris Hellu 17-7-1687 57 SAD 11.24.2

45

Pieter van der Hult was van 1690 tot 1699 hofschilder van Christiaan V en hij verbleef in deze periode in Kopenhagen. Hij trouwde met Elisabeth Catharina van Hesse en kreeg met haar in Kopenhagen een onbekend aantal kinderen, van wie alleen een dochter Louisa Wilhelmina overleefde. De kinderen werden in Kopenhagen gedoopt in het huis van Mr. Robert Goes, afgezant van de Republiek.

Van der Goes getuigde op 12 augustus 1702 voor de Haagse notaris De Cretzer dat de Koningin van Denemarken, toen nog prinses, peettante was van de in zijn huis gedoopte

Louisa Wilhelmina van der Hult. Christiaan V Koning van Denemarken. Na het overlijden van Christiaan V in 1699 keerde Pieter met vrouw en dochter terug in Dordrecht.

Op 22 november 1702 maken Pieter en zijn vrouw Elisabeth Catharina Hesse tegenover de Dordtse notaris Cornelis van Aensurgh hun testament op:

“Pieter van der Hulst, konstschilder en juffrouw Elisabeth Catharina Hesse, echteluijden wonend binnen dese stad. Te niet te doen alle soodanige testamente, codicillen en actens van uijtterste wille, als de testateur voor dato deses tesamen of ider int bijsonder eenigsints sonder mogen hebben opgeregt en gepassert ende den testateur mede specialijck revoceerende de twee besloten testamente sijnde het eene de superscriptie verleden op den (n.n.) voor den notaris Adriaan Hagoort berustende onder de heer Mattijs Pompe Heere van Dordsmonde, in den Oudraad en van het andere de superscriptie sijnde verleden en gepasseerd op den 6 september 1682 voor notaris Johannes Abbenbroeck tot Leijden.

Ende nu van nieuw disponerende. Uijt sonderlinge lieffde en genegenheid die sij beijden den anderen toe te dragen, malkanderen over en weder en den eerststervenden den langstlevende van hen beijden. Tot sijn off haar eenich en universeel erffgenaam in alle soodanige goederen, roerende en onroerend actien ende crediten, goud, silver, gemunt en ongemunt, meubelen, linden, wollen als anders niets uijtgesonderd. Hoe die genaamt off waar deselve gelegen souden mogen sijn. De kinderen bij mondigen dagen uijtterijcken ende te laten volgen de somme van vijff honderd caroli gulden. Seclusie weeskamer.” 58

Hoewel er in huize van der Hult (de naam wordt nu steeds vaker als van der Hulst geschreven) nu een betrekkelijk rust heerst waar het huwelijk zeker toe bijgedragen zal hebben, blijft Pieter zijn sporen in de archieven achterlaten.

Handtekening Pieter van der Hult, door hemzelf nu als Hulst geschreven (met ´s´)

58 SAD 20-705 f 342

46 In 1703 heeft Pieter een portret gemaakt van de Dordtse zeilmaker Ary van Hoogstraeten en diens vrouw, die woonde en werkte in het huis dat we nu kennen als Nieuwehaven 47-48. Het uytschilderen van den gedaegde ende desselfs huysvrouw volgens mondeling accord kostte 12 ducatons, waarvan er 10 zijn betaald. Pieter vorderde het resterend bedrag. 59

Op 30 juni 1704 klaagt Pieter over Matthys Snoeck, die getrouwd was met Elisabeth Teljaerts, enige dochter van Elisabeth de Wit en Johan Teljaerts zaliger. 60 Tussen Pieter en de familie de Witt worden regelmatig processen gevoerd. Op 16 juli 1704 machtigt de familie de Witt iemand om tegen Pieter van der Hulst in Dordrecht een proces te voeren 61 en op 18 mei 1705 vordert Pieter op zijn beurt een som geld van Vrouw Ambassadrice de With, Mr. Johan de With en andere erfgenamen van Mr. Johan de With. Er worden procesakten van 10 september 1703 en 11 september 1704 aangehaald. 62 Uiteindelijk wordt Mr. Johan de Witt en mede-erfgenamen door het Hof van Holland veroordeeld om Pieter een bedrag van fl 4.102:18 st. met rente uit te betalen. Vermoedelijk hebben deze processen te maken gehad met verrekening de nalatenschap van “Tante Emmerentia” van Gerwen of de nalatenschap van zijn eigen zus Maria van der Hult, waar zowel Pieter als leden van de familie de Witt als erfgenamen in voor kwamen.

Op 17-12-1715 zien we dat Louisa Wilhelmina van der Hult, de in Kopenhagen geboren dochter van Pieter, zich inschrijft in de lidmaatregisters van de Lutherse kerk. 63 Louisa, het enige kind van Pieter uit zijn huwelijk met Elisabeth Catharina Hesse dat overleefde, zou tot de dood van haar vader bij hem blijven wonen. In 1721 komt Pieters vrouw Elisabeth Catharina Hesse te overlijden. Zij werd op 1 maart 1721 vanuit het huis aan de Hoge Nieuwstraat begraven in de Augustijnenkerk “twee koets boven het getal” 64

Pieter van der Hult Jachttafereel, Statens Museum for Kunst Kopenhagen

59 SAD arch. 9 d.d. 18-10-1703 60 Rollen Hof van Holland, RA Den Haag 61 SAD prot. notaris G.Beudt 16-7-1704 62 SAD arch. 9 18-5-1705 63 SAD 11.76.3 64 SAD 11.29

47 Op 12 maart 1725 compareert Pieter voor notaris Albertus van Nievelt te Dordrecht in verband met waardepapieren, waaronder een obligatie ten laste van Maria van Dilsen die al in de nalatenschap van zijn moeder werd genoemd: “Pieter van der Hulst uijt kragte en vermogens de dispositie van qualificatie en authorisatie door haar edel groot mogende heeren Staeten van Hollant en Westvrieslant op sijn comparant request verleente den 21 october 1724. Daartoe den comparant sigh is refererende nevens het passeren deses geligt en over genomen te hebben ende sulkx onder hem te slaen uijthanden van den notaris Jan de Bets de saeke doende voor Vrouwe Catharina van Beaumont weduwe wijlen de heer Johan de Witt, die erffgenaam is onder benefitie van haar edele zoon de heer Johan de Witt in sijn edel leven borgemeester der voors stad Dordregt. De obligatie tot lasten van de graeffelijkheijtsdomeijnen van Zuijthollant ten naeme van juffrouw Maria van Dilsen groot vier duijsent gulden capitael in date den 26 september 1646 geaggreëert den 10 januari 1647 fol. 118, alsmede de obligatie tot lasten vant comptoir van de gemeene lantsmiddelen groot 1600 gulden in date den 20 febr. 1701 (enz.)” 65

Kort na zijn 75e verjaardag komt Pieter van der Hult te overlijden in zijn ouderlijk huis. Hij werd op 4 maart 1727 begraven in de Augustijnenkerk “Pitter van der Hulst met koetse 2 boven het getal op de Hooge Nieustraet bij het koffiehuijs. Laet een kint naa.” 66

Louisa Wilhelmina van der Hult, dochter van de schilder Vooralsnog blijft zijn dochter Louisa Wilhelmina van der Hult in het huis aan de Hoge Nieuwstraat wonen. Toen haar vader stierf moet zij de leeftijd van 30 jaar zijn gepasseerd en nog steeds was zij ongehuwd. Op 19 october 1730 gaat Louisa Wilhelmina van der Hult in ondertrouw met Rutgert Johannis Zegerquiest. Hij is een jongeman van Gottenburgh in Zweden en woonde in Dordrecht, waar hij zich al op 1 december 1726 bij de Lutherse Kerk heeft laten inschrijven. Louisa wordt geassisteert door Willem Bruijn, een lid van de familie die in 1690 pakhuis Bronswijck (in feite Bruijnswijck) aan de Nieuwehaven heeft laten bouwen. Het huwelijk werd wettelijk bevestigd op 7 november 1730. 67

Het echtpaar liet in de Lutherse kerk de volgende kinderen dopen: Cathrina Elisabeth 23 augustus 1731; Abraham 23 september 1732 (begraven Augustijnenkerk 23 april 1733), Abraham 15 februari 1734; Johanna Louisa 27 september 1735; Pieternella 23 augustus 1737 en Petrus op 2 november 1739.

