View metadata, citation and similar papers at core.ac.uk brought to you by CORE

provided by Wageningen University & Research Publications

Op eieren lopen?

De grillige dynamiek van de maatschappelijke aandacht voor innovatieve veehouderijsystemen in kaart gebracht

W.D. Pot, MSc. Prof. dr. ir. C.J.A.M. Termeer

Leerstoelgroep Bestuurskunde Wageningen UR

April 2010

Publicatie verschenen in het kader van het TransForum project ‘Op zoek naar het Gulden Ei’

1 Inhoudsopgave

Samenvatting & aanbevelingen...... 4

1. Aanleiding ...... 10

2. Onderzoeksvragen ...... 12

3. Theoretische noties...... 14 3.1 Dynamiek van de media-aandacht ...... 14 3.2 Configuraties en fixaties ...... 15

4. Methodologie...... 18

5. Analyse: Dynamiek van de media-aandacht...... 20 5.1 Hoeveelheid aandacht ...... 20 5.2 Inhoud aandacht: trends en ontwikkelingen...... 22 5.2.1 Trend 1: Dierziekten, volksgezondheid en antibioticagebruik ...... 22 5.2.2 Trend 2: Megastallen en landbouwontwikkelingsgebieden...... 24 5.2.3 Trend 3: Milieubewustzijn en duurzaamheid...... 27 5.2.4 Trend 4: Stadslandbouw en voedselbewustzijn ...... 30 5.2.5 Trend 5: Houderijsystemen en dierenwelzijn...... 35

6. Analyse: Configuraties ...... 45 6.1 Configuraties...... 46 6.1.1 “Weg met de intensieve veehouderij” ...... 46 6.1.2 “Het welzijn van dieren gaat voor alles”...... 49 6.1.3 “Wij willen goedkoop voedsel”...... 51 6.1.4 “Een rendabele veehouderij…”...... 56 6.1.5 “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”...... 62 6.1.6 “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin!” (NIMBY)...... 70 6.2 Spanningen tussen configuraties...... 75 6.3 Multipele inclusie & fixaties...... 79

7. Conclusies en aanbevelingen...... 80 7.1 Belangrijke kansen voor Rondeel ...... 80 7.2 Belangrijke knelpunten voor Rondeel ...... 82 7.3 Tot slot: communicatie ...... 86

2 3 Samenvatting & aanbevelingen

Inleiding De intensieve veehouderij is geregeld onderwerp van heftige discussies in de Nederlandse samenleving. Deze discussies worden gevoed door de opkomst van nieuwe partijen, zoals de Partij voor de Dieren en de vele dierenbelangen- en actiegroepen. Ook de media spelen hierin een centrale rol. In het debat rondom de intensieve veehouderij spelen vele waarden, opvattingen en feiten. Veel burgers geven bijvoorbeeld aan dat ze dierenwelzijn en duurzaamheid belangrijk vinden en weren intensieve veehouderijen uit hun achtertuin. Tegelijkertijd stellen consumenten het belang van goedkoop voedsel voorop, en gaan boeren in de eerste plaats voor rendabiliteit. De beleidsmakers, tot slot, proberen de verschillen die er bestaan tussen burger, boer en consument te overbruggen.

Tegen de achtergrond van deze context wordt gezocht naar duurzame, diervriendelijke houderijsystemen die rendabiliteit en maatschappelijk draagvlak weten te combineren. Het Rondeel is een voorbeeld van een dergelijk duurzaam houderijsysteem. Het is voortgekomen uit het project ‘Houden van Hennen’. Rondeel B.V. wil dit houdersysteem in de praktijk realiseren en op basis hiervan een nieuw, duurzaam en diervriendelijk geproduceerd en maatschappelijk verantwoord ei (“Gulden Ei”) in de markt zetten. Het is de ambitie om daarmee tegemoet te komen aan de wensen van zowel ‘burger, boer als beestje’. De Leerstoelgroep Bestuurskunde van Wageningen Universiteit is gevraagd inzicht te geven in de ontwikkeling van het maatschappelijk draagvlak en de maatschappelijke aandacht voor de intensieve veehouderij en houderijsystemen in het bijzonder.

Voor de direct betrokkenen kan het Rondeel een goed concept zijn, maar dat wil nog niet zeggen dat maatschappelijke actoren dat ook zo zien. Dit heeft te maken met wat sociale wetenschappers ook wel aanduiden als ‘framing’. Dit houdt in dat mensen op basis van hun eigen referentiekaders bepaalde selecties maken uit de werkelijkheid en deze interpreteren. Deze frames zijn te diskwalificeren als halve, eenzijdige of gekleurde waarheden. In hun effect op draagvlak is dat echter niet van belang. Wanneer mensen het zo ‘framen’ zullen ze er ook naar handelen. Bovendien speelt het verschijnsel dat mensen vooral praten met mensen die naar iets hetzelfde kijken als zijzelf. Op deze wijze ontstaan configuraties: groepen van mensen die veel met elkaar praten en elkaar bevestigen in hun frames. Dynamiek ontstaat op het moment dat de maatschappelijke aandacht verandert. Maatschappelijke problemen krijgen slechts bij uitzondering veel journalistieke en politieke aandacht – en dan vaak een hele golf van aandacht in één keer. De hoeveelheid aandacht gaat op en neer en het lijkt soms een herhaling van zetten. Maar juist door de herhaling wordt er geleerd, raken mensen doordrongen van een probleem en wordt een kwestie geherdefinieerd. Een belangrijke opgave voor de ontwikkeling van draagvlak is om die herhaling van aandacht zo effectief mogelijk te benutten.

In dit rapport achterhalen wij hoe de aandacht voor de intensieve veehouderij in het algemeen en die voor Rondeel in het bijzonder is verlopen. Op basis van een media-

4 analyse (landelijke en regionale dagbladen, vakbladen en opiniebladen tussen 2003 en heden) is de aandacht in kaart gebracht. Vervolgens zijn de dominante frames en configuraties geanalyseerd. Tot slot zijn hieruit een aantal conclusies getrokken die van belang zijn voor het creëren van draagvlak voor het Rondeel.

Analyse van de media-aandacht Uit de media-analyse blijkt dat er in de media relatief veel meer aandacht is voor de negatieve eenzijdige verhalen over intensieve veehouderij dan voor de meer positieve en genuanceerde verhalen. Dit hangt samen met een algemene trend dat de media zich vooral richten op het nieuws dat eenvoudig is te dramatiseren. Op de schaal van veel naar weinig aandacht onderscheiden we in de media de volgende trends: • Dierziekten, volksgezondheid en antibioticagebruik Gedurende de uitvoering van dit onderzoek kreeg dit onderwerp door de uitbraak van de Q-koorts steeds meer media-aandacht. Maar ook eerder, bijvoorbeeld tijdens de vogelpest en vogelgriep veroorzaken dierziekten de hoogste ‘pieken’ in media- aandacht voor de intensieve veehouderij. Alhoewel de media verdeeld zijn waar het gaat om volksgezondheidsrisico’s lijken de negatieve geluiden het te winnen. Deze zijn zeer eenvoudig te dramatiseren (crisis!) en lijken met name tegenstanders van de intensieve veehouderij veel munitie te verschaffen om te pleiten voor afschaffing van de intensieve veehouderij. • Megastallen en landbouwontwikkelingsgebieden Er is veel media-aandacht voor het verhaal van de megastallen. Dit komt omdat vooral de negatieve kant eenvoudig is te dramatiseren en daarmee mediageniek is. Voor de meer genuanceerde verhalen was veel minder aandacht. Belangrijk obstakel is dat de intensieve veehouderij, zeker een meer duurzame, landelijk gezien veel milieuwinst en andere voordelen (zoals goedkoop voedsel) oplevert, maar lokaal overlast met zich meebrengt. • Milieubewustzijn en duurzaamheid In de media is steeds meer aandacht voor duurzaamheid en milieuprestaties van de intensieve veehouderij. De discussie over klimaatverandering heeft hier stevig aan bijgedragen en heeft ook de vleesconsumptie zelf weer hoog op de agenda gezet. • Stadslandbouw en voedselbewustzijn De media-aandacht voor stadslandbouw is er wel maar low profile. Deze valt uiteen in twee varianten: agroparken en kleinschalige initiatieven van ‘onderaf’. Beide vormen van stadslandbouw vragen aandacht voor voedselzekerheid en het verkleinen van de afstand tussen producent en consument. • Houderijsystemen en dierenwelzijn Specifieke houderijsystemen, waaronder het Rondeel, genieten in de landelijke en regionale media niet bijzonder veel interesse. De aandacht die er al is richt zich vooral op het zogenaamde tussensegment: dierlijke producten tussen gangbaar en biologisch in, met meer aandacht voor dierenwelzijn, vaak beloond met het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming. Wel plaatsen verscheidene media vraagtekens bij de ruimte op de markt voor een nieuw ei.

5 Configuraties Via de media-analyse identificeerden we enkele configuraties die een rol spelen waar het gaat om het bedrijfsmatig houden van vee in Nederland, te weten: • De configuratie “Weg met de intensieve veehouderij” Deze configuratie pleit voor afschaffing van de intensieve veehouderij, en gebruikt daarvoor diverse argumenten. Ook het tussensegment is voor deze configuratie niet goed genoeg. Belangrijke actoren zijn de Partij voor de Dieren en Milieudefensie en de configuratie komt het sterkst tot uiting in landelijke dagbladen en agrarische vakbladen. • De configuratie “Het welzijn van dieren gaat voor alles” Deze configuratie gaat verder dan de vorige, en wil via radicale acties de intensieve veehouderij tegengaan. Allerlei groeperingen van radicale dierenactivisten vormen de belangrijkste actoren. Zij komen met hun anti-acties (voornamelijk het bevrijden van dieren, zoals nertsen) geregeld in de media. Zelf communiceren ze echter buiten de openbare media om, op afgesloten fora en dergelijke. • De configuratie “Wij willen goedkoop voedsel” Dit is een los-vaste configuratie. Veel consumenten herkennen zich er in maar er zijn weinig intensieve interacties binnen de configuratie. Uitgangspunt is dat voedsel in de eerste plaats betaalbaar, en goedkoop moet zijn, ook al is dat tegenstrijdig met hun opvattingen als burger, die betrekking hebben op het streven naar een duurzame, diervriendelijke veehouderij. In alle media komt deze configuratie voor. • De configuratie “Een rendabele veehouderij” Deze configuratie wordt met name gevormd door boeren en hun belangengroepen en vertegenwoordigers en komt vooral tot uiting in de agrarische vakbladen. Agrariërs geven aan best bereid te zijn om in dierenwelzijn en duurzaamheid te investeren, als de consument hier ook voor wil betalen. • De configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” Dit is de configuratie die de burgers weer in contact wil brengen met voedselproductie en zo de spanning tussen burger en consument, en tussen boer en burger wil doorbreken. De voornaamste actor is het Ministerie van LNV. De landelijke dagbladen vormen het belangrijkste medium. • De configuratie “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin!” Deze configuratie bestaat uit burgers, die de komst van intensieve veehouderijen in hun directe leefomgeving proberen tegen te houden. Vooral in de discussie rondom megastallen kreeg deze configuratie veel media-aandacht. In eerste instantie vooral in de lokale dagbladen maar later ook in de landelijke bladen.

Conclusies voor het Rondeel

Op dit moment is er relatief weinig media-aandacht voor Rondeel. Dat is wellicht comfortabel, maar waakzaamheid blijft geboden. Q-koorts en megastallen hebben volgens direct betrokkenen misschien niets met het Rondeel te maken, maar dat zal niet iedereen zo zien. Gezien de neiging van de media om vooral de eenvoudig te dramatiseren negatieve aspecten van de veehouderij aandacht te geven, ligt het risico op een negatieve mediahype altijd op de loer. Bovendien zijn er vele configuraties die media-aandacht zullen aangrijpen als munitie in hun strijd tegen de intensieve veehouderij. Doordat de berichtgeving over het Rondeel tot op heden

6 beperkt is, kan de aandacht nog ‘gestuurd’ worden. Ook kan teveel medialuwte weer negatieve consequenties hebben voor de marketing van het Rondeel-ei.

Op het moment dat het Rondeel als megastal ‘geframed’ wordt, zal naar alle waarschijnlijkheid een negatieve aandachtsgolf ontstaan die het voor Rondeel B.V. lastig maakt stallen te bouwen en haar product op de markt te zetten. De bezwaren tegen megastallen (gevaar voor volksgezondheid door ondermeer fijn stof, mrsa en dierziekten; stankoverlast; en aantasting van het landschap) zijn ook bezwaren waar het Rondeel onder te lijden kan hebben, en die de naam van de stal voor eeuwig kan bezoedelen. Als de geest immers uit de fles is, is deze niet meer te stoppen.

In communicatie met buitenstaanders moet iedere associatie met megastallen, maar ook agroparken worden vermeden. Een aanvullend knelpunt van een associatie met agropark is dat agroparken als technocratisch worden ervaren en vervreemdend overkomen. Beter is een koppeling met minder dramatische, zwaar beladen en meer neutrale concepten als comfort class. Ook kan een associatie met de kleinschalige stadslandbouw veel opleveren, omdat deze vorm van landbouw net als het Rondeel als doelstelling heeft de consument weer dichter bij de voedselproductie te brengen.

Lokale bewoners ageren vaak het felst tegen de komst van een nieuwe stal; communicatie met hen is dan ook essentieel. Het besluit om de eerste stal te bouwen op een locatie waar de meeste burgers positief staan tegenover de intensieve veehouderij is hierin zeker een voordeel, maar ook dan moet communicatie niet onderschat worden. Zodra er geruchten gaan ontstaan kan het verzet ook gemobiliseerd worden door andere groepen en configuraties buiten de regio. In deze communicatie is het belangrijk om aan te sluiten bij de belevingswerelden en frames van de betrokken configuraties. Dit is moeilijk omdat mensen geneigd zijn vanuit hun eigen belevingswereld te communiceren.

Aanbevelingen

1: Doordat de berichtgeving over het Rondeel tot op heden beperkt is, kan de aandacht nog ‘gestuurd’ worden. Maak daar strategisch gebruik van. 2: Wees proactief in communicatie. Zodra er negatieve frames gaan circuleren is dat niet meer om te buigen. 3: Maak contact met andere configuraties en media. Sluit in de communicatie aan bij de waarden, opvattingen en feiten uit de andere configuraties. Je eigen configuratie hoef je niet meer te overtuigen. 4: Probeer iedere associatie met agropark of megastal te vermijden. Dat kan voor direct betrokkenen logisch zijn maar voor derden zeker niet. 5: Sluit in de communicatie aan bij positieve frames over veehouderij, zoals het tegengaan van voedselvervreemding of de kleinschalige stadslandbouw. Ook die frames zijn te dramatiseren. Wees daarin niet te terughoudend. 6: Plan nieuwe stallen locatiebewust, zodat de kans op het activeren van NIMBY- configuraties vermindert.

7 7: Gebruik actuele mediahypes, zoals bijvoorbeeld het milieu en de klimaatdiscussie, om het Rondeel-concept positief onder de aandacht te brengen. 8: Door de huidige media-aandacht vormen risico’s voor de volksgezondheid, zowel de geruchten als de feiten, een belangrijke bedreiging voor iedere nieuwvestiging van veehouderij. Probeer met het Rondeel uit die discussie te blijven maar ben wel voorbereid. Voorbereid zijn heeft zowel een inhoudelijke als een relationele kant. Inhoudelijk moeten alle gegevens over gezondheidseffecten en onzekerheden op orde zijn. Relationeel moeten mensen uit de meeste andere configuraties vertrouwen hebben in die gegevens.

8 9 1. Aanleiding

In 2003 en 2004 is het door LNV geïnitieerde en gefinancierde project Houden van Hennen uitgevoerd (LNV programma ‘Maatschappelijk Verantwoorde Veehouderij’) als antwoord op een tweetal fundamentele dilemma’s van de pluimveesector: (1) het dilemma van de burger vs. consument ten aanzien van duurzame voedselproducten. Burgers willen best duurzaam consumeren, maar consumenten willen de hogere kostprijs die hier veelal aan gekoppeld is, niet opbrengen; en (2) de huidige en op lange termijn toegestane productiesystemen (zoals scharrel en volière) zijn niet duurzaam omdat er nog vele problemen zijn (dierziekterisico’s, milieubelasting, dierenwelzijn, negatieve percepties burgers en consumenten). Er is daarom een noodzaak en behoefte aan een nieuw hennenhouderijsysteem. Het project Houden van Hennen resulteerde in twee ontwerpen voor houderijsystemen voor legkippen. Dierenwelzijn was het leidende ontwerpstramien voor beide houderijsystemen.

Het TransForum project ‘Op zoek naar het gulden ei’ wil voortbordurend op Houden van Hennen één van de ontwikkelde houderijsystemen – te weten het Rondeel – in de praktijk realiseren en op basis hiervan een nieuw, duurzaam en diervriendelijk geproduceerd en maatschappelijk verantwoord ei in de markt zetten. Inmiddels is Fase 1 van het project afgerond en daarin is al het nodige bereikt, zoals toekenning van twee sterren door de Dierenbescherming, de oprichting van Rondeel B.V. en de eindontwikkeling van het Rondeelsysteem. Fase 2 wil deze systeeminnovatie in de praktijk realiseren, door het nieuwe consumptie-ei (“Gulden Ei”) met bijbehorend productiesysteem en keten te ontwikkelen, en in de markt te zetten.

Fase 2 valt uiteen in 9 werkpakketten. Binnen het ontwikkelde werkpakket 2 is aandacht voor de rol en positie van omgeving en samenleving. De leerstoelgroep Bestuurskunde van Wageningen UR is gevraagd inzicht te geven in de ontwikkeling van het maatschappelijk draagvlak en de maatschappelijke aandacht voor de intensieve veehouderij in Nederland. De bestuurskundige bijdrage richt zich op de positie van standpunten en percepties van betrokken partijen (burgers, overheden, maatschappelijke organisaties, etc.) ten opzichte van de veehouderij in Nederland, zoals naar voren komt in de mediaberichtgeving tussen 2003 en heden. Mensen maken op basis van hun eigen referentiekaders selecties uit de werkelijkheid en interpreteren deze, het zogeheten ‘framing’. De manier van framing bepaalt tevens hun handelingswijze. Bovendien speelt het verschijnsel dat mensen vooral praten met mensen die naar iets hetzelfde kijken als zijzelf. Op deze wijze ontstaan configuraties: groepen van mensen die veel met elkaar praten en elkaar bevestigen in hun frames. Dynamiek ontstaat op het moment dat de maatschappelijke aandacht verandert. De manier waarop de media aandacht vragen voor een issue is daarom van groot belang voor publieke en private besluitvorming. De media worden door verschillende partijen gebruikt als arena voor het onder woorden brengen van ideeën en meningen. In het algemeen geldt dat hoe meer media-aandacht er voor een issue bestaat, positief of negatief, hoe kleiner de maatschappelijke steun voor een fenomeen is (Mazur, 1981 in Baumgartner & Jones, 1991: 1054; Baumgartner & Jones, 1993: 60; Termeer, Lieshout, Breeman, & Pot, 2009).

10 11 2. Onderzoeksvragen

Het doel van het onderzoek is het in kaart brengen van de media-aandacht voor al dan niet duurzame houderijsystemen binnen de intensieve veehouderij. Een media- analyse is voor dit onderzoek zeer geschikt, omdat het inzicht geeft in de maatschappelijke ‘agenda’. Wanneer bepaalde issues uitgebreid in de media worden besproken, en daarmee bovenaan de media-agenda komen, ontstaat meer druk op politici of het bedrijfsleven om actie te ondernemen, en raken nieuwe actoren bij een probleem betrokken. De media is zo ook een belangrijke agenda setter: media bepalen in belangrijke mate waar de aandacht van een groot deel van het publiek naar uitgaat. Aan de hand van analyse van mediaberichten kunnen trends en ontwikkelingen in kaart worden gebracht, en aandachtspunten voor het Rondeel worden geformuleerd, die van belang zijn voor het verdere proces (zoals de communicatie en marketing, en het creëren van draagvlak). Het doel is daarmee inzicht te krijgen in wat er speelt in de samenleving en te analyseren vanuit welke configuraties actoren redeneren en handelen. De centrale vraag luidt: Hoe heeft de aandacht van de landelijke en regionale dagbladen, vakbladen en opiniebladen voor al dan niet duurzame stalsystemen in de veehouderij zich ontwikkeld tussen 2003 en heden? 1

Deelvragen zijn:

- Wat staat er in de landelijke en regionale dagbladen, vaktijdschriften en opiniebladen over houderijsystemen in de (intensieve) veehouderij? Welke belangrijke trends zijn er te onderscheiden waar het gaat om het bedrijfsmatig houden van vee in Nederland? (hoofdstuk 5) - Welke dominante opvattingen en percepties over veehouderij vallen te onderscheiden? (hoofdstuk 6) - Welke configuraties zijn te onderscheiden, in termen van frames en beelden die in de diverse bladen worden gebruikt? (hoofdstuk 6) - Welke aangrijpingspunten heeft Rondeel B.V. om draagvlak te creëren voor nieuwe houderijsystemen? Met andere woorden: wat zijn de knelpunten en kansen voor Rondeel B.V.? (hoofdstuk 7)

1 Er zal tevens kort aandacht worden besteed aan de jaren 1999-2000, omdat toen de discussie omtrent de reconstructie en agroproductieparken speelde. Deze discussie wordt opgenomen in de paragraaf over megastallen (5.2.1), alsmede in de paragraaf over stadslandbouw (5.2.2).

12 13 3. Theoretische noties

Om de aandachtspunten voor het Rondeel te kunnen definiëren, beroepen we ons op een aantal theoretische noties. Achtereenvolgens gaan we in op: (1) dynamiek van de media-aandacht; en (2) configuraties en fixaties.

3.1 Dynamiek van de media-aandacht

Politieke en maatschappelijke aandachtsvorming verloopt grillig. Veel beleidsdomeinen kenmerken zich door een relatieve stabiliteit. Veranderingen zijn klein en de aandacht voor issues blijft vaak beperkt tot een klein groepje actoren. Soms kan echter plotseling een sterk verhoogde aandacht ontstaan voor een specifiek issue, zoals megastallen. Verhoogde aandacht kan ontstaan door gebeurtenissen die extern zijn aan het politiek-bestuurlijke proces (bijvoorbeeld door een crisis als de uitbraak van de vogelpest) of door interne samenloop van omstandigheden (politieke verkiezingen in combinatie met een budgettair probleem) (Baumgartner & Jones, 1993; Kingdon, 1984).

In toenemende mate zijn media van invloed op besluitvorming. De media worden door politieke partijen en belanghebbenden gebruikt als arena voor het onder woorden brengen van ideeën en meningen. Dankzij de media is er veel kennis en informatie voor een ieder beschikbaar. De manier waarop de media een issue bespreken, is vaak van groot belang voor het verloop van de besluitvorming (cf. Rochefort & Cobb, 1994: 3). Wanneer bepaalde issues bovenaan de media-agenda komen, ontstaat meer druk op politici om actie te ondernemen, en raken nieuwe actoren bij een probleem betrokken. Mazur (1981) demonstreerde eerder dat wanneer media-aandacht toeneemt, positief danwel negatief, maatschappelijke steun voor een fenomeen afneemt (in: Baumgartner & Jones, 1991: 1054; Baumgartner & Jones, 1993: 60). Media zijn een belangrijke agenda setter, doordat zij succesvol zijn in bepalen waar de aandacht van de samenleving naar uitgaat (Cohen, 1963: 13 in: McCombs & Shaw, 1972: 177). Vaak gaat de aandacht van de media slechts uit naar één aspect van een bepaald issue, zich bijvoorbeeld sterk richtend op dierenwelzijn als het gaat over intensieve veehouderij, maar dit kan snel veranderen waarna bijvoorbeeld gezondheidsrisico’s van grote stallen in de aandacht staan. Op deze manier kan de media de mening van de lezer sterk beïnvloeden. Daarnaast blijken media ‘bearers of bad news’: slecht nieuws krijgt vaak meer aandacht dan positieve berichtgeving (Clements, 2009). Nisbet en Huge (2007) spreken in dit kader van een mediabias , omdat de media in het algemeen meer aandacht zouden hebben voor de dramatische kanten van een issue. De meer technische kant van een verhaal, waarbij experts het publieke debat domineren, geniet veelal minder aandacht (Nisbet & Huge, 2007: 202). Volgens Downs ontstaat aandacht vooral wanneer een (gepassioneerde) minderheid in de samenleving hinder van iets ondervindt, waarvan een meerderheid profiteert, en voor problemen die gemakkelijk te dramatiseren zijn (Downs, 1972).

14 3.2 Configuraties en fixaties

Escalaties in politiek-bestuurlijke processen zijn onder meer te begrijpen doordat mensen verschillende opvattingen of frames hanteren en doordat ze configuraties met elkaar vormen (Termeer, 1993; Termeer & Kessener, 2007). Mensen hanteren uiteenlopende denkkaders of frames om betekenis te geven aan wat zich in hun omgeving voordoet. Deze frames helpen ons om onze kennis en ervaring te organiseren en om de betekenis van nieuwe informatie te sorteren en te voorspellen (Gray, 2003). Een belangrijk aspect van frames is dat ze niet statisch zijn, maar steeds opnieuw worden geconstrueerd in menselijke interacties.

Configuraties zijn groepen van mensen die intensieve relaties met elkaar onderhouden en dezelfde frames, beelden en werkelijkheidsdefinitie delen; we zeggen ook wel dat ze dezelfde belevingswereld hebben. Configuraties ontstaan omdat mensen in gesprek met elkaar – in interactie – waarden en opvattingen ontwikkelen en omdat mensen vooral naar mensen trekken die ergens hetzelfde over denken als zijzelf. Op deze manier ontstaan er meerdere sociaal geconstrueerde werkelijkheidsdefinities, die ook nog eens constant veranderen in voortdurende interactieprocessen (Van Twist & Termeer, 1991: 20-21). Met andere woorden: betekenissen en daarop gebaseerd gedrag zijn het resultaat van voortdurende constructie en reconstructie in menselijke interacties (Termeer, 2004: 47). Wanneer mensen vooral praten met gelijkgestemden binnen een configuratie kan het mechanisme optreden dat de interne homogeniteit toeneemt, de buitengrenzen verharden en andere waarden, betekenissen en relaties worden buitengesloten. Er ontstaan dan eilanden van overeenstemming (Termeer, 2009). Groepsprocessen en strategisch gedrag (mobiliseren eigen experts en organiseren media-aandacht) versterken dit proces van afsluiting.

Belangrijk bij configuraties is dat één en dezelfde persoon vaak onderdeel uitmaakt van meerdere configuraties: actoren zijn ‘multipel geïncludeerd’. Zo kan men boer, vader en vrijwilliger tegelijkertijd zijn, en zijn mensen daardoor in staat met verschillende brillen naar de werkelijkheid te kijken: zij herkennen zichzelf in meerdere definities van de werkelijkheid. Andere definities zijn altijd op de achtergrond aanwezig, waardoor een bepaalde dynamiek tussen configuraties ontstaat (Van Twist & Termeer, 1991: 24). Deze dynamiek beïnvloedt het proces waarin verschillende actoren een werkelijkheid in interactie definiëren. Het bestaan van multipele inclusies is, door confrontatie met ‘het andere’, daarmee een belangrijke bron van sociale verandering (Van Twist & Termeer, 1991: 24). Door te spreken van actoren als dé Dierenbescherming, dé boeren en dé consumenten kan variatie in werkelijkheden en sociale verbanden uit zicht verdwijnen (Termeer, 2004: 44).

Door de vorming van belevingswerelden kunnen fixaties ontstaan. Fixaties doen zich voor wanneer mensen niet langer willen of kunnen reflecteren op de eigen werkelijkheidsdefinitie (Van Dongen, 1996). Mensen staan dan niet langer open voor ontwikkeling en variëteit maar zoeken vooral naar bevestiging van de bestaande beelden over inhoud (“dit is zo”), de bestaande beelden over partijen (“die zijn niet

15 te vertrouwen”) en de gebruikelijke procesregels (“zo doen we dat hier en punt uit”). Symptomen van fixaties zijn de aanwezigheid van taboes, een herhaling van zetten, discussies tussen “doven”, vicieuze cirkels in de discussies, of geëscaleerde conflicten.

Maar mensen zijn zich vaak niet eens bewust van het gefixeerde patroon waarin ze gevangen zitten. Wanneer fixaties een blokkade voor verdere ontwikkelingen vormen, zijn interventiestrategieën geboden. Interventies zijn gericht op het doorbreken van fixaties en barrières om leerprocessen nieuw leven in te blazen. Wanneer sprake is van sociale fixaties en men niet meer in staat is te reflecteren op de ‘spelers’ en hun onderlinge relaties, laat alleen de cognitieve kant (de inhoud) nog ruimte open voor variatie en is het inbrengen van nieuwe werkelijkheidsdefinities zinvol. Wanneer sprake is van cognitieve fixaties en men de inhoud, de werkelijkheidsdefinitie, heeft vastgezet, kan men juist andere spelers of omgangsregels toelaten om de fixatie te doorbreken (Termeer, 2004; Van Twist & Termeer, 1991). Leerprocessen zijn te bevorderen door mensen uit verschillende configuraties met elkaar in contact te brengen. Maar ook het waarnemen en zichtbaar maken van verschillen kan een adequate strategie zijn om het leervermogen te stimuleren (Termeer, 2001: 370-1).

16 17 4. Methodologie

Om de totstandkoming van het Rondeel te kunnen plaatsen in de sociaal- maatschappelijke context, worden media-artikelen verzameld en geanalyseerd. Onderhavig onderzoek omvat een kwalitatieve inhoudsanalyse van landelijke en regionale dagbladen, opiniebladen en vakbladen. De landelijke media-artikelen zijn afkomstig uit drie landelijke kranten met een verschillend signatuur: De Telegraaf (populistisch), het NRC Handelsblad (rechts-economisch), en Trouw (protestants- christelijk). Wat betreft de regionale bladen is gekozen voor een tweetal kranten van de provincies waar de intensieve veehouderij een grote rol speelt: De Gelderlander (verschijnt in Gelderland, (oost) Brabant, (noord) Limburg en (oost) Utrecht), en het Brabants Dagblad vanwege de mogelijke vestiging van een Rondeelstal in Deurne. Wat betreft keuze voor opiniebladen en vakbladen hebben we ons laten leiden door hun beschikbaarheid in LexisNexis. Gekozen is voor de opiniebladen Elsevier, Vrij Nederland, De Groene Amsterdammer, en Opzij, en voor de vakbladen het Agrarisch Dagblad (AGD), Boerderij, BiZZ, Distrifood, Misset Horeca, FEM business, Psychologie, Pakblad, Logistiek Krant en Transport & Opslag. Het betrekken van deze media maakt een vergelijking tussen belevingswerelden mogelijk. Al deze kranten en vakbladen zijn in ieder geval vanaf 2003 digitaal beschikbaar. Gekozen is voor het beginjaar 2003, vanwege de vogelpest die dit jaar uitbrak. Einddatum is juni 2009. Hier en daar staat daarnaast een enkele verwijzing naar andere mediaberichten – die bijvoorbeeld na juni 2009 verschenen – in het rapport, wanneer we deze artikelen toevalligerwijs (via e-mailnieuwsbrieven en RSS-feeds bijvoorbeeld) onder ogen kwamen en ze relevant bleken voor het Rondeel. Ook werden persberichten van het Ministerie van LNV bijgehouden tot en met februari 2010, alsmede webberichten van het Agrarisch Dagblad en Boerderij, en werd het weblog Foodlog tijdens de looptijd van het onderzoek door de onderzoekers in de gaten gehouden. Tot slot heeft op 1 oktober 2009 een telefonisch interview over stadslandbouw plaatsgehad met onderzoeker Jan Willem van der Schans.

De relevante krantenartikelen zijn verzameld door in LexisNexis bepaalde zoektermen in te voeren. Er is gekozen voor een brede zoekterm: alle artikelen vanaf 2003 over veehouderij en pluimvee in het algemeen werden verzameld met de zoektermen ‘veehouderij’ en ‘pluimvee’. Daarnaast zijn een aantal termen opgenomen die meer specifiek betrekking hebben op (kippen)houderijsystemen zoals ‘legbatterij’ of ‘Rondeel’. 2 Voor het Agrarisch Dagblad (AGD) is een zoekterm gedefinieerd die specifiek is ingestoken op houderijsystemen 3, omdat de algemene

2 De volgende zoekterm is ingevoerd in LexisNexis: (veehouderij! or pluimvee! or legbatterij! or batterijkooi or volière! or kooisyste! or scharrelsyste! or kooihuisvesting or grondhuisvesting or stalsyste! or houderijsyste! or scharrelhouderij! or (Rondeel and kip!) or (plantage and kip!) or (houden van hennen) or (volwaard and kip!) or (kracht van koeien) or (comfort class and varken!) or (skybox and stal!) or buitenuitloop). 3 De zoekterm voor het AGD was als volgt: (veehouderijsyste! or pluimveehouderijsyste! or legbatterij! or batterijkooi or volière! or kooisyste! or scharrelsyste! or kooihuisvesting or grondhuisvesting or stalsyste! or houderijsyste! or scharrelhouderij! or (Rondeel and kip!) or (plantage and kip!) or (houden van hennen) or (volwaard and kip!) or (kracht van koeien) or (comfort class and varken!) or (skybox and stal!) or buitenuitloop).

18 zoekterm te veel (niet-relevante) artikelen opleverde die LexisNexis daarom niet kon weergeven. Omdat we zijn geïnteresseerd in de inhoud van de aandacht en niet zozeer de hoogte van de aandacht, hoeft dit echter geen problemen op te leveren voor onze analyse. Alle artikelen die met deze zoektermen zijn gevonden zijn nagelopen op relevantie (gaat het wel over het bedrijfsmatig houden van vee in Nederland?) 4, ook dubbele artikelen zijn verwijderd, resulterend in een totaal aantal artikelen van 3476 (n = 3476). Alle artikelen zijn opgenomen in een Excel-bestand.

4 Zo werden artikelen over hobbyboeren, natuurbeheer, het mestoverschot, buitenlandse en economische berichten over de intensieve veehouderij verwijderd.

19 5. Analyse: Dynamiek van de media-aandacht

5.1 Hoeveelheid aandacht

De intensieve veehouderij voldoet aan de kenmerken van onderwerpen die door Downs’ (1976) issue-attention cycle gaan, en dit maakt dat de media een belangrijke invloed heeft op de discussie: de intensieve veehouderij heeft geen intrinsiek opwindende kenmerken voor het publiek waardoor het constant in de nationale aandacht staat, maar wel elementen die op bepaalde momenten eenvoudig kunnen worden gedramatiseerd. Dit gebeurt bijvoorbeeld tijdens een vogelpest en vogelgriep, en op het moment dat er veel concrete plannen voor (en dus lokale protesten tegen) megastallen ontstaan (Termeer, et al., 2009). Het is dan eenvoudig voor de media om een ‘hype’ te creëren die – inherent aan hypes – weer overwaait. Ten tweede heeft een minderheid last van de komst van een grote stal, namelijk de bevolking van het gebied waar de intensieve veehouderij voorkomt, terwijl een meerderheid van de samenleving van de intensieve veehouderij profiteert, met name in de persoon van de consument dankzij lage prijzen en veel aanbod. Het AGD: “Tenslotte profiteert ook de gehele gemeenschap van de revenuen, die de intensieve veehouderij met zich meebrengt.” 5 En een wethouder in het NRC: “Oké, lokaal betekent dit een verzwaring van de milieulast. Maar nationaal levert het gigantische milieuwinst op. Veel minder gesleep met dieren bijvoorbeeld.” 6 Op lokaal niveau geldt juist dat veel mensen hinder van intensieve veehouderijen ondervinden door geur-, en geluidsoverlast, meer transport en lokaal meer emissie-uitstoot, terwijl slechts een klein deel van de lokale bevolking ervan profiteert. Een burger in De Gelderlander: “in het geval van de megavarkensstallen kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat de belangen van velen worden genegeerd en opgeofferd aan de commerciële voordelen van enkele grootinvesteerders. (m.a.w.: het voordeel voor enkelen is een nadeel voor velen).” 7

Wat betreft de hoeveelheid aandacht spelen crises, met name de vogelpest – en griep, een grote rol (Kingdon, 1984). Zo is het aantal artikelen over het bedrijfsmatig houden van dieren in de landelijke, regionale media en opinie- en vakbladen het grootst in maart/april 2003 met de vogelpest, en in oktober 2005 en februari 2006 met de vogelgriep, waarbij de aandacht veelal focust op de risico’s van de virussen voor de mens en gevolgen voor de boer (grafiek 1, zie ook paragraaf 5.2.5). 8 In

5 Agrarisch Dagblad (2003) ‘Veehouderij op stoom in thuiswedstrijd’, 16 oktober. 6 NRC Handelsblad (2008) ‘Superboerderijen passen goed op industrieterrein; Megastallen Extreem grootschalige veehouderij is omstreden, maar biedt dier, milieu en landschap voordelen’, 30 september. 7 De Gelderlander (2007) ‘Een voordeel voor velen is vaak een nadeel voor enkelen’, 27 oktober. 8 Zie bijvoorbeeld Trouw (2003) ‘Stallen kippenboeren overvol; aantal besmettingen met vogelpest loopt verder op’, 31 maart; Trouw (2005) ‘Kwakkelende boeren vrezen vogelgriep; vogelgriep’, 18 oktober; Trouw (2006) ‘Nieuwe griepgolf is dramatisch, kippenhouderij is al geen vetpot’, 16 februari; Elsevier (2003) ‘Vogelpest: hypocrisie’, 15 maart; Elsevier (2006) ‘Vogelgriep: de kippenboer vreest’, 11 maart; Distrifood (2006) ‘Vogelgriep: niet meehuilen, maar voorlichten’, 25 februari; Distrifood (2005) ‘Kipverkoop lijdt niet onder vogelpest’ , 22 oktober; FEM Bbusiness (2003) ‘Vogelpest velt pluimveeconcern’, 17 mei; Misset horeca (2005) ‘Geen paniek bij kiprestaurants’, 28 oktober;

20 augustus 2006 was er veel aandacht voor het virus blauwtong 9, en in 2009-2010 voor de uitbraak van de Q-koorts. Alhoewel de media verdeeld zijn waar het gaat om volksgezondheidsrisico’s lijken de negatieve geluiden het te winnen.

