Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Taal- en Letterkunde

Academiejaar 2009 - 2010

Benamingen en mythologische achtergrond van sterrenbeelden in Germanicus’ Aratea

Verhandeling voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Taal- en Letterkunde: Afstudeerrichting Latijn-Grieks door Bianca Glorieux

Promotor: Prof. dr. Wolfgang de Melo

Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Taal- en Letterkunde

Academiejaar 2009 - 2010

Benamingen en mythologische achtergrond van sterrenbeelden in Germanicus’ Aratea

Verhandeling voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Taal- en Letterkunde: Afstudeerrichting Latijn-Grieks door Bianca Glorieux

Promotor: Prof. dr. Wolfgang de Melo

Dankwoord

DANKWOORD

Na meer dan een jaar met mijn hoofd tussen de sterren gezeten te hebben, kan ik terug naar de aarde keren om dit werk af te leveren. Het was een jaar waarin ik veel heb bijgeleerd over Latijnse vertalingen, de sterrenbeelden, mythologie en mezelf. Ik zou dus graag mijn promotor prof. dr. Wolfgang De Melo bedanken dat ik mijn idee mocht uitwerken, ook wanneer het werk opeens en andere richting uitging dan oorspronkelijk bedoeld was. Dankzij hem heb ik deze verrijkende ervaring kunnen meemaken. Dankzij zijn spoedige feedback heb ik steeds snel mijn fouten kunnen verbeteren en op de juist manier kunnen verder werken. Ook voor al de tijd en moeite die hij aan mij heeft besteed ben ik hem zeer dankbaar. Zonder zijn bemoediging en vertrouwen had ik het nooit volgehouden. Ik wil ook mijn klasgenoten Jonathan en Steff bedanken. De eerste omdat hij mij het idee heeft gegeven om rond dit onderwerp te werken. De tweede omdat hij mij een manier heeft getoond om efficiënter te werken, waardoor dit werk nog in eerste zit is afgeraakt. Mijn ouders verdienen hier een zeer eervolle vermelding. Bemoedigende woorden bij thesisdipjes, het verhelpen van computerproblemen, het begrijpen van lastige zinswendingen in anderstalige teksten, lay-out, het opstellen van de index, … Ze hebben me in alles gesteund en geholpen.

i Inhoudsopgave

INHOUDSOPGAVE

Dankwoord ...... i

Inhoudsopgave ...... ii

Algemene inleiding ...... 1

Inleiding Hoofdstuk 1 en 2 ...... 2

Hoofdstuk 1.Germanicus ...... 3

1.1 Familie ...... 3

1.2 Germanicus als militair ...... 5

1.3 Germanicus als diplomaat ...... 10 1.3.1 De reis ...... 11 1.3.2 Germanicus in Egypte ...... 12 1.3.3 Terug in Syrië ...... 14 1.3.4 Ziekte ...... 14 1.3.5 Nasleep ...... 16 1.4 Aratea ...... 19 1.4.1 Datering ...... 19 1.4.2 Werk ...... 21 1.4.3 Taal ...... 22

Hoofdstuk 2.Aratus ...... 24

2.1 Leven ...... 24

2.2 Werk ...... 25

Conclusie ...... 26

ii Inhoudsopgave

Inleiding hoofdstuk 3 ...... 27

Hoofdstuk 3.Terminologie ...... 28

3.1 Zodiak ...... 30

3.1.1 Ram ...... 30 3.1.2 Stier ...... 30 3.1.3 Tweeling ...... 30 3.1.4 Kreeft ...... 30 3.1.5 Leeuw ...... 31 3.1.6 Maagd ...... 31 3.1.7 Weegschaal ...... 32 3.1.8 Schorpioen ...... 32 3.1.9 Boogschutter ...... 32 3.1.10 Steenbok ...... 33 3.1.11 Waterman...... 33 3.1.12 Vissen ...... 33

3.2 Sterrenbeelden buiten de zodiak ...... 34

3.2.1 Honden ...... 34 3.2.2 Orion ...... 34 3.2.3 Haas ...... 34 3.2.4 Hyaden ...... 34 3.2.5 Eridanus ...... 34 3.2.6 Argo ...... 35 3.2.7 ...... 35 3.2.8 Wolf ...... 35 3.2.9 Raaf ...... 35 3.2.10 Beker ...... 36 3.2.11 Hydra ...... 36 3.2.12 Zuidervis ...... 36 3.2.13 Walvis ...... 36 3.2.14 Perseus ...... 37

iii Inhoudsopgave

3.2.15 Andromeda ...... 37 3.2.16 Cassiopeia ...... 37 3.2.17 Cepheus ...... 37 3.2.18 Pegasus ...... 37 3.2.19 Pleiaden ...... 37 3.2.20 Voerman ...... 38 3.2.21 Geiten ...... 38 3.2.22 Zwaan ...... 38 3.2.23 Driehoek ...... 38 3.2.24 Pijl ...... 39 3.2.25 Arend ...... 39 3.2.26 Dolfijn ...... 39 3.2.27 Lier ...... 39 3.2.28 Onbekende geknielde figuur ...... 39 3.2.29 Draak ...... 40 3.2.30 Slang ...... 40 3.2.31 Slangendrager ...... 40 3.2.32 Melkweg ...... 40 3.2.33 Noorderkrans ...... 40 3.2.34 Zuiderkrans ...... 40 3.2.35 Altaar ...... 41 3.2.36 Grote Beer...... 41 3.2.37 Kleine Beer ...... 42 3.2.38 Beren ...... 43 3.2.39 Boötes ...... 43 3.2.40 Arcturus ...... 44

3.3 Planeten ...... 45 3.3.1 Mercurius ...... 46 3.3.2 Venus ...... 46 3.3.3 Mars ...... 48 3.3.4 Jupiter ...... 48 3.3.5 Saturnus ...... 49

iv Inhoudsopgave

3.3.6 Zon ...... 49 3.3.7 Maan ...... 49

Conclusie ...... 51

Inleiding hoofdstuk 4 ...... 52

Hoofdstuk 4.Mythologie ...... 53

4.1 Zodiak ...... 53

4.1.1 Ram ...... 53 4.1.2 Stier ...... 55 4.1.3 Tweeling ...... 56 4.1.4 Kreeft ...... 58 4.1.5 Leeuw ...... 59 4.1.6 Maagd ...... 63 4.1.7 Weegschaal ...... 65 4.1.8 Schorpioen ...... 65 4.1.9 Boogschutter ...... 66 4.1.10 Steenbok ...... 67 4.1.11 Waterman...... 67 4.1.12 Vissen ...... 69

4.2 Niet-zodiak ...... 71

4.2.1 Honden ...... 71 4.2.2 Orion ...... 72 4.2.3 Haas ...... 73 4.2.4 Hyaden ...... 74 4.2.5 Eridanus ...... 74 4.2.6 Argo ...... 75 4.2.7 Centaur ...... 75 4.2.8 Wolf ...... 77 4.2.9 Raaf ...... 77 4.2.10 Beker ...... 77

v Inhoudsopgave

4.2.11 Hydra ...... 77 4.2.12 Zuidervis ...... 78 4.2.13 Walvis ...... 78 4.2.14 Perseus ...... 80 4.2.15 Andromeda ...... 81 4.2.16 Cassiopeia ...... 82 4.2.17 Cepheus ...... 82 4.2.18 Pegasus ...... 83 4.2.19 Pleiaden ...... 84 4.2.20 Voerman ...... 84 4.2.21 Geiten ...... 86 4.2.22 Zwaan ...... 87 4.2.23 Driehoek ...... 87 4.2.24 Pijl ...... 88 4.2.25 Arend ...... 89 4.2.26 Dolfijn ...... 89 4.2.27 Lier ...... 90 4.2.28 Onbekende geknielde figuur ...... 90 4.2.29 Draak ...... 92 4.2.30 Slang ...... 92 4.2.31 Slangendrager ...... 92 4.2.32 Melkweg ...... 92 4.2.33 Noorderkrans ...... 93 4.2.34 Zuiderkrans ...... 93 4.2.35 Altaar ...... 94 4.2.36 Grote Beer...... 94 4.2.37 Kleine Beer ...... 94 4.2.38 Beren ...... 95 4.2.39 Boötes ...... 97 4.2.40 Arcturus ...... 98

Conclusie ...... 99

Eindconclusie ...... 100

vi Inhoudsopgave

Bibliografie ...... I

Index ...... V

vii Algemene inleiding

ALGEMENE INLEIDING

In dit werk zal ik eerst Germanicus bespreken: zijn leven, zijn veldtochten en zijn werk. Daarna zal ik zijn brontekst en de Phaenomena van Aratus bespreken. In het hoofdgedeelte komt eerst een bespreking van de astrologische termen in Germanicus‟ vertaling van de Phaenomena. Met astrologische termen bedoel ik de benaming voor de sterrenbeelden en planeten. Ik wil nagaan hoe Germanicus die termen behandelt in zijn eigen poëtisch werk. Ik zal onderzoeken of hij een Latijns woord gebruikt, een leenwoord, een leenvertaling, een omschrijving of als hij het Griekse woord overneemt. In het tweede deel bespreek ik welke mythen Germanicus aanhaalt wanneer hij de sterrenbeelden uitlegt en of hij die mythe uit Aratus heeft overgenomen of zelf heeft toegevoegd. Ik verkies in dit werk de term astrologia te gebruiken, met als betekenis „de algemene wetenschap van de sterren‟, zoals de term ten tijde van Cicero en Caesar werd gebruikt. Ik verkies astrologia boven astronomia, omdat dat laatste slechts voorkomt vanaf Seneca1 en omdat het semantisch onderscheid tussen astrologia en astronomia pas verschijnt bij Isidorus van Sevilla in de 7de eeuw n.C.2 Ik verkies de antieke term omdat die zonder connotatie astrologie3 en astronomie4 kan omvatten. Uit mijn keuze voor astrologia volgt dat ik astrologisch ook bedoel „betrekking hebbend op de astrologia’ en niet op de astrologie.

1 De Meo, 1983, p. 236 2 Santini, 1999, p. 357 3 “leer van de invloed van de hemellichamen op het lot en de aanleg van de mensen, kunst van het opstellen van horoscopen; synoniem: sterrenwichelarij” (Van Dale) 4 “sterrenkunde” (Van Dale)

1 Algemene inleiding

INLEIDING HOOFDSTUK 1 EN 2

Het is nuttig om meer te weten te komen over een auteur voor men het werk bestudeert. De sociale achtergrond en het opleidingsniveau van een auteur kunnen meehelpen de tekst te interpreteren. Daarom gaan hoofdstuk 1 en 2 respectievelijk over de levens van Germanicus en Aratus. Over Germanicus is zeer veel bekend, aangezien hij deel uitmaakte van de keizerlijke familie. Hij wordt door een aantal geschiedschrijvers, zoals Tacitus en Dio Cassius. Tacitus geeft veel informatie over Germanicus veldslagen en diplomatieke verwezenlijkingen, waardoor het mogelijk is een deel van Germanicus‟ leven te reconstrueren. Over Aratus is veel minder bekend, ook al zijn er vier Vitae overgeleverd. Men heeft dus zeer weinig informatie om na te gaan of zijn levensloop invloed heeft gehad op zijn werk. Men moet natuurlijk bij elk levensverhaal gedachten houden dat het gekleurd is door de tijd waarin de auteur leefde. Dit houdt in dat bepaalde handelingen anders verteld of geïnterpreteerd worden. De ene auteur vermeldt ook soms andere zaken dan een andere omdat ze andere nadrukken leggen.

Werkwijze Voor dit hoofdstuk heb ik me voor Germanicus vooral gebaseerd op de doctoraatsstudie van Akveld uit 1961. Deze studie gaat over het leven van Germanicus. Daarna heb ik de studie van Akveld vergeleken met de inleidingen van de verschillende tekstuitgaven. De resultaten hiervan heb ik aangevuld met informatie en citaten uit Tacitus‟ Annales en Dio Cassius‟ Historiae.

2 1 Germanicus

Hoofdstuk 1. GERMANICUS

1.1 FAMILIE

Germanicus was de oudste zoon van Nero Claudius Drusus en Antonia Minor. Nero Claudius Drusus was net als zijn broer Tiberius een adoptiefzoon van keizer Augustus. Drusus kende verscheidene successen op veldtochten in Germanië en stierf daar in 9 v.C. Daarom kreeg hij postuum van de senaat de erenaam „Germanicus‟.5 et mortem et nomen Druso Germania fecit Germania heeft zowel de dood als de naam gemaakt voor Drusus. (Ovidius, Fasti 1.597) Antonia Minor was de dochter van Marcus Antonius en Octavia, de zus van Augustus. Germanicus kreeg bij zijn geboorte in 15 v.C. als oudste zoon waarschijnlijk de naam van zijn vader, Nero Claudius Drusus. Na Drusus‟ dood kregen zijn zoons Germanicus en Claudius ook zijn bijnaam. Γεξκαληθόο ηε κεηὰ ηῶλ παίδσλ ἐπνλνκαζζείο Samen met zijn kinderen kreeg hij de bijnaam „Germanicus‟ (Cassius Dio, Historiae 55.2) Zeker is dat zijn officiële naam Germanicus Iulius Caesar was, nadat zijn oom Tiberius hem heeft geadopteerd.6 Hij kreeg, in tegenstelling tot wat gebruikelijk was, het praenomen van zijn adoptiefvader Tiberius niet, mogelijk om de naam Germanicus te bewaren.7 Die naam komt enkel bij hem voor als praenomen, maar als cognomen ook bij zijn broer, de latere keizer Claudius. Waarschijnlijk zal Germanicus net als de andere prinsen les gevolgd hebben aan de school van de vrijgelatene, Verrius Flaccus, waar hij onderricht kreeg in literatuur, recht en astrologia.8 Verrius Flaccus was de grootste geleerde van zijn tijd. Zijn werk De Significatu Verborum is het meest bekend. Jammer genoeg is het verloren gegaan. Er is wel een deel van een verkorte

5 Akveld, 1961, p. 3 6 Possanza, 2004, p. 220 7 Akveld, 1961, p. 4-5 8 Akveld, 1961, p. 9

3 1 Germanicus versie uit de 2de eeuw n.C. door Sextus Pompeius Festus overgeleverd. Van die verkorte versie is een samenvatting gemaakt in de 8ste eeuw n.C. door Paulus Diaconus.9 Germanicus kreeg zeker ook onderricht in het geven van redevoeringen.10 Tacitus vermeldt dat Germanicus verschillende redevoeringen gaf om zijn manschappen te bedaren.11 Men vermoedt dat keizer Augustus wou dat Germanicus Tiberius zou opvolgen. Augustus adopteerde Tiberius pas nadat die Germanicus had geadopteerd.12 at hercule Germanicum Druso ortum octo apud Rhenum legionibus inposuit adscirique per adoptionem a Tiberio iussit, quamquam esset in domo Tiberii filius iuvenis, sed quo pluribus munimentis insisteret. Bij Hercules, hij plaatste Germanicus, die afstamde van Drusus, aan het hoofd van acht legioenen bij de Rijn en hij beval Tiberius hem te adopteren, hoewel er een jonge zoon was in het huis van Tiberius, maar hij zou des te sterker staan. (Tacitus, Annales 1.3) Germanicus trouwde met Vipsania Agrippina, dochter van M. Agrippa en Iulia (dochter van Augustus),13 vermoedelijk in het jaar 5. Samen kregen ze negen kinderen, waarvan er slechts zes hun vader overleefden: Nero, Drusus, Gaius Minor (Caligula), Agrippina (moeder van keizer Nero), Drusilla en Livilla.14

9 Howatson, 1989, p. 592-593 10 Steinmetz, 1966, p. 450 11 Tacitus, Annales, 1.39-40; 42-43 12 Akveld, 1961, p. 10-11 13 Tacitus, Annales, 1.33 14 Akveld, 1961, p. 13-14

4 1 Germanicus

1.2 GERMANICUS ALS MILITAIR

Net als zijn vader ondernam Germanicus enkele succesvolle veldtochten in Germanië, eerst onder leiding van Tiberius.15 In 13 n.C. gaf Augustus hem het bestuur over de drie Gallische provincies (Belgica, Lugdunensis en Aquitania) en het opperbevel over de Rijnlegers.16 Na de dood van Augustus in 14 n.C. zwoer Germanicus in Gallië trouw aan Tiberius.17 Kort daarop moest hij naar de streek van de Ubii, om de opstand die was ontstaan na het bericht van Augustus‟ dood, neer te slaan.18 Eens aangekomen probeerde hij met een redevoering de gemoederen tot bedaren te brengen, maar slaagde daar niet in. Hij was genoodzaakt om de soldaten hun zin te geven, waarschijnlijk op aanraden van zijn officiers, die meer ervaring hadden met de soldatenmentaliteit. Daartoe werd een brief, zogezegd van Tiberius, aangevoerd waarin beloofd werd dat soldaten met twintig jaar dienst uit het leger zouden worden ontslagen, degenen met zestien jaar dienst bij de reserve zouden mogen gaan en dat ze erfenissen dubbel zouden uitbetaald krijgen.19 De soldaten hadden echter door dat dit een list was om tijd te winnen en eisten wat hen beloofd was voordat ze verdere orders zouden opvolgen. Germanicus werd gedwongen te betalen. Zijn vernedering was des te erger omdat M. Ennius er wel in slaagde om zijn troepen in de hand te houden.20 Ondertussen werd een gezantschap naar Germanicus gestuurd, volgens Akveld, omdat Tiberius ondanks deze tegenslagen had beslist om in de senaat het imperium proconsulare aan te vragen voor Germanicus. Een teken dat hij Augustus‟ wens om Germanicus als troonopvolger aan te duiden zou inwilligen.21 De soldaten die in opstand waren gekomen dachten dat het gezantschap gestuurd was om de zaken die ze met de opstand hadden afgedwongen ongeldig te verklaren. De manschappen kwamen weer in opstand. et nocte concubia vexillum in domo Germanici situm flagitare occipiunt, concursuque ad ianuam facto moliuntur foris, extractum cubili Caesarem tradere vexillum intento mortis metu

15 Akveld, 1961, p. 24 16 Akveld, 1961, p. 35 17 Akveld, 1961, p. 38 18 Tacitus, Annales 1.34 19 Tacitus, Annales 1.36 20 Akveld, 1961, p. 41-43; Tacitus, Annales 1.37-38 21 Akveld, 1961, p. 46

5 1 Germanicus

subigunt. mox vagi per vias obvios habuere legatos, audita consternatione ad Germanicum tendentis. ingerunt contumelias, caedem parant, … En in het holst van de nacht beginnen ze het vaandel, die zich bevindt in de woning van Germanicus, te eisen. Samengekomen aan de ingang breken ze de deuren open en dwingen Caesar, die uit zijn bed werd gehaald, met doodsbedreigingen de vaandel over te dragen. Spoedig hebben ze zwervend door de straten de tegemoetkomende gezanten vast, die bij het horen over de oproer naar Germanicus snelden. Ze werpen beledigingen en hadden moord in gedachten. (Tacitus, Annales 1.39) Toen de dag was aangebroken, gaf Germanicus een redevoering voor zijn mannen om uit te leggen waarom de gezanten gekomen waren. Toen pas keerde de rust min of meer terug. 22 Toen hij zijn echtgenote Agrippina wegzond van de perikelen in het kamp werd ze tegengehouden door de soldaten die zich schaamden dat een vrouw van zo‟n hoge standing vertrok uit het kamp. Ze smeekten haar terug te keren en gingen ook naar Germanicus om uitleg te vragen, waarop die hen toesprak en zei dat hij haar en hun zoontje Caligula wel moest wegsturen voor hun veiligheid, omdat de mannen ongehoorzaam en schandelijk waren en steeds in opstand kwamen.23 In antwoord daarop vroegen de soldaten om de schuldigen te straffen. De schuld werd bepaald door het leger zelf. Elk van de beschuldigden werd aangewezen en als de soldaten riepen dat hij schuldig was, werd die ter dood gebracht. Ook de centuriones werden opgevoerd. Als ze door het leger onschuldig werden bevonden, mochten ze hun rang behouden. Als ze echter schuldig werden bevonden aan hebzucht en wreedheid, dan werden ze slechts ontslagen.24 Zo verliep het althans volgens Tacitus. Dio Cassius geeft een andere versie van deze gebeurtenissen. Hij vertelt dat Agrippina en Caligula nog tijdens de opstand gevangen werden genomen. Ze lieten Agrippina gaan, maar hielden Caligula als gijzelaar. De soldaten werden echter van zelf terug rustig.25 Voor de straffen zegt Cassius zelfs: θαὶ ἐο ηνζαύηελ γε κεηαβνιὴλ ἦιζνλ ὥζηε θαὶ αὐηνὶ ηνὺο ζξαζπηάηνπο ζθῶλ αὐηνθέιεπζηνη ζπιιαβεῖλ … En ze beleefden immers zo‟n ommekeer dat ze zelf, op eigen bevel, de stoutmoedigsten onder hen arresteerden. (Dio Cassius, Historiae 57.5.7)

22 Tacitus, Annales 1.39 23 Tacitus, Annales 1.41-43 24 Tacitus, Annales 1.44 25 Dio Cassius, Historiae 57.5.6

6 1 Germanicus

Sommige gearresteerden werden direct ter dood gebracht, anderen werden voor de raad gebracht en naargelang het verdict vrijgelaten of gedood. Bij Tacitus en Dio Cassius komt de ommekeer van het leger dus op een ander moment. Bij Tacitus is Germanicus veel actiever en probeert hij de rust te herstellen, terwijl hij bij Dio Cassius slechts verzoekt om de vrijlating van de zwangere Agrippina en de soldaten helemaal alleen het licht zien. Later kon Germanicus wat eer terugwinnen door gebruik te maken van de onenigheid die er was ontstaan tussen Arminius, de leider van de Cherusci, en diens schoonvader Segestes. Segestes werd namelijk door Arminius‟ troepen gevangen genomen toen hij steun ging zoeken bij Germanicus. Een gezant raakte wel op bestemming en vroeg Segestes te bevrijden. Bij het gezelschap dat door Germanicus werd gered, hoorde de zwangere dochter van Segestes, de echtgenote van Arminius. Met de echtgenote en zoon van de leider van de Cherusci in handen steeg Germanicus in aanzien.26 Maar in plaats van de situatie op diplomatieke wijze in zijn voordeel te gebruiken, besloot Germanicus om verder te strijden tegen de Cherusci, die ondertussen weer de banden hadden aangehaald met hun naburige stammen. Eerst maakte Germanicus een omweg langs het slagveld van het Teutoburgerwoud, om er de troepen te eren die 6 jaar tevoren verloren waren. Hij liet zijn soldaten zelfs de mannen die zes jaar tevoren daar omgekomen waren, begraven. Igitur Romanus qui aderat exercitus sextum post cladis annum trium legionum ossa, nullo noscente alienas reliquias an suorum humo tegeret, omnis ut coniunctos, ut consanguineos, aucta in hostem ira, maesti simul et infensi condebant. Dus begroef het Romeinse leger, dat aanwezig was, na zes jaar de beenderen van drie legioenen van de nederlaag, niet wetend of ze de overblijfselen van een vreemdeling of van hun eigen volk bedekten met aarde, allen als verbonden, als bloedverwanten, met vermeerderde woede jegens de vijand, somber en tegelijk bitter, begroeven ze hen. (Tacitus, Annales 1.62) Na deze onderbreking achtervolgde Germanicus Arminius om te strijden, maar hij werd naar een ongunstig gebied gelokt. Hoewel hij in die slag zijn manschappen kon redden, kon hij geen overwinning behalen en moest hij met zijn troepen terugkeren.27

26 Akveld, 1961, p. 53; Tacitus, Annales 1.57 27 Akveld, 1961, p. 56; Tacitus, Annales 1.63

7 1 Germanicus

Het eindresultaat van die campagne was dat de overwinningen niet opwogen tegen de nederlagen.28 Het jaar erna plande Germanicus een nieuwe tocht naar Germanië. Maar nogmaals ging het niet zoals gepland: in het gebied van de Cherusci stuitten de Romeinen op zware tegenstand en moesten ze de aftocht blazen.29 Ze botsten echter op een andere Germaanse linie en moesten nog felle strijd leveren voor ze hun vloot bereikten. Volgens Tacitus vocht Germanicus zelf dapper in de eerste linies en kon hij de Germanen terug drijven zodat zijn eigen troepen veilig konden terugtrekken. primus Caesar cum praetoriis cohortibus capto vallo dedit impetum in silvas; conlato illic gradu certatum. Toen de vallei was ingenomen bestormde Caesar als eerste met de pretoriaanse cohorten de bossen; daar kwam de strijd tot een handgemeen. (Tacitus, Annales 2.20) Toen ze echter op zee waren, ontstond er een storm die de vloot uiteensloeg. Verschillende schepen gingen verloren. Eens de storm ging liggen, konden de troepen terug bijeen komen. Met herenigde krachten trok Germanicus weer op naar Germanië om de bevolking angst aan te jagen. Een machtsvertoon zonder strategische waarde. 30 Keizer Tiberius zag dit ook in en stuurde bericht dat Germanicus naar huis moest terugkeren. Germanicus probeerde nog toestemming te krijgen om langer te blijven, maar werd uiteindelijk overhaald met het aanbod van een consulaat en het excuus dat zijn broer Drusus ook een kans moest krijgen om zich te bewijzen. sed crebris epistulis Tiberius monebat rediret ad decretum triumphum:… precante Germanico annum efficiendis coeptis, acrius modestiam eius adgreditur alterum consulatum offerendo cuius munia praesens obiret. simul adnectebat, si foret adhuc bellandum, relinqueret materiem Drusi fratris gloriae Maar Tiberius spoorde hem met brieven aan terug te keren voor zijn verordende triomftocht … Toen Germanicus een jaar vroeg om af te maken wat hij was begonnen, wendde hij zich nog meer tot zijn gehoorzaamheid door hem nog een consulaat aan te bieden, waarvan hij de plichten op zich moest nemen terwijl hij aanwezig was, tegelijk voegde hij eraan toe iets over te laten voor de roem van zijn broer Drusus, als er nog steeds moest gevochten worden. (Tacitus, Annales, 2.26)

28 Akveld, 1961, p. 58 29 Akveld, 1961, p. 63; Tacitus, Annales 2.19 30 Akveld, 1961, p. 64-65

8 1 Germanicus

In de winter van 16-17 n.C. keerde Germanicus terug naar Rome. Op 26 mei 17 kwam Germanicus Rome binnen als overwinnaar. Hij en zijn gezin gingen voor in een stoet met Germaanse krijgsgevangen, waaronder enkele vooraanstaanden, zoals Thusnelda, de echtgenote van Arminius, en haar zoontje.31 Ondanks de tegenslagen werd hij toch beschouwd als domitor Germaniae en was hij nog steeds even populair in Rome.32

31 Tacitus, Annales 2.41 32 Akveld, 1961, p. 70-71

9 1 Germanicus

1.3 GERMANICUS ALS DIPLOMAAT

Het beloofde consulaat in het oosten zou Germanicus pas in 18 opnemen. Tot dan verbleef hij in Rome. Hij ging weer aan de slag als advocaat, de ideale manier om aanhang te verwerven. Akveld gelooft dat hij in deze periode de Aratea, zijn vertaling van Aratus‟ Phaenomena schreef.33 In 18 had Tiberius iemand nodig om op missie te gaan naar het oosten. Er moesten in het oosten namelijk verschillende zaken geregeld worden. In Armenië wou hij Zeno op de Armeense troon zetten, om zo weerstand te kunnen bieden aan de groeiende macht van de Parthen. In de staatjes Cappadocië, Commagene en Cilicië was het vorstenhuis uitgestorven en moest iemand die gaan inlijven. Tenslotte waren er in Syrië en Judea belastingskwesties te regelen. Hiervoor had Tiberius iemand nodig die tactvol en diplomatiek zou kunnen optreden, liever dan militair.34 Omdat Germanicus echter al in Germanië had getoond graag gebruik te maken van het leger om roem te vergaren, vond Tiberius het nodig zijn militaire mogelijkheden in te perken. Het enige leger ter verdediging van de oostelijke grens van het rijk was in Syrië gelegerd, dus benoemde hij een stadhouder, die het bevel over dat leger op zich zou nemen.35 Deze taak vereiste een tactvol persoon met militaire ervaring, liefst zonder eigen politieke ambitie. Maar Tiberius koos een oude vriend, Gnaeus Calpurnius Piso, die wel ervaring had, maar niet erg tactvol was. De combinatie Germanicus-Piso was dus niet erg goed gekozen. Ook de respectievelijke echtgenotes, Agrippina en Plancina, hadden het niet op elkaar begrepen.36 Het grootste probleem was dat Tiberius niet duidelijk aangaf wie welke taken moest verrichten en wat die taken precies waren. Door zijn aanstelling als stadhouder, en dus eigenlijk legeraanvoerder, is het best mogelijk dat Piso veronderstelde dat Tiberius niet veel vertrouwen had in Germanicus en dat hij Piso had aangesteld om Germanicus in toom te houden. Wat er dus op neerkomt dat hij, in de mening dat hij naar Tiberius‟ wil handelde, Germanicus tegenwerkte.37

33 Akveld, 1961, p. 74 34 Akveld, 1961, p. 75-76 35 Akveld, 1961, p. 79-80 36 Akveld, 1961, p. 80-81; Tacitus, Annales 2.43 37 Akveld, 1961, p. 83