Omdat het huis aan de Hoge Nieuwstraat slechts voor de helft vrij eigendom was en voor de andere helft vruchtgebruik vroeg Pieters dochter Louisa Wilhelmina van der Hult op 7 juli 1729 de Camere Juditieel toestemming om tot verkoop van het als zwaar verwaarloosde huis beschreven over te mogen gaan:

“Geeft onderdaniglijk te kennen Louisa Wilhelmina van der Hult eenige naargelate dogter van wijlen haaren overleden vader Pieter van der Hult (in zijn leven kunstschilder van zijn Koninklijke Majesteijt van Deenemarken) ende Elizabeth Catharina van Hesse. Dat den suppliante overlede moeije paternel met name Maria van der Hult in haar leve weduwe Hendrik Oudhovius in zijn leven medicine doctor, binnen dese stadt bij haar testament gepasseert voor den notaris Johannis Hellu van dato den 21 april 1677 der suppliant voornoemde vader Pieter van der Hult hadde geinstitueert tot haar eenige en universele erffgenaam onder de last van fideï-commis, zoodanigh dat denzelven van die erffenisse zijn

65 SAD 20-619 f 42 66 SAD 11.29, Graftboeck Augustijnenkerk f 68 67 SAD 11.96 f 168v

48 leven langgeduirende niet anders hebben trecken ende genieten soude als de bladinge en vrugtgebruijk van dien gelijk ook desselve kinderen.

Indien hij eenige zoude mogen naarlaten mede van de voorzegde goederen niet anders trecken off genieten zoude als de simpele bladinge ende het vrugtgebruijk van de voorzegde naartelatene goederen, die zij testatrice daar inne alleenlijk mede verklaard te institueren ende verder niet alles sonder afftreck van eenige trebellianicque of andere portien. verstervende ten reguarde van den eijgendom op de kinds kinderen verstervende. Ten reguarde van den eijgendom op de kinds kinderen indien eenige bij deselve geprocreert ende agtergelaten soude mogen werden omme bij dezelfve als dan daar mede gedaan te mogen werden haeren vrijen ende eijgenen wille. In allen welken gevalle zij testatrice de voorsegde genomineerde persoonen tot haare erffgenamen verklaarden geinstitueert ende gesubsidieert te hebben dat de voorsegde testatrice nogh bij zeker besloote testament van dato als voren ‟t welk naderhand geopend is en daarbij bevonden, dat de voorsegde testatrice heeft begeert, dat indien het casus mogte exteren, dat er geen kindskinderen off kinderen van den suppliant voorzegde vader mogte zijn om de voorzegde haare erffenisse als een vrij goet te konnen aenvaarden en besitten als dan daer bij tot haer testatrice eenige en universele erffgenaam hadde geinstitueert Vrouwe Maria de Witt, huijsvrouwe van de heer Arent Muijs van Holij, in zijn leven borgemeester deser stede ofte bij haer overlijden haaren broeder Willem de Witt, in zijn leven schepen in wette deser stad.

Dat de voornoemde testatrice in de maand juni van den jaare 1677 deser werelt overleden zijnde de voorzegde testamentaire dispositie metten dood heeft geconfirmeert naarlatende verschijde obligatien ten laste van ‟t gemeene landt ten comptoire binnen dese stad bedragende ƒ 7700,-- en onder anderen mede een huijs en erve staende en gelegen op de Hooge Nieuwstraat, alwaar de suppliante in woond naast het koffijhuijs daar uijthangt „de vergulde moolen‟ aan d‟eene en het huijs van Pieter Lares aan de andere zijde.

Dan gemerkt van „t voornoemde huijs ende obligatien zedert den voorsegde jaare 1677 tot den jaare 1724 volgens de respective consenten van den souvrijn deser landen soo wegens 100e en 200e penning en andere reele lasten bij der suppliants voorsegde vader zal waeren betaalt eene somma van 7417;0;0, invoegen dat door de voorsegde betaelde lasten, alsmede de lasten die bij de suppliant sedert den voorsegde jaare 1724 tot nu toe van de voorsegde fideï-commissaire goederen zijn betaalt, het geheele fideï-commis genoegsaam is geabbobeert geworden en dat ook bij het voorsegde testament en voornoemde beslote dispositie den afftreck van de voorsegde reele lasten niet en is geprosubeert nogte verboden, alszijnde der suppliant voornoemde vader en zulks mede zijne naartelaeten kinderen bij hetselve testament maar eenvoudigh geinstitueert tot het vrugtgebruijk van den testatrice naar te latene goederen en dat bij de bekende notificatie van de Groot mog. Heeren Staaten van Holland en Westvriesland van dato den 28e julij 1674 is goedgevonden en verstaan, dat die geene die eenige goederen in lijftogt off met last van fideï-commis bezitten dezelve lasten van 100e en 200e penning uijt het inkomen van dezelve goederen zullen moeten betalen en dat zijlieden tot het betaelen van de voornoemde lasten op de voornoemde goederen zullen vermogen te negotieeren off dezelve goederen naar proportie der voorsegde 100e en 200e penning verkoopen, dat der suppliant voornoemde vader zaliger op dat fundament in den jaare 1725 zigh bij requeste aan den voornoemde souvrijn deser landen heeft geaddresseert en daarbij versocht authorisatie om de voornoemde fideï-commissaire obligatien in voldoeninge van de voornoemde betaelde lasten te mogen ligten en overnemen, „t gene volgens octroij dato 21 nov. 1725 is geaccordeert. Ook om redenen, dat de suppliante buijten verwagtinge een goede occasie gekregen heeft om „t voornoemd huijs, daar zij in woondt te verkoope en waer toe bij

49 naar geen beraad viel of zoude daarvan versteken zijn geweest. Daar bijkomende dat hetzelve huijs is seer oud en soodanigh ontramponeert, dat het selve zonder merkelijke reparatie en melioratien daar aan „t doen (en waartoe de suppliant niet genegen was) ‟t zelve langer konde werden bewoont omme alle welke redenen de suppliant ‟t voorzegde huijs heeft verkogt aan de heer Mr. Johan van Neurenburgh, schepen in wetten om en voor de zomma van twee duijsent guldens onder conditie dat de verkoopster en heere cooper ieder halff en halff moeten betaelen den 40e penning en andere kosten op ‟t doen van voorsegde transport. te vallen en onder verdere overgifte van de suplliant, dat voor zoo verre het meergesegde huijs nog soude konnen ofte mogen werden geconbindereert fideï-commis te zijn, deselve suppliant tot securiteijt van den voorzegde Heer cooper voor de coopenningen van „t voorzegde verkogte huijs op haaren naem zal aankoopen een obligatie tot lasten van „t gemeene land van Holland en Westvriesland ten comptoir van de gemeene middelen deser stede ter concurrenten somma van ƒ 2000,-- en dat deselve obligatie door een van de heeren secretarissen der stadt in margine vandien off daar „t zelve best kan werden geschreven zal werden genoteert en geclausuleert, dat dezelve tegens de alienatie en belastinge van dien zal zijn subject fideï- commis en zulks van de eijgenste natuir en conditie zijn als het voorzegde huijs voor dato van de verkoopingh is geweest. Alles ten tijd en wijle door den Souvrijn deser lande van „t voorsegde verband van fideï-commis zal zijn ontslagen.