Tussen eind 2007 en begin 2008 werden veel initiatieven voor megastallen concreet, waardoor protesten ontstonden die een nieuwe ‘piek’ in de media-aandacht voor de intensieve veehouderij genereerden.10 Met name in de regionale kranten speelde deze discussie een grote rol. 11 Uit de media-analyse blijkt zo dat er relatief meer aandacht en ruimte is voor negatieve verhalen over de intensieve veehouderij dan voor de meer positieve en genuanceerde verhalen (Clements, 2009).

Grafiek 1: Aantal artikelen over het bedrijfsmatig houden van vee 2003-2009 12

Aantal artikelen 2003-2009

160

140

120

100

80 Aantal 60

40

20

0

5 9 03 -03 03 -04 05 05 06 -06 06 07 -07 -07 08 -08 08 09 ep- n-04 ei-0 ep- ep- ei-0 jan- mei s ja mei sep-04 jan- m s jan- mei s jan- mei sep jan- mei sep- jan- m Maand en jaar

Boerderij (2005) ‘Maatregelen tegen oprukkende vogelpest’, 23 augustus; Boerderij (2003) ‘Als kippen zonder kop’, 11 maart. 9 Zie bijvoorbeeld Trouw (2006) ‘Blauwtong verspreidt zich in Limburg en Duitsland’, 22 augustus; Boerderij (2006) ‘Angst voor mkz-toestanden’, 29 augustus; Boerderij (2006) ‘Bluetongue jaagt sector schrik aan’, 22 augustus. 10 Zie bijvoorbeeld Trouw (2007) ‘Mega-stal voor varkens valt slecht, maar kan het beste alternatief zijn; commentaar’, 28 december; Trouw (2008) ‘LTO: stel grenzen aan groei van megastal’, 28 februari; Boerderij (2007) ‘Is zo'n megabedrijf nou beter of niet?’, 18 december. 11 Brabants Dagblad (2008) ‘Megaleugens over megastallen vol megaleed’; Brabants Dagblad (2008) ‘Megastal risico voor gezondheid’, 13 februari; Brabants Dagblad (2008) ‘Rem zetten op megastallen’, 23 januari; Brabants Dagblad (2007) ‘Limburgse artsen zien in megaveebedrijven gevaar voor de mens - De boerenlobby zegenviert’, 8 december; De Gelderlander (2008) ‘Voorlopig geen nieuwe varkensflats in Azewijnse Broek’, 22 februari. 12 Deze grafiek bevat alle landelijke, regionale dagbladen, opiniebladen en vakbladen met uitzondering van het Agrarisch Dagblad omdat voor deze laatste een andere zoekterm is gebruikt.

21 5.2 Inhoud aandacht: trends en ontwikkelingen Uit de media zijn een aantal trends en ontwikkelingen op het gebied van het bedrijfsmatig houden van vee te destilleren, relevant voor het Rondeel. Deze worden hieronder uiteengezet op de schaal van veel naar weinig aandacht, en geïllustreerd met opmerkelijke, relevante en/of veelzeggende quotes.

5.2.1 Trend 1: Dierziekten, volksgezondheid en antibioticagebruik De landelijke media berichten – waar het gaat om de veehouderij – het meest over dierziekten en tussen 2003 en 2009 dan vooral over de vogelgriep en vogelpest. 13 Maar ook andere ziektes als mrsa, varkenspest, blauwtong, Q-koorts en BSE passeren de revue. Meestal belichten (landelijke) kranten waar het gaat om dierziekten de gevaren voor de mens. 14 Een voorbeeld: “[H]et H5N1-virus heeft het in theorie […] in zich om genetisch dusdanig te veranderen dat het ons allen kan bedreigen en een ziekteverwekker wordt die vele miljoenen mensen het leven kan kosten" 15 , aldus Ab Osterhuis, de Rotterdamse viroloog die werkt voor het Erasmus Medisch Centrum.

Een enkel artikel benadrukt het leed voor dieren veroorzaakt door dierziekten: “Zou het voor die 25.000 geruimde kippen in Voorthuizen een troost zijn geweest dat zij slechts een milde vorm van vogelgriep onder de leden hadden? […] Welke vorm van vogelgriep zij ook verspreidden, zij zouden het [toch] met de dood bekopen. […] Het leven als kip is toch geen leven? Je gaat ultrakort mee, behalve als je een hobbykip bent. En dat zijn er maar heel weinig. Je hebt slechts een opening voor ontlasting, urinelozing en voortplanting, ook geen pretje. Privacy heb je niet, zelfs wanneer je tot de upper class behoort die mag scharrelen. En als de mens er, in zijn eeuwige streven om de veehouderij in welke vorm dan ook te intensiveren, weer eens een zooitje van heeft gemaakt, ben jij onmiddellijk de pineut. Geen groter leed dan kippenleed.” 16

In 1997 hebben beelden van de varkenspest, dode dieren in grijpers in de media, veel indruk gemaakt. Met name het feit dat gezonde dieren worden geruimd terwijl er vaccinatie voor handen dat niet mag worden ingezet wegens Europees non- vaccinatiebeleid, leidt tot veel verontwaardiging (Kuindersma & Boonstra, 2009: 50). In 2006 is er een discussie over het al dan niet vaccineren van pluimvee, weergegeven in de media. “De geplande preventieve vaccinatie is in de eerste plaats bedoeld voor een beperkt deel van de pluimveehouderij (hobbydieren en leghennen met een vrije uitloop), als alternatief voor de ophokplicht”. Ook worden “niet- behandelde 'verklikkerkippen' [in]gezet, die regelmatig worden gecontroleerd op de

13 De Telegraaf (2007) ‘Kip mag weer naar buiten’, 25 september. 14 Bijv. De Telegraaf (2007) ‘Zoektocht naar bacterie mrsa in hele veehouderij’, 20 maart; De Telegraaf (2007) ‘Kans op varkenspest zeer klein’, 6 februari; De Telegraaf (2006) ‘Blauwtongvirus breidt zich uit’, 12 december; De Telegraaf (2004) ‘Honderden besmet met vogelpest’, 15 september; NOS Journaal (2009) ‘Veehouderij kampt met variant ziekenhuisbacterie’, 5 augustus; NRC Handelsblad (2004) ‘LTO: vogelpest is mensenziekte’, 22 oktober; NRC Handelsblad (2003) ‘LNV en VWS over risico's vogelpest voor mens’, 23 april; Trouw (2005) ‘EU gaat oefenen op een uitbraak van grieppandemie’, 20 oktober; De Telegraaf (2003) ‘Vogelpest bij varens risico voor mens’, 19 april; NRC Handelsblad (2006) ‘Opinie’, 14 maart. 15 De Telegraaf (2006) ‘Vogelgriep niet te stuiten’, 16 februari. 16 De Telegraaf (2006) ‘Mild’, 3 augustus.

22 symptomen van vogelgriep.” 17 Met name in de discussie over hobbypluimvee en biologische kippen was het non-vaccinatiebeleid en dus de ophokplicht ten tijde van de vogelpest een groot probleem, omdat biologische kippen niet meer als biologisch zouden kunnen worden verkocht en hobbykippen elkaar het leven zuur maakten. 18 Eind 2009 leidde de uitbraak van de Q-koorts (gezien de tijdsspanne geen onderdeel van dit onderzoek) tot felle discussies over de toekomst van de intensieve veehouderij, waarbij de vraag werd opgeworpen of we in Nederland niet moeten “stoppen met veehouderij op massale en industriële wijze” 19 . Ook heropende Q- koorts de discussie over het al dan niet toestaan van vaccinatie. 20

Door de uitbraak van dierziekten ging de veehouderij in Nederland op allerlei fronten op zoek naar duurzame oplossingen. Andere stalinrichtingen worden gezien als alternatief voor het hoge gebruik van antibiotica. 21 De komst van agroproductieparken was één van de genoemde alternatieven.22 Agroproductieparken worden enerzijds gezien als een potentiële “haard van ziektes”, terwijl onderzoekers stellen dat “varkenshouders juist beter voorbereid op eventuele ziektes […] door samen preventieve maatregelen te nemen”. Met andere woorden: "Door de clustering zijn de economische gevolgen bij ziekte groter, maar de kans dat er iets gebeurt is veel kleiner dankzij een betere preventie" 23 (zie 5.2.2).

Tegelijkertijd is de gedachte bij grootschalige veehouderijen soms: “[m]et zulke getallen moet het wel eens misgaan”. 24 En: “[m]egastallen kunnen door snellere verspreiding van infectieziekten een gevaar vormen voor de volksgezondheid”, volgens onderzoek van het Milieu- en Natuurplanbureau, de Raad voor Dierenaangelegenheden, de Raad voor het Landelijk Gebied en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.25 Dat is ook de mening van Milieudefensie, zo blijkt uit hun website:

“De overvolle stallen van de vee-industrie fungeren […] als een soort 'snelkookpan', waarin ziekten zich niet alleen snel verspreiden, maar vooral ook meer kans hebben om te muteren. […] Door de schaalvergroting neemt de ziektedruk […] verder toe: de verspreiding van (resistente) micro- organismen wordt vergemakkelijkt door de hoge dichtheid van dieren die nauw met elkaar in contact staan […]De werkelijke oplossing tegen de uitbraak van gevaarlijke dierziekten ligt in een structurele verandering in de manier waarop ons vlees geproduceerd wordt. Hiertoe dienen de belangrijkste factoren die hieraan bijdragen te worden beperkt. De komst van megastallen moet worden gestopt, de veestapel moet drastisch krimpen en de clustering van veehouderijen in Landbouwontwikkelingsgebieden moet stoppen.”

17 De Telegraaf (2006) ‘Vandaag EU-besluit over inenten’, 22 februari; zie ook De Telegraaf (2005) ‘Massaal ruimen van vee straks niet langer nodig’, 16 november. 18 De Telegraaf (2007) ‘Scharrelkippen met huisarrest’, 6 februari. Wel opmerkelijk is dat de Telegraaf deze kippen ziet als scharrelkippen; kippen die binnen de ruimte krijgen in stallen zonder buitenuitloop hiermee diskwalificerend. 19 De Pers (2009) ‘Bio-industrie. Het roer moet echt eens om’, 23 december. 20 De Pers (2009) ‘Bio-industrie. Het roer moet echt eens om’, 23 december. 21 NOS Journaal (2009) ‘Veehouderij kampt met variant ziekenhuisbacterie’, 5 augustus. 22 NRC Handelsblad (2003) ‘De bewegingsvrijheid van een varken ; NIEUWE VEETEELT’, 14 juni. 23 Gé Backus, onderzoeker bij het Landbouw Economisch Instituut (LEI) van de Wageningse universiteit in Trouw (2006) ‘Argwaan boeren tegen varkenscluster Markelo; varkenshouderij’, 31 juli. 24 De Telegraaf (2007) ‘Lakse reactie op Britse uitbraak van vogelgriep’, 5 februari. 25 NRC Handelsblad (2008) ‘Superboerderijen passen goed op industrieterrein; Megastallen Extreem grootschalige veehouderij is omstreden, maar biedt dier, milieu en landschap voordelen’, 30 september.

23 Volgens een RIVM-advies over megastallen zullen besmettelijke infectieziekten met gevaar voor de mens vaker voorkomen door de groei van het aantal megastallen: “In grotere groepen dieren komen bacteriën en virussen vaker en langer voor, waardoor de kans groter is op het ontstaan van, bijvoorbeeld, een nieuw griepvirus dat dodelijk is voor de mens. Een tweede probleem dat het RIVM definieert is de toenemende resistentie van bacteriën tegen antibiotica. Oorzaak is dat het gebruik van antibiotica de afgelopen tien jaar met 50 procent is gestegen terwijl de veestapel gelijk is gebleven.” 26 Het hoge antibioticagebruik in de intensieve veehouderij baart velen zorgen. De website van het NOS-Journaal meldt: “Het RIVM maakt zich grote zorgen over het feit dat de veehouderij door overmatig antibioticagebruik de gezondheidszorg op achterstand zet in de race tussen nieuwe antibiotica en voor antibiotica ongevoelig geworden bacteriën en virussen.[…] De angst zit hem in de antibioticaresistentie en de ideale voedingsbodem die de intensieve veehouderij vormt voor allerlei bacteriën en enzymen”. 27

Ook dierenartsen krijgen de wind van voren, zo meldt Trouw: “Minister Verburg van landbouw overweegt een verbod op de handel in medicijnen door dierenartsen. In de stallen is het gebruik van antibiotica schrikbarend hoog”. 28

Samengevat: Gedurende de uitvoering van dit onderzoek kreeg dit onderwerp door de uitbraak van de Q-koorts steeds meer media-aandacht, mede doordat de ziekte tevens een bedreiging vormde voor de gezondheid van de mens. Maar ook eerder, bijvoorbeeld tijdens de vogelpest en vogelgriep veroorzaken dierziekten de hoogste ‘pieken’ in media-aandacht voor de intensieve veehouderij. Alhoewel de media verdeeld zijn waar het gaat om volksgezondheidsrisico’s lijken de negatieve geluiden het te winnen. Deze zijn zeer eenvoudig te dramatiseren (crisis!) en lijken met name tegenstanders van de intensieve veehouderij veel munitie te verschaffen om te pleiten voor afschaffing van intensieve veehouderij.

5.2.2 Trend 2: Megastallen en landbouwontwikkelingsgebieden Naar aanleiding van de in 1997 uitgebroken varkenspest en later MKZ, komt het tweede paarse kabinet met een moderniseringsplan voor de landbouw ter preventie van desastreuze dierziekten, waarbij varkens- en kippenboerderijen moesten worden geclusterd en het land verdeeld wordt in drie soorten gebieden: “gebieden voor 'extensivering' (natuurgebieden en gebieden grenzend aan dorpen en steden waar de veehouderij moet verdwijnen); voor 'intensivering' (ook wel: Landbouw Ontwikkelingsgebieden, LOG's, waar de veehouderij volop mag groeien) en 'verweving' (gebieden waar mogelijkheden zijn voor beperkte groei van bestaande veehouderijen).” 29 Deze ruimtelijke herinrichting van de ‘varkensprovincies’ wordt ‘reconstructie zandgebieden’ genoemd (Kuindersma & Boonstra, 2009: 50).30

26 NRC Handelsblad (2008) ‘Risico's bij 'megastal'’, 12 februari. 27 NOS Journaal (2009) ‘Veehouderij kampt met variant ziekenhuisbacterie’, 5 augustus; zie ook De Telegraaf (2008) ‘Vleeseters hebben meer kans op mrsa; Stijgend gebruik antibiotica in veehouderij riskant’, 26 september. 28 Trouw (2009) ‘Apotheek dierenarts onder vuur; Verburg: Minder antibiotica in stal’, 7 augustus. 29 Elsevier (2005) ´Bestuur: varkensinvasie gevreesd´, 25 juni. 30 De veterinaire aanleiding voor de wet verdween in 2004, toen de EU vaccinaties zou gaan toestaan naar aanleiding van de vogelpest (Kuindersma & Boonstra, 2009: 52).

24 Tijdens de uitvoeringsfase van ‘de reconstructie’ die begint in 2004-5 blijkt vervolgens dat de reconstructie een schaalvergroting in gang zette doordat boeren massaal varkensrechten van kleine boeren opkochten. Hierdoor ontstonden grote protesten van burgers tegen de intensieve veehouderij. Een burger in het NRC: "Burgers zijn al die tijd buiten het hele proces gehouden. Gaandeweg zijn we er achter gekomen dat hier grote intensieve veehouderijen komen. Het verhaal rond de Reconstructiewet klinkt mooi en aannemelijk: de natuur ontlasten, een vitaal en leefbaar platteland, maar die boeren die hun bedrijf moeten verplaatsen, moeten zulke forse investeringen doen, dat ze die alleen nog maar kunnen terugverdienen als ze sterk uitbreiden. Dat heeft tot gevolg dat er bedrijven komen met een omvang die niet past op het Nederlandse platteland. Het zijn industriële complexen.” 31

Alhoewel nieuwe grootschalige veehouderijen goed zouden zijn voor milieu, dierenwelzijn en landschap, maakten “[t]ientallen lokale actiegroepen […] bezwaar tegen ‘varkensflats’, al was het maar omdat ze het landschap ontsieren”. 32 Landschappelijke inpasbaarheid verschaft dus geen zekerheid dat maatschappelijk verzet niet dreigt, getuige ook deze uitspraak: “Maar mooi ontwerp of niet, er zullen enorme aantallen dieren in de LOG's moeten worden gehuisvest”.33 Naast traditionele bezwaren van burgers tegen de intensieve veehouderij als stank- en geluidoverlast en aantasting van het landschap, worden gezondheidsrisico’s in de media steeds vaker aangevoerd om de komst van megastallen tegen te gaan. Herhaaldelijk werd onderzoek uitgevoerd naar het risico van de intensieve veehouderij voor de volksgezondheid in opdracht van diverse gemeenten en de rijksoverheid.34 Onderzoek wordt dikwijls gebruikt als wapen in de strijd 35 , waarbij ieder onderzoek door voor- en tegenstanders zeer wisselend wordt uitgelegd, opdat het hun argumenten ondersteunt. Het protest werd geprofessionaliseerd toen ook huisartsen hun zorgen over de gezondheidsrisico’s van grote stallen begonnen te uiten. In sommige gevallen riepen huisartsen zelfs op tot protesten. 36

Het centrale probleem lijkt dat: “[t]wee nieuwe, mega-biofabrieken met zuiverende installaties […] landelijk gezien inderdaad minder ammoniak, fijnstof en stank uit[stoten] dan de 35 familiebedrijven die zij vervangen. Maar op lokale schaal ontstaat er een ander beeld. De omliggende dorpen bij zo'n bedrijf krijgen juist te

31 NRC Handelsblad (2009) ‘Bouw megastallen moeizaam; Reconstructiewet brengt grote veranderingen teweeg op platteland’, 24 maart. 32 NRC Handelsblad (2008) ‘Superboerderijen passen goed op industrieterrein; Megastallen Extreem grootschalige veehouderij is omstreden, maar biedt dier, milieu en landschap voordelen’, 30 september; zie ook NRC Handelsblad (2008) ‘Overlast van tienduizend gillende varkens; Bewoners in proberen met burgerinitiatief megastallen te weren uit het landschap’, 25 maart; NRC Handelsbald (2006) ‘Varken strijdt met de rustzoeker’, 12 december. 33 De Telegraaf (2008) ‘De PEST aan VARKENSFLATS; Bewoners landelijke gebieden in actie tegen grootschalige veehouderij. Het regent protesten wegens horizonvervuiling, fijnstof, ziektes, vrachtwagenfiles en stank "Het lijkt wel alsof we in een open riool wonen"’, 2 november. 34 Zie bijvoorbeeld De Gelderlander (2009) ‘Onderzoek naar risico stal vooral in Brabant’, 27 februari; Trouw (2009) ‘Geen nieuw onderzoek naar effecten van megastallen’, 10 januari; Brabants Dagblad (2008) ‘Megastal risico voor gezondheid’, 13 februari; De Gelderlander (2008) ‘Megastal levert toch geen risico voor gezondheid op, denkt VWA’, 26 februari. 35 Zie bijvoorbeeld onderzoek in opdracht van Milieudefensie in Trouw (2008) ‘Veehouderij wordt niet duurzamer door megastal’, 17 juni; onderzoek in opdracht van LNV in Trouw (2008) ‘Biologische productie niet per se beter’, 24 mei, Trouw (2008) ‘Megastal megagoed noch megaslecht; Vier studies vellen geen unaniem oordeel’, 13 februari. 36 De Gelderlander (2008) ‘Huisartsen in Boekel roepen op tot verzet tegen megastallen’, 3 oktober.

25 maken met een extreem hoge uitstoot.” 37 Met andere woorden: “Megastal is [op landelijke schaal] schoner maar lokaal een last”38 (zie Downs, 1972). Landelijk kan de uitstoot van schadelijke stoffen door de intensieve veehouderij door grotere, efficiëntere stallen worden beperkt. Maar in de directe omgeving van de stal neemt de belasting voor de leefomgeving toe, vooral door een toename van de verkeersdrukte en een hogere geurbelasting. 39 Dat veehouderijen uit andere gebieden zich gaan vestigen in het LOG in een bepaalde gemeente levert op die manier veel verzet op.40 Een knelpunt is dus dat schaalvergroting voor lokale bewoners te weinig oplevert, en zij er voor hun gevoel zelfs bij inschieten. Ook boeren en hun vertegenwoordigers laten van zich horen. Men is van mening dat grotere bedrijven niet meer in te passen zijn in het landschap en dus thuishoren op industrieterreinen (zie ook paragraaf 6.1.4).41

Weinig politici hadden de schaalvergroting als gevolg van de Reconstructiewet zien aankomen, laat staan de protesten die het zou opleveren. 42 Zoals De Gelderlander kopt: “Expansie bio-industrie botst met reconstructie.” 43 Burgers waren wel betrokken bij de reconstructieplannen, maar enkel via vertegenwoordigers in milieugroepen of belangengroepen. Van directe burgerparticipatie was nauwelijks sprake (Kuindersma & Boonstra, 2009: 62). Pas toen de plannen concreet werden, beseften burgers de gevolgen van de reconstructie, en kwamen ze massaal in opstand, gesteund door landelijke milieugroeperingen, politici en zelfs bekende Nederlanders. 44 En hoewel de storm in 2009 wellicht lijkt te zijn overgewaaid 45 , blijven megastallen met name in de regionale dagbladen punt van discussie. Dit onderstreept Downs’ (1972) analyse van problemen waar veel media-aandacht naar uitgaat wanneer men daar lokaal veel hinder van ondervindt, terwijl op grote schaal veel mensen profiteren van een duurzamere maar grootschalige intensieve veehouderij. Gemeenten zien zich geconfronteerd met de inrichting van LOGs en de komst cq. verplaatsing van grote veehouderijen hier naartoe. 46 Tot op heden is een oplossing voor deze problematiek nog niet gevonden (Kuindersma & Boonstra, 2009: 63).

37 Trouw (2008) ‘Mega-bioindustrie is een gevaar voor gezondheid’, 23 december. 38 De Gelderlander (2008) ‘Megastal is schoner maar lokaal een last’, 6 maart. 39 De Gelderlander (2008) ‘Megastal is schoner maar lokaal een last’, 6 maart; De Gelderlander (2008) ‘Wat verspreid lag, concentreert zich nu’, 4 maart. 40 Brabants Dagblad (2009) ‘Is de log-trein nog wel te stoppen?’, 16 maart; De Gelderlander (2008) ‘Kippenhouder camoufleert stal met bomen’, 6 maart. 41 De Gelderlander (2008) ‘Boerenorganisatie stelt grenzen aan grootte van de veehouderij’, 26 februari. 42 Trouw (2007) ‘Mega-stal mag, mits beschaafd; Visies op platteland botsen’, 20 december. 43 De Gelderlander (2006) ‘Achtergrond reconstructie; Expansie bio-industrie botst met reconstructie’, 9 december. 44 Zie bijvoorbeeld Boerderij (2009) ‘Burgerinitiatief belemmert mega; Provincies passen hun beleid aan voor 'boze' burger’, 5 mei; Boerderij (2009) ‘Meer verzet tegen megastal’, 17 maart; Boerderij (2008) ‘Veel weerstand maatschappij’, 3 juni. 45 Boerderij (2009) ‘Megastallenstorm voorbij?’, 27 januari. 46 Brabants Dagblad (2009) ‘Rüpp: steun voor concentratie - Gemeenten verder met LOG-gebied’, 17 juli 2009; Brabants Dagblad (2004) ‘Druk op varkensgebied neemt toe’, 16 augustus; De Gelderlander (2008) ‘Reconstructie Landerd wankelt’, 3 september.

26 Samengevat: Er is veel media-aandacht voor het verhaal van de megastallen. Dit komt omdat vooral de negatieve kant eenvoudig is te dramatiseren en daarmee mediageniek is. Voor de meer genuanceerde verhalen was veel minder aandacht. Belangrijk obstakel is dat de intensieve veehouderij, zeker een meer duurzame, landelijk gezien veel milieuwinst en andere voordelen (zoals goedkoop voedsel) oplevert, maar lokaal overlast met zich meebrengt. Doordat lokale actiegroepen aansluiting vonden bij landelijke actiegroepen (zie paragraaf 6.1.6) die succesvol gebruik maakten van de media, werd de aandacht voor de megastallen nog eens vergroot.

5.2.3 Trend 3: Milieubewustzijn en duurzaamheid De link tussen veehouderij en milieu- en/of klimaatvriendelijheid werd gelegd door de Partij voor de Dieren met Marianne Thieme’s film ‘Meat the Truth’. Marianne Thieme levert kritiek op de klimaatfilm van Al Gore (Inconvenient Truth) doordat hij de invloed van de intensieve veehouderij op het klimaat zou negeren en komt daarom met een ‘correctie’ in haar film ‘Meat the Truth’. 47 Marianne Thieme maakte hierbij handig gebruikt van de aandacht voor het klimaatvraagstuk. 48 Boerderij stelt zelfs dat er een hype gaande is “rond CO2 en klimaat” 49 . “Vleesconsumptie en de daarmee samenhangende milieuvervuiling verdienen [daarom volgens Partij voor de Dieren] serieuze aandacht van een overheid die pretendeert de uitstoot van broeikasgassen terug te willen dringen.”50 Zelfs het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het klimaatpanel van de Verenigde Naties, wordt in de media in relatie tot dit thema genoemd. “Om zinloos dokterbezoek te voorkomen en de opwarming van de aarde tegen te gaan, moeten consumenten minder vlees eten”51 , stelt voorzitter Rajendra Pachauri in het NRC. “Less meat, less heat, was de titel van zijn betoog.”52

Ook de Vegetariërbond grijpt de klimaatdiscussie aan om overmatig vleesgebruik aan te kaarten: Henk Keilman: “Vegetarisme […] [is] zeker nu met de klimaatdiscussie, weer héél actueel. De bio-industrie produceert wereldwijd meer broeikasgassen dan de hele transportsector, inclusief het autopark.” 53 Zijn voorganger Bernd

47 NRC Handelsblad (2008) ‘Een waarheid als een boerende koe; Broeikaseffect Marianne Thieme heeft gevolgen van veehouderij juist ingeschat’, 10 januari; Vrij Nederland (2007) ‘Marianne Thiemes ongemakkelijke waarheid;Analyse 'Meat the Truth'’, 29 december; Boerderij (2007) ‘Thieme op de Gore-toer’, 18 december. 48 Trouw (2007) ‘Marianne Thieme vindt inspiratie bij Al Gore; cinema Belinda van de Graaf’, 13 december. 49 Boerderij (2008) ‘CO2 en klimaat’, 19 augustus; zie ook De Gelderlander (2008) ‘Nieuwe hype: duurzame ontwikkeling’, 22 maart. 50 NRC Handelsblad (2007) ‘Minder vlees moet, en u weet best waarom; De vleesconsumptie is een van de belangrijkste oorzaken van het versterkte broeikaseffect’, 13 december; zie ook Trouw (2007) ‘Eet eens wat vaker een vleesvervanger’, 28 december; Trouw (2009) ‘Met een groen etiket is het probleem niet weg’, 14 februari. 51 NRC Handelsblad (2008) ‘'Minder vlees beperkt uitstoot'; IPCC-voorzitter Pachauri over veeteelt als veroorzaker broeikaseffect’, 1 september. 52 NRC Handelsblad (2008) ‘'Minder vlees beperkt uitstoot'; IPCC-voorzitter Pachauri over veeteelt als veroorzaker broeikaseffect’, 1 september. 53 De Telegraaf (2008) ‘Multimiljonair leeft van de wind; Spirituele zakenman op lijst van Partij voor de Dieren, maar stemt VVD... "Ik ga nu echt niet plotseling op een bakfiets rijden"’, 9 februari.

27 Timmerman zei eerder ook: “we moeten naar minder, anders, beter. Biologisch vlees of vegetarisch”. 54

In navolging van Meat the Truth concluderen ook Wageningse wetenschappers in de notitie ‘Klimaat en Veehouderij’ dat de veehouderij wereldwijd verantwoordelijk is voor achttien procent van de uitstoot van broeikasgassen, meer dan de uitstoot door verkeer en vervoer (dertien procent). Tegelijkertijd is hier echter oog voor nuances: “Zo is in vergelijking met andere landen in ons land juist sprake van een relatief klimaatvriendelijke manier van vleesproductie. Slechts negen procent van de uitstoot van broeikasgassen is hier direct toe te schrijven aan de veehouderij.” 55 Het sojaverbruik in de intensieve veehouderij was echter geen onderdeel van het rapport en dit leidde in de media tot kritiek. 56

LTO gaat fel in tegen Marianne Thieme’s film. Albert Jan Maar zet de ‘feiten’ zoals hij die ziet nog eens op een rijtje in een door hem geschreven artikel in Trouw. “Het meest kwalijke [vindt hij] dat haar verhaal een regelrechte aanval vormt op de motivatie van boeren en buitenlui, die daadwerkelijk een bijdrage leveren aan een schonere wereld.”57 Hij stelt dat de intensieve veehouderij al veel doet om uitstoot te verminderen en zelfs bezig is door middel van zonnecollectoren en gebruik van mest en voerresten als biobrandstof zelf schone energie te produceren. De intensieve veehouderij biedt zo kansen voor het milieu.58 Uit een advies van Blonk Milieuadvies in opdracht van LNV bleek zelfs dat de intensieve veehouderij juist zeer klimaatvriendelijk produceert, zeker ten opzichte van biologisch: “Juist de […] zo beschimpte Nederlandse intensieve veehouderij blijkt de minste CO2 per kilogram vlees uit te stoten. Waar Thieme in de Tweede Kamer keer op keer als een nijdig katje staat te blazen tegen varkens- en kippenhouders, blijken zij in werkelijkheid de ware klimaatkampioenen. Geen ander is zo zuinig met landgebruik en grondstof. Niet voor niets prijst ook de wereldvoedselorganisatie FAO juist die veehouderij aan als ultieme oplossing voor een snelgroeiende, en rijker wordende wereldbevolking.”59

Schaalvergroting biedt een kans voor verbetering van milieuprestaties: “Heel grote bedrijven in de veehouderij zijn geen probleem voor het dierenwelzijn of voor de belasting van het milieu in Nederland. […] Nieuwe grotere bedrijven, met honderden koeien, tienduizenden varkens of honderdduizenden kippen, investeren juist in schonere lucht, zodat landelijk gezien de uitstoot van stank en fijnstof alleen maar omlaaggaat. Ook voor het levensgeluk van de kip of het varken maakt het niet uit of ze op een gemiddeld familiebedrijf of in een supergrote stal leven. Dat stellen de Raad voor Dieraangelegenheden, het Milieu- en Natuurplanbureau, het RIVM en de Raad voor het Landelijk Gebied. Wel zou het gevaar

54 De Telegraaf (2006) ‘JAAR van het DIER’, 30 december. 55 De Telegraaf (2008) ‘Veehouderij vervuilt veel meer dan verkeer; Wageningen eens met de dierenpartij’, 22 april; zie ook Trouw (2008) ‘Dierenpartij ontstemd over bijval onderzoekers; Universiteit onderzocht film op waarheidsgehalte’, 22 april; Boerderij (2008) ‘Tegenwicht antivleesfilm’, 28 april. 56 NRC Handelsblad (2008) ' Je mag geen koeien met auto's vergelijken'; Broeikasgassen Wageningen UR schrijft dubbelzinnig rapport over klimaatfilm Meat the Truth’, 22 april. 57 Trouw (2007) ‘Waarheid over de koe, Thieme en haar Hummer’, 20 december. 58 De Telegraaf (2008) ‘Stroom uit kippenmest; Boeren zijn van hun mest- probleem af’, 3 mei. 59 De Telegraaf (2008) ‘Dierenleugens’, 12 november; zie ook Boerderij/Agrarisch Dagblad (2010) ‘Gangbaar vlees beter voor klimaat dan biologisch’, 21 januari.

28 kunnen bestaan dat infectieziekten op een heel groot bedrijf sneller van dier op mens overstappen.” 60

Boerderij: “Grootschalige en intensieve veehouderij kan veel gemakkelijker tot klimaatoplossingen komen. Daar is relatief veel minder CO2-uitstoot. Daarbij komt dat grote […]veehouders natuurlijk meer financiële middelen hebben”61 .

Er is wat milieu betreft bovendien verschil in soorten vlees en vleesproductie. Woordvoerder van Milieucentraal Hans van Dijk in De Pers: “Kip is het meest interessante stukje vlees, omdat andere vleessoorten als rund en varken meer gevolgen hebben voor het milieu. Dat is een deel van het dilemma: milieuvriendelijk, diervriendelijk en budgetvriendelijk combineren.” 62

Hieruit ontstaat dus een spanning tussen milieu en dierenwelzijn: “Het meest klimaatbewuste vlees komt van Nederlandse varkens- en kippenbedrijven. […] Geen enkele andere vorm van vleesproductie is zo zuinig met ruimte en grondstoffen, aldus onderzoek naar milieueffecten van de consumptie van eiwitproducten. […] Het geheim achter onze lage CO2-uitstoot is dat kippen en varkens met weinig voer en in korte tijd slachtrijp worden. Daar doet een rund op de Braziliaanse pampa's jaren over. Die langzame groei [van de biologische veehouderij] geeft aan de andere kant wel een subliem dierenwelzijn.” 63

En: “Biologische vleesvarkenshouderij heeft het voordeel van dierenwelzijn, maar omdat geen luchtwassers mogelijk zijn, is er een milieutechnisch nadeel. […] Agroparken hebben grote milieuvoordelen ten opzichte van regulier en vooral bio. Ze scoren lager op ethiek en landschap. Bio doet het op termijn milieutechnisch minder goed dan regulier. Dat komt door investeringen bij reguliere bedrijven in luchtwassers en mestverwerking. Agroparken zijn het milieuefficiëntst.” 64

Boeren erkennen echter ook dat grote stallen andere problemen met zich meebrengen (zie 5.2.1). Een boer in Boerderij: “met megastallen ondergraaf je de steun voor de sector.” 65 Uit een lezerspanel van boerderij blijkt zelfs dat boeren twijfelen aan de “[m]ilieuwinst en innovatie [die] worden aangehaald bij plannen voor megabedrijven. Of veeclusters ook echt zulke voordelen hebben, is voor het Lezerspanel maar de vraag.”66 Tegelijkertijd blijkt uit een eerder lezerspanel van Boerderij dat boeren zich “nog niet erg aangesproken [voelen] in de discussie over broeikaseffect en klimaatverandering. […] Te oordelen naar het Lezerspanel zijn veel veehouders niet onder de indruk van hun eigen rol als bijdrager aan het broeikaseffect.” 67

60 De Telegraaf (2008) ‘Superboerderij goed voor het milieu; Voor geluk varken en kip maakt het niets uit’, 12 februari. 61 Boerderij (2008) ‘Intensief niet per se slecht; Grote veebedrijven belasten milieu het minst’, 8 juli. 62 De Pers (2009) ‘Kipdilemma’, 12 augustus. 63 De Telegraaf (2008) ‘Hollandse boer klimaatkampioen’, 9 november. 64 Boerderij (2008) ‘Dierwelzijn en milieu strijdig; 'Bio' dreigt milieutechnisch achterop te raken’, 3 juni. 65 Boerderij (2008) ‘Niet mega en niet mini’, 2 januari. 66 Boerderij (2008) ‘Niet mega en niet mini’, 2 januari. 67 Boerderij (2007) ‘Klimaat krijgt boer niet warm’, 4 december.