10 1 Germanicus

1.3.1 DE REIS

Ook ditmaal ging Germanicus eerst aan sightseeing doen voor hij aan het echte werk begon. Eerst bracht hij een bezoek aan zijn broer Drusus, die toen in Dalmatië zat met zijn troepen. Daarna ging hij naar het slagveld en de baai van Actium, waar Augustus en zijn grootvader Antonius slag geleverd hadden. simul sinus Actiaca victoria inclutos et sacratas ab Augusto manubias castraque Antonii cum recordatione maiorum suorum adiit. namque ei, ut memoravi, avunculus Augustus, avus Antonius erant,magnaque illic imago tristium laetorumque. Tegelijk bezocht hij de baai beroemd wegens de overwinning bij Actium en de buit gewijd door Augustus en het kamp van Antonius ter herinnering aan zijn voorouders. Want, zoals ik in herinnering heb gebracht, was Augustus zijn grootoom en Antonius zijn grootvader, en op die plaats was er een beeld van trieste en blije zaken. (Tacitus, Annales 2.53) Van Actium voer hij naar Athene, waar hij ook met eerbewijzen ontvangen werd.38 Na Athene ging hij verder naar Lesbos, waar Agrippina beviel van hun jongste kind, Iulia. Ook daar werden ze gehuldigd.39 Daarna reisden ze verder naar Klein-Azië. In Colophon ging hij aan wal. Daar voorspelde het orakel van Apollo Clarius hem zijn dood. et ferebatur Germanico per ambages, ut mos oraculis, maturum exitum cecinisse. En men zei dat hij aan Germanicus in dubbelzinnige woorden, zoals de gewoonte is van orakels, een vroegtijdige dood voorspeld heeft. (Tacitus, Annales 2, 54) Aan de hand van inscripties, munten en plaatsnamen is het mogelijk om Germanicus‟ reisroute te reconstrueren. De hoeveelheid aan eerbewijzen, meer dan normaal aan een staatshoofd of zijn plaatsvervanger worden geschonken, is een bewijs van de populariteit van Germanicus. 40 Ondertussen was Piso uit Rome vertrokken. Hij probeerde voor Germanicus in Syrië aan te komen om de soldaten voor zich te kunnen winnen. Om meer macht te krijgen in het leger verving hij de officieren die Germanicus aanhingen door mannen die aan zijn kant stonden.41

38 Tacitus, Annales 2.53 39 Akveld, 1961, p. 85 40 Akveld, 1961, p. 86 41 Akveld, 1961, p. 88

11 1 Germanicus

Toen Germanicus naar Armenië vertrok om Zeno op de troon te plaatsen, beval hij Piso troepen te sturen. Troepen die eigenlijk niet noodzakelijk waren, aangezien het volk en de adel van Armenië Zeno als troonopvolger aanvaardden, maar waarschijnlijk als machtsvertoon moesten dienen. Piso zond er dus geen. Een eerste openbaar conflict.42 Germanicus trok dan maar zonder troepen Armenië binnen en kroonde Zeno in de hoofdstad Artaxata. Vandaar lijfde hij Cappadocië en Commagene in als provincies. Daarna trok hij naar Syrië. Daar hoorde hij over de veranderingen die Piso had doorgevoerd in het leger. Daarom, en voor het negeren van het bevel om troepen te sturen, wou Germanicus een verklaring vragen. 43 Germanicus zou waarschijnlijk geen straf uitdelen wegens de insubordinatie, net zoals hij in Germanië eigenlijk geen straffen had uitgedeeld wegens muiterij. Het lag gewoon niet in zijn aard om zelfstandig moeilijke beslissingen te nemen.44 Hij liet zich dus makkelijk overtuigen om meer mensen aan het gesprek te laten deelnemen. Onder druk van zijn vrienden sprak hij waarschijnlijk veel agressiever dan gebruikelijk voor een diplomatiek gesprek. Het gesprek verliep niet goed.45 discesseruntque apertis odiis. en ze gingen uiteen met openlijke haat. (Tacitus, Annales 2.57) Daarna haalde Germanicus zijn grootste succes van de missie binnen: het vernieuwen van een vriendschapsverdrag met Artabanus III, de koning van de Parthen. Vermoedelijk zorgde hij dan ook voor de opvolging in Oost-Cilicië en regelde hij de belastingen in Syrië en Judea. In Syrië verrichte hij enkele burgerlijke en militaire schikkingen, waardoor de maatregelen van Piso terug ongedaan werden gemaakt.46

1.3.2 GERMANICUS IN EGYPTE

Na het volbrengen van zijn missie wou Germanicus Egypte bezoeken. Enerzijds om weg te raken uit Syrië en van Piso, anderzijds omdat hij geïnteresseerd was in de cultuur en geschiedenis.47

42 Akveld, 1961, p. 88 43 Tacitus, Annales 2.57 44 Akveld, 1961, p. 91 45 Akveld, 1961, p. 91 46 Akveld, 1961, p. 92-94 47 Akveld, 1961, p. 94

12 1 Germanicus

M. Silano L. Norbano consulibus Germanicus Aegyptum proficiscitur cognoscendae antiquitatis. Tijdens het consulaat van M. Silanus en L. Norbanus vertrok Germanicus naar Egypte om de geschiedenis van de oudheid te leren kennen. (Tacitus, Annales 2.59) Er waren echter ook redenen waarom hij beter niet zou gaan. Leden van de senaat en belangrijke equites mochten namelijk Egypte niet binnen. Augustus had dit indertijd zo besloten omdat Egypte „de korenschuur van Rome‟ was en controle over Egypte gelijk zou staan aan controle over de voedselvoorziening van Rome en dus bij uitbreiding over Rome zelf.48 Antonius bijvoorbeeld had het rijk willen besturen vanuit Alexandrië. Dit stootte veel Romeinen tegen de borst en Augustus wou dan ook vermijden dat men dit opnieuw zou kunnen denken. Zelf was hij niet meer in Egypte geweest na het verslaan van Antonius en Cleopatra. Germanicus ging dus naar Egypte zonder toestemming te vragen aan Tiberius, mogelijk omdat hij wist dat hij er toch geen toestemming zou voor gekregen hebben. Door zijn hoge positie zou de tocht verkeerd kunnen opgevat worden door de Romeinen, dus benadrukte hij dat het niet om een officiële zaak ging, maar om een toeristische vakantie. Maar hij had wel op voorhand koren, paarden en voertuigen gevraagd, wat normaal enkel gebeurde voor officiële aangelegenheden.49 Met een klein gevolg trok hij door Egypte. Ook hier wist hij de bevolking in te pakken. Jammer genoeg voor hem ontstond er op dat moment een tekort aan koren in Alexandrië. Hij voelde zich waarschijnlijk gedwongen om de mensen te helpen en liet de reserveschuren openen, iets waartoe hij slechts gemachtigd zou zijn als hij op officieel bezoek was, terwijl hij eigenlijk zelfs niet in het land mocht zijn. 50 Hoewel hij met deze daad het volk voor zich won, was Tiberius er niet mee opgetogen. Die berispte zijn gedrag openlijk in de senaat. Maar nog voor Germanicus van de berisping hoorde, besefte hij dat zijn gedrag niet in goede aarde zou vallen. Een papyrusfragment uit Theadelphia met een korte toespraak van Germanicus geeft aan dat hij probeerde het enthousiasme van het volk een beetje tot bedaren te brengen, waarschijnlijk om zelf niet te veel in de problemen te komen.

48 Akveld, 1961, p. 95 ; Tacitus, Annales 2.59 49 Akveld, 1961, p. 96-97 50 Akveld, 1961, p. 98-99

13 1 Germanicus

Hoewel Germanicus eigenlijk enorm over de schreef was gegaan, was Tiberius behoorlijk mild voor hem. Hij kreeg een berisping, maar werd niet teruggeroepen en kon dus zijn reis verderzetten. Hij bezocht nog de ruïnes in Thebe, de Memnonzuilen en ook Elephantine, waar het leger de zuidelijke grens van het leger bewaakte.51

1.3.3 TERUG IN SYRIË

In Syrië was de situatie niet verbeterd. Aangezien beide mannen waarschijnlijk rapporteerden aan Tiberius en Piso blijkbaar geen bericht had gekregen dat hij zijn houding moest veranderen, voelde Piso zich waarschijnlijk gesteund in zijn handelen. Maar bij Germanicus‟ terugkeer liep het uit de hand. At Germanicus Aegypto remeans cuncta quae apud legiones aut urbes iusserat abolita vel in contrarium versa cognoscit. hinc graves in Pisonem contumeliae, nec minus acerba quae ab illo in Caesarem intentabantur. dein Piso abire Syria statuit. Maar terwijl Germanicus terugkeerde naar Egypte, vernam hij dat alles wat hij bevolen had bij het leger of de steden afgeschaft of omgekeerd was. Daarom werden er ernstige beledigingen geuit tegen Piso, en niet minder onvriendelijk wat door hem aan Caesar werd geuit. Daarna besliste Piso uit Syrië te vertrekken. (Tacitus, Annales 2, 69) Men gelooft echter niet dat de standvastige Piso, die meende gesteund te zijn door Tiberius, zomaar zonder bevel zijn post verliet. Meer waarschijnlijk is dat Germanicus hem uit Syrië heeft gezet. Eigenlijk kan alleen de keizer dit bevelen, maar Germanicus had al getoond dat hij zich soms meer autoriteit aanmat dan hij eigenlijk had.52 Door het vertrek van Piso zou het leger dus onder Germanicus‟ bevel komen te staan. Voor iemand, zoals Piso, die het slechtste wou denken over Germanicus zou dit een teken zijn dat Germanicus de macht wou grijpen, om oorlog te voeren in het oosten of tegen Tiberius zelf. Germanicus kon hoe dan ook gezien worden als een gevaar voor het rijk.53

1.3.4 ZIEKTE

Maar toen werd Germanicus plotseling erg ziek en stelde Piso het vertrek uit. Toen Germanicus herstelde, ging het volk vota leggen om de goden te danken, maar ze werden

51 Tacitus, Annales 2, 61 52 Akveld, 1961, p. 105 53 Akveld, 1961, p. 106

14 1 Germanicus door Piso weggejaagd. Eens Germanicus genezen was, vertrok Piso, maar hij ging niet ver weg. Germanicus werd opnieuw ziek en Piso besloot in Seleucia af te wachten hoe het zou aflopen.54 In die tweede periode van ziekte begon Germanicus te denken dat hij vergiftigd was door Piso, wat door de mensen rond hem snel werd overgenomen. Vanwege Germanicus‟ bijgeloof werd alles doorzocht en uiteraard werden er bezwarende bewijzen gevonden. saevam vim morbi augebat persuasio veneni a Pisone accepti; et reperiebantur solo ac parietibus erutae humanorum corporum reliquiae, carmina et devotiones et nomen Germanici plumbeis tabulis insculptum, semusti cineres ac tabo obliti aliaque malefica quis creditur animas numinibus infernis sacrari. De overtuiging dat hij vergiftigd was door Piso vergrootte de wrede kracht van de ziekte; en in de vloer en in de wanden werden uitgegraven overblijfselen van menselijke lichamen gevonden, bezweringen en toverformules, en Germanicus‟ naam gekrast op loden tafeltjes, half-verbrande asse, bestreken met etter en andere tovermiddelen, die gemeend worden zielen aan de onderwereld-goden te wijden. (Tacitus, Annales 2, 69) Ook meenden ze dat de gezanten die Piso stuurde enkel kwamen kijken of de vergiftiging succesvol was. Daarom zond Germanicus een brief aan Piso om officieel hun vriendschap op te zeggen. Toen vertrok Piso uit Syrië, nog steeds bereid om het schip te keren als Germanicus zou sterven.55 Germanicus werd ondertussen weer iets beter, maar de ziekte had te veel van hem gevergd en het werd duidelijk dat hij het niet zou overleven. Hij riep zijn familie bij zich en vroeg hen na zijn dood bij Tiberius en Drusus te melden dat hij door Piso‟s listen omgekomen was. Hij verzocht hen om hem te wreken door Piso aan te klagen.56 nunc scelere Pisonis et Plancinae interceptus ultimas preces pectoribus vestris relinquo: referatis patri ac fratri, quibus acerbitatibus dilaceratus, quibus insidiis circumventus miserrimam vitam pessima morte finierim. Nu, getroffen door de misdaad van Piso en Plancina, laat ik in jullie harten de laatste smeekbeden na: vertel aan mijn vader en broer door welke onvriendelijkheid verscheurd, door welke listen omgeven, ik mijn zeer ellendig leven met een ergere dood heb beëindigd. (Tacitus, Annales 2.71)

54 Akveld, 1961, p. 106 55 Akveld, 1961, p. 107 56 Akveld, 1961, p. 108

15 1 Germanicus

Hij stierf op 10 oktober 19. Tegenwoordig gelooft men niet meer dat Germanicus vergiftigd is, maar dat hij gewoon aan een slepende ziekte is overleden. Mogelijk vertoonde hij al tekenen van ziekte toen het orakel van Apollo hem zijn vroegtijdige dood voorspelde. In ieder geval geloofde Germanicus zelf dat hij vergiftigd was. Dat geloofden ook Agrippina, zijn vrienden en het volk in Antiochië en Rome. 57

1.3.5 NASLEEP

Germanicus werd gecremeerd na een sobere plechtigheid. Daarna bespraken de generaals en senatoren wie ze zouden aanstellen als gouverneur van Syrië. Gnaeus Sentius Saturninus kreeg de job. Anderen waren ondertussen al bezig aanklachten op te stellen tegen Piso en Plancina.58 Agrippina vertrok naar Rome met haar kinderen en de as van haar echtgenoot.59 Zodra Piso en Plancina het overlijden van Germanicus vernamen, gingen ze naar de tempels en brachten ze offers aan de goden. Plancina droeg zelfs voor de eerste keer sinds de dood van haar zus opnieuw frivole kledij. Hierdoor verschaften ze hun tegenstanders natuurlijk munitie voor op het proces.60 Piso‟s zoon Marcus spoorde zijn vader aan om naar Rome te gaan en de beschuldigingen te trotseren, want het volk was boos en zocht een zondebok, maar ze zouden hem niks kunnen maken. Hij voorspelde ook dat, als Piso terug zou keren naar Syrië, er een burgeroorlog zou kunnen ontstaan.61 Een vriend van Piso, Domitius Celer, maande hem aan om wel naar Syrië te gaan, omdat zijn plaats daar was en Rome hem te vijandig gezind zou zijn. Piso verkoos de raad van de vriend te volgen, maar zijn zoon zou gelijk krijgen.62 In Syrië aangekomen, bleek Piso‟s strijdmacht te klein om het op te nemen tegen Sentius, de recent verkozen gouverneur. Het werd hem enkel toegestaan naar Rome te varen.63 In Rome was er tijdens de ziekte van Germanicus al tumult geweest, omdat sommigen geloofden dat dit de bedoeling was geweest toen Tiberius hem zo ver weg stuurde en ook Piso daar aanstelde.

57 Akveld, 1961, p. 109 58 Akveld, 1961, p. 109-110; Tacitus, Annales 2.74 59 Tacitus, Annales 2.75 60 Akveld, 1961, p. 110; Tacitus, Annales 2.75 61 Akveld, 1961, p. 110; Tacitus, Annales 2.76 62 Akveld, 1961, p. 111; Tacitus, Annales 2.77 63 Akveld, 1961, p. 112; Tacitus, Annales 2.79-82

16 1 Germanicus

ideo nimirum inextremas terras relegatum, ideo Pisoni permissam provinciam Daarom was hij (Germanicus) natuurlijk weggestuurd naar het einde van de wereld, daarom was de provincie aan Piso gegeven. (Tacitus, Annales 2, 82) Toen het bericht van zijn overlijden toekwam, gingen de mensen spontaan, nog voor de senaat het kon afkondigen, in rouw. De senaat en volksvergadering besloten om Germanicus enkele grote eerbewijzen te verlenen.64 Op het moment dat Agrippina toekwam in Brundisium, stond er al een menigte te wachten. Overal waar de rouwstoet passeerde, werd Germanicus betreurd door het volk en de lokale autoriteiten. Een andere stoet van consuls, senatoren en volk kwam de rouwstoet tegemoet op de via Appia.65 Bij de bijzetting vertoonde Tiberius zich niet, wat ervoor zorgde dat men nog meer vermoedens koesterde dat hij iets met Germanicus dood te maken had. Het volk meende dat hij zich niet durfde tonen omdat ze zijn verdriet als vals zouden herkennen, maar mogelijk wilde de keizer gewoon zijn gevoelens niet in het openbaar tonen.66 Tiberius atque Augusta publico abstinuere, inferius maiestate sua rati si palam lamentarentur, an ne omnium oculis vultum eorum scrutantibus falsi intellegerentur. Tiberius en Augusta vertoonden zich niet in het openbaar, omdat ze het beneden hun waardigheid achtten als ze in het openbaar zouden weeklagen, of omdat ze als bedrieglijk zouden gezien worden wanneer ieders ogen hun gezichten onderzochten. (Tacitus, Annales 3.3) Het volk bleef zo lang in rouw dat Tiberius ze moest aanmanen om te matigen in hun verdriet, omdat het werk moest verdergaan.67 Toen kwam Piso aan in Rome. Direct gingen de mensen weer aan het praten, nu de man die ze schuldig achtten voor Germanicus‟ dood zich had vertoond. Hij werd spoedig officieel aangeklaagd. De aanklagers verzochten Tiberius om persoonlijk rechter te zijn, maar die, bewust van de geruchten dat hij medeplichtig of zelfs opdrachtgever zou zijn, weigerde en speelde de zaak door aan de senaat.68 Piso werd beschuldigd van een vijandige houding tegenover Germanicus, magie en vergiftiging en de gewapende invasie van Syrië.

64 Akveld, 1961, p. 113; Tacitus Annales, 2.83 65 Akveld, 1961, p. 114-115 66 Akveld, 1961, p. 115 67 Akveld, 1961, p. 116 68 Akveld, 1961, p. 117-118; Tacitus Annales, 3.10

17 1 Germanicus

Enkel de vergiftiging kon niet bewezen worden. Piso zou hoe dan ook schuldig bevonden worden wegens verraad aangezien hij Syrië was binnengevallen. Hij schreef een smekende brief aan Tiberius om genade te vragen voor zijn zoon, Marcus, die hem had afgeraden om terug te gaan. Daarna pleegde hij zelfmoord. 69 Tacitus vermeldt dat er een gerucht de ronde deed dat Piso vermoord werd. nec illum sponte extinctum verum immisso percussore. dat hij niet door zichzelf gedood is, maar door een huurmoordenaar. (Tacitus, Annales 3, 16) Postuum werd Piso toch nog veroordeeld. Plancina werd vrijgesproken van alle beschuldigingen en Marcus werd gezuiverd van de schuld voor de burgeroorlog.70 Heel dit relaas over Germanicus, van zijn adoptie tot na zijn dood, schetst een beeld van een jongeman die door Augustus voorbestemd was om keizer te worden. Hoewel hij niet erg goed kon omgaan met de militaire verantwoordelijkheid die zo‟n voorbestemming inhield, was hij toch enorm populair bij het Romeinse volk.

69 Akveld, 1961, p. 118-121; Tacitus, Annales 3, 14-16 70 Tacitus, Annales 3, 17

18 1 Germanicus

1.4 ARATEA

Germanicus schreef epigrammen in Latijn en Grieks, waarvan er slechts enkele bewaard zijn. Zijn grootste werk is de Latijnse bewerking van Aratus‟ Phaenomena.71

1.4.1 DATERING

Akveld en Le Bœuffle nemen voor de Aratea een datering aan tussen 14 en 19.72 In deze periode verbleef Germanicus in Rome na zijn veldtochten in Germanië en voor zijn missie in het Midden-Oosten. Ze nemen aan dat het werk is geschreven na de dood van Augustus in 14 n.C. Hiervoor haalt hij informatie uit de Aratea zelf. 73 Hic, Auguste, tuum genitali corpore numen attonitas inter gentis patriamque paventem In caelum tulit et maternis reddidit astris. Deze god (Jupiter), Augustus, heeft je goddelijke ziel, die een lichaam had aangenomen onder je geboorteteken, temidden van geschokte volkeren en een angstig vaderland, naar de hemel gebracht en heeft je teruggegeven aan de sterren van moederskant. (Germanicus, Aratea 558-560) Het gaat hier om de vergoddelijking van Augustus. Uit de opdracht van Ovidius‟ Fasti meent Akveld te kunnen afleiden dat de Aratea zelfs na Ovidius‟ dood te dateren valt, aangezien Ovidius wel vermeldt dat Germanicus zelf ook dichter is, maar niets zegt over een groot werk zoals de Aratea74, hoewel dat in de context niet zou misstaan. Scimus et, ad nostras cum se tulit impetus artes, Ingenii currant flumina quanta tui. Si licet et fas est, vates rege vatis habenas, Auspice te felix totus ut annus eat.

71 Akveld, 1961, p. 126-127 72 Akveld, 1961, p. 70; Le Bœuffle,1975, p. ix 73 Akveld, 1961, p. 133 74 Akveld, 1961, p. 133

19 1 Germanicus

Wij weten ook, wanneer uw enthousiasme zich naar onze kunst brengt in welke mate de rivier van uw talent stroomt. Als het toegestaan en geoorloofd is, dichter, neem de teugels van een dichter. Moge het hele jaar gelukkig zijn door u, beschermer. (Ovidius, Fasti 1.23-26) Shilling meldt dat Ovidius zijn aanhef heeft herwerkt nadat hij uit Rome werd verbannen en hij het werk heeft opgedragen aan Germanicus in plaats van aan Augustus. Dat deel van de Fasti kan dus na 8 n.C. gedateerd worden.75 Akveld neemt echter als terminus post quem de dood van Ovidius aan het einde van 17 of het begin van 18 n.C.76 Terminus ante quem is uiteraard Germanicus‟ dood in 19 n.C. Le Bœuffle neemt een datering in het jaar 16 of 17 n.C. aan.77 Possanza78 echter meent dat het werk geschreven is tussen 4, het jaar waarin Germanicus geadopteerd werd door Tiberius, en 7 n.C., wanneer zijn schooltijd afliep. Hij zegt dit omdat hij het werk ziet als een schoolopdracht en niet als het werk van een volwassen dichter. De vertaling van de Aratea zou dus een schooloefening geweest zijn rond de tijd dat Germanicus 18 jaar oud was, ongeveer dezelfde leeftijd die Cicero had, toen hij zijn Aratea schreef. “Translating Aratus was clearly not the work of a poet‟s maturity but of his apprenticeship.”79 Dit gaat lijnrecht in tegen wat Le Bœuffle zegt. “Car on s’accorde pour reconnaître que ce n’est pas l’œuvre d’un débutant, à la différence des Aratea de Cicéron.”80 De verzen van de Aratea waarin de vergoddelijking van Augustus wordt vermeld, zijn volgens Possanza later bijgevoegd aan de tekst om Augustus te eren.81 Door de meer overtuigende bewijsvoering van Le Bœuffle en Akveld ben ik geneigd om hen te geloven en dus een datering tussen 14 en 19 n.C. aan te nemen. Ik volg Le Bœuffle in zijn mening dat dit niet het werk is van iemand die net uit school komt.

75 Shilling, 2003, p. ix-x 76 Akveld, 1961, p. 133 77 Le Bœuffle,1975, p. x 78 Possanza, 2004, p. 233-235 79 Possanza, 2004, p. 234 80 Le Bœuffle,1975, p. ix 81 Possanza, 2004, p. 233

20 1 Germanicus

1.4.2 WERK

Het eerste deel van de Aratea is een bewerking van het eerste deel van Aratus‟ Phaenomena. De Aratea is ingedeeld in twee delen. Het eerste deel loopt van vers 1 tot 732 en wordt Phaenomena genoemd. Daarin worden de sterrenbeelden besproken. Het tweede deel, van vers 733 tot 1154, werd in de Oudheid als een ander werk gezien en kreeg de naam Γιοζημεῖa. Germanicus hield ook vast aan die tweedeling. Hij bewerkte het eerste deel. Het tweede deel van de Aratea, dat vaak Prognostica wordt genoemd, is enkel in fragmenten overgeleverd. Het is echter niet gebaseerd op het tweede deel van Aratus‟ werk.82 Germanicus beperkte zich niet tot vertalen alleen, maar verbeterde ook fouten uit het origineel aan de hand van de commentaren en scholia, die mogelijk teruggingen op de commentaar van Hipparchos. Hipparchos had een commentaar geschreven op Eudoxos, de bron van Aratus. 83 Zo volgt Germanicus Hipparchus wanneer hij het menselijke bovenlichaam van de Centaur onder de Weegschaal plaatst, terwijl Aratus het menselijke deel onder de Schorpioen plaatst en het paardendeel onder de Weegschaal.84 Germanicus lijkt niet gewerkt te hebben met de oorspronkelijke tekst van Hipparchos, omdat hij niet altijd de verbeteringen overneemt.85 De fragmenten zijn niet zozeer astrologisch, maar eerder meteorologisch. Hoewel het tweede deel van de Phaenomena ook een meteorologische inslag heeft, heeft het tweede deel van Germanicus‟ werk er niets mee te maken. De bron moet een ander werk geweest zijn, maar daar is niets over bekend.86 Men vermoedt dat de fragmenten een aansluitend geheel vormden. De fragmentatie is waarschijnlijk veroorzaakt door materiële redenen.87 Het tweede deel krijgt vaak de benaming Prognostica en behandelt de bewegingen van de planeten en de invloed van planeten en sterrenbeeld op het weer. Zo zou het weer voorspeld kunnen worden, wat van pas kwam voor boeren en zeevaarders.88 Germanicus heeft in het eerste deel meer willen doen dan enkel vertalen. Hij heeft niet alleen fouten uit het origineel verbeterd, maar wilde ook gewoon een beter werk maken, in de

82 Akveld, 1961, p. 127-128 83 Akveld, 1961, p. 126-127 84 Germanicus, Aratea 415-416; Aratus, Phaenomena 437-438 85 Akveld, 1961, p. 127-129 86 Akveld, 1961, p. 131 87 Le Bœuffle, 1975, p. xxv 88 Radici Colace, 2002, p. 110; 120

21 1 Germanicus

Romeinse gedachte van de aemulatio.89 Hiervoor wijkt hij op sommige plaatsen af van zijn brontekst. Hij doet dit door veel meer variatie in zijn terminologie te leggen dan Aratus deed en door zich op sommige plaatsen inhoudelijk niet aan de bron te houden, bijvoorbeeld in de opdracht.90 “il poemetto non può essere considerato una traduzione in senso stretto, ma piuttosto un rifacimento in un numero di versi equivalenti a quelli di Arato (725 esametri) secondo l’ordine delle sezione del testo greco, con l’aggiunta di alcune delle correzioni di Ipparco”91 Ook in mythologische uitleg heeft Germanicus uitgebreid. Steinmetz vermeldt dit ook. “Er hat aber nicht nur den Mythen, die er bei Arat vorfand, einen breiteren Raum zugewiesen, sondern außerdem noch zu vielen Sternbildern Mythen und Anspielungen auf Mythen hinzugefügt.”92 Germanicus heeft een voorkeur voor de obscure mythologische verklaringen bij de sterrenbeelden,93 zoals de Vissen, die een ei vonden waaruit Venus geboren werd.94

1.4.3 TAAL

Germanicus neemt in zijn gedicht, dat als leerdicht bedoeld is, zoals de Phaenomena, de metriek van het leerdicht over, de dactylische hexameter. Dit zorgt ervoor dat er een poëtisch taalgebruik wordt gehanteerd dat in het metrisch schema past. Volgens Akveld heeft Germanicus een voorliefde voor Griekse taal. Hij haalt deze informatie uit het zesde fragment.95 Cur te divite lingua, Graecia, praecurram potiusque triangula dicam ? Waarom zou ik je rijkdom aan taal overtreffen, Griekenland, en zou ik liever „triangula‟ zeggen? (Germanicus, Aratea fr.VI)

89 Steinmetz, 1966, p. 451 90 Steinmetz, 1966, p. 452; Possanza, 2004, p. 109 91 Santini, 2002, p. 163 92 Steinmetz, 1966, p. 476 93 Le Bœuffle, 1975, p. xxi 94 Hyginus, Fabulae 197 95 Akveld, 1961, p. 134

22 1 Germanicus

Le Bœuffle lijkt deze mening te ondersteunen in de vertaling bij zijn uitgave van de tekst.96 Volgens deze interpretatie vraagt Germanicus zich af waarom hij een Latijns woord zou aanwenden als hij evengoed de Griekse term kan overnemen. Ook Lucretius zei al dat het moeilijk was om Griekse termen om te zetten naar het Latijn. Nec me animi fallit Graiorum obscura reperta difficile inlustrare Latinis versibus esse, multa novis verbis praesertim cum sit agendum propter egestatem linguae et rerum novitatem En het ontgaat me niet dat het moeilijk is in Latijnse verzen de obscure ontdekkingen van de Grieken aan het licht te brengen, vooral omdat veel zaken met nieuwe woorden moeten besproken worden, door de armoede van de taal en het nieuwe van de zaken. (Lucretius, De Rerum Natura 1.136-139) Gain, die nog twijfelt of de Aratea door Tiberius of Germanicus geschreven is, komt aan de hand van datzelfde fragment tot precies de tegengestelde conclusie.

