Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan

Definitief Ontwerp

In opdracht van : Gemeentebestuur van Zomergem

Deel 1 : Informatief gedeelte Oktober 2003 GEZIEN EN VOORLOPIG AANGENOMEN DOOR DE GEMEENTERAAD IN ZITTING VAN:

OP BEVEL:

…………………. ……………..

DE BURGEMEESTER DE SECRETARIS ZEGEL DER GEMEENTE

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN SCHEPENEN BEVESTIGT DAT ONDERHAVIG PLAN TER INZAGE VAN HET PUBLIEK OP HET GEMEENTEHUIS WERD NEERGELEGD

VAN: ………

TOT:……….

OP BEVEL:

…………………. ……………..

DE BURGEMEESTER DE SECRETARIS ZEGEL DER GEMEENTE

GEZIEN EN DEFENITIEF AANGENOMEN DOOR DE GEMEENTERAAD IN ZITTING VAN …………….

OP BEVEL:

…………………. ……………..

DE BURGEMEESTER DE SECRETARIS ZEGEL DER GEMEENTE

GEZIEN EN GOEDGEKEURD DOOR DE MINISTER OP………..

……………

DE MINISTER VERANTWOORDELIJK VOOR RUIMTELIJKE ORDENING

VOOR STUDIEBUREAU VANSTEELANDT BVBA.

………………..

TOM VANSTEELANDT

ZAAKVOERDER

i Inhoud

INLEIDING 1

DE OPGAVE VAN STRUCTUURPLANNING 1 STRUCTUURPLANNING OP DRIE NIVEAUS 3 EEN RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BESTAAT UIT DRIE DELEN 3 STRUCTUURPLANNINGSPROCES 4

1 SITUERING VAN DE GEMEENTE 8

2 PLANNINGSCONTEXT 10

2.1 RUIMTELIJK BELEID EN SECTORALE INITIATIEVEN OP VLAAMS NIVEAU 10 2.1.1 ZOMERGEM IN HET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN 10 2.1.2 ZOMERGEM IN DE UITVOERING VAN HET RSV 17 2.1.3 GEWESTPLAN 18 2.1.4 BESCHERMDE MONUMENTEN EN LANDSCHAPPEN 20 2.1.5 … INZAKE NATUUR EN LANDSCHAP 22 2.1.6 … INZAKE LANDBOUW 30 2.2 RUIMTELIJK BELEID EN SECTORALE INITIATIEVEN OP PROVINCIAAL NIVEAU 35 2.3 STRUCTUURPLANNEN VAN AANGRENZENDE GEMEENTEN 38 2.4 RUIMTELIJK BELEID EN SECTORALE INITIATIEVEN IN DE GEMEENTE 40 2.4.1 … INZAKE RUIMTELIJKE ORDENING 40 2.4.2 …. INZAKE VERKEER 43 2.4.3 … INZAKE NATUUR: GEMEENTELIJK NATUURONTWIKKELINGSPLAN (1997) 46

3 DE GEMEENTE BINNEN HAAR RUIMERE OMGEVING 47

3.1 POSITIONERING BINNEN DE REGIONALE NEDERZETTINGS-STRUCTUUR 47 3.1.1 MORFOLOGISCHE COMPONENT 47 3.1.2 FUNCTIONELE COMPONENT 50 3.2 POSITIONERING BINNEN DE REGIONAAL – ECONO-MISCHE STRUCTUUR 56 3.2.1 LIJNINFRASTRUCTUUR OP REGIONAAL NIVEAU 56 3.3 POSITIONERING BINNEN DE REGIONALE OPEN – RUIMTE STRUCTUUR 60 3.4 BESLUIT 62

4 BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR VAN DE GEMEENTE 63

4.1 FYSISCH – LANDSCHAPPELIJK BASISWEEFSEL 63 4.1.1 FYSISCHE ONDERBOUW 63 4.1.2 EVOLUTIE VAN HET LANDSCHAP SINDS DE MIDDELEEUWEN 72 4.1.3 LANDSCHAPSEENHEDEN 75 4.1.4 EVOLUTIE RUIMTEGEBRUIK 77

ii 4.1.5 BESLUIT 78 4.2 NATUURLIJKE STRUCTUUR 79 4.2.1 VLAKVOMIGE ELEMENTEN IN DE NATUURLIJKE STRUCTUUR 79 4.2.2 LIJN - EN PUNTVORMIGE ELEMENTEN: ECOLOGISCHE INFRASTRUCTUUR 82 4.2.3 BESLUIT 83 4.3 AGRARISCHE STRUCTUUR 84 4.3.1 PROFIEL VAN DE LANDBOUW 84 4.3.2 RUIMTELIJKE ASPECTEN VAN DE LAND EN TUINBOUWBEDRIJVEN 89 4.3.3 BESLUIT 90 4.4 NEDERZETTINGSSTRUCTUUR 91 4.4.1 RUIMTELIJKE OPBOUW NEDERZETTINGSSTRUCTUUR 91 4.4.2 OVERZICHT ZONEVREEMDHEIDSPROBLEMATIEK 92 4.4.3 WONINGDICHTHEID 95 4.4.4 KWANTITATIEVE ANALYSE VAN HET WONINGBESTAND 96 4.4.5 VOORZIENINGEN EN DIENSTEN 103 4.4.6 RECREATIEVE VOORZIENINGEN (ZIE KAART 5) 104 4.5 RUIMTELIJK – ECONOMISCHE STRUCTUUR 106 4.5.1 ECONOMISCH PROFIEL VAN DE GEMEENTE 106 4.5.2 RUIMTELIJKE OPBOUW SECUNDAIRE EN TERTIAIRE SECTOR 108 4.6 VERKEER EN VERVOER 114 4.6.1 WEGENINFRASTRUCTUUR (ZIE KAART 7) 114 4.6.2 FIETSINFRASTRUCTUUR 115 4.6.3 OPENBAAR VERVOER (ZIE KAART 8) 115 4.7 OVERZICHT BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR 116

5 ANALYSE VAN EEN AANTAL DEELRUIMTEN BINNEN DE GEMEENTE 117

5.1 HOOFDKERN ZOMERGEM – RONSELE (ZIE KAART 10) 118 5.1.1 HISTORISCHE ANALYSE 118 5.1.2 HUIDIGE SITUATIE 119 5.1.3 OPEN RUIMTE STRUCTUUR 120 5.1.4 KNELPUNTEN EN MOGELIJKHEDEN 123 5.2 DEELKERN OOSTWINKEL (KAART 11) 124 5.3 DEELKERN BEKE (ZIE KAART 12) 126

6 BEHOEFTEN EN PROGNOSES 129

6.1 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN 129 6.1.1 ANALYSE VAN DE DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN TOT OP HEDEN 129 6.1.2 BEVOLKINGS- EN GEZINSPROGNOSE 141 6.2 BEHOEFTEN INZAKE WONEN 148 6.2.1 BEHOEFTE AAN BIJKOMENDE WOONGELEGENHEDEN TOT 2007 148 6.2.2 DIFFERENTIATIE VAN DE ALGEMENE WOONBEHOEFTEN IN FUNCTIE VAN SOCIALE DOELEINDEN 149 6.3 BEPALING VAN HET WONINGAANBOD 150 6.3.1 DOOR VERDICHTING 151 6.3.2 DOOR VERMINDERING VAN DE OVERTOLLIGE LEEGSTAND 151 6.3.3 DOOR HET AANSNIJDEN VAN UITGERUSTE EN JURIDISCH VASTLIGGENDE KAVELS 152 6.3.4 CONFRONTATIE REËLE BOUWMOGELIJKHEDEN OP UITGERUSTE GRONDEN MET WOONBEHOEFTEN 153 6.4 BEHOEFTE VOOR ECONOMISCHE ACTIVITEITEN 157 6.4.1 BEHOEFTE AAN NIEUWE BEDRIJFSKAVELS 157 6.4.2 HUIDIG AANBOD AAN BEDRIJVENTERREINEN 161 6.4.3 CONFRONTATIE BEHOEFTE – AANBOD 162 6.5 BEHOEFTE VOOR VOORZIENINGEN EN DIENSTEN 163 6.6 BEHOEFTE VOOR LANDBOUW 165

iii 6.6.1 TENDENSEN 165 6.6.2 BEHOEFTE 165 6.7 BEHOEFTE VOOR BOS 166 6.8 BEHOEFTE VOOR VERKEER EN VERVOER 167 6.8.1 WEGENINFRASTRUCTUUR 167 6.8.2 WATERWEGENINFRASTRUCTUUR 167

7 KNELPUNTEN EN POTENTIES 169

LITERATUUR 172

iv GRS ZOMERGEM

INLEIDING

In 1998 werd tussen het gemeentebestuur van Zomergem en de tijdelijke vereniging Vansteelandt – Lesaffre een overeenkomst gesloten met het oog op de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Dit plan zal kaderen binnen het Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999, gecoördineerd op 26 april 2000.

DE OPGAVE VAN STRUCTUURPLANNING

In het zeer dicht bebouwd Vlaanderen, draagt de ruimte duidelijk de sporen van het menselijk ingrijpen vanuit de verschillende maatschappelijke behoeften. Tijdens de laatste decennia is de schaal van het menselijk ingrijpen danig vergroot en is het transitieproces in een stroomversnelling terecht gekomen. Om dit proces controleerbaar en beheersbaar te houden en er op die manier voor te zorgen dat de behoeften van de toekomstige generaties niet in het gedrang komen, is het noodzakelijk een goed gestructureerd ruimtelijk beleid te voeren. Dit veronderstelt een rationele en planmatige aanpak.

Planners en stedenbouwkundigen hebben gezocht naar een aantal instrumenten en methoden om aan een planningsproces gestalte te geven, m.a.w. om tot een efficiënte planning te komen. Aldus ontstond het begrip structuurplanning. Dit begrip draagt volgende karakteristieken:

Structuurplanning is …..

− een integrale vorm van planning: het louter analytisch en pragmatisch niveau (FRAGMENTEN) dient overstegen te worden om te zoeken naar de samenhang (STRUCTUREN) tussen de dingen. Dit vertaalt zich in een integrerend in plaats van gefragmenteerd beleid; − een procesmatige vorm van planning: structuurplanning komt stap voor stap tot stand; − een continu en cyclisch proces: het kan niet de bedoeling zijn van structuurplanning om de toekomstige ruimtelijke structuur concreet vast te leggen. Structuurplanning is dan ook nooit af, dit in tegenstelling tot de klassieke eindtoestandsplannen (BPA, Gewestplannen). − een actiegerichte vorm van planning: structuurplanning is geen luchtledig begrip, het moet realiseerbaar zijn; − een vorm van planning op lange termijn; − een flexibele vorm van planning: het dient in zich het vermogen te dragen om verschillende interpretaties op te nemen zonder dat daarvoor het proces dreigt te ontsporen. Door deze flexibiliteit is structuurplanning beter in staat om in te spelen op op de maatschappelijk dynamiek.

1 GRS ZOMERGEM

Hoe verhoudt een structuurplan zich nu ten aanzien van dit proces?

Het tot stand komen van een structuurplan vormt in feite een moment in dit proces waarop belangrijke uitspraken gedaan worden. Een structuurplan is immers tijd- en plaatsgebonden, in tegenstelling tot het cyclisch en continu planningsproces. Het geeft namelijk voor een bepaalde periode en een bepaald gebied (in dit geval de gemeente) de ruimtelijke visie weer, een concept over de gewenste structuur en de maatregelen om deze te realiseren. Daarmee waarborgt dit plan de inhoud, doelgerichtheid, doorzichtigheid en controleerbaarheid van het ruimtelijk beleid.

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Zomergem vormt dus voor de gemeente een zeer belangrijke leidraad voor het voeren van een goed ruimtelijk beleid. Het structuurplan geeft de gemeentebestuurders een lange termijn – visie op de ruimtelijke ontwikkeling van het gemeentelijk grondgebied.

Een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt geconcipieerd vanuit een dubbel referentie – kader: ƒ enerzijds vanuit de eigen gemeentelijke visievorming inzake ruimtelijk beleid die een soort synthese vormt van de diverse, sectorale aanspraken op de ruimte (landbouw, wonen, natuur, werken, verkeer en vervoer). Het vormt een beleidsplan ván en vóór de gemeente; ƒ anderzijds vanuit de inhoudelijke doorwerking van structuurplannen op hogere schaalniveaus (in casu het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen en het provinciaal ruimtelijk structuurplan). STRUCTUURPLANNING OP DRIE NIVEAUS

Om het centralistisch karakter van het ruimtelijk beleid uit het verleden tegen te gaan, moeten er volgens het decreet van 18 mei 1999 zowel op het gewestelijk, provinciaal als het gemeentelijk niveau structuurplannen worden gemaakt. Artikel 18 bepaalt dit expliciet : het Vlaams Gewest stelt voor het grondgebied van het Vlaams Gewest het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen op; een provincie voor haar grondgebied het provinciaal ruimtelijk structuurplan; de gemeente voor haar grondgebied het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Daarbij wordt het subsidiariteitsbeginsel volwaardig toegepast.

In een structuurplanningsproces worden regelmatig momenten van intens overleg en mechanismen voor terugkoppeling binnen en tussen de verschillende beleidsniveaus voorzien. Essentieel voor het tot stand komen van een ruimtelijk structuurplan is een breed maatschappelijk draagvlak. Het decreet ter zake legt een coördinatie tussen de verschillende niveaus over het eindresultaat op. De bindende bepalingen van het provinciaal ruimtelijk structuurplan mogen niet afwijken van die van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Het richtinggevend gedeelte ervan mag enkel na uitvoerige motivering afwijken van dat van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. Op dezelfde manier moet een gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zich richten naar het provinciaal ruimtelijk structuurplan of bij ontstentenis ervan, naar het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen1

1 Bron : DIERICKX, C., JACOBSON, C., MAES, J. EN VAN HECKE, E. (red), Omgaan met ruimte. Een vormings- pakket over ruimtelijke ordening. Brussel, AROHM, 1999, 29p.

2 GRS ZOMERGEM

EEN RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN BESTAAT UIT DRIE DELEN

Conform het decreet wordt het structuurplan vertaald naar de drie delen waaruit het structuurplan moet bestaan met name een informatief, een richtinggevend en een bindend gedeelte.

Informatief gedeelte : Het informatief gedeelte brengt de bestaande toestand van de gemeente in kaart, worden prognoses gemaakt en wordt de relatie aangegeven met bestaande plannen en projecten (planningscontext).

Richtinggevend gedeelte : Het richtinggevend gedeelte is het belangrijkste deel: het geeft aan waar de gemeentelijke overheid naartoe wil en welke (ruimtelijke) keuzes ze maakt. Het geeft bevoorbeeld aan waar de gemeente een lokaal bedrijventerrein wil inplanten, in welke zones ze het wonen wil stimuleren, en hoe ze eenzelfde beekvallei anders gaat inrichten binnen een woongebied, een landbouwgebied of een natuurgebied. Concrete overheidsbeslissingen mogen niet tegen dit richtinggevend gedeelte ingaan, tenzij daar een grondige motivering wordt voor gegeven2.

Bindend gedeelte : Het bindend gedeelte van het gemeentelijk structuurplan geeft de taakverdelingen en concrete engagementen waarvan de desbetreffende overheid niet mag afwijken. Hier geeft de gemeente bijvoorbeeld aan voor welke gebieden of knelpunten ze in de eerste plaats een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) zal opmaken.

HET SAMENWERKINGSMODEL

Een goed proces van structuurplanning is niet denkbaar zonder een verregaande betrokkenheid en inbreng van de bevolking. De bevolking moet daarbij ruim bekeken worden en behelst zowel individuele bewoners, handelaars, landbouwers en zakenmensen uit de gemeente, als georganiseerde verenigingen en belangengroepen zoals adviesraden, bewonersgroepen en wijkcomités, handelaarverenigingen, ouder- en schoolcomités, milieuverenigingen, actiegroepen, enz.

Drie aparte, maar gekoppelde processen

Een goed structuurplanningsproces is een geslaagde combinatie van drie afzonderlijke processen inzake deskundigheid, betrokkenheid en besluitvorming.

Zowel de deskundige, de bevolking als het beleid hebben op bepaalde momenten hun eigen logica, ritme, gevoeligheden en finaliteiten. Zo vragen zij alle drie op bepaalde momenten tijd voor zich en die momenten liggen ten dele verschillend: ƒ voor de ontwerper: wanneer er onderzoek moet gebeuren en inzichten op papier gezet; ƒ voor de bevolking: wanneer ervaringen moeten worden ingebracht en wanneer voorstellen moeten bezinken en worden afgewogen; ƒ voor de beleidsmensen: wanneer aan de hand van de - soms uiteenlopende - conclusies van de bevolkingsinbreng samenhangende keuzen moeten worden vastgelegd in beslissingen.

2 Bron : MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP, Visie en praktijk : de krachtlijnen van de ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Brussel, AROHM.

3 GRS ZOMERGEM

Samenwerkingsverband

De noodzakelijke koppeling van de drie processen moet ook gestalte krijgen in de globale organisatie van de structuurplanning. Een samenwerkingsverband voor het geheel, voor al de deelnemende groepen en instanties moet worden uitgetekend en opgezet. In afspraken hierover wordt de rol en de bevoegdheid van elke instantie en de wijze van communiceren met mekaar vastgelegd.

Een ideaal model voor de organisatie van het inspraakproces bestaat niet. Het is immers een discontinu proces dat uitgebouwd wordt in functie van de behoeften.

In overleg met het gemeentebestuur en de stuurgroep of gemeentelijke commissie voor advies werd er gekozen voor een samenwerkingsverband zoals in Figuur 1 weergegeven.

Figuur 1: samenwerkingsmodel

GECORO

De ervaring leert dat het in de meeste gemeenten aangewezen is in het kader van zulk een samenwerkingsmodel nieuwe instanties zoals een ambtelijke werkgroep, een stuurgroep en adviserende werkgroepen op te richten. Verder worden de taken van de adviesraden, het schepencollege en de gemeenteraad toegelicht: een ambtelijke werkgroep: Volgende personen maken deel uit van de ambtelijke werkgroep: ƒ de schepen bevoegd voor ruimtelijke ordening; ƒ de gemeentesecretaris; ƒ de bevoegde ambtenaar voor ruimtelijke ordening; ƒ de ontwerper (plangroep).