29 Samengevat: In de media is steeds meer aandacht voor duurzaamheid en milieuprestaties van de intensieve veehouderij. De discussie over klimaatverandering en grote aandacht hiervoor in de media heeft hier stevig aan bijgedragen en heeft ook de vleesconsumptie zelf weer hoog op de agenda gezet. De landbouw in Nederland blijkt een belangrijke bron van broeikasgasuitstoot, wat de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij” (zie 6.1.1) graag gebruikt als argument om de intensieve veehouderij af te schaffen. Anderzijds blijkt een verdere intensivering en schaalvergroting een positief effect te hebben op het milieu. Zo ontstaat een zekere spanning tussen milieu en dierenwelzijn.

5.2.4 Trend 4: Stadslandbouw en voedselbewustzijn Stadslandbouw, ook wel metropolitane of urbane landbouw genoemd, valt in de mediaberichtgeving uiteen in twee soorten. Allereerst gaat het om de concentratie van grootschalige, vaak innovatieve en duurzame doch intensieve veehouderijen en aanverwante activiteiten in en rondom de stad vanwege de toenemende verstedelijking. 68 Ten tweede gaat stadslandbouw over kleinschalige, lokale initiatieven waar veelal biologische landbouw of streekproducten een rol spelen. Hieronder gaan we in op beide vormen. 69

Grootschalige stadslandbouw: agroparken Hier is een groep van mening dat megabedrijven thuishoren op industrieterreinen, waarbij deze ´agroparken´ worden verkocht als duurzaam alternatief voor de bio- industrie met grote voordelen voor mens, dier en natuur. 70 Het zijn vooral zeer technisch ingestoken gedachteconcepten die ontstaan zijn op en zeer zelden (Biopark Terneuzen 71 ) verder zijn gekomen dan de tekentafel. Een voorbeeld zijn de projecten van architect Winy Maas, waarbij zijn meest recente een comfort class varkenskwartier op bedrijventerrein Binckhorst in Den Haag is. 72 Over dit project: "Varkens en kippen zijn vandaag de dag taboe in de stad. Veehouderij is iets voor het platteland en niet voor de stad. Maar toch zitten de meeste vleesconsumenten in de stad […] Op deze manier hopen we een stukje van de voedselketen terug te brengen binnen de stadsgrenzen. En de link tussen ons voedsel en waar het vandaan komt weer duidelijker te maken." 73 In juni 1999 duikt het idee van een agropark in de stad voor het eerst op in een onderzoek over de varkenshouderij in de 21 e eeuw van de Denktank Varkenshouderij waarin varkenshouders en wetenschappers (Wageningen UR) vertegenwoordigd

68 Zie Smeets’ definitie van metropolitane landbouw als “een systeem van agroproductie, dat door de nieuwe en intelligente verbindingen […] tussen producenten, sectoren, grondstoffen, energie- en afvalstromen, tussen stakeholders en tussen hun waardestelsels {…] duurzaam in staat is te voldoen aan de veranderende en concurrerende eisen die de stedelijke samenleving er aan stelt” (Smeets, 2009: 113). 69 Dit onderscheid wordt ondersteund door Van der Schans, J.W. (2009) ‘Stadslandbouw’, lezing in het kader van de debatreeks ‘De toekomst van de landbouw en ons voedsel’, Rode Hoed (Amsterdam), 30 september; telefonisch interview met Jan-Willem Van der Schans, d.d. 1 oktober 2009. 70 Brabants Dagblad (2009) ‘SP: megastallen concentreren op industrieterrein’, 4 oktober; Trouw (2006) ‘LTO Nederland : Je zet toch ook geen koe in de haven; veeteelt’, 11 november; FEM Business (2006) ‘Landbouw: voedselpiramide’, 5 augustus. 71 Niet onbelangrijk: in Terneuzen is geen dierlijke productie opgenomen. 72 Trouw (2009) ‘Een varkensstal naast Prada en de autodealer’, 25 juni. 73 Zie bijvoorbeeld De Telegraaf (2009) ‘Varkensfokkerij op Binckhorst’, 9 juni.

30 zijn.74 Het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster is al sinds 1999 bezig met de ontwikkeling van agroparken voor ondermeer de Maasvlakte, de Amsterdamse Haven en zelfs China.75 Op 3 oktober 2000 verschijnt er een rapport van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek (NRLO) waarin een agroproductiepark voor varkens in de Rotterdamse Haven wordt gepresenteerd.76 Naar aanleiding hiervan stelt Brinkhorst geld beschikbaar voor een proef met een agroproductiepark. 77 Dit heeft felle positieve en negatieve reacties in de media tot gevolg, de media spreken bijna onmiddellijk van ‘varkensflats’. 78 Door het gebruik van deze term liep Brinkhorst´s proefballonnetje uit “op een publicitaire nachtmerrie […] Die term drong het beeld op van wantoestanden en dierenmishandeling”, aldus FEM Business. 79 De Tweede Kamer en organisaties als Stichting Natuur en Milieu en LTO plaatsen tevens vraagtekens bij het plan van Brinkhorst. 80 De term varkensflats duikt vervolgens veelvuldig op in de discussie over megastallen, op zijn hevigst in 2008. De term wordt vooral door actiegroepen omarmd, “waarmee slim wordt ingespeeld op de weerstand bij grote groepen burgers tegen grootschalige vleesproductie.”81 Een slimme manier van framing dus. Politici en boeren zouden de term dan ook graag in de ban doen omdat de “term het beeld van de bedrijfstak voorgoed vergiftigd” 82 zou hebben.

Uiteindelijk lijkt in de vernieuwing van de veehouderij weinig schot te zitten. Evengoed gaan de experimenten met agroparken in de vorm van bedrijfsclustering of gemengde bedrijven in 2005 in Nederland wel door en blijft Peter Smeets (Alterra) pleitbezorger van agroparken in de media 83 , waarmee hij veel maatschappelijke discussie uitlokt. Zeker wanneer hij stelt dat het plaatsje Grubbenvorst moet wijken voor de komst van een agroproductiepark in de gemeente Horst aan de Maas. 84 Ook

74 NRC Handelsblad (1999) ‘Varkensbeleid verspilt, demotiveert´, 16 januari; Denktank Varkenshouderij (1998) ‘Mythen en sagen rond de varkenshouderij’, rapportnummer 954489, Wageningen: Wageningen UR; Resource (4 maart) ‘De varkenswetgeving is volledig vastgedraaid’, 4 maart, URL: http://www.resource-online.nl/wb_artikel.php?id=7807 (29-04-2009). 75 Trouw (2006) ‘Hollandse kennis voor nieuwe Chinese eco-stad’, 9 november; Smeets, P., M. van Mansfeld, Z. Chonghua, R.O. Loohuis, J. Broeze, S. Buijs, E. Moens, H. van Latesteijn, M. van Steekelenburg, L. Stumpel. W. Bruinsma, T. van Megen, S. Mager, P. Christiaens & H. Heijer (2007) Master plan. Greenport Shanghai Agropark. East head of Dongtan, Chongming Dao, Shanghai. People’s Republic of China , 10 oktober, rapportnummer 1391, Wageningen: Alterra; Breure, A.S.H., P.J.A.M. Smeets & J. Broeze (2008) Agrocentrum Westpoort: utopie of innovatie? Reflecties en leerpunten rond een systeeminnovatief project , 28 mei, rapportnummer 1394, Wageningen: Alterra; Trouw (2006) ‘De stad moet 'varkensflat' omarmen; Vleesindustrie’, 9 november. 76 NRC Handelsblad (2000) ‘Varkens krijgen flat met terrasje’, 5 oktober. 77 NRC Handelsblad (2000) ‘Brinkhorst wil proef doen met varkensflats’, 4 oktober. 78 NRC Handelsblad (2000) ‘Brinkhorst wil proef doen met varkensflats’, 4 oktober; NRC Handelsblad (2000) ‘Jaartal 2000; De nieuwe woorden’, 30 december. 79 FEM Business (2006) ‘Landbouw: voedselpiramide’, 5 augustus. 80 NRC Handelsblad (2000) ‘Varkensplan verbaast Kamer’, 5 oktober. 81 Trouw (2006) ‘Varkens zijn straks beter af in een flat dan nu op de boerderij'; vleesindustrie’, 8 november. 82 Brabants Dagblad (2008) ‘'Varkensflat' als term in de ban’, 10 november. 83 NRC Handelsblad (2007) ‘Industrieel boeren; Wageningse onderzoeker Peter Smeets bepleit agropark in de stad’, 3 februari. 84 Trouw (2005) ‘Het agropark kruipt uit z'n schulp ; Landbouwindustrie’, 5 maart; Trouw (2005) ‘Varken heeft er ook recht op om te aarden Agroparken’, 11 maart; Trouw (2005) ‘Koe graast gelukkig nog in de wei’, 16 maart; Trouw (2008) ‘Megastallen leiden tot verplaatsen Limburgs dorp', 26 september.

31 de Raad voor het Landelijk Gebied is van mening dat megabedrijven een plek verdienen in de agrarische sector. 85 Dit geldt niet per definitie voor LTO Nederland. LTO-er Annechien ten Have in Trouw naar aanleiding van plannen voor een agrocentrum in de Westzanerpolder bij Zaanstad: “Het is ongewenst als de varkenshouderij zo industrieel wordt. Varkens horen in het landelijke gebied […] We zijn niet tegen vernieuwing en schaalvergroting moet mogelijk zijn. Maar dat kun je inpassen in het landschap." 86 Ten Have stelt dat de ´reguliere´ intensieve veehouderij inmiddels al een stuk dier- en milieuvriendelijker produceert en is van mening dat voor een duurzame keten geen agroparken nodig zijn. Ook de Dierenbescherming mengt zich in de discussie in de media, en gelooft niet dat de parken bijdragen aan een verbeterd dierenwelzijn. Een beleidsmedewerker: "Dit is gewoon de zoveelste ronde in de schaalvergroting. Vooral bedoeld om nog meer varkensvlees te produceren tegen een zo laag mogelijke prijs."87 Dat lokale GroenLinksers zich wel uitspraken voor het agropark 88 leidt tot een ingezonden artikel van Kees van Kooten en Marianne Thieme van de Partij voor de Dieren waarin zij hier fel tegen ageren. 89 Ook hier is de term problematisch, Boerderij: “Diervriendelijk of niet, 'varkensflat' is besmet. […] Wie een agropark van meerdere verdiepingen wil beginnen, moet vooral niet het woord 'varkensflat' gebruiken. […] Henry Meijdam: Het woord varkensflat roept bij mensen een volstrekt onjuist beeld op van ongewenste praktijken." 90

In 2009 berichtte De Gelderlander dat Provincie Gelderland tien tot twaalf agroparken of agroproductieparken (grote veehouderijen met aanverwante activiteiten) op bedrijventerreinen mogelijk wil maken, juist omdat megastallen vanwege hun omvang of de bereikbaarheid niet in het landschap passen. 91 Dit terwijl de provincie in september 2008 had besloten voorlopig “geen speciale industrieterreinen voor de intensieve veehouderij” te willen. 92 Er is op de Gelderlandse bedrijventerreinen expliciet geen plaats voor een ‘losse’ megastal. In De Gelderlander wordt dus expliciet onderscheid gemaakt tussen megastallen (in landbouwontwikkelingsgebieden) en agroparken (op industrieterreinen) 93 , al zijn veel megastallen uit de voorgaande paragraaf, zoals het Nieuw Gemengd Bedrijf te Horst aan de Maas, wel bedoeld als een clustering van agrarische activiteiten op één locatie (weliswaar een log) en stammen zij ook af van de door onderzoekers ontwikkelde agroparken. Smeets (2009) definieert agroparken dan ook breed als een “cluster van agro- en niet-agrofuncties op of rondom een locatie” (p. 153). Opvallend is dat agroparken pas een probleem voor de samenleving lijken te worden op het moment dat er dieren bij betrokken zijn. Smeets hierover: “Waarom het Biopark in Zeeuws-Vlaanderen zo'n succes is [komt] omdat er geen dieren in het spel zijn. Is dat wel het geval, dan halen Milieudefensie, de Dierenbescherming en ook de

85 Trouw (2006) ‘Raad bepleit ruimte voor megaboeren’, 7 april. 86 Trouw (2006) `LTO Nederland : Je zet toch ook geen koe in de haven; veeteelt’, 11 november. 87 Trouw (2006) `Dierenbescherming denkt mee, maar varkensflat gaat toch echt te ver´, 11 november. 88 Trouw (2006) `De stad moet 'varkensflat' omarmen; Vleesindustrie´, 9 november. 89 Trouw (2006) `Nieuw! Pluk van de Varkensflat--; Vleesindustrie´, 11 november. 90 Boerderij (2006) ‘Diervriendelijke agroflat bij Amsterdam´, 28 november. 91 De Gelderlander (2009) ‘Die agroparken zijn net Loch Ness’, 23 september; De Gelderlander (2009) ‘Agroproductiepark mag’, 22 september. Zie ook De Gelderlander (2008) ‘Megastal past niet altijd in landschap’, 7 maart. 92 De Gelderlander (2008) ‘Bio-industrieterreinen Gelderland afgeketst’, 20 november. 93 De Gelderlander (2009) ‘Agroproductiepark mag’, 22 september.

32 Socialistische Partij de spandoeken uit de kast om de vooruitgang te blokkeren. […] Dat verzet heeft iets principieels - organisaties als Wakker Dier, Milieudefensie en de Dierenbescherming zien weinig in vleesconsumptie”(Smeets, 2009). 94

Kleinschalige stadslandbouw Anderzijds gaat stadslandbouw over beheersbare, kleinschalige initiatieven van lokaal geproduceerd, vaak ecologisch en verantwoord voedsel.95 Deze trend lijkt over te zijn gewaaid uit Noord-Amerika en het Verenigd Koninkrijk (VK), waar zelfs (vrouwen van) staatshoofden (Michelle Obama) en koninginnen (koningin Elisabeth van het VK) hun moestuinen aanprijzen en Food Policy Councils worden opgericht. 96 Hier draait het om initiatieven “van geëngageerde burgers, die zich zorgen maken over hun gezondheid, de opwarming van de aarde en het dreigende mondiale voedseltekort” 97 . Voedselzekerheid gaat gelijk op met lokale productie. Voorbeelden van Nederlandse initiatieven zijn Eetbaar Rotterdam, de manifestatie Foodprint van het kunstencentrum Stroom, de Slow food beweging, en diverse de stadsboerderijen zoals Caetshage in de Culemborgse wijk EVA-Lanxmeer.98 Een nieuwe term, permacultuur, is geboren, doelend op een ‘permanente’ combinatie van ‘agrarisch’ en ‘cultuur’. 99 Deze initiatieven kennen een belangrijke publieksfunctie doordat de toegankelijkheid voor burgers groot is en er soms combinaties mogelijk zijn met educatie, landschapsbeheer, verkoop van boerenproducten (zoals verse eieren uit automaten 100 ), energieproductie, afvalwerking en recreatie. 101 Ook bestaan er veel combinaties van landbouw met zorg (voor bejaarden, verslaafden, gehandicapten etc.), zo bewijzen de in Nederland populaire zorgboerderijen. Het wordt dan ook wel ‘social farming’ genoemd. 102 Vanuit de betere horecagelegenheden is daarnaast veel vraag naar hieruit voortkomende ‘streekproducten’. 103 Dit alles kan extra inkomsten voor boeren betekenen.

Partijen als Milieudefensie zijn al langere tijd pleitbezorger van lokaal geproduceerd voedsel en regionalisering. Een beleidsmedewerker van Milieudefensie: “Wat van ver komt is […] niet altijd lekker. […] Globalisering in deze vorm: het creëren van een

94 Trouw (2009) ‘Verzet tegen agropark ontneemt ons duurzame lessen’, 6 oktober. 95 Van der Schans, J.W. (2009) ‘Stadslandbouw’, lezing in het kader van de debatreeks ‘De toekomst van de landbouw en ons voedsel’, Rode Hoed (Amsterdam), 30 september; telefonisch interview met Jan-Willem van der Schans, d.d. 1 oktober 2009. 96 De Pers (2009) ‘Stadslandbouw: Boeren met het gezicht naar de stad. We zijn bijna vergeten wat we eten’, 2 juli; Trouw (2009) ‘Goed voorbeeld; In Toronto is stadslandbouw een succes; Project, 30 mei; Safe , het sponsored magazine van Robeco (2009) ‘Boeren in de stad’, no. 4, aug/september. 97 De Pers (2009) ‘Trend: Compleet ‘varkenskwartier’ in Den Haag. Een varken als buurman, daar leer je veel van’, 29 juni. 98 De Gelderlander (2009) ‘De boer op, om de hoek’, 5 mei. 99 De Gelderlander (2009) ‘De boer op, om de hoek’, 5 mei. 100 De Gelderlander (2008) ‘'Het zijn vaak wat oudere mensen die zo'n echt ei van vroeger willen' - 180 doosjes kakelverse eieren uit muur’, 30 september. 101 Binnenlands Bestuur (2009) ‘Stad zoekt boer’, 27 februari; Trouw (2009) ‘Stadsboer. Delft koestert Hoeve Biesland’, 30 mei; Trouw (2009) ‘Eetbare stad. Rotterdam ruilt industrie voor groen’, 30 mei; De Gelderlander (2009) ‘De boer op, om de hoek’, 5 mei. 102 Zie Di Iacovo, F. and D. O' Connor (red.) (2009) Supporting policies for social farming in Europe , Firenze (Italy); en http://sofar.unipi.it/ . 103 Trouw (2009) ‘Vechtdal; Compleet menu uit regio; Project’, 30 mei.

33 vrije wereldmarkt voor steeds meer landbouwproducten, betekent roofbouw plegen op mens en milieu.”104

LTO-er Annechien ten Have zegt “warm voorstander” te zijn van voedselproductie dichter bij de burger (en dus stad), om de relatie burger/consument te herstellen: “Een van mijn belangrijkste drijfveren is ervoor zorgen dat de productie onder de ogen en voor de voeten van de burger gebeurt.” 105 De rol van lokaal geproduceerd voedsel zal ten opzichte van de wereldmarkt volgens het LTO echter beperkt blijven: “Het is goed voor het contact tussen consument en boer, maar de hoofdstroom van de voeding blijft toch komen van de wereldmarkt.” 106 Streekproducten worden door ZLTO op een ondernemersdag in 2008 gesignaleerd als vernieuwende ontwikkeling in de agrarische sector. De ZLTO wil samen met het bedrijf Agro Co streekproducten in de markt zetten met de naam ´StreekSelecties´.107 De mogelijke industrialisatie van streekproducten en lokaal verbouwd voedsel wordt door aanhangers van stadslandbouw echter gezien als bedreigend. Men wil juist ontkomen aan de “anonieme grootschaligheid” van de markt. 108 Stadslandbouw is daarmee niet per se bedoeld “om de boerenstand overeind te houden”, maar om de scheiding tussen stad en platteland op te heffen en zelfs stedelijke problemen (zoals integratie) te helpen oplossen. 109

Een opkomende perceptie hierbij is dat de (stadse) burger/consument vervreemd is van de hedendaagse voedselproductie. Mensen moeten weer leren waar hun voedsel vandaan komt en hoeveel tijd en moeite het kost om voedsel te produceren (en klaar te maken).110 De ‘zwijgende’ documentaire ‘Our daily bread’ van de Oostenrijkse documentairemaker Nikolaus Geyrhalter die begin 2007 uitkwam, stelde dit aan de kaak en werd in de media neergezet als “hedendaagse schets van vervreemding”. 111 Ook anderen zijn van mening dat “[d]e scheiding tussen stad als consument en het platteland als producent moet worden doorbroken”. 112 Consumenten en boeren leven langs elkaar heen, en dit leidt dikwijls tot spanningen. Stadslandbouw, boerderijwinkels, boerenmarkten en andere initiatieven die de fysieke nabijheid van producent tot consument kunnen vergroten, kunnen dit proces

104 Trouw (2004) ‘Boeren kan het best voor de eigen markt ; LANDBOUW’, 31 maart. 105 Reactie Annechien ten Have-Mellema op Veerman, D. (2009) ‘Jan-Willem van der Schans: ‘Ruimtelijke Eetordening Nederland loopt achter’, www.foodlog.nl (05-10-2009), blog naar aanleiding van lezing ‘Stadslandbouw’ van Jan-Willem van der Schans in het kader van de debatreeks ‘De toekomst van de landbouw en ons voedsel’, Rode Hoed (Amsterdam). 106 Trouw (2009) ‘LTO: De wereldmarkt blijft dominant’, 30 mei. 107 Boerderij (2008) ‘Streekproducten tegen de zomer onder merknaam 'Gijs' in supers´, 1 maart. 108 Trouw (2009) ‘Strijden voor voedsel uit de buurt’, 26 augustus. 109 LEI-onderzoeker Jan-Willem van der Schans in Resource (2009) ‘Boeren in de stad’, 27 augustus. 110 Zie Safe , het sponsored magazine van Robeco (2009) ‘Boeren in de stad’, no. 4, aug/september, pp. 40, 44, 48; De Boo (2009) ‘Onderzoek naar dierenwelzijn: Berengeur en maneschijn’, Wageningen Update , no. 2, pp. 15-16; De Pers (2009) ‘Stadslandbouw: Boeren met het gezicht naar de stad. We zijn bijna vergeten wat we eten’, 2 juli; Binnenlands Bestuur (2009) ‘Stad zoekt boer’, 27 februari; Trouw (2009) ‘Stadslandbouw. Een akker in de stad heeft voordelen’, 30 mei; Trouw (2009) ‘Korte lijnen. Stedenplanning moet groener’, 30 mei; NRC Handelsblad (2008) ‘Ethisch eten; Lokaal voedsel past bij 'praktisch idealisme’, 5 april; De Gelderlander (2004) ‘STREEKGALA - Tevreden kwispelen de zeugen van Harmfarm’, 22 juni. 111 NRC Handelsblad (2007) ‘Het verdwijnpunt; 'Our Daily Bread' documenteert de herkomst van ons voedsel; Documentaire Essay’, 22 december. 112 LEI-onderzoeker Jan-Willem van der Schans in Resource (2009) ‘Boeren in de stad’, 27 augustus.

34 doorbreken en de relatie tussen boer en burger verbeteren.113 Deze vorm van stadslandbouw draait om “empowerment” van producent en consument en kent daarmee een bottom up benadering, die zich onderscheidt van de meer technische top down benadering bij de agroparken. 114 Stadslandbouw is ‘hip’ en past bij het “praktisch idealisme” 115 van burgers. Minister Verburg in De Pers: “Als we niks doen, heeft de burger over tien jaar geen idee meer. […] We moeten de verbinding tussen mensen en voedsel hervinden.” 116 Stadslandbouw kan zo zelfs een manier zijn om de “grillige consument” te “verleiden met regioproducten van hoge kwaliteit en een goed verhaal, een verhaal dat ze zelf kunnen controleren bij de boer in de buurt.” 117 Op die manier kunnen consument en burger dichter bij elkaar komen. Verburg besteedde er daarom in haar Nota Duurzaam Voedsel – de eerste voedingsnota van LNV die verscheen in juni 2009 – aandacht aan.

Samengevat: De media-aandacht voor stadslandbouw is er wel maar low profile. Deze valt uiteen in twee varianten: agroparken en kleinschalige initiatieven van ‘onderaf’. Beide vormen van stadslandbouw vragen aandacht voor voedselzekerheid en het verkleinen van de afstand tussen producent en consument. Bij de agroparken gaat het daarbij sterk om efficiëntie: steeds meer mensen wonen in steden, waardoor voedsel nabij steden produceren veel voordeliger is en gesloten kringlopen kunnen worden gerealiseerd. Bij de kleinschalige stadslandbouw draait het om de vervreemding van de burger van het voedsel. Ook speelt de ‘sociale functie’ van landbouw hierbij een centrale rol.

5.2.5 Trend 5: Houderijsystemen en dierenwelzijn

Houderijsystemen Aandacht voor houderijsystemen en diervriendelijke productiemethoden is in de landelijke media beperkt. Toch worden belangrijke beslissingen wel vastgelegd, bijvoorbeeld het aangenomen voorstel van Verburg om verrijkte kooien voor legkippen te verbieden. De Telegraaf meldt: “Vanaf begin volgend jaar [2009] mogen legkippen alleen nog in een kippenrenstal worden gehouden. Daarin hebben ze veel meer bewegingsvrijheid dan in een verrijkte kooi, die bekendstaat als een iets luxer alternatief voor de legbatterij.” 118

Ook EU-regelgeving op het gebied van intensieve veehouderij krijgt aandacht, bijvoorbeeld het verbod op legbatterijen:

113 Trouw (2009) ‘Echt voedsel. Eten komt niet uit de fabriek’, 30 mei. 114 Van der Schans, J.W. (2009) ‘Stadslandbouw’, lezing in het kader van de debatreeks ‘De toekomst van de landbouw en ons voedsel’, Rode Hoed (Amsterdam), 30 september; Resource (2009) ‘Boeren in de stad’, 27 augustus. 115 NRC Handelsblad (2008) ‘Ethisch eten; Lokaal voedsel past bij 'praktisch idealisme’, 5 april. 116 De Pers (2009) ‘Trend: Compleet ‘varkenskwartier’ in Den Haag. Een varken als buurman, daar leer je veel van’, 29 juni. 117 Trouw (2009) ‘Vechtdal; Compleet menu uit regio; Project’, 30 mei. 118 De Telegraaf (2008) ‘Kabinet geeft kip de ruimte’, 19 april.; zie ook De Telegraaf (2008) ‘Tweede Kamer er als de kippen bij’, 29 januari; Trouw (2008) ‘Legkippen krijgen een compromis-kooi’, 29 januari.

35 “Legbatterijen worden definitief per 2012 verboden. […] Het systeem is nadelig voor de diergezondheid en stuit op bezwaren van consumenten. […] De Europese Commissie onderstreept wel dat het verbod op legbatterijen alleen geldt voor consumptie-eieren.” 119

Minister Verburg (LNV) heeft in de Nota Dierenwelzijn aandacht voor diervriendelijke houderijsystemen: “Nederlandse veehouders hebben sinds eind jaren negentig zo'n Euro 3 miljard geïnvesteerd in de verbetering van het dierenwelzijn. […] Toch schetst de nota dierenwelzijn, waarover de Tweede Kamer vandaag spreekt, geen 'dierenparadijs achter de Hollandse Waterlinie'. Varkenshouders namen het grootste deel van de welzijnsinvesteringen voor hun rekening. […] Pluimveehouders staken op hun beurt een half miljard euro in het afvoeren van de legbatterij. Nieuwe soorten scharrel- en voliere-systemen komen daarvoor in de plaats. […] Per 2012 moeten alle legbatterijen zijn opgeruimd.” 120

Boerderij en het AGD hebben logischerwijs vooral oog voor het rendement dat diervriendelijke producten en houderijsystemen opleveren (zie paragraaf 6.1.4). 121 Een “[h]ouderijsysteem kies je niet om emoties maar om feiten”, aldus het AGD.122 Met andere woorden, je laat je als boer niet leiden door maatschappelijke acceptatie, maar door de feiten over wat goed is voor een dier, wat regelgeving vereist, en op basis van het potentiële rendement van je onderneming.

Zichtstallen met skybox zijn de toekomst, om de consument en hun voedselproducenten weer bij elkaar te brengen. 123 Net als stadslandbouw (zie 5.2.2) kunnen bepaalde houdersystemen de kloof tussen producent en burger doorbreken. Ook kunnen zichtstallen helpen het imago van de veehouderij te verbeteren. 124 Boeren worden aangemoedigd zichtstallen te bouwen via het tegenoffensief tegen de kritiek op de intensieve veehouderij genaamd Varkens in Zicht. 125

De Volwaard-kip Over de Volwaard-kip, de kip die als eerste één ster van de Dierenbescherming kreeg via het Beter Leven Kenmerk, ontstond enige discussie: “Dit initiatief kreeg bij de lancering stevige kritiek omdat de dierenbescherming zich erachter schaarde, terwijl we het toch over een bio-industrieproduct hebben.[…] Het spijt me het te moeten zeggen, en ik was echt niet de enige van het gezelschap, en zelfs mensen van het productschap zag ik even in de lucht staren: het ziet er níét uit. Duizenden kippen bij elkaar, die op een enorme vloer in

119 De Telegraaf (2008) ‘Europees verbod op legbatterij’, 6 januari. Andere EU-regelgeving: De Telegraaf (2007) ‘EU sluit akkoord over welzijn vleeskuikens’, 8 mei. Een ander voorbeeld zijn de welzijnsrichtlijnen voor vleeskuikens, zie De Telegraaf (2007) ‘Kipdossier naar kookpunt’, 7 mei; De Telegraaf (2006) ‘Crisis pluimveebedrijven zet kip klem’, 19 juni. 120 De Telegraaf (2008) ‘Nog geen dierparadijs achter onze waterlinie'; Veehouders steken miljarden in welzijn’, 28 januari. 121 Boerderij (2009) ‘Meer welzijn, betere prijs; Voor succes is 10 procent marktaandeel nodig’, 30 juni; Boerderij (2007) ‘In grote, flexibele groep is extra welzijn het goedkoopst’, 15 mei; Agrarisch Dagblad (2009) ‘Licht, lucht en lage kosten zijn maatgevend’, 23 mei. 122 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Houderijsysteem kies je niet om emoties maar om feiten’, 3 september. 123 NRC Handelsblad (2009) ‘Dieren willen best op de tweede verdieping liggen’, 30 juli; De Telegraaf (2004) ‘Skybox ideaal in varkensstal’, 21 juni; Boerderij (2006) ‘Zichtstal aan de amstel’, 2 mei; Agrarisch Dagblad (2008) ‘Voor je lol naar de varkens kijken’, 25 oktober. 124 Boerderij (2007) ‘Doorgaan met zichtstallen’, 29 mei; Boerderij (2007) ‘Zichtstal verbetert imago van sector’, 15 mei; Boerderij (2006) ‘Beeld van de sector verbeteren’, 29 augustus. 125 Boerderij (2005) ‘Varkens meer in zicht’, 18 oktober.

36 een grote hal volgroeien. Als de vloer vol is, gaan de kippen naar de slacht. Goedkoop en zo snel mogelijk naar onze borden.”126

De Telegraaf bericht: "Dat heb je niet veel, zo'n ophef over een kip. Maar de vorige week ten doop gehouden Volwaard kip heeft de wind flink van voren gekregen. […] [Telegraaf journalist] Wink […]: “We worden als consument telkens weer in de luren gelegd, want wat moeten we nu met de term boerenkip als er straks een echte boerenkip op de markt komt? Schande ook dat een organisatie als de Dierenbescherming mee werkt aan deze misleiding." […] De verwijzing naar de Dierenbescherming in het commentaar van Aldo Wink komt omdat deze organisatie zowaar een logo heeft uitgegeven om mee uit te drukken dat de Volwaard in ieder geval onder betere omstandigheden leeft als het gewone productiekuiken. Ook dat heeft een stroom van protesten opgeleverd. De Dierenbescherming zou zijn goede naam en faam te grabbel hebben gegooid door een dergelijk product te ondersteunen. […] [Joop] Vendrik: "De Volwaard krijgt volgens de producenten 20% meer ruimte. Maar hij wordt in die twee weken die hij extra leeft, veel groter dan een normaal kuiken, volgens mij is de winst van de ruimte dan weg. Een ander bezwaar zal zijn dat dit kuiken gewoon te groot is. Twee personen krijgen hem nooit op. Nog wat, wanneer ik het nareken groeit de Volwaard 188 gram per week en de normale Cobb 167 gram per week. Dus een aantal argumenten, waarmee de producenten willen appelleren aan het geweten van de consument, gaan gewoon niet op. Voor de horeca is deze kip in ieder geval niet geschikt, hij is maar liefs 56% duurder en dat valt haast niet aan de klanten door te berekenen."”

De Telegraaf concludeert in dit artikel weliswaar dat de Volwaard-kip erg lekker is, toch worden belangrijke kanttekeningen geplaatst bij een dergelijk product en blijken uit de samenleving veel reacties te komen. Ook de Dierenbescherming die het product steunt en ‘beloont’ met een keurmerk, krijgt te horen dat ze haar ziel verkocht heeft. 127 Een keurmerk van de Dierenbescherming is dus geen garantie voor succes en kan juist veel aandacht voor een product genereren. En zoals ons theoretisch kader aangaf: meer aandacht voor een issue, leidt gewoonlijk tot een afname van publieke steun (Mazur, 1981 in: Baumgartner & Jones, 1991: 1054; Baumgartner & Jones, 1993: 60).

Echter, de voordelen van de Volwaard-kip (zoals meer smaak) worden wel onderkend en afgezet tegen de biologische sector: “Maar de oorzaak ligt niet in het biologische voer, maar in de grotere leefruimte. Meer beweging geeft betere spierontwikkeling, en dus een fijnere beet. Daarvoor is biologisch niet nodig, je proeft het ook bij de Volwaard-kip. De biologische sector heeft zijn nut allang bewezen. Kritiek uit de biologische hoek zette gangbare Nederlandse boeren en tuinders aan om schoner en diervriendelijker te werken. Een puik resultaat. Maar daarmee is meteen de noodzaak om massaal biologisch te kopen verdwenen.”

Uit een column van de woordvoerder van milieucentraal in De Pers: “Diervriendelijke kip - Volwaard-kip heet ze - krijgt meer tijd en meer ruimte om te groeien. Maar, biologisch is ze niet. Volwaard is meer een compromiskip: ze heeft een goed leven gehad, maar met voer uit de reguliere landbouw. […] [D]eze kip heeft alle ruimte en tijd gekregen en bovendien uitsluitend biologisch voer met de niet gekapte snavel gepikt. Maar ja, ze is wel zes keer duurder dan de voordeligste kip uit de bio-industrie. Dit prijsverschil tussen de biologische kip en de bio-industriekip (verwar die twee niet) maakt de compromiskip voor mij aantrekkelijk.” 128

126 De Telegraaf (2007) ‘Kipconsumptie blijft groeien, ook bij alternatieve producenten’, 7 september. 127 Veerman, D. (2009) ‘Puur & Eerlijk? Naar Jumbo!!’, Foodlog , 10 november. 128 De Pers (2009) ‘Kipdilemma’, 12 augustus.