“cf. fragment VI, where the author says that Greek may be a rich language, but there is nothing wrong with the Latin word triangula, which he proposes to use instead of the Greek.”97 Hij ziet zich hierin gesteund door een passage uit Suetonius over Tiberius. Namelijk dat Tiberius wel Grieks kon spreken, maar dat niet altijd deed en zich zelfs verontschuldigde in de senaat toen hij zich genoodzaakt zag een Grieks leenwoord te gebruiken.98 Deze passage bewijst echter niets in verband met de poëtische tekst, aangezien in de senaat, een volledig Romeinse instelling, altijd Latijn werd gesproken. De interpretatie van Gain strookt echter ook niet met de tekst van de Aratea, aangezien er verschillende keren gebruik wordt gemaakt van een Griekse ontlening wanneer er evengoed een Latijns woord gebruikt kan worden, zoals Aegoceros in plaats van Capricornus. Daarenboven wordt in de tekst voor het sterrenbeeld Driehoek telkens Deltoton, een ontlening van het Griekse Γεληωηόν gebruikt, waardoor Gain‟s interpretatie nog meer op losse schroeven komt te staan. Zelfs zonder de verduidelijking van het zesde fragment kan men al uit de tekst besluiten dat Germanicus de neiging heeft Griekse termen aan te wenden, ook al zijn er Latijnse alternatieven mogelijk.

96 Le Bœuffle, 1975, p. 59 97 Gain, 1976, p. 17 98 Suetonius, Tiberius 71

23 2 Aratus

Hoofdstuk 2. ARATUS

2.1 LEVEN

Over het leven van Aratus is er niet veel bekend. Men heeft vier Vitae, die bij de manuscripten horen en een vermelding in de Souda. Alle vijf die bronnen geven ongeveer hetzelfde verhaal,99 maar vullen sommige delen van Aratus‟ leven anders in. We hebben geen geboorte- of sterfdatum voor Aratus. Wel hebben we de namen van zijn ouders, Athenodorus en Letophila. Aratus had ook drie broers, waarvan de namen verschillen van tekst tot tekst. Eén van de drie was wel zeker vernoemd naar zijn vader, Athenodorus. Aratus kwam uit Soli, in Cilicië en bracht tijd door in Athene. Daarna was hij aan het hof van Antigonus, de koning van Macedonië. Dit was in de 125ste olympiade, wat overeenkomt met 276 v.C., de enige datum die we met zekerheid kunnen verbinden aan het leven van Aratus. Koning Antigonus zou Aratus gevraagd hebben een gedicht te schrijven op basis van het werk van Eudoxus van Cnidus, Κάηοπηπον, over astrologie, ook al was Aratus eigenlijk arts en niet astroloog. Het gevraagde werk werd de Phaenomena. Volgens sommige bronnen ging Aratus naar Syrië in het gevolg van Antiochus, die hem vroeg een uitgave van de Ilias te maken. Er zijn ook titels van andere werken van Aratus overgeleverd: Ἰαηπικὰ δςνάμειρ, Κανόνορ καηαηομή en Πεπὶ ἀναηολῆρ. De Vitae vermelden ook dat sommigen Aratus beschouwden als volgeling van Homerus, anderen van Hesiodus.

99 Kidd, 1997, p. 3-4; Martin, 1998, p. xii-xxi

24 2 Aratus

2.2 WERK

De Phaenomena bestaat uit twee delen: van vers 1-732 is het een astrologisch werk. Daarin wordt de sterrenhemel beschreven. De vorm, plaats, opkomst en ondergang van de sterrenbeelden worden besproken. Vaak krijgen ze ook een mythologische duiding. Het tweede deel is meer meteorologisch, het behandelt de tekens waarop men moet letten om het weer te kunnen voorspellen. Het werk is bedoeld als leerdicht en dus opgesteld in het metrum van het leerdicht, de dactylische hexameter. In navolging van Homerus en Hesiodus maakt Aratus gebruik van epische taal, zoals ἞έιηνο in plaats van ἥιηνο.

25 Conclusie

CONCLUSIE

Germanicus (15 v.C . -19 n.C.) had als lid van de keizerlijke familie een bevoorrechte positie. Als jongeman kreeg een goede opleiding. Hij was bedreven in de retoriek en toonde veel interesse voor de Griekse en Egyptische Oudheid. Hij werd door Tiberius geadopteerd, waardoor de verwachting werd opgewekt dat hij ooit keizer zou worden. Als militair kreeg hij veel verantwoordelijkheden, ook al was hij daar misschien niet de meest geschikte persoon voor. In het oosten toonde Germanicus door zijn omgang met buitenlandse heersers en het volk dat hij meer talent had als diplomaat, behalve in zijn omgang met Piso. De manier waarop hij werd ontvangen op zijn reizen, bijvoorbeeld naar Athene, bewijst dat hij er wel in slaagde om het volk te charmeren en dat hij een grote populariteit genoot. Nog een bewijs van zijn populariteit is de tumult die is ontstaan in Rome toen het nieuws van zijn ziekte en dood de stad bereikten. Germanicus is gestorven voor hij kon bewijzen of hij de hoge verwachtingen die voor hem gespannen waren al dan niet kon inlossen. De Aratea, geschreven tussen 14 en 19 n.C., is het resultaat van Germanicus‟ opleiding en zijn voorliefde voor de Griekse cultuur. Het werk, dat vaak een vertaling wordt genoemd, is eigenlijk meer een bewerking van de brontekst, Aratus‟ Phaenomena.

Over Aratus is veel minder bekend. Hij kan in de 3de eeuw v.C. gesitueerd worden. Ook vermelden alle Vitae dat hij een tijd aan het hof van de Macedonische koning Antigonus verbleef. Op basis van Eudoxus van Cnidus‟ werk, Κάηοπηπον, schreef Aratus een astrologisch leerdicht, de Phaenomena.

26 Inleiding hoofdstuk 3

INLEIDING HOOFDSTUK 3

In dit hoofdstuk wordt besproken hoe Germanicus omgaat met de benamingen van de sterrenbeelden. Sommige termen uit Aratus worden vertaald, andere overgenomen, nog andere worden omschreven. Dit hoofstuk gaat na waar Germanicus welke methode toepast.

Werkwijze Om de benamingen van de sterrenbeelden te kunnen bespreken heb ik eerst een index gemaakt van al de sterrenbeelden en hun benamingen, zowel bij Aratus als Germanicus. De indexen bij de tekstuitgaven volstonden hier niet voor, omdat die wel de verschillende termen vermelden, maar niet de omschrijvingen. Daarna heb ik de termen en omschrijvingen gegroepeerd per sterrenbeeld. Deze index is achteraan te vinden. In de index kan men al zien dat Germanicus veel meer verschillende termen gebruikt dan Aratus. Vervolgens heb ik voor elk sterrenbeeld besproken welke termen Germanicus gebruikt, welke Aratus gebruikt en wat hun onderlinge verhouding is. Op basis van die bespreking heb ik geteld hoe vaak Germanicus elke manier om een sterrenbeeld aan te duiden gebruikt. Hierdoor kon ik in de conclusie bespreken welke methode Germanicus het meest toepast.

27 3 Terminologie

Hoofdstuk 3. TERMINOLOGIE

Dit hoofdstuk bespreekt de terminologie die Germanicus gebruikt om de sterrenbeelden en planeten aan te duiden. Er wordt nagegaan hoe deze termen zich verhouden tegenover de termen die Aratus in het originele werk gebruikte. Het is nodig om eerst te vermelden welke verhoudingen er mogelijk zijn en hoe ze benoemd zullen worden. Er zijn leenwoorden (bastaardwoorden), ontleningen, vertalingen en omschrijvingen. De Van Dale geeft voor de term leenwoord: woord dat aan een andere taal is ontleend synoniem: bastaardwoord, aliënisme De definitie van het synoniem bastaardwoord is: aan een andere taal ontleend woord dat min of meer aangepast is aan de taal waarin het is overgenomen, bv. dineren, fabriek en traktement” De term ontlening betekent volgens Van Dale: 1 overneming van woorden, uitdrukkingen van iem. anders of uit een andere taal 2 woord dat, uitdrukking die van iem. anders of uit een andere taal overgenomen is Aangezien de eerste verklaring bij ontlening hetzelfde inhoudt als de verklaring van leenwoord, is het nodig een onderscheidt te maken tussen de twee. Een mogelijkheid zou zijn om de term leenwoord te vervangen door bastaardwoord, maar ik verkies dit niet te doen omwille van de negatieve connotatie van bastaardwoord. Daarom zal de term leenwoord gebruikt worden in de betekenis: “aan een andere taal ontleend woord dat min of meer aangepast is aan de taal waarin het is overgenomen” Bijvoorbeeld Aegoceri, dat wel een Grieks woord overneemt, maar de uitgang aanpast aan een Latijnse genitiefuitgang. De term ontlening krijgt dan de betekenis : “overneming van woorden, uitdrukkingen van iemand anders of uit een andere taal” met de bijkomende voorwaarde dat de oorspronkelijke vorm behouden blijft, maar dan uiteraard omgezet naar het Latijns schriftbeeld. Een voorbeeld hiervan is Helicen, naar Ἑλίκην, dat de Griekse accusatief –n behoudt. Er zijn ook enkele woorden die in het Grieks en het Latijn zeer goed op elkaar lijken, maar daarom niet per se leenwoorden zijn, Le Bœuffle zegt hiervan dat ze “natuurlijk

28 3 Terminologie corresponderen” aan elkaar.100 Dit is het geval voor Taurus en Ταῦξνο. Deze gevallen zullen beschouwd worden als vertalingen en niet als ontleningen, omdat dit de normale Latijnse woorden zijn voor deze concepten. Er is ook de simpele vertaling, zoals Corona voor Σηέθανορ. Ten slotte is kan er ook een omschrijving gebruikt worden, wanneer de term zelf niet wordt gebruikt, maar dat er onrechtstreeks naar verwezen wordt. Een voorbeeld hiervan is pecus villis auratis voor het sterrenbeeld Ram.

100 Le Bœuffle, 1977, p. 155

29 3 Terminologie

3.1 ZODIAK

3.1.1 RAM

Het sterrenbeeld Ram wordt in de Aratea aangeduid met Aries of Laniger. De meest voorkomende term, Aries, is een vertaling van het Griekse Κπιόρ. Laniger, woldragend, is een poëtisch adjectief, gemodelleerd naar Griekse voorbeelden, maar het voorbeeld komt niet voor bij Aratus. In de fragmenten komen de omschrijvingen pecus aurea terga, pecus villis auratis en pecus Phrixeae voor. Dit zijn allemaal verwijzingen naar de mythe van het Gulden Vlies. Deze omschrijvingen komen ook niet voor bij Aratus.

3.1.2 STIER

Het sterrenbeeld Stier wordt meestal met de naam Taurus genoemd en éénmaal met bos. Dit is een vertaling van het Griekse Ταῦπορ, dat telkens voorkomt bij Aratus, behalve op dezelfde plaats waar Germanicus bos gebruikt, daar staat ook in het voorbeeld βοῦρ. In de Fragmenta komt éénmalig Taurus Agenoreus voor. Dit stelt Jupiter voor, die in stierengedaante Europa, de dochter van koning Agenor, heeft geschaakt. Deze omschrijving komt niet uit Aratus.

3.1.3 TWEELING

Het sterrenbeeld Tweeling wordt steeds met Gemini aangeduid. Dit is een vertaling van het Griekse Γίδςμοι. In de meeste verhalen gaat het hier om de tweelingbroers Castor en Pollux, maar noch Germanicus, noch Aratus vermelden hen.

3.1.4 KREEFT

Het sterrenbeeld Kreeft krijgt enkel de benaming Cancer. Dit is een vertaling van het Griekse Καπκίνορ.

30 3 Terminologie

3.1.5 LEEUW

Het sterrenbeeld Leeuw wordt meestal aangeduid met Leo, een vertaling van het Griekse Λέων. In de Fragmenta worden de termen Leo Poenus en Nemeaei astri gebruikt. Geen van beide komen voor bij Aratus. Het is opmerkelijk dat de Leeuw eerst Punisch is en dan Nemeïsch. Het eerste is mogelijk een verwijzing naar het feit dat leeuwen meestal in Afrika voorkwamen. Het tweede verwijst naar één van de twaalf werken van Hercules.

3.1.6 MAAGD

Het sterrenbeeld Maagd krijgt verschillende namen. In de Aratea is dit meestal Virgo, in de uitweiding over de herkomst van het sterrenbeeld wordt de Maagd vereenzelvigd met Iustitia. Dit is vergelijkbaar met de situatie in de Phaenomena waarin de Maagd wordt aangeduid met Παπθένον en Γίκη in de uitleg over haar herkomst. Beide zijn dus vertalingen. In de Fragmenta worden de termen Virgo, Astraei ignis, dea iusta spicifera manu, dea frugifera en diva tenens Libra gebruikt. Astraei ignis verwijst naar Astraea (dochter van Astraeus), de maagdelijke godin van de gerechtigheid101, deze afstamming wordt ook vermeld door Aratus. Dea iusta spicifera manu (de rechtvaardige godin met de aren dragende hand) verwijst naar de vereenzelviging met Iustitia. Ook Aratus legt dit verband: Παξζέλνλ, ἥ ῥ‟ ἐλ ρεηξὶ θέξεη ζηάρπλ αἰγιήεληα. Maagd, die een stralende korenaar in de hand draagt. (Aratea, Phaenomena 97) Dea frugifera verwijst naar hetzelfde, maar komt niet voor bij Aratus. Diva tenens Libra (godin die de Weegschaal draagt) verwijst naar de gebruikelijke voorstelling van Rechtvaardigheid met een weegschaal en geeft tegelijk aan dat de sterrenbeelden Maagd en Weegschaal aan de hemel dicht bij elkaar staan, alsof de Maagd de Weegschaal vasthoudt.

101 Pinkster, lemma Astraea

31 3 Terminologie

3.1.7 WEEGSCHAAL

Het sterrenbeeld Weegschaal wordt in de Aratea vooral weergegeven als Chelae, de scharen van de Schorpioen. Het is een leenwoord van het Griekse Χηλαί, de enige benaming die voorkomt in de Phaenomena. Libra komt slechts éénmaal voor in de Aratea, tegenover zeven maal Chelae. In de Fragmenta is de situatie omgekeerd, daar komt Chelae slechts éénmaal voor tegenover vijf maal Libra. Mogelijk hield Germanicus in de vertaling meest vast aan het origineel dan in de Fragmenta, die niet (rechtstreeks) op de Phaenomena gebaseerd zijn.

3.1.8 SCHORPIOEN

Het sterrenbeeld Schorpioen wordt telkens Scorpios genoemd. Germanicus maakt geen gebruik van de Latijnse benamingen Scorpio of Scorpius, maar ontleent Σκοππίορ direct uit het Grieks. Scorpio komt niet voor omdat het niet in een hexameter past. Vermoedelijk gebruikt Germanicus Scorpios in plaats van Scorpius om een meer Griekse sfeer te behouden.

3.1.9 BOOGSCHUTTER

Het sterrenbeeld Boogschutter krijgt veel verschillende namen. De naam die overgeleverd is in de Romaanse talen, Sagittarius, komt niet voor bij Germanicus omdat die niet in een hexameter kan ingepast worden. De meest gebruikte termen om het volledige sterrenbeeld aan te duiden zijn Latijnse termen met de betekenis van pijl- of boog drager: Sagittifer, Arcitenens, tendens spicula en arcus pollens. De eerste twee zijn samengestelde adjectieven die in het Latijn vooral voorkomen in poëzie en gemodelleerd zijn naar Griekse adjectieven. De laatste twee zijn omschrijvingen. Bij Aratus keert de boog echter telkens terug in het woord zelf: Τοξεςηήπ, Τοξεςηήρ en Τοξόηηρ en niet als gesubstantiveerd adjectief of omschrijving. Door de voorstelling van de Boogschutter als centaur wordt het sterrenbeeld centauri arcus en centauri sagitta genoemd. De vermelding van Boogschutter als Centaur komt niet voor bij Aratus. Vaak wordt ook de benaming Arcus gebruikt, al dan niet metonymisch, als vertaling van het Griekse Τόξον.

32 3 Terminologie

3.1.10 STEENBOK

Het sterrenbeeld Steenbok wordt aangeduid met de Latijnse term Capricornus of met de ontlening van het Griekse Αἰγοκέπωρ: Aegoceros. Opmerkelijk is dat hij voor de nominatief de uitgang –os aanhoudt, maar voor de genitief wel –i en voor de ablatief –o als uitgang gebruikt.

3.1.11 WATERMAN

Het sterrenbeeld Waterman kent ook heel wat verschillende benamingen. Meest gebruikt is de vertaling Aquarius. Verder zijn er de namen van mythologische figuren die met vloeistof te maken hebben: Deucalion vanwege de zondvloed en Ganymedes als schenker van de goden. Er zijn ook termen die wijzen op het uitgieten van water of regen, zoals fundens latices, qui fundit latices, imbrifer en fusor imbris. Ook Hydrochoos, een ontlening van het Griekse Ὑδποσόορ, hoort hierbij. Bij dit sterrenbeeld valt op dat Germanicus een overvloed aan poëtische benamingen gebruikt, terwijl Aratus slechts Ὑδποσόορ gebruikt.

3.1.12 VISSEN

Het sterrenbeeld Vissen wordt door Germanicus steeds Pisces genoemd, een vertaling van het Griekse Ἰσθύερ. Bij Aratus komt op deze plaatsen ook enkel Ἰσθύερ voor. Dit is het laatste sterrenbeeld van het Romeinse jaar, zoals Germanicus aangeeft. Annua concludunt, Syriae duo numina, Pisces tempora. Tunc iterum praedictus nascitur ordo. De Vissen, twee Syrische godheden, sluiten een periode van een jaar af. Dan ontstaat de voordien besproken volgorde opnieuw. (Germanicus, Aratea 563-564) De Syrische godheden verwijzen naar een mythe over de geboorte van Venus die beschreven staat bij Hyginus.102

102 Hyginus, Fabulae 197

33 3 Terminologie

3.2 STERRENBEELDEN BUITEN DE ZODIAK

3.2.1 HONDEN

Het sterrenbeeld Hond wordt bij Germanicus aangeduid met Canis, een vertaling van het Griekse Κύων. De helderste ster in dit sterrenbeeld, de Hondsster, wordt Sirius genoemd, een ontlening van het Griekse Σείπιορ. Het sterrenbeeld dat een kleinere hond voorstelt, wordt slechts vermeld als de helderste ster in dat sterrenbeeld: Procyon. Deze term is een ontlening van het Griekse Πποκύων. Tegenwoordig wordt het onderscheid tussen beide honden gemaakt door de termen Canis Maior en Canis Minor te gebruiken.

3.2.2 ORION

Het sterrenbeeld Orion wordt bij Germanicus Orion genoemd, zoals bij Aratus Ὠπίων.

3.2.3 HAAS

Het sterrenbeeld Haas wordt weergegeven met het woord Lepus, een vertaling van het bij Aratus voorkomende Λαγωόρ.

3.2.4 HYADEN

De verzameling sterren die de naam Hyades krijgen bij Germanicus, worden bij Aratus Ὑάδερ genoemd. Dit is een directe ontlening.

3.2.5 ERIDANUS

Het sterrenbeeld Rivier wordt door Germanicus aangeduid met het leenwoord Eridanus, dit is de poëtische naam voor de Po. De Latijnse vertaling Amnis Padus komt éénmalig voor, alsook gewoon Amnis. Bij Aratus wordt de Rivier slechts éénmaal aan de Po verbonden en Ἠπιδανόρ genoemd. De vertaling van Amnis, Ποηαμόρ komt meer voor, of zelfs Ποηαμὸρ ἀζηεπόειρ, besterde rivier. In de moderne astronomie krijgt dit sterrenbeeld de naam Eridanus.

34 3 Terminologie

3.2.6 ARGO

Het sterrenbeeld dat het schip Argo voorstelt wordt door Germanicus Aplustria Ratis, Ratis, Puppis, Aplustria Puppis of gewoon Carina genoemd. De eerste drie worden soms verduidelijkt door er Argoa bij te plaatsen. Bij Aratus komt Ἀπγώ voor, zonder verduidelijking dat het om een schip gaat. Eén enkele maal komt ook Ππύμνα voor. Slechts ratis betekent „schip‟. Aplustria, puppis en ππύμνα betekenen „achtersteven‟, maar worden metonymisch gebruikt. Carina betekent eigenlijk „kiel‟ en wordt ook metonymisch gebruikt. De huidige Nederlandse term is Kiel, de Latijnse Carina.

3.2.7 CENTAUR

Het sterrenbeeld Centaur wordt weergegeven door Centaurus, Chiron en Biformis. Deze termen zijn bij Germanicus dubbelzinnig. Centaurus wordt in de Fragmenta namelijk tweemaal gebruikt om de Boogschutter aan te duiden. Biformis wordt als gesubstantiveerd adjectief enkel gebruikt om het sterrenbeeld Centaur aan te duiden. Als adjectief wordt het gebruikt bij het sterrenbeeld Steenbok. In het origineel komt deze verwarring niet voor aangezien Aratus enkel Κένηαςπορ gebruikt.

3.2.8 WOLF

Nabij de Centaur is er een sterrenbeeld dat Germanicus terloops vermeldt en Fera noemt, een vertaling van Aratus‟ Θηπίον. De moderne benaming voor dit sterrenbeeld is Lupus.

3.2.9 RAAF

Ook het sterrenbeeld Raaf, dat door Germanicus Corvus genoemd wordt, is een vertaling van het Griekse Κόπαξ.

35 3 Terminologie

3.2.10 BEKER

Het sterrenbeeld Beker wordt aangeduid met Crater, een leenwoord voor het Griekse Κπηηήπ.

3.2.11 HYDRA

De Hydra wordt door Germanicus nu eens met Hydra, dan weer met Hydros. Slechts éénmaal is er een metrische reden, al de andere keren is er geen aanwijsbare reden. Aratus gebruikt enkel Ὕδπη. Tegenwoordig wordt er wel een onderscheid gemaakt tussen Hydra en Hydros, maar dit is een modern onderscheid, want Hydros ligt dicht bij de zuidpool en dat deel was nog niet bekend in Aratus‟ tijd.

3.2.12 ZUIDERVIS

Het sterrenbeeld Vis aan het zuidelijke halfrond wordt door Germanicus Piscis genoemd of omschreven als unus diversus a geminis Piscibus om het te onderscheiden van de Vissen uit de dierenriem. Bij Aratus wordt dit teken ook ter verduidelijking Zuidervis genoemd, Ἰσηῦρ Νόηιορ. Moderne astronomen noemen dit sterrenbeeld Piscis Austrinus.

3.2.13 WALVIS

Het sterrenbeeld Walvis wordt door Germanicus Belua, Pistrix en Pristis genoemd, met een voorkeur voor dat laatste. Pistrix en Pristis zijn nevenvormen van hetzelfde woorden. Alle drie deze termen zijn vertalingen van het Griekse Κῆηορ, de enige term die Aratus gebruikt voor dit sterrenbeeld. De moderne Latijnse term is het leenwoord Cetus, maar dat komt bij Germanicus niet voor. Al deze woorden betekenen eigenlijk „zeemonster‟, maar tegenwoordig wordt het sterrenbeeld Walvis genoemd.

36 3 Terminologie

3.2.14 PERSEUS

Het sterrenbeeld Perseus wordt in de Aratea en in de Phaenomena steeds met dezelfde naam aangeduid, respectievelijk Perseus en Πεπζεύρ.

3.2.15 ANDROMEDA

Germanicus gebruikt voor het sterrenbeeld Andromeda meestal de gebruikelijke naam Andromeda. Hij gebruikt ook het patroniem Cepheis. Verder omschrijft hij het sterrenbeeld ook als devota virgo en servata puella. Beide omschrijvingen verwijzen naar de band met Perseus. Bij Aratus wordt enkel de naam Ἀνδπομέδα gebruikt.

3.2.16 CASSIOPEIA

Cassiopeia wordt bij Germanicus Cassiepia genoemd, waarschijnlijk gemodelleerd naar Aratus‟ Καζζιέπεια, de vorm die steeds terugkeert in de Griekse didactische poëzie.

3.2.17 CEPHEUS

Ook het sterrenbeeld Cepheus krijgt bij Germanicus enkel de naam die ook bij Aratus voorkomt. In Het Latijn als Cepheus, in het Grieks Κεθεύρ.

3.2.18 PEGASUS

Het sterrenbeeld Pegasus wordt bij Germanicus meestal met Pegasus benoemd. Andere benamingen zijn Equus en Sonipes of Sonipes ales, vertalingen van Ἱππορ, de enige benaming die bij Aratus voorkomt.

3.2.19 PLEIADEN

Om de Pleiaden aan te duiden gebruikt Germanicus in het enkelvoud Plias en in het meervoud Pleiades. Aratus gebruikt enkel Πλϊάδερ.

37 3 Terminologie

3.2.20 VOERMAN

Het sterrenbeeld Voerman wordt Auriga, Erichthonius en Myrtilos genoemd. Auriga is een vertaling van de enige term die voorkomt bij Aratus, Ἡνίοσορ. Erichthonius verwijst naar een koning van Athene, die de uitvinder van het vierspan en het wagenrennen zou zijn. Myrtilos verwijst naar de wagenmenner van Oinomaos, die het span saboteerde zodat Pelops de wedstrijd zou winnen. De laatste twee worden niet vermeld door Aratus. De modern astronomie gebruikt de term Auriga.

3.2.21 GEITEN

De sterren die een geit en geitjes zouden voorstellen, krijgen van Germanicus de namen (Cretaea) Capra en Iovis nutrix voor de geit en Haedi voor de geitjes. Cretaea Capra en Iovis nutrix zijn verwijzingen naar de geit Amalthea die Jupiter zoogde op Creta.103 Aratus verwijst ook naar die mythe, maar door middel van een omschrijving. Aratus verwijst ook naar de positie van de ster Geit, in de elleboog van de Voerman, vandaar de naam Ὠλενίη Αἴξ. De Geitjes worden Ἔπιθοι genoemd. Capra en Haedi zijn dus vertalingen. De moderne benamingen zijn Capella en Haedi.

3.2.22 ZWAAN

De Zwaan krijgt de namen Cygnus en Avis. De laatste is een vertaling van het Griekse Ὄπνιρ en Ὄπνιθορ. Aratus vermeldt echter geen zwaan. Tegenwoordig wordt dit sterrenbeeld wel als Zwaan beschouwd en is de wetenschappelijke benaming Cygnus.

3.2.23 DRIEHOEK

Het sterrenbeeld Driehoek wordt in de Aratea Deltoton genoemd, een ontlening van Γεληωηόν. In de Fragmenta wordt ook Triangula gebruikt. De moderne astrologie neemt de Latijnse term in het enkelvoud: Triangulum.

103 Howatson, 1989, p. 30

38 3 Terminologie

3.2.24 PIJL

Germanicus noemt de Pijl Sagitta en Telum, beide vertalingen van Οἰζηόρ bij Aratus.

3.2.25 AREND

De Arend wordt bij Germanicus Aquila genoemd, een vertaling van het Griekse Ἀεηόρ. Deze vogel wordt ook Ales of Ales Iovis genoemd, omdat hij zeer geliefd was door Jupiter. Bij Aratus komt dit niet voor.

3.2.26 DOLFIJN

Het sterrenbeeld Dolfijn wordt door Germanicus aangeduid met het leenwoord Delphinus en de ontlening Delphis. Bij Aratus wordt Γελθίρ gebruikt.

3.2.27 LIER

Het sterrenbeeld Lier wordt Lyra genoemd, een ontlening van het Griekse Λύπη. De Lier wordt soms verduidelijkt met dilecta Mercurio en Mercurialis, als vertaling van het Griekse Κςλληναίη en Ἑπμαίη. Aratus vermeldt ook σέλςρ, de schildpad waarvan Mercurius een lier heeft gemaakt. Germanicus laat deze anekdote volledig links liggen.

3.2.28 ONBEKENDE GEKNIELDE FIGUUR

Dit sterrenbeeld krijgt geen naam, het wordt bij Germanicus steeds beschreven. Effigies defecta labore, imago membris deformis, innixus genu, nixa genu facies, nixa genu species genu nixus. Effigies, imago, facies en species zijn vertalingen van Δἴδωλον dat door Aratus wordt gebruikt. Hij benadrukt wel dat de figuur onbekend is door er ἀπεςθήρ aan toe te voegen. Effigies defecta labore is een vrije vertaling van Aratus‟ Δἴδωλον ἐοικὸρ ανδπὶ μογέονηι. Het feit dat men een geknielde figuur ziet in dit beeld leidde tot Germanicus verscheidene vormen van niti genu als vertaling van Ἐν γόναζιν en Γνύξ (αἰεί). Tegenwoordig wordt dit sterrenbeeld Hercules genoemd.

39 3 Terminologie

3.2.29 DRAAK

Het sterrenbeeld Draak wordt Draco en éénmaal Anguis genoemd. Draco is een leenwoord van het Griekse Γπάκων. Anguis is een vertaling en kan Draak betekenen, hoewel het bij Germanicus maar één keer in die betekenis voorkomt.