4 GRS ZOMERGEM

Taken: ƒ maakt afspraken en doet voorstellen voor de procedure en de concrete aanpak van het hele proces; ƒ zij kan ook de planvoorstellen inhoudelijk bespreken en hierover adviezen geven. een stuurgroep:

In de stuurgroep werken, naast de partners uit de ambtelijke werkgroep, geïnteresseerde individuen mee. Dit kunnen individuele, niet-georganiseerde personen zijn of belangstellende mensen uit buurtverenigingen, actiegroepen, dorpsraden, sociaal-culturele of sociaal- economische verenigingen, gemeentelijke adviesraden (milieuraad, cultuurraad, sportraad en jeugdraad.). Taken: ƒ zorgt in de eerste plaats voor de inhoudelijke adviezen over de planvoorstellen naar het beleid toe; ƒ brengt advies uit over de voorbereidende nota’s en studies van de ontwerper; ƒ bespreekt concrete dossiers; ƒ geeft suggesties voor de aanpak van de structuurplanning en de ruimere inspraak. kerngroepen of adviserende werkgroepen rond bepaalde thema (wonen, werken, open ruimte, economische activiteiten, enz.).

Benevens de leden van bovenvermelde stuurgroep zijn er meestal nog inwoners die interesse betonen om intensief mee te werken. Een goede formule om deze - zeer wenselijke - situatie werkbaar te houden is het opzetten van meerdere adviserende werkgroepen. Het is echter wenselijk dat de stuurgroep de samenhang hiervan blijft bewaken.

Er werd geopteerd om vier verschillende adviserende werkgroepen of kerngroepen rond bepaalde thema’s op te starten, nl.: ƒ kerngroep ‘wonen-bebouwde ruimte’; ƒ kerngroep ‘open ruimte’; ƒ kerngroep ‘economische activiteiten’; ƒ kerngroep ‘mobiliteit en infrastructuur’. Via het gemeentelijk infoblad werd er een oproep gedaan tot de bevolking tot deelname in de kerngroepen.

Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO):

Bij gemeenteraadsbeslissing werd een Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening geïnstalleerd. Deze gemeentelijke commissie is samengesteld uit deskundigen en vertegenwoordigers van de verschillende maatschappelijke geledingen binnen de gemeente (milieuverenigingen, werkgevers of zelfstandigen, handelaars, landbouwers,…). In verband met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplanningsproces heeft de GECORO volgende decretaal vastgelegde taken3 :

− advies aan de gemeenteraad vóór de voorlopige vaststelling van het ontwerp;

3 Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 13 juli 2001.

5 GRS ZOMERGEM

− bundeling en coördinatie van adviezen, bezwaren en opmerkingen van het openbaar onderzoek (o.a. de adviezen over het ontwerp-structuurplan van de gemeenteraden van de omliggende gemeenten); − advies aan gemeenteraad (binnen 60 dagen na openbaar onderzoek4. andere gemeentelijke adviesraden:

Men beschikt over een aantal gemeentelijke adviesraden (de milieuraad, landbouwraad, cultuurraad, sportraad, jeugdraad,…). Belangstellende leden van de adviesraden zullen uit zichzelf al meewerken in de stuurgroep. Daarnaast moeten de mogelijkheden aanwezig zijn (tijd, documenten, inleiders) voor de adviesraden om de verschillende nota’s uit de structuurplanning te bespreken en er een standpunt over in te nemen. Dit gebeurt best vooraleer de stuurgroep over een nota een definitief advies geeft. het college en de gemeenteraad:

Essentieel in het geheel van een structuurplanning is het besluitvormingsproces. De betrokkenheid van college en gemeenteraad moet daarom systematisch worden opgebouwd. Daarom nemen minstens twee leden van het schepencollege actief aan de bijeenkomsten van de stuurgroep deel. Op bijeenkomsten van de GECORO werd het schepencollege vertegenwoordigd door de bevoegde schepen voor ruimtelijke ordening. Het hele college spreekt zich best op regelmatige tijdstippen uit over de activiteiten en de tussentijdse documenten in het structuurplanningsproces.

Concrete organisatie van het structuurplanningsproces

Vanaf juni 1998 werden tal van vergaderingen met een duidelijk afgesproken agenda belegd. Te vermelden zijn: ƒ ambtelijke werkgroep: 26-6, 3-9, 9-10, 28-10-98; 7-1, 20-3, 8-7, 31-7, 2-8 en 9-8-99; 1-02-2000. ƒ stuurgroep of gemeentelijke commissie van Advies inzake Ruimtelijke Ordening: 11-6, 23-9, 24-11, 22-12-98; 17-2, 9-3, 27-4, 26-5, 20-9 en 14-10-99; 10-02-00, 25.05.00, 29.08.00. ƒ advies gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening : 21.08.2001, 04.09.2001, 11.09.2001, 13.11.2001, 15.05.2002, 22.05.2002. ƒ de vier kerngroepen kwamen samen op: 28-8-98 (wonen-bebouwde ruimte); 17-9-98 (open ruimte); 2-9-98 (economische activiteiten); 11-9-98 (mobiliteit en infrastructuur) en gezamenlijk op 5-11-99. ƒ op de jaarbeurs van 7 tot 11 november 1998 werd een tentoonstelling over het informatief gedeelte georganiseerd; ƒ op 28-8-99 ging er een educatieve fietstocht voor de leden van de stuurgroep door; ƒ aanvullend werden er nog een tiental informatievergaderingen belegd. Te vermelden zijn de vergaderingen met de milieuraad, de landbouwraad, het NCMV, enz.

4 Lagrou, E. “De gemeentelijke commissies ruimtelijke ordening gaan van start” Ruimte en Planning, jg. 21 nr. 3/2001

6 GRS ZOMERGEM

Op 16-12-98 zijn de gemeente, de provincie, de Afdeling Ruimtelijke Planning en de Cel Ruimtelijke Ordening van de afdeling ROHM Oost-Vlaanderen samengekomen om het proces en het informatief gedeelte te bespreken. Conform de afspraak is de gemeente verdergegaan met de woningbehoeftenstudie. Hieromtrent werd er door de Afdeling Ruimtelijke Planning op 20-7-99 een voorwaardelijk gunstig advies uitgebracht. Met de geformuleerde bemerkingen werd er bij het aanpassen van het informatief gedeelte en het uitwerken van het richtinggevend en bindend gedeelte rekening gehouden. Op 6-9-99 ging er met de afdeling Ruimtelijke Planning, de Afdeling ROHM Oost-Vlaanderen en VENECO een overlegvergadering door. Hierop werden er afspraken gemaakt over het aansnijden van de woonuitbreidingsgebieden en over de herschikking van de bedrijvenzone.

Op 24-2-2000 werd het voorontwerp gezamenlijk met de aanpalende gemeenten besproken. Het betrof de gemeentebesturen van , , , , , en .

Op 15-3-2000 werd een plenaire vergadering met alle betrokken diensten en instellingen belegd. Op 31.03.2000, 14.03.2001, 18.02.2002 en 10.07.2002 vond structureel overleg plaats tussen de gemeente, het Vlaams Gewest, afdeling Ruimtelijke Planning en de provincie Oost – Vlaanderen, dienst ruimtelijke ordening en stedenbouw, omtrent het voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. De geformuleerde opmerkingen werden meegenomen bij de verdere uitwerking van het ontwerp ruimtelijk structuurplan.

Dit structuurplan is het resultaat van een vlot lopende en constructieve samenwerking tussen de verschillende betrokkenen in de voorbije stappen van de structuurplanning: de gemeentelijke beleidsverantwoordelijken, de betrokken gemeente-ambtenaren, de actieve inwoners van de stuurgroep en de kerngroepen, de bewoners die tijdens de inspraak- en informatiemomenten een inbreng deden en de ontwerpers. De ontwerpers wensen al deze betrokkenen bij de toekomst van Zomergem te bedanken voor hun inbreng en steun bij de opmaak van dit ruimtelijk beleidsplan. Zij wensen hen veel succes toe bij de uitvoering en de realisering ervan.

7 GRS ZOMERGEM

1 SITUERING VAN DE GEMEENTE

De gemeente is gelegen in het noordwesten van de provincie Oost-Vlaanderen, in het arrondissement Gent (zie Figuur 2).

Figuur 2: administratieve structuur

St-Laureins

Assenede Kaprijke Zelzate Maldegem Eeklo Wachtebeke Moerbeke Waarschoot Knesselare Evergem Zomergem Lochristi Aalter Lovendegem

Nevele Gent Destelbergen St-Martens Deinze Latem De Pinte Melle

Merelbeke Nazareth

Zulte Gavere Oosterzele

arrondissement Eeklo arrondissement Gent

De huidige gemeente ontstond op 1 januari 1977 uit de fusie van de voormalige gemeenten Zomergem, Ronsele en Oostwinkel. Ze heeft een oppervlakte van 3878 ha 14 a 83 ca. Centraal ligt de deelgemeente Zomergem (ca. 2792 ha), in het noorden ligt de deelgemeente Oostwinkel (ca. 832 ha), en ertussen ligt Ronsele, de kleinste deelgemeente (ca. 252 ha). De zuidgrens met de gemeente Nevele (Hansbeke) loopt ongeveer gelijk met het kanaal Gent-Brugge. Andere aanpalende gemeenten zijn in wijzerzin vertrekkende van Nevele: Aalter (Bellem), Knesselare (Ursel), Maldegem (Adegem), Eeklo, Waarschoot en Lovendegem.

De rijksweg N9, Gent-Eeklo-Brugge, snijdt in het noordoosten een hoek van de gemeente af, die met een deel van het aangrenzende Waarschoot het oude gehucht Beke vormt.

De dorpskern Zomergem ligt ongeveer 9 km van het stadscentrum van Eeklo en 16 km van Gent. Ten opzichte van het grootstedelijk gebied Gent fungeert de gemeente als forensenwoonzone.

8 GRS ZOMERGEM

In 1998 telde Zomergem 8233 inwoners, verspreid over de deelgemeenten Ronsele, Oostwinkel en Zomergem. De gemeente heeft een betrekkelijk lage bevolkingsdichtheid (212,4 inwoners per km²) en telde in 1991 2835 woningen. Deze woningen nemen gezamenlijk 331 ha. in, goed voor 8,5 % van de oppervlakte. De totale bebouwde oppervlakte, waar deze woningen deel van uitmaken, omvat bijna 10 % van de totale oppervlakte, terwijl 77,52 % door landbouw, 2,53 % door tuinen, parken en boomgaarden, 4,96 % door bossen en woeste gronden, 0,6 % door recreatieterreinen en 1,29 % door andere vormen van niet-bebouwde ruimte worden ingenomen.

Het grootste deel van de gemeente wordt ingenomen door landbouw, natuur en bos.

9 GRS ZOMERGEM

2 PLANNINGSCONTEXT

2.1 RUIMTELIJK BELEID EN SECTORALE INITIATIEVEN OP VLAAMS NIVEAU

2.1.1 Zomergem in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

Zomergem maakt onderdeel uit van het buitengebied, waar de open en onbebouwde ruimte primeert. Het RSV wil het bestaande buitengebied zoveel mogelijk behouden en waar mogelijk versterken. Verder dient de versnippering van het buitengebied tegengegaan te worden door de agrarische, natuur-, bosbouw-, woon- en werkfuncties zoveel mogelijk te bundelen. De groei van de woonbebouwing dient opgevangen te worden in de kernen van het buitengebied.

Vervolgens wordt kort de implicatie op Zomergem van de visie uit het RSV met betrekking tot de verschillende deelstructuren weergegeven.

1) Natuurlijke structuur

De natuurlijke structuur bestaat uit gebieden waar de natuurfunctie in verschillende gradaties aanwezig is. Om ze goed te laten functioneren is het noodzakelijk om voldoende uitgestrekte en samenhangende gebieden aan elkaar te koppelen en te bufferen tegen externe invloeden.

De afbakening van de natuurlijke structuur gebeurt in ruimtelijke uitvoeringsplannen. Deze afbakening is niet gericht op gebieden waar de natuurfunctie gebiedsdekkend en als hoofdfunctie aanwezig is, wel op een ruimtelijk -functionele begrenzing van gebieden waar, vanuit ruimtelijke ordening, beleidsmatige garanties gegeven kunnen worden voor de realisatie van de doelstellingen voor de natuurlijke structuur, in het bijzonder de versterking van de interne samenhang tussen de onderdelen van de natuurlijke structuur.

Om een gedifferentieerd ruimtelijk beleid te kunnen voeren, is het noodzakelijk de gebieden van de natuurlijke structuur in ruimtelijke gebiedscategorieën af te bakenen, naargelang de natuurwaarde van de gebieden. Deze gebiedscategorieën zijn:

− de Grote Eenheden Natuur (vroeger ‘natuurkerngebieden’) af te bakenen in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen; − de Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (vroeger ‘natuurontwikkelingsgebieden’) af te bakenen in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen;

10 GRS ZOMERGEM

− de natuurverbindingsgebieden af te bakenen in provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen; − de verwevingsgebieden5 af te bakenen in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. Bijkomend worden twee gebieden afgebakend voor de bosstructuur:

− bosgebied (gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen); − bosuitbreidingsgebied: het doel is het verkrijgen van een hogere bebossingsindex6 (gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen).

2) Agrarische structuur

Vanuit zijn functie als drager van de open ruimte dient de landbouw zowel kwalitatief als kwantitatief in stand gehouden te worden. De kwalitatieve instandhouding vereist dat een duurzame landbouw wordt bedreven. De oppervlakte van de bestemming agrarisch gebied wordt in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend en ruimtelijk bestemd voor beroepslandbouw.

Voor de differentiatie van de agrarische gebieden bakent het Vlaams Gewest bouwvrije zones af in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen. De verdere differentiatie kan geschieden op lokaal niveau.

3) Nederzettingsstructuur

Wat betreft de nederzettingsstructuur in zijn geheel worden volgende doelstellingen geformuleerd:

− Concentratie van wonen en werken in de kernen; − De aangroei van woningen wordt trendmatig vastgelegd: Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geeft aan elke provincie een kwantitaieve taakstelling inzake het opvangen van de nood aan bijkomende woongelegenheden voor de periode 1991-2007. Voor Oost-Vlaanderen bedraagt deze taakstelling 85.725 woningen. Binnen de provincie dient minstens 61% (min. 52.292 woningen) in de stedelijke gebieden opgevangen te worden, t.o.v. maximaal 39% (max. 33.433 woningen) in de hoofddorpen en woonkernen in het buitengebied. − Lokale bedrijventerreinen in principe aansluitend bij hoofddorpen, bedrijventerreinen voor historisch gegroeide bedrijven in de kernen − Bereikbaar houden van voorzieningen − Behoud en verhogen van de kwaliteit van kleine kernen − Geen verdere groei van linten en verspreide bebouwing

5 In het Decreet betreffende het Natuurbehoud (21/10/97) wordt de natuurlijke structuur vanuit een natuurgerichte visie benaderd. Deze natuurlijke structuur bestaat uit een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en een Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON). Uiteindelijk zullen de GEN’s, GENO’s en natuurverwevingsgebebieden die in de ruimtelijke uitvoeringsplannen worden afgebakend, overeenstemmen met de GEN’s, GENO’s en verwevingsgebieden conform het Decreet op Natuurbehoud.

6 In het Lange-termijn Bosplan wordt het streven naar een bebossingsindex van 12% in plaats van 8,3% tegen de planhorizon van 2007 als doelstelling gehanteerd

11 GRS ZOMERGEM

4) Economische structuur

Er wordt geopteerd om nieuwe economische activiteiten van regionaal belang en herlokalisatie van bestaande regionale bedrijven te concentreren in economische knooppunten. Regionale bedrijven worden gedefinieerd als be- en verwerkende bedrijven die een verzorgend karakter hebben die de schaal van hun omgeving overschrijden. De economische knooppunten in de regio zijn de volgende:

ƒ het grootstedelijk gebied Gent;

ƒ het structuurondersteunend kleinstedelijk gebied Eeklo;

ƒ de specifieke economische knooppunten Aalter en Maldegem.

In gemeenten in het buitengebied zoals Zomergem, die niet als economisch knooppunt zijn geselecteerd, blijven de bestaande economische activiteiten zoals de KMO’s en familiale bedrijven en verdere ruimtelijke ontwikkelingen gegarandeerd door volgende maatregelen:

− de ontwikkeling van een ‘lokaal bedrijventerrein’ aansluitend bij de hoofddorpen voor de herlokalisatie van bestaande lokale bedrijven door middel van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (een BPA). Lokale bedrijven worden gedefinieerd als be- en verwerkende bedrijven die een verzorgend karakter hebben aansluitend met de schaal van hun omgeving (schaal van de kern, schaal van stedelijk gebied, …) en beperkt zijn van omvang. In principe zijn deze bedrijventerreinen dus bestemd voor alle bedrijven waarvoor geen Milieueffectenrapport of Veiligheidsrapport vereist is én met een maximum terreinoppervlakte van circa 5 ha.

− de ontwikkeling van bedrijventerreinen voor historisch gegroeide bedrijven voor de herlokalisatie van bestaande historisch gegroeide bedrijven binnen de gemeente. Met een historisch gegroeid bedrijf wordt bedoeld een bedrijf dat morfologisch en ruimtelijk verweven is met de omgeving en dat een specifieke sociaal-economische relatie heeft met de omgeving. Deze bedrijventerreinen kunnen ontwikkeld worden, aansluitend bij de bestaande vestigingen en/of in de kernen van het buitengebied en binnen de voorziene 500 ha (maakt deel uit van de behoefte van 10000 ha ruimte voor economische activiteiten tot 2007).