Redenen waarom de suppliant haar aan Uedel groot Achtbaren is addresserende, seer gedienstiglijk versoekende qualificatie om „t voorzegde verkogte huijs ter somma van ƒ 2000,00 aan den voornoemde Heer Johan van Neurenburgh te mogen transporteren. Versoeckt qualificatie „t voorsegd huijs te transporteren. De Camere accordeert 7 juli 1729. 68

Op 24 november 1729 wordt het huis verkocht aan Johan van Neurenburgh, bouwheer van het patriciërshuis waar nu Museum Simon van Gijn in is gevestigd.

Museum Simon van Gijn Nieuwehaven 29

68 SAD 9 inv. 109 f 64

50 Beschouwing van de collectie schilderijen Pieter van der Hult erfde van zijn moeder Maria van Rommerswael een grote collectie schilderijen. Het laatste spoor van deze schilderijen in de archieven dateert uit het jaar 1674, waarin Pieter naar Italië vertrekt en de collectie ter bewaring geeft aan Francois van Quackelsteyn in ´s Gravenhage. We nemen aan dat hij ze na zijn terugkomst uit Rome weer terug ontvangen heeft en de collectie in 1685 heeft meegenomen naar Dordrecht, waar de schilderijen al jaren eerder door zijn moeder tentoon werden gesteld. Omdat Pieter bij zijn overlijden in 1727 slechts één dochter als erfgenaam had, nemen we aan dat dit de reden was dat er bij zijn overlijden geen boedelinventaris werd opgemaakt. Als de collectie er toen nog was, dan moet ze geërfd zijn door Louisa van der Hult, echtgenote van de uit Zweden afkomstige Rutgert Johannis Zegerquiest.

Voor kunsthistorici kan het interessant zijn om de schilderijen, voor zover ze niet verloren zijn gegaan, te traceren. Hiertoe dient uiteraard de naam van de schilder bekend te zijn maar moet er ook een zodanig duidelijk beschrijving zijn gegeven dat het werk te “herkennen” is.

Met behulp van de databases van de Rijksdienst voor Kunsthistorische Documentatie en het J.P. Getty Museum in Los Angeles hebben we geprobeerd de schilders in de boedelinventaris van Maria van Rommerswael te identificeren. De afbeeldingen van de schilderijen zijn willekeurig gekozen om een impressie te geven van het werk van de desbetreffende schilder en de collectie in zijn geheel. In sommige gevallen kan er sprake zijn van een schilderij uit de Dordtse collectie, let op de in cursief gedrukte tekst zoals de beschrijving in de boedelinventaris stond.

Van Alberduer. Een autaer stuckie sijnde een dootshooft en van achteren een vroutje Albrecht Dürer, een Duits schilder. Geboren Neurenberg 24-5-1471, overleden Neurenberg 5-4-1528. Werkte in Venetië, Bologna, Milaan, Florence en Rome. Graveur, schilder en tekenaar. Nagevolgd door Barthel Beham. Stromoni Donauschool.

Christus door Albrecht Dürer

Assteijn, bloempot Bartholomeus Abrahamsz. Assteyn. In januari 1607 gedoopt in Dordrecht, zoon van Abraham Assteyn. Overleden voor februari 1677, testament van zijn weduwe op 8 juli 1677.

Werkte tussen 1630 en 1667 te Dordrecht. In 1638 was Jacobus Franck bij hem in de leer. Onderwerpen: stillevens, bloemstillevens, vruchtenstillevens.

Assteijn, bloempot (particuliere collectie)

51

Ballingchier, een bloempot. Hans Bollongier. Geboren Haarlem ca. 1600, overleden Haarlem 1675. Werkte tussen 1623 en 1642. Wordt in 1623 lid van het St. Lucasgilde. Onderwerpen: landschappen, stadsgezichten, bloemstillevens, stillevens.

stilleven met bloemen in vaas (1641) Hans Bollongier (collectie Brian Koetser, Londen ca. 1964)

Van Beijeren, een vanitas Abraham Hendricksz. van Beyeren. Geboren Den Haag ca. 1620-1621. Overleden Overschie maart 1690. Navolger van Jan Josefsz. van Goyen en Jan Davidsz. de Heem. Werkte in Den Haag, Leiden, Delft, Amsterdam, Alkmaar en Overschie (). Onderwerpen marines, stillevens, bloem- jacht- en boerderijstillevens.

Pronkstilleven Abraham Hendricksz. van Beyeren (particuliere collectie)

Henri met de Bles, een stuckie met waterveruw Joseph en Maria Henri met de Bles. geboren Dinant ca 1510, werkte Antwerpen 1533 – 1566. Over het algemeen wordt aangenomen dat hij in Antwerpen werkzaam was. Onderwerpen: landschappen en architectuur.

Berglandschap met Maria en Jozef op zoek naar een herberg te Bethlehem. Henri met de Bles, datering 1525 – 1550

52

Blocklant, een stuck van Judith en Tamor Anthonie Blocklandt van Montfoort. Geboren Montfoort 1532 overleden Utrecht 1583. Werkzame periode 1557-1582. Werkte in Delft, Rome en Utrecht. Leraar van Hendrick Assuerusz. van Montfoort, Abraham Bloemart en Michiel Jansz. van Mierevelt. Onderwerpen historie en portretten.

Jozef verklaart de dromen van farao Anthonie Blocklandt van Montfoort ca. 1575 Centraal Museum, Utrecht

Bosschaert, een ben met bloemen / Bosschaert (den ouden), een fruijtschotel (2 schilderijen) Ambrosius Bosschaert, vader van de schilders Ambrosius II, Johannes en Abraham Bosschaert op 18 januari 1573 gedoopt Antwerpen, overleden Den Haag 1621. Tussen 1593 en 1613 vermeld als lid van het bestuur en deken van het Sint Lucasgilde Middelburg. Amsterdam, Utrecht, Bergen op Zoom, Breda. Onderwerpen: stillevens en bloemstillevens. Bij één schilderij wordt specifiek Bosschaert Ambrosius Bosschaert (de oude) “den ouden” genoemd, dat is Ambrosius I. Het Bloemstilleven met vruchten, schi lderij “een ben met bloemen” zal van één gedateerd 1617 van zijn zonen zijn.

Andries Bot, een verloren soon Andries Dircksz. Both. Geboren Utrecht ca. 1613, overleden Venetië 23-3-1642. Leerling van Abraham Bloemaert. Werkte te Rouen, Rome en Venetië. Historie, landschappen, winterland- schappen, Italianiserende landschappen, portretten, architectuur, interieurs en boeren. Het schilderij rechts heet Bordeelscène, het stond vroeger bekend als 'de terugkeer van de verloren zoon', waarmee het vermoedelijk het schilderij uit het boedelinventaris is. Het is thans in het Museum

Bredius, Den Haag.