3.2.30 SLANG

De Slang wordt Serpens en Anguis genoemd. Beide zijn vertalingen van Ὄθιρ bij Aratus. De moderne astronomie gebruikt Serpens voor dit sterrenbeeld.

3.2.31 SLANGENDRAGER

Dit sterrenbeeld krijgt de naam Ophiuchus bij Germanicus, een leenwoord voor Ὀθιοῦσορ.

3.2.32 MELKWEG

De Melkweg wordt bij Germanicus Lacteus orbis genoemd, een leenvertaling van Γάλα dat bij Aratus voorkomt.

3.2.33 NOORDERKRANS

Dit sterrenbeeld wordt Corona, Corona Minoa, ignis Ariadnaeus en Serta genoemd. Corona en Serta zijn vertalingen van Aratus‟ Σηέθανορ. Aratus vermeldt ook dat deze krans door Dionysos aan Ariadne werd geschonken.104 Tegenwoordig wordt dit sterrenbeeld Corona Borealis genoemd.

3.2.34 ZUIDERKRANS

De andere Krans, die zich aan de voorpoten van de Boogschutter bevindt, wordt ook Corona en Serta genoemd. Soms verduidelijkt Germanicus over welke krans het gaat door te zeggen dat het om de Corona minus nota of sine honore gaat. Aratus gebruikt éénmalig de naam Σηέθανορ.

104 Aratus, Phaenomena 71-72

40 3 Terminologie

Op een andere plaats in de Phaenomena krijgen deze sterren geen naam, maar worden ze vermeld als: ὆ιίγνη γε κέλ ἄιινη <ἀζηέξεο> λεηόζη Τνμεπηῆξνο ὑπὸ πξνηέξνηζη πόδεζζηλ ἄγλσηνη θύθιῳ πεξηγέεο εἱιίζζνληαη. Enkele andere sterren onder de Boogschutter, onder zijn voorpoten, draaien onbekend rond in een cirkel liggend. (Aratus, Phaenomena 399-401) Santini beweert dat Germanicus met sine honore bedoelt dat de sterren van deze Zuiderkrans minder helder zijn dan die van de andere krans.105 Dit sterrenbeeld wordt heden ten dage Corona Australis genoemd.

3.2.35 ALTAAR

Het Altaar wordt door Germanicus voorgesteld als altaar, Ara en Altaria, en als wierookvat, Turibulum. Bij Aratus wordt dit sterrenbeeld Θςηήπιον genoemd, dit is een verkorte vorm van θςζιαζηήπιον, altaar. Volgens Le Bœuffle is de term Turibulum in het Latijn geslopen door de gelijkenis tussen θύω, (offeren) en tus, turis (wierook) en omdat de twee woorden in de context van het ritueel offeren thuishoren.106 De moderne benaming is Ara.

3.2.36 GROTE BEER

De Grote Beer wordt Ursa, Ursa Maior, Arctos, Helice, Cresia en Plaustra genoemd. Volgens Le Bœuffle komt ook Arctos Lycaonis voor. Ursa is een vertaling van het Griekse Ἄπκηορ. Maior is een verduidelijking om dit sterrenbeeld te onderscheiden van de Kleine Beer, Ursa Minor. Arctos en Helice zijn ontleningen van de Griekse termen Ἄπκηορ en Ἑλίκη. De Griekse uitgangen worden behouden. Bij Aratus komt ook Ἄπκηορ ἑλίκη voor. Cresia verwijst naar de mythe dat Jupiter op Creta verborgen en gevoed werd, toen zijn moeder hem verstopte voor zijn vader, Saturnus.107

105 Santini,1977, p. 40 106 Le Bœuffle, 1977, p. 148 107 Possanza, 2004, p. 120

41 3 Terminologie

Plaustra, de Wagen, komt overeen met Ἄπκηορ ἁμαξαίη, wagenachtige Beer, bij Aratus. Arctos Lycaonis komt niet voor bij Aratus. Deze term verwijst naar de legende dat , dochter van Lycaon, door Juno in een beer werd veranderd en later door Jupiter aan de hemel werd geplaatst.108 De huidige astronomie verwijst naar dit sterrenbeeld met de term Ursa Maior.

3.2.37 KLEINE BEER

Het sterrenbeeld Kleine Beer wordt bij Germanicus Cynosura en Cynosuris, „hondenstaart‟ genoemd. Dit zijn ontleningen van Κςνόζοςπα en Κςνοζοςπίρ. Germanicus behoudt zelfs de Griekse uitgangen. Zoals bij de Grote Beer combineert Aratus ook voor de Kleine Beer verschillende opvattingen: Κςνοζοςπὶρ Ἄπκηορ, beer met hondenstaart. Mogelijk gebruikt Germanicus ook Arctos en Ursa om de Kleine Beer aan te duiden. Volgens Le Bœuffle109 bedoelt Germanicus hier de Grote Beer, hoewel er bij Aratus Κςνοζοςπίρ staat. Αὐηνῦ θαὶ Κξηνῖν ζνώηαηαί εἰζη θέιεπζζνη, ὅο ῥά ηε θαὶ κήθηζηα δησθόκελνο πεξὶ θύθια νὐδὲλ ἀθαπξόηεξνλ ηξνράεη Κπλνζνπξίδνο Ἄξθηνπ. Daar is ook het zeer scherpe pad van de Ram, die langs de grootste cirkels beweegt en hij loopt niet zwakker dan de Beer Cynosura. (Aratus, Phaenomena 225-227) Le Bœuffle zegt dit omdat bij Germanicus Lycaonis Arctos staat in de zin erna. Inde subest Aries, qui longe maxima currens orbe suo spatia ad finem non tardius Ursa peruenit et quanto graviore Lycaonis Arctos axem actu torquet, tanto pernicior ille distantis cornu properat contingere metas. Van daaruit is de Ram in de buurt, die, de zeer grote ruimte doorkruisend met zijn baan, niet later het einde bereikt dan de Beer en met een hoeveel zwaardere beweging - draait de Grote Beer (Lycaonis Arctos) rond de as, - draait de Beer rond het noorden (Lycaonis axis), zoveel sneller haast hij zich om met zijn hoorn de eindmeet in de verte aan te raken. (Germanicus, Aratea 224-228)

108 Howatson, 1989, p. 112 109 Le Bœuffle, 1975, p. 15

42 3 Terminologie

Lycaonis kan zowel bij Arctos horen, als bij axem. In het eerste geval, dat Le Bœuffle verdedigt ,110 gaat het inderdaad om de Grote Beer. In het tweede geval gaat het om de noordelijke hemelstreek. Gain111 gaat er zonder commentaar van uit dat Germanicus Aratus volgt en Kleine Beer bedoelt. Er is ook geen aanwijsbare reden waarom Germanicus van de betekenis van de oorspronkelijke tekst zou afwijken. Een bijkomend argument is dat het sterrenbeeld Kleine Beer dichter bij de noordelijke hemelpool staat dan de Grote Beer en dus nog trager lijkt te bewegen in contrast met de Ram om in dezelfde tijd een grotere cirkel af te leggen. Tegenwoordig wordt de term Ursa Minor gebruikt om het sterrenbeeld Kleine Beer aan te duiden. Deze term komt niet bij Germanicus voor.

3.2.38 BEREN

Soms verwijst de tekst in één adem naar beide Beren, hiervoor maakt Germanicus gebruik van Ursae, Arctoe en Arctoe Cretaeae. Ursae is een vertaling en Arctoe is een ontlening van Ἄπκηορ. Met Arctoe Cretaeae verwijst Germanicus naar een andere passage112 waarin hij uitlegt dat de Beren op Creta optraden als voedsters voor Zeus en uit dankbaarheid aan de hemel zijn geplaatst.

3.2.39 BOÖTES

Het sterrenbeeld Boötes wordt bij Germanicus Bootes, Arctophylax en Icarus genoemd. De eerste twee zijn ontleningen van respectievelijk Βοώηερ en Ἀπκηοθύλαξ. Icarus wordt niet vermeld door Aratus. Bootes, de Ossenhoeder verwijst naar de voorstelling van de Grote Beer als zeven ossen die traag rondlopen, Septemtriones. Hoewel Germanicus de voorstelling van de ossen niet gebruikt, gebruikt hij wel die van de Ossenhoeder. Arctophylax haalt zijn naam uit zijn nabijheid tot de Beren. De benaming Icarus verwijst naar de man die volgends de legende wijn leerde maken van Bacchus.113

110 Le Bœuffle, 1975, p. 15 111 Gain, 1976, p. 91 112 Germanicus, Aratea, 31-38 113 Hyginus, De Astronomica 2.4; Graves, 2008a, p. 351-352; Howatson 1989, p. 294

43 3 Terminologie

3.2.40 ARCTURUS

Acturus is de helderste ster in het sterrenbeeld Boötes. De benaming is een ontlening van de Griekse naam Ἀπκηοῦπορ. Bij Germanicus wordt deze naam meestal gebruikt om enkel de ster aan te duiden, maar op één plaats is het onduidelijk of de ster dan wel het sterrenbeeld Boötes wordt bedoeld. Bij Aratus is het maar één keer zeker dat het om de ster alleen gaat. De andere keren dat de term Arcturus voorkomt is het meer waarschijnlijk dat die op het sterrenbeeld doelt.

44 3 Terminologie

3.3 PLANETEN

De planeten komen enkel voor in de Fragmenta en zijn dus geen vertaling van de Phaenomena. Aratus behandelt immers de planeten niet. De termen worden hier opgenomen omdat ze aantonen dat Germanicus ook hier een voorkeur toont om verschillende termen te gebruiken voor hetzelfde concept, liefst nog met een mythologische inslag. Ook de zon en de maan horen thuis in deze rij, aangezien ze in de oudheid ook beschouwd werden als planeten. Cumont heeft aangetoond dat de identificatie van de planeten met godheden uit Mesopotamië komt. De Grieken hebben deze voorstelling overgenomen maar hun eigen goden in plaats gesteld, die qua karakter overeenkwamen met de Mesopotamische godheid.114 Onder invloed van de Oosterse godsdiensten werden de planeten aan andere goden toegekend. Hierdoor kwam het voor dat één planeet verschillende benamingen kreeg. Deze situatie was verwarrend voor de Alexandrijnse geleerden die over astrologia schreven. Daarom gebruikten zij beschrijvende termen voor de planeten. Φαίνων (stralend) voor Saturnus, Φαέθων (glanzend) voor Jupiter, Πςπόειρ (vurig) voor Mars, Φωζθόπορ (licht dragend) voor Venus, Σηίλβων (blinkend) voor Mercurius. 115 De geleerden gebruikten dus termen die geen banden meer hadden met de godsdienst. Deze terminologie kon echter het gebruik om de planeten aan goden toe te schrijven niet volledig verdringen.116 In het Latijn werd dit gebruik overgenomen en werden de planeten aangeduid als „ster van‟, bijvoorbeeld de ster van Venus. Later werd dit afgekort naar de naam van de godheid.117 Na een tijd werden deze benamingen echter in verband gebracht met de godheden en werden hun namen gebruikt om de planeten aan te duiden. 118 De moderne astronomie gebruikt nog steeds de Latijnse godennamen.

114 Cumont, 1935, p. 7 115 Cumont, 1935, p. 18-19 116 Cumont, 1935, p. 32-33 117 Cumont, 1935, p. 34-35 118 Radici Colace, 2002, p. 104

45 3 Terminologie

3.3.1 MERCURIUS

De planeet Mercurius wordt Mercurius, Cyllenius, Cyllennius ignis en Cyllenēus ignis genoemd. Cyllenius verwijst naar het gebergte, waar Maia in een grot Mercurius baarde. Cyllenēus betekent hetzelfde, maar kan door de lange ē op andere plaatsen in het metrum gebruikt worden. Reeds in de Homerische hymnen wordt Mercurius in verband gebracht met het gebergte en Cyllenius genoemd. Ἑξκῆλ ὕκλεη Μνῦζα Γηὸο θαὶ Μαηάδνο πἱόλ, Κπιιήλεο κεδένληα Bezing, Muze, Hermes, zoon van Zeus en Maia, heerser over Cyllene (Hymni Homerici, In mercurium 1-2) ἤζειελ ἐμαπαηᾶλ Κπιιήληνο Ἀξγπξόηνμνλ119 Cyllenius (Hermes) wou de drager van de zilveren boog (Apollo) bedriegen. (Hymni Homerici, In mercurium 318)

3.3.2 VENUS

De planeet Venus wordt Venus, Veneris stella, dea, Cytherea, Cythereius ignis, Hesperos en Phosporos genoemd. Cytherea verwijst naar het eiland Cythera, waar Venus volgens sommige eerst gezien werd. Hesiodos meldt namelijk dat nadat Kronos zijn vader Ouranos had gecastreerd, hij de teelballen in de zee gooide en er uit het schuim een meisje ontstond. ἀκθη δὲ ιεπθὸο ἀθξὸο ἀπ‟ ἀζαλάηνπ ρξνόο ὤξλπην · ηῷ δ‟ἔλη θνύξε ἐζξέθζε · πξῶηνλ δὲ Κπζήξνηζη δαζένηζηλ ἔπιεη‟, … … ηὴλ δ‟ Ἀθξνδίηελ ἀθξνγελέα ηε ζεὰλ θαὶ ἐπζηέθαλνλ Κπηέξεηαλ θηθιήζθνπζη ζενί ηε θαὶ ἀλέξεο, νὕλεθ‟ ἐλ ἀθξῷ ζξέθζε · ἀηὰξ Κπζέξεηαλ, ὅηη πξνζέθπξζε Κπζήξνηο Rond het onsterfelijke vlees ontstond wit schuim, daarin groeide een meisje, eerst bereikte ze het heilige Cythera, … Goden en mensen noemen Afrodite de schuimgeboren godin en

119 Hymni Homerici, In mercurium 318

46 3 Terminologie

schoonomkranste Cytherea, aangezien ze uit schuim is gegroeid, maar Cytherea omdat ze

Cythera heeft bereikt. (Hesiodus, Theogonie 190-198) Phosphoros, brenger van licht, is de benaming voor Venus als Ochtendster, omdat ze zo de dag aankondigt en het licht brengt. Het is een overname van het Griekse Φωζθόπορ, zoals Cicero uitlegt. Infima est quinque errantium terraeque proxuma stella Veneris, quae Φσζθόξνο Graece Lucifer Latine dicitur cum antegreditur solem, cum subsequitur autem Ἕζπεξνο. De onderste van de vijf zwervende en het dichtst bij de Aarde is de ster van Venus, die in het Grieks Φωζθόπορ en in het Latijn Lucifer wordt genoemd wanneer ze de zon voorgaat, maar wanneer ze volgt Ἑζπεπορ . (Cicero, De Natura Deorum 2.53) Germanicus neemt ook de uitgang –os over, dit lijkt alsof in dit geval de bij uitstek vrouwelijke planeet plots mannelijk is. De vrouwelijke uitgang in het Grieks is echter ook –νο omdat Φωζθόπορ een samengesteld werkwoord is. Hetzelfde geldt voor Hesperos. Hesperos is een overname van het Griekse Ἑζπεπορ. Deze term verwijst naar de rol van Venus als Avondster. Ze wordt ook gezien als de ster die de nacht brengt, zoals Germanicus zegt: Sed ubi Hesperos ignes provocat aetherios et noctem inducere terries incipit, exoriens ecce haec Cytherea movebit. Maar zodra de Avondster de hemelse vuren doet verschijnen en de nacht over de aarde begint te verspreiden, kijk wat Cytherea verschijnend beweegt. (Germanicus, Aratea fr. 4.74-76) Het Griekse Ἑζπεπορ is etymologisch verwant aan het Latijnse vesper, beide komen van het PIE *ue-k(w)sp-er-o-.120 Het kan tegenstrijdig lijken dat de Romeinen Venus nu eens als brenger van de dag, dan weer als brenger van de nacht aanduiden. Dit is echter zo omdat de planeet slechts een tijd voor zonsopgang en na zonsondergang te zien is. Wanneer ze te zien is, is ze het helderste aan de hemel, met uitzondering van de maan.121

120 Vaan, 2008, p. 670 121 http://planetary.org/explore/topics/venus/facts.html

47 3 Terminologie

3.3.3 MARS

De planeet Mars wordt in de Fragmenta nergens aangeduid met Mars, maar wel met de andere vorm Mavors. Andere termen zijn stella Martia, Belliger en Gradivus genoemd. Māvors is een andere vorm van Mars. Māvors is een foutief archaïsme, de lange a is door analogie met Mārs. De oorspronkelijke vorm *mămart- maakte een klinkerdissimilatie mee naar *mămort-. Daarna dissimileerde de medeklinker –m- tot –u-, waardoor men Mavort- bekomt. De bilabiale –u- verdween voor de –o-. Door de contractie van –ă- en –o- kreeg Mārs een lange a.122 Volgens de Vaan is Māvors de correcte oude vorm. De vorm *māmart- evolueerde naar *māu̯ o/ert- en dan verder naar Mārt-. Dit zou een regelmatige verandering zijn als het om *māwarts ging, dat de –w- wegvalt tussen twee dezelfde klinkers. Daarom is de o in Māvors secundair. De verandering van *-m- naar *-w- is echter uniek voor dit geval. Daarom neemt de Vaan aan dat de naam *māmart- van vreemde oorsprong is en dat de tweede medeklinker een klank tussen m en v is, die als m werd geschreven. In de eerste theorie is de eerste a kort, wat normaal is voor een klinker in een reduplicatie. Deze theorie maakt ook gebruik van regelmatige klankveranderingen. De theorie van de Vaan neemt een klank aan tussen m en v, die niet bestaat. Daarom verkies ik de eerste theorie. Stella Martia is de ster van Mars. Belliger verwijst naar Mars als god van de oorlog. Ook de bijnaam Gradivus is een verwijzing naar zijn functie als god van de oorlog, het betekent „hij die (naar de oorlog) marcheert‟.123

3.3.4 JUPITER

De planeet Jupiter word aangeduid met Iuppiter, pater en pater superum. Dit verwijst naar Jupiter als vader van de godheden.

122 Meiser, 1998, p. 127; Prof. dr. de Melo 123 Howatson, 1989, p. 349

48 3 Terminologie

3.3.5 SATURNUS

De planeet Saturnus wordt slechts met één term aangeduid, namelijk Saturnus.

3.3.6 ZON

De zon komt zeer vaak voor bij Germanicus, zowel in de Aratea als in de Fragmenta. Meestal wordt hij aangeduid met sol. Er worden echter ook vaak meer poëtische termen gebruikt, waarvan de meeste naar Phoebus verwijzen: Phoebus, axis Phoebeus, Phoebi axis, Phoebeus ignis, arma Phoebea, Phoebeos currus en currus. Er wordt ook tweemaal verwezen naar de zon met Titan. Sol is de gewone benaming voor de zon, een vertaling van ἠέλιορ, het enige woord dat bij Aratus voorkomt om de zon aan te duiden. Phoebus verwijst naar Apollo, Griekse god van de zon. Hij wordt bij Germanicus voorgesteld als zon zelf of als menner van de zonnewagen, currus of axis. Titan verwijst naar de titaan Helios, die met zijn zonnewagen door de lucht reed om de zon voort te bewegen, zoals Ovidius zegt. Pronus erat Titan inclinatoque tenebat / Hesperium temone fretum De Titaan was aan het ondergaan en bereikte met de hellende wagen (dissel) de westelijke golven. (Ovidius, Metamorphoses 11.257) Aratus gebruikt wel de term ἞έιηνο om de zon aan te duiden, maar vermeldt geen Titaan. Germanicus geeft de Titaan geen wagen, maar plaatst die als attribuut bij Phoebus.

3.3.7 MAAN

De maan wordt in de Aratea luna genoemd. In de Fragmenta wordt ze aangeduid als de tweelingzus van Phoebus, de zon, namelijk Phoebe. Luna is een vertaling van het Griekse ζελήνη. Aratus gebruikt enkel dit woord. Toch is Germanicus‟ Phoebe een ontlening van de Griekse bijnaam voor Artemis: Φοίβη, Diana in het Latijn.

49 3 Terminologie

Een mogelijke verklaring voor de discrepantie in het aantal verschillende namen is dat Venus veel zichtbaarder is aan de hemel en meer gezien en benoemd wordt. Jupiter en Saturnus de veel minder zichtbaar zijn, moeten dus ook minder vaak een naam krijgen. De zon en maan volgen deze redenering niet. Hoewel beide zeer duidelijk aanwezig zijn in de hemel, krijgt de zon veel meer benamingen. Dit kan zijn omdat Germanicus in de Aratea en Fragmenta de zon veel vaker vermeldt dan de maan (6 tegen 31)

50 Conclusie

CONCLUSIE

“Parfois les auteurs ont recours à l’emprunt direct, mais ils éprouvent généralement de la répulsion pour ce procédé, peu compatible avec leur sentiment national. Certes le comportement n’est pas identique chez tous : les techniciens ou les compilateurs tardifs se montrent plus accueillants aux simples transcriptions du grec, alors que les grands écrivains classiques sont beaucoup plus réticents”124 Le Bœuffle geeft in dit citaat weer wat de algemene trend was voor de klassieke auteurs in de Latijnse, astrologische literatuur, namelijk zoveel mogelijk Latijnse termen gebruiken. Germanicus doet echter niet mee met deze trend. Ongeveer een eeuw nadat Cicero zijn Aratea had geschreven, hield Germanicus niet meer vast aan de notie dat een vertaling alles moest vertalen. Dit blijkt uit de termen die Germanicus gebruikt in zijn Aratea. Hij gebruikt inderdaad vaak, meestal zelfs, vertalingen voor de termen, maar lang niet altijd. Hij gebruikt 35 maal een vertaling voor een Griekse term en 29 maal een versie van de Griekse term. Soms gebruikt hij zelfs beide om één concept aan te duiden, zoals Ursa en Arktos voor Ἄπκηορ. Hij kiest dus om een ontlening te gebruiken en wordt hier niet toe gedwongen omdat er geen Latijnse opties is. Ook valt het op dat Germanicus, wanneer hij het Griekse woord overneemt, meestal (22 maal) ervoor kiest om het volledig als ontlening over te nemen, met Griekse uitgang, in plaats van de Griekse term zoals leenwoord een Latijnse uitgang te geven (7 maal). Hij gebruikt ook vaak omschrijvingen (10 maal) om de term zelf niet te gebruiken, maar wel duidelijk te maken om welk sterrenbeeld het gaat. In het laatste bewaarde fragment van de Aratea geeft hij zelf ook aan dat hij niet inziet waarom hij de Latijnse termen zou verkiezen boven de Griekse. Cur te divite lingua, Graecia, praecurram potiusque triangula dicam ? Waarom zou ik je rijkdom aan taal overtreffen, Griekenland, en zou ik liever „triangula‟ zeggen? (Germanicus, Aratea fr.VI) Dit toont aan dat Germanicus wel Latijnse termen gebruikte, hij schreef tenslotte een Latijns werk, maar niet de neiging had om per se overal een Latijns woord voor te vinden.

124 Le Bœuffle, 1971, p. 79

51 Inleiding hoofdstuk 4

INLEIDING HOOFDSTUK 4

Het vierde hoofdstuk behandelt de manier waarop Germanicus omgaat met de mythologische achtergrond van de sterrenbeelden. Er wordt nagegaan of Germanicus de mythologische uitleg die hij vermeldt overneemt van bij Aratus of als hij die zelf toevoegt.

Werkwijze Voor dit hoofdstuk heb ik in de Aratea en de Phaenomena elk sterrenbeeld opgezocht op elke plaats waar het voorkomt en ben ik nagegaan of op die plaats wordt gerefereerd aan een mythologisch verhaal. Waar dit het geval was, heb ik gecontroleerd of dit voor beide teksten zo was of niet. Ik heb ook bij elk sterrenbeeld dat een mythologische uitleg krijgt, de passage uitgelicht en vertaald. Aangezien Germanicus en Aratus meestal zeer kort naar een mythe verwijzen, in enkele verzen of soms zelfs in enkele woorden, heb ik voor die sterrenbeelden het verhaal dat erachter zit erbij gevoegd. Hiervoor heb ik soms citaten uit Hyginus en Ovidius ingevoegd en vertaald. Daarna heb ik geteld hoe vaak Germanicus een verhaal vertelt of eraan refereert dat niet bij Aratus voorkomt en hoe vaak hij een uitleg van bij Aratus langer of korter maakt.

52 4 Mythologie

Hoofdstuk 4. MYTHOLOGIE

De mythologische inslag in het werk is zeer belangrijk. Alle sterrenbeelden kunnen verbonden worden aan een mythe of legende die hun plaats en vorm verklaart. Soms worden verschillende personages uit één mythe dicht bij elkaar geplaatst, zoals de sterrenbeelden die met Perseus te maken hebben. Vaak is het belang van de persoon of het voorwerp in de mythe de reden van hun plaatsing tussen de sterren, zoals Icarus, omdat de goden hen (een laatste) eer willen bewijzen. Net als Aratus vermeldt Germanicus deze mythe of alludeert hij erop. Germanicus verwijst soms voor hetzelfde sterrenbeeld naar verschillende mythes, zoals bij de Waterman. Hij toont ook een voorkeur voor de minder bekende verhalen.125

4.1 ZODIAK

4.1.1 RAM

Over dit sterrenbeeld zegt Germanicus zelf dat het om de ram van het Gulden Vlies gaat dat Helle en Phrixus droeg. Nobilis hic aries aurato vellere, quondam qui tulit in Tauros Phrixum, qui prodidit Hellen, quem propter fabricata ratis, quem perfida Colchis sopito uigile incesto donauit amori. Daar is de edele Ram met de gouden vacht, die ooit Phrixus naar Tauros bracht, die Helle verried, omwille waarvan het schip werd vervaardigd en die de trouweloze Colchische weggaf voor een onkuise liefde, nadat de wachter was gaan slapen. (Germanicus, Aratea 532-535) Germanicus vermeldt heel kort de hoofdlijnen van het verhaal, waarschijnlijk in de veronderstelling dat iedereen de rest wel kent. Wanneer Phrixus en Helle in gevaar waren voor hun vader Athamas en hun stiefmoeder Ino, heeft hun moeder, de nimf Nephele, hen proberen te redden door hen op een vliegende ram

125 Le Bœuffle, 1975, p. xxi

53 4 Mythologie met een gouden vacht weg te zenden. Helle viel van de rug van het dier boven de Hellespont, die nu haar naam draagt.126 Germanicus zegt dat de Ram Helle verraden heeft, terwijl meestal wordt aangenomen dat ze zich niet goed vasthield en het een ongeluk was. dicitur infirma cornu tenuisse sinistra femina, cum de se nomina fecit aquae. Ze zeggen dat het meisje de linker hoorn niet stevig vasthield aangezien ze de naam van het water die van zichzelf maakte. (Ovidius, Fasti 3.869-870) In Colchis aangkomen, heeft de ram zijn vacht afgelegd. De vacht, het Gulden Vlies, werd door Phrixus in een tempel geplaatst en de ram zelf werd tot sterrenbeeld verheven. litoribus tactis aries fit sidus; at huius pervenit in Colchas aurea lana domos. Toen de kust bereikt was, werd de ram een sterrenbeeld, maar zijn gouden wol bereikte het paleis van Colchis. (Ovidius, Fasti 3.875-876) Dit is de vacht waarvoor Jason met zijn Argonauten naar Colchis vertrok, omdat hij het van Pelias moest halen.127 Het is dus de reden waarom de Argo werd gebouwd. Medea, die bevangen was door liefde voor Jason, hielp hem. Ze maakte een tovermiddel waardoor hij de stieren van Aeetes kon bedwingen en de tanden van de draak kon zaaien en de krijgers die eruit ontsproten kon overwinnen.128 De vacht werd bewaakt door een draak die nooit sliep. Medea bedwelmde de draak met haar magie en gaf het Gulden Vlies aan Jason. Daarmee verried ze haar vader en haar volk, om met Jason te kunnen vluchten doodde ze haar broertje, Apsyrtus.129 Later zou ze nog haar eigen zoontjes doden. Al dat verraad vat Germanicus samen in de twee woorden „perfida Colchis’. Germanicus vertelt het mythologische verhaal achter het sterrenbeeld dus heel kort. In de Fragmenta verwijst hij ook enkele keren naar een dier met een gouden vacht, maar geeft hij geen verder uitleg. Aratus vermeldt echter niets over de mythologische achtergrond van de Ram.