− de opmaak van een ‘sectoraal BPA’ voor de ontwikkeling en uitbreiding ter plaatse van bestaande bedrijven;

Algemene principes voor zowel lokale en regionale bedrijventerreinen als bedrijventerreinen voor historisch gegroeide bedrijven zijn:

− een zuinig ruimtegebruik; − een strikte fasering in het aansnijden van reserveterreinen; − een effectieve beschikbaarheid van terreinen; − het vastleggen van inrichtingsprincipes (perceelsinrichting, eenheid van aanleg, bufferzone, …); − het beperken van reserve in eigendom van bedrijven, met andere woorden wordt de reserve afgestemd op de − bestaande omvang en de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf; − een maximale algemene uitrusting (waaronder een gescheiden riolering); − het openbaar en collectief vervoer moet een aandeel hebben in de personenmobiliteit. Lokale bedrijventerreinen kunnen door middel van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (c.q. BPA) worden ontwikkeld indien herlokalisatie van bestaande lokale bedrijven binnen de eigen gemeente vanuit ruimtelijk oogpunt onvermijdelijk is, indien nieuwe lokale bedrijven worden opgericht of indien bedrijven op een bestaand lokaal bedrijventerrein willen uitbreiden tot buiten het bedrijventerrein. De volgende principes gelden voor de lokalisatie en inrichting van nieuwe lokale bedrijventerreinen:

− ontwikkeling mogelijk in een hoofddorp en in economische knooppunten;

12 GRS ZOMERGEM

− verantwoording vanuit een globale ruimtelijke visie op de gemeente en in het bijzonder op het hoofddorp; vermits in een gemeente meerdere hoofddorpen kunnen voorkomen zijn meerdere lokale bedrijventerreinen mogelijk mits motivering in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan; − de oppervlakte moet worden beperkt tot 5 ha omdat het een lokale problematiek betreft, omdat het in veel gevallen een ‘afwijkend BPA’ betreft en omdat het bedrijventerrein gericht is op lokale bedrijven die beperkt van omvang zijn. Uitdrukkelijk moet worden gesteld dat de oppervlakte niet beperkt is tot maximaal 5 ha per gemeente maar 5 ha per hoofddorp. De beperking tot 5 ha is daarbij richtinggevend en kan niet worden opgevat als norm; − de kaveloppervlakte wordt afgestemd op lokale bedrijven; − geen zuivere kleinhandelsbedrijven op lokale bedrijventerreinen; − aansluiting bij de kern of een bestaand bedrijventerrein; − ontsluiting via gemeentelijke verzamelwegen rechtstreeks op primaire wegen of secundaire wegen; − uitwerking van de ontwikkeling van lokale bedrijventerreinen in gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen7. In navolging van het subsidiariteitsprincipe bepaalt de gemeente de ontwikkelings- perspectieven voor zonevreemde activiteiten van lokaal niveau. Het uitwerken gebeurt door middel van een ‘sectoraal BPA’, dit is een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (zie ook omzendbrief RO 97/01 voor specifieke richtlijnen). Het BPA heeft zowel betrekking op zonevreemde als zone-eigen bedrijven die wensen uit te breiden naar een niet-geëigende bestemming. In het BPA worden de uitbreidingsmogelijkheden per bedrijf vergezeld van specifieke verordenende voorschriften. De afgebakende oppervlakte voor uitbreiding wordt opgenomen in de ruimtebalans tussen vraag en aanbod voor bedrijventerreinen van de betrokken gemeente.

5) Landschappelijke structuur

Operationalisering van het begrip landschap in ruimtelijke structuurplannen houdt in dat indicatief wordt aangegeven welke elementen en componenten, op het desbetreffende niveau, als structurerend moeten worden beschouwd voor het ruimtegebruik in een bepaald landschap. Naast de indicatieve weergave van de structurerende elementen en componenten, zal de specifieke ordening van elementen en componenten in sommige (te selecteren) situaties intrinsiek of contextueel zo waardevol zijn dat het behoud en de verdere ontwikkeling ervan dienen te worden verzekerd. Op basis van de karakteristieken en de kwaliteit van het landschap worden dan ook in de structuurplannen beleidsmatig stringente randvoorwaarden opgelegd aan ander (en wijziging van) ruimtegebruik. Op elk niveau kunnen volgende categorieën worden geselecteerd en kunnen hiervoor specifieke ontwikkelingsmogelijkheden worden geformuleerd. Het zijn: ƒ de karakteristieke elementen (vlak-, lijn- of puntvormig): bakens, visuele blikvangers (vb. kerktorens, watertorens,…); ƒ de karakteristieke componenten (vlak-, lijn- of puntvormig): structurerende reliëfcomponenten (bv. cuesta’s, steilranden,…) en markante terreinovergangen (overgang tussen twee duidelijk verschillende landschappen); ƒ de gave landschappen: hiervan is het samenhangen slechts in beperkte mate gewijzigd door grootschalige ingrepen (bv. oude veldgebieden); ƒ de open-ruimte verbindingen: niet of weinig bebouwde ruimten in de buurt van sterk bebouwde gebieden.

7 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, 1998, p451

13 GRS ZOMERGEM

Deze categorieën zullen geselecteerd worden in ruimtelijke structuurplannen en verder afgebakend worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen.

6) Andere functies van het buitengebied

Deze functies kunnen als hoofdfuncties voorkomen, maar zijn niet structuurbepalend voor het buitengebied. Aan de ontwikkeling van deze functies worden vanuit de structurerende functies (landbouw, wonen, werken, bos en natuur) randvoorwaarden gesteld.

 Recreatie en toerisme

In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen worden ten aanzien van de toeristisch-recreatieve infrastructuur volgende principes vooropgesteld:

ƒ De kwaliteitsverbetering van de toeristisch-recreatieve producten staat voorop, tesamen met een beter op elkaar inspelen van de bestaande infrastructuur (netwerkvorming);

ƒ Het is niet wenselijk om in het buitengebied op een grootschalige wijze toeristisch-recreatieve voorzieningen uit te breiden of nieuw in te planten;

ƒ Er moet worden gestreefd naar kwaliteitsvolle vormen van recreatief medegebruik;

 Gemeenschaps- en nutsvoorzieningen

De aan het wonen gekoppelde gemeenschaps- en nutsvoorzieningen (scholen, culturele centra, …) horen thuis in de kernen van het buitengebied. Het niveau en de reikwijdte van de voorzieningen wordt in overeenstemming gebracht met het belang van de kern.  Waterwinning en ontginning

De bevoegde overheid bepaalt de specifieke behoefte aan ontginning en waterwinning. De ruimtelijke planning geeft het kader aan waarbinnen de afgewogen behoeften met betrekking tot de lokalisering en de inplanting kunnen plaatsvinden.

7) Lijninfrastructuur

 Wegennet

In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt als doelstelling voor mobiliteit en lijninfrastructuur een optimalisering van het bestaande wegennet voorgesteld aan de hand van een functionele categorisering van het wegennet. De bestaande en nieuwe wegen worden opgedeeld in 5 categorieën. Tabel 1 geeft een overzicht van de 5 categorieën met de respectievelijke gewenste functie en inrichting.

14 GRS ZOMERGEM

Tabel 1: categorieën wegen

Categorie Hoofdfunctie Aanvullende functie Inrichting hoofdweg verbinden op verbinden op Vlaams autosnelweg, naar Europese normen internationaal niveau niveau primaire weg verbinden op Vlaams verzamelen op Vlaams - autosnelweg/stedelijke autosnelweg categorie 1 niveau niveau - autoweg (2*2 of 2*1) - weg (2*2 of 2*1) met gescheiden verkeersafwikkeling primaire weg verzamelen op Vlaams verbinden op Vlaams - autoweg (2*2 of 2*1) categorie 2 niveau niveau - weg (2*2 of 2*1) met gescheiden verkeersafwikkeling secundaire weg verbinden en of toegang geven - weg (2*1 of 2*2) niet noodzakelijk met verzamelen op lokaal gescheiden verkeersafwikkeling en bovenlokaal niveau - doortochten in bebouwde kom lokale weg toegang geven weg (2*1) met gemengde verkeersafwikkeling Bron: AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 477

De hoofdwegen en primaire wegen (categorie 1 en 2) worden door het Vlaams Gewest in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen aangeduid. Volgende selectie werd doorgevoerd : - Hoofdweg: - A10 (E40) van Jabbeke naar Groot-Bijgaarden - A11 (N49) van Westkappelle naar Antwerpen Linkeroever - Primaire weg (categorie 1): - R4-west van Drongen naar Zelzate - N44 van Aalter naar Maldegem - Primaire weg (categorie 2): - R43 van N499 (Eeklo - Ursel) naar A11 (N49) - N466 van A10 (Drongen) naar R40 (Rooigemlaan)

 Waterwegennet

Op basis van het belang in internationaal verband en op basis van de hoofdfunctie wordt het Vlaamse waterwegennet ingedeeld in een secundair en hoofdwaterwegennet. Het hoofdwaterwegennet verzorgt de verbindingen op (inter) nationaal en Vlaams niveau. Tevens ontsluit het hoofdwaterwegennet de belangrijkste economische knooppunten, zoals de zeehaven van Gent. Het secundair waterwegennet heeft een complementaire functie en zorgt voor de toevoer naar het hoofdwaterwegennet

Het deel van het kanaal Gent-Oostende tussen de Ringvaart en het Afleidingskanaal van de Leie te Schipdonk werd reeds gekalibreerd voor schepen tot 2000 ton en maakt deel uit van het hoofdwaterwegennet. Het daarbij aansluitende vak Schipdonk - provinciegrens werd voorlopig nog niet volledig van een 1350 ton-gabariet tot een 2000 ton-gabariet gekalibreerd. Dit deel van het kanaal Gent-Oostende behoort tot het secundaire waterwegennet en vervult nog een belangrijke vervoersfunctie. Meer dan 4 % van de totale vervoerde vracht via het water wordt immers via deze waterweg afgewikkeld. Op het secundair waterwegennet is de vervoersfunctie dan ook nog richtinggevend ten opzichte van de recreatieve, landschappelijke en waterwinningsfunctie, maar er dient toch gestreefd te worden naar een maximale integratie van alle functies.

15 GRS ZOMERGEM

Het deel van het Afleidingskanaal van de Leie ten zuiden van Schipdonk, behoort eveneens tot het hoofdwaterwegennet. Het noordelijk deel van het Schipdonkkanaal heeft een louter waterafvoerende functie.

Om in de toekomst een waterweg met een internationale verbindingsfunctie tussen de zeehaven van Zeebrugge en het hoofdwaterwegennet mogelijk te maken, worden drie mogelijke alternatieven gereserveerd. Deze zijn namelijk: 1. de verbetering van het kanaal Gent-Brugge 2. de verbinding tussen Zeebrugge en het kanaal Gent-Terneuzen 3. de uitbouw van de kustvaart op de Scheldemonding. Voor de beoordeling van de drie alternatieve trajecten moeten de ruimtelijke en de economische opportuniteiten voorafgaandelijk en gezamenlijk onderzocht en de prioriteiten bepaald worden.

Slechts in de mate dat de bestaande inlandse vaarwegen onvoldoende capaciteit en kwaliteit (geringe tonnage) zouden bieden voor het binnenlands transport, moet de uitbouw van een nieuw kanaal (met name het Schipdonkkanaal) of de modernisering van het bestaande kanaal Gent-Brugge worden overwogen.

 Nutsleidingen

Hoogspanningsluchtlijnen Inzake de electriciteitsleidingen worden op Vlaams niveau een hoofdnet van 150 kV en meer geselecteerd en in ruimtelijke uitvoeringsplannen vastgelegd. Het electriciteitsnet tussen 70 kV en 150 kV wordt in de provinciale ruimtelijke structuurplannen aangegeven. Volgende ontwikkelingsperspectieven worden geformuleerd: ƒ bijkomende elektriciteitsleidingen moeten worden gebundeld langs bestaande lijninfrastructuur en met bestaande 380 kV en 150 kV leidingen; ƒ de totale lengte van het bovengronds 150 kV-net wordt niet uitgebreid (‘stand-still’- principe) ƒ inzake de elektriciteitsleidingen wordt op Vlaams niveau een hoofdnet van 150 kV en meer geselecteerd en in ruimtelijke uitvoeringsplannen vastgelegd. Het elektriciteitsnet tussen 70 en 150 kV wordt in de provinciale ruimtelijke structuurplannen aangegeven. Pijpleidingen

Pijpleidingen worden zoveel mogelijk aangelegd in leidingstroken en gebundeld met lijninfrastructuren van Vlaams niveau (hoofdwegen, primaire wegen, hoofdwaterwegen, bestaande hoofdtransportleidingen,…).

16 GRS ZOMERGEM

2.1.2 Zomergem in de uitvoering van het RSV

Ter uitvoering van de beleidsopties uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn momenteel volgende processen lopende die van belang zijn voor Zomergem :

1e fase van de afbakening van het Vlaams Ecologisch Netwerk (2002)

De Vlaamse regering heeft op 19 juli 2002 haar principiële goedkeuring gehecht aan het ontwerp van afbakening van de eerste fase van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). Een netwerk van belangrijke natuurgebieden wordt via een overdruk op de huidige gewestplannen aangeduid. In eerste fase worden 87.600ha aangeduid, voornamelijk op groene bestemmingen van het gewestplan. In een tweede fase zal dit netwerk in het kader van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen via ruimtelijke uitvoeringsplannen vervolledigd worden tot 125.000ha.

De afbakeningsplannen van de eerste fase worden onderworpen aan een openbaar onderzoek van 22 september tot en met 21 november 2002. Op het grondgebied Zomergem werden de bossen van het Leen bij de eerste fase van afbakening van het VEN opgenomen. Het betreft een gebied dat op het gewestplan reeds is aangeduid als natuur- en parkgebied.

Maatschappelijke impactstudie voor de binnenvaartontsluiting van de Vlaamse kusthavens (2001)

In de bindende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen werden drie alternatieven naar voren geschoven voor het verbeteren van de binnenvaartontsluiting van de Vlaamse kusthavens, met name :

− een zuidelijk tracé door verruiming van het bestaande kanaal Gent – Brugge − een middentracé door de verbetering van het Schipdonkkanaal en de aanleg van een nieuw kanaal tussen Schipdonkkanaal en kanaal Gent – Terneuzen − een noordelijk tracé door de uitbouw van de kustvaart op de Scheldemonding Doel van deze studie was op basis van een maatschappelijke evaluatie te komen tot een geoptimaliseerde keuze tussen één van deze drie scenario’s. Vervolgens moest ook bepaald worden of deze keuze voldoende maatschappelijke meerwaarde zou opleveren om de kosten ervan te verantwoorden.

Tijdens de uitvoering van het onderzoek werd evenwel duidelijk dat de studie op zichzelf geen eenduidige keuze tussen de drie alternatieven toelaat. De reden is dat de optimale keuze voor een verbeterde binnenvaartontsluiting en de maatschappelijke waarde ervan afhankelijk zijn van een aantal fundamentele beleidskeuzes, die voorafgaandelijk dienen te worden gemaakt en die buiten het kader van de studie liggen. Het gaat hier om algemene beleidsrichtingen op niveau van het Vlaams Gewest op de domeinen van ruimte, mobiliteit, economie en milieu8.

8 BRON : Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AWZ, afdeling Bovenschelde en Afdeling Waterwegen Kust, Maatschappelijke impactstudie voor de ontsluiting van de Vlaamse kusthavens, Eindrapport MaIS, samenvatting voor het beleid (2001) 42-43

17 GRS ZOMERGEM

2.1.3 Gewestpla n

Het gewestplan is vandaag nog altijd het enige wettelijk instrument waaraan ingrepen in de ruimtelijke structuur, hetzij ten behoeve van wonen, werken, landbouw, recreatie, natuur en dergelijke meer, kunnen getoetst worden. Het gewestplan is goedgekeurd bij K.B. van 24.03.1978, wat tot gevolg heeft dat bepaalde bestemmingen achterhaald zijn, en dat andere totaal niet aanwezig zijn.

Figuur 3 geeft de gewestplanbestemmingen van Zomergem weer. Tabel 2 geeft de oppervlakte per bestemming, evenals de verhouding van de verschillende bestemmingen tot de totale oppervlakte, weer.

Tabel 2: bodembestemming volgens het gewestplan

Bodembestemming Oppervlakte (ha) Aandeel van de totale oppervlakte (%) Woongebied 160,6096 4,14 Woonuitbreidingsgebied 60,3915 1,56 Woongebied met landelijk karakter 95,2382 2,45 Woonpark 14,0867 0,36 Ambachtelijk gebied 20,8767 0,54 Gebied voor 3,0072 0,08 gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen Recreatiegebied 0,5640 0,01 Agrarisch gebied 2427,0228 62,58 Landschappelijk waardevol 742,5330 19,15 agrarisch gebied Groengebied 123,42 3,2 Parkgebied 13,1724 0,34 Natuurgebied 130,1295 3,36 Bosgebied 44,1215 1,14 Waterweg 10,7 0,3 Totaal 3878,1650 100,00 Bron: eigen berekeningen

In 1997 (BVR 08/07/97 en 09/12/97) werd een wijziging van het gewestplan Eeklo-Aalter goedgekeurd met het oog op het vastleggen van een tracé voor een aardgasleiding voor de verbinding tussen Oostwinkel (Zomergem) en Eynatten (Raeren). Deze verbinding maakt deel uit van het zogenaamde VTN-project van Distrigas N.V. Dit project bestaat uit het verbinden van Zeebrugge met het Franse aardgasnet enerzijds (een tracé van 160 km. Zeebrugge - Zomergem - Brakel - Quévy) en met het Duitse net anderzijds (een tracé van 280 km. Zeebrugge - Zomergem - Winksele - Berneau - Eynatten vanaf Zomergem tot de Duitse grens volgens een nieuw tracé).