37 Het belangrijke voordeel van de Volwaard-kip is daarmee de concurrerende prijs voor een gegarandeerd diervriendelijk product. Mogelijk heeft de Volwaard-kip het pad vrijgemaakt voor andere producten in het ‘tussensegment’. De Volwaard-kip wordt dus beschouwd als ‘stap in de goede richting’ maar leverde in 2007 nog niet een onverdeeld positief beeld op. Het blijft namelijk een “bio-industrieproduct.” 129

Het Beter Leven - kenmerk Het Beter Leven - kenmerk van de Dierenbescherming dat gelanceerd werd met de Volwaard-kip, wordt door Distrifood inmiddels een succes genoemd: “Het logo spreekt 47 procent van de Nederlanders aan, zegt de Dierenbescherming. De vraag naar dit vlees stijgt snel. […] Het Voedingscentrum laat in een reactie weten dat het Beter Leven - kenmerk ertoe kan bijdragen dat mensen bewuster kiezen” 130 . Het keurmerk wordt in de media ook wel gepresenteerd als “goedkeuringslogo”. 131 Het Brabants Dagblad meldt ook dat er “[v]olop vraag [is] naar vlees van [de] diervriendelijker Volwaard-kip”132 . Voorts blijken steeds meer supermarkten en andere grootafnemers overstag te gaan voor diervriendelijk geproduceerde dierlijke producten. 133 En ook de horeca doet mee aan maatschappelijk verantwoord ondernemen, door steeds meer keurmerken op de kaart te zetten, zo blijkt uit berichtgeving van Misset Horeca. 134 Kortom, er komt steeds meer vraag naar en belangstelling voor diervriendelijke producten. Inmiddels zijn al vele producten bekroond met het Beter Leven - Kenmerk. Albert Heijn heeft besloten gangbaar varkensvlees uit de schappen te halen, en enkel nog vlees met het kenmerk aan te bieden. 135 De supermarkt is echter (nog) niet van plan voor het kippenvlees deze zelfde stap te zetten. 136 De invloed van supermarkten bij diervriendelijker productiemethoden wordt zo duidelijk: “Het is aan Britse supermarkten te danken dat onze boeren al vanaf de jaren negentig hun stallen aanpassen. "Tesco, één van de grootste verkopers van Nederlands bacon, eist groepshuisvesting", zegt Swinkels. "Daarom hebben wij nu een koppositie wat betreft dierwelzijn in Europa"137 (zie ook 6.1.3).

Minister Veerman noemt in het Agrarisch Dagblad het belang van labelling van producten: “Mensen zullen bereid zijn om te betalen voor een duurder en kwalitatief hoger

129 De Telegraaf (2007) ‘Kipconsumptie blijft groeien, ook bij alternatieve producenten’, 7 september. 130 Distrifood (2007) ‘Beter leven-logo succes’, 22 december. 131 Brabants Dagblad (2007) ‘Boerenkip krijgt de goedkeuring van de Dierenbescherming’, 4 januari. 132 Brabants Dagblad (2007) ‘Volop vraag naar vlees van diervriendelijker Volwaard-kip’, 29 november; zie ook Agrarisch Dagblad (2008) ‘Vraag naar Volwaard blijft’, 29 februari; 133 Distrifood (2007) ‘Reguliere kip maakt plaats voor volwaardkip’, 8 december; Distrifood (2007) ‘Verkade zweert batterij-ei af’, 8 december; Distrifood (2007) ‘Vomar eerste met BALANSKIP’, 24 maart; Distrifood (2007) ‘Volwaard-kip stroomt in bij COOP’, 13 januari; Agrarisch Dagblad (2008) ‘Kwetters en Super de Boer komen met traceerbaar ei’, 27 februari. 134 Misset Horeca (2009) ‘Keur aan merken op de kaart’, 23 januari; Misset Horeca (2005) ‘Grasei: diervriendelijk’, 25 maart. 135 Trouw (2010) ‘Alleen nog vlees van scharrelvarkens bij AH, 15 januari; Financieel Dagblad (2010) ‘Albert Heijn kiest voor biovarkensvlees’, 15 januari 2010; Ministerie van LNV (2010) ‘Minister Verburg blij met diervriendelijker varkensvlees’, 14 januari; Trouw (2010) ‘Varkens in Nood links ingehaald; per saldo Vlees’, 16 januari. 136 Agrarisch Dagblad (2010) ‘Voorlopig geen nieuw kipassortiment Albert Heijn’, 19 januari. 137 De Telegraaf (2008) ‘Nog geen dierparadijs achter onze waterlinie'; Veehouders steken miljarden in welzijn’, 28 januari.

38 geplaatst product. Met dit in gedachten zou je een product als Comfort Class-varkensvlees (uit Comfort Class-stallen) als tussenmerk op de markt moeten plaatsen. En je kunt mikken op nog duurdere merken. Daarom dring ik ook altijd aan op labelling. Het besef van kwalitatief beter en duurzamer geproduceerd voedsel gaat bij de consument groeien door een beter onderscheid." 138

De Gelderlander stelt echter dat het de consument duizelt van de keurmerken. 139 Volgens keurmerkdeskundige Jolet Woordes valt dat mee, en zijn er zoveel logo’s omdat er ook veel producten zijn. 140 Evengoed heeft Minister Verburg eind 2009 aangekondigd één keurmerk te willen voor duurzaamheid. “Ze beloofde de Tweede Kamer [op 3 december 2009] dat ze aan de slag gaat om zo snel mogelijk een betrouwbaar, informatief en makkelijk te lezen logo te introduceren.” 141 Wat dat gaat betekenen voor het Beter Leven - Kenmerk is niet duidelijk.

Eieren Wel komt in de media het gevaar naar voren van teveel keuze waar het gaat om eieren: “Wat een keuze. Het viergranenei, het volière-ei, het grasei, het uitloopei, het biologische ei, het eko-ei, enzovoorts, enzovoorts. Bij de meeste supermarkten liggen een stuk of tien verschillende soorten eieren in alle formaten, smaken, geuren en zelfs kleuren; niet alleen witte en bruine maar tegenwoordig zelfs - brrrr! - groene eieren.” 142 Volgens Elsevier scoren bovendien alle eieren een onvoldoende op dierenwelzijn: “Het staat buiten kijf dat een batterij-ei het welzijn van de kip schaadt, maar wie dat vraagstuk nuchter benadert, komt tot de conclusie dat de productie van 99 procent van alle Nederlandse eieren ten koste gaat van het kippenwelzijn. Wie zich werkelijk zorgen maakt over het welzijn van de kip, zou helemaal geen eieren moeten eten. Hoogstens zou je kunnen concluderen dat het batterij-ei op dit vlak een 4- scoort, een scharrelei een 4 en een biologisch ei een 4+. Maar het is en blijft een dikke onvoldoende.” 143 Met een aandeel van 76 procent was het scharrelei in 2007 “duidelijk het meest populaire ei van de Nederlandse consument.” 144 Volgens NOP-secretaris Spieker is de “markt voor alternatieve eieren […] beperkt en kan [die] op dit moment weinig uitbreiding gebruiken.” 145 Communicatie over de voordelen van een nieuw diervriendelijk geproduceerd ei is dan ook essentieel om het verschil tussen eieren aan te duiden.

Dierenwelzijn Dierenwelzijn blijkt niet onomstreden. Volgens onderzoekster Ferry Leenstra van de Animal Sciences Group van Wageningen UR “lopen maatschappelijke en wetenschappelijke percepties van dierenwelzijn behoorlijk uiteen en dat maakt het debat extra ingewikkeld. […] Wetenschappers kunnen aangeven wat wel of niet als dierenleed kan worden aangemerkt. Maar dierenwelzijn gaat ook over onszelf, over onze waarden en overtuigingen van wat een goed leven is”. 146

138 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Weloverwogen pragmaticus’, 10 februari. 139 De Gelderlander (2008) ‘Vijf vragen over keurmerken; Het stikt van de keurmerken of uitingen...’, 2 april. 140 De Gelderlander (2008) ‘Vijf vragen over keurmerken; Het stikt van de keurmerken of uitingen...’, 2 april. 141 Boerderij (2009) ‘Verburg wil een logo voor duurzaam’, 3 december. 142 Elsevier (2005) ‘Consumptie: een gedemoniseerd eitje’, 26 maart. 143 Elsevier (2005) ‘Consumptie: een gedemoniseerd eitje’, 26 maart. 144 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Consument koopt het liefst scharreleieren’, 31 maart. 145 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Markt alternatieve eieren moet groeien’, 17 april. 146 De Boo (2009) ‘Onderzoek naar dierenwelzijn: Berengeur en maneschijn’, Wageningen Update , no. 2, p. 15.

39 Dierenwelzijn, zeker zoals geportretteerd in kranten, is met andere woorden zeer subjectief. De media en de emotie bepalen veelal wat diervriendelijk is. 147

Het Rondeel 148 Over het Rondeel en Houden van Hennen wordt in de landelijke dagbladen nauwelijks gerept. Ook de opiniebladen laten het afweten. We vinden welgeteld één artikel in de Telegraaf getiteld “Vijfsterrenkippenhok”. 149 De Telegraaf meldt hierin het volgende over het Rondeel:

“Vier pluimveehouders hebben zich laten inspireren door een onderzoek van Wageningen Universiteit om hun kippen te houden in een gebouw, gebaseerd op het 'Rondeel' of de 'Plantage'. […] De vier pluimveehouders die met de nieuwe systemen aan de slag gaan, krijgen een houderij op maat. […] Zo is de Plantage bijvoorbeeld veel meer op het dier gericht, meer open en past goed bij een biologisch ingestelde boer. De kippen kunnen hier makkelijk naar buiten. Het Rondeel is compacter en is daardoor beter te controleren. Dat systeem is 'handig' voor een pluimveehouder die eerder een kooisysteem heeft gehad; de kip heeft hier wat minder aandacht nodig.” 150

De Telegraaf spreekt neutraal over Houden van Hennen, en kiest voor de positief getinte, ietwat gekscherende titel; ‘Vijfsterrenkippenhok’. In tegenstelling tot het agropark, dat als concept al zeer veel (media-)aandacht en emotionele reacties teweeg bracht (zie 5.2.2), lijkt het Rondeel hier (tot dusver) aan te ontsnappen.

De Amersfoortse Courant en het Utrechts Nieuwsblad publiceren in 2005 echter eenzelfde artikel getiteld: “Na de varkensflat in de Rotterdamse haven komt de Wageningse onderzoeker Peter Groot Koerkamp nu met het kippenresort. Mede met oog op afschaffing van legbatterijen in 2012, wil hij pluimveehouders overtuigen kipvriendelijk te gaan produceren. 'Dit is de toekomst voor de Nederlandse kippenboer.' - Kippengeluk in een vijfsterrenhotel”. 151 Hier maken beide kranten dus een ‘gevaarlijke’ koppeling met de varkensflat. De ontwikkelde houderijsystemen binnen Houden van Hennen worden gepresenteerd als “hypermodern”. Ook deze kranten noemen het gekscherend “kippenresorts” en “vijfsterrenhotels”. 152 Wanneer het Rondeel wordt vergeleken met de varkensflat dreigt het gevaar van

147 De Boo (2009) ‘Onderzoek naar dierenwelzijn: Berengeur en maneschijn’, Wageningen Update , no. 2, p. 16. 148 Ter controle van de al gevonden berichten over het Rondeel met onze zoekterm (zie hoofdstuk 4) en om te zien of ons niets ontgaan is, hebben we nog eens als zoektermen ingevoerd: (rondeel houden van hennen) en (rondeel kip) waarmee we alle Nederlandse bronnen in Lexis Nexis tussen 1 januari 2003 en 20 oktober 2009 hebben doorzocht op artikelen over het Rondeel. Deze paragraaf is het resultaat hiervan. 149 De Telegraaf (2006) Vijfsterrenkippenhok’, 25 februari. 150 De Telegraaf (2006) ‘Vijfsterrenkippenhok vogelgriep’, 25 februari; zie ook De Telegraaf (2005) ‘Vijfsterrenhotel voor kippen’, 9 juni. 151 Amersfoortse Courant / Utrechts Nieuwsblad (2005) ‘Na de varkensflat in de Rotterdamse haven komt de Wageningse onderzoeker Peter Groot Koerkamp nu met het kippenresort. Mede met oog op afschaffing van legbatterijen in 2012, wil hij pluimveehouders overtuigen kipvriendelijk te gaan produceren. 'Dit is de toekomst voor de Nederlandse kippenboer.' - Kippengeluk in een vijfsterrenhotel’, 8 juni. 152 Amersfoortse Courant / Utrechts Nieuwsblad (2005) ‘Na de varkensflat in de Rotterdamse haven komt de Wageningse onderzoeker Peter Groot Koerkamp nu met het kippenresort. Mede met oog op afschaffing van legbatterijen in 2012, wil hij pluimveehouders overtuigen kipvriendelijk te gaan produceren. 'Dit is de toekomst voor de Nederlandse kippenboer.' - Kippengeluk in een vijfsterrenhotel’, 8 juni.

40 een discussie zoals over de agroparken. Het technocratische karakter van deze parken gaf de burger sterk het gevoel van vervreemding, en dat is het tegenovergestelde wat het Rondeel wil bereiken: de burger juist weer in contact brengen met voedselproductie. Geen enkel ander artikel brengt agroparken en het Rondeel echter met elkaar in verband.

Ook De Gelderlander komt met twee artikelen, één met als titel “Een kip wil ook privacy” 153 en een ander zonder kop. 154 Het eerste meldt: “Sommige pluimveehouders kunnen een grimas niet onderdrukken. Anderen kijken belangstellend naar de animatie op het scherm over twee ideale legpluimveehouderijen. Het kippengeluk straalt de zaal in.” 155 Het tweede bericht: “Een alternatief [voor de legbatterij die per 2012 verboden is] is bedacht aan Wageningen Universiteit in het project met de treffende naam 'Houden van hennen'. […] Er zijn twee ontwerpen bedacht van maatschappelijk verantwoorde leghensystemen. Eén met en één zonder uitloop naar buiten. In het Rondeel (zonder uitloop) is alles onder één dak gebracht en is er geen contact met andere vogels mogelijk. In de centrale middenruimte staan de techniek, de voeropslag en de geraapte eieren. Daaromheen is een ring met afgesloten hokken (voor 3.000 hennen ).” 156 Beide berichten zijn dus positief-neutraal over de ontwikkeling van het Rondeel.

De overige artikelen (22) nemen het Agrarisch Dagblad en Boerderij (met als onderdeel het blad Pluimveehouderij) voor hun rekening. Wat betreft Pluimveehouderij/Boerderij kan opgemerkt worden dat deze overwegend neutraal over ‘Houden van Hennen’ en de daaruit voortgekomen houderijsystemen bericht en vooral verslag doet van de feitelijke gebeurtenissen zoals publicatie van het eindrapport 157 en de realisatie van de eerste ‘Houden van Hennen’-stal in de praktijk van pluimveehouder Chris Borren 158 . Pluimveehouderij meldt in 2005 dat: Kritiek en enthousiasme […] ten deel [zijn] gevallen aan het project ’Houden van Hennen ’ van Wageningen UR […] Positief werd gereageerd op de vernieuwende aanpak. De reacties van pluimveehouders en andere ketenpartners varieerden echter van positief tot negatief. Veel pluimveehouders misten de realiteitszin in de twee concepten. Projectleider dr. Peter Groot Koerkamp van Wageningen UR zei hierover begin dit jaar nog in Pluimveehouderij: „Hoewel is benadrukt dat het concepten zijn, en geen blauwdrukken, werden beide ontwerpen toch opgevat als dé systemen van de toekomst.” 159

153 De Gelderlander (2004) ‘Een kip wil ook privacy’, 18 juni. 154 De Gelderlander (2009) ‘Geen kop’, 1 augustus. Dit zelfde artikel is daarnaast met de titel ‘Burgers bemoeien zich steeds meer met het dierenwelzijn in de in de landbouw’ in de Stentor met diverse regionale edities verschenen, alsmede in De Limburger getiteld ‘Dierenwelzijn langs de meetlat’, en in de Leeuwarder Courant en de Provinciale Zeeuwse Courant . 155 De Gelderlander (2004) ‘Een kip wil ook privacy’, 18 juni. 156 De Gelderlander (2009) ‘Geen kop’, 1 augustus. Dit zelfde artikel is daarnaast met de titel ‘Burgers bemoeien zich steeds meer met het dierenwelzijn in de in de landbouw’ in de Stentor met diverse regionale edities verschenen, alsmede in De Limburger getiteld ‘Dierenwelzijn langs de meetlat’, en in de Leeuwarder Courant en de Provinciale Zeeuwse Courant . 157 Pluimveehouderij (2004) ‘Gelukkige kippen, trotse boeren en tevreden burgers; Eindrapport Wageningse projectgroep Houden van Hennen’, 26 juni; Pluimveehouderij (2004) ‘’Het Rondeel’ en ’De Passage’ stallen van de toekomst; ’Houden van Hennen’ presenteert eindrapport, 19 juni. 158 Pluimveehouderij (2006) ‘Borren bouwt bijzondere biostallen; ‘Houden van Hennen’ toegepast in de praktijk’, 28 oktober; Pluimveehouderij (2006) ‘Grondwerk gestart voor de eerste ’Houden van hennen’-praktijkstal’, 21 oktober. 159 Pluimveehouderij (2005) ‘Om te koesteren; Betekent houden van hennen ook buiten laten?’, 19 maart.

41 Uit dit artikel blijkt dat vooral een groep ‘insiders’ (veehouders en ketenpartners) hebben gereageerd op de ‘Houden van Hennen stallen’. Zodoende zijn slechts enkele van de hierna te bespreken configuraties actief in de discussie. Het kan positief worden opgevat dat er tot op heden nog zo weinig over het Rondeel is gepubliceerd. Uit ons theoretisch kader kunnen we namelijk opmaken dat meer media-aandacht vaak meer negatieve berichtgeving en discussie oplevert, en zo uitmondt in een afname van publieke steun. Het lijkt daarom zaak om de discussie niet al te zeer aan te zwengelen en vooral technisch te houden waardoor de media weinig kans krijgen het Rondeel te dramatiseren.

Tot slot doet ook het Agrarisch Dagblad vooral feitelijk verslag van de voortgang van het project ‘Houden van Hennen’. In 2004 verschijnt het eerste artikel over het Rondeel getiteld “Futuristische scharrelstallen leghennen moeten financieel rendabel zijn”160 . De belangrijkste boodschap: “De systemen [het Rondeel en de Plantage] zijn nog niet doorgerekend op economische haalbaarheid. De sector reageert om die reden vooralsnog gereserveerd op de ontwerpstudies.”161 Het volgende artikel in 2005 meldt dat de vergunningaanvraag voor de innovatieve houderijsystemen veel tijd in beslag neemt. 162 In 2005 wordt het Rondeel gekoppeld aan het bestrijden van dierziekten en de discussie over het overdekken van de uitloop in stallen tijdens epidemieën. “Biologische en Freiland-pluimveehouders in risicogebieden voor vogelpest [willen] de uitloop van hun dieren niet overkappen.” 163 Ook wordt ‘Houden van Hennen’ in 2007 alszijnde innovatief houderijsysteem, gepresenteerd als mogelijkheid om de kennisvoorsprong van de Nederlandse pluimveesector te behouden: “Alternatieve huisvestingsvormen zouden [volgens Poultry Centre The Netherlands] best wel eens de nieuwe Europese norm kunnen worden en daarmee grote economische kansen kunnen bieden voor de Nederlandse eiersector.” 164 In 2008 volgt een interview met Peter van Agt, die eerder betrokken was bij ‘Houden van Hennen’, maar er uitstapte omdat er geen subsidies voor de houderijsystemen bestonden: “Dan houdt het op, het risico is te groot om dit zelf te ontwikkelen.”165 Datzelfde jaar bericht het AGD echter dat Vencomatic B.V. het Rondeelsysteem in de praktijk gaat brengen. Het wordt gepresenteerd als een “duurzaam en innovatief systeem dat goed moet zijn voor boer, burger en kip.”166 Een paar maanden later interviewt het AGD Ruud Zanders, als directeur van Rondeel B.V. Het AGD presenteert het Rondeel als “een concept met verschillende leefgebieden om het natuurlijke gedrag van de kip te stimuleren. Voordelen voor de ondernemer zijn de geavanceerde techniek en het goede overzicht.”167 Voornaamste uitgelichte boodschap is dat het Rondeel economisch zelfstandig moet kunnen draaien. “We willen geen systeem dat afhankelijk is van

160 Agrarisch Dagblad (2004) ‘Futuristische scharrelstallen leghennen moeten financieel rendabel zijn’, 19 juni. 161 Agrarisch Dagblad (2004) ‘Futuristische scharrelstallen leghennen moeten financieel rendabel zijn’, 19 juni. 162 Agrarisch Dagblad (2005) ‘Vergunning voor innovatief systeem hennen duurt lang’, 13 augustus. 163 Agrarisch Dagblad (2005) ‘Geen animo voor overdekken uitloop leghennen’, 28 september. 164 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Nederlandse pluimveevleessector moet voorsprong houden’, 17 januari. 165 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Niet alleen productie, maar ook toegevoegde waarde’, 9 januari. 166 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Vencomatic gaat systeem Rondeel in praktijk brengen’, 29 mei. 167 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Rondeel moet zelfstandig kunnen draaien’, 24 juni.

42 subsidie, het ei moet het opbrengen”, aldus Ruud Zanders. 168 Houden van Hennen wordt in het AGD vergeleken met de Comfort Class varkensstal, en De Meent voor de melkveehouderij. 169 Minister Verburg stelt de houderijsystemen Rondeel en Plantage als voorbeeld: “De ondernemer moet kritisch naar zijn eigen werkwijze kijken. Kan het beter, kan het duurzamer? Ik denk dat dat kan, kijk maar naar huisvestingssystemen als het Rondeel of de Plantage.”170

Agrarisch Dagblad en Boerderij berichtten naar aanleiding van de afronding van de aanbestedingsprocedure op 5 oktober 2009: “Rondeel is een uniek huisvestingsconcept, voortgekomen uit het project ’Houden van Hennen’ van Wageningen Universiteit, waarbij is gezocht naar een duurzame toekomst voor de legpluimveehouderij. […] Rondeel is een totaalconcept dat de huisvesting van vijf groepen van 6.000 hennen met dag- en nachtverblijven omvat alsook een heel eigen klimaatsysteem en een bijzonder mestdrogingssysteem.” 171 Op 17 november 2009 meldt Boerderij dat de bouw van “unieke Rondeelstal” is begonnen, waarna het regelmatig een feitelijk fotoverslag uitbrengt van de stand van zaken rondom de bouw van de stal.172 Geen van deze berichten is echter opgepakt door de landelijke of regionale media. Verder beperkt de berichtgeving zich tot het houderijsysteem, zonder al over het product dat daaruit voortkomt (het ei) te praten. We kunnen dus concluderen dat het Rondeel nog weinig leeft onder het grote publiek, daar de media er nog weinig verslag van uitbrengt. Dat komt overeen met onze analyse over megastallen (zie 5.2.1), waaruit bleek dat de media-aandacht zijn ‘piek’ bereikte op het moment dat de gemeentelijke plannen het meest concreet waren en de protesten het hevigst. Pas dan is een nieuwe stal ‘nieuwswaardig’, zo lijkt het.

Samengevat: Specifieke houderijsystemen, waaronder het Rondeel, genieten in de landelijke en regionale media niet bijzonder veel interesse. De aandacht die er al is richt zich vooral op het zogenaamde tussensegment: dierlijke producten tussen gangbaar en biologisch in, met meer aandacht voor dierenwelzijn, vaak beloond met het Beter Leven - Kenmerk van de Dierenbescherming. Wel plaatsen verscheidene media nog vraagtekens bij de ruimte op de markt voor een nieuw ei.

168 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Rondeel moet zelfstandig kunnen draaien’, 24 juni 169 Agrarisch Dagblad (2009) ‘Goed voor de koe is goed voor de boer’, 18 maart. 170 Agrarisch Dagblad (2009) ‘Schaalsprong pluimveesector noodzaak’, 22 april. 171 Agrarisch Dagblad / Boerderij (2009) ‘Eerste Rondeel komt in Barneveld’, 9 oktober. 172 Boerderij (2009) ‘Bouw unieke Rondeelstal begonnen’, 17 november; Boerderij (2010) ‘Ronde fundering van beton’, 8 januari; Boerderij (2010) ‘Spanten zetten voor Rondeelstal’, 28 januari; Boerderij (2010) ‘Contouren Rondeelstal zichtbaar’, 18 februari.

43 44 6. Analyse: Configuraties

Waar het gaat om de intensieve veehouderij, is een scala aan actoren actief, afkomstig uit diverse belevingswerelden. Actoren die we in de media tegen kwamen zijn talrijk (figuur 1):

Overheid: Agrarische het Rijk (LNV), belangenorganisaties: Burgers (bijv. de provincies vakbonden, werk- in rol van (vooral reconstructie- geversorganisaties, actievoerder Provinc ies), EU LTO, branche- en/of organisaties, consument) productschappen

Intensieve Retail Agrariërs, incl. Veehouderij voedselnetwer- ken en studiegroepen

Financiers Kennis- Belangen- en (Rabobank) Instellingen actiegroepen (LEI, RIVM, ASG, RIKILT, enz.)

Figuur 1: Stakeholders intensieve veehouderij

Hieronder brengen we op basis van de media-analyse een groot aantal van deze actoren onder in de configuraties waarin zij vaak handelen, met de opvattingen, uitspraken en percepties die deze configuraties kenmerken. Ook noemen we het medium (één of meerdere van de gebruikte databronnen) waar de configuratie zich vooral laat horen en/of tot in uiting komt.

45 6.1 Configuraties In de media konden we een zestal configuraties onderscheiden in discussies over het bedrijfsmatig houden van vee (figuur 2). We werken deze hieronder verder uit.

Het welzijn van dieren gaat voor alles Een rendabele Weg met de veehouderij intensieve Op weg naar een veehouderij duurzame Geen veehouderij intensieve veehouderij Wij willen in mijn goedkoop achtertuin! voedsel

Figuur 2: Zes configuraties

6.1.1 “Weg met de intensieve veehouderij” Actoren: burgers – vooral groene recreanten en stadsbewoners, actiegroepen – Milieudefensie, Varkens in Noord etc., aantal politieke partijen – GroenLinks, SP, Partij voor de Dieren Medium: landelijke kranten (in het bijzonder De Telegraaf), maar vanuit de boeren (Boerderij, Agrarisch Dagblad) is (noodzakelijkerwijs) ook veel aandacht voor deze configuratie.

Voor actoren in deze belevingswereld zijn diervriendelijkheid, duurzaamheid, veiligheid en gezondheid nog traditioneel verbonden met kleinschaligheid en ambachtelijkheid. Het streven (van ondermeer LNV) naar een meer duurzame intensieve veehouderij is voor deze configuratie onvoldoende. 173 “Een biologische boer heeft meer tijd, liefde en aandacht voor zijn product dan een multinational”. 174 De intensivering van de agrarische sector heeft geleid tot toenemend gebruik van kunstmest, chemische bestrijdingsmiddelen en zware machines, en bovendien tot schaalvergroting en overproductie. 175 Deze intensivering is volgens deze configuratie ten koste gegaan van duurzaamheid, ambachtelijkheid en dierenwelzijn. Men streeft

173 Trouw (2008) ‘Agrarische sector moet duurzamer, maar hoe?; Landbouw, natuurbeheer en visserij’, 9 december. 174 Safe , het sponsored magazine van Robeco (2009) ‘Boeren in de stad’, no. 4, aug/september, p. 47. 175 NRC Handelsblad (2009) ‘Scharrelwijnen’, 7 maart.

46 hier naar wat de actoren ‘de menselijke maat’ noemen. 176 Met name stadsbewoners hebben een nogal arcadisch beeld bij het leven op het platteland dat weleens botst met de feiten. 177 Voorzitter Vegetariërbond: “Waarom zou een mens zoveel beesten zoveel leed aandoen? Het is niet nodig. Ze kunnen net als wij pijn en emotie voelen. Dat geweld moeten wij ook andere wezens niet aan willen doen.". 178

Diverse actoren mengen zich in de discussie, of worden door de media bij de discussie betrokken. Een dierentherapeut: “[A]l dat ophokken, die kippen op een kluitje. Daar worden ze dus doodziek van. Ik voel het gewoon aan ze. Neem nou kippen in een legbatterij. Die hebben de hele dag niks te doen. Het enige wat ze kunnen doen is zitten, eten en eieren produceren. De stress spat er vanaf […] Blijkbaar moet de voor mensen dodelijke variant van de vogelgriep H5N1 hier eerst uitbreken, voordat er eens een keertje iets gebeurt.” 179

Partijvoorzitter van Partij voor de Dieren Marianne Thieme is één van de beeldbepalende publieke figuren binnen deze configuratie (zie ook 5.2.3).180 Door de komst van de Partij voor de Dieren (in 2003 doet de partij voor het eerst mee aan de landelijke verkiezingen) lijkt het dierenrechtendebat te zijn verbreed, en is het niet langer enkel meer een kwestie van linkse of rechtse politiek. 181 Marianne Thieme in een interview met het Financiële Dagblad: “We moeten af van die geldverslindende bio-industrie”. 182 Toch stelt Marianne Thieme interessant genoeg dat ze opkomt voor boeren: “Het is echt niet zo dat we tegen de boeren zijn", vervolgt ze. "We willen juist opkomen voor boeren, omdat we begrijpen dat zij het niet zijn die deze […] dieronvriendelijke houderij-systemen hebben bedacht. De overheid heeft na de oorlog voorgeschreven hoe het moest onder het motto 'nooit meer honger'.” 183

Populisme en gebruik van beroemdheden Binnen deze configuratie is een belangrijke rol weggelegd voor ‘bekende mensen’ die zich hard maken voor dierenwelzijn. De voorbeelden zijn legio: “De Partij voor de Dieren koos als lijstduwers Martin Gaus, Belinda Meuldijk, Gerti Bierenbroodspot en filosoof Paul Cliteur. De 'Bont voor Dieren' heeft schrijfster Charlotte Mutsaers ingezet. Das & Boom schittert met Hans Dorrestijn. Jan Terlouw is ambassadeur van Varkens in Nood, de stichting Eet Geen Dierenleed bestaat louter uit bekende gezichten: het 'groen-rechtse' duo Jort Kelder en Georgina Verbaan natuurlijk, maar ook Katja Schuurman, Irene van der Laar, Dolf Jansen en Ruud de Wild. De stichting

176 De Telegraaf (2007) ‘Groningen wil af van superboeren; Verbod op grote veehouderijen’, 4 oktober. 177 De Boo (2009) ‘Onderzoek naar dierenwelzijn: Berengeur en maneschijn’, Wageningen Update , no. 2, p. 15. 178 De Telegraaf (2008) ‘MULTIMILJONAIR DE WIND leeft van; Spirituele zakenman op lijst van Partij voor de Dieren, maar stemt VVD... "Ik ga nu echt niet plotseling op een bakfiets rijden"’, 9 februari. 179 De Telegraaf (2006) ‘Tok tok tok tok tok tok...’, 17 januari. 180 De Telegraaf (2007) ‘CDA en PvdD botsen tijdens burgerinitiatief; Regeringspartij maakt gehakt van documentaire Marianne Thieme’, 14 december. 181 Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus. 182 Financiële Dagblad (2009) ‘Thieme: Duurzaam investeren goed voor terugdringen staatsschuld’, 26 augustus. 183 De Telegraaf (2004) ‘Marianne Thieme geeft dieren een stem’, 7 juni.

47 Wakker Dier maakt op haar website ook goede sier met Jort, Georgina en Katja, maar heeft daarnaast Wim T. Schippers, Jan Marijnissen (kleinzoon van een slager), Anita Witzier en Loretta Schrijver.” 184 Over van Holsts alterego Bep Brul die zich liet opsluiten in een namaak-varkensflat: “Als de zwaar belippenstifte mannenverslindster Bep Brul moedigde ze vanuit een metalen kooi voorbijgangers aan om vooral te stoppen met het eten van fout vlees. 'Eet meer mannenvlees, alle delen. Geen varken. Totdat ze de bio-industrie hebben afgeschaft.” 185

En een goed voorbeeld doet volgen. In hetzelfde artikel : “Theo Nijland heeft een lied over dit onderwerp gemaakt. "Brigitte Kaandorp gaat dat zingen op de Dam 17 december, samen met 500 mensen bij wijze van oproep om met Kerstmis aan de dieren te denken", zegt Karen die dirigent zal zijn. En Paul de Leeuw vond dit initiatief (van Varkens in Nood, red.) zo leuk dat hij heeft beloofd om er in zijn uitzending aandacht aan te besteden. Een zalige Kerst, dat zou voor iedereen moeten gelden. Ook voor de dieren." 186

Ook top-kok Jamie Oliver die alleen wil koken met diervriendelijke producten, is in de media een graag geziene gast. Oliver gaat zelfs zo ver dat hij in zijn tv-programma net als in de intensieve veehouderij “voor het oog van de gasten [haantjes] vergaste met een combinatie van koolmonoxide en kooldioxide”. 187

Maar niet iedereen reageert hier positief op en over de kracht van beroemdheden valt te discussiëren. Zo ontving zanger Vlemmix naar aanleiding van een carnavalsplaat over de vogelgriep, tientallen bedreigingen. 188 De Telegraaf kopte later: “Beroemdheid in reclame spreekt niet aan. Consument hangt aan eigen gewoontes”. En in het artikel: “ Floortje Dessing, Georgina Verbaan, Barbara de Loor, Wim T. Schippers, Loretta Schrijver en al die andere BN'ers die zich inzetten voor verantwoord en ethisch consumeren: opgepast. Jullie werk lijkt helemaal geen zin te hebben. Uit Engels onderzoek blijkt namelijk dat het weinig verschil maakt in de houding van de consument of een beroemdheid zijn gezicht leent aan een product of dienst. […] Consumenten zeggen steeds vaker dat ze bezorgd zijn over de impact van de producten die ze kopen, op maatschappij en milieu en dat ze liever kopen van bedrijven die maatschappelijk verantwoord ondernemen. Maar dat wil niet zeggen dat ze het ook daadwerkelijk doen. Zo bleek uit eerder Engels onderzoek dat 90% van de mensen in Groot-Brittannie tegen legbatterijen is. Maar de helft van de verkochte eieren komt nog steeds uit een legbatterij.” 189

Evengoed weten beroemdheden aandacht voor de intensieve veehouderij te mobiliseren, en zoals gezegd leidt veel aandacht, positief danwel negatief, ertoe dat publieke steun afneemt. De invloed van bekende Nederlanders in de discussie mag dus niet worden onderschat, temeer omdat deze veelal op de hand zijn van de tegenstanders van de intensieve veehouderij. Hiermee zijn de tegenstanders veelal in het voordeel. Met name de (meer populistische) Telegraaf heeft veel aandacht

184 De Telegraaf (2004) ‘DOODGEKNUFFELD’, 22 augustus; NRC Handelsblad (2006) ‘De zeugen van Sloetjes hebben het getroffen’, 15 juli; Boerderij (2008) ‘Oprah geeft kijkje in veehouderij’, 4 november; Brabants Dagblad (2004) ‘Tussen de lakens met Katja of onverdoofd castreren’, 28 januari. 185 De Telegraaf (2008) ‘VLEMMIX-KIP’, 12 februari; De Telegraaf (2008) ‘Jamie Oliver; Profiel Sterkok veegt vloer aan met landgenoten’, 26 augustus; De Telegraaf (2006) ‘BEP BRULT’, 9 december; De Telegraaf (2006) ‘Mannenverslindster tegen biovarkens’, 30 november. 186 De Telegraaf (2006) ‘BEP BRULT’, 9 december. 187 NRC Handelsblad (2008) ‘Kok Jamie Oliver doodt live kuikens. De tijd is rijp: celebrities tegen de bio-industrie’, 15 januari; zie ook Trouw (2008) ‘Actievoerder in de keuken; profiel Jamie Oliver’, 18 januari; De Groene Amsterdammer (2008) ‘Kip van de rekenin’, 25 januari; Agrarisch Dagblad (2008) ‘TV-kok verkoopt per ongeluk legbatterij-eieren’, 18 januari. 188 Ondertussen was zijn hit overigens wel hoog in de Feest top-20 terechtgekomen; De Telegraaf (2006) ‘Zanger bedreigd om lied over vogelgriep’, 24 januari. 189 De Telegraaf (2006) ‘Beroemdheid in reclame spreekt niet aan’, 7 augustus.

48 voor beroemdheden, wat als meest gelezen krant van Nederland veel invloed kan hebben.

Dierziekten Dierziekten worden in deze configuratie aangewend om mensen te adviseren geen vlees meer te eten (ditzelfde geldt zoals eerder gesteld voor de klimaatcrisis – zie paragraaf 5.2.3). Dit wordt niet door iedereen geapprecieerd, een lezer in De Telegraaf: “Wakker Dier suggereert dat je de vogelgriep kunt tegenhouden als je geen kip (van de Nederlandse pluimveeboeren) meer eet. Dit is feitelijk onjuist. De vogelgriep heeft […] per definitie niets met de gecontroleerde pluimveefok in het westen te maken. Sterker nog, het door Wakker Dier zo bejubelde buiten 'scharrelen' is juist de oorzaak van de vogelgriep!”. 190 En lezers die reageerden op de Stelling van de Dag van De Telegraaf waren het voor het overgrote deel “oneens met de opvatting dat het eten van veel kip vogelgriep in de hand werkt. Verreweg de meeste respondenten (75 procent) delen de mening van minister Veerman die vindt dat het een niets met het ander te maken heeft, en dezelfde 75 procent vindt dat de dierenwelzijnsorganisatie Wakker Dier die link ook niet mag leggen.”