126 Howatson, 1989, p. 264, Hyginus, De Astronomia 2.20, Schwab, 1994, p. 163 127 Dros, 2000a, p. 11 128 Dros, 1999, p. 72; Graves, 2008b, p. 311 129 Dros, 1999, p. 76-79; Roodbeen, 2000, p. 237

54 4 Mythologie

4.1.2 STIER

De Stier die tot sterrenbeeld is verheven, stelt de stier voor die Europa schaakte.130 Corniger hic Taurus, cuius decepta figura Europe, thalamis et virginitate relicta, per freta sublimis tergo mendacia sensit litora, Cretaeo partus enixa marito. Daar is de hoorndragende Stier, door wiens gedaante Europa bedrogen werd en ze haar echtelijk bed en maagdelijkheid achterliet. Over de golven, hoog op de rug, merkte ze het bedrog op de kust, ze baarde een kind voor een Kretenzische echtgenoot. (Germanicus, Aratea 536-539) In de Fragmenta vermeldt Germanicus een Tauros Agenoreus, wat ook verwijst naar deze mythe. Zeus werd verliefd op de dochter van koning Agenor, Europa. Hij zorgde ervoor dat Mercurius de runderen liet grazen bij Tyrus, dichtbij een plaats waar Europa, de dochter van koning Agenor, en haar hofdames vaak wandelden. Zelf nam hij de gedaante van een schone stier aan en ging naar het strand waar ze zich bevond. Europa, gecharmeerd door de mooie stier, klom op zijn rug. Toen zwom de stier met de prinses naar Creta. 131 Europa Argiopes et Agenoris filia Sidonia. hanc Iuppiter in taurum conuersus a Sidone Cretam transportauit et ex ea procreauit Minoem Sarpedonem Rhadamathum. Europa was de dochter van Argiope en Agenor, een Sidonische. Jupiter heeft haar, na in een stier te zijn veranderd, van Sidon naar Creta vervoerd en bij haar verwekte hij Minos, Sarpendon en Rhadamantys. (Hyginus, Fabulae 178) Op Creta nam Jupiter een mensengedaante aan, hij zei dat hij koning was van Creta en vroeg haar ten huwelijk. Zij stemde toe, maar de volgende ochtend was hij al weg. Venus stond klaar om haar op te vangen en uit te leggen dat ze nu de vrouw was van Jupiter en zou heersen over Creta.132 Zo bleef Europa op Creta en kreeg ze met Jupiter drie zonen, Minos, Rhadamantys en Sarpedon. Ze verkreeg de onsterfelijkheid in de herinnering van de mensen omdat ze haar naam gaf aan het continent waar Jupiter haar naartoe had gebracht.133

130 Le Bœuffle, 1977, p. 207 131 Ovidius, Metamorphoses 2.840-876, Graves, 2008a, p. 261-262; Howatson, 1989, p. 226-227 132 Roodbeen, 2000, p. 48-49 133 Schwab, 1994, p. 41-42

55 4 Mythologie

Le Bœuffle134 vermeldt dat Germanicus hier afwijkt van de vertrouwde mythe. Cretaeus maritus verwijst naar de koning van Creta, Asterion. Hij trouwde met Europa nadat Jupiter was vertrokken. Asterion adopteerde zelfs de kinderen van Europa en Jupiter, toen zijn eigen huwelijk geen kinderen voortbracht. Zo ging het koningschap na zijn dood over op Minos, de zoon van Jupiter.135 Aratos maakt zelfs nergens allusie op deze mythe, of een ander versie ervan.

4.1.3 TWEELING

Germanicus verwijst met dit sterrenbeeld naar de Dioscuren, Castor en Pollux, zonder ze effectief bij naam te noemen. Hij duidt ze aan als zonen van Leda. Sunt Gemini, quos nulla dies sub Tartara misit; sed caelo, semper nautis laetissima signa, Ledaeos statuit iuuenis pater ipse deorum. Het is de Tweeling, die geen dag naar de Tartarus heeft gezonden, maar in de hemel, altijd een aangenaam teken voor zeevaarders, heeft de vader van de goden zelf de jonge zonen van Leda geplaatst. (Germanicus, Aratea 540-542) Castor en Pollux waren de tweelingzonen van Leda, broers van Helena. Castor was de zoon van Tyndarus, Pollux van Jupiter. Castor stond vooraal bekend om zijn talent als wagenmenner, Pollux als vuistvechter.136 Ze maakten deel uit van het gezelschap dat jacht maakte op het Calydonische everzwijn en gingen mee met Jason op de Argo.137 Ze waren zulke goede broers die alles samen deden en geen ruzie maakten dat ze na hun dood aan de hemel werden geplaatst door Jupiter. Pro quibus officiis eorum Iuppiter inter notissima sidera eos constituisse existimatur. Voor die vriendelijkheid van hen, besloot Jupiter hen tussen de vertrouwde sterren te plaatsen. (Hyginus, De Astronomia 2.22)

134 Le Bœuffle, 1975, p. 68 135 Graves, 2008a, p. 392 136 Schwab, 1994, p. 89; Graves, 2008a, p. 330; Le Bœuffle, 1977, p. 208 137 Schwab, 1994, p. 89

56 4 Mythologie

Het gebruikelijke verhaal vertelt dat Castor stierf in een strijd en dat Pollux zijn onsterfelijkheid deelde met zijn broer. Ze verbleven om de beurt een dag op aarde terwijl de ander in de Hades verbleef.138 Sed qui de Castore et Polluce dicunt, hoc amplius addunt ut Castor in oppido Aphidnis sit occisus, … Pollucem ait Homerus concessisse fratri dimidiam vitam; itaque alternis diebus eorum quemque lucere. Maar zij die over Castor en Pollux spreken voegen daar verder aan toe dat Castor in de stad Aphidnis zou gestorven zijn, … Homerus zegt dat Pollux de helft van zijn leven afstond aan zijn broer; en dat zo elk schittert op zijn afwisselende dagen. (Hyginus, De Astronomia 2.22) θαὶ Λήδελ εἶδνλ, ηὴλ Τπλδαξένπ παξάθνηηηλ, ἥ ῥ‟ ὑπὸ Τπλδαξέῳ θξαηεξόθξνλε γείλαην παῖδε, Κάζηνξά ζ‟ ἱππόδακνλ θαὶ πὺμ ἀγαζὸλ Πνιπδεύθεα, ηνὺο ἄκθσ δσνὺο θαηέρεη θπζίδννο αἶα· νἳ θαὶ λέξζελ γῆο ηηκὴλ πξὸο Εελὸο ἔρνληεο ἄιινηε κὲλ δώνπζ‟ ἑηεξήκεξνη, ἄιινηε δ‟ αὖηε ηεζλᾶζηλ· ηηκὴλ δὲ ιειόγραζηλ ἶζα ζενῖζη. En ik zag Leda, de echtgenote van Tyndareus, zij heeft door Tyndareus twee sterke zoons gebaard, Kastor, de paardentemmer en Polydeukes, goed met de vuisten. De leven-brengende aarde houdt hen allebei, ook al leven ze, want ze hebben ook onder de aarde de eer van bij Zeus. Ze leven om de dag, de andere dag zijn ze dood. Ze hebben eer gekregen als de goden. (Homerus, Odyssee 11.298-304) Germanicus zegt echter dat geen van beide naar de onderwereld is gezonden. Hij kiest hier voor een meer obscure versie van de mythe. Semper nautis laetissima signa verwijst naar de rol van de Dioscuren als redders van zeelui, in de vorm van het Sint-Elmsvuur.139 Dit is een gave die ze van Neptunus hebben gekregen.140 Aratos geeft geen identificatie van de tweeling in het sterrenbeeld.

138 Schwab, 1994, p. 91; Graves, 2008a, p. 332 139 Howatson, 1989, p. 193; Graves, 2008a, p. 333 Sint-Elmsvuur: zwakke lichtpluimen, bij onweerachtige luchtgesteldheid ontstaan door een zachte uitwisseling van aarde- en luchtelektriciteit, aan de toppen van masten en andere puntige voorwerpen (Van Dale) 140 Hyginus, De Astronomia 2.22

57 4 Mythologie

4.1.4 KREEFT

Het sterrenbeeld Kreeft is in de hemel geplaatst door Juno omdat hij de Hydra heeft proberen te helpen tijdens haar gevecht tegen Hercules.141 Te quoque, fecundam meteret cum comminus hydram Alcides, ausum morsu contingere, celso sidere donauit, Cancer, Saturnia Iuno, numquam oblita sui, numquam secura nouerca. Jou ook, Kreeft, die hebt gedurfd hem met een beet te grijpen, wanneer de Alcide de overvloedige hydra neerhouwde in een gevecht, heeft haar begiftigd met een hoog sterrenbeeld, Juno, de dochter van Saturnus, de stiefmoeder die zichzelf nooit vergeet en nooit zeker is. (Germanicus, Aratea 543-545) Hercules wordt hier Alcides genoemd, met zijn geboortenaam, naar de vader van zijn adoptiefvader, Amphitryon.142 Zijn vader was Jupiter, waardoor Juno als jaloerse, bedrogen echtgenote alles in het werk stelde om Heracles het leven zuur te maken. Uit dankbaarheid plaatste ze de monsters die meehielpen met haar plan tussen de sterren. De naam Heracles kreeg hij van de Pythia omdat hij zijn roem zou krijgen door Hera (Juno).143 Hyginus geeft dezelfde mythologische verklaring voor dit sterrenbeeld als Germanicus. Hic dicitur Iunonis beneficio inter astra collocatus quod, cum Hercules contra Hydram Lernaeam constitisset, ex palude pedem eius mordicus adripuisset; quare Herculem permotum eum interfecisse, Iunonem autem inter sidera constituisse ut esset cum duodecim signis quae maxime solis cursu continentur. Men zegt dat dit (sterrenbeeld) door een weldaad van Juno tussen de sterren is geplaatst omdat, wanneer Hercules tegen de Hydra van Lerna was aangetreden, hij uit het moeras (kwam en) Hercules‟ voet met zijn tanden vastgreep; daarom heeft Hercules, geschokt, hem gedood, maar Juno heeft hem tussen de sterren geplaatst opdat hij bij de twaalf tekens zou zijn, die het meest de baan van de zon ontmoeten. (Hyginus, De Astronomia 2.23) Ook voor de Kreeft maakt Aratos nergens allusie op een mythologische verklaring.

141 Graves, 2008b, p. 140; Dros, 2000b, p. 24; Le Bœuffle, 1977, p. 211 142 Graves, 2008, p. 114 143 Dros, 2000b, p. 18; Graves , 2008b, p. 130

58 4 Mythologie

4.1.5 LEEUW

De Nemeïsche Leeuw is de eerste van de Twaalf Werken van Hercules. Juno heeft de Nemeïsche Leeuw in de hemel geplaatst, nadat die overwonnen was door Heracles. Hinc Nemeaeus erit iuxta Leo; Op deze plaats zal de Nemeïsche Leeuw ernaast zijn. (Germanicus, Aratea 547) Ook Hyginus vermeldt kort deze mythe. Hic dicitur ab Iove inter sidera constitutus quod omnium ferarum princeps esse existimatur. Nonnulli etiam hoc amplius dicunt quod Herculis prima fuerit haec certatio et quod eum inermis interfecerit. Men zegt dat dit (sterrenbeeld) door Jupiter tussen de sterren is geplaatst omdat hij wordt geacht de eerste van de wilde dieren te zijn. Sommigen zeggen er zelfs bij dat hij het eerste gevecht was voor Hercules en dat die hem ongewapend doodde. (Hyginus, De Astronomia 2.23) Aratus geeft het sterrenbeeld leeuw geen mythologische duiding.

4.1.5.1 Twaalf werken

Nadat Heracles Thebe had bevrijd van de schatplicht aan Erginus, kreeg hij de dochter van de koning van Erginos, Megaera, ten huwelijk en een heleboel geschenken.144 Juno, Heracles‟ stiefmoeder kon het echter niet verdragen dat hij gelukkig was en sloeg hem met waanzin. In zijn waanzin doodde Hercules zijn echtgenote en kinderen.145 Toen hij naar de Pythia ging om te vragen hoe hij boete moest doen, kreeg hij als opdracht tien taken te volbrengen als slaaf van koning Eurystheus.146 Taak 1 De eerste opdracht was de Leeuw van Nemea doden. Die leeuw had een vacht die onkwetsbaar was voor wapens. Aangezien zijn wapens krom sloegen op de huid van de leeuw, heeft Hercules het dier dan maar met zijn blote handen gewurgd. 147

144 Schwab, 1994, p. 142-143 145 Dros, 2000b, p.15-17; Graves , 2008b, p. 129 146 Dros, 2000b, p.18; Graves, 2008b, p. 130 147 Dros, 2000b, p.19; Graves, 2008b, p. 135

59 4 Mythologie

ἢ ηὸλ Νέκεηνλ ζῆξα; ὃλ ἐλ βξόρνηο ἑιὼλ βξαρίνλόο θεζ᾽ ἀγρόλαηζηλ ἐμειεῖλ. Of het beest van Nemea? Het dier dat hij in een strik had, hij zegt dat hij het met zijn wurgende armen gedood heeft. (Euripides, Herakles 153-154) Daarna wou hij de huid meenemen als mantel, maar zijn wapens raakten er niet door. De klauwen van het dier zelf waren echter wel in staat de huid te snijden. Heracles vilde de leeuw met zijn eigen nagels.148 Sindsdien draagt hij die huid als mantel en de kop als helm.149 Taak 2 De tweede taak was het doden van de Hydra, die de streek van Lerna terroriseerde. Het monster had een enorm hondenlijf en negen koppen, waarvan er acht sterfelijk waren. Als er een kop werd afgehakt, groeiden er twee in de plaats. De neef van Hercules, Iolaus, die mee was, kwam op het idee om de wonde toe te schroeien voor de nieuwe koppen eruit konden groeien. Zo pakten ze het monster aan. Toen het dood was, doopte Hercules zijn pijlpunten in het giftige bloed.150 Koning Eurystheus weigerde echter deze taak te aanvaarden als één van de tien verschuldigde, omdat Hercules hulp had gekregen. Aangezien het doden van de Hydra niet meetelde voor Eurystheus kreeg Hercules een nieuwe opdracht.151 Taak 2b = 3 De nieuwe tweede taak was het vangen van het hert van Diana, een hert met bronzen hoeven en een gouden gewei. Hij mocht dit dier echter niet doden omdat dat de toorn van Diana zou opwekken. Hij slaagde hierin door het dier slechts te verwonden en Diana te verzekeren dat het niet gedood zou worden.152 Taak 4 De vierde opdracht was het zwijn dat in het gebergte van Erymathus huisde, levend te vangen, want ook dit dier was aan Diana gewijd.153 Hercules slaagde hierin door luid te brullen. Het zwijn schrok hiervan en sloeg op de vlucht tot het uitgeput neerviel en Hercules het makkelijk kon vangen.154

148 Dros, 2000b, p. 19 149 Schwab, 1994, p. 145; Graves, 2008b, p. 135 150 Dros, 2000b, p. 24-25; Graves, 2008b, p. 139-140; Dros, 1999, p. 44-45 151 Graves, 2008b, p. 140 152 Dros, 2000b, p. 26-27; Graves, 2008b, p. 143 153 Schwab, 1994, p. 148

60 4 Mythologie

Tussen de vierde en vijfde opdracht nam Hercules een pauze om met de Argo mee te gaan.155 Taak 5 Als vijfde taak moest Hercules de stallen van koning Augias uitkuisen. In die stallen verbleven 13000 koeien en de slaven van de koning slaagden er niet in om dat allemaal te onderhouden. 156 Hercules sloot een weddenschap met de koning dat hij op één dag de stallen zou proper krijgen. Hiervoor sloeg hij een gat in de muur aan de noordkant en een gat aan de zuidkant, toen groef hij een kanaal van bij een nabijgelegen rivier. 157 Zo volbracht hij de taak. Koning Augias wou hem echter niet uitbetalen omdat Hercules de opdracht had moeten uitvoeren voor een andere koning. Eurystheus weigerde deze opdracht mee te rekenen omdat Hercules had geprobeerd zich te laten betalen.158 Taak 5b = 6 Hercules kreeg een nieuwe vijfde taak. Hij moest de Stymphalische vogels verjagen. Dit waren vogels met ijzeren snavels, ijzeren klauwen en veren die ze als pijlen gebruikten. Daarenboven aten ze mensenvlees en zorgden hun uitwerpselen ervoor dat er niets meer groeide. Natuurlijk verschenen deze dieren niet toen Hercules erop zat te wachten.159 Daarom kreeg hij van Minerva door Vulcanus gemaakte koperen kleppers. Die maakten een verschrikkelijk lawaai waardoor de vogels uit hun nest werden gejaagd. Hercules schoot met zijn giftige pijlen de vluchtende vogels uit de lucht.160 Taak 7 Voor de zevende opdracht moest Hercules naar Creta. Hij moest er de stier vangen die Minos had beloofd aan Neptunus, maar dan toch niet had geofferd. Als wraak had Neptunus, met de hulp van Venus, ervoor gezorgd dat Pasiphae verliefd werd op die stier, met de Minotaurus tot gevolg. Daarna sloeg hij de stier met waanzin en richtte het dier verwoesting aan over heel het eiland. Toen Hercules voor de stier stond, nam Neptunus de waanzin weg omdat Jupiter dat gevraagd had en kon Hercules het dier meenemen naar Mycene.161

154 Dros, 2000b, p.30; Graves, 2008b, p. 148 155 Dros, 2000b, p.32; Graves, 2008b, p. 148 156 Dros, 2000b, p.34 157 Schwab, 1994, p. 150; Dros, 2000b, p. 37; Graves, 2008b, p. 151 158 Dros, 2000b, p. 37; Graves, 2008b, p. 151 159 Dros, 2000b, p. 38-39 160 Schwab, 1994, p. 151; Graves, 2008b, p. 154 161 Dros, 2000b, p. 41-42

61 4 Mythologie

Taak 8 Als achtste taak moest Hercules de vier mensen-etende merries van Diomedes vangen. Toen hij aan Diomedes had uitgelegd waarom hij was gekomen, nam die hem mee naar de stallen. Diomedes was echter van plan Hercules aan de paarden te voeren. De rollen werden echter omgedraaid. Nadat hun meester achter hun kiezen verdwenen was, werden de merries opeens rustig.162 Daarna heeft Hercules ze geleerd terug normaal paardenvoer te eten en bracht hij ze naar Eurystheus. Die vertrouwde de paarden echter niet en liet ze vrij.163 Taak 9 De negende opdracht hield in dat Hercules de met edelstenen bezette gordel van de koningin van de Amazones, Hippolyte, moest zien te bemachtigen. Hercules legde aan Hippolyte uit waarom hij haar gordel moest komen halen en zij was van plan gordel mee te geven. Dit was echter niet naar de zin van de andere Amazones en ze vielen hem aan. Hercules overwon en kreeg de gordel als losprijs voor de gevangenen.164 Taak 10 De tiende taak was het halen van de koeien van de reus Geryones. Die had drie bovenlijven en drie paar benen, maar die zaten aan zijn middel aan elkaar vast. Bovendien werd hij vergezeld door een waakhond met twee koppen, Orthrus.165 Hercules kreeg van Minos een schip en een bemanning om naar Erytheia te varen.166 Hercules sloeg met zijn knots de koppen van de hond af en schoot Geryones met één van zijn giftige pijlen. Na heel wat tegenslag en tegenwerking van Juno, slaagde hij erin een deel van de koeien tot in Mycene te hoeden, waar ze werden geofferd aan Juno.167 Taak 11 Voor de elfde taak moest Hercules drie gouden appels uit de tuin van de Hesperiden halen. Die tuin werd echter bewaakt door een draak met honderd koppen die nooit sliep, die later door Juno aan de hemel is geplaatst.168 Om te weten te komen waar deze tuin was, moest Hercules eerst de stroomgod, Nereus, vangen, die van gedaante kon veranderen. Nereus gaf hem de informatie. Daarna ging Hercules door tot bij Atlas en wisselde hij van plaats met hem, zodat Atlas de appels kon

162 Schwab, 1994, p. 152; Graves, 2008b, p. 159 163 Dros, 2000b, p. 44-47; Graves, 2008b, p. 160 164 Dros, 2000b, p. 50-51; Schwab, 1994, p. 152-153; Graves , 2008b, p. 164 165 Graves, 2008b, p. 172 166 Dros, 2000b, p. 55; Graves, 2008b, p. 173,176-180 167 Dros, 2000b, p. 58; Schwab, 1994, p. 154-155 168 Dros, 2000b, p. 59; Hyginus, De Astronomia 2.6

62 4 Mythologie halen. Toen hij terugkeerde wou Atlas met een list Hercules daar laten als drager van het hemelgewelf, maar Hercules was erop voorbereid en kwam er met een eigen list toch van onderuit.169 Taak 12 De laatste taak was het halen van de hellehond Cerberus. Een enorm beest met slangen in plaats van een vacht, een draak waar zijn staart hoort en drie koppen. Hercules daalde dus af naar de onderwereld, jaagde de veerman Charon zo‟n angst aan dat die hem over de Styx zette en ging Pluto vragen of hij zijn waakhond mocht meenemen. Dat mocht als hij het beest met zijn blote handen kon vangen.170 Hercules kon het dier intimideren en naar Mycene brengen. Daar moest hij het direct terug naar de Hades brengen van Eurystheus.171 Zo verrichte Hercules als boetedoening uiteindelijk twaalf taken in plaats van tien en won hij zijn vrijheid terug.

4.1.6 MAAGD

Over de Maagd geeft Germanicus een zeer uitgebreide uitleg van 44 verzen.172 Hij stelt de Maagd gelijk aan Iustitia, of Astraea, de laatste van de goden die de aarde verliet. In het Gouden tijdperk leefde ze bij de mensen, in het Zilveren tijdperk had ze zich reeds teruggetrokken in de bergen en tijdens het Bronzen tijdperk verliet ze de aarde omdat ze het gedrag van de mensen niet meer kon verdragen.173 Aurea pacati regeres cum saecula mundi, Iustitia inuiolata malis, placidissima uirgo. Het Gouden tijdperk, wanneer je over de vreedzame wereld regeerde, Justitia, ongeschonden door kwaad, zeer vreedzame maagd. (Germanicus, Aratea 103-104) In het Gouden tijdperk heerste er vrede, moest men het land nog niet bewerken om te overleven en reisde men niet over de zee.174

169 Dros, 2000b, p. 60-62; Schwab, 1994, p. 155-156; Graves, 2008b, p. 189-190 170 Dros, 2000b, p. 65; Graves, 2008b, p. 199-200 171 Dros, 2000b, p. 68; Graves, 2008b, p. 200 172 Germanicus, Aratea 96-139 173 Howatson, 1989, p. 68 174 Germanicus, Aratea 112-115; Graves, 2008a, p. 45

63 4 Mythologie

At postquam argenti creuit deformior aetas, rarius inuisit maculatas fraudibus urbis. Maar toen het meer eerloze tijdperk van zilver is ontstaan, heeft ze de steden, bezoedeld met misdaad, minder vaak bezocht. (Germanicus, Aratea 120-121) «Quaerenda est sedes nobis noua, saecula uestra artibus indomitis tradam scelerique cruento.» … deseruit propere terras iustissima uirgo et caeli sortita locum Er moet voor mij een nieuw verblijf gezocht worden, ik zal jullie generatie met teugelloos gedrag en bloedige misdaad achterlaten… De rechtvaardige maagd verliet haastig de aarde en door het lot werd ze een plaats in de hemel toebedeeld. (Germanicus, Aratea 129-130; 137-138) In het Bronzen tijdperk is Justitia vertrokken, toen moesten de mensen zichzelf zien te redden. Ze moesten aan landbouw en veeteelt doen om te overleven. Ze wordt ook aangeduid met ignis Astraei, naar haar vader Astraeus, die gehuwd was met Aurora en de vader was van de winden en de sterren. Ook in Vergilius‟ vierde Ecloge speelt Justitia een belangrijke rol in het Gouden tijdperk, aan de zijde van Saturnus. Ultima Cumaei venit iam carminis aetas; magnus ab integro saeclorum nascitur ordo: iam redit et Virgo, redeunt Saturnia regna175 Het laatste tijdperk van het lied van de Sibille komt reeds en de grote orde van de tijdperken ontstaat opnieuw: Justitia keert terug, de heerschappij van Saturnus keert terug. (Possanza, 2004, p. 134) Germanicus ondersteunt in de Fragmenta het beeld van de Maagd als Iustitia wanneer hij haar beschrijft als diva tenens Libra, de godin die de weegschaal vasthoudt. Aratos vermeldt ook deze mythe. Hij lijkt te zeggen dat deze godin ofwel de dochter van Astraeus is, ofwel op aarde heeft geleefd tussen de mensen. Aratos lijkt het verband te willen leggen tussen deze maagd en Dike, die in Hesiodus „Dagen en Werken‟ de dochter is van Zeus.176

175 Vergilius, Ecloge 4.3-6 176 Possanza, 2004, p. 130

64 4 Mythologie

Germanicus voert, net als Aratus, de Maagd eerst ten tonele met een korenaar in haar hand en in de fragmenten wordt ze ook frugifera en spicifera genoemd. Dit verwijst mogelijk naar haar rol in het Gouden tijdperk waarin alles sponte sua groeide en zij dus werd gezien als de godin die daarvoor zorgde.

4.1.7 WEEGSCHAAL

Dit sterrenbeeld hangt samen met de sterrenbeelden ernaast en speelt zelf geen rol in de mythologie. Als weegschaal is dit de weegschaal van Justitia. Als scharen hoort dit sterrenbeeld bij de Schorpioen.

4.1.8 SCHORPIOEN

De Schorpioen was door de aarde naar Orion gezonden om hem te straffen omdat hij haar kleed had vastgegrepen. Hun gevecht werd vereeuwigd in de sterren.177 Haud patiens sed enim Phoebi germana repente numinis ultorem media tellure reuulsa Scorpion ingenti maiorem contulit hostem. Maar de zus van Phoebus verdroeg het helemaal niet en nadat het midden van de aarde was opengebroken, heeft ze een wreker van de goddelijke wil, de Schorpioen, als sterkere vijand voor de reus geplaatst. (Germanicus, Aratea 653-655) Volgens Hyginus zocht ze wraak omdat Orion had beweerd alle dieren te wereld te kunnen doden. quod Orion, cum venaretur, et in eo exercitatissimum se esse confideret, dixisse etiam Dianae et Latonae se omnia, quae ex terra oriantur, interficere valere. Quare terram permotam scorpionem misisse, qui eum interficere, demonstratur. Dat Orion, wanneer hij op jacht was, zeer ervaren op dat vlak, zo‟n vertrouwen had in zichzelf, dat hij zelfs aan Diana en Latona zei dat hij in staat was alle dieren, die uit de aarde zouden ontstaan, te doden. Daarom zond de Aarde hem beledigd een schorpioen, die hem heeft gedood. Dat zegt men. (Hyginus, De Astronomia 2.26)

177 Le Bœuffle, 1977, p. 216

65 4 Mythologie

Aratus vermeldt dat Orion bang is van de Schorpioen. ὅο θαὶ ἐπεξρόκελνο θνβέεη κέγαλ Ὠξίσλα. (De Schorpioen) die ook door aan te komen de grote Orion schrik aanjaagt. (Aratus, Phaenomena 636) Aratus vermeldt dit verhaal ook wanneer hij het sterrenbeeld Orion beschrijft.

4.1.9 BOOGSCHUTTER

Germanicus verwijst voor de Boogschutter naar de mythische figuur Crotus, de zoon van Pan en Euphemes. Crotus is samen met de Muzen opgegroeid omdat zijn moeder hun voedster was.178 Inde Sagittifero lentus curuabitur arcus, qui solitus Musas uenerari supplice plausu acceptus caelo Phoebeis ardet in armis. Van daar wordt de trage boog opgespannen door de Boogschutter, die gewoon was de Muzen te vereren met nederig applaus, in de hemel was opgenomen en fonkelt tussen de wapens van Phoebus. (Germanicus, Aratea 551-553) Hyginus vermeldt zijn naam, Crotus en meer uitleg over hoe hij aan zijn dubbele vorm komt. Dicunt enim nonnulli hunc esse Crotum nomine, Euphemes, Musarum nutricis, filium… pro quo studio illius petisse Musas ab Iove ut in aliquo astrorum numero deformaretur; itaque Iovem fecisse et, cum omnia illius artificia uno corpore vellet significare, crura eius equina fecisse, quod equo multum sit usus, et sagittas adiunxisse ut ex his et acumen et celeritas esse videretur. Sommigen zeggen immers dat hij Crotus heet, zoon van Euphemes, voedster van de Muzen… Dat voor die ijver van hem de Muzen aan Jupiter hebben gevraagd hem weer te geven in een aantal sterren; daarom heeft Jupiter dat gedaan: omdat hij al zijn vaardigheden wou aangeven in één lichaam, maakte hij zijn benen die van een paard, omdat hij zo vaak had paardgereden, en hij heeft er pijlen aan toegevoegd omdat daaruit zijn sluwheid en snelheid duidelijk zouden zijn. (Hyginus, De Astronomia 2.27) Door de paardenbenen wordt dit sterrenbeeld ook vaak als centaur beschouwd. Germanicus doet dit ook tweemaal in de Fragmenta, maar dan zonder verdere mythologische uitleg.

178 Graves, 2008b, p.148; Hyginus, Fabulae 224; Le Bœuffle, 1977, p. 217

66 4 Mythologie

Bij Aratos wordt helemaal geen mythologische verklaring voor het sterrenbeeld Boogschutter gegeven.