Sedert de definitieve goedkeuring van het gewestplan zijn er een aantal bestemmingen achterhaald. Door de VZW Streekplatform werden de belangrijkste knelpunten gebundeld en in september 1999 aan de bevoegde minister voorgelegd. De belangrijkste gebieden voor Zomergem zijn:

- de grondkleur ‘groengebied’ van het reservatie- en erfdienstbaarheidsgebied langs het Schipdonkkanaal te wijzigen in de grondkleur ‘agrarisch gebied’; - de ingesloten gronden van het Sas van Schipdonk, die momenteel gedeeltelijk niet ingekleurd zijn, als gebied voor natuureducatieve infrastructuur te bestemmen; - het tracé van de R43 (ring rond Eeklo) te schrappen; - het herschikken van de gebieden voor ambachtelijke bedrijven;

18 GRS ZOMERGEM

Figuur 3: gewestplan

19 GRS ZOMERGEM

2.1.4 Beschermd e monumenten en landschappen

Groot-Zomergem heeft meerdere beschermde monumenten en dorpsgezichten op zijn territorium. Deze zijn belangrijk om na te gaan of bepaalde initiatieven inzake nieuw- of vernieuwbouw mogelijk zijn. 12 gebouwen, al dan niet met omgeving, hebben reeds het statuut van beschermd monument of dorpsgezicht gekregen: 1. St. Gangulfkerk te Ronsele (M.B. 28/12/36). 2. St. Martinuskerk te Zomergem (M.B. 20/07/46 en M.B. 10/11/95). Ze werd gebouwd op de fundamenten van een romaanse kerk uit de 12e en 13e eeuw. Ze werd gedeeltelijk verwoest in de Geuzentijd, heropgebouwd in de 17e eeuw en gerenoveerd in de 19e eeuw. De romaanse toren is goed bewaard gebleven. 3. Dekenij te Zomergem (M.B. 20/07/46 en M.B. 10/11/95). 4. St. Jans Onthoofdingskerk te Oostwinkel (K.B. d.d. 27/05/71). 5. Een boerderij, de toegangshekkens en dwarsschuur (Rostraat 6) en omgeving te Zomergem (M.B. 23/07/86). 6. Het Gemeentehuis, dorpspomp en omgeving te Zomergem (M.B. 10/11/95). 7. Een herenhuis, de walgrachten, het toegangshek en de veldesdoorn van domein ‘Ter Walle’ (Kappellestraat 4) en omgeving te Zomergem (M.B. 19/11/96). Het beschermingsbesluit steunt vooral op de architectuurhistorische en artistieke waarde van de site. Als omgracht herenhuis behorend tot een site met walgrachten die vanaf 1765 bekend stond als ‘huys van plaisance’, doch met oudere oorsprong mogelijk teruggaand tot de late middeleeuwen, vormt het aldus één van de weinige overblijvende getuigen in de gemeente van een vroegere woonkern. 8. ‘Goed van Rapenburg’ (Bosstraat 9) te Zomergem, zijnde de beboomde toegangsdreef, de walgrachten, het erf met de toegangspoort, het boerenhuis, het bakhuis en de schuur en de oude stallen die uitzien op het binnenerf (M.B. 10/11/95). De site heeft een belangrijke historische en landschappelijke waarde. Zo is de site met walgrachten uit de late middeleeuwen, opgericht als ontginningshoeve in de 13-de eeuw, thans een nog deels omgrachte geïsoleerde grote hoeve met aanpalend omgracht klein voormalig opperhof en beboomde toegangsdreef, getuigend van de ontginningsgeschiedenis van de streek. 9. Een boerderij (Langeboeken 2) te Zomergem (M.B. 10/11/95). De architectuurhistorische waarde is bepaald door het feit dat de boerderij een zeldzaam voorbeeld is voor de regionale landelijke burgerlijke architectuur van een typisch boerenhuis met authentiek karakter. 10. Een hoeve en schuur (Stoktevijver 95) en omgeving te Zomergem (M.B. 10/11/95). De site heeft een historische en wetenschappelijke waarde in die zin dat het een goed voorbeeld is van een voor de regio zeldzaam geworden en goed bewaard boerenhuis uit de 18-de eeuw. Eigenlijk gaat het huis in oorsprong terug naar het einde van de 16-de begin 17-de eeuw. 11. Een boerderij (Langestraat 1) en omgeving te Oostwinkel (M.B. 24/09/96). Historisch en volkskundig gezien is het een zeldzaam voorbeeld voor de regionale landelijke burgerlijke architectuur van een vrij gaaf bewaard boerenhuis dat grotendeels dateert uit de 18-de eeuw, maar met een oudere kern die in oorsprong mogelijk opklimt tot de 16-de eeuw en herkenbaar is aan de overwelfde kelders onder de opmerkelijk grote opkamer. 12. De achterliggende tuin van het voormalige brouwershuis in de Dekenijstraat 7 werd als dorpsgezicht beschermd (M.B. 23/12/98). Een overzicht wordt gegeven in Figuur 4, waarbij de nummering in overeenstemming is met deze in de tekst.

20 GRS ZOMERGEM

Figuur 4: BPA en beschermde monumenten en dorpsgezichten

Legende beschermd monument BPA nr 1 'Centrum' weg waterweg gemeentegrens

4 01000500 1500 11

10 8

1

2 6 3 12 7

9

5

21 GRS ZOMERGEM

2.1.5 … inzake n atuur en landschap 1) Het ontwerp Groene Hoofdstructuur (1990)

De ‘Groene Hoofdstructuur’ kadert in het milieubeleidsplan 1990-1995 van de Vlaamse Regering. De ‘Groene Hoofdstructuur’ kan gezien worden als een beleidsvisie voor het gebruik van de open ruimte ten behoeve van de sector natuur. Het ‘Ontwerp Groene Hoofdstructuur van Vlaanderen’ is dus een plandocument gericht op de vrijwaring en waar mogelijk uitbreiding van de natuurwaarde in Vlaanderen. Hoewel het plan geen juridische waarde heeft was het toch één van de basisdocumenten bij de opmaak van het Structuurplan Vlaanderen.

Figuur 5: ontwerp Groene Hoofdstructuur

Legende natuurkerngebied natuurontwikkelingsgebied natuurverbindingsgebied weg waterweg gemeentegrens

0500 1000 1500

In de richtnota voor de ‘Groene Hoofdstructuur van Vlaanderen’ is sprake van 4 gebieden: 1. natuurkerngebieden: gebieden met als hoofdfunctie natuurbehoud en een minimale oppervlakte van 50ha. 2. natuurontwikkelingsgebieden: gebieden waar de actuele natuurwaarde nog niet hoog is maar waar de waarde binnen relatief korte termijn kan worden verhoogd, of gebieden die belangrijk zijn voor fauna. 3. natuurbuffergebieden: ondersteuningsgebieden binnen de invloedssfeer van natuurkern- of natuurontwikkelingsgebieden. Door bufferzones wordt bedreiging van de natuurwaarden verkleind. 4. natuurverbindingsgebieden: deze term heeft een dubbele betekenis. Enerzijds worden zones bedoeld die een verbinding kunnen realiseren tussen natuurgebieden met een gelijkwaardig karakter, met als doel dat planten

22 GRS ZOMERGEM

en dieren via die verbindingsgebieden tussen de natuurgebieden kunnen migreren. Anderzijds worden er gebieden mee bedoeld met sterke interne verbindingsfuncties en waarin natuurontwikkeling gericht kan zijn op het behoud en herstel van kleine landschapselementen en de eraan verbonden dier- of plantensoorten te beschermen en te behouden. Drie van de vier gebieden vindt men terug in Zomergem: - Het natuurkerngebied, waar Het Leen en de O.C.M.W.-bossen deel van uitmaken, beslaat 195 ha; - Het natuurontwikkelingsgebied, waar de Keigatbossen, de bossen rond de herberg ‘In den Hoorn’, en de oevers van het Schipdonkkanaal liggen, beslaat 190 ha; - Het natuurverbindingsgebied beslaat 70 ha.

2) Een regionaal bos voor Gent (1999)

De hogere overheden in Vlaanderen hebben er zich toe verbonden om in bosarme regio’s nieuwe boscomplexen uit te bouwen ter versterking van de bestaande bosstructuur. Recent werd door de provincie Oost-Vlaanderen samen met de afdeling Bos en Groen van de administratie AMINAL een bosuitbreidingsproject opgestart. Het project beoogt de concrete realisatie van een stadsbos en een regionaal bos in de omgeving van Gent.

Aan de hand van een wetenschappelijke studie werden de meest geschikte en best haalbare locaties bepaald. Deze studie werd uitgevoerd door de Vlaamse Bosbouwvereniging en de werkgroep Ruimtelijke Planning en Survey van de Universiteit Gent. Hierbij werd de mogelijkheid onderzocht voor de inplanting van een stadsbos van 200-300 ha, waar de nadruk ligt op het recreatieve aspect en een regionaal bos van 500-600 ha met nadruk op de ecologische kwaliteiten.

De locaties voor het stadsbos werden gezocht in een gebied nauw aansluitend bij of behorend tot het stedelijk gebied Gent. Het stadsbos zal een essentiële bijdrage moeten leveren tot de leefbaarheid van de stad. Voor het regionaal bos worden de bebossingsmogelijkheden in een ruime regio rond Gent onderzocht.

Het regionaal bos en het stadsbos zullen elkaar op sociaal en ecologisch vlak aanvullen. Zo zal het stadsbos in eerste instantie aan de behoeften van de dagelijkse recreant moeten voldoen. Het regionaal bos beschikt door zijn aanzienlijke oppervlakte over een grotere opvangcapaciteit en zal samen met het stadsbos de vaak zeer drukke weekendrecreatie kunnen opvangen. Daar waar het stadsbos voor een groene enclave moet zorgen in het verstedelijkt gebied, zal het regionaal bos mogelijkheden bieden voor de veeleisende planten- en diersoorten.

Twee gebieden in Zomergem werden als potentiële locatie voor een regionaal bos geselecteerd. Diverse recreatieve, ecologische en structuurversterkende criteria toonden aan dat de locatie ‘Het Leen - Lembeekse Bossen’ het best scoort en zeer geschikt is voor de aanleg van een regionaal bos. De locatie ‘Drongengoed - Keigatbos’ komt op de derde plaats en wordt als geschikt bevonden.

Bovenvermelde locaties werden eveneens aan de aanvaardbaarheidscriteria onderworpen. Bij de aanvaardbaarheidscriteria worden drie hoofdgroepen onderscheiden:

- aanvaardbaarheid voor de landbouwsector; - aanvaardbaarheid voor de natuur- en landschapswaarden; - aanvaardbaarheid voor de stedelijke functies en de woon- en werkfuncties in het buitengebied.

23 GRS ZOMERGEM

De aanleg van een grootschalig regionaal bos in de locatie ‘Het Leen - Lembeekse Bossen’ is globaal gezien matig aanvaardbaar. In de locatie wordt bebossing als matig aanvaardbaar ingeschat voor de landbouwsector. Een aantal opportuniteitscriteria (bijvoorbeeld de aanwezigheid van uitbollende landbouwers en gronden in eigendom van openbare besturen) kunnen echter de haalbaarheid voor bosaanleg nog beïnvloeden. De globale aanvaardbaarheid voor de aanleg van een grootschalig regionaal bos is in de locatie ‘Drongengoed - Keigatbos’ slecht. De aanvaardbaarheid voor de landbouwsector is er slecht. Deze locatie werd bijgevolg niet geselecteerd. De locatie ‘Makegemse Bossen - Aelmoeseneiebos’ werd uiteindelijk als regionaal bos geselecteerd.

Bij de concrete uitwerking van het Provinciaal Structuurplan en de Gemeentelijke Structuurplannen kan het regionaal bos als een bouwsteen fungeren in dit ruimtelijk ontwikkelingsproces.

3) Atlas van de relicten van de traditionele landschappen

Ten behoeve van de landschapszorg gebeurde reeds een synthese van de structuurbepalende elementen en componenten van de landschappelijke structuur, zowel op provinciaal als gewestelijk niveau. Zomergem behoort tot twee traditioneel - landschappelijke gehelen, met name ‘het straatdorpengebied van Waarschoot’ en de ‘cuesta Zomergem-Oedelem’.

De indeling van de traditionele landschappen en hun begrenzing werd intussen nog verder verfijnd in het kader van de opmaak van de Atlas van de relicten van de traditionele landschappen9. Derhalve werd ook deze indeling in de bespreking verder opgenomen.

In deze atlas maakt men onderscheid tussen relictzones, lijnrelicten, ankerplaatsen en puntrelicten (zie Figuur 6).

9 Prof. Dr. M. Antrop, Lic. V. Van Eetvelde, Atlas van de relicten van de traditionele landschappen in de provincie Oost-Vlaanderen, oktober 1997, Universiteit Gent – Vakgroep Geografie

Prof. Dr. M. Antrop, Lic. V. Van Eetvelde, Landschapszorg in Vlaanderen: Operationaliseren en onderlinge afstemming van de landschapsdatabanken van de provincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg, eindrapport, versie september 1999, Universiteit Gent - Vakgroep Geografie.

24 GRS ZOMERGEM

Figuur 6: atlas van de relicten van de traditionele landschappen

25 GRS ZOMERGEM

Relictzones

Relictzones worden gedefinieerd als gebieden met een grote dichtheid van punt- of lijnrelicten, zichten en ankerplaatsen …

Het behoud of het herstel van de relictelementen in de relictzones kan bvb. door middel van een landschappelijk verantwoord vergunningenbeleid, het opnemen als "rustpunten" of "blikvangers" langs toeristische routes. Het vrijwaren van de tussenliggende open ruimten en landschappelijke structuur kan bvb. gebeuren door de visie op relictlandschappen op te nemen in structuurplanning en landinrichtingsprojecten. Relictzones komen ook in aanmerking om als "regionaal landschap" of "landschapspark" geselecteerd te worden. Even belangrijk is de aanduiding van de relictzones op te nemen bij gewestplanwijzigingen als een zoneoverlappende arcering, als een uitbreiding dus van de huidige aanduidingen "landschappelijk waardevolle gebieden". ƒ Leen (zie 11 op Figuur 6): De belangrijkste erfgoedwaarden kunnen als volgt worden samengevat: – groot boscomplex met duidelijke structuur. Aan de rand verschillende dreven door het landbouwgebied. Het zuidelijk gedeelte van de relictzone is een landbouwlandschap met overwegend regelmatige percelering. – gedeelte is na ontvening bebost na 1529, namelijk het Zuid- Pok- en Wilde Moer en ging zo deel uit maken van het Eeklobos. ƒ Bekebos (zie 12): De esthetische erfgoedwaarden kunnen als volgt worden samengevat. "Zeer typisch ontginningspatroon, circulair rond de hoeve met omwalling. Een gedeelte van de relictzone valt in het ruilverkavelingsgebied hetgeen een verstoring tot gevolg heeft”. ƒ Cuesta van Zomergem-Oost (zie 15): De esthetische erfgoedwaarde: "Golvende topografie met uitgesproken steilrandbegrenzing. Heeft een patroon van bossen en open landbouwgebieden, een gecompartimenteerd landschap. Er zijn een beperkt aantal wijdse maar gerichte vergezichten langs de steilranden op de omliggende gebieden”.Twee hoger gelegen punten vormen te Ronsele uitzichtpunten. Lineair groen is sterk ruimtebepalend en soms ruimtebegrenzend. Een gedeelte van de relictzone valt in het ruilverkavelingsgebied." ƒ Open landschappen: van Ro en Hoetsel - Schuttershof (zie 16): Het betreft vlakke gedeelten van de Vlaamse Vallei die gelegen zijn in de depressie van het kanaal Gent - Brugge, vroeger de Hoogkale. Het betreft een vrij vlak landbouwgebied met lintbebouwing, sterk versnipperde ruimten en een beperkt aantal smalle en verre doorkijken. Het vrijwaren van de open ruimte is er primordiaal.

 Ankerplaatsen

In bovenvermelde "Atlas van de relicten van de traditionele landschappen in de provincie Oost-Vlaanderen" (versie september 1999) komen er in Zomergem twee ankerplaatsen voor nl. het "Keigat". (zie 9) en het Leen (zie 1 op Figuur 6).

Ankerplaatsen worden aanzien als de meest waardevolle landschappelijke relicten. Als kleinschalige complexen van gevarieerde punt- of lijnelementen die een geheel of ensemble vormen, is hun samenhang en gaafheid bijzonder belangrijk. Ankerplaatsen komen prioritair in aanmerking voor bescherming.

26 GRS ZOMERGEM

 Lijnrelicten

Het belang van lijnrelicten ligt meer op hun structurerende waarde dan op hun gehele gaafheid of samenhang. Hun landschapsecologische betekenis als corridor of barrière is hierbij eveneens belangrijk. Het beheer van lijnrelicten is complex en zal in de meeste gevallen gebeuren met een groot aantal partners. De herkenbaarheid van het lijnrelict als structurerend element moet gevrijwaard en soms zelfs gemaximaliseerd worden. Hiervoor moet versnippering van lijnelementen tegengegaan worden.

In Zomergem komen er drie lijnrelicten voor namelijk:

ƒ Afleidingsvaart van de Leie; ƒ de Lieve; ƒ kanaal Brugge-Gent.  Puntrelicten

Puntrelicten worden gevormd door monumenten en kleine cultuurhistorische landschapselementen of complexen ervan. Zij worden afzonderlijk aangeduid wanneer ze geïsoleerd staan.

Beleidswenselijkheden voor puntrelicten bestaan enerzijds uit meer gerichte beschermingen en anderzijds uit het stimuleren van hun behoud door een gepast vergunningenbeleid, onder meer ook in de ondersteuningszone. Beheersplannen kunnen een gepast functioneren stimuleren dat het behoud en de gaafheid van het relict ondersteunt. Voorstellen van landschapszorg naar de structuurplanning en landinrichting van het gebied kunnen hierbij stimulerend zijn.