53 Bramer, een stuckie / Christus onder de Doctoren / den Brant van Troijen (3 schilderijen) Leonard Bramer. Geboren Delft 24 december 1596 op 10 februari 1674 begraven te Delft. Werkzame periode 1614 – 1674. Reisde ca. 1614 over Atrecht/Arras en Amiens naar Parijs, Verbleef op 15 februari 1616 in Aix. Via Marseille, Genua en Livorno bereikt hij Rome. 1619 – 1628. heeft zijn verblijf in Rome meerdere malen onderbroken. Volgens Cornelis de Bie bezocht hij ook de Italiaanse steden Venetië, Florence, Mantua, Siena, Bologna, Napels, Padua, waar hij enkele opdrachten Leonard Bramer De besnijdenis van Christus kreeg. De laatste vermelding in Italië dateert van datering 1626 – 1636 oktober 1627, waar hij betrokken was bij een vechtpartij die door dronken werd Zou dit stuk ´Christus onder de Doctoren´ aangesticht. Delft 1628 – 1674. In 1629 wordt kunnen zijn genoemd in de boedelinven- hij lid van de Sint Lucasgilde. taruis van Maria van Rommerswael ?

Den Helschen Breugel, een hofken Pieter Brueghel (de jonge). Gedoopt Brussel 23 mei 1564, overleden Antwerpen, voorjaar 1638. vóór 1616 signeerde de schilder zijn achternaam zoals vermeld onder voorkeursnaam 'Brueghel', na 1616 als 'Breughel'. Onderwerpen: landschappen, marines, portretten. Werkte tussen 1579 en 1638 in Antwerpen.

Boerenbruiloft Pieter Brueghel, na 1616

Aelbert van Kuijp, koeijen Aelbert Cuyp, gedoopt Dordrecht 20 oktober 1620, begraven Dordrecht 15 november 1691. Werkte in Dordrecht ca.1639-1660. Leerling van zijn vader Jacob Gerritsz. Cuyp. Leraar van Barent Kalraet. Vele onderwepen waaronder koeien.

Landschap met koeien tijdens melktijd Aelbert Cuyp

54 Benjamin Kuijp, een drie koningen Benjamin Cuyp, gedoopt Dordrecht december 1612, overleden tussen 20 en 31 augustus 1652. Leerling van Jacob Gerritsz. Cuyp. Onderwerpen: allegorie, landschappen, militairen, strandgezichten.

De aanbidding der koningen, Benjamin Cuyp Geveild Christie's, Amsterdam 7-5-1997. Mogelijk het gezocht schilderij.

Dipram, een waeffelbackster / een amoreusen boer / een droncken boer / een stuckie / boeren die hij voor sijn Hoocheijt geschildert heeft / een keucken (6 schilderijen) Abraham Diepraem, gedoopt Rotterdam 23 januari 1623, begraven 16 juli 1670 te Rotterdam. Volgens Houbraken is de Utrechtse glasschilder H.P.Stoop zijn eerste leermeester. In Rotterdam in de leer bij Hendrick Sorgh. In Antwerpen in de leer bij Adriaen Brouwer. Dordrecht 1648: lid van het Sint-Lucasgilde. Werkte in Utrecht, Rotterdam, Frankrijk, Antwerpen en Dordrecht. Onderwerpen: boeren, interieurs, portretten, boederijstillevens. Het hiernaast afgebeeld schilderij kan “een droncken boer” uit de boedelinventaris zijn. Het werd geveild door Sotheby's, Londen op 5 april 1995. Een drinkende en rokende boer Er waren niet minder dan zes schilderijen van Diepraem aan een tafel in de collectie. Abraham Diepraem

Faliant, een stuck stilleven Vaillant Wallerant. Gedoopt 30 mei 1623 , begraven 28 augustus 1677 Amsterdam. Werkte in Middelburg, Frankfurt am Main, Parijs en Amsterdam. Onderwerpen portretten, jachtstillevens en boeren.

Jachtstilleven met gevogelte Wallerant Vaillant Gedateerd 1657 Collectie Rafael Valls Ltd., Londen

55 Ritchard Farinton, een lantschapo Richard Farrington, een Engels schilder (bron: J.P. Getty Museum)

Frans Floris, een tronie (drie maal) / een Susanna (4 schilderijen) Frans Floris, geboren Antwerpen 1519-1520, overleden Antwerpen 1 oktober 1570. Onderwerpen historie en portretten. Anthonie Blocklandt van Montfoort, Frans Menton en Herman van der Mast zijn als leerlingen dan wel als assistenten werkzaam geweest in het atelier van Frans Floris.

Hoofd van een man met baard Frans Floris particuliere collectie, verblijfplaats onbekend

Van Geel, een lantschap Jacob Jacobsz. van Geel, geboren Middelburg 1584/1585 overleden na 1637. Het 1638 gedateerde werk te Hannover blijkt 1633 gedateerd te zijn. Hiermee wordt het stuk in Braunschweig uit 1637 zijn laatst bekende werk. Werkte in Middelburg (1615- 1625), Delft (1626 - 1632) en Dordrecht (1633 - 1637). Schilderde landschappen en architectuur. Jacob van Geel, landschap met bomen (Rijksmuseum Amsterdam)

Geertie tot St. Jan, een stuck Geertgen tot Sint Jan, geboren ca. 1460 overl. ca. 1488. Onderwerpen: historie, portretten. Noord Nederland.

De H. Bavo Geertgen tot Sint Jan Hermitage, St.Petersburg,

56 Van Goijen, een winter Jan Josephsz. Van Goyen geboren Leiden 13 januari 1596 begraven Den Haag 27 april 1656. Werkte te Hoorn; Leiden 1610 – 1615; Frankrijk 1615–1616 (studiereis) Haarlem 1617, Leiden 1618–1632 (trouwde 1618), Den Haag 1632 – 1634, Haarlem 1634, Den Haag 1635 – 1656.

Winterlandschap Jan Josefsz. van Goyen datering 1640 – 1655

Goltius, een troonie Hendrick Goltzius, geboren Bracht (Venlo) 1558, overleden Haarlem 1617, werkte Haarlem 1577 – 1617, volgde D.V. Coornhert in 1577 naar Haarlem; leerde daar in 1583 Karel van Mander kennen, die hem tekeningen van Bartholomeus Spranger toonde. Trouwde in 1579 met de weduwe Margaretha Jansdr. de moeder van Jacob Matham, hun huwelijk bleef kinderloos. Kwam in januari 1591 aan in Rome. Na zijn rondreis door Italië kwam hij eind 1591 weer te Haarlem terug. Landschappen, portretten, historie, mythologie. Hendrick Goltzius, zelfportret Graphische Sammlung Albertina, Wenen

Hals, boer ende boerinne Harmen Hals ? (Suggestie Bredius, Vol. 4, pag. 1374). Gedoopt Haarlem 2-9-1611, begraven aldaar 15-2-1669. Werkte in Haarlem, Vianen en Amsterdam. Portretschilder. Leerling van Frans Hals.

Interieur met musicerende boeren Harmen Hals Collectie David Koetser, Zürich

57 Van Hassel, toeback suygers sijnde 't laeste stuck dat hij gemaeckt heeft Niet geïdentificeerd.

Van Hasselt, een groen vwijff Niet geïdentificeerd.

De Heem, een schilderije sijnde de vanitas Jan Davidsz. de Heem geboren 20 april 1606 Utrecht, overleden tussen 14 oktober 1683 en 26 april 1684 Antwerpen. Werkte tussen 1636 en 1683 in Leiden, Utrecht en Antwerpen. Stillevens, bloemstillevens, bos- en boerderijstillevens en vanitasstillevens. Mignon deelde in Utrecht een atelier met De Heem; onduidelijk is echter of Mignon ook bij hem in de leer was.

Stilleven met siervaatwerk en fruit Jan Davidsz. de Heem schilderij te Bamberg, Schloss

Hoboken, een lantschap Jan van Houbraken ? Onzeker. Geboren Antwerpen ca. 1600, overleden 1665. Leerling van Peter Paul Rubens. Onderwerpen: allegorie, religie.