4.1.10 STEENBOK

Het sterrenbeeld Steenbok stelt een zeegod voor die tijdens de strijd met de Titanen Jupiter ter hulp kwam door met schelpen te gooien. Uit dankbaarheid plaatste Jupiter hem aan de hemel.179 Cochlidis inuentor, cuius Titania flatu proelia commisit diuorum laetior aetas bellantem comitata Iouem, pietatis honorem, ut fuerat geminus forma, sic sidere, cepit. De vinder van de schelp (door zijn lawaai is de strijd met de Titanen begonnen wanneer een gelukkiger geslacht een strijdende Jupiter heeft begeleid) heeft de eer voor zijn vroomheid ontvangen, dat hij uit twee gestalten ging bestaan met zijn vorm, als sterrenbeeld. (Germanicus, Aratea 554-557) Hyginus geeft ook deze verklaring. Hic etiam dicitur, cum Iuppiter Titanas oppugnaret, primus obiecisse hostibus timorem qui παληθόο appellatur, ut ait Eratosthenes. Hac etiam de causa eius inferiorem partem piscis esse formatione et quod muricibus hostes sit iaculatus pro lapidum iactatione. Men zegt zelfs dit: wanneer Jupiter tegen de Titanen streed, hij als eerste aan de vijanden de angst heeft voorgesteld, die men paniek noemt, zo zegt Eratosthenes.Het is ook om die reden dat zijn onderlichaam met de vorm van een vis is en omdat hij met schelpen naar de vijanden zou gegooid hebben in plaats van met stenen te gooien. (Hyginus, De Astronomia 2.28) Aratus zegt niets over de mythologische achtergrond van dit sterrenbeeld.

4.1.11 WATERMAN

Het sterrenbeeld Waterman wordt door Germanicus Deucalion en Ganymedes genoemd.

179 Le Bœuffle, 1977, p. 217

67 4 Mythologie

4.1.11.1 Deucalion

Proximus infestas, olim quas fugerat, undas Deucalion paruam defundens indicat urnam. Dichtbij toont Deucalion zijn kleine waterkruik, het vijandig water uitgietend, waarvoor hij vroeger op de vlucht was. (Germanicus, Aratea 561-562) Deucalion, de zoon van Prometheus, werd gewaarschuwd dat er een zondvloed zou komen. Jupiter was namelijk boos op de mensen omdat ze zoveel misdaden begingen. Deucalion bouwde een boot en overleefde met zijn vrouw Pyrrha de zondvloed. Ze kregen het bevel van het orakel om de aarde te herbevolken door „de botten van hun moeder achter zich te werpen‟. Na lang denken begrepen ze dat ze stenen, de botten van moeder Aarde, moesten gebruiken. Ze wierpen dus stenen achter zich en die veranderden in mensen. De stenen geworpen door Deucalion werden mannen, die geworpen door Pyrrha vrouwen. Zo onstond er een nieuw geslacht van mensen.180 Ook wanneer de naam Deucalion niet genoemd wordt, blijft hij wel vaak aanwezig. Het sterrenbeeld Waterman wordt namelijk ook voorgesteld als brenger van regen, imbrifer en fusor imbris. Daarenboven legt Germanicus uit in de Fragmenta dat het sterrenbeeld Waterman regen aankondigt.

4.1.11.2 Ganymedes

Ganymedes, de zoon van Tros, werd omwille van zijn schoonheid door de goden uitverkoren om hun wijnschenker te zijn. Jupiter veranderde zichzelf in een arend en roofde hem.181 Hunc complures Ganymedem esse dixerunt, quem Iuppiter propter pulchritudinem corporis ereptum parentibus, deorum ministrum fecisse existimatur. Velen hebben gezegd dat dit Ganymedes is, die Jupiter van bij zijn ouders heeft geroofd omwille van de schoonheid van zijn lichaam, men meent dat hij de bediende van de goden is. (Hyginus, De Astronomia 2.29) Germanicus vermeldt hem wanneer hij het over de Arend heeft.

180 Howatson, 1989, p. 185; Ovidius, Metamorphoses 2.313-415; Graves, 2008a, p. 186-187; Hyginus, Fabulae 153 181 Ovidius, Metamorphoses 10. 155-161; Graves, 2008a, p. 154

68 4 Mythologie

Hic tamen aptum unguibus innocuis Phrygium rapuit Ganymeden et telo appositus custos, quo Iuppiter arsit in puero, luit excicio quem Troia furorem Hier heeft hij toch de geschikte, Phrygische Ganymedes geroofd met zijn veilige klauwen, en hij werd als bewaker aangesteld voor de pijl die Jupiter deed branden voor die jongen, Troje heeft met haar vernietiging geboet voor die begeerte. (Germanicus, Aratea 317-320) Germanicus vermeldt een andere versie waarin Jupiter, door een pijl getroffen, plots de jongen begeerde en hem liet roven. Juno nam ook hier weer de rol van jaloerse echtgenote aan en liet Ganymedes‟ stad, Troje boeten omdat haar echtgenoot hem begeerde. Hier is de furor van Jupiter. Dit is een verwijzing naar Vergilius‟ Aeneis, waarin Vergilius zegt dat de furor van Juno heeft bijgedragen tot de ondergang van Troje en Aeneas‟ omzwervingen.182 Aratus maakt nergens allusie op de mythologische betekenis van de Waterman.

4.1.12 VISSEN

Germanicus zegt over de vissen dat het twee Syrische godheden zijn. Annua concludunt, Syriae duo numina, Pisces / tempora. De Vissen, twee Syrische godheden, sluiten een periode van een jaar af. (Germanicus, Aratea 563-564) Deze mythe komt voor bij Hyginus183 wanneer hij een alternatieve versie van de geboorte van Venus aanhaalt. In Euphratem flumen de caelo ouum mira magnitudine cecidisse dicitur, quod pisces ad ripam euoluerunt, super quod columbae consederunt et excalfactum exclusisse Venerem, quae postea dea Syria est appellata; ea iustitia et probitate cum ceteros exsuperasset, ab Ioue optione data pisces in astrorum numerum relati sunt, et ob id Syri pisces et columbas ex deorum numero habent nec edunt. Men zegt dat in de rivier Eufraat een ei viel van verbazingwekkende grootte, dat vissen het naar de oever rolden, waarop duiven gingen zitten en uitgebroed kwam Venus eruit, die later de Syrische godin werd genoemd; zij overtrof de anderen in rechtvaardigheid en deugdzaamheid,

182 Vergilius, Aeneis 1.23-28 183 Le Bœuffle, 1975, p. 70

69 4 Mythologie

door een wens ingewilligd door Jupiter werden de vissen in de menigte sterren geplaatst, en daarom beschouwen de Syriërs vissen en duiven als goden en eten ze die niet. (Hyginus, Fabulae 197) Aratus vermeldt geen mythe voor de Vissen.

70 4 Mythologie

4.2 NIET-ZODIAK

4.2.1 HONDEN

De honden spelen in de mythologie meestal dezelfde rol.184 Hyginus zegt over de Kleine Hond, die ook in zijn tekst de Grote Hond volgt: sed isdem omnibus historiis quibus superior Canis adnumeratur. maar hij krijgt al dezelfde verhalen waar de Hond hierboven mee toebedeeld wordt. (Hyginus, De Astronomia 2.36) In Germanicus‟ tekst volgt de Grote Hond op het sterrenbeeld Orion en wordt hij aangeduid als diens wachthond. Volgens Hyginus kunnen de beide Honden beschouwd worden als de hond van Orion. Talis ei custos aderit Canis ore timendo. Ore vomit flammam, membris contemptior ignis.185 Als bewaker was er bij hem zo‟n hond met een te vrezen muil. Met zijn muil spuugt hij een vlam, een minder vuur in zijn ledematen. (Germanicus, Aratea 333-334) De Hond lijkt hier een vuurspuwend beest te zijn. Dit komt omdat in het sterrenbeeld de heldere ster Sirius op de plaats van zijn muil staat. Soms wordt gezegd dat de Hond de jachthond van was. Arcas werd samen met zijn moeder, Callisto en zijn hond in de hemel geplaatst door Jupiter. Arces werd Boötes en Callisto de Grote Beer.186 Germanicus verwijst heel summier naar deze versie wanneer hij Lycaon vermeldt.187 Een andere traditie zegt dat de Kleine Hond de hond was van Erigone en Icarus. Icarus leerde van Bacchus wijn maken. Toen hij zijn wijn deelde met zijn buren, werden die ziek. Omdat ze dachten dat Icarus hen had willen vergiftigen hebben ze hem gedood. Hij werd in de hemel vereeuwigd als het sterrenbeeld Bootes. Zijn dochter, Erigone, heeft zelfmoord gepleegd en werd het sterrenbeeld Maagd. Hun trouwe hond, Maera, is ook gestorven en werd het sterrenbeeld Hond.188 Germanicus vermeldt deze traditie wanneer hij Boötes Icarus noemt.189 Bij Aratus krijgen de Honden geen mythologische identificatie.

184 Le Bœuffle, 1977, p. 202 185 Germanicus, Aratea 333-334 186 Howatson, 1989, p. 112; Ovidius, Metamorphoses 409-507; Graves, 2008a, p. 111 187 Germanicus, Aratea, 226 188 Graves, 2008a, p. 351-352 189 Germanicus, Aratea 92

71 4 Mythologie

4.2.2 ORION

Orion was een jager. Hij heeft de godin Diana beledigd door haar kleed vast te grijpen. Als wraak deed zij uit de aarde een schorpioen ontstaan om hem te bevechten.190 πξνηέξσλ ιόγνο, νἵ κηλ ἔθαλην ἑιθῆζαη πέπινην, Χίῳ ὅηε ζεξία πάληα θαξηεξὸο Ὠξίσλ ζηηβαξῇ ἐπέθνπηε θνξύλῃ, ζήξεο ἀξλύκελνο θείλῳ ράξηλ Οἰλνπίσλη. Ἡ δέ νἱ ἐμαπηῆο ἐπεηείιαην ζεξίνλ ἄιιν, λήζνπ ἀλαξξήμαζα κέζαο ἑθάηεξζε θνιώλαο, ζθνξπίνλ, ὅο ῥά κηλ νὖηα θαὶ ἔθηαλε πνιιὸλ ἐόληα πιεηόηεξνο πξνθαλείο, ἐπεὶ Ἄξηεκηλ ἤθαρελ αὐηήλ. Het verhaal van de voorouders: ze zeggen dat hij haar bij het gewaad vatte, in Chios, wanneer de sterke Orion alle wilde dieren op de kop sloeg met zijn stevige knots, om door de jacht in de gunst te komen bij Oenopion, maar zij heeft terstond een ander beest tevoorschijn gebracht, door het midden van de bergen van het eiland aan weerszijden open te breken, een schorpioen, die hem, ook als was hij sterk, heeft gekwetst en gedood door zich sterker te tonen, aangezien hij (Orion) Artemis zelf heeft gegriefd. Afbeelding 1: Orion (Aratus, Phaenomena 637-644) Orion probeerde indruk te maken op Oenopion omdat hij verliefd was op diens dochter, Merope. Om haar te mogen huwen moest Orion van Oenopion alle wilde dieren op het eiland Chios verdelgen. Later werd er een schorpioen op hem afgestuurd door moeder Aarde omwille van zijn hoogmoed.191 Germanicus vermeldt dit gevecht wanneer hij het over het sterrenbeeld Schorpioen heeft. Wanneer hij het over Orion heeft, brengt hij het kort in herinnering. Horret uulnus adhuc et spicula tincta ueneno flebilis Orion De betreurenswaardige Orion deinst nog steeds terug voor de verwonding en de angel voorzien van gif. (Germanicus, Aratea 657-658)

190 Le Bœuffle, 1977, p. 201 191 Graves, 2008a, p. 203-204

72 4 Mythologie

Hyginus zegt dat Diana wraak zocht omdat Orion in zijn overmoed had beweerd alle dieren ter wereld te kunnen doden. Ook hier is het de aarde die het beest voortbrengt.192 Dit is één van de weinige sterrenbeelden waar Aratus meer mythologische achtergrond geeft dan Germanicus.

4.2.3 HAAS

Auritum Leporem sequitur Canis, et fugit ille: De Hond achtervolgt de langorige Haas, en die onvlucht hem. (Germanicus, Aratea 341) Wanneer Germanicus dit vermeldt is het moeilijk te zeggen of dit een mythologische referentie is of gewoon een beschrijving van de plaats van de Haas ten opzichte van de Hond. Mogelijk heeft deze zin beide betekenissen. De twee sterrenbeelden staan zeer dicht bij elkaar aan de hemel en er is een traditie die zegt dat dit de Hond van Orion en een haas zijn, die tot in de eeuwigheid in een achtervolging verwikkeld zijn.193 Aratus vermeldt deze traditie: Πνζζὶλ δ‟ Ὠξίσλνο ὑπ‟ ἀκθνηέξνηζη Λαγσὸο ἐκκελὲο ἤκαηα πάληα δηώθεηαη· αὐηὰξ ὅγ‟ αἰεὶ Σείξηνο ἐμόπηζελ θέξεηαη κεηηόληη ἐνηθώο, θαὶ νἱ ἐπαληέιιεη, θαί κηλ θαηηόληα δνθεύεη. Onder de beide voeten van Orion wordt de Haas voortdurend elke dag achtervolgd, en Sirius gaat er altijd achteraan als een achtervolger, en hij verschijnt na hem, en beloert hem wanneer hij Afbeelding 2: Hond en Haas ondergaat. (Aratus, Phaenomena 338-341) Aratos geeft voor dit sterrenbeeld een langere mythologische uitleg dan Germanicus.

192 Hyginus, De Astronomia 2.26 193 Le Bœuffle, 1977, p. 203

73 4 Mythologie

4.2.4 HYADEN

De Hyaden bevinden zich in de kop van het sterrenbeeld Stier. De sterren stellen vijf nimfen voor die de voedsters van waren. Ze kondigen het regenseizoen aan.194 Germanicus vermeldt slechts hun naam. Aratus zegt wel dat ze heel bekend zijn, maar niet waarom. Καὶ ιίελ θείλσλ ὄλνκ‟ εἴξεηαη, νὐδέ ηνη αὕησο λήθνπζηνη Ὑάδεο En hun naam wordt zeer vaak gezegd, ze zijn helemaal niet onbekend, de Hyaden. (Aratus, Phaenomena 172-173)

4.2.5 ERIDANUS

De Eridanus is een legendarische rivier die in het noordwesten lag, vanuit Griekenland gezien. De rivier zou veel barnsteen met zich meegedragen hebben. Later werd de Po beschouwd als de Eridanus en werd de term gebruikt als poëtische naam voor de Po. Phaeton zou in deze rivier gevallen zijn, nadat hij met de Zonnewagen was gaan rijden. Toen hij de Wagen niet meer kon beheersen, moest Jupiter hem eruit schieten om het heelal te redden. De barnsteen in de rivier was afkomstig van de tranen van zijn zussen.195 Amnem qui Phaethonta suas defleuit ad undas, postquam patris equos non aequo pondere rexit, uulnere reddentem flammas Iouis; hunc, noua silua, planxere ignotis maestae Phaethontides ulnis. De Rivier die Phaeton heeft beweend tot in zijn golven, nadat hij de paarden van zijn vader met ongelijk gewicht had gemend, de vlammen teruggevend door een wonde van Jupiter; hem, nieuw woud, betreurden de droevige Phaetontiden met onbekende armen. (Germanicus, Aratea 363-366) Phaetons zussen die aan de oever van de rivier zijn dood betreurden, veranderden in populieren.196 Aratus vermeldt “ Ἠπιδανοῖο, πολςκλαύηος ποηαμοῖο” Eridanus, veel beweende rivier.197

194 Hyginus, De Astronomia 2.21; Graves, 2008a, p. 143; Howatson, 1989, p. 290-291; Le Bœuffle, 1977, p. 208 195 Howatson, 1989, p. 222; Ovidius, Metamorphoses 2.304-328 196 Ovidius, Metamorphoses 2.340-366 197 Aratus, Phaenomena 360

74 4 Mythologie

4.2.6 ARGO

De Argo is het schip waarmee Jason naar Cochis is gevaren om er het Gulden Vlies te halen. Aratos verwijst duidelijk naar de mythe door de naam van het schip aan te halen, hij noemt het zelfs Ἰηζονὶρ Ἀπγώ.198 Hij beschrijft dat het schip achterstevoren vaart zoals wanneer schippers het schip achteruit laten varen om aan te meren. Germanicus volgt Aratus‟ voorbeeld door ook de naam Argo te gebruiken, maar hij geeft zijn verklaring voor de omgekeerde beweging van het schip een mythologisch tintje. Hij zegt namelijk dat het schip zo vaart omdat het beschadigd is. Sed quae pars uiolata fuit, coeuntia saxa numina Iunonis tutus cum fugit Iason, Maar dat deel was beschadigd, wanneer Jason de samenkomende rotsen is ontvlucht door de goddelijke wil van Juno. (Germanicus, Aratea 350-351) De coeuntia saxa zijn de Symplegaden, grote rotsblokken die tegen elkaar sloegen wanneer ook maar iets probeerde ertussen te passeren, waardoor het verpletterd werd. Jason moest er echter door met zijn Argonauten om Colchis te bereiken. Hij liet er eerst een duif door vliegen. Eens de rotsen tegen elkaar waren geslagen om het diertje te verpletteren (wat niet lukte, hoewel het een paar staartveren kwijtraakte) en de rotsen terug uit elkaar begonnen te gaan, roeide de bemanning van de Argo er snel door. Ze gingen het niet halen, maar met de hulp van Juno raakten ze er net door, zij het met wat schade.199

4.2.7 CENTAUR

Germanicus zegt over het sterrenbeeld Centaur dat het om Chiron gaat. Hic erit ille pius Chiron, iustissimus omnis inter nubigenas et magni doctor Achillis. Op deze plaats zal de bekende, vrome Chiron zijn, meest rechtvaardige van degenen geboren uit wolken en leraar van de grote Achilles. (Germanicus, Aratea 420-421)

198 Aratus, Phaenomena 348 199 Schwab, 1994, p. 169-170; Howatson, 1989, p. 545

75 4 Mythologie

De meeste waren kinderen van Ixion, koning van de Lapithen en een wolk, Nephele. Ixion was verliefd geworden op Juno. Jupiter bedotte hem door een wolk, Nephele, in de gedaante van Juno naar hem toe te sturen. Bij die wolk verwekte Ixion de centaurs. Voor zijn hoogmoed werd hij in de Hades op een eeuwig draaiend, brandend rad gebonden.200 Chiron was echter de zoon van Saturnus en Philyra. Hij hoort dus niet bij de centaurs die nubigena zijn.Hij dankte zijn hybride vorm aan het feit dat Saturnus zich in een paard had veranderd om Philyra te benaderen.201 Hij was leraar van Achilles, Jason en Asclepius.202 Toen Hercules op doortocht was naar Erymanthus om het Zwijn te vangen, ging hij op bezoek bij de centaurs en Chiron raakte per ongeluk geschramd door één van Hercules‟ giftige pijlen. Chiron was onsterfelijk, maar koos een einde te maken aan zijn leven omdat hij verschrikkelijke pijnen doorstond.203 Pietate igitur et diligentia effecit ut inter astra numeraretur. Apud hunc Hercules, cum deverteretur et simul cum Chirone sedens sagittas consideraret, fertur una earum decidisse supra pedem Chironis et ita eum interfecisse. Dus door zijn vroomheid en precisie zorgde hij ervoor dat hij tussen de sterren werd opgesomd. Hercules was bij hem, toen hij een omweg maakte en zat met Chiron bekeek hij tegelijk zijn pijlen. Men zegt dat één ervan is gevallen op de voet van Chiron en hem zo heeft gedood. (Hyginus, De Astronomia 2.38) Aratus maakt nergens allusie op een mythe die samenhangt met het sterrenbeeld Centaur.

Afbeelding 3: Centaur en Wolf

200 Howatson, 1989, p.303; Graves, 2008a, 280 201 Howatson, 1989, p.125 202 Howatson, 1989, p.125; Schwab, 1994, p.164 203 Howatson, 1989, p.125; Graves, 2008, p. 148

76 4 Mythologie

4.2.8 WOLF

Het sterrenbeeld Wolf wordt slechts terloops vermeld als een sterrenbeeld dat wordt vastgehouden door de Centaur. Noch bij Germanicus, noch bij Aratus krijgt het een mythologische verklaring. Aratos zegt gewoon dat de Centaur een dier vastheeft, Germanicus maakt daarvan een prooi die geofferd zal worden op het nabijgelegen Altaar.204

4.2.9 RAAF

De Raaf krijgt noch van Aratus, noch van Germanicus een mythologische verklaring.

4.2.10 BEKER

Het sterrenbeeld Beker krijgt ook geen mythologisch verhaal van Aratus of Germanicus.

4.2.11 HYDRA

De Hydra werd door Juno aan de hemel geplaatst nadat ze door Hercules gedood was. Om boete te doen voor de moord op zijn vrouw en kinderen, verrichtte Hercules twaalf taken.205 De tweede van die taken was het doden van de Hydra, die de streek van Lerna terroriseerde. Het monster had een enorm hondenlijf en negen koppen, waarvan er acht sterfelijk waren. Als er een kop werd afgehakt, groeiden er twee in de plaats. De neef van Hercules, Iolaus, die mee was, kwam op het idee om de wonde toe te schroeien voor de nieuwe koppen eruit konden groeien. Zo pakten ze het monster aan. Toen het dood was, doopte Hercules zijn pijlpunten in het giftige bloed.206 Koning Eurystheus weigerde echter deze taak te aanvaarden als één van de tien verschuldigde, omdat Hercules hulp had gekregen. Germanicus verwijst naar het verhaal van de Hydra wanneer hij de mythologische verklaring voor de Kreeft geeft. Aratus geeft geen mythologische uitleg bij dit sterrenbeeld.

204 Aratus, Phaenomena 442; Germanicus, Aratea 419 205 Dros, 2000b, p. 15-17; Graves, 2008b, p. 129 206 Dros, 2000b, p. 24-25; Graves, 2008b, p. 139-140; Dros, 1999, p. 44-45

77 4 Mythologie

4.2.12 ZUIDERVIS

De Zuidervis krijgt geen mythologische verklaring in de Phaenomena en ook niet in de Aratea.

4.2.13 WALVIS

Het sterrenbeeld dat nu Walvis wordt genoemd, maar in de Oudheid nog gewoon zeemonster, stelt het zeemonster voor dat gezonden was om Andromeda te doden. In plaats daarvan werd het monster zelf gedood door Perseus.207 Germanicus maakt tweemaal gebruik van deze mythe om de verhouding in plaats van de Walvis ten opzichte van Andromeda uit te leggen. Een voorbeeld: At procul expositam sequitur Nereia Pristis Andromedam.208 Maar het zeemonster van Nereus achtervolgt Andromeda die in de verte uitgestald stond. (Germanicus, Aratea 356-357) Hier wordt het monster in verband gebracht met Nereus. In de traditie is het monster afkomstig van Neptunus, maar wel op vraag van de Nereïden.209 De hoc dicitur ut a Neptuno sit missus ut Andromedam interficeret, de qua ante diximus; sed, quod a Perseo sit interfectus, propter immanitatem corporis et illius virtutem inter sidera collocatus. Daarover zegt men dat het door Neptunus is gezonden opdat het Andromeda zou doden, waaarover we voordien hebben gesproken; maar het werd gedood door Perseus, voor de buitengewone omvang van zijn lichaam en zijn moed werd het tussen de sterren geplaatst. (Hyginus, De Astronomia 2.31) Τὴλ δὲ θαὶ νὐθ ὀιίγνλ πεξ ἀπόπξνζη πεπηεπῖαλ Ἀλδξνκέδελ κέγα Κῆηνο ἐπεξρόκελνλ θαηεπείγεη. Het grote Zeemonster gaat naar Andromeda, die zich ver weg heeft verscholen en drijft haar voort. (Aratus, Phaenomena 353-354)

207 Schwab, 1994, p. 60; Graves, 2008a, p. 322 208 Germanicus, Aratea 356-357 209 Howatson, 1989, p. 36

78 4 Mythologie

Afbeelding 4: Figuren uit de mythe van Perseus en Andromeda

79 4 Mythologie

4.2.14 PERSEUS

Perseus is de zoon van Danae en Jupiter. Er was voorspeld aan Acrisius, de vader van Danae, dat hij door zijn kleinzoon om het leven zou gebracht worden. Om dat te vermijden heeft Acrisius zijn dochter in een toren opgesloten, maar dit hield Jupiter niet tegen. Die veranderde zichzelf in een gouden regen en bezwangerde Danae.210 Acrisius heeft toen zijn dochter en haar zoon in een kist opgesloten en in de zee gegooid. Ze kwamen echter terecht op het eiland Seriphus, waar ze door de broer van koning Polydectes werden opgevangen.211 Koning Polydectes wilde trouwen met Danae, maar daarvoor moest hij eerst Perseus uit de weg ruimen. Daarom zond hij hem op missie om Medusa te doden. Perseus werd echter gesteund door de goden en kreeg van hen geschenken om zijn taak te kunnen volbrengen.212 Hij kreeg een helm die hem onzichtbaar maakte, gevleugelde sandalen waarmee hij kon vliegen, een glanzend schild waarmee hij de reflectie van Medusa zou kunnen bekijken zonder te verstenen en een zak om het hoofd in te kunnen vervoeren.213 Toen hij Medusa gevonden had, heeft hij zijn schild gebruikt zodat hij haar niet rechtstreeks hoefde aan te kijken en heeft Athene zijn hand gestuurd om haar te onthoofden. Uit Medusa‟s romp kwam een gevleugeld paard, Pegasus, tevoorschijn.214 Op de terugweg zag hij een meisje, Andromeda, dat aan een rots geketend was. Ze was daar geketend omdat haar moeder, Cassiopeia, de Nereïden had beledigd door te zeggen dat haar dochter mooier was dan zij. 215 De Nereïden zijn gaan klagen bij Neptunus en die heeft zeemonster op Ethiopië afgestuurd. De enige manier om het monster te doen weggaan, was Andromeda offeren.216 Perseus vroeg aan haar ouders of hij haar mocht huwen als hij haar redde van het zeemonster. Die stemden toe. Dus heeft Perseus het monster gedood en het meisje gered.217 Dit is het deel van het verhaal waar Germanicus naar verwijst.

210 Howatson, 1989, p. 168; Schwab, 1994, p. 58; Graves, 2008a, p. 319 211 Howatson, 1989, p. 168; Schwab, 1994, p. 58; Graves, 2008a, p. 320 212 Howatson, 1989, p. 422 213 Howatson, 1989, p. 422; Schwab, 1994, p. 59 214 Schwab, 1994, p. 59 215 Howatson, 1989, p. 36; Schwab, 1994, p. 60; Graves, 2008a, p. 321 216 Howatson, 1989, p. 36 217 Schwab, 1994, p. 60; Graves, 2008a, p. 322

80 4 Mythologie

Supter utrumque pedem deuotae uirginis ales Perseos effigies, seruatae grata puellae. Onder de beide voeten van de als offer beloofde maagd is de gevleugelde gedaante van Perseus, welwillend voor het geredde meisje. (Germanicus, Aratea 248-249) Later bleek echter dat Andromeda al beloofd was aan haar oom Phineus. Perseus heeft de strijd die toen ontstond beslecht door zijn tegenstanders te verstenen met het hoofd van Medusa dat hij nog steeds bij zich droeg.218 Later heeft hij bij spelen per ongeluk zijn grootvader Acrisius met een discus geraakt en hem toch nog gedood, zoals de profetie voorspeld had.219 Aratus vermeldt dat Perseus de verloofde is van Andromeda, maar gaat niet verder in op de mythe.

4.2.15 ANDROMEDA

Andromeda was de dochter van Cepheus en Cassiopeia, het koninklijk echtpaar van Ethiopië. Ze was geboeid omdat ze geofferd moest worden aan het zeemonster dat Neptunus naar haar stad heeft gestuurd omdat haar moeder de Nereïden had beledigd. Germanicus beschrijft dat het lijkt alsof ze nog steeds aan de rotsen in vastgeketend. Sed poenae facies remanet districtaque pandit bracchia, ceu duri teneantur robore saxi. Maar de beeltenis van de straf blijft bestaan en ze spreidt haar uitgestrekte armen alsof de harde rotsen haar nog met kracht vasthouden. (Germanicus, Aratea 205-206) Ze werd gered door Perseus en werd daarna zijn vrouw. Aratus verwijst naar deze mythe door het sterrenbeeld de naam van de mythische figuur te geven. Hij alludeert ook op de mythe door Andromeda te vermelden samen met de omringende sterrenbeelden die ook een rol spelen in dit verhaal.

218 Howatson, 1989, p. 36; Schwab, 1994, p. 62; Graves, 2008a, p. 322 219 Howatson, 1989, p. 422; Schwab, 1994, p. 63; Graves, 2008a, p. 323

81 4 Mythologie

4.2.16 CASSIOPEIA

Cassiopeia is de moeder van Andromeda. Zij heeft de Nereïden vertoornd door te beweren dat haar dochter mooier was.220 De hac Euripides et Sophocles et alli complures dixerunt ut gloriata sit se forma Nereidas praestare. Pro quo facto inter sidera sedens in siliquastro consituta est. Over haar zeggen Euripides en Sophocles en vele anderen dat ze opschepte dat ze in schoonheid de Nereïden overtrof. Voor die daad is ze tussen de sterren geplaatst zittend op een troon. (Hyginus, De Astronomia 2.10) Germanicus verweeft hier de mythologische band tussen Cassiopeia en Andromeda met hun posities in de sterren. Cassiepia uirum residet sublimis ad ipsum, … Ipsa horrida uultu sic tendit palmas, ceu sit planctura relictam Andromedam, meritae non iusta piacula matris. Cassiopeia zit in de hemel bij haar eigen echtgenoot… Zij zelf, huiverend met haar gezicht, strekt ze zo haar handen uit, alsof ze de achtergelaten Andromeda zal beklagen, die (boet) voor de onrechtvaardige misdaden van haar verdienende moeder. (Germanicus, Aratea 193, 198-200) Aratus doet dat ook. Ἡ δὲ θαὶ αὐηὴ παηδὸο ἐπείγεηαη εἰδώινην δεηιὴ Καζζηέπεηα Ook de ellendige Cassiopeia haast zich naar de beeltenis van haar kind. (Aratus, Phaenomena 653-654)

4.2.17 CEPHEUS

Cepheus is de vader van Andromeda.221 Germanicus vermeldt dat hij afstamt van Iasius, zoon van Jupiter en Electra, en dat hij bij de rest van zijn gezin tussen de sterren staat. Iasides etiam caelum cum coniuge Cepheus ascendit totaque somo, quia Iuppiter auctor est generis.