De puntrelicten in Zomergem met beschrijving zijn: ƒ Rapenburghoeve Bekebos (zie 32) ƒ Dorpskern Ronsele (zie 28) ƒ Omwalde hoeve Oostwinkel (zie 15) ƒ St.-Jans-Onthoofdingskerk Oostwinkel (zie 40) ƒ Kasteel van Wetteren Ronsele (zie 29) ƒ St. Martinuskerk en dekenij Zomergem (zie 39) ƒ Domein Ter Walle (zie 811) ƒ Kasteel van Durmen (zie 813) Daarnaast werden er nog een aantal puntrelicten die in bestaande inventarissen aangeduid zijn, maar waarvoor er geen beschrijving voor handen is, afzonderlijk voorgesteld. Het betreft meestal hoeven.

 Zichten

Zichten zijn openbare standplaatsen van waaruit een min of meer onverstoord overzicht over één of meerdere landschappen mogelijk is. Het is wenselijk een afstandszonering te bepalen rond de standplaatsen en voor iedere zone te beschrijven wat kan en niet kan. Ook groenschermen die het gehele zicht afsluiten moeten vermeden worden, maar kunnen wel als buffer dienen om nabijgelegen storende elementen af te schermen. De twee hoogst gelegen punten te Ronsele en de steilrand ter hoogte van Zomergem Boven en Molenstraat zijn potentiële zichten.

27 GRS ZOMERGEM

4) Stiltegebieden (1993)

Volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen is een stiltegebied een gebied van ten minste 1 km² waarin de geluidsbelasting door toedoen van menselijke activiteiten zo laag is, dat het ervaren van de in dit gebied heersende natuurlijke geluiden niet of nauwelijks wordt verstoord10.

Ze zijn van belang voor de ruimtelijke planning vermits stilte een aspect is van de belevingswaarde, en het geluidsniveau van een gebied mede kan bepalen voor welke functies en activiteiten het geschikt is. Drie van deze gebieden liggen gedeeltelijk in Zomergem:

ƒ het Drongengoed – Keigatbossen (17); Figuur 7: stiltegebieden in de omgeving van Zomergem ƒ het Leen (31);

ƒ Historisch landschap Ro (32).

5) De Biologische Waarderingskaart (1982, 1998)

Aan de hand van kartering van de aanwezige vegetatie werd een waardering gegeven, die steunt op volgende criteria: zeldzaamheid, biologische kwaliteit, algemene kwetsbaarheid en vervangbaarheid. De terreinopnamen werden uitgevoerd in de loop van de jaren 1978- 1982. De biologische waarderingskaarten werden recentelijk gedigitaliseerd en bijgewerkt. De meest recente versie dateert van 1998. Figuur 8 geeft een overzicht van de respectieve gebieden. In de bijgevoegde legende worden de verschillende ecotooptypes toegelicht.

10 AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 566

28 GRS ZOMERGEM

Figuur 8: biologische waarderingskaart

Bron: Geoloket GIS - Vlaanderen, 26 september 2003.

29 GRS ZOMERGEM

2.1.6 … inzake l andbouw 1) Ruilverkaveling (1961 – 1970)

De eerste wet op de ruilverkaveling dateert van 1956. In deze wet staat dat ruilverkaveling tot doel heeft de omgeving aan een betere landbouwuitvoering te onderwerpen.

Ruilverkaveling houdt in dat landbouwgronden op een meer rationele manier gehergroepeerd en herverdeeld worden onder de eigenaars en gebruikers. Maar het is meer dan dat. Ruilverkaveling betekent ook een betere ontsluiting van de percelen en optimalisatie van het waterlopennet. Maatregelen die oplossing kunnen bieden aan een slechte waterhuishouding zijn: drooglegging, drainage, bemaling alsook het rechttrekken en kalibreren van waterlopen.

In de ruilverkaveling 'nieuwe-stijl' worden de doelstellingen van de ruilverkaveling verruimd: niet alleen optimalisatie van de landbouwgronden, doch ook landschapszorg en niet- landbouwfuncties zijn nu aan de orde: bij het optimaliseren van de landbouwgronden wordt ernaar gestreefd zo veel mogelijk rekening te houden met natuur- en landschapswaarden.

In de periode 1961-1970 zijn er twee ruilverkavelingen uitgevoerd, nl. de ruilverkaveling van Oostwinkel-Adegem en de ruilverkaveling van Zomergem-Lovendegem-Merendree. Zij hebben het oorspronkelijk landschap van de gemeente sterk gewijzigd (zie Figuur 9).

Figuur 9: ruilverkavelingen

Legende ruilverkaveling weg waterweg gemeentegrens

01000500 1500

Ruilverkaveling van Oostwinkel - Adegem

Ruilverkaveling van Zomergem - Lovendegem - Merendree

30 GRS ZOMERGEM

De ruilverkaveling van Oostwinkel omvatte alle landbouwgronden ten noorden van Diepenbeek en ten oosten van de Sint-Janssstraat tot aan het Schipdonkkanaal, goed voor een oppervlakte van 535,6013 ha. Het bestuur van de watering Wagenmakersstroom beheert de waterhuishouding.

De ruilverkaveling van Zomergem-Lovendegem-Merendree besloeg het oostelijk deel van Zomergem tot het Schipdonkkanaal ten zuiden van de Stoktevijverstraat, samen een oppervlakte van 1170,2252 ha. Het bestuur van de watering Zomergem-Lovendegem- Merendree beheert de waterhuishouding.

Het landschap werd drastisch gewijzigd door het uitvoeren van een nieuwe kavelindeling, het verbeteren van de waterhuishouding (er werden ca. 35km waterlopen gegraven of verbeterd) en het verbeteren van het net van ontsluitingswegen (ca. 21km verharde wegen werden aangelegd).

In de betrokken gebieden is de agrarische structuur verbeterd, maar landschappelijk gezien kunnen de ruilverkavelingen geen geslaagd project genoemd worden. Het is een zeer open landschap geworden, waarin praktisch alle kleine landschapselementen (hoogstammige bomen, levende hagen en struiken) en de typische kerkwegels die zich door de akkers slingerden verdwenen zijn en waar de wegen zeer rechtlijnig zijn. Dit ruilverkavelingslandschap leent zich goed tot fietsrecreatie omdat een degelijke wegen- infrastructuur aanwezig is.

2) Mestactieplan (1996)

Het eerste mestdecreet werd goedgekeurd op 23 januari 1991. Onder impuls van het Mestactieplan kwam er een evaluatie en een bijsturing van dit decreet. Op 1 januari 1996 trad het hernieuwde mestdecreet in werking.

Het hernieuwde mestdecreet gaat uit van volgende principes: ƒ een gebiedsgerichte aanpak; ƒ een brongerichte aanpak: concreet houdt dit in dat de mestproductie voortaan een bepaald ‘plafond’ heeft, namelijk de fosfaat- en stikstofproductie uit 1992 (volgens het ‘stand-still principe’); ƒ de responsabilisering: wie milieuproblemen veroorzaakt moet ook de kosten dragen voor de oplossing ervan; ƒ de positieve discriminatie van het gezinsveeteeltbedrijf.  Vergunningenbeleid

De gemeentelijke productiedruk (PD) wordt gedefinieerd als:

P O productie PD = 2 5 oppervlakte cultuurgrond

Op een cultuuroppervlakte van 2912 ha betekent dit 133 kg per ha. Dit cijfer ligt bijgevolg hoger dan 125 kg per ha, zodat Zomergem, net als in 1992, behoort tot de zwarte gemeenten.

31 GRS ZOMERGEM

In zwarte gemeenten wordt een strenger vergunningenbeleid gevoerd dan in witte (PD< 75 kg), lichtgrijze (75< PD< 100 kg) en donkergrijze (100< PD< 125 kg) gemeenten: ƒ Oprichten van bedrijven is overal verboden, het verplaatsen van een bestaand bedrijf kan echter nog; ƒ Omvorming van een akkerbouwbedrijf of uitbreiding van een veeteeltbedrijf is afhankelijk van diverse factoren, namelijk: - voor een gezinsveeteeltbedrijf: de gemeentelijke mestproductiedruk; de leefbaarheidsgrens van de veeteeltbedrijven; het bedrijf moet beschikken over tenminste 15 ha eigen cultuurgrond. - bij een niet-gezinsveeteeltbedrijf zal de vergunning bij hernieuwing of overname automatisch met een kwart worden ingekrompen, en gelden tevens bovenstaande factoren.  Gebiedsgericht beleid

Om de doelstellingen van het decreet te realiseren, is een beperking van de toegelaten hoeveelheden meststoffen en de periodes waarin dierlijke en andere meststoffen mogen worden afgezet van doorslaggevend belang. De gebiedsgerichte aanpak komt ook tot uiting in strengere bemestingsnormen en een langere verbodsperiode, zoals in enkele gebieden van Zomergem (zie Figuur 10). Het betreft gebieden van de ‘groep water’ en de ‘groep natuur’.

Gebieden van de ‘groep natuur’ Hier zijn de gebieden ondergebracht die vanwege hun ecologische waarde bijzonder beschermd moeten worden. Binnen de bemestingsnormen onderscheidt men volgende gradaties:

- Waarde 1: Verbod op gebruik van N (nitraat) en P2O5 ; algemeen uitrijverbod; - Waarde 2: Verbod op gebruik van N (nitraat) met mogelijke afwijking voor teeltcombinaties en tot 100

kg. N uit chemisch mest; verbod op gebruik van P2O5 ; algemeen uitrijverbod;

- Waarde 3: Verbod op gebruik van N (nitraat), P2O5 met mogelijke afwijking tot de algemene normen die gelden binnen natuurgebieden; uitrijverbod met mogelijke afwijking tussen 1/09 en 21/01;

- Waarde 4: Algemene normen van N en P2O5 zoals die gelden in natuurgebieden; uitrijverbod van 1/09 tot 21/01; - Waarde 5: Algemene normen De nummering stemt overeen met deze op Figuur 10. Binnen de gemeente maken volgende gebieden deel uit van de ‘groep natuur’: - het natuurgebied van het Leen; - het natuurgebied van de Keigatbossen; - de natuurgebieden ‘Motte’ en ‘Potterse bossen’.

Gebieden van de groep water

Hiertoe behoren de gebieden die vanwege hun relatie tot de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit (hier voor het drinkwaterproductiecentrum van Kluizen) bijzonder beschermd moeten worden. Ze vereisen strengere normen met het oog op de drinkwaterproductie of omdat ze extra gevoelig zijn voor stikstofuitspoeling. Voor grasland vb. is de bemestingsnorm voor P2O5 120 kg per ha, en geen 170 kg per ha. De uitrijregeling is eveneens strenger. Er geldt een uitrijverbod van 1 september tot en met 15 februari in plaats van het algemeen geldende van 21 september tot en met 21 januari. Grote delen van de gemeente, met name het gebied ten oosten van het Schipdonkkanaal en ten noorden van de Steenberg en ‘Motte’ maken deel uit van het oppervlaktewaterwingebied van Kluizen.

32 GRS ZOMERGEM

Figuur 10: Mestactieplan

Gemeentegrens

Wegen

Waterwegen

Mapklasse water (1998) oppervlaktewaterwingebied Kluizen zone A oppervlaktewaterwingebied Kluizen zone C algemeen

Mapklasse natuur (1998) waarde 1 waarde 2 waarde 3 waarde 4 waarde 5

0 1 2 kilometers

Bron: VLM, mapgebieden mestdecreet

3) Afbakening van de agrarische structuur (1999)

In het kader van de uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de afdeling Land op 31.03.98 een eerste versie afgewerkt van haar visie op de afbakening en differentiatie van agrarische gebieden in het Vlaams Gewest. Deze eerste versie werd op 4.06.99 door de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling ter beschikking gesteld van de provincies en de gemeenten om ze beter te documenteren bij het opstellen van hun Ruimtelijke Structuurplannen.

Voor wat Zomergem betreft kunnen de voorgestelde wijzigingen als volgt worden samengevat (zie Figuur 11):

− bestemmingswijziging naar bosgebied; − bestemmingswijziging naar natuurgebied; − opnemen als agrarisch gebied: Het reservatie- en erfdienstbaarheidsgebied langs het Schipdonkkanaal, waarvan de grondkleur groengebied is, zou dienen omgezet te worden naar een agrarische bestemming als

33 GRS ZOMERGEM

grondkleur. Qua bodemgeschiktheid en ruimtelijke kwaliteit zijn deze gronden belangrijk voor de agrarische structuur. De betrokken gronden worden toch niet gebruikt in hun huidige groene bestemming; − structureel aangetaste gebieden: Het betreft gebieden die structureel aangetast zijn door bebouwing of infrastructuur en hierdoor dienen uitgesloten te worden uit het agrarisch gebied. Om tot een waardevolle invulling van deze gebieden te komen is het wenselijk dat er gemeentelijke uitvoeringsplannen worden opgemaakt. Figuur 11: voorgestelde wijzigingen bij afbakening en differentiatie van agrarische gebieden

Legende structureel aangetast - uitsluiten bos - uitsluiten natuur - uitsluiten niet gerealiseerd - opnemen weg waterweg gemeentegrens

01000500 1500

34 GRS ZOMERGEM

2.2 RUIMTELIJK BELEID EN SECTORALE INITIATIEVEN OP PROVINCIAAL NIVEAU

Naast het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen is ook het provinciaal ruimtelijk structuurplan Oost – Vlaanderen een referentiekader voor het ruimtelijk beleid in de gemeente. Het provinciaal ruimtelijk structuurplan bouwt verder op het structuurplan Vlaanderen. De uitgangspunten en principes van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen gelden als basis en beleidskader voor het provinciaal ruimtelijk structuurplan.

Momenteel bestaat een ontwerp van het structuurplan Oost – Vlaanderen (19 maart 2003).

Natuurlijke structuur

Conform het decreet houdende het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu, bakent het Vlaams Gewest het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) af. Vermits de afbakening van het VEN (GEN, GENO en verwevingsgebieden) nog niet defenitief is en het aanduiden van natuurverbindingsgebieden en ecologische infrastructuur van bovenlokaal niveau per definitie verbonden is aan bovenvermelde gebiedscategorieën werden de gebieden van het VEN hypothetisch aangeduid.

Natuurverbindingsgebieden zijn gebieden die hoofdzakelijk een landbouwfunctie dragen, maar evenzeer een aantal ecologische kwaliteiten bezitten. Natuur is er een nevenfunctie naast de hoofdfunctie (meestal landbouw). De cuestarug werd als verbindingsgebied tussen het Leen en de Keigatbossen geselecteerd.

Het kanaal Gent – Oostende, het Schipdonkkanaal, de Wagemakersbeek en de Lieve werden aangeduid als ecologische infrastructuur van bovenlokaal belang.

Agrarische structuur

Zomergem behoort binnen de gewenste agrarische structuur op provinciaal niveau tot het gedifferentieerd openruimtegebied. Het gaat om een dynamisch landbouwgebied dat gekenmerkt wordt door weide, grasland en groenvoeder ten behoeve van de rundveehouderij en de varkenshouderij.

Gezien de sterke beperkingen op vlak van mestafzet, dienen zich hier vooral ontwikkelingsperspectieven aan voor de duurzame veehouderij. Opmaak en analyse van een mineralenbalans, aangepast graslandbeheer, enz. kunnen de sector ondersteunen bij het inbouwen van milieukundige beperkingen in de agrarische bedrijfsvoering. Daarnaast zijn er mogelijkheden op vlak van productdifferentiatie, verticale integratie, kostprijsminimalisatie, alternatieve teelten en de productie van non – food. Er zijn ook beperkte ontwikkelingsperspectieven voor groenteteelt en sierteelt.

Op gemeentelijk vlak worden zowel ‘open landbouwgebieden van lokaal belang’ als ‘multifunctionele landbouwgebieden van lokaal belang’ afgebakend.

35 GRS ZOMERGEM

Nederzettingsstructuur

De provincie selecteert de hoofddorpen. Er zijn 2 categorieën die elk voor een bepaalde ontwikkeling staan, vooral voor (al dan niet) bijkomende woongelegenheid en bijkomende bedrijventerreinen. De 2 categorieën zijn : hoofddorp en woonkern. De kern Zomergem wordt beschouwd als hoofddorp, Beke (deel Waarschoot, deel Zomergem) als woonkern11.

Buiten deze geselecteerde hoofddorpen en woonkernen kunnen geen nieuwe bedrijventerreinen of bijkomende voorzieningen voor woongelegenheden voorzien worden. Daarnaast werd ook een taakstelling wonen naar voren geschoven. Voor Zomergem werd deze berekend op 427 voor de planperiode 1991 – 2007. De gemeente dient in haar structuurplan duidelijk te maken hoe zij de vooropgestelde taakstelling ruimtelijk zal vertalen naar beide kernen.

Ruimtelijk-economische structuur

Inzake bedrijvigheid behoort Zomergem niet tot een structurerend onderdeel van de gewenste ruimtelijk – economische structuur. Lokale bedrijventerreinen voor nieuwe en/of te herlokaliseren bedrijven kunnen enkel ontwikkeld worden in hoofddorpen (i.c. Zomergem – Ronsele) (max. 5ha).

Ruimtelijke landschapszorg

Het grootste deel van de gemeente behoort tot het ‘straatdorpengebied van Waarschoot’. Voor dit gebied worden volgende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd :

− stoppen uitbreiding lintbebouwing − dorpskernrenovatie wenselijk − behoud (eventueel herstel) van het hoofdnetwerk van lineaire perceelsrandbegroeiing met knotbomen − duidelijke architectonische richtlijnen formuleren voor nieuwbouw en renovatie Voor het cuestagebied worden volgende ontwikkelingsperspectieven geformuleerd :

− behoud landelijk karakter door afremmen van nieuwe lintbebouwing; − vrijwaren zichten van en naar het cuestafront; − verbeteren van verbindingen tussen de boscomplexen

11 Hoofddorp en woonkern : Een nederzettingskern die als hoofddorp wordt geselecteerd staat, net zoals een woonkern, in voor het opvangen van de taakstelling inzake bijkomende woningen voor de gemeente. In tegenstelling tot de woonkernen, kan aan een hoofddorp een bijkomend lokaal bedrijventerrein voorzien worden.