Samuel van Hoochstraten, sijn eijgen contrefeijtsel veel grooter als t „leven Samuel van Hoogstraten, gedoopt Dordrecht 2-8-1627, begraven Dordrecht 19-10-1678. Leerling van Rembrandt. Werkte tussen 1640 en 1678 te Amsterdam, Wenen, Rome, Dordrecht, Londen en Den Haag. Auteur van "Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst, anders de Zichtbaere Werelt” (1678). Veelzijdig genre.

Zelfportret met tulband Samuel van Hoogstraten Gedateerd 1644 Museum Bredius, Den Haag

58 Hoochstraten, een eijgen contrefeijtsel van de broeder van Samuel van Hoochstraten Jan van Hoogstraten, geboren Den Haag ca. 1628-1631, overleden Wenen 19 mei 1654. Werkte Dordrecht 1649-1651, Wenen 1652-1654. Onderwerpen: landschappen.

Jordaens, daer inne de koe bij Argus brengt / Een historie stuck van Jordaens daer Io in een koe verandert (2 schilderijen) Jacob (I) Jordaens. Geboren 19 mei 1593 Antwerpen, overleden 18 oktober 1678 Antwerpen. Ingeschreven als vrijmeester in het St.Lucasgilde als 'waterscilder'. Hij trouwt met Catharina, oudste dochter van zijn leermeester Adam van Noort. Werkt onder leiding van Rubens mee aan de deciratie van de Pompa Introitus en de deciratie van de Torre de la Parada. 1649-1652: werkt aan de opdracht voor de Oranjezaal te Den Haag; schildert 35 schilderijen voor koningin Vijf studies van koeien Christina van Zweden. Jacob Jordaens (1620-1625)

1654 - 1660: schildert twaalf taferelen uit de Passie van Christus voor Karel Gustaaf van Zweden. 1660: krijgt opdracht de 'Claudius Civilis' te schilderen voor het Stadhuis op de Dam; verblijf te Utrecht en Amsterdam. 1670: samen met zijn dochter Elisabeth en twee dienstmeiden wordt Jordaens toegelaten tot het Avondmaal van de Calvinistische gemeente te Antwerpen. 18-10-1678: Jordaens en zijn dochter Elisabeth overlijden en worden over de grens te Putte op het Calvinistische kerkhof bijgezet. Onderwerpen: historie, mythologie, portretten, landschappen en dieren.

Hans Jordaens, een hofken Hans Jordaens, geboren Antwerpen ca 1555, 23 mei 1630 begraven Delft. Werkte Antwerpen 1572 – 1585, Delft 1589 – 1630, werd in 1613 lid van het heropgerichte Sint-Lucasgilde. Onderwerpen: historie, landschappen en genrekunst. Leerling van Marten van Cleve.

Johannes de Doper predikend Hans Jordaens, gedateerd 1598

59 Willem Keij, De hertogin van Brabant Willem Key, geboren Breda ca. 1515-1516, overleden Antwerpen 1568. Werkte in Luik ca. 1538-1542, Antwerpen 1542 – 1568. In 1542 wordt Willem Key vrijmeester te Antwerpen en in 1549/50 wordt hij samen met zijn broer Michiel ingeschreven als poorter te Antwerpen. In 1552 wordt hij benoemd tot deken van het Sint Lucasgilde. In 1529 wordt Willem vermeld als leerling van Pieter Coecke van Aelst. Volgens Carel van Mander (1604) was Willem Key in Luik in de leer bij Lambert Lombard, gelijktijdig met Frans Floris. Onderwerpen: portretten, historie.

portret van een vrouw Willem Key

Knipbergen, een ovael lantschap / een waterval / een lantschap, ovael (3 schilderijen) Francois van Knipbergen. geboren ca. 1596- 1597, overleden na 1664. Gedateerd werk van 1629 tot 1653. In 1614 leerling van Michiel van den Zande uit Utrecht, reizen samen naar Rome. Utrecht 1615. Werkt in Den Haag 1629 – 1636. In 1629 lid geworden van het Haagse gilde. Onderwerpen: landschappen.

Berglandschap Francois van Knipbergen Gedateerd 1645

Kodde, een kamer met Monsieurs en Joffrouwen Pieter Jacobs Codde, gedoopt 11-12-1599 Amsterdam, overleden Amsterdam 12-10-1678. Werkte ca. 1623 - 1678 te Amsterdam. Genre: historie, portretten, (winter)landschappen, militairen, boerderijstillevens.

Kamer met dames, heren en muziek Pieter Jacobs Codde

Lucas Kraen, Hercules met naeckte beelden Lucas Cranach (de oude). Geboren Kronach (Dld) 1472, overl. 16-10-1553 Weimar. Hield een trektocht, misschien in het Jaar 1493, naar Venetië & Palestina en in 1498 via Neurenberg naar het zuiden van Duitsland. Van 1501-1504 verbleef hij in Wenen, waar hij behalve een groot aantal bijbelse taferelen, geschilderde portretten en heiligenlegendes ook tekeningen maakte voor houtsneden. Uit 1504 dateert zijn oudste werk met een signatuur. Het Paradijs, Lucas Cranach, 1530 (Kunsthistorisches Museum, Wenen) 60 In datzelfde jaar ging hij vanuit Wenen naar Wittenberg, waar hij door keurvorst tot Saksisch hofschilder was benoemd. Frederik de Wijze verleende hem reeds in 1508 een wapenbrief met een gevleugelde slang. Omdat Heel zijn atelier met dit wapen signeerde, wordt het moeilijk de werkaandelen van elkaar te onderscheiden. In 1512 trad hij in het huwelijk met Barbara Brengbier, de dochter van een raadsheer in Gotha. Uit deze echt zijn de zonen Hans en in 1515 Lucas (de Jongere) geboren. Beiden werden, zoals vader, kunstschilder. In de jaren 1517 en 1519 werden Cranachs dochters Ursula en Barbara geboren. 1519: Cranach wordt voor het eerst lid van de raad in Wittenberg. In het jaar 1520 kreeg Cranach het recht een apotheek te drijven. Cranach wordt beschouwd als één van de voornaamste schilders van de Duitse Reformatie. Vanaf 1523 dreef Cranach korte tijd een drukkerij, later ook een boekhandel. 1525: Cranach treed als huwelijksbemiddelaar van Maarten Luther bij Catharina van Bora op en wordt trouwgetuige. Van Luthers eerste zoon Johannes werd Cranach peetvader bij de Doop. Het feit dat Cranach aan de Kant stond van de Reformatie en als de schilder bij uitstek van de kerkhervormingsbeweging werd beschouwd, weerhield hem er niet van ook voor katholieke opdrachtgevers te werken, en wel volgens de gebruikelijke Iconografie. Portret van Maarten Luther, 1529. De dood van zijn talentvolle zoon Hans in 1537 in Bologna trof Cranach zwaar. Drie jaar later stierf ook zijn Vrouw Barbara.1537: eerste periode als Wittenbergse burgemeester; In de jaren 1537-44 is Cranach driemaal burgemeester van Wittenberg geweest. In 1547 vroeg Cranach Keizer Karel V om genade voor de gevangen keurvorst Johann Frederik. 1551: verhuizing naar Innsbruck, de schilder vergezelde zijn keurvorst Johan Frederik tijdens diens verbanning van twee jaar naar Augsburg en Innsbruck, en keerde slechts voor korte tijd terug naar Wittenberg om de rest van zijn leven door te brengen in het huis van zijn schoonvader in Weimar. Het atelier in Wittenberg liet hij over aan zijn zoon Lucas Cranach de Jonge. 1552: Cranach volgde de begenadigde keurvorst naar Weimar.