220 Howatson, 1989, p. 118; Schwab, 1994, p. 60; Graves, 2008a, p. 321 221 Schwab, 1994, p. 61

82 4 Mythologie

Zelfs Cepheus is naar de hemel opgestegen met zijn echtgenote en zijn hele gezin, aangezien Jupiter de stichter van zijn geslacht is. (Aratus, Phaenomena 184-186)

Aratus zegt hetzelfde over Cepheus. Οὐδ‟ ἄξα Κεθῆνο κνγεξὸλ γέλνο Ἰαζίδαν αὕησο ἄξξεηνλ θαηαθείζεηαη· ἀιι‟ ἄξα θαὶ ηῶλ νὐξαλὸλ εἰο ὄλνκ‟ ἦιζελ, ἐπεὶ Γηὸο ἐγγύζελ ἦζαλ. De ellendige familie van Cepheus, afstammeling van Iasius zal niet zo onbesproken verwaarloosd worden, maar ook hun namen gingen naar de hemel, aangezien ze verwant waren aan Zeus. (Aratus, Phaenomena 179-181) Volgens Aratus en Germanicus staan deze figuren dus in de hemel omdat ze familie zijn van Jupiter en niet omdat hun daden belangrijk waren.

4.2.18 PEGASUS

Pegasus is een gevleugeld paard dat werd geboren toen Perseus het hoofd van Medusa afhakte. Hij is het kind van Medusa en Neptunus.222 Gorgonis hic proles; in Pierio Helicone, uertice cum summon nondum decurret unda, museos fontis dextri pedis ictibus hausit. Inde liquor genitus nomen tenet: Hippocrenen fontes nomen habent; Daar is het kind van de Gorgo; op de Helicon van de Muzen, toen er nog geen stroom van de hoge top naar beneden liep, heeft hij met een schop van zijn rechterpoot de bron van de Muzen gemaakt. Vandaar haalt het water de naam van zijn onstaan: de bron heeft de naam Hippocrene. (Germanicus, Aratea 217-222) Germanicus vermeldt ook enkele keren dat dit een gevleugeld paard is. Aratus zegt niets over vleugels, hij noemt dit sterrenbeeld altijd Ἵππορ. Hij vermeldt echter ook dit verhaal, dat met Pegasus geassocieerd wordt. Κεῖλνλ δὴ θαί θαζη θαζ‟ ὑςεινῦ Ἑιηθῶλνο θαιὸλ ὕδσξ ἀγαγεῖλ εὐαιδένο Ἱππνπθξήλεο.

222 Howatson, 1989, p. 414; Schwab, 1994, p. 59-60; Graves, 2008a, p. 321; Le Bœuffle, 1977, p. 197

83 4 Mythologie

Οὐ γάξ πσ Ἑιηθὼλ ἄθξνο θαηειείβεην πεγαῖο· ἀιι‟ Ἵππνο κηλ ἔηπςε· ηὸ δ‟ ἀζξόνλ αὐηόζελ ὕδσξ ἐμέρπην πιεγῇ πξνηέξνπ πνδόο·νἱ δὲ λνκῆεο πξῶηνη θεῖλν πνηὸλ δηεθήκηζαλ Ἱππνπθξήλελ. Ze zeggen dat hij vanaf de hoge Helicon het mooie water van de vruchtbare Hippocrene doet stromen. De top van de Helicon werd nog niet bevochtigd door bronnen. Maar het Paard stampte ertegen en van op die plaats stroomde het water onafgebroken door de stoot van zijn voorpoot, en de herders maakten als eersten kennis met dat drinkwater. (Aratus, Phaenomena 216-221) Geen van beide leggen het verband met de mythe van Perseus, hoewel die in de sterren ook dichtbij staat.

4.2.19 PLEIADEN

De Pleiades krijgen geen mythologische verhaal bij Aratus of Germanicus, maar Germanicus noemt ze wel alle zeven bij naam en zegt dat hun vader Atlas is. Nomina sed cunctis seruauit fida vetustas: Electra Alcyoneque celaenoque Meropeque Asteropeque et Taygete et Maia parente caelifero genitae Maar de trouwe bestendigheid heeft voor allen de namen bewaard: Electra, Alcyone, Celaeno, Merope, Asterope, Taygete en Maia, voortgebracht door een hemeldragende ouder. (Germanicus, Aratea 261-264)

4.2.20 VOERMAN

Germanicus geeft voor het sterrenbeeld Voerman twee verschillende mythes, die van Erichthonius en die van Myrtilos, maar gaat veel dieper in op de tweede. Est etiam Aurigae facies, siue Atthide terra natus Erichthonius, qui primus sub iuga duxit quadrupes, seu Myrtoas demersus in undas Myrtilos. Hunc potius species in sidere reddit: sic nulli currus, sic ruptis maestus habenis

Afbeelding 5: Voerman 84 4 Mythologie

perfidia Pelopis raptam gemit Hippodamian.223 Er is ook de beeltenis van de Voerman, ofwel Erichthonius die geboren is in het land van Attica, die als eerste een vierspan onder het juk heeft geleid, ofwel Myrtilus die in de golven van de Myrtoïsche zee verdronken is. De beeltenis geeft eerder hem weer in de sterren: daardoor zonder wagen, daardoor bedroefd door de gebroken teugels, hij treurt om Hippodamia die geroofd is door het verraad van Pelops. (Germanicus, Aratea 157-162)

4.2.20.1 Erichthonius

Erichthonius is een mythische koning van Athene. Toen Vulcanus probeerde Minerva te verkrachten, is zijn zaad op de grond, op Gaea gevallen. Die raakte bevrucht en het kindje was Erichthonius. Minerva borg het kindje in een kist en gaf het aan de dochters van Cecrops, de koning van Athene. De dochters werden bevolen de kist niet open te doen, maar dat deden ze toch. Ze schrokken zo van wat ze zagen dat ze van de Acropolis zijn gesprongen. 224 Het kindje had de vorm van een slang of werd bewaakt door twee slangen. Volgens Hyginus: uirgines cistam aperuerunt et anguem uiderunt225 de maagden hebben de kist geopend en hebben een slang gezien (Hyginus, De Astronomia 2.13) Volgens Ovidius: et intus / infantemque vident adporrectumque draconem. en binnenin zien ze een kindje en ernaast uitgestrekt een slang. (Ovidius, Metamorphoses 2.560-561)

4.2.20.2 Myrtilus

Toen Pelops wou trouwen met de dochter van koning Oenomaus, Hippodameia, moest hij eerst de koning overwinnen in een paardenrace. Als de koning hem kon inhalen, dan zou hij gedood worden.226 Om zeker niet te verliezen, kocht Pelops de wagenmenner van de koning om.

223 Germanicus, Aratea 157-162 224 Howatson, 1989, p. 222; Graves, 2008a, p. 128; Hyginus, De Astronomia 2.13 225 Hyginus, De Astronomia 2.13 226 Graves, 2008b, p. 40

85 4 Mythologie

Die wagenmenner, Myrtilus, haalde de pin die het wiel vasthoudt uit de wagen. Het wiel viel eraf tijdens de wedren en Oenomaus stierf. Pelops weigerde echter Myrtilus uit te betalen en wierp hem in de zee. Voor hij verdronk, vervloekte Myrtilos Pelops en zijn nageslacht.227 Hyginus zegt dat Myrtilus de zoon was van Mercurius en Clytia en dat hij daarom in de hemel is geplaatst. Alii autem hunc Mercuri filium ex Clytia natum, nomine Myrtilum, Oenomai aurigam definierunt, cuius post notam omnibus mortem parens corpus in mundo constituisse existimatur. Maar anderen hebben aangegeven dat hij de zoon was van Mercurius uit Clytia, met de naam Myrtilus, en dat hij de wagenmenner van Oenomaus was.Men zegt dat zijn vader zijn lichaam na zijn dood, die allen bekend is, in de hemel heeft geplaatst. (Hyginus, De Astronomia 2.13) Aratus vermeldt geen van beide mythes.

4.2.21 GEITEN

De sterren die geiten voorstellen, een cluster aan de elleboog van de Voerman, worden door Aratus en Germanicus opgesplitst in één geit en geitjes. De geitjes krijgen van geen van beiden een mythologische verklaring. Aratus zegt dat deze geit Zeus heeft gevoed. Αἲμ ἱεξή, ηὴλ κέλ ηε ιόγνο Γηὶ καδὸλ ἐπηζρεῖλ228 De heilige Geit, het verhaal zegt dat ze haar uier aan Zeus aanbood. (Aratus, Phaenomena 163) Germanicus vermeldt ook dat dit de voedster was van Jupiter. una putatur nutrix esse Iovis (si uere Iuppiter infans ubera Cretaeae mulsit fidissima Caprae), sidere quae claro gratum testatur alumnum 229 Men zegt dat de ene de voedster is van Jupiter (als Jupiter waarlijk als kind de trouwe uiers van een Kretenzische geit heeft gemolken), met een heldere ster bewijst ze dat haar beschermeling geliefd was. (Germanicus, Aratea 165-168)

227 Howatson, 1989, p. 222; Graves, 2008b, p. 41-42; Schwab, 1994, p. 269 228 Aratus, Phaenomena 163 229 Germanicus, Aratea 165-168

86 4 Mythologie

Het gaat hier om de geit Amaltheia, die Jupiter gezoogd heeft op Creta toen zijn moeder hem had verstopt opdat zijn vader, Saturnus, hem niet zou opeten.230 Toen Saturnus zijn vader, Uranus, onttroonde, had die namelijk voorspeld dat Saturnus op zijn beurt onttroond zou worden door zijn eigen zoon. Daarom at Saturnus zijn kinderen op. Toen Jupiter werd geboren was zijn echtgenote, Ops, het echter beu. Ze wisselde Jupiter met een steen en verborg het kindje op Creta, bij Amaltheia.231 Uit dankbaarheid plaatste Jupiter de geit later tussen de sterren. De naam van de geit wordt echter bij geen van beide auteurs vermeld.

4.2.22 ZWAAN

Voor de Zwaan geeft Germanicus twee mogelijkheden. Contra spectat Auem, uel Phoebi quae fuit olim cygnus uel Ledae thalamis qui illapsus adulter furta Iouis falsa uolucer sub imagine texit. Aan de andere kant bekijkt ze (de Lier) de Vogel, ofwel de zwaan die ooit van Phoebus was, ofwel de overspelige vogel die Leda‟s bed is binnengeglipt en het overspel van Jupiter bedekte onder een valse gedaante. (Germanicus, Aratea 275-277) De eerste versie is zeldzaam. De tweede versie is de gebruikelijke versie waarin Jupiter zichzelf in een zwaan verandert om met Leda het bed te kunnen delen. Leda was de echtgenote van koning Tyndareus en moeder van Clytemnestra, Helena, Castor en Pollux. Het is onzeker welke van deze kinderen Jupiter als vader hebben en welke Tyndareus.232 Aratus geeft geen mythologische uitleg bij dit sterrenbeeld.

4.2.23 DRIEHOEK

Germanicus zegt zelf dat de Driehoek de hemelse voorstelling van de Nijldelta is.

Deltoton si quis (donum hoc spectabile Nili diuitibus generatum undis) in sede notabit.

230 Howatson, 1989, p. 30; Le Bœuffle, 1977, p. 195 231 Graves, 2008a, p. 50; Schwab, 1994, p. 13 232 Howatson, 1989, p. 321; Graves, 2008a, p. 277-278; Le Bœuffle, 1977, p. 194

87 4 Mythologie

Als iemand Deltoton (dat geschenk van de prachtige Nijl, ontstaan door zijn rijke golven) zal opmerken op zijn plaats. (Germanicus, Aratea 234-235) Aratus geeft geen informatie over dit sterrenbeeld, buiten zijn naam.

4.2.24 PIJL

Het sterrenbeeld Pijl stelt bij Germanicus de pijl voor die Jupiter trof, waardoor die verliefd werd op Ganymedes. De Pijl wordt aan de hemel bewaakt door de Arend. Est etiam, incertum quo cornu missa, Sagitta, quam seruat Iovis ales. Habet miracula nulla si caelum ascendit Iovis armiger. Hic tamen aptum unguibus innocuis Phrygium rapuit Ganymeden et telo appositus custos, quo Iuppiter arsit in puero, luit excicio quem Troia furorem. Er is zelfs een Pijl, het is onzeker vanaf welke boog ze gezonden is, die bewaakt wordt door de Vogel van Jupiter. Het is geen mirakel als de wapendrager van Jupiter in de hemel opstijgt. Hier heeft hij toch de geschikte, Phrygische Ganymedes geroofd met zijn veilige klauwen, en hij werd als bewaker aangesteld voor de pijl die Jupiter deed branden voor die jongen, Troje heeft met haar vernietiging geboet voor die begeerte. (Germanicus, Aratea 315-320) De gebruikelijke verklaring voor dit sterrenbeeld is dat het gaat om de pijl van Hercules. Hercules schoot met die pijl de arend neer die elke dag Prometheus‟ lever kwam uitpikken.233 Ook in dat verhaal blijven de Arend en de Pijl dicht bij elkaar in de hemel. Aratus vermeldt niet welk mythologisch belang deze pijl heeft.

Afbeelding 6: Waterman (Ganymedes), Pijl en Arend

233 Hyginus, De Astronomia 2.15; Le Bœuffle, 1977, p. 196

88 4 Mythologie

4.2.25 AREND

Dit is de Arend die door Jupiter gezonden werd om Ganymedes te roven en in de hemel de pijl moest bewaken die Jupiters begeerte voor de jongen had opgewekt.234 Germanicus zegt dit wanneer hij de Pijl bespreekt. Germanicus vermeldt ook dat deze Arend geliefd was door Jupiter. redit armiger uncis unguibus, ante omnis gratus tibi, Iuppiter, ales. De wapendragende vogel met de gebogen klauwen keert terug, voor allen geliefd door jou, Jupiter. (Germanicus, Aratea 688-689) Bij Aratus krijgt de Arend geen mythologische verklaring.

4.2.26 DOLFIJN

Delphin inde breuis lucet iuxta Capricornum paucis sideribus; tulit hic Atlantida nymphen in thalamus, Neptune, tuos, miseratus amantem. Vandaar schittert de Dolfijn, naast de Steenbok met weinig sterren; deze heeft de Atlantide nimf als geliefde naar jouw slaapvertrekken gebracht, Neptunus, omdat hij medelijden had. (Germanicus, Aratea 321-323) Germanicus verwijst hier naar de mythe van Neptunus die verliefd was op Amphitrite, één van de Nereïden.235 De gevoelens waren echter niet wederzijds en Amphitrite verborg zich in het Atlasgebergte. Neptunus zond mannen uit om haar te vinden. Het was de jongeman Delphis die haar vond en haar kon overtuigen toch met Neptunus te trouwen. Uit dankbaarheid plaatste Neptunus hem in de vorm van een dolfijn tussen de sterren.236 Germanicus verwijst hier naar een mythe die ook bij Hyginus voorkomt. Hic qua de causa sit inter astra collocatus, Eratosthenes ita cum ceteris dicit: Neptunum, quo tempore voluerit Amphitriten ducere uxorem et illa cupiens conservare virginitatem fugerit ad Atlanta, complures eam quaesitum dimisisse, in his et Delphina quendam nomine. Qui pervagatus in insulas aliquando ad virginem pervenit ei que persuasit ut nuberet Neptuno et ipse nuptias eorum administravit.

234 Le Bœuffle, 1977, p. 196 235 Howatson, 1989, p. 32; Le Bœuffle, 1977, p. 196 236 Graves, 2008a, p. 76

89 4 Mythologie

Om deze reden zou hij tussen de sterren geplaatst zijn, Eratosthenes zegt het zo samen met anderen: wanneer Neptunus wilde trouwen met Amphitrite, en zij naar atlas was gevlucht omdat ze haar maagdelijkheid wilde behouden, heef velen uitgzonden om haar te zoeken, waaronder ook iemand met de naam Delphis. Nadat hi rond de eilanden had gezworven, is hij eindelijk bij de maagd toegekomen en heeft hij haar overtuigd met Neptunus te trouwen, en hij heeft zelf de bruiloft georganiseerd. voor die daad werd hij (Neptunus) hem tussen de sterren geplaatst in de gadaante van een dolfijn. (Hyginus, De Astronomia 2.17) Aratus vermeldt deze mythe niet.

4.2.27 LIER

Over het sterrenbeeld Lier zegt Germanicus dat het om een lier gaat die geliefd is door Mercurius. Hiermee verwijst hij naar het verhaal dat Mercurius van het schild van een schilpad een lier heeft gemaakt.237 Verder zegt hij echter niks erover. Aratus geeft wel meer uitleg over dit sterrenbeeld. Καὶ Χέιπο ἥδ‟ ὀιίγε. Τὴλ ἆξ‟ ἔηη θαὶ παξὰ ιίθλῳ Ἑξκείεο ἐηόξεζε, Λύξελ δέ κηλ εἶπε ιέγεζζαη, θὰδ δ‟ ἔζεην πξνπάξνηζελ ἀπεπζένο εἰδώινην νὐξαλὸλ εἰζαγαγώλ. En een kleine schildpad, Hermes doorboorde haar nog vanuit zijn wieg en zei dat ze Lier zou genoemd woorden, hij voerde haar naar de hemel en plaatste haar voor de onbekende figuur. (Aratus, Phaenomena 268-271)

4.2.28 ONBEKENDE GEKNIELDE FIGUUR

Aratus zegt dat dit sterrenbeeld een onbekende figuur voorstelt en dat niemand weet wie de figuur moet voorstellen. Τῇ δ‟ αὐηνῦ κνγένληη θπιίλδεηαη ἀλδξὶ ἐνηθὸο εἴδσινλ·ηὸ κὲλ νὔηηο ἐπίζηαηαη ἀκθαδὸλ εἰπεῖλ, νὐδ‟ ὅηηλη θξέκαηαη θεῖλνο πόλῳ, ἀιιά κηλ αὕησο Ἐλγόλαζηλ θαιένπζη. Τὸ δ‟ αὖη‟ ἐλ γνύλαζη θάκλνλ ὀθιάδνληη ἔνηθελ·ἀπ‟ ἀκθνηέξσλ δέ νἱ ὤκσλ ρεῖξεο ἀείξνληαη·

237 Graves, 2008a, p. 83; Le Bœuffle, 1977, p. 193

90 4 Mythologie

Daar draait de beeltenis die lijkt op een vermoeide man: niemand kan duidelijk zeggen door welke last hij ronddraait, maar ze noemen hem in den blinde de geknielde, de vermoeide figuur op zijn knieën lijkt te knielen:zijn handen verheffen zich boven zijn schouders. (Aratus, Phaenomena 63-69) Germanicus neemt deze uitleg over. Haut procul effigies inde est defecta labore. Non illi nomen, non magni causa laboris: dextro namque genu nixus diuersaque tendens bracchia, suppliciter passis ad numina palmis, Helemaal niet ver daarvandaan is een beeltenis, krachteloos door labeur: het heeft geen naam en geen reden voor zijn zwaar werk: hij steunt namelijk op zijn rechterknie en strekt zijn armen naar verschillende kanten, smekend tot de goden met uitgestrekte handen. (Germanicus, Aratea 65-68) Aangezien de figuur onbekend is, kan er ook geen mythologisch verhaal aan verbonden worden. Germanicus volgt hier nauwkeurig de Griekse tekst. Hij had ook zelf een mythologisch verhaal kunnen toevoegen, want Hyginus vermeldt wel zeven mogelijkheden: tweemaal Hercules, Ceteus, Theseus, Thamyris, Orpheus en Ixion.238 Hyginus heeft dan ook, naar eigen zeggen, meer moeite gedaan. Etsi qui sit hic negat Aratus quemquam posse demonstrare, tamen conabimur [demonstrare] ut aliquid uerisimile dicamus. Ook al zegt Aratus dat niemand kan aantonen wie dit zou zijn, toch proberen wij aan te tonen dat we iets geloofwaardigs zeggen. (Hyginus, De Astronomia 2.6) Tegenwoordig wordt dit sterrenbeeld beschouwd als een voorstelling van Hercules, vandaar de toevoeging van de knots op de afbeelding.

Afbeelding 7: Hercules 238 Hyginus, De Astronomia 2.6

91 4 Mythologie

4.2.29 DRAAK

De vorm van het sterrenbeeld Draak wordt wel uitvoerig besproken, zowel door Aratus als door Germanicus.239 Er wordt echter helemaal niets gezegd over de identiteit van deze draak. Dit is logisch aangezien dit sterrenbeeld meestal wordt verbonden met de draak uit de tuin van de Hesperiden.240 Deze draak bewaakte de tuin waarin de gouden appels hingen die Hercules moest halen voor zijn elfde opdracht.241 Dit sterrenbeeld en dat ernaast zouden dus de draak en Hercules voorstellen. Aangezien Aratus en Germanicus het nabijgelegen sterrenbeeld niet identificeren, maar juist zeggen dat niemand zijn identiteit kent, vermelden ze dus ook niet dat het sterrenbeeld Draak de tegenstander van Hercules was.

4.2.30 SLANG

Germanicus, noch Aratus geven enige mythologische uitleg bij het sterrenbeeld Slang.

4.2.31 SLANGENDRAGER

Het sterrenbeeld Slangendrager krijgt bij Germanicus geen mythologische verklaring. Aratus vermeldt in vers 577 μογεπὸν Ὀθιοῦσον, de ongelukkige slangendrager, maar hij zegt niet waarom hij ongelukkig is.

4.2.32 MELKWEG

Over de Melkweg wordt geen mythologisch verhaal verteld door Aratus of Germanicus. De termen die gebruikt worden, Γάια en Lacteus orbis, zijn op zich wel verwijzingen naar het verhaal dat dit de moedermelk zou zijn van de godin Juno of Ops. Hyginus geeft vier mogelijkheden.242 De eerste is dat Juno Mercurius borstvoeding aan het geven was, maar toen ze zag dat het niet haar kind was, hem wegduwde.

239 Germanicus, Aratea 48-64; Aratus, Phaenomena 45-62 240 Hyginus, De Astronomia 2.6; Le Bœuffle, 1977, p. 191 241 Dros, 2000b, p. 59; Schwab, 1994, p. 155-156; Graves, 2008b, p. 189-190 242 Hyginus, De Astronomia 2.43

92 4 Mythologie

De tweede versie is dat Jupiter Hercules aan de borst van een slapende Juno heeft gelegd. Toen ze wakker werd, heeft het kind weggeduwd. De derde versie zegt dat Hercules te gulzig aan het drinken was bij Juno en melk gemorst heeft. In de vierde versie gaat het om de godin Ops, de echgenote van Saturnus, die moest doen alsof ze Jupiter, die ze met een steen had omgewisseld, borstvoeding gaf. In alle vier de verhalen is de constante dat er moedermelk gemorst is en dat die druppels de Melkweg hebben gevormd.

4.2.33 NOORDERKRANS

Zowel Germanicus als Aratus zeggen dat dit een krans is die Bacchus in herinnering aan Ariadne aan de hemel heeft geplaatst.243 Tum fessi supter costas atque ardua terga clara Ariadnaeo sacratast igne Corona: hunc illi Bacchus thalami memor addit honorem. Dan onder de flanken en steile rug van de vermoeide man is de heldere Krans die gewijd is aan de ster van Ariadne: die eer voegde Bacchus eraan toe, denkend aan hun huwelijk. (Germanicus, Aratea 70-72) Αὐηνῦ θἀθεῖλνο Σηέθαλνο, ηὸλ ἀγαπὸλ ἔζεθελ ζῆκ‟ ἔκελαη Γηόλπζνο ἀπνηρνκέλεο Ἀξηάδλεο, λώηῳ ὑπνζηξέθεηαη θεθκεόηνο εἰδώινην. Daar is de befaamde krans, Dionysos plaatste het nobele teken van Ariadne wanneer ze wegging, het draait rond onder de rug van de vermoeide figuur. (Aratus, Phaenomena 71-73)

4.2.34 ZUIDERKRANS

Germanicus en Aratus geven geen mythologische betekenis aan dit sterrenbeeld. Ze vermelden wel allebei dat het zich bevindt aan de poten van het sterrenbeeld Boogschutter. Deze boogschutter was Crotus. Hyginus vermeldt dat deze kroon van hem zou zijn.

243 Le Bœuffle, 1977, p. 191-192

93 4 Mythologie

Ante huius pedes stellae sunt paucae [et] in rotundo deformatae; quam coronam eius ut ludentis abiectam nonnuli dixerunt. Voor zijn voeten zijn er enkele sterren weergeven in een ronde; sommigen zeggen dat deze krans is van hem alsof die afgeworpen is van iemand die speelt. (Hyginus, De Astronomia 2.27)

Afbeelding 8: Boogschutter en Zuiderkroon

4.2.35 ALTAAR

Het sterrenbeeld Altaar krijgt geen mythologische achtergrond bij Aratus en ook niet bij Germanicus. Het is ook afwezig bij Hyginus.

4.2.36 GROTE BEER

Aratus vertelt dat de Grote Beer, wanneer ze Helice wordt genoemd, de voedster van Jupiter is geweest en door Jupiter uit dankbaarheid tussen de sterren is geplaatst. Germanicus neemt deze verklaring over.

4.2.37 KLEINE BEER

Germanicus zegt, in navolging van Aratus, dat het sterrenbeeld Kleine Beer onder de naam Cynosura een voorstelling is van één van de voedsters van Jupiter

94 4 Mythologie

4.2.38 BEREN

Aratus vermeldt dat Helice en Cynosura de voedster waren van Jupiter wanneer Ops hem verstopt had op Creta.244 Δἰ ἐηεὸλ δή, Κξήηεζελ θεῖλαί γε Γηὸο κεγάινπ ἰόηεηη νὐξαλὸλ εἰζαλέβεζαλ, ὅ κηλ ηόηε θνπξίδνληα Γίθηῃ ἐλ εὐώδεη, ὄξενο ζρεδὸλ Ἰδαίνην, ἄληξῳ ἐγθαηέζελην θαὶ ἔηξεθνλ εἰο ἐληαπηόλ, Γηθηαῖνη Κνύξεηεο ὅηε Κξόλνλ ἐςεύδνλην Καὶ ηὴλ κὲλ Κπλόζνπξαλ ἐπίθιεζηλ θαιένπζηλ, ηὴλ δ‟ ἑηέξελ Ἑιίθελ. Als het waar is, gingen ze weg uit Creta naar de hemel door de wil van de grote Zeus. In de welriekende Dikton, dichtbij de berg Ida, plaatsen ze hem, wanneer hij jong was, in een grot en voedden hem een jaar lang, terwijl de Cureten van de Dikton Kronos bedrogen. En ze gaven de ene de bijnaam Kunosoura en de andere Helike. (Aratus, Phaenomena 30-37)

Afbeelding 9: Grote Beer en Kleine Beer

244 Possanza, 2004, p. 120; Le Bœuffle, 1977, p. 190

95 4 Mythologie

Germanicus volgt hem hierin. Veteris si gratia famae, Cresia uos tellus aluit, moderator Olympi donauit caelo. Meritum custodia fecit, quod fidae comites prima incunabula magni fouerunt Iouis, attonitae cum furta parentis aerea pulsantes mendaci cymbala dextra. uagitus pueri patrias ne tangeret auris, Dictaeae texere deae famuli Corybantes. Hinc Iovis altrices Helice Cynosuraque fulgent. Als er aanzien is voor het oude verhaal, heeft het Kretenzische land jullie gevoed, de leider van de Olympus heeft jullie aan de hemel gegeven. Jullie bescherming heeft dat een verdiende beloning gemaakt, omdat de trouwe gezellen de eerste wieg van de grote Jupiter hebben warmgehouden, wanneer de Corybanten, dienaars van de godin van de Dicta, de diefstal van de ontzette moeder hebben bedekt door met de rechterhand de misleidende bronzen cymbalen te slaan opdat het gehuil van het kindje de oren van zijn vader niet zou bereiken. Daar schitteren de voedsters van Jupiter, Helice en Cynosura. (Germanicus, Aratea 31-38) Dit is echter de minder gebruikelijke verklaring voor de Beren.245 Germanicus verwijst heel kort naar de meer gebruikelijke versie wanneer hij Lycaonis gebruikt. Of men nu gelooft dat deze passage verwijst naar de Grote of de Kleine Beer, er zit wel een verwijzing in naar Lycaon, de vader van Callisto. In dit verhaal is de Grote Beer Callisto, een nimf gewijd aan Diana. Jupiter was verliefd op haar en verwekte een kind bij haar. Toen Diana ondekte dat Callisto zwanger was, heeft ze haar verstoten. Callisto kreeg een zoon, Arcas. Juno veranderde haar uit jaloezie in een berin.246 Jaren later komt Arcas, ondertussen jager geworden, zijn moeder in de gedaante van een beer tegen. Hij wil haar doden, maar Jupiter houdt hem tegen en plaatst hen beiden tussen de sterren.247

245 Possanza, 2004, p. 121; Le Bœuffle, 1975, p. 3 246 Howatson, 1989, p. 112; Graves, 2008a, p. 111 247 Ovidius, Metamorphoses 409-507

96 4 Mythologie

Arcuit omnipotens pariterque ipsosque nefasque sustulit, et celeri raptos per inania vento imposuit caelo vicinaque sidera fecit. De almachtige heeft dat verhinderd en heeft hen beiden verwijderd van de misdaad, en gegrepen door een snelle wind door de lucht heeft hij hen in de hemel geplaatst en heeft hij hen naburige sterrenbeelden gemaakt. (Ovidius, Metamorphoses 505-507) In dit verhaal werd Callisto de Grote Beer en werd Arcas Boötes.