36 GRS ZOMERGEM

Recreatie en toerisme

Volgende beleidscategorieën maken deel uit van de gewenste toeristisch-recreatieve structuur en zijn van belang voor de gemeente Zomergem:

− Het Leen wordt aangeduid als natuur- en landschapsknooppunt. Dit zijn belangrijke wandelgebieden. Ze zijn geselecteerd om het recreatief belang aan te tonen t.o.v. de overige open ruimte functies. Hier kunnen géén hoogdynamische toeristisch – recreatieve infrastructuren ontwikkelen. − toeristisch-recreatieve aandachtsgebieden: Het noordelijk deel van het Meetjesland met het kreken- en poldergebied werd als aandachtsgebied geselecteerd. Onder meer delen van de gemeenten Zomergem, Knesselare en Waarschoot maken er deel van uit. Toerisme en recreatie zijn er vooral gericht op recreatief medegebruik van het landschap: enerzijds het open polderlandschap en anderzijds op de beboste dekzandruggen. Er zijn in dit gebied geen nieuwe hoogdynamische toeristisch-recreatieve infrastructuren gewenst. − gebundeld netwerk: zijn de drager van de toeristisch-recreatieve bewegingen (fietsen, paardrijden, kanovaren,…) en vormen goed uitgeruste verbindingsassen ten behoeve van het recreatief langeafstandsverkeer. De geschikte ruimte concentreert zich rond kanalen, rivieren en oude spoorweg- of trambeddingen. Het gebundeld netwerk is de drager om kleinere lokale netwerken en routes en tevens toeristisch-recreatieve elementen aan op te hangen of te koppelen. Onder meer het Schipdonkkanaal en het kanaal Gent-Oostende behoren tot het gebundeld netwerk. − plattelandstoerisme: de provincie kan d.m.v. provinciale uitvoeringsplannen ‘gebieden voor structurele verbreding’ aanduiden waar, onder bepaalde voorwaarden, ook andere dan agrarische bedrijven in het buitengebied aanvaard kunnen worden. In deze gebieden opteert de provincie ervoor om het bestaande patrimonium te behouden en staat een hergebruik van oude niet meer functionele gebouwen voorop. Op die manier kunnen agrarische gebouwen die buiten de agrarische bedrijfsvoering worden gesloten een functie krijgen voor laagdynamische, aan het buitengebied gekoppelde toeristisch – recreatieve functies.

Lijninfrastructuur

In het provinciaal structuurplan werden de secundaire wegen geselecteerd. Het deel van de N9 tussen de kruising met de R40 (ring rond Gent) en Eeklo werd geselecteerd als secundaire weg type 2. Deze weg verzamelt het verkeer uit het westelijk open ruimte gebied. Bij de inrichting dient ten stelligste vermeden te worden dat de weg op een hoger niveau zou gaan functioneren als verbindingsweg tussen Gent en Eeklo. De N461 werd niet aangeduid als secundaire weg en dient dus te functioneren als lokale weg.

37 GRS ZOMERGEM

2.3 STRUCTUURPLANNEN VAN AANGRENZENDE GEMEENTEN

Structuurplan Nevele

Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Nevele werd definitief vastgesteld door de gemeenteraad op 6 januari 1998 en goedgekeurd door de Vlaamse minister, bevoegd voor ruimtelijke ordening op 9 april 1998 (B.S. 26 juni 1998). Ter uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werden reeds enkele gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) en BPA’s opgesteld. Van belang voor Zomergem zijn: ƒ BPA Durmen: is een reeds goedgekeurd bestemmingsplan dat de omgeving van de kruising tussen het Schipdonkkanaal en het kanaal Gent-Oostende tezamen met de meest noordelijk gelegen voormalige zandwinningsgebieden langsheen het Schipdonkkanaal omvat. In het bestemmingsplan voorziet men onder meer een aantal zones voor zachte recreatie en voor natuurontwikkeling. ƒ RUP Vaardeken: is nog in opmaak en beslaat enerzijds het valleigebied van het Vaardeken, tezamen met het woonlint Hammestraat ten zuiden van het kanaal Gent-Oostende, en anderzijds het ruilverkavelingsgebied en de omgeving rond het Sas ten noorden van het kanaal. Om de ruimtelijke en juridische continuïteit te kunnen verzekeren dient er te worden samengewerkt met de gemeente Zomergem. ƒ RUP Ontginningsgebieden langsheen het kanaal Gent – Oostende: is nog in opmaak en legt o.a. de nabestemming van twee belangrijke ontginningsgebieden vast, namelijk de bestemming natuurontwikkeling. De bovenlokale ecologische infrastructuur van het kanaal Gent – Oostende wordt aldus versterkt. De as N461 - N437 wordt in de wensstructuur voor het auto- en vrachtverkeer beschouwd als lokale ontsluitingsweg met een belangrijke verzamelfunctie naar het hoofdwegennet (E40). Hiertoe dient een ringweg rond de woonkern Hansbeke aangelegd te worden. De tweede verbinding met Zomergem ter hoogte van Durmen maakt onderdeel uit van lokale bereikbaarheidsstructuur.

Structuurplan Knesselare

Het structuurplan Knesselare bevindt zich momenteel in fase van voorontwerp richtinggevend en bindend gedeelte. In 2001 werd omtrent de startnota structureel overleg gevoerd.

Structuurplan Lovendegem

Het structuurplan Knesselare bevindt zich momenteel in fase van voorontwerp richtinggevend en bindend gedeelte. In 2001 werd omtrent de strartnota structureel overleg gevoerd. In oktober 2003 gaan de hoorzittingen door.

Structuurplan Maldegem

Voor het structuurplan Maldegem werd begin 2002 een ontwerper aangesteld. In 2003 werd omtrent de startnota structureel overleg gevoerd.

Structuurplan Eeklo

Het structuurplanningsproces bevindt zich in de voorontwerpfase.

Structuurplan Aalter

Het structuurplanningsproces bevindt zich in de eindfase nl. openbaar onderzoek.

Structuurplan Waarschoot

38 GRS ZOMERGEM

Het structuurplanningsproces bevindt zich in de voorontwerpfase.

39 GRS ZOMERGEM

2.4 RUIMTELIJK BELEID EN SECTORALE INITIATIEVEN IN DE GEMEENTE

2.4.1 … inzake r uimtelijke ordening

1) Plannen van Aanleg (BPA’s)

In het verleden vertaalde het ruimtelijk beleid in de gemeente zich in het opmaken van BPA’s. In Zomergem werd tot nu toe slechts één BPA goedgekeurd, met name:

 BPA nr. 1 ‘Centrum’ (KB 15. 01.1969)

Het BPA nr 1 ‘Centrum’ werd goedgekeurd bij KB van 15 januari 1969 en het werd gewijzigd bij besluit van 7 mei 1996 door de Vlaamse Minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening.

Door middel van een BPA werd een detailinvulling van een afgebakend woongebied gerealiseerd. Aldus werd een gemeentelijke verkaveling gekoppeld aan de bouw van sportterreinen, een sporthal en een overdekt zwembad. Een laatste wijziging gebeurde bij ministerieel besluit van 4.8.99. Hierbij werden o.a. volgende wijzigingen doorgevoerd:

- inplanting van het gebouw voor buitenschoolse kinderopvang; - het vergroten van het percentage aan gebouwen (sporthal) in de zone voor sportaccommodatie. Figuur 4 geeft de situering van het BPA weer.

 BPA nr. 2 ‘Oostwinkeldorp’ (MB 23.04.2002)

Het BPA nr. 2 ‘Oostwinkeldorp’ werd definitief aanvaard door de gemeenteraad op 11.10.2001 na gunstig advies van de GECORO op 11.09.2001. Op 23.04.2002 werd het door de minister bekrachtigd.

Dit BPA heeft betrekking op het aansnijden van een gedeelte van het woonuitbreidingsgebied Oostwinkel en kan beschouwd worden als een voorafname van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Uit de opmaak van de woningbehoeftenstudie bleek dat de kern Oostwinkel de laatste jaren fel te lijden had onder ontvolking en vergrijzing, wat een negatief effect had op de leefbaarheid in het dorp. Om die reden werd reeds tijdens het structuur- planningsproces gestart met de opmaak van een BPA voor het creëren van bijkomende woongelegenheden in het woonuitbreidingsgebied.

 BPA nr. 3 ‘Ambachtelijke zone - Kruisstraat’

De gemeente heeft opdracht gegeven een BPA voor het bestaande bedrijventerrein op te maken om ervoor te zorgen dat het op een goede ruimtelijke manier ingevuld wordt. Bij de opmaak van het BPA werd terdege rekening gehouden met de in het voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan reeds vastgelegde ruimtelijke visie en beleids- maatregelen.

40 GRS ZOMERGEM

Het BPA nr. 3 ‘Ambachtelijke zone – Kruisstraat’ werd in juli 2003 bij ministerieel besluit goedgekeurd.

 BPA nr. 4 ‘Kleitstraat - Rijvers’

Op 2 mei 2002 nam de gemeenteraad de principiële beslissing tot het opmaken van het BPA nr. 4 ‘Kleitstraat – Rijvers’.

Dit BPA heeft betrekking op het aansnijden van het woonuitbreidingsgebied tussen Kleitstraat – Rijvers en vormt een voorafname van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Bij de opmaak van het BPA werd terdege rekening gehouden met de in het voorontwerp van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan reeds vastgelegde ruimtelijke visie en beleidsmaatregelen. "Er zijn 4 belangrijke argumenten om het woonuitbreidingsgebied Kleitstraat-Rijvers prioritair in te zetten voor woningbouw: - het dichtst bij de kern gelegen (passerfilosofie); - het betrokken gebied sluit perfect aan bij de hoofdas en Noord-Zuid woonband van het hoofddorp Zomergem- Ronsele; - een groot aantal gemeentelijke diensten en inrichtingen nl. het sportcentrum, bibliotheek, politie, parochiaal centrum, gemeentehuis, scholen, enz… liggen binnen loopafstand. De rechtstreekse verbinding voor fietsers en voetgangers via de K.L. Ledeganckstraat en de Azijnwegel voor voormelde diensten en inrichtingen is optimaal te noemen; - sluit aan bij goedgekeurde verkavelingen en bij een sociale verkaveling. Bij de realisatie van het BPA blijkt dat het mogelijk is enkele meerwaarden aan de bestaande verkaveling te geven. Te vermelden zijn hierbij het verhogen van de kaveldiepte, de nabijheid van openbaar groen en speelruimten, een toename van het wandel- en fietsnetwerk.

 Sectoraal – BPA zonevreemde bedrijven

Gebruik makend van de bestaande uitzonderingsmaatregelen in verband met zonevreemde bedrijven, heeft de gemeente beslist tot de opmaak van een sectoraal – BPA. De opmaak van dit BPA gebeurde conform de bepalingen van de omzendbrief RO 00/01 in verband met sectorale – BPA’s zonevreemde bedrijven. Ook dit BPA kan beschouwd worden als een voorafname van het structuurplanningsproces, waarbij enkel voor de meest dringende gevallen een oplossing gezocht wordt. Bij de opmaak van dit BPA werd eveneens rekening gehouden met de in het voorontwerp van gemeentelijk ruimtelijk structuurplan vastgelegde visie en beleidsmaatregelen.

Volgende bedrijven werden opgenomen in het sectoraal BPA : ƒ Deel – BPA nr. 1 /01: Cornelis Willy, schrijnwerkerij; ƒ Deel – BPA nr. 1 /02: De Fruyt C.V., drankgroothandel; ƒ Deel – BPA nr. 1 /03: De Smet Sportkleding B.V.B.A., confectie sportkleding; ƒ Deel – BPA nr. 1 /04: Debrock Piet B.V.B.A., Tuinaanleg en –onderhoud; ƒ Deel – BPA nr. 1 /05: Declerck Luc N.V., groothandel in bouwmaterialen; ƒ Deel – BPA nr. 1 /06: Garage Snoeck B.V.B.A.; ƒ Deel – BPA nr. 1 /07: Geerard C.V., aannemer in bouwwerken; ƒ Deel – BPA nr. 1 /08: Goossens Lionel, aannemer in bouwwerken; ƒ Deel – BPA nr. 1 /09: Grijp B.V.B.A., PVC Ramen en Deuren; ƒ Deel – BPA nr. 1 /10: Lembevinum, groothandel in wijnen; ƒ Deel – BPA nr. 1 /11: Maurits Steyaert en Zonen N.V., houtzagerij met detailhandel; ƒ Deel – BPA nr. 1 /12: Mouton Dirk, schrijnwerkerij;

41 GRS ZOMERGEM

ƒ Deel – BPA nr. 1 /13: Johan Pattyn – De Walsche, aannemer in tuinaanleg – en onder-houd; ƒ Deel – BPA nr. 1 /14: Provyn Marnix, vervoer van landbouwproducten; ƒ Deel – BPA nr. 1 /15: Raoul Latomme en Zoon B.V.B.A., transport; ƒ Deel – BPA nr. 1 /16: Sani Service N.V., aannemer in sanitaire inrichtingen, dakwerken en verwarmings- installaties; ƒ Deel – BPA nr. 1 /17: Standaert Gino B.V.B.A., schrijnwerkerij; ƒ Deel – BPA nr. 1 /18: Van Hecke Freddy, schrijnwerkerij; ƒ Deel – BPA nr. 1 /19: Van Holderbeke Patrick , loonwerker; ƒ Deel – BPA nr. 1 /20: Van Landuyt Christiaan, garage; ƒ Deel – BPA nr. 1 /21: Verhoest Hendrik B.V.B.A., garage; ƒ Deel – BPA nr. 1 /22: Vermeire Philippe, productie tuinhuisjes; ƒ Deel – BPA nr. 1 /23: Vermeulen Frank, aannemer in electriciteitswerken; ƒ Deel – BPA nr. 1 /24: Verougstraete B.V.B.A., transport; ƒ Deel – BPA nr. 1 /25: Verwilst Aimé, groothandel in landbouwproducten; ƒ Deel – BPA nr. 1 /26: Wallaert Bart, stukadoor; ƒ Deel – BPA nr. 1 /27: Wittevrongel Hubert, aannemer in bouwwerken. Op 15 december 2000 ging een eerste plenaire vergadering door. Hierop waren vertegenwoordigers van de Afdeling Land (AMINAL), de Afdeling Ruimtelijke Planning, de GOMOV en VENECO aanwezig. De Afdeling ROHM (cel ruimtelijke ordening) en het provinciebestuur waren verontschuldigd. Op basis van deze eerste overlegronde werd beslist de procedure van volgende deel – BPA’s stop te zetten : ƒ Deel – BPA nr. 1 /07: Geerard C.V., aannemer in bouwwerken; ƒ Deel – BPA nr. 1 /12: Mouton Dirk, schrijnwerkerij; ƒ Deel – BPA nr. 1 /17: Standaert Gino B.V.B.A., schrijnwerkerij; ƒ Deel – BPA nr. 1 /20: Van Landuyt Christiaan, garage; ƒ Deel – BPA nr. 1 /23: Vermeulen Frank, aannemer in electriciteitswerken; ƒ Deel – BPA nr. 1 /26: Wallaert Bart, stukadoor; ƒ Deel – BPA nr. 1 /27: Wittevrongel Hubert, aannemer in bouwwerken. Op 20 november 2001 ging een tweede plenaire vergadering door. Op basis van deze opmerkingen werden de verschillende deelplannen bijgesteld. Het ontwerp van sectoraal BPA zonevreemde bedrijven werd op 6.06.2002 door de Gemeenteraad definitief aanvaard.

Het sectoraal BPA-zonevreemde bedrijven werd op 31.01.2003 bij ministerieel besluit goedgekeurd met uitzondering van de deelplannen 1/04, 1/13 en 1/14.

42 GRS ZOMERGEM

2.4.2 …. Inzake verkeer

1) Verkeersleefbaarheidsplan

In 1994 werd door BIRO vzw een verkeersplan opgesteld voor de gemeente. Bovendien werd een aanvullend verkeersplan, dat hoofdzakelijk de conclusies van het Verkeersplan Zomergem implementeert, op 20 augustus 1998 door de Staatssecretaris voor Veiligheid goedgekeurd. De voornaamste doelstellingen waren :

1. Het bevestigen van de bestaande hiërarchie van wegen:

− Bundelen van verkeersstromen: Door een bundeling van de verkeerstromen op een aantal daartoe geschikte wegen volgens een bepaalde classificatie kan men het verkeer in goede banen leiden. De classificatie is gesteund op de functie van de weg: stroomfunctie versus erffunctie. Zo een bundeling heeft belangrijke voordelen: beheersen van de doorgaande verkeersstromen, beheersen van de snelheid, beheersen van de kans op ongevallen, efficiënt en oordeelkundig richten van de infrastructuurinvesteringen en het verminderen van de intensiteit op een aantal lager gerangschikte wegen. Het nadeel van een bundeling is dat de verkeersdruk op een aantal wegen zal toenemen en dat bijzondere aandacht moet besteed worden aan de negatieve effecten van het sluipverkeer. Men gaat er van uit dat alle woonkernen met één hoofdverbinding worden verbonden, zodat de bereikbaarheid gegarandeerd wordt en de verspreiding van het verkeer wordt tegengegaan. Deze hoofdverbindingen moeten bovendien zoveel mogelijk de woonkernen vermijden, om de erffunctie niet te belasten met doorgaand verkeer. − Verminderen van het onnodig doorgaand auto- en vrachtverkeer: Om dit verkeer te ontmoedigen moet men de erffunctie op de hoofdwegen verhogen en vermijden dat er een spreiding is van verkeer over de gemeente. − Verminderen van het auto- en vrachtverkeer op de laag gerangschikte wegen: Door middel van snelheidsbeperkende- en verkeerscirculatiemaatregelen kan men voor wegen met een hoge erffunctie en lage stroomfunctie het auto- en vrachtverkeer beperken. Bovendien kan men dit, door het voorrang geven aan de zwakke weggebruiker (fiets) en het stimuleren van het fietsverkeer (door middel van een fietsplan), bevorderen. 2. Het verhogen van de verkeersleefbaarheid

− Het opleggen van een snelheidsmodel: Uitgaande van 4 snelheidsnormen (30, 50, 70, en 90 km/u) moet door middel van snelheidszones de hiërarchie van de wegen bevestigd worden. Zo worden de woonkernen zone 30, de gebieden waar een evenwicht gevonden moet worden tussen erffunctie en stroomfunctie zone 50, de doorgangswegen met voornamelijk stroomfunctie en verbinding met de gebieden in evenwicht zone 70, en de hoofdassen N9 te Beke en de N499 te Kruipuit (buiten de gemeente) zone 90.