Langepier, het contrefeijtsel van de Borgemeester Joost Buijck Pieter Aertsen, geboren Amsterdam ca. 1508, begraven Amsterdam 3-6-1575. Werkte in Antwerpen en Amsterdam. Onderwerpen religie, portretten, stillevens, dieren, keukenstillevens en marktstillevens. Leerling van Allaert Claesz. voor 1526, toen hij uit Amsterdam vertrok (naar Italië?). Joost Buyck maakte sinds 1532 deel uit van het Amsterdamse stadsbestuur en achttien maal gekozen tot burgemeester. Buyck was streng katholiek die elk compromis met de "ketters" verwierp. Op 26 mei 1578 werden 24 katholieke stadsbestuurders: burgemeesters, onder wie Joost Buyck, vroedschapsleden, raden en schepenen en enkele katholieke geestelijken buiten de stad gezet, op schepen gegooid en letterlijk aan de dijk gezet. Buyck overleed in 1588, 82 jaar oud, en werd begraven in de Nieuwe Kerk. Keukenmeid, Pieter Aertsen Gedateerd 1550

Lap Rock een stuck Niet geïdentificeerd

61

Lesier, een kerstnacht Paulus Lesire, geboren Dordrecht 1612 overleden in of ná 1654, mogelijk in Den Haag. Onderwerpen allegorie, portretten en religie.

Portret van een geleerde, zittend aan zijn lezenaar Paulus Lesire

Pholphert van Lier, een stuck Volckard Adrian van Lier (bron: J.P. Getty Museum)

Lucas van Leijden en van Alberduer, de twee voorste beelden Christus en Maria Albrecht Dürer (zie boven) en Lucas van Leyden. Lucas van Leyden werd waarschijnlijk geboren in het jaar 1494. Zijn ouderlijk huis stond op een achtererf tussen Breestraat en Langebrug. Op zeer jonge leeftijd genoot hij bij zijn vader Hugo Jacobszoon en bij stadgenoot Cornelis Engelbrechtszoon zijn opleiding tot schilder. Hij bleek een begaafde leerling. Op negenjarige leeftijd was hij al beroemdheid. Zijn gravures vonden gretig aftrek. Zijn verblijf in Leiden is gedocumenteerd van 1514 tot 1529. In 1521 vinden Maria met kind en engelen wij hem terug in Antwerpen, waar hij Albrecht Dürer Lucas van Leyden ca. 1520 ontmoette.

Waarschijnlijk is hij „Lucas de Hollander‟ die in 1522 in Antwerpen als meester stond ingeschreven. Hij bezocht Jan Gossaert, eveneens een beroemde tijdgenoot, in Middelburg en reisde met hem in 1522 of 1527 door Vlaanderen. In 1526 vinden wij de schilder terug in Leiden waar hij in opdracht van de Leidse familie van Swieten een groot drieluik schilderde met een voorstelling van „Het Laatste Oordeel‟ voor de Sint-Pieterskerk, een waar meesterwerk dat in de Leidse Lakenhal valt te bewonderen. De erfgenamen van de houtkoper Claes Dirckszoon van Swieten wilden dat het drieluik als een gedenkteken voor hun vader een plaats in de Sint-Pieterskerk kreeg nabij de doopkapel. Als door een wonder werd Lucas van Leyden‟s schepping tot twee maal toe voor vernietiging behoed. De eerste keer toen in 1566 de beeldenstorm de Leidse kerken teisterden. Het drieluik stond toen veilig achter slot en grendel in de Sacristie van de kerk. Een paar jaar later verhuisde Het Laatste Oordeel naar het Stadhuis. Eeuwenlang sierde het daar de burgemeesterskamer. Voor de Stadhuisbrand van 1929 was het meesterwerk overgebracht naar de Lakenhal. Lucas van Leyden was actief als schilder, graveur en ontwerper van houtsnedes en glas-in-lood. Zijn grafisch oeuvre is zeer uitgebreid en toont invloeden van

62 Dürer en Marcantonio Raimondi een belangrijke vertegenwoordiger van de Italiaanse Renaissance. Ook Jan Gossaert en Jan van Scorel drukten hun stempel op de ontwikkeling van zijn werk. In Vlaanderen zal de schilder ook zijn beïnvloed door het werk van de gebroeders van Eyck. Lucas van Leyden overleed in 1533 na een langdurig ziekbed.

Den hupsen Maerten, een kruijsdrager Martin Schongauer. Geboren Colmar (Dld) 1430- 1450, overleden Breisach 2 februari 1491. Genre portretten en religie.

Christus in Gethsemane Toegeschreven aan Martin Schongauer en Adriaen Isenbrant

Marel, bloempot Jacob Marrel, geboren Frankenthal 1614, overleden Frankfurt am Main 11 november 1681. Werkte Utrecht 1632 - 1650, leerling van de Heem, Frankfurt. Tussen 1659 en 1664 werkzaam in Utrecht. Onderwerpen: bloemstillevens, bosstillevens, jacht- stillevens, vanitasstillevens.

Bloemstilleven Jacob Marrel

Merck van Antwerpen, Een fruijtkrans Niet geïdentificeerd

Michiel Merevelt, een tronie Michiel Jansz. van Miereveld. Geboren Delft 1 mei 1567, overleden Delft 27-6-1641. Werkte tussen 1581 en 1634 in Utrecht, Delft en Den Haag. Leerling van Anthonie Blocklandt van Montfoort. Genre: mythologie, portretten.

Portret van een bebaarde man Michiel Merevelt, gedateerd 1629

63

N.N. Een ecce homo Niet geïdentificeerd

Ecce Homo, gravure, 1510 Kunstenaar onbekend, naar Lucas van Leyden (Verblijfplaats onbekend)

N.N. Een stuck van d‟heer Christus levensgroote daer gesecht wert laet de kinderkens tot mij comen. Niet geïdentificeerd

Nagel, Een boomtie met eenich gedierte Jan Nagel, geb. ca. 1570, overl. Haarlem 29 mei 1616. In 1600 lid van het Lucas- gilde in Den Haag. Onderwerpen: historie en landschappen.

De schepping van Eva en de zondeval Jan Nagel

Ostade, boeren (2 schilderijen) Adriaen Jansz. van Ostade. gedoopt Haarlem 10 december 1610 begraven Haarlem 12 mei 1685. Werkte in Haarlem 1627, Utrecht 1632, Haarlem 1634 – 1684. Wordt in 1634 lid van het Sint- Lucasgilde. Breed genre, waaronder boeren.

Boerenfamilie met interieur. Adriaen Jansz. van Ostade

64 Paludamus, visschen / levensgroote fruijtagie (2 schilderijen) Wellicht Chrispijn van den Broeck, geboren 1523 Mechelen, overleden 6 februari 1591, vermoedelijk Antwerpen. Werkte 1555-1590 te Antwerpen. Onderwerpen historie en portretten (hetgeen niet rijmt met de bovengenoemde voorstellingen )

Chrispijn van den Broeck zelfportret gedateerd 1557

Van Poelenburch, swemmers Cornelis van Poelenburgh. Geboren Utrecht 21 januari 1594. Gebaseerd op een document van 21 januari 1601, waarin hij zes jaar oud wordt genoemd. Overleden Utrecht 12 augustus 1667. Werkzaam 1620–1667. Vroegst gesigneerde schilderij is uit 1620. Werkte Rome 1617 –1625, Florence ca. 1625-1626, Utrecht 1627–1667, Parijs 1631, Engeland 1637– 1641. Verblijf in Engeland met onderbrekingen. Benoemd tot hofschilder van Karel I van Engeland. Leerling van Abraham Bloemaert.

badende mensen Cornelis van Poelenburch

Quast, een bordeel Pieter Jansz. Quast, geb. ca. 1605-1606 Amsterdam, overl. 5 juni 1647 Amsterdam. Werkte Amsterdam 1630 – 1634, Den Haag 1634 – 1641 (lid van het gilde) Amsterdam 1641 – 1647. Breed genre.