4.2.39 BOÖTES

Voor het sterrenbeeld Boötes geeft Germanicus 3 mogelijkheden. Twee ervan krijgen slechts een naam die hen verbindt met de voorstelling van de Beren. Bij de laatste verwijst hij naar een mythologisch verhaal. Inde Helicen sequitur senior baculoque minatur, siue ille Arctophylax, seu Bacchi ob munera caesus Icarus ereptam pensauit sidere uitam. En vandaar achtervolgt een andere man Helice en dreigt met een stok, ofwel is het Arctophylax, ofwel hij die gedood is omwille van het geschenk van Bacchus, Icarus, hij heeft het leven dat hem ontrukt is gecompenseerd met een sterrenbeeld. (Germanicus, Aratea 90-92) Aratus identificeert enkel de eerste twee. Ἀξθηνθύιαμ, ηόλ ῥ‟ ἄλδξεο ἐπηθιείνπζη Βνώηελ Arctophylax, mensen noemen hem ook Bootes (Ploeger) (Aratus, Phaenomena 92)

4.2.39.1 Boötes

De man die Helice volgt is Boötes, zoals Aratus hem noemt. Dit is de Ossenhoeder die de Grote Beer begeleidt. De Grote Beer wordt ook voorgesteld als een wagen, Plaustra. Germanicus maakt gebruik van deze voorstelling. In dit geval stelt de Beer de ploeg voor. tardus in occasu sequitur sua plaustra Bootes Boötes volgt traag bij het ondergaan zijn wagen. (Germanicus, Aratea 139)

97 4 Mythologie

Als Ossenhoeder kan Boötes ook verwijzen naar nog een andere voorstelling van de Grote Beer. De Grote Beer wordt ook soms Septemtriones genoemd. Elk van de sterren in het sterrenbeeld Grote Beer stelt een rund voor, dat zeer traag rond de pool stapt. Germanicus gebruikt deze voorstelling niet, maar Cicero had dat wel al gedaan. Quas nostri Septem soliti uocitare Triones. (De sterren) die de onzen gewoonlijk Septem Triones noemen. (Cicero, Aratea fr. V) In deze versie stelt de Grote Beer de ossen voor die de wagen van de ploeger trekken.

4.2.39.2 Arctophylax

De voorstelling van Arctophylax, de bewaker van de Beren, neemt dit sterrenbeeld aan als begeleider van de Beren in de sterren. Deze voorstelling kan ook verwijzen naar het verhaal van Arcas. Arcas was de zoon van Callisto en Jupiter. Juno heeft uit jaloezie Callisto veranderd in een berin.248 Toen Arcas jaren later op jacht was, kwam hij op het spoor van zijn moeder in berengedaante. Voor hij haar kon doden, heeft Jupiter hen in de sterren geplaatst,249 Arcas als Arctophylax, Callisto als Grote Beer.

4.2.39.3 Icarus

Icarus (of Icarius) leefde in Attica toen Bacchus op bezoek kwam. Bacchus leerde de man hoe hij wijn moest maken. Icarus deelde het geschenk van de god met zijn buren, maar die dronken te veel en werden ziek. Omdat ze dachten dat Icarus hen had willen vergiftigen, hebben ze hem vermoord.250 Zijn hond, Maera, leidde zijn dochter, Erigone, naar het lijk. Erigone verhing zichzelf en werd het sterrenbeeld Maagd. De hond werd het sterrenbeeld Kleine Hond.251 Aratus verwijst niet naar het verhaal van Icarus.

4.2.40 ARCTURUS

De ster die wordt aangeduidt met Arcturus krijgt van Aratus en Germanicus geen mythologische achtergrond.

248 Howatson, 1989, p. 112; Ovidius, Metamorphoses 409-507; Graves, 2008a, p. 111; Le Bœuffle, 1977, p. 188,190 249 Ovidius, Metamorphoses 409-507 250 Howatson, 1989, p. 294 251 Graves, 2008a, p. 351-352; Le Bœuffle, 1977, p. 190

98 Conclusie

CONCLUSIE

“Er hat aber nicht nur den Mythen, die er bei Arat vorfand, einen breiteren Raum zugewiesen, sondern außerdem noch zu vielen Sternbildern Mythen und Anspielungen auf Mythen hinzugefügt.”252 Hij geeft 24 keer een verwijzing naar een mythologisch verhaal dat niet voorkomt bij Aratus. Soms slechts met enkele woorden die naar de mythe verwijzen, andere keren met een meer uitgebreide uitleg. Van de 31 sterrenbeelden die geen mythologische identificatie krijgen in de Phaenomena, blijven er slecht 13 zonder uitleg in de Aratea. Het gebeurt tweemaal dat Germanicus een mythologische verklaring van bij Aratus uitbreidt. Enkel bij de sterrenbeelden Lier en Haas besteedt Aratus meer woorden aan de mythologische achtergrond dan Germanicus. Dit alles toont aan dat Germanicus niet alleen de Phaenomena heeft vertaald, maar er ook veel mythologische inhoud aan toegevoegd heeft.

252 Steinmetz, 1966, p. 476

99 Eindconclusie

EINDCONCLUSIE

“Germanicus hat vor allem die Mythen in eine höhere Stillage transponiert. Den Raum, den er durch Straffung der bloß astronomischen Angaben gewinnt, hat er zur Erweiterung de Mythen genützt.”253 Dankzij de opleiding die Germanicus heeft gekregen als lid van de keizerlijke familie was hij in staat Aratus‟ Phaenomena met verve te bewerken. Germanicus maakte zijn eigen versie van een Grieks astrologisch leerdicht. Hij doet dat door het werk uit te breiden qua terminologie en mythologische verklaringen. Hij legt een grote variatie aan de dag in het gebruik van zijn termen en beschrijvingen van de sterrenbeelden. Door het gebruik van verschillende termen voor hetzelfde concept, boet Germanicus‟ versie een beetje in aan puur didactische kwaliteit, maar krijgt er een toename aan poëtische en mythologische kwaliteit voor terug. Ook in de mythologische verklaringen toont Germanicus meer variatie dan Aratus. Bij sommige sterrenbeelden vermeldt hij meerdere mogelijkheden van wie of wat het sterrenbeeld moet voorstellen. Andere sterrenbeelden, waarvan Aratus niet zegt waarom ze verdienen tussen de sterren staan, krijgen wel een verklaring bij Germanicus. Al bij al kan men zeggen dat Germanicus niet alleen een translatio, maar een aemulatio van de Phaenomena heeft geschreven.

253 Steinmetz, 1966 , p. 476

100 Eindconclusie

Verder mogelijk onderzoek Dit onderzoek was toegespitst op de benamingen van de sterrenbeelden en hun mythologische achtergrond. De terminologie voor het opkomen en ondergaan van de sterren zou ook onderzocht kunnen worden. Deze handelingen worden namelijk vaak uitgedrukt in metaforen die te maken hebben met de mythologische duiding van een sterrenbeeld. Zo zegt Germanicus: et quamquam parte relicta caeli paene fugit, tamen altis mergitur undis en hoewel hij haast vlucht, na een deel van de hemel verlaten te hebben, zinkt hij toch in de diepe golven. (Germanicus, Aratea 658-659) Aratus verwoordt het anders : Τνὔλεθα δὴ θαί θαζη πεξαηόζελ ἐξρνκέλνην Σθνξπίνπ Ὠξίσλα πεξὶ ρζνλὸο ἔζραηα θεύγεηλ. Daarom zeggen ze ook dat Orion vlucht naar het uiteinde van de aarde wanneer de Schorpioen van ver aankomt. (Aratus, Phaenomena 645-646)

Het zou interessant zijn om na te gaan hoe Germanicus in welke mate Germanicus de metaforen van Aratus overneemt of ervan afwijkt. Het is ook mogelijk de mythologie verder te onderzoeken. Men zou nog nauwkeuriger kunnen nagaan wat Germanicus zijn bronnen zijn voor de mythen die Aratus niet vermeldt.

101 Bibliografie

BIBLIOGRAFIE

Tekstuitgaven

Allen, T.W. – Halliday, W.R., - Sikes, E.E., The Homeric Hymns², Clarendon Press. Oxford 1936 Boriaud, J.-Y. (ed.), Hygin. Fables, Les Belles Lettres (Budé). Paris 1997 Cary, E. (ed.), Dio’s Roman History (volume VI), Loeb Classical Library, Cambridge (Mass.)/London 1917 Cary, E. (ed.), Dio’s Roman History (volume VII), Loeb Classical Library, Cambridge (Mass.)/London 1924 Gain, D.B. (ed.), The Aratus ascribed to Germanicus Caesar, The Athlone Press. London 1976 Goold, G.P. (ed.), Euripides III, Loeb Classical Library, Cambridge (Mass.)/London 1998 Henderson, J. (ed.), Homer. Odyssey I, Loeb Classical Library, Cambridge (Mass.)/London 1998 Humbert, J., (ed.), Homère. Hymnes, Les Belles Lettres (Budé). Paris 1959 Kidd, D. (ed.), Aratus. Phaenomena, Cambridge University Press. Cambridge 1977 Lafaye, G. – Le Bonniec, H., (edd.), Ovide. Les métamorphoses Tome II (VI-X), Les Belles Lettres (Budé). Paris Lafaye, G. (ed.), Ovide. Les métamorphoses Tome I (I-V), Les Belles Lettres (Budé). Paris 1928 Lafaye, G. (ed.), Ovide. Les métamorphoses Tome III (XI-XV), Les Belles Lettres (Budé). Paris 1988 Le Bœuffle, A. (ed.), Germanicus. Les Phénomènes d’Aratos, Les Belles Lettres (Budé). Paris 1975 Le Bœuffle, A. (ed.), Hygin. L’Astronomie. Les Belles Lettres (Budé). Paris 1983 Martin, J. (ed.), Aratos. Phénomènes Tome I, Les Belles Lettres (Budé). Paris 1998 Martin, J. (ed.), Aratos. Phénomènes Tome II, Les Belles Lettres (Budé). Paris 1998 Martin, J. (ed.), Aratos. Phénomènes, Les Belles Lettres (Budé). Paris 1998 Martin, J. (ed.), T. Lucreti Cari De Rerum Natura Libri Sex, BT. Lipsiae 1957 Mynors, R.A.B. (ed.), P. Vergili Maronis Opera, OCT. Oxford 1969

I Bibliografie

Schilling, R. (ed.), Ovide. Les Fastes, Les Belles Lettres (Budé). Paris 2003 Soubiran, J. (ed.), Cicéron. Aratea Fragments Poétiques, Les Belles Lettres (Budé). Paris 1972

Secundaire literatuur

Abbate, L., I prestiti greci nel lessico astrologico latino. Messana n.s.18 (1993), 5-16 Akveld, W.F., Germanicus. Groningen 1961 Cumont, F., Les noms des planètes et l’astrolatrie chez les grecs, AC 4 (1935), 5-43 De Meo, C., Lingue tecniche del Latino. Bologna 1983 Deferrari, R.J. – Barry, M.I. – McGuire, M.R.P., A Concordance of Ovid. Washington 1939 Dros, I., Held van de twaalf taken. Amsterdam 2000 (b) Dros, I., Homeros, Odysseia, De reizen van Odysseus. Amsterdam 2003 Dros, I., Liefde en wat ervoor doorgaat. Amsterdam 2000 (a) Dros, I., Reis naar de liefde. Amsterdam 1999 Graves, R., Griekse mythen I. Amsterdam 2008 Graves, R., Griekse mythen II. Amsterdam 2008 Hane-Scheltema, M. d‟, Ovidius Metamorphosen, Amsterdam 2005 Housman, A.E., The Aratea of Germanicus, CR 14 (1900), 26-39 Howatson, M.C., The Oxford Companion to Classical Literature². Oxford 1989 Le Bœuffle, A., Les noms latins d’astres et de constellations. Paris 1977 Le Bœuffle, A., Le vocabulaire latin de l’astronomie, IL 23 (1971), 76-81 Meijer, J.W., Tacitus, Jaarboeken. Schoten 1990 Meiser, G., Historische Laut- und Formenlehre de lateinischen Sprache. Darmstadt 1998 Montanari Caldini, R., L’astrologia nei Prognostica di Germanico, SIFC 45 (1973), 137-204 Montanari Caldini, R., L’astrologia nella traduzione aratea di Germanico, SIFC 48 (1976), 29-117 Morel, W., Germanicus’ Aratea, CR 57 (1943), 106-107 Possanza, D.M., Translating the Heavens. Aratus, Germanicus, and the Poetics of Latin Translation. New York 2004

II Bibliografie

Radici Colace, P., Astrologia, 87-137 in Santini, C. – Mastrorosa, I. – Zumbo, A., Letteratura scientific e tecnica di Grecia e Roma, Roma 2002 Roodbeen, M., Griekse en Romeinse mythen en sagen. Hoevelaken, 2000 Santini , C., Astronomia,139-167 in Santini, C. – Mastrorosa, I. – Zumbo, A., Letteratura scientific e tecnica di Grecia e Roma, Roma 2002 Santini, C., Il salto delle costellazioni. Da Germanico ai glossatori, GIF 33 (1981), 177-191 Santini, C., Il segno en la tradizione in Germanico scrittore. Roma 1977 Santini, C., La lingua della scienza e della tecnica, 350-367 in Poccetti, P. – Poli, D. – Santini, C., Una storia della lingua latina. Roma 1999 Schwab, G., Griekse mythen & sagen, Utrecht 1994 Steinmetz, P., Germanicus, der römische Arat, Hermes 94 (1966), 450-482 Traglia, A., Germanico poeta-astronomo, C&S 68 (1978), 32-38

Woordenboeken

Boon, den T., - Geeraerts, D. (edd.), Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht/Antwerpen 2005 Ernout, A. – Meillet, A., Dictionnaire étymologique de la langue latine histoire des mots. Paris 1959 Liddell, H.G. – Scott, R., A Greek-English Lexicon. A New Edition by H. Stuart Jones with the assistance of R. McKenzie. Ninth Edition with New Supplement Added. Oxford 1996 Muller, F. – Thiel, J.H. - Boer, W. den, Koenen Woordenboek Grieks-Nederlands11, Utrecht- Antwerpen 1969 Pinkster, H., Woordenboek Latijn/Nederlands². Amsterdam 2003 Vaan, M. de, Etymological Dictionary of Latin and the Other Italic Languages. Leiden/Boston 2008

III Bibliografie

Websites http://archimedes.fas.harvard.edu/pollux/ http://clt.brepolis.net/llta/Default.aspx http://planetary.org/explore/topics/venus/facts.html geraadpleegd 11 mei 2010 http://www.annee-philologique.com/aph/ http://www.astrologie.ws/venuszm.htm geraadpleegd 11 mei 2010 http://www.jstor.org/ http://www.perseus.tufts.edu/hopper/ http://www.theoi.com/ http://www.theoi.com/Cat_Astraioi.html http://www.tlg.uci.edu/

Afbeeldingen

Afbeelding 1: Orion ...... 72 Afbeelding 2: Hond en Haas ...... 73 Afbeelding 3: Centaur en Wolf ...... 76 Afbeelding 4: Figuren uit de mythe van Perseus en Andromeda ...... 79 Afbeelding 5: Voerman ...... 84 Afbeelding 6: Waterman (Ganymedes), Pijl en Arend...... 88 Afbeelding 7: Hercules ...... 91 Afbeelding 8: Boogschutter en Zuiderkroon ...... 94 Afbeelding 9: Grote Beer en Kleine Beer ...... 95

Bron voor alle afbeeldingen: Google Earth, Hemelfunctie. © 2007 DSS Consortium

IV Index

INDEX

Zodiak Ram Ram

Aries 8, 224, 239, 361, 501, 502, 532, Κξηόο 225, 238, 357, 515, 516, 549, 709,

703, III 1, IV 26 713

Laniger 240, 565, 706, IV 23

pecudis aurea terga IV 144

pecus villis auratis IV 114

Phrixeae pecus IV 78

vellis pecudis IV 150 Stier Stier

Taurus 174, 177, 182, 255, 328, Ταῦξνο 167, 174, 177, 322, 515, 517,

501, 503, 536, 565, 709, 717, III 3, IV 8, 549, 713, 714, 719

IV 37, IV 52, IV 82, IV 119, IV 147 βνῦο 170 bos 182 Taurus Agenoreus IV 145 Tweeling Tweeling Gemini 148, 163, 433, 461, 540, Γίδπκνη 147, 160, 450, 481, 549, 717,

565, 716, 720, III 6, IV 10, IV 26, IV 54, 725

IV 83, IV 120, IV 146, IV 149 Kreeft Kreeft

Cancer 6, 147, 151, 428, 469, 471, Καξθίλνο 147, 446, 491, 495, 500, 539,

476, 483, 524, 545, 565, 589, 605, III 8, 545, 569, 578, 591

IV 10, IV 40, IV 55, IV 88, IV 146, IV 149 Leeuw Leeuw Λέσλ 148, 151, 446, 491, 545, 590 Leo 149, 427, 468, 469, 547, 566, 604,

III 9, IV 12, IV 26, IV 94, IV 124, IV 150

Leo Poenus IV 23

Nemeaei astri IV 58 Leo Nemaeus 547

V Germanicus Aratus Index

Maagd Maagd Virgo 96, 104, 137, 140, 418, 468, Παξζέλνο 97, 136, 491, 546, 597, 606

547, 566, 612, 621, III 10, IV 14, IV 59,

IV 95 Γίθε 105, 113, 133 Iustitia 104

Astraei ignis IV 125

dea frugifera IV 38

dea iusta spicifera manu IV 152

diva tenens Libra IV 153 Weegschaal Weegschaal

Libra 8, III 11, IV 17, IV 59, IV 126, Χειαί 89, 232, 438, 521, 546, 607,

IV 152 612, 619, 626

Chelae 89, 233, 416, 507, 549, 623,

632, IV 27 Schorpioen Schorpioen

Scorpios 81, 311, 393, 490, 548, 566, Σθνξπίνο 85, 304, 307, 403, 438, 506,

595, 644, 645, 655, 660, III 12, IV 18, IV 546, 621, 635, 646, 667

42, IV 61, IV 100, IV 127, IV 155 Boogschutter Boogschutter

Sagittifer 392, 551, III 15, IV 19, IV 157 Τνμεπηήξ 400, 506, 685 Arcitenens 566 Τνμεπηήο 306, 547 Arcus 306, 312, 491, 635, 669, 674 Τνμόηεο 673

Centauri arcus IV 129 Τόμνλ 301, 623, 664, 665,

Centauri sagitta IV 103 673

tendens spicula IV 66 Ῥύησξ Τόμνπ 301, 621

arcus pollens IV 28 Steenbok Steenbok

Capricornus 7, 289, 321, 523, 567, Αἰγνθέξσο 284, 286, 292, 316, 386,

686, IV 20, IV 38, IV 130 501, 538, 547, 547, 684, 689, 702

Aegoceros 286, 381, 484, 597, III 16, IV

69, IV 104, IV 158

VI Germanicus Aratus Index

Waterman Waterman

Aquarius 285, 387, IV 70, IV 107, IV Ὑδξνρόνο 283, 389, 392, 398, 502, 159 548, 693 fudens latices 486

Ganymedes 318, IV 133

Hydrochoos 382, 693, IV 21 Imbrifer 567 Deucalion 562

fusor imbris IV 28

Qui fundit latices III 18 Vissen Vissen

Pisces 181, 241, 246, 284, 361, 369, Ἰρζύεο 240, 246, 282, 357,

379, 563, 567, 699, 700, 702, 704, III 19, 362, 548, 572, 700, 701, 701, 707

IV 21, IV 43, IV 72, IV 109, IV 136, IV 163

VII Germanicus Aratus Index

Niet Zodiak Grote Hond Grote Hond Canis 333, 341, 344, 488, 611, 621, 681 Κύσλ 327, 342, 352, 503, 595, 603, 676 Sirius Sirius

Sirius 335, 610, IV 41 Σείξηνο 332, 340 Kleine Hond Kleine Hond Procyon 433, 610, 688 Πξνθύσλ 450, 595, 690 Orion Orion Orion 233, 314, 329, 343, 368, 504, 550, Ὡξίσλ 232, 310, 323, 338, 601, 645, 658, 682, 724 361, 518, 588, 636, 639, 646, 677, 730 Haas Haas Lepus 341, 343, 373, 488, 610, 683 Λαγσόο 338, 369, 384, 503, 594, 678 Hyaden Hyaden Hyades 178 Ὑάδεο 173 Eridanus Eridanus Amnis 362, 363, 644 Ἠξηδαλόο 360 Amnis Padus 617 Πνηακόο 589, 600, 634, 728 Eridanus 367, 374, 603, 722 Πνηακὸο ἀζηεξόεηο 358 Argo Argo Puppis 373, 626, 687 Ἀξγώ 342, 504, 604, 610, 686 Aplustria Puppis Argoae 345, 620, 683 Ἀξγώ Ἰεζνλίο 348 Ratis 622 Πξύκλα 688 Carina 374 Centaur Centaur Centaurus 415, 427, 490, 671 Κέληαπξνο 431, 447, 505, 626, 661, Chiron 637, 669, 675, 695 663, 695, 700 Biformis (Centaur) 699 Wolf Wolf Fera 671 Θεξίνλ 442, 662 praeda 419

VIII Germanicus Aratus Index

Raaf Raaf Corvus 430, 431, 505 Κόξαμ 449, 520 Beker Beker Crater 429, 431, 505, 620 Κξεηήξ 448, 520, 603 Hydra Hydra Hydra 543, 619, 626, 698 Ὕδξε 444, 519, 594, 602, Hydros 426, 432, 505, 609, 668 611, 661, 697 Zuidervis Zuidervis unus diversus a geminis Piscibus 379 Ἰρζῦο Νόηηνο 387, 390 Piscis 384, 591 Walvis Walvis Belva 362, 383 Κῆηνο 354, 357, 363, 366, Pristis 356, 360, 361, 371, 381, 368, 387, 390, 398, 502, 630, 647, 720, 390, 487, 640, 661, 721 726 Pistrix, icis 717, 721 Perseus Perseus Perseus 249, 462, 685, 707, 708 Πεξζεύο 249, 484, 685, 687, 711 Andromeda Andromeda Andromeda 200, 201, 207, 208, 232, Ἀλδξνκέδα 198, 230, 234, 246, 247, 357, 463, 640, 661 354, 484, 629, 647, 705 Cepheis 240, 704 devote virgo (andr) 248 servata puella 249 Cassiopeia Cassiopeia Cassiopeia 193, 252, 662 Καζζηέπεηα 189, 654 Cepheus Cepheus Cepheus 184, 189, 191, 282, 314, Κεθεύο 179, 183, 280, 310, 643, 680 631, 633, 649, 675 Pegasus Pegasus Pegasus 222, 283, 510, 638, 694 Ἵππνο 205, 209, 215, 219, Equus 209, 284, 465 223, 281, 283, 487, 524, 601, 627, 693, Sonipes (ales) 207, 618 694

IX Germanicus Aratus Index

Pleiaden Pleiaden Pleiades 256 Πιετάδεο 255

Plias 266, 708, IV 9 Voerman Voerman Auriga 157, 169, 174, 180, 462, 686 Ἡλίνρνο 156, 156, 167, 175, 177, Erichthonius (auriga) 158 482, 679, 716 Myrtilos 160, 181, 183, 711 Geiten Geiten Capra 685 Αἴμ 157, 163, 164, 679, 718 Cretaea Capra 167 Ἔξηθνη 158, 166, 679, 718 Iovis nutrix 714 Haedi 169, 171, 713 Zwaan Zwaan Ὄξληζνο Cygnus 276, 278, 280, 466, 615, Ὄξληο 275, 312, 691 639, 679, 690 Ὄξληζνο 273, 487, 599, 628 Avis 275 Driehoek Driehoek Deltoton 235, 239 Γειησηόλ 235

Triangula VI 2 Pijl Pijl Sagitta 315, 614 Οἰζηόο 311, 691 Telum 690 Arend Arend Aquila 509 Ἀεηόο 315, 522, 591, 691 ales (Iovis) 316, 607, 689 Dolfijn Dolfijn Delphinus 613, 691 Γειθίο 316, 598 Delphis 321 Lier Lier Lyra 270, 274, 614, 679 Λύξε 269, 597, 615, 674 Lyra Mercurialis 279

X Germanicus Aratus Index

Onbekende geknielde figuur Onbekende geknielde figuur effigies defecta labore 66 Δἴδσινλ 270 imago membris deformis 678 Δἴδσινλ ἐνηθὸζ ἀλδξὶ κνγένληη 63 Innixus genu 673 Ἐλ γόλαζηλ 66, 669 facies nixa genu 466 Γλύμ 591 genu nixus 67 Γλύμ αἰεί 615 species nixa genu 627 Draak Draak Draco 58, 272 Γξάθσλ 46, 70, 187 Anguis 192 Slang Slang Serpens 49, 54, 61, 69, 86, 677 Ὄθηο 82, 86, 578, 665, 668 Anguis 79, 84, 88, 467, 508, 592, 672 Slangendrager Slangendrager Ophiuchus 75, 80, 508, 592, 676, 719 ὆θηνῦρνο 75, 76, 83, 488, 521, 577, 665, 667, 724 Melkweg Melkweg Lacteus orbis 458 Γάια 476, 511 Noorderkrans Noorderkrans Corona 87, 667 Σηέθαλνο 71, 74, 88, 572, 574, 625, Ariadnaeus ignis 71 660 Corona Minoa 590, 692 serta 73, 85, 590, 667 Zuiderkrans Zuiderkrans Corona minus nota 692 Σηέθαλνο 625 Corona sine honore 391 399-401 Corona 636

XI Germanicus Aratus Index

Altaar Altaar Altaria 691 Θπηήξηνλ 403, 408, 434, 440, 692, 710 Ara 420 Turibulum 394, 397, 402, 707 Grote Beer Grote Beer Cresia 44 Ἑιίθε 37, 37, 41, 51, 59, Ursa Maior 164 91, 161 plaustra 26, 139 Ἅκαμα 27 Arctos 55 Helice 39, 40, 42, 51, 53, 60, 90, 141, 147 Kleine Beer Kleine Beer Cynosura 39, 41, 45, 51, 54, 187, 313 Κπλόζνπξα 36, 52 Cynosuris 189 Κπλνζνπξίο 308 Arctos 226 Κπλνζνπξὶο Ἄξθηνο 182, 227 Ursa 225 Beren Beren Ursae 25, 460 Ἄξθηνο 27, 48, 51, 93, 140, Arctoe Cretaeae 25 182, 227, 652, 723 Arctoe 63 Boötes Boötes Arctophylax 91, 594 Ἀξθηνθύιαμ 92, 721 Bootes 139, 598, 624, 718 Βνώηεο 92, 96, 136, 581, 608 Icarus 92 Arcturus Arcturus Arcturus 95, 395, 625 Ἀξθηνῦξνο 95, 405, 407, 609

XII Germanicus Index

Planeten

Mercurius Saturnus

Cylleneus ignis IV 137 Saturnus II 5, III 25

Cyllenius ignis IV 111

Cyllenius IV 129 Zon

Mercurius II 4, II 16 axis Phoebeus IV 112

Phoebeus ignis IV 25

Venus Phoebus 497, 576, II 18, IV

Cytherea IV 76 139

Cythereius ignis II 2, IV 69 sol 6, 289, 336, 357, 492, dea IV 110 531, 575, 582, II 1, II 10, II 11, III 21, IV

Hesperos IV 74 1, IV 45, IV 84, IV 85, IV 89, IV 93, IV 138

Phosphoros IV 73 Titan 306, 476

Veneris stella IV 109 phoebeos currus 630

Venus II 15, IV 50, IV 74, IV Phoebi axis 150

109 currus 480, II 12 arma Phoebea 553

Mars Ἠέιηνο 149, 151, 293, 301,

Belliger IV 32 321, 332, 508, 550, 584, 682

Gradivus II 16 Maan

Mavors II 3, IV 25 Phoebe II 2, II 10, II 14

stella Martia IV 44 luna 78, 194, 230

Σειήλε 78, 228, 470 Jupiter

Iuppiter II 5, III 4, IV 1, IV 63

pater IV 12

pater superum II 17

XIII