− Door het nemen van maatregelen: Om de verkeersleefbaarheid te verhogen moeten sensibiliseringscampagnes, controlemaatregelen (snelheid) en fysische en ruimtelijke maatregelen ervoor zorgen dat de automobilisten een aangepast rijgedrag vertonen.

3. Het verhogen van de aantrekkelijkheid van de omgeving : Door de belevingswaarde van de omgeving te verhogen wordt de rijstijl aangepast aan de omgeving, kunnen eenheidsmaatregelen de omgeving herkenbaar maken als een bepaalde zone en wordt de omgeving aantrekkelijker voor zachte verkeersvormen.

43 GRS ZOMERGEM

Figuur 12: snelheidsmodel (Verkeersplan Zomergem)

Legende

Zone - 30

Zone - 50

ZZone - 70

Om de gewenste verkeersstructuur te bereiken moeten negen punten aangepakt worden. Ze worden de ‘negen sleutels’ tot oplossing van de verkeersstructuur genoemd12. De oplossing voor de negen sleutels wordt onderverdeeld in drie rubrieken: 1. Voorstellen betreffende de verkeerscirculatie: - ter hoogte van het kruispunt Stoktevijver - Hoekstraat; - de omgeving van de Markt en het M. Steyaertplein (in uitvoering); 2. Herwaarderen van straten: - de Hoekstraat wordt een verbindingsstraat met fietspaden; - G. Gezellestraat en Durmstraat worden opgewaardeerd; 3. Herinrichting van punten: - aansluiting van de Bekestraat op de Oude Staatsbaan; - rotonde ter hoogte van het kruispunt Grote Steenweg - Korteboeken; - hoek Azaleastraat - Dreef;

12 Verkeersplan Zomergem, 1994, p3.1

44 GRS ZOMERGEM

- K. Leopold-III-laan - G. Gezellestraat; - kruispunt Moerstraat - Peperhoek - Durmstraat; Bij de herwaardering en herinrichting zal een uniforme aanpak noodzakelijk zijn. Immers verhoogt hierdoor de herkenning van de omgeving en de erkenning van een aangepast snelheidsgedrag. Per type weg zal een uniforme aanpak voorgesteld worden13. Er werden 6 types onderscheiden: 1. de landelijke wegen; 2. de woonstraten (zone 30); 3. de zone 50 straten; 4. de zone 70 straten; 5. de kruispunten; 6. de kleinere woonkernen gelegen langs landbouwwegen of doorgangsstraten. Tevens werd een fietspadenplan uitgewerkt voor de gemeente. Het voorstel van uitwerking kan als volgt worden samengevat: - afwerking van de bestaande fietspaden; - uitbouw van een fietsnetwerk: - een belangrijke (o.a. recreatieve) as die verschillende punten in de gemeente en daarbuiten verbindt is het Schipdonkkanaal. Er werd reeds een intens gebruikt fietspad aangelegd aan de linkerzijde van het kanaal; - het realiseren van talrijke goede en veilige verbindingen tussen de kanaalroute (slagader) en tal van plaatsen; - ter hoogte van Oostwinkelbrug moet een verbinding naar Eeklo mogelijk zijn (door of langs het Leen); - voorzieningen voor fietsers langs volgende assen: - de as Waarschoot via Stoktevijver naar Zomergem (o.a. Azaleastraat, L. Dobbelaerestraat en Hoekstraat); - de as Beke - Oostwinkel via de Lieve; - de as G. Gezellestraat - Durmstraat; - de as Markt - Claeysstraat - Durmstraat; - de as Markt - Zandstraat; - de as Beke - Korteboeken: bij heraanleg dienen twee verhoogde fietspaden te worden voorzien; - de as Nekke - Hoetsel - Hansbeke: het huidig statuut van landbouwweg (nauwelijks 5 m breed) dient opgewaardeerd te worden tot een belangrijke verbindingsweg naar A10 (E40) met daarbij twee vrijliggende fietspaden (volgens rooilijnenplan); - uitbouw van de landbouwwegen tot medegebruik voor fietsers o.a. door sluipverkeer te vermijden en de bestaande breedte te respecteren (niet breder dan 4 m); - een hele reeks kerkwegels kunnen als fiets- en voetgangerswegen worden aangelegd; - plaatsen van fietsrichtingwijzers (bewegwijzering).

2) Mobiliteitsplan

In 2001 gaf de gemeente de opdracht voor de opmaak van een mobiliteitsplan. In oktober 2001 werd een eerste oriëntatienota afgewerkt. Het werd conform verklaard in de provinciale auditcommissie op 18.11.2001 en goedgekeurd in de gemeenteraad op 16.12.2002.

13 Verkeersplan Zomergem, 1994, p3.2.1-3.2.6

45 GRS ZOMERGEM

2.4.3 … inzake n atuur: Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsplan (1997)

Het gemeentelijk natuur- en ontwikkelingsplan (GNOP) werd op 23 april 1997 goedgekeurd door de gemeenteraad. Het werd ontworpen door Marc De Smet, verantwoordelijke van de groendienst. Het actieprogramma bevat volgende belangrijke punten: ƒ het natuurgebied tussen de Azaleastraat en het Schipdonkkanaal dient nader bekeken te worden; ƒ de Eikendreef en de linden op het Ronseleplein zouden moeten geklasseerd worden om ze zo te kunnen behouden als waardevol stuk natuur; ƒ erfbeplanting zou moeten gestimuleerd worden, met als doel het bedrijf (woning, gronden, gebouwen) te integreren in de omgeving; ƒ het nog te bouwen waterzuiveringsstation zo vlug mogelijk in werking stellen zodat het afvalwater en het oppervlaktewater niet meer ongezuiverd in de kanalen terechtkomen; ƒ meer toezicht uitoefenen op het onoordeelkundig overwelven van private grachten; ƒ het gesloten landschap in het zuidwesten van Zomergem te behouden door de landbouwers te stimuleren de bestaande knotbomen te onderhouden en eventueel nieuwe aan te planten; ƒ bij nieuwe verkavelingsaanvragen moeten er voorwaarden opgelegd worden aangaande de groenvoorzieningen; ƒ er wordt een voorstel gedaan om het beheer van een vijftal wegbermen uit te besteden; ƒ de milieuproblematiek moet bijzondere aandacht krijgen bij de schoolbevolking; ƒ er moet een tegemoetkoming voorzien worden in de aanleg en herstel van veedrinkpoelen; ƒ het beheer van de wateringen moet natuurvriendelijker gebeuren; ƒ de gemeente moet een inspanning doen om de gebruikte voetwegen beter te onderhouden.

46 GRS ZOMERGEM

3 DE GEMEENTE BINNEN HAAR RUIMERE OMGEVING

De intern gemeentelijke dynamiek en zijn ruimtelijke weerslag worden in grote mate bepaald en gestuurd door bovengemeentelijke structuren. In dit hoofdstuk zullen we de reflectie onderzoeken van de structuurbepalende elementen en componenten van bovenlokaal en gewestelijk niveau op de gemeente.

Deze structuurbepalende elementen en componenten van bovenlokaal en gewestelijk niveau zijn (zie kaart 1): - grootstedelijk gebied Gent, verdichtingsstrook Maldegem - Eeklo, economisch knooppunt Aalter; - grote lijninfrastructuren: E40, N49 (A11), N44, R4-west; N9 als diagonaal; en vooral de kanalen (Schipdonkkanaal, kanaal Gent-Oostende); - het cuestafront Oedelem - Zomergem met de grote boscomplexen; - het overwegend landelijk karakter van het Meetjesland.

3.1 POSITIONERING BINNEN DE REGIONALE NEDERZETTINGS- STRUCTUUR

De nederzettingsstructuur omvat een fysieke component (de bebouwde ruimte als morfologische entiteit) en een functionele component (welke wordt bepaald door de aanwezige voorzieningen).

3.1.1 Morfologis che component 1) Historische dimensie van de nederzettingsvormen

Zomergem situeert zich in een overgangszone tussen een gebied waarin de morfologische structuur wordt gedomineerd door geconcentreerde en historisch verspreide bebouwing en een gebied met historische, lineaire bebouwingskernen. Zomergem-centrum sluit, qua typologie, dan ook eerder aan bij de uitvergrote stratennetdorpen op de cuesta (Knesselare, Ursel, Oedelem), terwijl Oostwinkel en Beke gezien de lineaire uitbouw aansluiten bij het ‘straatdorpengebied van Waarschoot’14.

14 AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, Informatief Gedeelte (1998) 92.

47 GRS ZOMERGEM

Zowel de geconcentreerde woonkernen als de rijgehuchten en de verspreide bebouwing dragen een belangrijke historische dimensie. De 18de - eeuwse Ferrariskaart vormt een belangrijk document als weergave van het historisch, pre-industrieel nederzettingspatroon dat nauw samenhing met het lokaal landbouwsysteem.

Op de 18de eeuwse Ferrariskaart bemerken we volgend nederzettingspatroon: - een vrij geconcentreerde dorpskern op hoger gelegen zandige gronden; - de rijdorpen Oostwinkel en Ronsele; - een groot aantal rijgehuchten (Langestraete, Leycant, Leyschoot, Ronselestraete, Staeckteveyver, Weststraete, Bekebrugge, Corteboecken, Meerlaere, Langeboecken, Cruysstraete, Durmenstraete, Rostraete); - enkele verspreide woningen, temidden van de woeste gronden (‘wastinae’) op de cuestarug. De invloed van de industriële revolutie is vrij gering geweest. Tot grote bedrijvigheid hebben Zomergemse familiebedrijfjes het immers niet gebracht. De opkomst en de snelle evolutie van de stedelijke bedrijven zetten spoedig de landelijke bedrijven schaakmat, zodat er op het einde van de 19e eeuw bijna geen meer overbleven.

2) Recente ontwikkelingen

Voornamelijk na de tweede wereldoorlog heeft er zich een massale ‘trek naar den buiten’ van de grote steden voorgedaan. Het proces van eerst suburbaan werken en nadien suburbaan wonen leidde tot een sterke uitwaaiering van de stedelijke functies. Het suburbanisatieproces leidde tot het ontstaan van een aantal min of meer concentrische zones rondom de oude stadskern van Gent. Deze concentrische zones groeperen woonkernen met eenzelfde morfologische en/of functionele relatie ten opzichte van Gent:

- de geoperationaliseerde agglomeratie: omvat de historische stadskern, de dicht bebouwde 19de- eeuwse stadswijken en de 20e-eeuwse stadsrand;

- de banlieu: de buitenste zone van de stad of het stadsgewest. De bevolkingsontwikkeling wordt er in belangrijke mate door suburbanisatie vanuit het centrum bepaald. Voor de aanduiding van een gemeente tot de banlieue-gemeente dient de verhouding van de migratie vanuit de agglomeratie ten opzichte van totale immigratie van de gemeente minstens 40/100 te bedragen. Morfologisch doet ze landelijk aan, functioneel is ze stedelijk. Het stadsgewest is het geheel van de agglomeratie en de banlieue.

- De forensenwoonzone: de zone die aansluit bij het stadsgewest door een sterke ontwikkeling van de autochtone pendel. Deze zone is voor een belangrijk deel van de tewerkstelling op het stadsgewest aangewezen. Het aandeel van de pendel naar de agglomeratie t.o.v. de in de gemeente wonende werkzame beroepsbevolking diende in 1991 minimum 15% te bedragen. De forensenwoonzone vormt samen met het stadsgewest het stedelijk leefcomplex.

De meest recente afbakening van de stedelijke leefcomplexen, stadsgewesten en agglomeraties gebeurde op basis van de gegevens van 1991.15

Gedas B.I., Concept Informatief Gedeelte Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen, deel II, hfst. 1: nederzettingsstructuur, 10 en hfst. 5: landschap 18 en 26 (1999).

15 “De Belgische stadsgewesten 1991” door H. Van der Haegen, E. Van Hecke en G. Juchtmans- Statistische studiën. Nummer 104-1996. Nationaal instituut voor de statistiek. Ministerie van Economische Zaken. Koninkrijk België

48 GRS ZOMERGEM

Hieruit kan men afleiden dat Zomergem grenst aan het stadsgewest Gent, nl paalt aan de banlieuegemeente Lovendegem en samen met de buurgemeenten Eeklo, Waarschoot, Nevele en Aalter gelegen is in de forensenwoonzone (zie Figuur 13).

Figuur 13: Zomergem binnen stadsgewest Gent

Maldegem Eeklo

Waarschoot Knesselare Evergem Zomergem

Aalter Lovendegem Nevele Gent

agglomeratie banlieue forensenwoonzone

Omwille van de ruimtelijke discontinuïteiten in de steeds verdergaande dispersie van de oorspronkelijk stedelijke functies (wonen, kleinhandel, industrie en handel) kan men in de ruimtelijke werkelijkheid niet spreken van een polair georiënteerd model maar eerder van een stedelijk conglomeraat, gekenmerkt door een sterke fragmentatie van de ruimte. Zo kan de aanwezigheid van enkele grootschalige handelszaken langsheen de N9 vanuit ruimtelijk oogpunt beschouwd worden als een fragment met ‘stedelijk’ karakter.

Fragmentatie leidt tot een ander maatschappelijk gebruik van de ruimte. Men richt zich niet meer uitsluitend op de stad als geconcentreerd geheel van activiteiten. Wonen en werken kan om het even waar. Niet alleen op het vlak van verbanden en communicatie, maar ook op morfologisch vlak is de ‘stad’ meer en meer een netwerk geworden waarvan de reikwijdte bovendien steeds wijder wordt. Vele noodzakelijke verplaatsingen zullen zich voordoen tussen de fragmenten waardoor de ontsluiting ervan belangrijk wordt. Voor veel van die verplaatsingen is de auto het enig mogelijk vervoermiddel. Voor het functioneren van het stedelijk conglomeraat is de wegeninfrastructuur dan ook cruciaal.

49 GRS ZOMERGEM

3.1.2 Functionele component 1) Zomergem binnen de Belgische hiërarchie der kernen

In de ‘Atlas van België’ uit 1972 (dus vóór de fusie van de gemeenten) werden Belgische steden en dorpen ingedeeld op basis van hun functionele uitrusting, meer bepaald op de aanwezigheid van 4 centrale functies, met name: ƒ winkel-uitrusting (verkoop van convenience, shopping of speciality goederen16); ƒ onderwijs (aanwezigheid van lagere, secundaire of hoge scholen); ƒ gezondheidszorg (aanwezigheid van hospitalen); ƒ vrije tijd/ cultuur (aanwezigheid van sportinfrastructuur, schouwburgen, cinema’s). Het onderzoek gaf aanleiding tot volgende stedelijke indeling (van laag naar hoog): - afhankelijke woonkern, d.w.z. een woonkern waarvan de uitrusting niet volstaat om aan het geheel van dagdagelijkse behoeften, zoals hierna beschreven, te voldoen; - hoofddorp, dit is een dorp met een minimaal uitrustingsniveau voor godsdienst, diensten (kerk, postkantoor, a gentschap, lagere school), zeer frequente aankopen (bakker, slager, kruidenier, ambachten van eerste noodwendigheid, garage-reparaties), vrijetijdsbesteding (voetbal), gezondheidszorg (dokter, apotheker). - kleinstedelijk centrum, het centrum waartoe de inwoners van de voorgaande niveaus zich richten om voldoening of betere voldoening te vinden voor wat betreft niet alledaagse inkopen (kleding, schoeisel, uurwerken,..), meer gevarieerde vrijetijdsbesteding, gezondheidszorg (ziekenhuis, specialist, tandarts), middelbaar onderwijs. - subregionale stad; - regionale metropool. Op basis van bovenvermelde criteria werd Zomergem beschouwd als onafhankelijk hoofddorp, terwijl Ronsele (ten aanzien van Zomergem) en Oostwinkel (ten aanzien van Eeklo) als afhankelijke woonkernen functioneerden17.

Bovenvermelde studie dateert reeds uit 1972 en werd in 1997 geactualiseerd door Van Hecke E.18. Nu werd voor elke (fusie)gemeente een globale uitrustingsscore bepaald op basis van volgende functies: - Medische, maatschappelijke en sociale zorg (ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen, instituten voor probleemkinderen, enz.) - Sport, recreatie en horeca (sporthal, overdekt zwembad, exploitatie van sportaccommodaties, toeristische kantoren, hotels, restaurants, enz.) - Verkeersfunctie (spoorwegstations, openbaar vervoer met bussen, enz.)

16 Convenience goederen zijn goederen met hoge aankoopfrequentie, bv. vlees, brood, fruit en groenten. Shopping goederen zijn goederen die met grotere tussenpozen worden gekocht, bv. schoenen, lingerie, vis, drank. Speciality goederen zijn goederen die slechts occasioneel worden aangekocht en dit omwille van hun luxe- karakter, hun grote zeldzaamheid en exclusiviteit of hoge duurzaamheid, bv. meubelen, kunstvoorwerpen, verwarmingstoestellen.