Boerenvolk in een herberg Pieter Jansz. Quast gedateerd ca. 1635

65

Rembrant, een tronie Rembrandt Harmsz. Van Rijn. Er is geen geboorte- of doopakte van Rembrandt bekend. De eerste die een geboortedatum noemt, is Orlers in 1641 in de tweede druk van zijn Beschrijvinge der Stadt Leyden. Orlers vermeldt 15 juli 1606 als Rembrandts geboortedatum. Omdat Orlers als bron betrouwbaar is, wordt er doorgaans van uitgegaan dat ook deze informatie juist is. Er zijn echer twee 17de-eeuwse documenten op grond waarvan ook een andere geboortejaar vermoed kan worden. In de akte van ondertrouw van Rembrandt en Saskia van Uylenburgh van 10 juni 1634, wordt als leeftijd van Rembrandt 26 jaar gegeven. Dat zou er dus op wijzen dat Rembrandt niet in 1606, maar in 1607 of zelfs in 1608 werd geboren. (Zie Strauss en Van der Meulen, doc. 1634/2). Het tweede document betreft een voor een notaris afgelegde verklaring over de echtheid van een Eén van de vele ´tronies´ van Rembrandt landschap van Paulus op 16 september 1653. gedateerd 1633, particuliere collectie.

Als leeftijd van Rembrandt staat hier 'out omtrent sessenveertich jaeren' vermeld (zie Strauss en Van der Meulen, doc. 1653/16). Ook deze vermelding wijst op 1607 als geboortejaar van de schilder. Begraven 8 oktober 1669 Amsterdam. Gedateerde werken van 1625 tot en met 1669. Op 20 mei 1620 werd Rembrandt ingeschreven als student aan de Leidse universiteit. Volgens Orlers had hij echter geen 'lust of genegenheid' voor de studie, waardoor zijn ouders genoodzaakt waren hem van de universiteit te halen. Vervolgens deden zij hem bij de Leidse schilder Jacob Isaacszoon van Swanenburgh in de leer, waar hij drie jaar bleef. Volgens Orlers verbleef hij vervolgens zes maanden in de leer bij Pieter Lastman in Amsterdam. Na zijn leertijd bij Lastman vestigde Rembrandt zich volgens Orlers als zelfstandig kunstenaar, waarschijnlijk in Leiden. Hoogstwaarschijnlijk was dat in 1625, het jaar waaruit Rembrandts vroegst gedateerd schilderij stamt.

Rijckhals, de vijff sinnen / krabben ende wijnglasen (2 schilderijen) Frans Rijckhals, geboren Middelburg ca. 1609, begraven Middelburg begraven: 1647/07/29. Werkte Dordrecht 1633 – 1634, Middelburg 1638 – 1647. Mogelijk leerling van Pieter de Bloot. Navolger van Willem Pietersz. Buytewech. Werkte enige tijd in Rotterdam en kwam in 1633 in het gilde te Dordrecht. In 1642 trouwde hij met een Middelburgse, klaarblijkelijk een jeugdliefde, en zijn laatste Stilleven met krab, echter geen wijnglazen levensjaren heeft hij weer in zijn geboortestad zoals de notaris het door hem aangetroffen doorgebracht. Zijn stillevens getuigen van een schilderij beschreef ! Gedateerd 1640. bijzonder talent. (particuliere collectie St. Petersburg)

66 Roesschers, een maneschijn Jan Ruijscher ? Geboren ca. 1625 Franeker (Franekeradeel), overleden Duitsland na 1674. Werkte tussen 1648 en ca. 1675 in Dordrecht, Amsterdam, Berlijn en Dresden. Onderwerpen landschappen en architectuur. Navolger van Hercules Seghers.

Landschap met een stad aan de kust

Jan Ruijscher

Rubbens, beeldens levens groote daer de dochter haer vader in de gevankenisse laeft Peter Paul Rubens. Geboren 28 juni 1577 Siegen, overleden 30 mei 1640 Antwerpen. Het gezin Rubens trok in 1589 na de dood van Peter Pauls vader Jan in 1587 terug naar Antwerpen. Rubens werd in 1598 ingeschreven als meester in de Liggeren van het gilde. Werkte in Antwerpen, Parijs, Mantua (Italië), Spanje, Nederland, Calais, Londen, Brussel, Affligen. Beelhouwer, prentkunstenaar, hofschilder, tekenaar, kopiist. De grootste en invloedrijkste

Vlaamse schilder, Peter Paul Rubens (ook wel Pieter Pauwel Ru bens), die de vader van de ´Cimon en Pero´ Peter Paul Rubens ca. 1630 Barok wordt genoemd, is naast Rembrandt een Rijksmuseum Amsterdam van de belangrijkste schilders van de Gouden Eeuw. Het schilderij is thans in bezit van het

Rijksmuseum Amsterdam en heet ´Cimon en Pero´. Men dateert het circa 1630.

Sachtlever, kertnacht Roelant Saverij (1576-1639) Roelant Saverij werd geboren in Kortrijk. Het gezin Saverij vluchtte om geloofsredenen naar Haarlem omstreeks 1585. Daar was Roelant in de leer bij zijn oudere broer Jacob Saverij, met wie hij in 1591 naar Amsterdam verhuisde. Na Jacobs dood ging Roelant naar Praag, waar hij in dienst trad van keizer Rudolf II. In 1613 werd Saverij genoemd als 'Kammermaler', hofschilder, van Rudolfs opvolger keizer Matthias. In dat jaar keerde hij terug naar Amsterdam. Hij bleef tot zijn dood in Landschap met dieren Roelant Saverij de Noordelijke Nederlanden, waar hij voor verschillende belangrijke opdrachtgevers werkte. Roelant Savery overleed in 1639 in Utrecht.

67

Hercules Segers, een lantschap Hercules Pietersz. Segers, geboren Haarlem ca. 1589-1590, overl. Den Haag ca. 1637-1638. Werkte Amsterdam, Leiden, Haarlem 1612 wordt lid van het Sint-Lucasgilde, 1614-1631 Amsterdam in mei 1631 was hij betrokken bij de verkoop van ca. 98 schilderijen in die stad; 1631 Utrecht, 1632 – 1638 Den Haag voor 1638; in dat jaar wordt zijn tweede vrouw als weduwe vermeld. Landschap Onderwerpen: berglandschappen, landschappen, Hercules Pietersz. Segers achtitectuur, vanitasstillevens. ca. 1625

Stoop, een luijsevanger Niet geïdentificeerd

Teniers van Antwerpen, een barbiers winckel David Teniers, gedoopt 15 december 1610 te Antwerpen, overleden 25-4-1690 Brussel. Werkte in Antwerpen en Brussel. Veelzijdige onderwerpen.

Apen-allegorie: bij de kwakzalver David Teniers

Terbrugh, een stuck Hendrick ter Brugghen, geboren 1588, waarschijnlijk in Utrecht, overleden 1 november 1629 Utrecht. Vroegst gedateerd schilderij 'De maaltijd te Emmaus' te Toledo 1616. Volgens Van Mander heeft de kunstenaar in 1614 zelf gezegd dat hij 'ettelijke jaren' in Italië is geweest (1605-1614?) Werkte tot 1629 in Utrecht. Genre: allegorie, geschiedenis, figuurvoorstellingen, mythologie, religie. Leerling van Abraham Bloemaert, leraar van Sir Nathaniel Bacon.