Echter, op de Telegraaf-stelling “'Als wij minder kip consumeren, verdwijnt de massale kippenindustrie en wordt de kans op pluimveeziekten kleiner', antwoordt ruim 30 procent van de deelnemers dat ze die opvatting delen. "Ik ben het er helemaal mee eens dat deze rare ziekten voortkomen uit massaproductie." Een respondent laat weten dat hij/zij bij een vorige crisis, toen het ging om gekkekoeienziekte, vegetarier is geworden en "ik voel me er stukken beter bij!"” Interessant is de discussie over de boerenkip: “De boerenkip voorspellen wij een gouden toekomst als 'tussenkip' tussen de dure scharrelkip en de goedkope massakip. Hoe eerder het diervriendelijke kipfiletje zijn intrede doet, hoe beter, komt er uit onze enquête naar voren.” 191 Mogelijk biedt het tussensegment zo een manier om boeren (configuratie “Een rendabele veehouderij”) en burgers (“Weg met de intensieve veehouderij”) weer met elkaar te verbinden, als een soort compromis.

6.1.2 “Het welzijn van dieren gaat voor alles” Actoren: extreme dieren(rechten)activisten, verenigd in organisaties als het Dierenbevrijdingsfront (Animal Liberation Front) en Respect voor Dieren Medium: zelf gebruikt de configuratie vooral internet, maar ook vanuit de agrarische bladen wordt geregeld over deze configuratie bericht vanwege de bedreiging die de configuratie vormt voor de sector, evenals in landelijke dagbladen omdat het vaak hoogwaardig (lees: dramatisch, zie Downs, 1972) nieuws oplevert.

Een configuratie die vaak over één kam wordt geschoren met, maar onderscheiden moet worden van bovenstaande configuratie is die van het dierenextremisme waar actiegroepen als het Dierenbevrijdingsfront deel van uitmaken. Het dierenrechtenactivisme kent dus verschillende uitingsvormen: “een onderbouw van tienduizenden actievoerders strijdt met legale middelen - van collectebus tot protestmars - voor een betere dierenwereld. Daarboven een groep van 500 a 600 die bereid is de wet te breken, van burgerlijke ongehoorzaamheid (een lab bezetten) tot en met economische oorlogsvoering (nertsen bevrijden). In de top van de piramide een kleine groep, hooguit enige tientallen mensen die, in cellen

190 De Telegraaf (2006) ‘Vogelgriep’, 26 januari. 191 De Telegraaf (2006) ‘Buik vol van antikipactie’, 25 januari.

49 van twee of drie personen, extremistische acties uitvoert: brandstichtingen, intimidatie en geweld tegen diergebruikers en hun kinderen.” 192 Het is dan ook van belang onderscheid te maken tussen het fanatieke en extreme dierenactivisme enerzijds (de midden en bovenbouw in bovenstaande beschreven ‘piramide’) en activiteiten van dierenbeschermers (‘de onderbouw’), belangengroepen en politieke partijen “die geweldloosheid en legale acties voor de verbetering van dierenwelzijn voorstaan”193 (de voorgaande configuratie) anderzijds. Extremisten zijn te onderscheiden van andere dierenactivisten doordat zij “de wet overtreden door gebruik te maken van [voor de overheid] onacceptabele methodes als intimideren, bedreigen, vernielen of brandstichten.” 194 Deze configuratie schuwt geen enkel middel om het welzijn van dieren te verbeteren, verzet zich radicaal tegen de intensieve veehouderij, en valt daarbij vaak terug op illegale middelen zoals het vrijlaten van dieren uit stallen. 195 Marianne Thieme stelt dan ook: “dierenactivist is democraat – en geen terrorist” 196 . Zij verzet zich in de media sterk tegen het gelijk stellen van extreme dierenactivisten aan legale portesten van dierenbeschermers “die op vreedzame en legale wijze opkomen voor de rechten van de dieren”197 en distantieert zich van gebruik van geweld en niet-democratische methoden. 198 De voorgaande configuratie heeft op deze manier last van de imagoschade die de radicale dierenrechtenactivisten haar berokkent. Thieme in Trouw: "Ik heb nooit begrepen waarom je mensen zoals nertsenfokkers zou moeten bedreigen. En het vrijlaten van die dieren helpt geen zier, want de politiek gaat denken 'we moeten niet toegeven aan die terroristen', waardoor een fokverbod alleen maar meer op de achtergrond raakt. Het maakt het onderwerp taboe.” 199 Ook socioloog en historicus Bernd Timmerman, ex-adjunct-directeur van de Dierenbescherming zet zich af tegen de dierenrechtenactivisten: “De discussie over dierenrechten moet open en eerlijk worden gevoerd. Pak de daders van geweld en zet ze achter de tralies maar maak ook de dieren vrij van pijn, stress en angst.”200

Slachtoffers van dierenactivisten zijn vooral: “de bontindustrie, de intensieve (pluim)veesector, slachterijen en vleesverwerkende industrie en vooral ook de dierproefsector. Wat daar en elders gebeurt, bedreiging, intimidatie en vernieling, grenst aan terreur. Maar dat vinden dierenactivisten geen punt: dieren moeten in hun ogen dagelijks terreur ondergaan.” 201 Mensen als Volkert van der Graaf en acties als de nertsenbevrijdingsactie in Putten in 2003 worden in de media aan deze configuratie gekoppeld. 202 Als meest extreme dierenrechtenorganisatie wordt het

192 NRC Handelsblad (2003) ‘Het is oorlog' ; De radicalisering van de dierenbeschermers’, 29 november. 193 De Telegraaf (2003) ‘Wat U zegt! Dierenactivisme’, 4 oktober. 194 Boerderij (2009) ‘Minister ter Horst bezoekt Wakker Dier’, 14 oktober. 195 NRC Handelsblad (2009) ‘Manifest dierenactivisten is bij voorbaat mislukt’, 27 februari; Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus. 196 NRC Handelsblad (2008) ‘Dierenactivist is democraat - en geen terrorist’, 23 april. 197 NRC Handelsblad (2008) ‘Dierenactivist is democraat - en geen terrorist’, 23 april; zie ook Brabants Dagblad (2006) ‘Wakker Dier kijkt door de ogen van het dier’, 18 april. 198 Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus. 199 Trouw (2003) ‘Burger loopt warm voor dieren; de politiek niet ; Dierenwelzijn’, 2 augustus. 200 NRC Handelsblad (2009) ‘Manifest dierenactivisten is bij voorbaat mislukt’, 27 februari. 201 Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus. 202 Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus.

50 Dierenbevrijdingsfront (Animal Liberation Front) genoemd. Dit front bestaat uit “ondergrondse cellen van actievoerders” en wil “maximale schade toebrengen aan 'dieren uitbuitende instanties, zoals nertsenfokkerijen, slachterijen en proefdierbedrijven'. Ook bevrijden zij dieren.”203 Een woordvoerder van dit front stelt “vernielingen prima te vinden als dat 'nodig is vanwege de goede zaak [en acht] [w]etten niet van deze tijd”. 204

Vanuit veel agrarische ondernemers bestaat veel angst voor deze configuratie. 205 De internationale dierenrechtenactivisten gaan zo ver dat ze een gevaar vormen voor de beroepsgroep, reden voor de Vakbond voor Pluimveehouders om een cursus zelfverdediging te organiseren. 206 In 2003 wordt in kranten gemeld dat de frequentie en hardheid van acties door radicale dierenactivisten toeneemt. 207 Het NRC meldt in 2003 zelfs dat op het platteland een “stille oorlog [woedt] van dierenactivisten tegen de bio-industrie en proefdierlabs.” 208 In dit jaar wil de Tweede Kamer, inclusief partijen als PvdA en GroenLinks, radicalisering hard aanpakken. 209 Ondernemers vinden dat de overheid te weinig doet om het activisme aan te pakken: “De overheid laat de ondernemers in de kou staan. Ze saboteren auto's, vernielen goederen, bekladden gevels, laten dieren los, steken bedrijven in brand. […] Die actievoerders zijn criminelen, terroristen. En ze mogen gewoon hun gang gaan. De politie doet niks, rechercheurs worden bedreigd. En volgens mij de rechters in dit land ook.” 210

6.1.3 “Wij willen goedkoop voedsel” Actoren: consumenten, retail Medium: mix van alles: opinie, vakbladen, landelijke en regionale dagbladen.

Uit recent onderzoek van het LEI is gebleken dat consumenten kiezen voor een product omdat het goedkoop is, lekker, gezond of eventueel eenvoudig om klaar te maken en slechts zelden – in slechts drie tot vier procent van de gevallen – omdat een product duurzaam (als in: rechtvaardig, milieu- en diervriendelijk en ambachtelijk) is. 89% van de consumenten koopt uit gewoonte. 211 Er bestaan

203 Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus. 204 Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus. 205 Zie bijvoorbeeld Brabants Dagblad (2003) ‘Dierenactivisten steeds gewelddadiger; Fokkers vinden dat overheid niets doet tegen radicalen’, 5 juli; Boerderij (2004) ‘Vrees voor aanval op landbouw’, 27 januari; Boerderij (2007) ‘Angst voor dierenactivisten’, 17 juli. 206 De Telegraaf (2007) ‘Pluimveehouders gaan op cursus zelfverdediging’, 14 juli; Elsevier (2007) ‘De Week’, 21 juli; Boerderij (2007) ‘Angst voor dierenactivisten’, 17 juli. 207 NRC Handelsblad (2003) ‘Het is oorlog' ; De radicalisering van de dierenbeschermers’, 29 november; NRC Handelsblad (2003) ‘Vleessector beducht voor dierenactivisten’, 7 augustus. 208 NRC Handelsblad (2003) ‘Het is oorlog' ; De radicalisering van de dierenbeschermers’, 29 november. 209 NRC Handelsblad (2003) ‘Het is oorlog' ; De radicalisering van de dierenbeschermers’, 29 november. 210 Brabants Dagblad (2003) ‘Dierenactivisten steeds gewelddadiger; Fokkers vinden dat overheid niets doet tegen radicalen’, 5 juli. 211 Bartels, J., M.C. Onwezen, A. Ronteltap, A.R.H. Fischer, A.P.W. Kole, R.J.F.M. van Veggel en M.J.G. Meeusen (red.) (2009) ‘Eten van Waarde; Peiling consument en voedsel’, LEI-rapportnummer 59, Den Haag: LEI; zie ook Reformatorisch Dagblad (2009) ‘Meeste consumenten kopen uit

51 daarmee tal van consistenties tussen wat de burger roept en hoe de consument handelt. Dit is niet zo gek, want mensen handelen vanwege hun ‘multipele inclusie’ in meerder configuraties, nu eenmaal niet consistent. Boerderij benadrukt dit graag: “Waar ook tegenstanders niet omheen kunnen: uit NIPO-onderzoek blijkt dat driekwart van de bevolking wil dat de veeteelt dier- en milieuvriendelijker wordt. Maar Nederlanders blijken niet bereid ook maar één eurocent meer te betalen voor hun karbonade of gebraden haan. En om goedkoop te kunnen produceren, moeten megastallen uit de grond worden gestampt...” 212

Consumenten gaan, volgens veel media en actoren, allereerst voor goedkoop, zeker in economisch mindere tijden. Nederlanders laten zich namelijk kenmerken door een “diepgewortelde zuinigheid” 213 . Boerderij stelt vast dat “[d]e consument […] best meer [wil] betalen voor voedsel als hij daarbij ook meerwaarde [bijvoorbeeld gemak] ervaart”. Daarnaast is “[d]e Nederlandse consument […] zeker bij bulkproducten, die hij toch moet hebben, uit op een koopje.”214 En: “Bij vlees komt de aap uit de mouw: de consument koopt op prijs.”

Veel partijen leggen de verantwoordelijkheid voor meer diervriendelijke producten dan ook bij de consument. Dit wordt duidelijk in de configuraties die hieronder worden besproken. Volgens velen is het centrale probleem dat “[d]e Nederlander […] als burger [fulmineert] tegen de milieubelastingen het dierenleed, terwijl diezelfde Nederlander als consument klakkeloos grijpt naar het goedkoopste stukje vlees.” 215 Er zijn talrijke artikelen die melden dat: “[c]onsumenten gruwen van tv- beelden van besmette kippen en varkens. Maar in de supermarkt kiezen zij voor het goedkoopste stukje vlees.” 216 Anders gezegd: “De burger roept foei bij het zien van de castratiebeelden. Maar als consument let hij in de supermarkt alleen op de prijs.”217 PVV-Kamerlid Dion Graus in Trouw: “De consument moet bereid zijn meer te betalen voor vlees, een glas melk of een scharrelei.” 218 Uiteindelijk is het de consument die bepaald wat dierenwelzijn waard is. Want: “we alle kippen in Nederland wil laten scharrelen of een eind wil maken aan de 163 nertsenfarms, moet met groot geld over de brug komen.” 219 “Maar net zoals de consument de huidige wantoestanden mogelijk maakt, is het ook de consument die oplossing biedt.”220 De consument heeft een “dubbele moraal” en vertoont “struisvogelgedrag” aldus Directeur Yvonne van Sluys van het Voedingscentrum in Opzij in 2007: “En als er eens beelden uit een slachthuis op televisie te zien zijn, vindt gewoonte’, 28 september; Headlinez.nl (2009) ‘89% van de consumenten koopt uit gewoonte’, 28 september. 212 Boerderij (2005) ‘Meer winst’, 22 februari. 213 Brabants Dagblad (2003) ‘Een kilo slecht gehakt in de aanbieding’, 11 november. 214 Boerderij (2004) ‘Gemak staat bij voedsel voorop’, 9 maart. 215 Trouw (2007) ‘CDA maakt zich al te gemakkelijk af van actie 'Stop fout vlees'; commentaar’, 15 december. 216 NRC Handelsblad (2003) ‘Consument laat schnitzel niet snel liggen, 14 juni; Vraag en aanbod’, 14 juni; zie ook bijvoorbeeld NRC Handelsblad (2004) ‘In de supermarkt koesteren dierenliefhebbers hun principes, maar ze kopen geen vlees van scharrelvarkens’, 13 maart; NRC Handelsblad (2006) ‘Boegeroep voor 'salongeleerde' van CDA in dierendebat’, 16 oktober; Brabants Dagblad (2008) ‘Burgers moeten bereid zijn meer te betalen voor een stuk vlees’, 19 januari. 217 Boerderij (2004) ‘Tegendraads en zinloos’, 27 januari. 218 Trouw (2008) ‘PVV legt verantwoordelijkheid voor dierenwelzijn bij consument’, 18 februari. 219 Trouw (2007) ‘Het is de schuld van de consument; per saldo Dierenwelzijn’, 29 september. 220 Trouw (2007) ‘Het is de schuld van de consument; per saldo Dierenwelzijn’, 29 september.

52 iedereen het verschrikkelijk dat zo'n koe met een schot wordt afgemaakt. Maar vervolgens kopen ze de volgende dag toch weer die kiloknaller in de supermarkt. Dan weet je gewoon dat je die praktijk in stand houdt en dat zo'n dier geen leuk leven heeft gehad; anders kan het niet zo goedkoop worden geproduceerd.”221 Bernd Timmerman, toenmalig directeur van de Vegetariersbond, verzucht in 2004: “De bewuste burger botst inderdaad met de calculerende consument. Dat komt omdat we in de tweede helft van de vorige eeuw steeds verder af zijn komen te staan van de natuur.” 222

Ook agrarische ondernemers wijzen graag naar “de tweeslachtige, schijnheilige, ongrijpbare consument. […] De consument kreeg en krijgt een dubbelrol toebedeeld die tot voor kort uitsluitend voor de overheid was weggelegd: die van redder en tegelijk die van zwartepiet. Alle heil wordt ervan verwacht, maar ook alle frustratie wordt erop gericht.”223 Door zelf te investeren in systeeminnovaties, zoals de comfort class varkensstal, vinden boeren dat ze al het nodige doen om tegemoet te komen aan maatschappelijke eisen: “"We laten zien dat we als varkenshouders wel willen. Maar wil de consument niet extra betalen, dan moet hij zijn mond houden”, aldus een boer in het Brabants Dagblad. 224 Oud-Minister Veerman doet in 2003, wanneer hij een aantal maatschappelijke debatten aankondigt over de intensieve veehouderij (zie 6.1.5), een “moreel appel” op de burger en ziet consumeren als “morele daad”: “In hun koopgedrag horen [consumenten] voorrang te geven aan dier- en milieuvriendelijke producten, ook al zijn die duurder.”225 “Uiteindelijk is het de consument die bepaalt wat er wordt geproduceerd.” 226 Veerman noemt de consument huichelachtig, doordat deze zich als burger sterk maakt voor milieu en dierenwelzijn, maar als consument de “goedkoopste producten uit het winkelschap”227 haalt. Burgers profiteren dus volop van de lage prijzen van de intensieve veehouderij. Veerman: “"Wat ik naar voren breng, is de inconsistentie tussen het stemgedrag van de burger en het koopgedrag van de consument.”228 Stemgedrag (configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”) en koopgedrag (configuratie “Wij willen goedkoop voedsel”) moeten dus dichter bij elkaar worden gebracht. Consumentenvoorlichting definieert hij daarbij als belangrijk middel. 229 Er is vanuit organisaties als Greenpeace en Wakker Dier veel oog voor het vergroten van het consumentenbewustzijn. 230 Ook de Consumentenbond komt op voor haar achterban door de consument niet als enige verantwoordelijk te houden voor een duurzame voedselproductie en door in te zetten op betere informatievoorziening en voorlichting door supermarkten. 231

221 Opzij (2007) ‘Wat eet je eigenlijk’, 1 april. 222 De Telegraaf (2004) ‘Doodgeknuffeld’, 22 augustus. 223 Boerderij (2003) ‘Geen rol voor consument’, 21oktober. 224 Brabants Dagblad (2008) ‘'Maar wil de consument niet extra betalen, dan moet hij zijn mond houden' - Meer ruimte voor varkens, maar geen uitloop’, 18 oktober. 225 Boerderij (2003) ‘De consument als redder’, 17 april. 226 Brabants Dagblad (2003) ‘De hypocriete consument’, 8 november. 227 Brabants Dagblad (2003) ‘De hypocriete consument’, 8 november. 228 Brabants Dagblad (2003) ‘De hypocriete consument’, 8 november. 229 Brabants Dagblad (2003) ‘De hypocriete consument’, 8 november. 230 Opzij (2007) ‘Wat eet je eigenlijk’, 1 april. 231 Trouw (2003) ‘Consument moet macht gebruiken ; Bio-industrie’, 30 september; Boerderij (2004) ‘Gemak staat bij voedsel voorop’, 9 maart.

53 Tussensegment Uit het succes van bijvoorbeeld de Partij voor de Dieren en tussensegment producten als de Volwaardkip 232 blijkt dat het bewustzijn, de kritische houding tegenover de intensieve veehouderij en de belangstelling voor duurzaam geproduceerd voedsel, ook onder consumenten, de laatste jaren toeneemt. Volgens een artikel in Opzij vindt 35% van de consumenten dit in 2007 belangrijk. 233 “Denk aan de introductie van weidemelk, het 'nieuwe' varkensvlees onder de naam De Hoeve, de Volwaard-kip. […] De grote groeikansen liggen kennelijk in het tussensegment”, terwijl de biologische sector een “nichemarkt” blijft. 234 Volgens Bert van Ruitenbeek van Biologica loopt “[z]o'n 25 procent van de Nederlanders […] warm voor biologisch.” 235 Eieren vormen een positieve uitzondering: “Wat bij vlees niet wil vlotten (zie pagina 12) is bij eieren een succes: de zegetocht van biologisch.”236 Wanneer consumenten biologische producten kopen is dat in de eerste plaats vanwege gezondheidsredenen. “Milieu en dierenwelzijn spelen een secundaire rol.”237 De biologische sector is dan ook bang dat de vraag naar biologische producten afneemt onder invloed van de opkomst van het tussensegment. Voorzitter van LTO-vakgroep Biologische Landbouw Martin Wiersema in het AGD: "Als biologische boer ben ik bang voor de opkomst van het tussensegment vlees. Want je weet niet waar de consument voor kiest. Er komt vlees op de markt dat met meer aandacht voor dierenwelzijn en milieu geproduceerd is dan gangbaar vlees. Bovendien is het goedkoper dan biologisch. Dat kan onze sector bedreigen." 238 Hans van den Boom, sectormanager Veehouderij bij Rabobank Nederland stelt in 2007 dat de consument en burger naar elkaar toegroeien. “Burgers hanteren volgens Van den Boom steeds meer een koopgedrag dat meer bij hun visie over het houden van dieren past.”239 Ook de Logistiek Krant meldt al in 2003 dat “consumenten een steeds groter assortiment agroproducten sneller en verser op tafel willen. […] De consument is bovendien kritischer bij wat hij eet.”240 En Boerderij: “De moderne consument stelt voorwaarden aan voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu.” 241 Het is dus mogelijk dat deze configuratie in de toekomst minder sterk tot uitdrukking komt en meer aansluiting gaat zoeken bij de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”. Ook lijkt het erop dat deze configuratie sterk in leven wordt gehouden door de configuratie “Een rendabele veehouderij” (zie 6.1.4).

Dierziekten Consumenten reageren op dierziekten door minder vlees, eieren e.d. te kopen, blijkt uit zinnen als: “In 2003 kromp de totale eiverkoop aan consumenten overigens met 3

232 Zie bijvoorbeeld Agrarisch Dagblad (2007) ‘Betaalbaar diervriendelijk vlees gevraagd’, 30 januari. 233 Opzij (2007) ‘Wat eet je eigenlijk’, 1 april. 234 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Lifestyle versus biologisch’, 10 maart. 235 Distrifood (2006) ‘Biologisch moet topsegment in voeding worden’, 1 april 236 Boerderij (2004) ‘Gemak staat bij voedsel voorop’, 9 maart. 237 Dat blijkt uit een peiling van marketingbureau Ernst & Young zo bericht Distrifood (2007) ‘Assortiment’,25 augustus. 238 Agrarisch Dagblad / Boerderij (2010) ‘Biologische sector vreest opkomst duurzame producten’, 20 januari; zie ook Trouw (2010) ‘Eko vreest voor zijn positie’, 23 maart. 239 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Koopgedrag bewuster’, 23 januari. 240 Logistiek Krant (2003) ‘Agrologistiek: laveren tussen het weidse groen’,7 februari. 241 Boerderij (2008) ‘Klaar voor GlobalGap’, 8 januari.

54 procent. Dat kan worden teruggevoerd op de vogelpest. In bestedingen steeg de markt, met 30 procent. Door de vogelpest stegen de eierprijzen in de winkel, van gemiddeld 11 naar 15 cent.”242 Tijdens epidemieën “stijgt het aandeel van de vleesvervangers sterk. […] Zo groeit de belangstelling voor alternatieven voor dierlijke producten met horten en stoten.”243 De media draagt bij aan deze ontwikkeling door haar dramatische formuleringen met zinnen als: “Bij menigeen staan de beelden van het ruimen van varkens door grote grijpers nog op het netvlies gebrand”. 244 Uitbraken van dierziekten bepalen voor een belangrijke mate mede het beeld dat de consument van de intensieve veehouderij heeft. Maar bovenstaande gaat niet altijd op, zo blijkt uit een bericht uit het NRC dat kopt ‘Van vlees naar vis en weer terug; Consument nuchter bij berichten over dierziekten’. 245 Dierziekten lijken een steeds kleiner effect op koopgedrag te hebben. 246 Tegelijkertijd vormt diergezondheid een bedreiging voor het verlangen van de consument om het dier in de wei te houden, omdat dieren juist mede naar binnen zijn gehaald vanwege infectieziekten. 247

Retail Ook de retail speelt een grote rol in deze configuratie 248 : “Niet de consument bepaalt wat op zijn bord komt (dat kan hij niet, want hij weet het niet), maar de markt en dan met name de handel. Enkele grote spelers hebben hier een dikke vinger in de pap.” 249 80-90 procent van wat de consument aan voedsel koopt komt uit de supermarkt. 250 Het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) probeert in 2003 duurzame veehouderij te stimuleren, al was het maar vanwege het aangetaste imago van de sector door dierziekten. Albert Heijn speelt in het CBL een “voortrekkersrol” en heeft al vroeg het legbatterei geweerd en een ruim assortiment biologische producten opgenomen. 251 In 2004 meldt Distrifood nog dat “supermarkten zeggen maatschappelijk verantwoord geproduceerde artikelen belangrijk te vinden, maar […] dat niet [ laten] zien in assortiment of in acties.” 252 Veerman vindt in 2003 dat naast consumenten, supermarkten hun verantwoordelijkheid moeten nemen en meer dier- en milieuvriendelijke producten in de schappen moeten leggen. 253 Supermarkten mogen volgens Veerman best voor de consument uit lopen. Veel supermarkten zijn inmiddels ook bezig met het nemen van milieu- en diervriendelijke maatregelen. Een

242 Boerderij (2004) ‘Gemak staat bij voedsel voorop’, 9 maart. 243 Brabants Dagblad (2003) ‘De vleescultuur wankelt’, 1 oktober. 244 De Telegraaf (2007) ‘Kans op varkenspest zeer klein’, 6 februari. 245 NRC Handelsblad (2007) ‘Van vlees naar vis en weer terug; Consument nuchter bij berichten over dierziekten’, 24 november. 246 Trouw (2007) ‘CDA maakt zich al te gemakkelijk af van actie 'Stop fout vlees'; commentaar’, 15 december. 247 NRC Handelsblad (2006) ‘Elke kip in het schap is al 15 keer ingeënt; Consument wil de kip weer in de wei hebben; intervet’, 23 februari. 248 Vrij Nederland (2004) ‘Een echte, hele kip lusten we niet; Culiblad en consument willen alleen filetjes’, 17 januari. 249 Boerderij (2008) ‘CO2 en klimaat’, 19 augustus. 250 Boerderij (2004) ‘Gemak staat bij voedsel voorop’, 9 maart. 251 Trouw (2007) ‘CDA maakt zich al te gemakkelijk af van actie 'Stop fout vlees'; commentaar’, 15 december; De Telegraaf (2004) ‘Supermarkten boycotten ei uit legbatterij’, 10 april. 252 Distrifood (2004) ‘De consument is eenzijdig opgevoed met prijs’, 19 juni. 253 Brabants Dagblad (2003) ‘De hypocriete consument’, 8 november.

55 goed voorbeeld is het tussensegment met ook eigen merken van supermarkten zoals Jumbo Bewust (Jumbo) en Puur&Eerlijk (Albert Heijn)254 waarin meer aandacht is voor milieu, dierenwelzijn, eerlijke handel en/of arbeidsomstandigheden. 255 Supermarkten zijn steeds vaker op zoek naar producenten die deze producten kunnen leveren waardoor vraag ontstaat naar diervriendelijker houderijsystemen. “Dergelijke kleine stapjes zijn minder spraakmakend dan de echte revolutie, maar hebben op den duur veel resultaat. […] Wie een paar jaar geleden had beweerd dat diervriendelijkheid via de supermarkt zou worden bevorderd, was meewarig aangekeken. Een betere wereld is kennelijk te koop.”256

6.1.4 “Een rendabele veehouderij…” … om boeren te verzekeren van inkomsten en consumenten lage prijzen te garanderen Actoren: de LTO, veel agrarische ondernemers, agrarische vakbonden, CDA, stichtingen als Varkens in Zicht Medium: Boerderij en Agrarisch Dagblad Dit is de belevingswereld van veel agrarische ondernemers en hun belangenbehartigers, veelal vertegenwoordigd in Boerderij en het Agrarisch Dagblad, maar toch ook in andere mediabronnen. Een rendabele veehouderij vereist volgens deze belevingswereld schaalvergroting 257 , antibioticagebruik 258 , en andere zaken die veelal verworpen worden door andere configuraties (met name de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”). Een boer in het NRC: “Mensen denken dat tien beesten altijd beter verzorgd worden dan duizend. Dat is onzin. In grote stallen wordt veel professioneler gewerkt. Er is vaak optimale ventilatie, meer comfort, warmte, uitgebalanceerder voedsel.” 259

Tegelijkertijd verdedigen boerenorganisaties het bestaan van het familiebedrijf en worden megastallen door de ZLTO zelfs geweerd. 260 Boeren hebben vaak een emotionele binding met het bedrijf 261 , en geven om hun dieren 262 (goed zijn voor je dier levert ten slotte ook meer op 263 ) waarbij ze “[u]iteraard streven naar een

254 Agrarisch Dagblad & Boerderij (2009) ‘Plukon leverancier van Albert Heijn scharrelkip’, 9 oktober. 255 Zie bijvoorbeeld Agrarisch Dagblad (2009) ‘Albert Heijn met Nederlandse producenten scharrelvlees in gesprek’, 27 mei. 256 Brabants Dagblad (2007) ‘Diervriendelijkheid via supermarkt: een betere wereld is nu te koop’, 18 oktober. 257 De Gelderlander (2008) ‘Varkensboer moet groeien om te overleven’, 7 maart; De Gelderlander (2008) ‘Leenders kiest scharrelkip op aandringen Milieudefensie’, 29 januari; Agrarisch Dagblad (2008) ‘Hoger inkomen boeren bij meer intensieve veehouderij’, 23 mei; Boerderij (2005) ‘Boeren hebben er zin in’, 2 augustus. 258 De Gelderlander (2008) ‘Economisch belang stuurt veehouder’, 18 november. 259 NRC Handelsblad (2009) ‘Dieren willen best op de tweede verdieping liggen’, 30 juli. 260 De Gelderlander (2008) ‘Boerenorganisatie stelt grenzen aan grootte van de veehouderij’, 26 februari; De Pers (2010) ‘De megastal kan echt niet meer. Tegenstanders succesvol’, 1 maart. 261 Boerderij (2005) ‘Meer winst’, 22 februari. 262 De Gelderlander (2007) ‘Achterban en goede wil leggen gewicht in schaal’, 13 juni. 263 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Wat niet goed is voor het varken, is ook niet goed voor de veehouder’, 15 mei.

56 gezond en rendabel bedrijf. Dat is wat iedere ondernemer wil. Daarbij zoeken we telkens naar praktische mogelijkheden om ons bedrijf te verbeteren. Voorwaarde is wel dat het past bij ons en ons bedrijf”, aldus boerin en LTO-er Annechien ten Have op haar website. 264 Ook Boerderij verwoordt het belang voor boeren: “De technische en economische cijfers blijken voor de boeren belangrijk. Ze weten allen hoe de cijfers tot stand komen en welke maatregelen ze moeten nemen om ze te verbeteren. Daarbij blijft het rendement voorop staan. Soms zijn cijfers nog voor verbetering vatbaar, maar kost die verbetering zoveel tijd en/of extra geld dat het niet of amper rendeert. En uiteindelijk moet er wel wat verdiend worden, want boeren is een economische bezigheid, ook al zitten er mooie kanten aan die niet in geld zijn uit te drukken.” 265

Rendabiliteit Net als ieder ander ondernemer wil de boer dus rendement halen uit hun bedrijf en daarvoor gedane investeringen. Duurzaamheid wijzen ze daarbij niet af. Wel hadden agrariërs wat problemen met LNV-minister Verburg’s Toekomstvisie op de veehouderij waarin ze streeft naar een duurzame veehouderij in 2023 (zie 6.1.5). De praktische vertaling van bewoordingen als ‘duurzaam’ en ‘natuurlijk gedrag’ vinden zowel boeren als actiegroepen maar vaag: “De vaagheid van de minister over de uitvoering van haar ideeën irriteert Hans Baaij, voorzitter van Varkens in Nood. "Hoe worden de ideeën van Verburg concreet ingevuld", vraagt hij zich af”. 266 En: “Verscheidene ideeën van Verburg, zoals aandacht voor dierenwelzijn en aandacht voor klimaat, zijn tegenstrijdig.” 267 "De ambities, hoe vaag ze ook zijn, zijn [daarnaast] "te hoog" stelt varkenshoudster Annechien ten Have, voorzitster van de vakgroep Varkenshouderij van de Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO). 268 NVV- voorzitter Wyno Zwanenburg in het AGD: “De minister gaat voorbij aan de situatie van dit moment, namelijk dat we al een koploperspositie hebben."269 Veehouderijen zouden volgens hem meer experimenteerruimte moeten krijgen “om innovatieve systemen toe te kunnen passen.” 270 Ook de afschrijvingstermijn van stallen is een probleem voor Verburg’s korte termijn plannen, volgens Zwanenburg en Ten Have. 271

Uit een enquête die het AGD hield onder de bezoekers van haar website bleek dat onder agrarische ondernemers het gevoel leeft dat minister Verburg te weinig opkomt voor de belangen van de sector (vooral voedselproductie en innovatie), en (te) veel oog heeft voor zaken als milieu, klimaat en dierenwelzijn. Het AGD

264 Zie http://www.tenhave.varkensenzo.nl/ . 265 Boerderij (2005) ‘Boeren hebben er zin in’, 2 augustus. 266 NRC Handelsblad (2008) ‘Boeren snappen minister van Landbouw niet; Veehouderij Kritiek op toekomstvisie van minister Verburg wegens vaagheid van doelstellingen en uitvoering’, 17 januari. 267 Wyno Zwanenburg, voorzitter van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders in NRC Handelsblad (2008) ‘Boeren snappen minister van Landbouw niet; Veehouderij Kritiek op toekomstvisie van minister Verburg wegens vaagheid van doelstellingen en uitvoering’, 17 januari. 268 NRC Handelsblad (2008) ‘Boeren snappen minister van Landbouw niet; Veehouderij Kritiek op toekomstvisie van minister Verburg wegens vaagheid van doelstellingen en uitvoering’, 17 januari; zie ook Trouw (2008) ‘Ambities Verburg zijn groot, misschien wel té groot’, 17 januari. 269 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Verburg heeft geen oog voor inspanningen intensieve veehouderij’, 22 januari. 270 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Verburg heeft geen oog voor inspanningen intensieve veehouderij’, 22 januari. 271 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Verburg heeft geen oog voor inspanningen intensieve veehouderij’, 22 januari.