De vrolijke drinker Hendrick ter Brugghen Centraal Museum, Utrecht

68 Udens, een lantschap Lucas van Uden, geboren Antwerpen 18 oktober 1595, overleden Antwerpen kort na 4 november 1672. Gehuwd met Anna van Woulput/Woelput. Onderwerpen: landschappen en architectuur.

Landschap met gezicht op een dorp aan het water Lucas van Uden

Van der Velden, een wintertie Niet geïdentificeerd

Van Venne, de vijff sinnen Adriaen Pietersz. van de Venne, geboren ca. 1589 Delft overleden 12 november 1662 Den Haag. inschrijving universiteit Leiden 1605. Werkte Antwerpen, Middelburg en Den Haag. 1625 wordt lid van het Sint-Lucasgilde; behoort in 1656 tot de oprichters van de schildersconfrerie Pictura. Breed genre.

'Lief gerief': allegorie op de liefde voor geld Adriaen Pietersz. van de Venne jaren 1630

Verelst, stilleven Pieter Hermansz. Verelst, geboren ca. 1618, waarschijnlijk Dordrecht, overleden ca, 1678. Werkte 1638-1643 Dordrecht (wordt vermeld als leerling in de archieven van het gilde), 1643 - 1668 Den Haag, 1671 - 1678 Hulst. Houdt waarschijnlijk op met schilderen en leert het brouwersvak. Onderwerpen: portretten, boeren, stillevens, jacht- stillevens.

Simon Verelst

69 Verhagen, een lantschap Joris van der Haagen, geboren ca. 1615 in Dordrecht of Arnhem. Begraven 23 mei 1669 Den Haag. Trouwt in 1642. Wordt in 1643 lid van het Sint-Lucasgilde; in 1656 mede-oprichter van de Confrerie Pictura. Leerling van Anrahavn van der Haagen. Werkt van 1639 tot 1669 in Den Gaag. Genre: landschappen, stadsgezichten, portretten en architectuur.

Landschap met een doorkijk in een bos Joris van der Hagen

Verschuer, een Bataelie Hendrik Verschuring, gedoopt 2 november 1627 Gorinchem. Op 26 april 1690 nabij Dordrecht ('twee uren van Dordt') verdronken. Op acht-jarige leeftijd als leerling bij Dirck Govertsz. Werkte te Gorinchem. 1643-1646 leerling van Jan Both. Verbleef tussen 1646 en 1654 acht jaar in Italië, volgens De Piles tien jaar en volgens Hendricks zoon Willem vijf jaar (fiches Hofstede de Groot); volgens Tissink/De Wit 1987 (zie lit.) in 1647 naar Rome vertrokken en in 1652 weer in Gorcum teruggekeerd. Zoon Willem Verschuring zou aan Houbraken hebben geschreven dat Hendrick terugkeerde na vijf jaar, toen de burgemeesterszoon Rustende soldaten en trommelaar en ontmoette en weer naar Italië ging en daar drie jaar bleef trompetter bij een tent Hendrik Verschuring gedateerd 1651 en in 1662 voorgoed terugkeerde in Gorcum. Geveild Sotheby's, Londen, 23-4-1998

Op de terugreis uit Rome ontmoette hij in Parijs de zoon van de burgemeester van Maarsseveen Joan Huydecooper (de zoon van de Amsterdamse burgemeester) die hem overhaalde weer mee terug te gaan naar Rome, wat hij deed en daarna bleef hij nog drie jaar weg. Vanaf 1652 lid van de Gorcumse Broederschap der Romeinen, op 31 augustus 1652 ingeschreven als lidmaat van de gereformeerde kerk in 1657 voor de eerste keer getrouwd en in 1674 voor de tweede keer. Vroegst gedateerde werk uit 1650. In 1672 schepen van de stad Gorinchem en in 1675 lid van de vroedschap, van 1679 tot 1681 gasthuismeester, in 1681 en 1682 weer schepen en heemraad en in 1684 gemeentelijk ontvanger. Hij was ook in 1681 en in 1689 ouderling. Schilderde historie, Italiaanse landschappen, ruiterstukken, landschappen, strandgezichten, portretten en architectuur.

Van Vliet, Nicodemus Niet geïdentificeerd

70 Vroom, een zee Hendrick Cornelisz. Vroom (ca. 1566-1640) een Haarlemse schilder en tekenaar, werd opgeleid in Delft, waar hij van zijn stiefvader Delfts aardewerk moest decoreren. De jonge Vroom wilde dit niet en vertrok naar het buitenland. Hij werkte in Florence voor de Medici familie. In Rome ontmoette hij de schilder Paul Bril. In 1590 was hij terug in Haarlem, waar hij snel beroemd werd als zeeschilder. Hij ontving grote opdrachten voor het ontwerpen van tapijten met Aankomst van een vissersboot op zeeslagen. Zo o ntwierp Vroom een serie tapijten het strand bij Zandvoort, 1607 voor het Engelse parlement en voor de provincie Hendrick Cornelisz Vroom Zeeland.

Door de snelle ontwikkeling van de zeevaart waren er aan het eind van de 16de eeuw veel 'primeurs' die moesten worden vastgelegd, zoals de eerste boten die terugkwamen uit Indië of Brazilië. Zee- en schepenschilder Vroom legde vele van deze gedenkwaardige momenten vast.

Van Vucht, een stilleven / een stlleven / Een tempel met de beelden van Palamedes (3 schilderijen) Gerrit van Vucht, geboren ca. 1610, begr. Schiedam begraven: 1697/11/19. Werkte te Schiedam 1658 – 1697. Stillevens, vanitasstillevens, genrekunst.

Stilleven met gesneden ham, een glas bier en een geschilde citroen. Gerrit van Vucht

Wouwerman, een paertie Philips Wouwerman (1619-1668) Op 24 mei 1619 werd Philips Wouwerman in Haarlem gedoopt. Zijn vader was schilder, evenals zijn twee broers, Jan en Pieter. Philips was van hen veruit de succesvolste. Hij was een leerling van Frans Hals. Omdat zijn familie bezwaar maakte tegen een huwelijk met een rooms-katholiek meisje, vertrok Wouwerman in 1638 naar Hamburg, waar hij werkte bij de schilder Evert Decker. Na zijn terugkeer uit Duitsland in 1640 wijdde Philips zich aan verfijnde landschappen, genre- en historiestukken, waarin vrijwel altijd paarden centraal stonden. Er waren maar weinig schilders die met hun werk zoveel geld verdienden. Hij kocht in 1646 en Schimmel in stal, Philips Wouwerman 1647 verschillende huizen in Haarlem en liet zijn dochter gedateerd 1668 na zijn dood een bruidsschat van 20.000 gulden na. Frans Halsmuseum, Haarlem (in bruikleen)

71 Samenvatting De collectie bestond uit 87 schilderijen die werden vervaardigd door 68 bij naam genoemde en twee onbekende kunstenaars. Van 57 schilders weten we het geboortejaar of hebben we een vrij nauwkeurige schatting daarvan. Er zijn er vijf geboren in de 15e eeuw; zesentwintig in de 16e eeuw en vijfentwintig in het eerste kwart van de 17e eeuw. De jongste schilder is geboren in 1628. Hieruit kan worden geconcludeerd dat Godschalck van der Hult en niet zijn vrouw Maria van Rommerswael de collectie bijeen heeft gebracht. Als kaarttekenaar had Godschalck vermoedelijk grote interesse in de schilderkunst. Wellicht zijn de oudere werken afkomstig uit de familie Pijll (moederszijde). Godschalck van der Hult overleed in 1651 en zijn vrouw in 1674. Indien Maria van Rommerswael de initiator voor de verzameling zou zijn geweest, dan hadden er beslist schilderijen van latere schilders in de collectie gezeten.

-o-o-o-o-o-o-o-

72