57 concludeert hieruit dat de agrarische sector toch erg behoudend blijft, en er “weinig behoefte aan heeft tegemoet te komen aan de steeds sterker wordende roep van de samenleving om duurzaamheid”. 272

Duurzaamheid Toch zijn boeren niet vies van innovatie en duurzaamheid, als dit is waar de samenleving om vraagt en voor wil betalen . 273 Trouw: “De [agrarische] ondernemers voeren […] aan dat zij best anders, milieu- en diervriendelijker, wíllen. Maar dat doen ze alleen als de consument daar om vraagt. Dat verzoek blijft helaas uit, want de consument weigert in het algemeen meer te betalen voor zijn vlees.” 274 En PVV-er Graus: “"Boeren willen ook een beter dierenwelzijn maar kunnen het niet betalen. […] Dus zal de consument bereid moeten zijn meer te betalen." 275 “De burger mag kritiek hebben, als consument bepaalt diezelfde burger wat de boer produceert.” 276 Ook moeten boerenrendement en dierenwelzijn met elkaar in balans zijn, waarbij nieuwe, diervriendelijker stallen meer rendement moeten betekenen. Beide kunnen dus wel samen opgaan. Annechien ten Have: “Elke boer moet tijd hebben zich aan te passen en zijn geïnvesteerde geld terug te verdienen”. 277 Rendement is de motor achter dierenwelzijn. Dit lukt niet altijd, een boer in Boerderij: “Eigenlijk had ik nog veel diervriendelijker willen werken. […] Maar uiteindelijk is het niks geworden. Er bleek niet genoeg afzet te zijn voor scharrel en ik ben niet zo'n idealist dat ik het toch door wou zetten. Ik moet er wel wat aan kunnen verdienen en dat kon niet.”278 Rendabiliteit is dus een belangrijk obstakel en een voorwaarde voor investeringen in duurzaamheid die een boer wel bereid is te doen. 279 Met andere woorden: “Investeringen in welzijnsverbeteringen moeten via de opbrengstprijs terugkomen.”280 Dit vereist een hogere vleesprijs en dus consumenten die dit willen betalen. 281

Ook in de media komt naar voren dat boeren de laatste jaren al veel hebben geïnvesteerd om milieu- en diervriendelijker te produceren, bijvoorbeeld in nieuwe staltypen. 282 Verscheidene boeren stapten over naar diervriendelijker houderijsystemen.283 Boeren vinden zelf dat ze al “best duurzaam produceren […]

272 Agrarisch Dagblad (2009) ‘Verburg is niet een van ons’, 11 September. 273 Trouw (2007) ‘Mega-stal is beter voor milieu'; Varkensflats 'Als consument meer wil betalen voor vlees, doen wij het graag anders'’, 28 december. Zie ook (Termeer, 2001: 369). 274 Trouw (2007) ‘Mega-stal voor varkens valt slecht, maar kan het beste alternatief zijn; commentaar’, 28 december. 275 NRC Handelsblad (2007) ‘Plannen moeten goed zijn voor dier én boer; Partijen willen becijferen of het verantwoord produceren van vlees economisch haalbaar is’, 24 mei. 276 NRC Handelsblad (2007) ‘Varkens houden is veevoer omzetten in vlees; Boeren moeten zich verdedigen tegen 'oude beelden, vooroordelen en emotie' bij consumenten’, 19 mei. 277 Boerderij (2007) ‘'Uiteindelijk is er maar een ding dat stuurt: geld’, 1 mei. 278 Boerderij (2004) ‘Ik doe hier geen holocaust-achtige dingen’, 3 augustus. 279 Zie ook De Gelderlander (2008) ‘Rendement belangrijk voor duurzaamheid’, 25 november. 280 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Investeringen in verbetering welzijn via opbrengstprijs terugverdienen’, 23 mei. 281 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Hogere vleesprijs nodig voor welzijn’, 13 mei. 282 Trouw (2008) ‘Ambities Verburg zijn groot, misschien wel té groot’, 17 januari. 283 De Gelderlander (2009) ‘Alleen eigen boerderij maakt je wereld klein’, 21 april; Agrarisch Dagblad (2009) ‘Goed voor de koe is goed voor de boer’, 18 maart; Agrarisch Dagblad (2007) ‘Investeringen in

58 en dat [de] consument het lekkere varkensvlees gerust [kan] consumeren.”284 (Vertegenwoordigers van) boeren vinden dat ze al veel investeren in nieuwe, betere houderijsystemen en dat de situatie in Nederland niet zo slecht is: “Als de traditionele politieke criticasters van de veehouderij meer oog zouden hebben voor de miljardeninvesteringen, zou het politieke debat ook niet zo fel hoeven zijn, aldus [CDA-kamerlid] Ormel. ,,We moeten af van de polarisatie die de Partij voor de Dieren veroorzaakt. Het heeft ook geen zin om een 'dierenparadijs achter de Hollandse Waterlinie' te creëren. Dan trekt de boer weg, en hebben wij uiteindelijk niets meer te zeggen over de productiewijze van het voedsel op ons bord. […] De zoektocht naar betere huisvesting staat niet stil. Wij steunen dat. Maar als ik een koe was, zou ik in Nederland willen wonen.''” 285 Boeren(vertegenwoordigers) in Nederland zien zich vaak zelfs als voorlopers ten opzichte van andere landen. 286 LTO wil niet dat Nederland verder gaat wat betreft het stellen van diervriendelijkheidseisen aan stallen dan de rest van de EU. “Het belangrijkste argument is dat de Nederlandse varkenshouderij onaanvaardbare concurrentienadelen oploopt door deze eis in te voeren. Uiteindelijk, zo zegt men, zal het de varkenshouderij naar het buitenland verbannen, waar al helemaal geen 287 invloed op dierwelzijn mogelijk is.” De Vakbond voor Pluimveehouders benadrukt dat duurzaamheid belangrijk is, maar dan moet de overheid groei van de sector niet onmogelijk maken. Ook is de vakbond van mening dat de werkelijke innovaties van de sector niet altijd door het ministerie op prijs worden gesteld. 288

Maatschappelijk draagvlak Agrarische ondernemers zijn zich daarnaast bewust van het maatschappelijk verzet dat de intensieve veehouderij soms oproept en wat zij niet kunnen noch willen negeren.289 "Boeren kijken rationeel tegen dieren aan, burgers emotioneel", zegt Wyno Zwanenburg, voorzitter van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders. Burgers lopen rond met "oude beelden en vooroordelen" over de veehouderij, meent Frans Meulenmeesters, varkenshouder en voorzitter van de stichting Varkens in Zicht. […] Er is een kloof met de samenleving ontstaan en boeren kunnen die niet meer negeren, zegt ook Karel de Greef, onderzoeker veehouderijsystemen bij de Wageningse Universiteit, om de simpele reden dat de wetgever naar de samenleving luistert.” 290 Veel aandacht is er in de media en onder boeren voor de acties en uitspraken van actiegroepen. 291 Openheid en proactiviteit worden door Boerderij gezien als methoden om het debat zelf in handen te houden: “Timing en een proactieve aanpak zijn essentieel bij dergelijke kwesties. Vertel wat je doet en waarom je dat doet. Op die manier kan de sector het initiatief houden in het debat. Varkenshouders en andere boeren produceren toch waardevolle voeding? Vertel dat! Dan is het ook makkelijker om uit te leggen waarom dieren op een bepaalde manier gehouden worden.” 292 Boerderij start zelfs een debat op haar website verbetering welzijn via opbrengstprijs terugverdienen’, 23 mei; Agrarisch Dagblad (2007) ‘Volwaard- kippen passen prima bij melkveebedrijf’, 7 mei; zie ook paragraaf 5.2.4. 284 Een varkenshouder in Boerderij (2008) 'We produceren al duurzaam', 22 januari. 285 De Telegraaf (2008) ‘Nog geen dierparadijs achter onze waterlinie'; Veehouders steken miljarden in welzijn’, 28 januari. 286 Bijv. PVE voorzitter Jos Ramekers in Trouw (2007) ‘Actie tegen succes van Partij voor de Dieren; dierenwelzijn’, 12 januari; Boerderij (2007) ‘'Uiteindelijk is er maar een ding dat stuurt: geld’, 1 mei. 287 Boerderij (2009) ‘Tussensegment varkensvlees: betere prijs en beter dierenwelzijn’, 4 december. 288 Boerderij (2009) ‘NVP: plannen regering vooral loze woorden’, 16 september. 289 Boerderij (2004) ‘Om de burgers kun je niet heen’, 15 juni. 290 NRC Handelsblad (2007) ‘Varkens houden is veevoer omzetten in vlees; Boeren moeten zich verdedigen tegen 'oude beelden, vooroordelen en emotie' bij consumenten’, 19 mei. 291 Zie bijvoorbeeld Boerderij (2009) ‘Dierenbescherming schiet voorstel stahoogte af’, 21 augustus; ‘Wakker Dier zoekt grootste 'liegebeest'’, 20 augustus. 292 Boerderij (2009) ‘Lastige dierenactivisten’, 18 augustus.

59 getiteld ‘Boer en consument’, waarin Boerderij stelt dat boeren zelf als consument niet het goede voorbeeld geven en dat boeren niet weten wat klanten beweegt. Boerderij: “Als je aan burgers wilt uitleggen hoe boeren werken, zul je dat in taal moeten doen die mensen begrijpen.” 293 Ditzelfde erkent ZLTO-er Maarten Rooijakkers in Boerderij die zich ten doel stelt “[d]at de sector ook voor lange tijd bestaansrecht in Nederland heeft en dat dit gedragen wordt door de hele maatschappij.” Hij wil dit bereiken “[d]oor te zorgen voor een goede en open communicatie. Ervoor zorgen dat we als sector in gesprek zijn met de maatschappij. We moeten laten zien waarmee we bezig zijn. Dat moet een constant proces zijn, we moeten de mensen letterlijk bij de hand nemen.” 294

Varkens in Zicht begint in 2007 een heus ‘tegenoffensief’ door varkenszichtstallen te openen om het publiek te laten zien hoe het nu werkelijk met de intensieve veehouderij gesteld is. LNV steunt het initiatief met een ‘stap in de stal’ campagne om de burger een beeld te geven van “het moderne, op de toekomst gerichte deel van de varkenshouderij”. 295 Ook kondigt bij zijn aantreden als LTO-voorzitter aan dat het respect voor boeren, tuinders en de agrosector terug moet komen. Hij stelt dat de dossiers duurzaamheid, dierenwelzijn en ruimtelijke ordening voor alle agrosectoren “van levensbelang” zijn. 296

Vooral de opkomst van de Partij voor de Dieren (PvdD) heeft voor boeren veel veranderd. Voorzitter van de LTO Albert-Jan Maat vindt Marianne Thieme’s film ‘Meat the Truth’ waarin ze stelt dat vlees eten slechter is voor het milieu dan autorijden, niet terecht: “De veehouderij werkt aan stallen die niet alleen minder emissie geven, maar die ook de mest- en voerresten omzetten in biobrandstof en groene energie leveren door middel van zonnecollectoren op het dak van de stallen. […] Ondertussen heeft de Nederlandse veehouderij een actieplan opgesteld om het dierenwelzijn te verbeteren. Het gaat om minder transport van dieren, meer ruimte voor dieren, en minder ingrepen zoals castratie van biggen.” 297 De eisen die de maatschappij aan de veehouderij stelde werden steeds strenger. Volgens voorzitter van het productschap voor vee, vlees en eieren (PVE), Jos Ramekers, heeft de PvdD gezorgd voor een “eenzijdig” en “verkeerd” debat. Hij wil graag zien dat de sector meer tegengas geeft. 298 Ook dierethicus Frans Stafleu is in Trouw van mening dat de boer “in het debat over dierenwelzijn […] nauwelijks een rol [speelt] […]: “Zie je een boer op de tv, dan heeft hij het over geld. over wat hij krijgt voor zijn product en hoe hij het hoofd boven water houdt. Alsof een boer er geen ethische principes op nahoudt.”299

De politiek met betrekking tot de veehouderij wordt dan ook als belangrijk probleem gezien door boeren: “De politieke besluitvorming is verlamd door partijen met een negatieve inslag.” Een boer in Boerderij stelt dan ook voor om als boeren(vertegenwoordigers) meer een vuist te maken richting polariserende

293 Boerderij (2010) ‘Boer en consument’, 8 januari. 294 Boerderij (2007) ‘Bestaansrecht in nederland’, 16 januari. 295 Boerderij (2007) ‘PR-tegenoffensief van varkenshouderij’, 22 mei. 296 Boerderij (2007) ‘Respect voor boer en tuinder moet terug’, 15 mei. 297 NRC Handelsblad (2007) ‘Een Hummer beter dan een koe?’, 20 december. 298 Trouw (2007) ‘Actie tegen succes van Partij voor de Dieren; dierenwelzijn’, 12 januari. 299 Trouw (2004) ‘Stem veehouders over dierenethiek is zelden gehoord; kerk en boer’, 10 februari.

60 krachten in de samenleving. Waarbij belangenbehartigers worden opgeroepen zich te distantiëren van organisaties die “erop uit zijn om de sectoren zware schade toe te brengen […] We kunnen alleen met mensen werken die op een eerlijke, milieuvriendelijke en zeer deskundige en duurzame wijze land- en tuinbouw en veehouderij beoefenen.” 300 Evengoed speelt landbouw in de verkiezingsprogramma’s voor de verkiezingen in 2007 een grote rol, aldus Boerderij: “Na een periode van politieke verwaarlozing is er weer respect en waardering voor de landbouwsector. De politiek heeft de boer herontdekt. Geen debat met landbouwkandidaten voor de Tweede Kamer ging de afgelopen weken voorbij of er klonk veel waardering. In de politiek was die tot het nulpunt gedaald, maar dat is voorbij. […] Ook de verkiezingsprogramma's ademen dat uit.” 301

Streekproducten & tussensegment Streekproducten worden door deze configuratie gezien als kans, bijvoorbeeld voor de varkenshouderij: “Regiogebonden producten nemen langzaam afstand van het ietwat stoffige imago van streekproducten, nu de belangstelling voor slow food en regionaal genieten toe neemt. "Het is niet de vraag óf slow food kansen biedt voor de varkenshouderij, maar met welke ketenpartijen samengewerkt moet worden om deze kansen te benutten", aldus het netwerk [Marktgericht ondernemen in de varkenssector] […]. Mogelijkheden tot onderscheid van 'gewoon' varkensvlees moet gezocht worden in nieuwe rassen, houderijsystemen en verpakkingstechnieken.” 302 Het tussensegment kan helpen de kloof tussen burger en boer te dichten doordat consumenten gaan betalen voor diervriendelijker vlees en boeren een hogere prijs ontvangen. 303 Volgens eiergroothandel Kwetters zijn er echter "[s]tructureel […]te veel eieren [in Nederland]. Wij zijn daarom steeds op zoek naar nieuwe klanten in Duitsland en Nederland. Daar liggen onze markten." 304 De grote hoeveelheid eieren kan een obstakel vormen voor het Rondeel.

Dierziekten Dierziekten worden in deze configuratie vooral beleefd als een bedreiging voor de inkomens van boeren en als bedreiging voor het voortbestaan van de agrarische sector 305 : “Als de inkomsten niet geweldig zijn, wordt de positie van de leghennenhouders bij een uitbraak wankel. Dat gaat ook op voor de vleeskuikenhouders. […] [D]oor de uitbraak van vogelpest in het oosten van Europa en Frankrijk, stopten de mensen in het zuiden van Europa met het eten van kip.” 306 En: “De pluimveesector zet zich schrap achter dichte staldeuren en schoongespoten kratten en vrachtwagens. Nu het vogelpestvirus langs de grenzen scheert, zit de angst er bij iedereen goed in. Niemand zit te wachten op een nieuwe strop van enkele honderden miljoenen euro's, hetgeen de vorige pestuitbraak kostte. […] Twee jaar geleden, eveneens vlak voor de lente, sloeg het virus al toe in Nederland. […] Het ministerie van Landbouw vergoedde aan directe schade EUR 270 miljoen, maar

300 Boerderij (2007) ‘Voedselproducent, laat u niet kisten’, 13 november; zie ook Boerderij (2007) ‘Bundel krachten in strijd tegen milieu-organisaties’ , 6 november. 301 Boerderij (2006) ‘Politieke partijen zien boer weer staan’, 21 november. 302 Boerderij (2009) ‘Streekproduct biedt kansen voor varkenshouderij’, 19 augustus. 303 Boerderij (2009) ‘Tussensegment varkensvlees: betere prijs en beter dierenwelzijn’, 4 december. 304 Agrarisch Dagblad (2004) ‘Eiergroothandel Kwetters wil fors uitbreiden’, 8 december. 305 Trouw (2003) ‘Lange lijdensweg voor de pluimveesector ; Sector en minister beide debet aan verkeerde aanpak’, 5 april. 306 De Telegraaf (2007) ‘Deel pluimveesector weg bij uitbraak van vogelpest’, 6 februari; zie ook De Telegraaf (2007) ‘Wat verdient een...’, 17 februari.; De Telegraaf (2006) ‘Weer pluimveeslachterij dicht’, 30 maart.

61 dat bedrag omvatte niet de totale vervolgschade door omzetverlies, de psychische nood bij vele omstanders en een overleden dierenarts.” 307 Trouw beschrijft een “decennium vol tegenslag” voor de boeren, verwijzend naar infectieziekten als varkenspest (1997-98), BSE (2000), MKZ (2001) en vogelgriep (2006). 308 De vogelpest wordt in dit rijtje niet eens genoemd, alhoewel deze in de media zeer breed werd uitgemeten, zo bleek ook uit onze analyse (zie 5.2.5). Trouw: “De landbouw blijft een economische grootmacht in Nederland. Maar de vrije markt, schaalvergroting en overheidsregels eisen hun tol bij de individuele boer: zijn vak is nog altijd loodzwaar.”309 Boeren vragen zich dan ook wel eens af waar de waardering voor hun vak blijft. 310 Zij willen weer, net als vroeger, trots kunnen zijn op hun vak. 311

6.1.5 “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij ” Actoren: LNV, sommige agrarische ondernemers, onderzoekswereld (zoals Transforum), InnovatieNetwerk, voedselnetwerken, de LTO, Dierenbescherming, Rabobank Medium: landelijke dagbladen (in het bijzonder Trouw), en in mindere mate ook Boerderij en Agrarisch Dagblad

De aanleiding: dierziekten Een aantal epidemieën vormden de aanzet van deze configuratie en de hervorming van de agrarische sector. “Varkenspest en mond- en klauwzeer hadden de geesten rijp gemaakt voor de opvatting dat de landbouw wel wat minder grootschalig en efficiënt mocht worden. En vooral ook 'duurzamer'.”312 En: “De beelden van miljoenen dode dieren hebben een brede maatschappelijke discussie losgeweekt over de wenselijkheid van een intensieve veehouderij in Nederland […] Op allerlei fronten is de veehouderij nu op zoek naar duurzaamheid”, aldus Sierk Spoelstra van de Animal Sciences Group van Wageningen UR in het NRC. 313 De focus is sterk op maatschappelijk geaccepteerde veehouderij, waarbij nieuwe houderijsystemen veel in de aandacht staan (zie 5.2.4).

Al in 2001 zei Herman Wijffels – toenmalig directeur van de Rabobank – “dat de agrarische sector aan een radicale omslag toe was.”314 De reeks van problemen die de veehouderij meebracht waren volgens Wijffels “het gevolg zijn van structurele fouten in het systeem” en dit maakte “structureel herontwerp” noodzakelijk. 315 Veerman legt ten tijde van de vogelpest in 2003 de verantwoordelijkheid voor verduurzaming van de agrarische sector bij de consument en het bedrijfsleven (waaronder de agrarische sector zelf) en wil, in tegenstelling tot veel linkse politici en de milieubeweging, geen strengere eisen dan de al geldende EU-regels stellen aan

307 De Telegraaf (2006) ‘Staldeuren potdicht en kratten ontsmet’, 16 februari. 308 Trouw (2008) ‘De overheid droomt, de boer ploegt voort’, 19 april. 309 Trouw (2008) ‘De overheid droomt, de boer ploegt voort’, 19 april. 310 Boerderij (2009) ‘Waar blijft de waardering?’, 17 februari. 311 Boerderij (2007) ‘Vroeger had je nog boerentrots. die is weg’,1 mei. 312 Elsevier (2004) ‘Landbouw: bioboeren niet zo frisby”, 6 november. 313 NRC Handelsblad (2003) ‘De bewegingsvrijheid van een varken ; NIEUWE VEETEELT’, 14 juni. 314 In: Elsevier (2004) ‘Landbouw: bioboeren niet zo frisby”, 6 november. 315 Brabants Dagblad (2008) ‘Werkelijke sprongen maak je pas, als het omringende systeem mee verandert - Niet alleen varkensstallen moeten duurzaam worden’, 18 januari.

62 Nederlandse veehouders. 316 Veerman concludeert aan de hand van door hem georganiseerde maatschappelijke debatten in 2003 317 die de start moeten vormen voor “een veranderingsproces richting een meer duurzame veehouderij”318 , dat de intensieve veehouderij in Nederland ingrijpend moet veranderen vanwege het slechte imago, dalende winstmarges, eenvormige productie, de hoge milieubelasting en het slechte dierenwelzijn. “De Nederlandse veehouderij moet zich [volgens Veerman] richten op de marktsegment voor kwaliteitsproducten in een straal van enkele honderden kilometers rond Nederland”, waarbij het bedrijfsleven het initiatief moet nemen. 319 De landbouwvertegenwoordigers en productieketen, uiten zich in de kranten sceptisch over het houden van dergelijke maatschappelijke debatten. 320 “De intensieve sector is al jaren bezig een weg te zoeken richting duurzame landbouw en voert daarover al lange tijd diverse gesprekken met de betrokken organisaties. Dit debat is niets nieuws” 321 en zal niets veranderen 322 , aldus Boerderij. De financiële positie van veehouderijen bepaalt daarnaast in belangrijke mate de snelheid en de mate waarin verduurzaming wordt gerealiseerd. 323 De productieketen ziet dan ook meer heil in het stimuleren van in ontwikkeling zijnde en bestaande duurzame productiemethoden waar de boeren al veel in hebben geïnvesteerd alsmede in het verlenen van maatschappelijke diensten door boeren voor ondermeer landschapsbeheer. 324

Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit De laatste jaren zijn Minister Verburg en daarmee nog altijd het Ministerie van LNV de grote aandrijvers van deze configuratie in de media. Al vlak na haar aanstelling in 2007 zegt minister Verburg in een interview met Opzij dat ze “de samenleving weer in contact [wil] brengen met de agrarische sector.”325 Dierenwelzijn wil ze net als haar voorganger Veerman aanpakken binnen EU-verband, waarbij ze een groot deel van de verantwoordelijkheid legt bij de consument: “Zijn ze bereid meer te betalen

316 NRC Handelsblad (2003) ‘LTO wil dat Veerman meer haast maakt ; Reactie plan veehouderij’, 22 december; NRC Handelsblad (2003) ‘'Consumeren is een morele daad' ; Minister Veerman over intensieve veehouderij: zo doorgaan is geen optie’, 20 december; Trouw (2003) ‘Veerman: Intensieve veeteelt zorgwekkend ; Landbouw’, 20 december. 317 NRC Handelsblad (2003) ‘Veerman recht tegenover 'zijn' mensen’, 2 oktober; NRC Handelsblad (2003) ‘Nog niet bekend’, 16 september; NRC Handelsblad (2003) ‘Minister bezorgd om veehouderij’, 20 juni; Agrarisch Dagblad (2003) ‘Geen zicht op uitkomsten debatten’, 1 oktober; Boerderij (2003) ´Debat leidt tot draagvlak´, 30 september; Boerderij (2003) ‘Je kunt niet eeuwig debatteren’, 17 september; Boerderij (2003) ‘Nationaal debat over vee’, 2 september; Boerderij (2003) ‘Respect’, 12 augustus. 318 Boerderij (2003) ´Debat leidt tot draagvlak´, 30 september; zie ook Brabants Dagblad (2003) ‘Debat over veehouderij nadert finale; Gemengde gevoelens na eerste rondes in brede maatschappelijke discussie’, 9 oktober. 319 NRC Handelsblad (2003) ‘'Consumeren is een morele daad' ; Minister Veerman over intensieve veehouderij: zo doorgaan is geen optie’, 20 december. 320 Boerderij (2003) ´Debat leidt tot draagvlak´, 30 september. 321 Boerderij (2003) ´Debat leidt tot draagvlak´, 30 september. 322 Boerderij (2003) ´Debat wordt een farce’, 22 juli. 323 Boerderij (2003) ‘Melkveehouderij weer ter discussie’, 27 mei; Boerderij (2003) ´Debat leidt tot draagvlak´, 30 september. 324 Agrarisch Dagblad (2003) ‘Geen zicht op uitkomsten debatten’, 1 oktober; Agrarisch Dagblad (2004) ‘LTO tegen nieuw debat intensieve veehouderij’, 23 oktober; Agrarisch Dagblad (2005) ‘Nieuw debat over pluimvee’, 26 oktober; Boerderij (2003) ´Debat leidt tot draagvlak´, 30 september. 325 Opzij (2007) ‘GerdaVerburg 'Ik ben eerder iemand van respect dan van drammerigheid'’, 1 mei.

63 voor vlees van dieren die op diervriendelijker manieren gehouden worden? Anders leggen de supermarkten het heus niet in de schappen.” 326 In het regeerakkoord werd eerder een paragraaf gewijd aan duurzaamheid, waarbij aandacht is voor natuur, landschap, dierenwelzijn (diervriendelijke houderijsystemen) en milieu. Echter, met uitzondering van “[d]e extra steun voor (vrijwillige) investeringen in diervriendelijke houderijsystemen […] gaan de voornemens niet veel verder dan het huidige beleid”, aldus het Agrarisch Dagblad hierover.327

Verburg kondigt begin 2008 in een brief aan de Tweede Kamer over haar ‘Toekomstvisie op de veehouderij’, aan dat de veehouderij binnen 15 jaar (in 2023) in alle opzichten duurzaam moet zijn.328 “Milieuvervuiling door broeikasgassen, ammoniak, fijn stof en geur moet worden geminimaliseerd. Ook moet er meer aandacht komen voor het welzijn van dieren.” 329 Verburg wil 'fors inzetten' op modernisering van de stallen en “systeeminnovaties”. 330 “Verburg wil dat stallen voortaan om het dier heen worden gebouwd." 331 Voorts moet het voedsel, veelal afkomstig uit het buitenland, ook volledig duurzaam zijn geproduceerd. Bij dit alles is volgens Verburg een belangrijke rol weggelegd voor de consument omdat de omschakeling van onderop moet komen 332 : "In 2011 moet de gemiddelde consument zich bewust zijn van de impact van zijn consumptiegedrag op mens, milieu en dierenwelzijn, waar ook ter wereld.”333 En: “[de consument] heeft een doorslaggevende rol en zal uiteindelijk die duurzame producten moeten kopen […] De producent zal uiteindelijk de wens van de consument volgen.”334 Ook kondigt Verburg een ‘Platform Verduurzaming Voedsel’ aan, die in november 2009 inderdaad wordt ingesteld. De pluimveesector komt in reactie op Verburg’s toekomstvisie in 2008 met haar eigen ‘Toekomstvisie Pluimveehouderij 2008-2015’: “De sector moet enerzijds meer inspelen op consumententrends en de kwaliteit en innovativiteit verder ontwikkelen. Anderzijds moet de efficiëntie verder verhoogd worden om te kunnen concurreren met andere landen.”335

Op Prinsjesdag 2008 zet Verburg in op verduurzaming en vernieuwing 336 , waar zij ook veel geld voor reserveert op haar begroting voor 2009. “Een groot deel van [dit]

326 Opzij (2007) ‘GerdaVerburg 'Ik ben eerder iemand van respect dan van drammerigheid'’, 1 mei. 327 Agrarisch Dagblad (2007) ‘Impuls voor duurzaamheid’, 8 februari. 328 TK DL. 2007/3569 16 januari 2008; zie Trouw (2008) ‘Veehouderij over 15 jaar duurzaam; Verburg: Omslag onontkoombaar’, 16 januari; Distrifood (2008) ‘Verburg wil duurzaam vlees’, 19 januari; Brabants Dagblad (2008) ‘Werkelijke sprongen maak je pas, als het omringende systeem mee verandert - Niet alleen varkensstallen moeten duurzaam worden’, 18 januari; De Gelderlander (2008) ‘Veehouderij moet duurzaam’, 17 januari; Agrarisch Dagblad (2008) ‘Verburg vertrouwt op veehouderij’, 17 januari. 329 De Telegraaf (2008) ‘Veehouderij duurzaam’, 17 januari. 330 Trouw (2009) ‘Verburg wil consument winnen voor duurzame veehouderij; 'Meer milieuwinst en dierenwelzijn door innovaties'’, 16 januari. 331 NRC Handelsblad (2008) ‘Verburg wil duurzame veehouderij’, 16 januari. 332 Trouw (2009) ‘Verburg wil consument winnen voor duurzame veehouderij; 'Meer milieuwinst en dierenwelzijn door innovaties'’, 16 januari. 333 NRC Handelsblad (2008) ‘Verburg wil duurzame veehouderij’, 16 januari. 334 Trouw (2009) ‘Verburg wil consument winnen voor duurzame veehouderij; 'Meer milieuwinst en dierenwelzijn door innovaties'’, 16 januari. 335 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Trendbreuk nodig om pluimveesector te behouden’, 12 april. 336 Boerderij (2008) ‘Het vizier op vernieuwing; LNV legt nadruk op voorsprong boerenkennis’, 16 september.

64 vernieuwingsgeld gaat naar energiebesparingen en sanering van de glastuinbouw, maar ook naar diervriendelijke stalsystemen”, aldus Boerderij. 337 In 2011 moet 5% van de stallen duurzaam en diervriendelijk zijn. 338 Systeeminnovaties die de projecten als comfort class, Houden van Hennen en Kracht van Koeien proberen te bewerkstellen spelen hierbij een centrale rol. 339 Om de consument te stimuleren ook producten uit deze stallen te kopen, komt er een peiling naar het (aankoop)gedrag van consumenten, die moet “helpen de kloof verder bloot te leggen tussen de burger die kritisch is op de boer, maar die als consument geen cent méér wil besteden aan milieu of dierenwelzijn.”340 Voorts kondigt Verburg in haar begroting van 2008 aan in 2009 te starten met het ‘Impulsprogramma Verduurzaming Agroketens’. “Van het geld [voor dit programma] moeten klimaatneutrale veehouderijketens worden gestimuleerd, die gebruik maken van duurzame energiebronnen en per saldo geen schadelijke stoffen uitstoten.”341

Ook in de gepresenteerde landbouwbegroting 2010 op de Prinsjesdag van 15 september 2009 zet minister Verburg weer in op een verduurzaming van de voedselproductie, stellend dat landbouw “onderdeel [is] van de crises waar we ons voor geplaatst zien.” 342 Door Verburg genoemde investeringen in kennis en innovatie staan in het teken van verduurzaming van de landbouw. 343 De minister wil dat Nederland in 2015 koploper is in duurzame voedselproductie, en “een voorbeeld […] voor de internationale gemeenschap”. 344 Verbetering van dierenwelzijn wordt hierbij gezien als een belangrijk speerpunt. 345 Een Europese aanpak waar het gaat om het verbieden van of het stellen van eisen aan houderijsystemen (legbatterij, verrijkte kooi) heeft voor Verburg de voorkeur boven een nationale. 346 Ook in haar Nota Duurzaam voedsel zet Verburg in op het: 1. stimuleren van producenten tot meer duurzame innovaties; 2. het stimuleren van consumenten tot duurzame en gezonde consumptie; en 3. het in internationaal overleg stimuleren van goede afspraken. 347 Daarnaast verstrekt het Ministerie van LNV in februari 2010 subsidie (In totaal 11 miljoen euro) voor agrarische ondernemers die willen investeren in integraal

337 Boerderij (2008) ‘Het vizier op vernieuwing; LNV legt nadruk op voorsprong boerenkennis’, 16 september. 338 Ministerie van LNV (2009) ‘Gezocht: innovatieve ondernemers voor duurzame stallen. € 2,2 miljoen voor integraal duurzame stal- en houderijsystemen’, 10 december. 339 Wageningen UR (2009) ‘Melkveehouderij kan duurzamer’, 17 maart. 340 Boerderij (2008) ‘Het vizier op vernieuwing; LNV legt nadruk op voorsprong boerenkennis’, 16 september 341 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Vee- en vleessector krijgt 9 miljoen voor verduurzaming’, 17 september. 342 Troonrede 2009; De Volkskrant (2009) ‘Landbouw’, 16 september; NRC Handelsblad (2009) ‘Gerda Verburg’, 16 september. 343 Agrarisch Dagblad (2009) ‘Crisis te lijf met duurzame innovaties’, 15 september. 344 Ministerie van LNV (2009) ‘Innovatie en verduurzaming sleutel voor vitale sector; Begroting 2010’, 15 september; zie ook LNV Begroting 2010; Agrarisch Dagblad (2009) ‘Hoofdpunten begroting LNV’, 15 september; Agrarisch Dagblad (2009) ‘Verburg wil nog duurzamer voedsel’, 15 september. 345 Boerderij (2009) ‘Landbouw deel van de oplossing’, 15 september; Boerderij (2009) ‘Innoveren om te overleven; Zeer weinig boeren zijn echt vernieuwend’, 7 april; Boerderij (2009) ‘Juist nu moet je intensiveren’, 12 mei. 346 LNV (2009) ‘Kamervragen over een verbod op de verrijkte kooi’, 25 september. 347 LNV (2009) ‘Publiekssamenvatting nota ‘Duurzaam voedsel’, 25 september.

65 duurzame stallen. 348 “Er is geen loting voor de subsidies. De projecten die het hoogst scoren op duurzaamheid krijgen de subsidie. Dierenwelzijn is het belangrijkste punt, gevolgd door milieu. […] Zo leveren vermindering van ammoniak- en fijnstofuitstoot en energiebesparing in het bedrijf extra punten op.” 349 Voor deze subsidieregeling blijkt in 2010 veel belangstelling te bestaan. 350 Eén van Verburgs initiatieven is ook dat ze een duurzaamheidslogo voor producten wil introduceren om zo het “woud aan logo’s” in te perken. 351

Er is wel kritiek op Verburg’s plannen in de media. Zo bespreken media een rapport van de Algemene Rekenkamer (2008) over de intensieve veehouderij dat constateert dat maatregelen voor dierenwelzijn te langzaam worden uitgevoerd en dat door de concentratie van veehouderijen bij kwetsbare natuurgebieden, er nog teveel ammoniak neerkomt op plekken waar dat niet moet.352 Voor veel actiegroepen en lezers is dit natuurlijk reden om Verburg het vuur aan de schenen te leggen. 353

De agrariërs Ook sommige agrariërs gaan in tegen Verburg’s ambitieuze plannen voor een duurzame voedselproductie. Verburg wordt door een aantal vertegenwoordigers van de agrarische sector beschouwd als iemand die – wellicht noodzakelijkerwijs – vooral veel aandacht heeft voor zaken als natuur, milieu en dierenwelzijn ten koste van de economische belangen van boeren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een enquête die het AGD hield onder de bezoekers van haar website agd.nl. Zij zou voortdurend laveren “tussen de belangen van de sector en eisen van de maatschappij”. 354 Ook naar aanleiding van de LNV begroting 2010 kwam commentaar, bijvoorbeeld van VVD-lid en voormalig bestuurslid van de Nederlandse Bond van Handelaren in Vee, Ad Leijten: “Zij heeft het imago opgebouwd zich erg in te zetten voor dierenwelzijn, opvang van klimaatveranderingen en diverse andere items met betrekking tot duurzaamheid. Veel minder lijkt deze LNV-minister zich te bekommeren over de faciliteiten waarmee de gezonde agrarische bedrijven deze periode van crisis overleven. Het beleid van het ministerie werd grotendeels in het teken van meer duurzaamheid geplaatst.” 355

Ook de Nederlandse Vakbond voor Varkenshouders roert zich. Voorzitter Zwanenburg in het AGD is blij dat het economisch belang van de landbouw in de troonrede wordt erkend, maar: “we moeten ook oog hebben voor onze concurrentiepositie. Er komt nu te veel op ons bordje terecht met lastenverzwaringen en nieuwe regelgeving op het gebied

348 Ministerie van LNV (2010) ‘Investeren in integraal duurzame stallen’, http://www.hetlnvloket.nl/portal/page?_pageid=122,2097799&_dad=portal&_schema=portal . 349 Agrarisch Dagblad (2010) ‘Subsidie duurzame stallen in trek’, 19 januari 2010. 350 Agrarisch Dagblad (2010) ‘Subsidie duurzame stallen in trek’, 19 januari 2010. 351 Boerderij (2009) ‘Verburg wil een logo voor duurzaam’, 3 december; Trouw (2009) ‘Verburg wil een logo voor duurzaam’, 3 december. 352 Trouw (2008) ‘Rekenkamer hekelt beleid dierenwelzijn minister Verburg’, 13 juni. Zie ook: Algemene Rekenkamer (2008) ‘Duurzaamheid intensieve veehouderij’, 12 juni, documentnummer: 186747; TK 2007-2008, 31478, nr. 2. 353 Trouw (2008) ‘Nederland zonder koeien in de wei? Dat mag Verburg toch niet laten gebeuren?; de vraag van Willem Breedveld’, 19 januari; Trouw (2008) ‘Verburg moet d'r hart laten spreken; de antwoorden van lezers Nederland zonder koeien in de wei?’, 26 januari; Brabants Dagblad (2009) ‘Lezersbrieven’, 3 juli. 354 Agrarisch Dagblad (2009) ‘Verburg is niet een van ons’, 11 september. 355 Agrarisch Dagblad (2009) ‘LNV moet sector in de benen houden’, 14 september.

66 van milieu en dierwelzijn. Dit is onvoldoende op elkaar afgestemd. Hierdoor komt onze concurrentiepositie in gevaar.” 356

LTO-er Annechien ten Have denkt niet dat Verburg’s ambitieuze plannen voor een duurzame veehouderij binnen vijftien jaar zijn te realiseren. 357 Evengoed wijst de LTO een meer duurzame veehouderij in de media zeker niet af, en erkent het vooral het belang van maatschappelijk draagvlak. Ten Have: “We hebben grote projecten als Varkens in Zicht, Stap in de Stal, de Comfort Class-stal, [en] 'varkens in de stad'. […] Ik vind het belangrijk om de stedeling te tonen hoe wij voedsel produceren, zodat die er zelf ook over nadenkt.”358 Wel vindt ze dat de overheid een belangrijke rol speelt als deze dierenwelzijn hoog in het vaandel heeft en de consument er niet voor wil betalen. Voorzitter van de LTO Nederland, Albert Jan Maat: “Alleen een innovatieve landbouw met duurzaamheid als missie kan antwoord geven op de wereldwijd groeiende behoefte aan voedsel.”359 Al in 2003 wilde LTO dat toenmalig minister van Landbouw, Veerman, voort zou maken “met de 'verduurzaming' van de intensieve veehouderij”. 360 LTO vraagt van de overheid onnodige belemmeringen weg te nemen in de omschakeling naar productie voor een “koopkrachtige markt”. 361 De Tweede Kamerfracties van CDA, VVD en SGP vinden eind 2007 ook dat de overheid vergunningen voor nieuwe, innovatieve stallen te traag verstrekt waardoor de ontwikkeling en innovatie van de veehouderij stagneert. 362 Antoon Vermeer van de Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie (ZLTO) ziet in 2009 kansen voor de landbouw op het gebied van klimaat en energie en vindt dat innovaties zich hierop moeten richten. Hij is van mening dat het bedrijfsleven in coöperatief, collectief verband een grote rol hierin kan spelen.363 Directeur Publieke Zaken, Paul Jansen van VION is van mening dat “[a]ls de overheid toe wil naar meer duurzame systemen, […] zij de fiscale instrumenten [moet] scheppen om investeringen in die systemen aantrekkelijk te maken.” 364 De overheid vormt volgens de boeren(organisaties) dus nog te vaak een obstakel.

Schaalvergroting en nieuwe vormen van intensieve veehouderij Grote stallen kunnen een bijdrage leveren aan Verburg’s streven “om de veehouderij binnen vijftien jaar veel duurzamer te maken”, mede doordat grootschaligheid volgens deze configuratie grote investeringen mogelijk maakt. 365 “'Schaal op zich' is

356 Agrarisch Dagblad (2009) ‘NVV sceptisch over plannen ministerie LNV’, 15 september. 357 NRC Handelsblad (2008) ‘Verburg wil duurzame veehouderij’, 16 januari. 358 Boerderij (2009) ‘Aandacht maatschappij zal nooit ophouden’, 14 juli. 359 Trouw (2008) ‘Nederland is toch te klein voor de échte megastallen’, 28 februari. 360 NRC Handelsblad (2003) ‘LTO wil dat Veerman meer haast maakt ; Reactie plan veehouderij’, 22 december. 361 NRC Handelsblad (2003) ‘LTO wil dat Veerman meer haast maakt ; Reactie plan veehouderij’, 22 december. 362 Boerderij (2007) ´Overheid vertraagt innovatie veebedrijf´, 9 oktober; zie ook de website van Annechien ten Have: http://www.tenhave.varkensenzo.nl/ waarop zij schrijft: “Maar… eerst moeten we dan wel een vergunning krijgen om dit innovatieve project uit te voeren. Dat gaat in onze gemeente niet echt makkelijk.” 363 Elsevier (2009) ‘Eigentijds boeren; Zonnecollectoren op alle boerderijdaken, het beheren van natuur en intussen ook nog melk, aardappels, bieten en varkens verkopen’, 14 maart. 364 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Overheid moet verduurzaming fiscaal steunen’, 18 december. 365 Trouw (2008) ‘Megastal geen probleem voor Tweede Kamer’, 29 februari; zie ook Agrarisch Dagblad (2008) ‘Trendbreuk nodig om pluimveesector te behouden’, 12 april.

67 voor Verburg 'geen onderwerp'”. 366 Trouw: “Het is een illusie te denken dat kleinschalige landbouw per se milieu- en diervriendelijker is dan grootschalige. […] Het logische vervolg op schaalvergroting is dat we vervolgens strengere eisen stellen aan de veehouderij wat betreft dier- en milieuvriendelijkheid. Die worden zo immers financierbaar.” 367 Directeur Peter Poortinga van Plukon Royale Groep denkt “dat schaalvergroting de toekomst is. "Als wij iets willen, is dat makkelijker te realiseren dan voor een kleiner bedrijf. Bovendien kun je je specialiseren of expertise inhuren. Bij een kleiner bedrijf moet je van alles een beetje weten. Om de [pluimveevlees]sector vooruit te helpen, heeft omvang voordelen.” 368 Poortinga erkent dat dierenwelzijn en duurzaamheid daarbij steeds belangrijker worden. 369 (Duurzame) Innovaties blijken schaalgrootte-gevoelig. 370

De milieufederaties lijken de mening dat schaalvergroting bijdraagt aan duurzaamheid omwille van het milieu te delen. Een medewerker van Milieufederatie Limburg: “Schaalvergroting kan ook voordelen hebben. Als door dit soort grotere bedrijven de totale ammoniakdeken dunner wordt, kunnen wij niet tegen zijn. Mits natuurlijk die duurzaamheid ook wordt bevestigd in het nu lopende onderzoek. Tja, zo lang er vlees gegeten wordt, moet het ook geproduceerd worden. Doe het dan maar zo goed en verantwoord mogelijk”. 371

De Dierenbescherming sluit zich hier bij aan en werkt zelfs nauw samen met de intensieve veehouderij omwille van het dier, door haar medewerking te verlenen aan ondermeer de comfort class varkensstal, het scharrelei, en de Volwaardkip (zie ook 5.2.4). “We zoeken altijd naar openingen om het dierenwelzijn te verbeteren”, aldus Bert van der Berg, beleidsmedewerker Veehouderij van de Dierenbescherming in Trouw. 372 “De Dierenbescherming is daarmee “op de overlegtoer” met de “gangbare” intensieve veehouderij. Woordvoerder Niels Dorland in 2006: "Je kunt wel zeggen dat je met praten niets bereikt, maar dat valt best mee. Wij denken dat er in een tussensegment veel te winnen valt. Zoals met de boerenkip of het Jumbo Bewust concept.”373 Ook zegt Dorland in De Telegraaf: “De Dierenbescherming kiest voor de weg van de geleidelijkheid. We denken dat een politicus sneller geneigd is tot een wetswijziging op grond van een misschien erg saai, maar wel gedegen rapport over dierenwelzijn dan op grond van een snelwegblokkade.” 374

Hieraan gekoppeld was ook binnen de ontwikkeling van grootschalige agro(productie)parken (zie paragraaf 5.2.2) veel aandacht voor een meer duurzame veehouderij. Clustering van veehouderijen in agroparken zou bijdragen aan de effectieve bestrijding van ziekten, en een rendabele, diervriendelijke en

366 Brabants Dagblad (2008) ‘Werkelijke sprongen maak je pas, als het omringende systeem mee verandert - Niet alleen varkensstallen moeten duurzaam worden’, 18 januari. 367 Trouw (2007) ‘Mega-stal voor varkens valt slecht, maar kan het beste alternatief zijn; commentaar’, 28 december; zie ook Trouw (2007) ‘Mega-stal is beter voor milieu'; Varkensflats 'Als consument meer wil betalen voor vlees, doen wij het graag anders'’, 28 december. 368 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Ommezwaai pluimveesector is onnodig’, 12 december. 369 Agrarisch Dagblad (2008) ‘Ommezwaai pluimveesector is onnodig’, 12 december. 370 Zie weblog Krijn J. Poppe (2010) ‘Mega goed voor innovatie’, 14 januari. 371 Boerderij (2008) ‘Grubbenvorst’, 18 december. 372 Trouw (2006) ´Dierenbescherming denkt mee, maar varkensflat gaat toch echt te ver´, 11 november. 373 Agrarisch Dagblad ( 2006) ‘Partij voor de dieren wil sector-overleg na verkiezingen’, 11 november. 374 De Telegraaf (2004) ‘Doodgeknuffeld’, 22 augustus.

68 milieuvriendelijke veehouderij. Voorbeelden zijn de in 2004 ontwikkelde Landgoed Weltevree waar het draait om optimale diervriendelijkheid, en High care waar het in de eerste plaats draait “om de productie van veilig voedsel”. 375 Maar ook andere duurzame houderijsystemen zoals de comfort class varkensstal worden deze jaren ontwikkeld (zie paragraaf 5.2.4). Volgens onderzoeker Spoelstra van Wageningen UR zal een tweedeling van de landbouw ontstaan: kleinschalige, grondgebonden landbouw waarbij verschillende functies gecombineerd worden enerzijds, en grootschalige, intensieve maar maatschappelijk gedragen landbouw anderzijds (zie ook paragraaf 5.2.2). 376

Overige partners en retail Ook de Rabobank als belangrijke financier van boerenbedrijven stimuleert een gang naar een duurzamer veehouderij en wil bedrijven die hierin vooroplopen belonen door in 2008 bijvoorbeeld groenfinanciering mogelijk te maken voor niet-biologische doch duurzame en diervriendelijke bedrijven. De Rabobank heeft in het kader van groenfinanciering al in 2005 een ‘duurzaamheidschecklist’ laten ontwikkelen door Stichting Natuur en Milieu en het Centrum voor Landbouw en Milieu. Naast dit initiatief kwam Unilever´s Ben & Jerry’s met Caring Dairy oftewel Zuivel met Zorg. Uit dergelijke duurzaamheidsinitiatieven concludeert Boerderij in 2005: “Het is opvallend dat plannen over duurzaamheid niet van veehouders zelf komen, maar van Unilever, Rabobank en het ministerie. De eerste stappen op een lange weg voordat duurzaamheid echt is ingeburgerd bij veehouders.” 377

Tot slot hebben supermarkten, reagerend op een groeiende consumentenvraag, steeds meer aandacht voor duurzame voedselproductie. Zo kopt Distrifood begin 2008: “Duurzaam wordt strategisch wapen; acht voor milieu, gezondheid en welzijn levert onderscheidend vermogen”. 378 Supermarkten blijken het belang van duurzaamheid steeds meer te erkennen, al is het maar omwille van commerciële en strategische redenen. Naast duurzame producten, investeren de supermarkten in maatschappelijke projecten en energiebesparing. Binnen koepelorganisatie Centraal Bureau voor Levensmiddelenhandel (CBL) hebben supermarkten begin 2009 afgesproken consumenten “beter [te] gaan informeren over vleesproductie” om te voorkomen dat men vlees net als roken bijvoorbeeld gaat zien als “maatschappelijk verwerpelijk”. 379 De supermarkten zien ook toekomst in het eerder besproken tussensegment (zie ook 5.2.4) en werken in samenwerking met LTO, de Dierenbescherming, vleesbedrijf VION en supermarktkoepel CBL aan de ontwikkeling van hiervan.380 Zo ontstaan nieuwe, configuratieoverstijgende, samenwerkingsverbanden. In januari 2010 kondigde Albert Heijn na overleg met VION aan te stoppen met de verkoop van ‘gangbaar’ varkensvlees, en alleen nog

375 NRC Handelsblad (2004) ‘Modderpret op Landgoed Weltevree ; Economie dwingt varkens- en pluimveehouders tot andere aanpak’, 11 maart. 376 NRC Handelsblad (2003) ‘De bewegingsvrijheid van een varken ; Nieuwe veeteelt’, 14 juni. 377 Boerderij (2005) ‘Op weg naar duurzamer bedrijf’, 21 juni. 378 Distrifood (2008) ‘Duurzaam wordt strategisch wapen; acht voor milieu, gezondheid en welzijn levert onderscheidend vermogen’, 5 januari. 379 Trouw (2009) ‘Supers zoeken alternatief voor ongeliefd vlees; Op termijn sprinkhaan in het schap’, 11 februari. 380 Boerderij (2009) ‘Projecten tussensegment op stapel’, 12 januari 2010.

69 scharrelvarkensvlees (vlees met het Beter Leven Kenmerk van de Dierenbescherming) te gaan verkopen. 381 De boeren juichen deze stap toe. 382 Het is waarschijnlijk dat meer supermarkten zullen volgen.383 Daarnaast kondigde Albert Heijn begin 2010 aan in 2015 alleen nog maar duurzaam geproduceerde huismerkproducten te willen verkopen. 384 Binnen deze configuratie zijn dus zelfregulerende bewegingen aan het ontstaan die een beweging in gang zetten naar een meer duurzame (intensieve) veehouderij.

6.1.6 “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin!” (NIMBY) Actoren: lokale bewoners (in het bijzonder voormalig stadsbewoners, rustzoekers en burgers uit dorpen zonder agrarische achtergrond die zich ineens geconfronteerd zien met de komst van LOG’s), lokale milieufederaties, sommige lokale politici, nieuw geformeerde actiegroepen (bv. ‘Behoud de Parel’, ‘Vroomshoop Geen Mesthoop’). Medium: regionale dagbladen Met name in de discussie over megastallen kwam deze configuratie in de media- analyse tot uiting. Aan de hand van deze discussie zullen we de NIMBY-configuratie dan ook illustreren. Vaak komt deze configuratie pas laat in het besluitvormingsproces tot uiting, wanneer plannen voor zaken als een noodoverloopgebied, CO2-opslag, een agroproductiepark of de bouw van bijvoorbeeld een zandverwerkingsinstallatie in een gemeente concreet worden: “Nu de plannen [voor verplaatsing van veehouderijen] lokaal worden uitgewerkt, rijst het verzet van burgers tegen concentratie van grootschalige varkens- en kippenhouderijen. Dit is geculmineerd in het Brabants Burgerintiatief 'Megastallen Nee', dat voldoende handtekeningen (inmiddels 5500) heeft verzameld om in Provinciale Staten een hernieuwd debat over de grootschalige intensieve veehouderij af te dwingen.” 385 Nu de intensieve veehouderij ineens erg dichtbij komt, leidt dit tot protesten. Onderzoeker Edo Gies van Alterra: “Veel mensen hebben nog steeds het beeld voor ogen van een kleine, gezellige boerderij waar dieren rondscharrelen. Dat bedrijven in de intensieve veehouderij de afgelopen tientallen jaren steeds groter zijn geworden, is hen ontgaan. Als dan een plan opduikt voor bouw van een megastal bij hen in de buurt, zeggen ze stop.”386 Wanneer de lokale bevolking de (landelijke) media weet te bereiken, soms door strategisch gebruik te maken van de landelijk opererende configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”, wordt het aantal deelnemers aan de discussie (de ´scope of participation´) aanzienlijk vergroot waardoor het draagvlak onherroepelijk afneemt: “Burgers die zich door de komst of uitbreiding van een veehouderij in hun woongenot aangetast voelen, krijgen steun van een beperkte groep mensen die om

381 Trouw (2010) ‘Alleen nog vlees van scharrelvarkens bij AH, 15 januari; Financieel Dagblad (2010) ‘Albert Heijn kiest voor biovarkensvlees’, 15 januari 2010; Ministerie van LNV (2010) ‘Minister Verburg blij met diervriendelijker varkensvlees’, 14 januari; Trouw (2010) ‘Varkens in Nood links ingehaald; per saldo Vlees’, 16 januari. 382 NRC Handelsblad (2010) ‘AH wil alleen ‘blije varkens’ in het schap’, 15 januari; Boerderij/Agrarisch Dagblad (2010) ‘LTO: volgende stap moet zijn onderscheid in smaak’, 15 januari. 383 Zie discussie Foodlog (2010) ‘AH stopt met gangbaar varkensvlees’, 14 januari. 384 Agrarisch Dagblad (2010) ‘Albert Heijn in 2015 helemaal duurzaam’, 24 januari. 385 Brabants Dagblad (2009) ‘Burgers en boeren móéten met elkaar praten over hun plannen’, 1 mei. 386 De Gelderlander (2008) ‘Wat verspreid lag, concentreert zich nu’, 4 maart.

70 principiële redenen tegen elke vorm van intensieve veehouderij is. De Partij voor de Dieren, de SP en Milieudefensie bieden [hen] een platform”387 . Deze configuratie voelt zich dus gesteund door de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”. Zo geeft Milieudefensie tips om actie te voeren tegen megastallen, via de door hen in mei 2008 geopende website www.stopveefabrieken.nl, en wordt het burgerinitiatief van Milieudefensie ‘Stop fout vlees’ benut om een motie in te dienen tegen megastallen bij de Provincie Noord-Holland, waarna de provincie de komst van megastallen onmogelijk maakte. 388 In 2007 startte Milieudefensie al een ‘meldpunt varkensflats’ op haar website, waar burgers initiatieven voor megastallen in hun gemeente konden melden. 389 Campagneleider Van Eck in Trouw: “Zolang de overheid zich nog doof en blind houdt voor de bezwaren uit de samenleving is het belangrijk dat steeds meer mensen zich tegen de bouwplannen verzetten. De samenleving wil geen dieren in enorme industriecomplexen, maar vraagt juist om een verbetering van milieukwaliteit en dierenwelzijn. […] Duidelijk is dat realisering van de geplande megastallen landschap en milieu zal schaden. De enorme gebouwen passen qua maat en schaal niet in het landelijk gebied." 390 Naar aanleiding van provinciale inspraakbijeenkomsten over de LOGs, vraagt De Gelderlander zich af “of [de lezer] op de hoogte [is] van wat er gaat veranderen in [zijn] achtertuin” 391 , daarmee bijna NIMBY-gedrag uitlokkend. De media lijken dus in veel berichten op de hand van de burgers, en weten de discussie omtrent megastallen eenvoudig te dramatiseren: “Als het zwaard van Damocles hangt de dreiging boven bewoners van landelijk gebied: de komst van 'varkensflats' naar hun huis en haard. […] Horizonvervuiling, fijnstof, veterinaire ziektes, af en aan rijdende vrachtwagens en vooral stankoverlast liggen op de loer. […] Tot ontsteltenis van bewoners bij deze locaties. Er dreigen, zo stellen zij, agrarische fabrieken van ongekende omvang te ontstaan. Stallen met tienduizenden varkens of honderdduizenden kippen. En naarmate de plannen concreter worden, groeit ook het verzet. Waarbij [lokale bewoners] benadrukken dat zij geen actievoerders of milieuactivisten zijn. "We zijn ook niet politiek gericht, willen gewoon geen 35.000 fokzeugen in de achtertuin."” 392

Op dit punt onderscheidt de configuratie zich van de nationale actiegroepen als Milieudefensie die zijn verenigd in de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”. Burgers zijn niet noodzakelijk tegen de intensieve veehouderij in het algemeen. De locatie van de intensieve veehouderij is een probleem: “Burgers vragen zich af waarom de varkensflats, kippenkolonies en koeienkathedralen uitgerekend op een steenworp afstand van bewoond gebied dreigen te worden gerealiseerd. In Haaksbergen, 'Parel van Twente', weten de tukkers erover mee te praten. Pal naast hun dorp werd een paar jaar geleden

387 Brabants Dagblad (2009) ‘Verharde relaties op platteland van Brabant’, 12 juni. 388 Trouw (2009) ‘Noord-Holland blaast megakippenstal af’, 17 maart. 389 Trouw (2007) ‘Milieudefensie begint meldpunt varkensflats’, 15 augustus. 390 Trouw (2008) ‘Milieudefensie geeft tips om actie te voeren tegen megastal’, 24 mei. 391 De Gelderlander (2004) ‘Reconstructie: Uw mening gevraagd’, 15 april. 392 De Telegraaf (2008) ‘De PEST aan VARKENSFLATS; Bewoners landelijke gebieden in actie tegen grootschalige veehouderij. Het regent protesten wegens horizonvervuiling, fijnstof, ziektes, vrachtwagenfiles en stank "Het lijkt wel alsof we in een open riool wonen"’, 2 november.

71 een varkenshouderij gebouwd. Sindsdien klagen bewoners van nieuwbouwwijk Het Wolferink steen en been.” 393

Soms vormen burgers hun eigen protestgroepen met namen als ‘Vroomshoop Geen Mesthoop’ en ‘Behoud de Parel’. Bewoners verenigen zich in actiegroepen omdat ze van mening zijn dat bewoners zelf de boodschap moeten overbrengen. Op de vraag of Greenpeace geen actie kan voeren antwoord een woordvoerster van de Brabantse actiegroep 'Megastallen Nee': "Het moet juist van ons, van de bewoners zelf komen".394 Deze protestgroepen vechten verleende vergunningen voor megastallen aan, door het inhuren van advocaten en indienen van bezwaarschriften om zichzelf en hun gemeente te beschermen voor een dreigende “varkensinvasie”. Ook organiseren ze provinciale handtekeningacties. 395 Met name nieuwe bewoners van het platteland die een leegstaande boerderij betrekken, worden door boeren ervaren als de belangrijkste klagers, zeker waar het gaat om stank- en geluidoverlast. 396 De komst van megastallen verhardt zo de relatie tussen boeren en burgers op het platteland. 397 Maar ook sommige zittende boeren voelen zich bedreigd en zijn “bang dat deze grote bedrijven beperkingen opleveren voor hun eigen bedrijf” (Kuindersma & Boonstra, 2009: 62).

Ook lokale milieuverenigingen- en federaties zijn met oog op natuurbehoud goed in het aanvechten van vergunningen, zo nodig tot aan de Raad van State. 398 Milieufederaties zijn vooral bang voor een toename in ammoniakuitstoot bij natuurgebieden door de groei van de intensieve veehouderij. 399 Vooral in 2003 komen de natuurorganisaties in Noord-Brabant in conflict met de ZLTO over de uitbreidingsmogelijkheden van intensieve veehouderijen in extensiveringsgebieden (Kuindersma & Boonstra, 2009: 60). Uiteindelijk wordt afgesproken dat de veehouderijen hun “bestaande uitbreidingsrechten toch mogen gebruiken, in ruil voor een extra investering” in een aantal natuurgebieden door provincies en waterschappen (Kuindersma & Boonstra, 2009: 60).

Een voorbeeld waar de vestiging van een megastal tot protesten leidde nadat de plannen werden is het Nieuw Gemengd Bedrijf (NGB) te Grubbenvorst, gemeente Horst aan de Maas. In 2004 is het LOG aan de Witveldweg in Grubbenvorst al aangewezen, maar pas in 2007 ontstaan na een inspraakavond veel protesten tegen de vestiging van het NGB. Boerderij hierover: “Toen de provincie […] een inspraakavond hield, schudde dat het publiek wakker. Mensen voelden zich overvallen. […]De opwinding steeg, de sfeer kreeg een eigen dynamiek, geholpen door het ook wakker geworden actiewezen. Er ontstond een antistemming. Die is gegroeid. ,Waarom moet hier een landbouwontwikkelingsgebied komen? Kan dat nergens anders?" verwoordt een fietsster met

393 De Telegraaf (2008) ‘De PEST aan VARKENSFLATS; Bewoners landelijke gebieden in actie tegen grootschalige veehouderij. Het regent protesten wegens horizonvervuiling, fijnstof, ziektes, vrachtwagenfiles en stank "Het lijkt wel alsof we in een open riool wonen"’, 2 november. 394 Brabants Dagblad (2009) ‘Maffia drukt megastallen door’, 14 maart. 395 Brabants Dagblad (2009) ‘Burgerinitiatief megastal start met duizend handtekeningen’, 9 maart; Brabants Dagblad (2009) ‘21.000 handtekeningen tegen megastallen’, 8 juli. 396 Brabants Dagblad (2005) ‘Burger nabij boer moet niet zeuren’, 10 mei. 397 Brabants Dagblad (2009) ‘Verharde relaties op platteland van Brabant’, 12 juni. 398 De Gelderlander (2005) ‘Kippenstrijd: rechter 'geniet'’, 20 augustus. 399 Trouw (2007) ‘Bioindustrie mag groeien, nu mest beter wordt verwerkt; Milieubeweging vreest toename ammoniak-uitstoot’, 18 juli.

72 boodschappentas de vraag van velen. Fundament onder de bezwaren is een oude bekende: het door plannenmakers geminachte en gevreesde not in my back-yard-effect. Het maakt dat mensen, die in principe voor een idee zijn, moeten slikken als dat nieuwe idee 5 meter hoog is en ze ertegenaan kijken als ze 's morgens de gordijnen openschuiven.” 400 Lokale politici en ambtenaren in provincies, gemeenten en reconstructiecommissies voelen zich in dergelijke gevallen vaak overvallen en veronderstellen de plannen als bekend: “met deze plannen waren ze toch al zo lang bezig?” Pas bij georganiseerde informatieavonden over concrete initiatieven blijken de emoties ineens hoog op te lopen en slaat de ongerustheid onder burgers toe. 401 Echter, Boerderij erkent ook dat er in het geval van Grubbenvorst meer aan de hand was dan het NIMBY-gevoel: “Grubbenvorsters voelen zich overspoeld door ruimtelijke plannen, die allemaal verkeer en overlast opleveren. […] Het NGB heeft de pech dat het voor Grubbenvorsters de spreekwoordelijke druppel is. Waar dorpelingen tegen andere plannen niet meer kunnen vechten, kan dat tegen het NGB wel”. 402

Wat we op basis van de megastallendiscussie kunnen concluderen is dat beleidsmakers beducht moeten zijn voor het feit dat burgers het integrale verhaal ervaren en de accumulatie van beleidsplannen in hun gemeente. Meerdere grootse plannen en innovaties naast elkaar worden gauw te veel om te behappen. Ook worden burgers pas geactiveerd als de plannen concrete vormen gaan aannemen. Voor die tijd zijn burgers vooral betrokken via speciale vertegenwoordigers. Voor niet-ingewijden waren de vroegtijdige reconstructieplannen bijvoorbeeld lastig te volgen (Kuindersma & Boonstra, 2009: 62). De verdeling van baten en lasten van beleid speelt bij deze configuratie tot slot een grote rol. Immers, lokaal ervaren bewoners veel overlast van de vestiging van een megastal in hun gemeente, terwijl nationaal veel mensen van de grootschalige veehouderij profiteren (Downs, 1972; Kuindersma & Boonstra, 2009: 66). 403

400 Boerderij (2008) ‘Grubbenvorst’, 18 december. 401 Brabants Dagblad (2009) ‘Emoties over log's lopen hoog op’, 17 april. 402 Boerderij (2008) ‘Grubbenvorst’, 18 december. 403 De Gelderlander (2008) ‘Megastal is schoner maar lokaal een last’, 6 maart; De Gelderlander (2008) ‘Wat verspreid lag, concentreert zich nu’, 4 maart.

73 Onderstaande tabel vat bovenstaande configuraties kernachtig samen: Configuraties Actoren Medium Opvattingen/percepties “Weg met de Burgers, actiegroepen, Telegraaf, - Diervriendelijkheid, duurzaamheid, intensieve Partij voor de Dieren agrarische veiligheid en gezondheid zijn veehouderij” vakbladen verbonden met kleinschaligheid en ambachtelijkheid - De intensivering van de veehouderij is ten koste gegaan van dierenwelzijn en milieu en heeft geleid tot voedselvervreemding, overproductie en schaalvergroting - Dieren in de intensieve veehouderij hebben het slecht “Het welzijn Extreme Internet, - Het welzijn van dieren heiligt alle van dieren dierenrechtenactivisten agrarische middelen gaat voor vakbladen - Dieren verdienen het in vrijheid te alles” leven - Dierenleed moet worden uitgeroeid, desnoods met harde hand “Wij willen Consumenten, retail Mix - De prijs van producten is het goedkoop (maar wordt sterk in allerbelangrijkst voedsel” leven gehouden door - Milieu en dierenwelzijn spelen een agrariërs en hun secundaire rol, maar worden vertegenwoordigers) belangrijker “Een Agrariërs en hun Agrarische - Rendement staat voorop, en dit vergt rendabele vertegenwoordigers vakbladen vaak schaalvergroting veehouderij” - Investeren in duurzaamheid en dierenwelzijn niet onbelangrijk, maar alleen wanneer rendabel - De consument moet betalen voor een milieu- en diervriendelijker veehouderij door het accepteren van hogere prijzen “Op weg naar LNV, Trouw, - Een maatschappelijk geaccepteerde een duurzame onderzoekswereld, agrarische veehouderij is noodzakelijk (intensieve) LTO, Dierenscherming vakbladen - De intensieve veehouderij moet veehouderij” daarom duurzamer, milieu- en diervriendelijker produceren en de consument moet gestimuleerd worden duurzamer te consumeren - Dit vergt nieuwe houderijsystemen “Geen Lokale bewoners, Regionale - Aan de intensieve veehouderij kleven intensieve lokale milieufederaties dagbladen gezondheidsrisico’s, en bezwaren op veehouderij in en lokale actiegroepen het gebied van landschappelijke mijn inpasbaarheid, stankhinder, achtertuin!” geluidsoverlast en ethiek (NIMBY) - Daarom is de intensieve veehouderij niet welkom in de buurt van woningen

74 6.2 Spanningen tussen configuraties Wanneer mensen vanuit verschillende belevingswerelden en fixaties met elkaar communiceren, kan dat tot spanningen leiden. Deze zijn groter naarmate er meer interacties zijn en naarmate de verschillen in opvattingen en frames groter zijn, en configuraties vooral gericht zijn op het bevestigingen van de eigen overtuigingen en het buitensluiten van andere opvattingen. Uit de media-analyse kwamen een aantal spanningen tussen configuraties naar voren die hieronder nader worden toegelicht (figuur 3).

Het welzijn van dieren gaat voor alles Een rendabele Weg met de veehouderij intensieve Op weg naar een veehouderij duurzame veehouderij Geen Wij willen intensieve goedkoop veehouderij voedsel in mijn achtertuin!

Figuur 3: Spanningen tussen configuraties

Spanning 1: “Een rendabele veehouderij” vs. “Weg met de intensieve veehouderij” Uit de media-analyse bleek een spanning tussen grootschaligheid (de configuratie “Een rendabele veehouderij”) en duurzaamheid (de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”) waar het gaat om het produceren van voedsel. In het huidige debat over de intensieve veehouderij, en vooral over schaalvergroting, worden de noties dierenwelzijn, duurzaamheid, veiligheid en gezondheid door velen namelijk nog steeds exclusief gekoppeld aan kleinschaligheid en ambachtelijkheid. 404 De vraag is of grootschaligheid per definitie tegengesteld is aan deze positieve waarden. Een voorbeeld is dierziekten. Vrije uitloop kippen – of scharrelkippen zoals De Telegraaf deze placht te noemen – zijn in het nadeel wanneer dierziekten als de vogelgriep uitbreken en zij moeten worden opgehokt. Door buiten te lopen, lopen ze een groter besmettingsrisico, omdat overvliegende vogels hen eenvoudig kunnen

404 http://stroom.typepad.com/ (18-08-2009).

75 besmetten. 405 Tegelijkertijd bleek uit de paragraaf over milieubewustzijn dat grootschaligheid gelijk op kan gaan met milieuvriendelijkheid. Echter, dan ontstaat er een spanning tussen dierenwelzijn en milieubewustheid: het dier wordt volledig binnengehouden. De spanning tussen deze configuraties leidt ook tot spanningen tussen politieke partijen die hieraan verbonden zijn, met name tussen het CDA en de Partij voor de Dieren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een mediabericht over de plenaire behandeling van het burgerinitiatief ‘Stop fout vlees’ van Milieudefensie, volgens de Telegraaf ‘een historische debat over de bio-industrie’: “De allereerste plenaire behandeling in de Tweede Kamer van een burgerinitiatief is uitgelopen op een keiharde botsing tussen het CDA en de Partij voor de Dieren. […] De Partij voor de Dieren verklaarde, net als SP en GroenLinks, de bio-industrie in Nederland 'failliet'. Het zou te veel oerwoud kosten, te veel dierenleed, te veel vervuiling en te veel boeren die de concurrentieslag verliezen. Maar dat beschuldigende vingertje schoot CDA-Kamerlid Ger Koopmans in het verkeerde keelgat. "Het werkt niet, het mag niet en het hoeft niet", oordeelt hij over de vleesheffing. Een overstap naar biologische landbouw vergroot juist de ammoniakuitstoot. Internationale handelsregels verbieden zo'n nationale vleesheffing. "En bovendien heeft Nederland al de strengste wetgeving voor milieu en dierwelzijn."” 406

Om de klassieke oppositie tussen duurzaamheid en grootschaligheid te doorbreken is een paradigmaverandering vereist, die de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” wil bewerkstelligen. Deze configuratie probeert de spanning tussen boeren en burgers te doorbreken en een antwoord te vinden op de vraag ‘Hoe gaan we toe naar een maatschappelijke en ecologisch verantwoorde en rendabele veehouderij?’

Spanningen 2&3: “Weg met de intensieve veehouderij” vs. “Wij willen goedkoop voedsel” en “Een rendabele veehouderij” Een andere belangrijke spanning tussen configuraties ontstaat namelijk tussen de configuratie van een groot aantal burgers en actiegroepen (“Weg met de intensieve veehouderij”) en de configuratie van de consument en retail (“Wij willen goedkoop voedsel”). Trouw: “De consument heeft […] tegenstrijdige wensen. Hij wil goedkoop én duurzaam geproduceerd vlees. Dat gaat slecht samen.” 407 Met andere woorden: Er zit een aanmerkelijk verschil tussen het zeggedrag van burgers en het doegedrag van consumenten. 408 Burgers worden zodoende, vooral door boeren, getypeerd als “licht-schizofreen” 409 . Burgers hebben een idyllisch beeld van de veehouderij en zien dieren graag vrij rondlopen. Maar de moderne boer moet zijn boterham verdienen. De agrarische ondernemer (in de configuratie “Een rendabele veehouderij”) zit in een spagaat en is genoodzaakt vooral te luisteren naar de roep van de consument, omdat hier winst valt te halen zolang deze weigert te betalen voor de door de burger gewenste maatschappelijke waarden als dierenwelzijn en gezondheid: “Het grote publiek ziet dieren graag vrij rondlopen, maar vertikt het om daar als consument een

405 De Telegraaf (2007) ‘Scharrelkippen met huisarrest’, 6 februari. 406 De Telegraaf (2007) ‘CDA en PvdD botsen tijdens burgerinitiatief; Regeringspartij maakt gehakt van documentaire Marianne Thieme’, 14 december; zie ook De Telegraaf (2007) ‘Dubbele barbecue rond het Binnenhof’, 6 juli. 407 Trouw (2007) ‘Mega-stal voor varkens valt slecht, maar kan het beste alternatief zijn; commentaar’, 28 december. 408 Weblog Krijn Poppe, d.d. 5 januari 2010. 409 Boerderij (2005) ‘Onwetende consument wantrouwt veehouderij’, 28 juni.

76 reële prijs voor te betalen”. 410 De consument let dus niet zozeer op dierenwelzijn, als wel op prijs en kwaliteit. Bestuursvoorzitter van de WUR, Dijkhuizen in De Telegraaf over de spanning tussen consument en boer: “Al jarenlang proberen we een beter dierwelzijn via de markt te laten regelen. Meer leefruimte of beter voer voor een iets hogere prijs. Maar de consument koopt het niet. Die gaat voor de laagste prijs.” 411 Er zijn tal van uitspraken in de media te vinden die de spanning tussen burger en consument, maar eigenlijk ook tussen boer en consument weergeven:

Jos Ramekers, voorzitter van de Productschappen voor Vlees en Eieren (PVE): “Nederland heeft een koploperspositie wat betreft dierwelzijn. De consument blijkt alleen lang niet altijd bereid dat te betalen. Als we een slag maken met nieuw onderzoek en ervoor zorgen dat die extra inspanningen toch renderen, dan zou dat fantastisch zijn.” 412

Oud-voorzitter van LTO-Nederland Gerard Doornbos: “Er wordt veel gesproken over verantwoord produceren, maar weinig over verantwoord consumeren. Dat is meer dan alleen maar goede dingen roepen en slechte dingen kopen.” 413

Een uitspraak van professor Elsbeth Stassen is ook tekenend: “De dierenliefde zit er bij ons ingebakken, maar dat betekent niet dat we een karbonade of kippenpootje van het bord vegen. "Als consument stellen we andere eisen. De productie moet makkelijk te bereiden zijn, vetarm, goedkoop en goed voor de volksgezondheid. Dat is niet hypocriet; als mens en als consument zitten we in verschillende cirkels”. 414 Ook Unilever-manager Chris Dutilh denkt dat de consument het weinig interesseert waar het eten vandaan komt, als er maar zorg aan is besteed. De consument wil vooral “veel, goedkoop, en veilig voedsel.” 415 De Consumentenbond is het hier echter niet mee eens: “Er zijn wel degelijk consumenten die meer geld willen neerleggen voor duurzame producten, mits de productinformatie compleet is. […] De boodschap aan LTO is [daarom] simpel: leg continu de feitelijke situatie uit hoe de veehouderij zich ontwikkelt. De Consumentenbond hamert erop dat zijn achterban het recht heeft te weten hoe producten tot stand komen.”416

Met andere woorden: Communicatie en voorlichting worden in de media onderscheiden als een belangrijk middel om de spanning boer-burger te doorbreken. “Met een mix van voorlichting, sociale druk en financiële medeverantwoordelijkheid van consumenten krijgen we in Nederland een veehouderij die we verdienen”, aldus Eric Hees en Natasja Oerlemans van het Centrum voor Landbouw en Milieu in Trouw. 417 Ook prijsprikkels zoals een laag BTW-tarief voor biologisch vlees 418 of

410 De Boo (2009) ‘Onderzoek naar dierenwelzijn: Berengeur en maneschijn’, Wageningen Update , no. 2, p. 16. 411 De Telegraaf (2007) ‘Nieuw kabinet moet zwaar investeren in dierwelzijn’, 25 januari. 412 De Telegraaf (2007) ‘Nieuw kabinet moet zwaar investeren in dierwelzijn’, 25 januari. 413 NRC Handelsblad (2003) ‘Eerlijke prijzen’, 19 juli. 414 De Telegraaf (2007) ‘JAAR van het DIER’, 30 december. 415 Trouw (2009) ‘Unilever: ‘Herkomst voedsel boeit de klant niet’, 30 mei. 416 Boerderij (2003) ´Debat leidt tot draagvlak´, 30 september. 417 Trouw (2003) ‘Heffing op vlees maakt landbouw duurzaam ; Bio-industrie’, 30 september.

77 accijnzen op niet-biologisch vlees 419 worden genoemd als middel om de kloof tussen burger en consument te overbruggen. De overheid zelf voelt hier niet veel voor. 420

Het gaat echter niet alleen om de consument. Ook de producent wordt aangekeken: “[h]et is de producent die de consument moet verleiden om diervriendelijke produkten te kopen en niet andersom.”421 De retail speelt hierbij uiteraard ook een rol van betekenis, door zo laag mogelijke prijzen voor consumenten te willen berekenen, en daarmee producten onder de kostprijs te willen inkopen. Hier ondervinden agrarische ondernemers veel hinder van. In oktober 2006 namen pluimveehouders zelfs deel aan een boycot: “Enkele tientallen Nederlandse pluimveehouders weigeren nog langer eieren te leveren aan supermarkten. Vooral discounters als Aldi en Lidl betalen bedragen voor de scharreleieren die ver onder de kostprijs liggen”. 422 Supermarkten moeten echter “doen waar ze goed in zijn: consumenten verleiden andere [dier- en milieuvriendelijke] produkten te kopen.” 423

Spanning 4: “Weg met de intensieve veehouderij” vs. “Het welzijn van dieren gaat voor alles” Een andere belangrijke spanning tussen configuraties die deels al aan bod is gekomen bij 6.1.2 is die tussen de configuraties “Weg met de intensieve veehouderij” en “Het welzijn van dieren gaat voor alles”. De laatste berokkent de eerstgenoemde ernstige imagoschade toe doordat ze hun toevlucht nemen in illegale, gewelddadige acties die veel weerstand oproepen in de samenleving. 424 Hierdoor zien we dat de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij” zich zoveel mogelijk wil distantiëren van de radicale dierenrechtenactivisten. Uiteraard ontstaat er ook een spanning, of eigenlijk zelfs confrontatie, tussen de configuratie “Een rendabele veehouderij” en de dierenrechtenactivisten. Agrarische ondernemers zijn bijzonder bang voor het dierenrechtenactivisme. Het moeilijke is dat er voor de boer wel dialoog mogelijk is met “Weg met de intensieve veehouderij” maar niet met de configuratie van de radicalen. Hierdoor leidt deze spanning tot weinig constructiefs.

Spanning 5: “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin” vs. “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” en “Een rendabele veehouderij” Tot slot is er de configuratie “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin”. Deze configuratie voelt zich gesteund door de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”, alhoewel hij zich er zoals gezegd van wil onderscheiden. Actoren binnen de NIMBY-configuratie zijn namelijk niet per definitie tegen de intensieve veehouderij, maar maken dankbaar gebruik van de aandacht die meer landelijk

418 Trouw (2004) ‘Kamer: Minder btw op biobiefstuk’, 8 juni. 419 NRC Handelsblad (2006) ‘Boegeroep voor 'salongeleerde' van CDA in dierendebat’, 16 oktober. 420 Zie bijvoorbeeld Brabants Dagblad (2003) ‘Kort nieuws: 'Diervriendelijk vlees is niet af te dwingen'’, 17 oktober. 421 Jan Staman, directeur van het Rathenau Instituut, in Brabants Dagblad (2004) ‘Column: Boeren moeten de consument verleiden’, 12 februari. 422 Distrifood (2006) ‘Pluimveehouders in verzet tegen discounters’, 28 oktober. 423 Jan Staman, directeur van het Rathenau Instituut, in Brabants Dagblad (2004) ‘Column: Boeren moeten de consument verleiden’, 12 februari. 424 Boerderij (2004) ‘Storm die niet gaat liggen’, 17 augustus.

78 opererende actoren in de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij” weten te genereren voor dit thema. De NIMBY-configuratie staat vooral tegenover lokale politici en agrarische ondernemers die graag een nieuwe, grootschalige stal in hun gemeente willen bouwen (vaak verenigd in “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”, maar in het geval van een ‘gewone’ verplaatsing van bedrijfsactiviteiten in “Een rendabele veehouderij”).

6.3 Multipele inclusie & fixaties Meerdere actoren zijn multipel geïncludeerd: als eerste de burger, die actief is in vier van de zes configuraties: “Weg met de intensieve veehouderij”, “NIMBY”, “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” en “Wij willen goedkoop voedsel”. Met name de betrokkenheid in zowel de eerste als laatste configuratie wordt als problematisch ervaren. Echter, juist doordat de burger zich herkent in meerdere werkelijkheidsdefinities die zijn geconstrueerd door verschillende configuraties kan dit een belangrijk aangrijpingspunt zijn voor interventie. Maar ook de agrariërs laten zich horen in meerdere configuraties, te weten “Een rendabele veehouderij” en “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”, en zelfs een enkeling in “NIMBY”. De configuratie “Het welzijn van dieren gaat voor alles” is daarentegen erg op zichzelf en maakt bewust op geen enkele wijze deel uit van de andere configuraties. Wat betreft de consument die niet wil betalen voor duurzaam geproduceerde producten, lijkt bijna sprake te zijn van een cognitieve fixatie. De ‘objectieve’ werkelijkheid is meer ambigu dan de werkelijkheid die door veel configuraties (zoals “Een rendabele veehouderij” en “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”) wordt geconstrueerd; namelijk dat consumenten niet voor deze producten willen betalen. De interne configuratie van het Rondeel met actoren uit “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” kent ook een aantal fixaties: • Er is markt voor nòg een ei . Is dat wel echt zo? Uit de analyse blijkt ook dat de keuze in soorten eieren en het grote aantal keurmerken verwarring oplevert. • Geen risico voor de mens . Door het afdekken van de uitloop voorkom je wellicht dat dieren door dieren besmet worden, maar hoe ga je om met infectieziekten die een risico vormen voor de mens? De aandacht daarvoor is groeiende. Op het moment dat gezondheidsrisico’s onderdeel gaan uitmaken van de discussie over het Rondeel binnen andere configuraties, kan het Rondeel het mogelijk wel schudden. • Het Rondeel is geen megastal omdat er met compartimenten wordt gewerkt. Indeling in compartimenten maakt echter niet dat het van de buitenkant geen enorme stal lijkt. En ook binnen lopen per compartiment nog steeds 6000 kippen. Daarnaast blijken argumenten die in de megastallendiscussie veel werden gebruikt ook hier relevant: fijn stof, ammoniak en gezondheidsrisico’s vormen een bedreiging voor het Rondeel. De NIMBY- configuratie bleek zeer krachtig in deze discussie. Tot slot kan een hoog technocratisch gehalte vervreemdend werken. • Alle stakeholders zijn bij het project betrokken . De discussie over het Rondeel is tot op heden vooral gevoerd binnen de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”. ‘Buitenstaanders’ zijn nog weinig betrokken, zo lijkt het. Wat gebeurt er als burgers/de media ineens lucht krijgen van de bouw van een voor hen onbekende nieuwe stal?

79 7. Conclusies en aanbevelingen

7.1 Belangrijke kansen voor Rondeel Uit de media-analyse kunnen we een aantal belangrijke kansen voor het Rondeel opmaken:

Dierziekten, volksgezondheid en antibioticagebruik. Hier spelen diverse configuraties een rol: “Weg met de intensieve veehouderij” doordat deze dierziekten benut om het eten van vlees af te raden; “Een rendabele veehouderij” doordat dierziekten een verliespost vormen en agrariërs er alles aan willen doen deze te voorkomen; “NIMBY” doordat dierziekten worden aangewend om de vestiging van nieuwe stallen tegen te gaan; “Wij willen goedkoop voedsel” doordat consumenten minder dierlijke producten kopen tijdens epidemieën en op zoek gaan naar alternatieven; en “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” doordat deze configuratie op zoek gaat naar houderijsystemen die beter bestand zijn tegen de uitbraak van dierziekten. Het voordeel van het Rondeel lijkt dat het geen onoverdekte en onomheinde buitenverblijven kent, waardoor er minder kans op besmetting bestaat doordat er geen contact is met overvliegende vogels. Vrije uitloop kippen zijn in het nadeel wanneer dierziekten uitbreken. Door buiten te lopen, lopen ze een groter besmettingsrisico, omdat overvliegende vogels hen eenvoudig kunnen besmetten. 425 Nieuwe vormen van stalinrichting worden door de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” gezien als alternatief voor antibiotica, doordat zij beter kunnen voorkomen dat dieren besmet raken.

Megastallen en landbouwontwikkelingsgebieden. Hier speelt de NIMBY-configuratie een grote rol en daarmee vooral regionale media. Een belangrijke kans is dat het Rondeel en vergelijkbare houderijsystemen als de comfort class varkensstal in de media (nog) niet als megastal worden ‘geframed’. Slechts eenmaal wordt het Rondeel gekoppeld aan de agroproductieparken (varkensflats) 426 , maar dit is verder niet opgepikt door landelijke media en is na 2005 ook niet meer gebeurd. Rondeel is met een grootte van 30.000 (of 5*6.000) leghennen officieel ook niet mega te noemen, maar conform de huidige schaalgrootte van pluimveehouderijen. Gezien de golf aan negatieve berichtgeving over megastallen en varkensflats is het voor het Rondeel van belang geenszins met deze begrippen geassocieerd te worden. Ook de locatie van een Rondeel wordt hierbij van belang: is het een LOG (dankzij de media sterk verbonden met de discussie over megastallen) of een industrieterrein (agroparken) of een plek waar al veehouderijen zijn gevestigd? Ook is de historische achtergrond van een locatie van belang. Wanneer een plaats al van oudsher gekenmerkt wordt door veel pluimveehouders (Barneveld als “kippendorp” en

425 De Telegraaf (2007) ‘Scharrelkippen met huisarrest’, 6 februari. 426 Amersfoortse Courant / Utrechts Nieuwsblad (2005) ‘Na de varkensflat in de Rotterdamse haven komt de Wageningse onderzoeker Peter Groot Koerkamp nu met het kippenresort. Mede met oog op afschaffing van legbatterijen in 2012, wil hij pluimveehouders overtuigen kipvriendelijk te gaan produceren. 'Dit is de toekomst voor de Nederlandse kippenboer.' - Kippengeluk in een vijfsterrenhotel’, 8 juni.

80 “kloppend hart van de Poultry Valley” 427 ) zal er waarschijnlijk minder weerstand ontstaan dan wanneer een dorp voor het eerst te maken krijgt met veehouders door bijvoorbeeld de aanwijzing van een LOG. Bewustzijn van de locatie van een innovatief houderijsysteem is daarmee zeer wenselijk.

Milieubewustzijn en duurzaamheid. Hier speelt de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij” een belangrijke rol, doordat deze de klimaatdiscussie heeft gekoppeld aan de intensieve veehouderij en de uitstoot hiervan ter discussie heeft gesteld. De kans voor het Rondeel hier is dat kip relatief milieuvriendelijk/klimaatvriendelijk is en zo ook in de markt zou kunnen worden gezet. Grootschaligheid en het ontbreken van een buitenuitloop zijn vaak voorwaarden voor weinig uitstoot. Het Rondeel kan zodoende ook als stal een claim doen op milieuvriendelijkheid.

Stadslandbouw en voedselbewustzijn. Hier speelt de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” een grote rol, en bij de kleinschalige landbouw ook de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”. Een associatie met de kleinschalige stadslandbouw kan veel opleveren, omdat deze vorm van landbouw net als het Rondeel als doelstelling heeft de consument weer dichter bij de voedselproductie te brengen. De perceptie die is ontstaan binnen de trend stadslandbouw (de burger die is vervreemd van voedselproductie) biedt dus een belangrijke kans voor het Rondeel.

Houderijsystemen en dierenwelzijn. Hier speelt de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” de hoofdrol. Deze configuratie ziet het tussensegment als belangrijke manier om de burger toch te overtuigen diervriendelijke versproducten te laten kopen, zonder dat deze er de prijs van biologische producten voor hoeft te betalen. Met het tussensegment wordt de spanning tussen consument (“Wij willen goedkoop voedsel”) en burger (“Weg met de intensieve veehouderij”) aangepakt. Ook biedt het tussensegment een manier om boeren (configuratie “Een rendabele veehouderij”) en burgers (“Weg met de intensieve veehouderij”) weer met elkaar te verbinden, doordat het een compromis biedt: boeren investeren in duurzame, diervriendelijke houderijsystemen en burgers krijgen de kans ook in hun koopgedrag te laten zien dat zij deze ontwikkeling steunen. De vraag voor het Rondeel rijst of het Rondeel-ei een tussensegment product is en of je die terminologie in de communicatie wilt handhaven. Gezien de – na initiële kritische discussies – overwegend positieve berichtgeving over het tussensegment, valt dit te overwegen. Zeker omdat ook de supermarkten hier positief tegenover staan en veel initiatieven op dit gebied ontplooien.

Het kan positief worden opgevat dat er tot op heden nog zo weinig over het Rondeel is gepubliceerd. Doordat de berichtgeving over het Rondeel tot op heden beperkt is, kan de aandacht nog ‘gestuurd’ worden. Ook kunnen we uit ons theoretisch kader opmaken dat meer media-aandacht vaak leidt tot meer negatieve berichtgeving en discussie, en zo uitmondt in een afname van publieke steun. Het lijkt daarom zaak

427 De Gelderlander (2005) ‘Prestigieuze plannen - De 'corridors' en 'valleys' vliegen in het rond’, 25 augustus.

81 om de discussie niet al te zeer aan te zwengelen en vooral technisch te houden waardoor de media weinig kans krijgen het Rondeel te dramatiseren. Het nadeel van een technische discussie is echter dat je veel actoren buiten de discussie houdt, die zich in een later stadium gepasseerd kunnen voelen (zoals bij de burgers gebeurde in de discussie over megastallen) en zich dan opeens gaan roeren. Met alle gevolgen van dien…

Configuraties . Belangrijk bij configuraties is dat één en dezelfde persoon vaak onderdeel uitmaakt van meerdere configuraties: actoren zijn zoals gezegd ‘multipel geïncludeerd’. Zij herkennen zichzelf in meerdere definities van de werkelijkheid. Burgers zijn naast actief burger ook consument, zij herkennen zich in beide rollen. Ook wordt de consument door andere configuraties (o.m. door “Een rendabele veehouderij”) constant als ‘schizofreen’ en ‘inconsistent’ bestempeld, terwijl we in de media aanwijzingen vonden dat het consumentenbewustzijn toeneemt en de consument in andere configuraties heel actief bezig is met een duurzame veehouderij (in “Weg met de intensieve veehouderij”, “NIMBY”, en “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”. Dat prijs het zwaarst weegt, betekent niet dat de consument bepaalde waarden niet belangrijk vindt. Communicatie en voorlichting, en een tussensegment waardoor de consument kan kiezen voor betaalbare diervriendelijke producten, lijken middelen om de spanning tussen consument en burger, en tussen burger en boer te doorbreken. Voorts biedt de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” een kans doordat het Rondeel kan meeliften op het belang dat actoren in deze configuratie hechten aan een maatschappelijk geaccepteerde veehouderij. Voor het Ministerie van LNV zijn grootschalige doch duurzame stallen de toekomst. De Toekomstvisie van het ministerie zet zelfs specifiek in op systeeminnovaties waarbij stallen “om het dier heen” worden gebouwd. 428

7.2 Belangrijke knelpunten voor Rondeel Evengoed zijn er ook een aantal belangrijke knelpunten te identificeren:

Dierziekten, volksgezondheid en antibioticagebruik . Gedurende de uitvoering van dit onderzoek kreeg dit onderwerp door de uitbraak van de Q-koorts steeds meer media-aandacht. Alhoewel de media verdeeld zijn waar het gaat om volksgezondheidsrisico’s lijken de negatieve geluiden het te winnen. Deze zijn zeer eenvoudig te dramatiseren (crisis!) en lijken met name tegenstanders van de intensieve veehouderij veel munitie te verschaffen om te pleiten voor afschaffing van intensieve veehouderij. De media blijkt verdeeld over de voordelen van schaalvergroting met oog op dierziekten, waardoor de samenleving niet volledig overtuigd lijkt van het argument dat dierziekten in grote stallen beter kunnen worden voorkomen. Bovendien vormen gezondheidsrisico’s (door fijn stof, maar vooral vanwege besmettelijke dierziekten) van de intensieve veehouderij voor lokale bewoners (de NIMBY-configuratie) een uiterst hardnekkig argument dat tot op

428 Trouw (2009) ‘Verburg wil consument winnen voor duurzame veehouderij; 'Meer milieuwinst en dierenwelzijn door innovaties'’, 16 januari; NRC Handelsblad (2008) ‘Verburg wil duurzame veehouderij’, 16 januari.

82 heden lastig te ontkrachten viel, ondanks of misschien dankzij de grote hoeveelheid onderzoeksrapporten die een verdeeld beeld schetsen. Het beeld van mensen (met name actief in de configuraties “Weg met de intensieve veehouderij” en “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin”), gebaseerd op de visies van deskundigen (zelfs huisartsen ageerden fel tegen de komst van nieuwe intensieve veehouderijen), is daarmee dat grootschalige veehouderijen een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid. Dit beeld is erg gevaarlijk wanneer Rondeel in de media daarmee geassocieerd gaat worden (feiten of niet). Op het moment dat besmettelijke dierziekten (met dus een risico voor de mens) gekoppeld worden aan grote stallen, hoe duurzaam dan ook, leert de megastallendiscussie ons dat de besluitvorming (en dus de komst van een nieuwe stal) volledig stagneert.

Megastallen en landbouwontwikkelingsgebieden. Er is veel media-aandacht voor het verhaal van de megastallen. Dit komt omdat vooral de negatieve kant eenvoudig is te dramatiseren en daarmee mediageniek is. Voor de meer genuanceerde verhalen was veel minder aandacht. Belangrijk obstakel is dat de intensieve veehouderij, zeker een meer duurzame, landelijk gezien veel milieuwinst en andere voordelen (zoals goedkoop voedsel) oplevert, maar lokaal overlast met zich meebrengt. Vaak werken megastallen pas onverwacht verzet en het ontstaan van nieuwe configuraties in de hand als de plannen concreet worden. Dit is helaas niet altijd te voorzien. Meestal gaat het om lokaal actieve configuraties die zich pas in een laat stadium manifesteren. Burgers zijn vaak te laat betrokken bij de plannen van gemeenten, en voelen zich gepasseerd, waardoor ze in een (te) laat stadium van zich laten horen. De NIMBY-configuratie in dit rapport fungeert als een dergelijke configuratie. NIMBY-gedrag mag niet worden onderschat, evenals de kracht van landelijke actiegroepen waarbij de NIMBY-configuratie veelal aansluiting zoekt. Deze zijn in staat veel media-aandacht te generen; en media-aandacht betekent minder steun. Op lokaal niveau, voor lokale bewoners, moet er ook iets te winnen vallen bij de komst van een stal. Zo kan de vestiging van een nieuw bedrijf ook veel investeringen betekenen in de eigen gemeente.

De bezwaren tegen megastallen (gevaar voor volksgezondheid door ondermeer fijn stof, mrsa en dierziekten; stankoverlast; en aantasting van het landschap) zijn ook bezwaren waar het Rondeel onder te lijden kan hebben, en die de naam van de stal voor eeuwig kan bezoedelen. Als de geest immers uit de fles is, is deze niet meer te stoppen. Op het moment dat het Rondeel als megastal ‘geframed’ wordt, zal naar alle waarschijnlijkheid een negatieve aandachtsgolf ontstaan die het voor Rondeel B.V. lastig maakt stallen te bouwen en haar product op de markt te zetten. Daarom is het zaak die protesten voor te zijn. Voor het Rondeel is dan van belang om tijdig in discussie te gaan met lokale omwonenden van de beoogde locatie en bewust te zijn van de vestigingsplek en de nadelen/voordelen die deze met zich meebrengt.

Milieubewustzijn en duurzaamheid. Doorgeslagen milieubewustzijn lijkt dierenwelzijn onder druk te zetten doordat het dier volledig wordt binnengehouden. Het Rondeel moet gaan bewijzen dat dit geen noodzakelijke voorwaarde is voor het welzijn van de kip. Vanuit de discussie over megastallen bleek daarnaast dat

83 gezondheids- (tevens milieu)bezwaren (door fijn stof, ammoniak, en besmettelijke ziekten) van omwonenden lastig te ontkrachten vielen.

Stadslandbouw en voedselbewustzijn. In communicatie met buitenstaanders moet iedere associatie met megastallen, maar ook agroparken worden vermeden. Gebleken is dat de media zeer veel aandacht besteedden aan agro(productie)parken en niet ten positieve. Agroparken werden in de media bijna direct omgedoopt tot ‘varkensflat’. De term varkensflat (evenals megastal) is zeer beladen. Dit vormt een risico voor het Rondeel wanneer deze hier mee geassocieerd gaat worden. Beter is een koppeling met minder dramatische, zwaar beladen en meer neutrale concepten als comfort class.

Een aanvullend knelpunt van een associatie met agropark is dat agroparken als technocratisch worden ervaren en vervreemdend overkomen. Het is lastig voor mensen door het technocratische heen te kijken: worden dieren daar echt beter behandeld? Alhoewel het Rondeel officieel conform de huidige schaalgrootte van pluimveehouderijen wordt gebouwd, is aandacht nodig voor het feit dat een burger 6.000 kippen bij elkaar als veel ervaart. Het gevaar van skyboxen en zichtstallen is dat het de burger wel eens vies tegen kan vallen wanneer hij zichzelf met de intensieve veehouderij geconfronteerd ziet. Zoveel dieren bij elkaar! Burgers hebben vaak geen echt beeld bij de intensieve veehouderij, waardoor er voor hen weinig vergelijkingsmateriaal bestaat. Hiermee moet rekening worden gehouden in de communicatie.

Uit de discussie over agroparken kunnen we ook opmaken dat zodra er dieren bij betrokken zijn het verzet toeneemt. Volgens Smeets heeft dat verzet “iets principieels - organisaties als Wakker Dier, Milieudefensie en de Dierenbescherming zien weinig in vleesconsumptie" (Smeets, 2009). 429 Zij (met uitzondering van de Dierenbescherming) zijn namelijk verenigd in de configuratie “Weg met de intensieve veehouderij”. De betrokkenheid van dieren ligt dus uiterst gevoelig bij bepaalde configuraties (namelijk “Weg met de intensieve veehouderij” en “Het welzijn van dieren gaat voor alles”). Dit kan reden zijn voor deze configuraties om aandacht te besteden aan het Rondeel. Doordat het welzijn van dieren ten grondslag lag aan het ontwerp van het Rondeel en de Dierenbescherming haar medewerking verleent lijkt dit probleem wellicht te zijn ondervangen, maar het blijft iets om rekening mee te houden, zeker gezien de discussies over de Volwaard-kip.

Houderijsystemen en dierenwelzijn. Op dit moment is er relatief weinig media- aandacht voor Rondeel. Op dit moment bestaat er dan ook geen bepaald beeld van het Rondeel bij het grote publiek. In de beperkte mediaberichtgeving over het Rondeel werd overwegend positief dan wel neutraal maar in geen geval negatief over het stalsysteem gesproken. Wel blijkt uit de analyse dat tot dusver vooral een groep ‘insiders’ (veehouders en ketenpartners) hebben gereageerd op de ‘Houden van Hennen stallen’. Zodoende zijn slechts enkele van de configuraties actief in de discussie (vooral de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve)

429 Zie ook Trouw (2009) ‘Verzet tegen agropark ontneemt ons duurzame lessen’, 6 oktober.

84 veehouderij”). De weinige aandacht op dit moment is wellicht comfortabel, maar waakzaamheid blijft geboden. Gezien de neiging van de media om vooral de negatieve makkelijk te dramatiseren aspecten van de veehouderij aandacht te geven, ligt het risico op een negatieve mediahype altijd op de loer. Bovendien kan teveel medialuwte weer negatieve consequenties hebben voor de marketing van het Rondeel-ei. De uitdaging is om te voorkomen dat je verbinding verliest met configuraties waar een belangrijk deel van je stakeholders in betrokken is (Termeer, 2004). Daarom is het zaak om in een vervolgstadium na te gaan of andere configuraties al bij het traject zijn betrokken, en zo niet ook ‘buitengesloten’ configuraties die mogelijk problemen kunnen opleveren voor het verdere traject, actief bij het Rondeel te betrekken (zie ook verderop onder ‘configuraties’). Ook worden in de media vraagtekens geplaatst bij de ruimte op de markt voor een nieuw ei. Uit de media-analyse bleek bovendien dat het de consument duizelt van de keurmerken 430 en dat ook het grote aantal eieren verwarrend kan werken 431 . Men weet vaak niet meer het verschil tussen eieren.

Configuraties Knellende configuraties voor het Rondeel zijn: “Weg met de intensieve veehouderij”, “Wij willen goedkoop voedsel”, en “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin!”. “Weg met de intensieve veehouderij” vormt vooral een belemmering op nationaal niveau, dus op het moment dat meer landelijke media gaan publiceren over het Rondeel en deze configuratie bij de discussie betrokken wordt. De perceptie is hier dat dierenwelzijn en duurzaamheid alleen kunnen samengaan met kleinschaligheid en ambachtelijkheid. De configuratie bleek bij de discussie over megastallen vooral een belangrijk knelpunt te gaan vormen toen de configuratie “Geen intensieve veehouderij in mijn achtertuin!” hier aansluiting bij zocht om voor de lokale boodschap meer nationale aandacht te genereren. De lokale NIMBY- configuratie kan op die manier erg krachtig worden, zeker wanneer deze het gevoel krijgt dat er voor de lokale actoren weinig te winnen valt bij een nieuwe stal en wanneer lokale bewoners pas laat bij een traject worden betrokken; dus op het moment dat voor het gevoel van de lokale bewoners ‘alles al vast ligt’. Gezondheidsrisico’s zijn bovendien eerder een krachtig argument geweest van deze configuratie. “Wij willen goedkoop voedsel” levert niet zozeer problemen bij de stal, maar pas op het moment dat het ei in de supermarkt ligt en blijkt dat consumenten niet de prijs voor het ‘gulden ei’ willen betalen. Wel wordt deze configuratie misschien nog het meest in leven gehouden door de agrariërs (die het als een excuus aanwenden om niet te investeren in duurzaamheid, maar daar is bij de eerste Rondeelstallen natuurlijk geen sprake van). Dit leidt tot weinig constructiefs.

De configuratie “Het welzijn van dieren gaat voor alles” kent naar alle waarschijnlijkheid belangrijker doelwitten dan het Rondeel. De configuratie “Een rendabele veehouderij” kan een knelpunt vormen op het moment dat de systeeminnovatie agrariërs niet het gewenste rendement oplevert. Rendabiliteit is namelijk een belangrijk obstakel en een voorwaarde voor investeringen in

430 De Gelderlander (2008) ‘Vijf vragen over keurmerken; Het stikt van de keurmerken of uitingen...’, 2 april. 431 Elsevier (2005) ‘Consumptie: een gedemoniseerd eitje’, 26 maart.

85 duurzaamheid die een boer bereid is te doen. 432 Dus op het moment dat de configuratie “Wij willen goedkoop voedsel” een obstakel gaat vormen doordat er te weinig afzetmarkt blijkt voor een duurzaam ei, kan ook de configuratie “Een rendabele veehouderij” problemen gaan opleveren voor het Rondeel(-ei).

Voorts is gebleken dat de tegenstanders van de intensieve veehouderij in het voordeel zijn ten opzichte van de andere configuraties, omdat hun boodschap eenvoudig te dramatiseren is en ‘beroemdheden’ zich achter tegenstanders scharen. Het technische verhaal van de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij” is daarentegen minder mediageniek. Evengoed zijn er veel berichten in de media verschenen op basis waarvan we deze configuratie hebben kunnen onderscheiden. Niet altijd is media-aandacht nastrevenswaardig: de media belicht een onderwerp vaak maar eenzijdig en dramatiseert het bovendien. Ook zorgt meer media-aandacht voor meer bewustzijn, vaak uitmondend in meer protest. Tot op heden was de discussie over het Rondeel vooral erg technisch en abstract, waardoor het voor de media (nog) niet erg interessant was om op te pikken. Het is mogelijk dat meer actoren zich met het Rondeel gaan ‘bemoeien’ op het moment dat de bouw van Rondeel-stallen plaatsvindt. Vaak begint dat lokaal, maar als de nationale media hier lucht van krijgt, of als lokale partijen aansluiting proberen te zoeken bij landelijke actoren (bijvoorbeeld verenigd in “Weg met de intensieve veehouderij”) kan er op landelijk niveau veel aandacht ontstaan, waardoor de publieke steun voor een nieuwe stal af kan kalven.

7.3 Tot slot: communicatie

Wat betreft communicatie is een mogelijk knelpunt dat het Rondeel vooral bekend is binnen de configuratie “Op weg naar een duurzame (intensieve) veehouderij”, en andere configuraties onvoldoende betrokken zijn. Lokale bewoners ageren vaak het felst tegen de komst van een nieuwe stal; communicatie met hen is dan ook essentieel. Het besluit om de eerste stal te bouwen op een locatie waar de meeste burgers positief staan tegenover de intensieve veehouderij is hierin zeker een voordeel, maar ook dan moet communicatie niet onderschat worden. Zodra er geruchten gaan ontstaan kan het verzet ook gemobiliseerd worden door andere groepen en configuraties buiten de regio. Voorop staat dat communicatie belangrijk is bij de totstandkoming en niet slechts bij de acceptatie van een bepaald plan. Echter, zolang verbindingen tussen de beide belevingswerelden uitblijven zal geen enkele vorm van communicatie bijdragen aan het verminderen van de spanningen. In deze communicatie is het belangrijk om aan te sluiten bij de belevingswerelden en frames van de betrokken configuraties. Dit is moeilijk omdat mensen geneigd zijn vanuit hun eigen belevingswereld te communiceren.

Naast een goede aansluiting van communicatie op de belevingswereld van anderen is timing en vormgeving belangrijk. Essentieel is te beseffen dat door lukraak te communiceren, onzekerheden boven tafel kunnen komen en dat het juist dan moeilijker wordt om vertrouwen te wekken; de kloof is dan groter. Het gedoseerd en

432 Zie ook De Gelderlander (2008) ‘Rendement belangrijk voor duurzaamheid’, 25 november.

86 weloverwogen bespreken van alle onzekerheden is risicovol, maar kan wel vertrouwenswekkend zijn. Maar dit vergt kennis van alle onzekerheden die voortkomen uit de verschillende belevingswerelden (zoals de gezondheidsrisico’s voor de omwonenden van een Rondeel). Communicatie gebruiken om onzekerheden toe te dekken werkt tenslotte altijd averechts. De tot dusver geringe media-aandacht voor het Rondeel kan worden benut door proactief informatie aan de media te verstrekken, waarbij timing, inhoud en keuze voor het medium (vanwege het bereiken van verschillende configuraties) belangrijk zijn.

87 References

Baumgartner, F. R., & Jones, B. D. (1991). Agenda dynamics and policy subsystems. The Journal of Politics, 53 (4), 1044-1073. Baumgartner, F. R., & Jones, B. D. (1993). Agendas and Instability in American Politics . Chicago: The University of Chicago Press. Clements, D. (2009). Media, Politics and Knowledge Flow: an introduction. Paper presented at the International Conference 'Towards Knowledge Democracy. Consequences for Science, Politics and Media', Leiden. Downs, A. (1972). Up and Down with Ecology: the "Issue-Attention Cycle". Public Interest, 28 , 38-50. Gray, B. (2003). Framing of environmental disputes. In R. J. Lewicki, B. Gray & M. Elliott (Eds.), Making sense of intractable environmental conflicts: concepts and cases . Washington DC: Island Press. Grin, J., & van Staveren, A. (2007). Werken aan systeeminnovaties . Assen: van Gorcum. Kingdon, J. W. (1984). Agendas, Alternatives and Public Policies . New York: Harper Collins. Kuindersma, W., & Boonstra, F. (2009). Van varkenspest tot megastal. De beleidsontwikkeling rond de reconstructie zandgebieden tussen 1997 en 2008. In G. E. Breeman, H. Goverde & C. J. A. M. Termeer (Eds.), Governance in de groen-blauwe ruimte . Assen: Van Gorcum. McCombs, M. E., & Shaw, D. L. (1972). The agenda-setting function of mass media. Public Opinion Quarterly, 36 (2), 176-187. Nisbet, M. C., & Huge, M. (2007). Where do science debates come from? Understanding attention cycles and framing. In D. Brossard, J. Shanahan & T. Clint Nesbitt (Eds.), The media, the public and agricultural biotechnology . Oxfordshire: CABI. Rochefort, D., & Cobb, R. (1994). `The Politics of Problem Definition . Lawrence: University Press of Kansas. Smeets, P. (2009). Expeditie Agroparken. Ontwerpend onderzoek naar metropolitane landbouw en duurzame ontwikkeling . Wageningen: Wageningen Universiteit. Termeer, C. J. A. M. (1993). Dynamiek en inertie rondom mestbeleid; een studie naar veranderingsprocessen in het varkenshouderijnetwerk. Den Haag: Vuga. Termeer, C. J. A. M. (2001). Hoe je een boer aan het lachen krijgt: van sturing naar configuratiemanagement. In T. Abma & R. In ’t Veld (Eds.), Handboek Beleidswetenschap (pp. 366-374). Amsterdam: Boom. Termeer, C. J. A. M. (2004). Duurzame transities, een beknopte methodologie voro trajectmanagement. In P. Van der Knaap, A. Korsten, C. J. A. M. Termeer & M. Van Twist (Eds.), Traject-management, beschouwingen over beleidsdynamiek en organisatieverandering (pp. 41-62). Lemma: Utrecht. Termeer, C. J. A. M. (2009). Barriers To New Modes Of Horizontal Governance. Public Management Review, 11 (3), 299 - 316. Termeer, C. J. A. M., & Kessener, B. (2007). Revitalizing Stagnated Policy Processes: Using the Configuration Approach for Research and Interventions. Journal of Applied Behavioral Science, 43 (2), 256-272. Termeer, C. J. A. M., Lieshout, M. v., Breeman, G. E., & Pot, W. D. (2009). Politieke besluitvorming over het Landbouwontwikkelingsgebied Witveldweg in de Gemeente Horst aan de Maas . Wageningen: Leerstoelgroep Bestuurskunde, Wageningen Universiteit. Van Dongen, H. J., De Laat, W.A.M., & Maas, A.J.J.A. (1996). Een kwestie van verschil. Conflicthantering en onderhandeling in een configuratieve integratietheorie . Delft: Eburon. Van Twist, M. J. W., & Termeer, C. J. A. M. (1991). Introduction to configuration approach: a process theory for societal Steering. In R. J. In ‘t Veld, L. Schaap, C. J. A. M. Termeer & M. J. W. Van Twist (Eds.), Autopoiesis and configuration Theory: New approaches to societal steering (pp. 19-29). Dordrecht/Boston/London: Kluwer.

88