17 Goossens, M., Van der Haegen, H., Atlas van België, De invloedssferen der centra en hun activiteitsstructuren (1972).

18 Van Hecke Etienne. Actualisering van de stedelijke hiërarchie in België – Het tijdschrift van het Gemeentekrediet. Nr 205-1998/3

50 GRS ZOMERGEM

- Diensten met loketfunctie (Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, interimkantoren, ontvangkantoor belastingen, post, banken, enz.) - Overheidsfuncties (bestuurscentra, gerechtelijke centra, rijkswacht, brandweer, eredienst o.a. decanaten) - Cultuur (academies, bioscopen, culturele centra, concertzalen, schouwburgen, musea en monumentenzorg, bibliotheken, enz.) - Onderwijs (secundair onderwijs, hoger niet-universitair onderwijs, universitair onderwijs, PMS-centra) - Detailhandelsfunctie (analyse van een dertigtal rubrieken, reisbureaus, markten) Aan de hand deze recente analyse kwam men tot volgende indeling van de Belgische gemeenten naar hiërarchisch niveau:

Tabel 3: Belgische gemeenten naar hiërarchisch niveau (1998)

Aantal Mediaan van de uitrustingsscore Grote steden 5 26,20 Gent Regionale steden 17 9,80 Brugge Kleine steden 81 Goed uitgeruste 31 4,20 Deinze, Eeklo Behoorlijk uitgeruste 18 2,90 Zwak uitgeruste 32 2,40 Niet-stedelijke gemeenten 486 Goed uitgeruste 139 1,37 Maldegem, Aalter Matig uitgeruste 249 0,56 (tussen 0.88 en 0,3) Zomergem, Nevele, Lovendegem, Knesselare, Waarschoot Zwak uitgeruste 98 0,22 (kleiner dan 0,3)

Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

Maldegem en Aalter maken deel uit van de familie van goed uitgeruste niet-stedelijke gemeenten en hebben een uitrustingsscore van respectievelijk 1,6303 en 1,3974. Binnen de familie van matig niet-stedelijke gemeenten scoort Zomergem met een uitrustingsscore van 0,6720 beter dan volgende niet-stedelijke buurgemeenten. Dit is hoofdzakelijk te danken aan de aanwezigheid van een kantonaal vredegerecht, een rijkswachtafdeling, een bovenlokaal rustoord, een decanaat, enz.

Binnen het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd deze wetenschappelijke benadering als basis voor de beleidsmatige selectie van de stedelijke gebieden genomen. Zo werd onder meer Gent geselecteerd als grootstedelijk gebied, Brugge als regionaal stedelijk gebied, Eeklo en Deinze als structuurondersteunende kleinstedelijke gebieden. Maldegem en Aalter werden niet geselecteerd als kleine steden, maar veeleer als goed uitgeruste gemeenten19. Volgens de omzendbrief RO/96/06 dd. 7 januari 1997 dient de verdere selectie van hoofddorpen en woonkernen te gebeuren in het kader van een Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan. In het concept richtinggevend gedeelte van het voorontwerp van provinciaal ruimtelijk structuurplan werd enkel de morfologische kern Zomergem-Ronsele geselecteerd als structuurondersteunend hoofddorp. Zowel Oostwinkel als Beke werden niet als woonkern geselecteerd.

19 AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 581.

51 GRS ZOMERGEM

2) De regionale gerichtheid van Zomergem

 Onderwijs (woon – schoolpendel)

De gemeente Zomergem heeft in zijn vier woonkernen (Zomergem, Oostwinkel, Ronsele en Beke) kleuter- en basisonderwijs, behalve in Ronsele waar enkel een kleuterschool is. De woonkern Zomergem beschikt ook over een middelbare onderwijsinstelling. Voor het hoger onderwijs is Zomergem aangewezen op naburige steden.

Van de 885 leerlingen en studenten die in Zomergem school lopen, komen er ca. 75% uit de gemeente Zomergem zelf, de overige 25% komen uit de randgemeenten van het arrondissement Eeklo en het arrondissement Gent (zie Tabel 4).

Het merendeel van de studenten van het arrondissement Eeklo zijn afkomstig van Maldegem, deze uit het arrondissement Gent zijn voor het grootste deel afkomstig van Lovendegem en Waarschoot. De meest aangewende vervoermiddelen zijn de auto, de schoolbus en de fiets of motorfiets (zie Tabel 5).

Van de 1484 in Zomergem wonende schoolgaande jeugd loopt er ca. 45% in eigen gemeente naar school, de overige 55% loopt buiten Zomergem school.

De twee belangrijkste centra voor onderwijs buiten de gemeente zijn Eeklo, die ca. 19% van de Zomergemse schoolgaande jeugd aantrekt, en Gent, die ca. 25% aantrekt. Eeklo is vooral belangrijk voor het middelbaar onderwijs, Gent voor middelbaar, hoger en universitair onderwijs.

De meest aangewende vervoermiddelen voor de leerlingen die naar Eeklo gaan, zijn de fiets of motorfiets, en voor deze die naar Gent gaan, de bus en de auto.

Tabel 4: schoolbevolking die te Zomergem school loopt naar woonplaats en de aangewende vervoermiddelen (1991)

Woonplaats Aantal Aandeel in de Aantal aangewende vervoermiddelen van de studenten te studenten die Schoolbus Auto Openbaar Fiets of studenten Zomergem te Zomergem vervoer motorfiets school lopen (autobus) (%) Zomergem 667 75,4 53 163 6 353 Arr. Eeklo 39 4,4 3 16 7 20 Arr. Gent 179 20,2 52 41 24 64 Totaal 885 100,0 108 220 37 437 (12,2%) (24,9%) (4,1%) (49,4%) Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

52 GRS ZOMERGEM

Tabel 5: schoolbevolking van Zomergem naar plaats van onderwijsinrichting en aangewende vervoermiddelen (1991)

Plaats van Aantal Aandeel van Aantal aangewende vervoermiddelen onderwijsinrichting studenten uit de in Schoolbus Auto Openbaar Motor Fiets of Zomergem Zomergem vervoer motorfiets wonende (trein, bus, schoolgaande tram, metro) jeugd (%) Zomergem 667 44,9 53 163 6 - 353 Arr. Antwerpen 4 0,3 - 1 - - 2 Arr. Mechelen 2 0.1 - - - - - Arr. Brussel 14 0.9 - 3 12 - 1 Arr. Halle-Vilvoorde 1 0.1 - 1 - - - Arr. Leuven 10 0.6 - 2 4 - 4 Arr. Brugge 34 2.3 5 11 19 - 11 Arr. Diksmuide 3 0.2 - 1 2 - - Arr. Kortrijk 4 0.3 - 2 - - 1 Arr. Oostende 3 0.2 - 1 3 - 1 Arr. Aalst 2 0.1 1 1 - - - Arr. Eeklo 286 19 9 31 63 - 203 Arr. Gent 411 28 23 190 205 2 71 Arr. Oudenaarde 4 0.3 - 3 - - - Arr. Sint-Niklaas 1 0.1 - - - - - Overige20 38 2.5 6 6 7 - 13 TOTAAL 1484 100,0 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

 Tewerkstelling (woon – werkpendel)

Naast de gerichtheid van Zomergem op voornamelijk Eeklo en Gent, voor wat het onderwijs betreft, kunnen ook de pendelstromen van en naar Zomergem van naderbij bekeken worden.

Hiertoe wordt enerzijds onderzocht waar de inwoners van Zomergem uit werken gaan (woonforensen), en anderzijds van waar de mensen die in Zomergem werken (werkforensen) afkomstig zijn.

ƒ Uitgaande pendel (woonforensen)

Uit de gegevens van de Volks- en Woningtelling van 1991 van het NIS blijkt dat de werkende beroepsbevolking van Zomergem bestaat uit 3224 mensen waarvan slechts 1038 in eigen gemeente werken (thuiswerkende mensen en mensen die elders in hun woongemeente tewerkgesteld zijn). De overige zijn overwegend uitgaande pendelaars, wat overeenkomt met ca. 63% van de werkende Zomergemse beroepsbevolking.

De belangrijkste aantrekkingspool voor Zomergem is ongetwijfeld Gent: 878 woonforensen, wat neerkomt op ca. 43% van de pendelaars. Behalve Eeklo, Aalter en Evergem en Waarschoot zijn er weinig aantrekkingspolen in de onmiddellijke omgeving. Lovendegem en Brussel zijn ook nog relatief belangrijk.

20Met ‘Overige’ wordt bedoeld studenten die in het buitenland studeren en studenten waarvan de plaats van onderwijsinrichting niet bepaald is.

53 GRS ZOMERGEM

Het meest aangewende vervoermiddel om van Zomergem naar de plaats van tewerkstelling te gaan is de auto (gem. ca. 74%). Er wordt weinig (ca. 9%) gebruik gemaakt van het openbaar vervoer (autobus of trein), en van de fiets of motorfiets (ca. 14%).

Het bijgevoegd kaartje ‘uitgaande pendel’ toont duidelijk aan waar de meeste Zomergemnaren tewerkgesteld zijn.

Figuur 14: uitgaande pendel Zomergem (minstens 25 personen)

N

32 Eeklo Maldegem 218 38 87 Brugge Knesselare Waarschoot 109 38 Evergem 76 Lovendegem 185 Aalter 28 Nevele 878 Gent 35 Deinze

62 Brussel

888 aantal uitgaande pendelaars

0 51015

ƒ Ingaande pendel (werkforensen)

Het bijgevoegde kaartje ‘ingaande pendel’ toont aan dat Zomergem slechts een zwakke aantrekkingspool is voor arbeidskrachten.

Van de 1465 arbeidsplaatsen te Zomergem wordt ca. 71% ingenomen door de inwoners van Zomergem zelf en zijn er slechts 427 mensen (ca. 29%) die naar Zomergem komen werken. De grootste groep komt hoofdzakelijk uit Gent, Eeklo, Lovendegem en Knesselare.

Het meest aangewende vervoermiddel om van de woonplaats naar Zomergem te komen is de auto (gem. ca. 64%). Er wordt voor ca. 31% de fiets of motorfiets genomen.

54 GRS ZOMERGEM

Figuur 15: ingaande pendel Zomergem (minstens 25 personen)

N

Eeklo Maldegem 45 27 33

Knesselare 41 Waarschoot

42 28 Lovendegem 35 Aalter 60 Nevele Gent

888 aantal ingaande pendelaars

0 51015

ƒ Interne pendel

Van de 1038 in eigen gemeente werkende personen zijn er 486 mensen die pendelen in eigen gemeente.

55 GRS ZOMERGEM

3.2 POSITIONERING BINNEN DE REGIONAAL – ECONO- MISCHE STRUCTUUR

Zomergem bevindt zich temidden van een aantal economische concentratiegebieden: - het grootstedelijk gebied Gent en de haven als ‘poort’; - de verdichtingsstrook Maldegem/Eeklo; - de ontwikkelingspool Aalter; - de verdichtingsstrook langs de E17. Maldegem en Aalter zijn twee semi-industriële gemeenten, die wegens hun ligging een economische ontwikkeling kennen en volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als specifiek economisch knooppunt geselecteerd werden. De steden Eeklo en Gent herbergen de voornaamste diensten voor de streek (handel, verzorging, scholen, bestuurlijke diensten,...). Voorts situeren zich nog een aantal kleinschalige bedrijventerreinen langsheen de belangrijkste wegen: langs de N9 te Waarschoot en Lovendegem; langs de N44 te Knesselare; langsheen de Kruisstraat te Zomergem.

3.2.1 Lijninfrastru ctuur op regionaal niveau 1) Verkeersinfrastructuur

Zomergem ligt centraal in het Meetjesland dat omzoomd is door vier belangrijke en snelle verkeersassen, met name de N49 of de gewestweg Antwerpen-Kust in het noorden, de N44 (Maldegem-Aalter) in het westen, de R4 (Drongen–Evergem-Zelzate) in het oosten en de E40 in het zuiden. In dit vierkant vormt de N9 een belangrijke diagonaal.

De N499 vormt de verbinding tussen Eeklo (N49/A11) en Aalter (N44/E40). De N461 fungeert als verbinding tussen Knesselare (N44), Ursel, Zomergem - Nekke, Hansbeke (E40) en Drongen en geeft in Drongen aansluiting op de verbindingsweg tussen de kleine ring rond Gent (R40) en de E40. Te Hansbeke geeft de N461 aansluiting op de N437. Het traject N461 - N437 vormt de meest logische verbinding tussen Zomergem en de E40 te vormen. De afstand van Zomergem-kerk tot aan de E40 bedraagt ongeveer 9 km. Het huidige profiel van de weg is echter niet aangepast aan zijn verbindende functie. Dit leidt enerzijds tot gevaarlijke situaties op deze smalle weg, anderzijds zorgt het gebrek aan een volwaardige verbinding met de E40 voor een bijkomende stroom zwaar en doorgaand verkeer in de dorpskom.

Zomergem beschikt over een frequente busverbinding naar Gent (om het half uur) en minder frequente busverbindingen met Eeklo, Waarschoot en Ursel. Het openbaar vervoer wordt vrij veel gebruikt, vooral voor woon-schoolverkeer. In deze optiek is het jammer, dat er geen busverbindingen bestaan tussen de stations Hansbeke, Landegem en Waarschoot, omdat van daaruit de treinverbindingen met Gent en Brugge veel minder tijd in beslag nemen. Daarenboven is de verbinding met het station van Aalter eveneens ondermaats te noemen.

Het kanaal Gent-Oostende en het Schipdonkkanaal vormen op provinciaal en gewestelijk niveau structuurbepalende elementen. Het kanaal Gent-Oostende bezit nog een vrij

56 GRS ZOMERGEM belangrijke economische functie als verkeersader. De belangrijkste functie van het Schipdonkkanaal (vak Schipdonk - Heist) is de mogelijkheid van waterafvoer: maximaal kan in een wasperiode een debiet van circa 70 m³/sec. naar zee geloosd worden. Wat de scheepvaart betreft kan een 300-tonner vanuit Schipdonk tot in Eeklo en tot aan de sluis van Balgerhoeke varen. Daarenboven wordt het pand Schipdonk - Balgerhoeke steeds intensiever door pleziervaartuigen gebruikt. De belangstelling voor de jachthaven te Eeklo neemt steeds toe. De trekwegen langsheen de kanalen dragen een belangrijke rol in de toeristisch-recreatieve fiets- en wandelroutes (Vlaanderenroute langs kanaal Gent- Oostende). De bomenrijen langsheen de kanalen hebben een belangrijke landschapsstructurerende werking, terwijl de bermen een belangrijke ecologische waarde dragen.

Het Lievekanaal draagt, naast zijn ecologische en landschapsstructurerende waarde een belangrijke historische lading. Het kanaal dateert reeds uit de dertiende eeuw en fungeerde als eerste verbinding van Gent met de zee. Wanneer de Brugse handel bloeide, was ook de Lieve druk bevaren. Tijdens de 16de en de 17de eeuw namen de Sassevaart en het kanaal Gent-Brugge-Oostende zijn rol over, maar tot in 1770 brachten kleine vrachtschepen passagiers en marktgoederen naar Gent. Door de verzanding van het Zwin komt de Lieve evenwel definitief tot verval en in 1790 was ze praktisch onbevaarbaar geworden. Nu bestaat de loop van de Lieve nog vanaf de Leie (Graslei te Gent) via de Wondelgemsche Meerschen tot aan de monding in het Schipdonkkanaal. Het Schipdonkkanaal volgt dan de bedding van de Lieve tot in Moerkerke. Vanaf Moerkerke tot Damme is de Lieve gedempt.

De Lieve fungeert tevens als aanvoerweg van water voor het drinkwaterproductiecentrum van Kluizen.

57 GRS ZOMERGEM

2) Nutsleidingen

Zomergem is een belangrijk knooppunt voor bepaalde nutsleidingen. Een overzicht wordt gegeven in Figuur 16.

Figuur 16: nutsleidingen

Legende Eeklo-noord electriciteitsleiding aardgasleiding weg waterweg gemeentegrens

Zelzate - Antwerpen

Zeebrugge 0500 1000 1500

Gent - Eynatten

150 kV 380 kV

Rodenhuize

Aalter

380 kV

Deinze - Ruien

Quevy - Brakel - Frankrijk

 Hoogspanningsluchtlijnen

Het koppelnet onder zeer hoge spanning (380 kV) dat de internationale verbindingen verzekert tussen de gekoppelde West-Europese landen en tussen de grote productie- en gebruikscentra is tevens aanwezig in Zomergem (zie Figuur 16): - de hoogspanningsluchtlijn Rodenhuize-Ruien op 380 kV, voorzien en uitgerust met twee draadstellen (geen reserve meer); - een aftakking van de hoogspanningsluchtlijn Rodenhuize-Ruien te Zomergem naar Eeklo-noord op 380 kV. Ze is voorzien voor twee draadstellen en slechts uitgerust met één draadstel, zodat het energietransport kan verdubbeld worden;

58 GRS ZOMERGEM

- een aftakking van de hoogspanningsluchtlijn Zomergem-Eeklo-noord te Eeklo naar Aalter op een spanning van 150 kV. Ze is voorzien en uitgerust met twee draadstellen. Wegens de grote technische moeilijkheden en de hoge kosten is het niet mogelijk om verbindingen van 380 kV over beduidende afstanden ondergronds aan te leggen, zodat ze ook in de toekomst als luchtlijnen zullen gebouwd worden. Daarentegen moeten nieuwe hoogspanningsluchtlijnen op 150 kV ondergronds aangelegd worden.

Ondergrondse kabels hebben vrijwel geen visuele impact op de plaatsen die ze doorkruisen. Alleen bij de aanleg of bij een eventuele herstelling kunnen ze tijdelijk hinder veroorzaken. Bij luchtlijnen ligt dit uiteraard helemaal anders; ze inpassen in de omgeving is een delicate zaak.

 Zomergem als knooppunt van een Europees aardgasnet

De N.V. Distrigas heeft in Oostwinkel een afsluitersknooppunt geïnstalleerd. Volgende leidingen komen er toe en/of vertrekken er: - de leiding (80 bar) Zeebrugge-Zomergem-Quévy. Deze leiding heeft als doel de bevoorrading van ons land met Algerijns aardgas te verzekeren (1980) - de leiding (80 bar) Zomergem (Oostwinkel)-Zelzate-Antwerpen-Loenhout. Deze leiding heeft als doel de bevoorrading van de streek van Zelzate en Antwerpen met Algerijns aardgas te verzekeren (1980) - de leiding (80 bar) Zeebrugge - Zomergem - Brakel - Blaregnies (Frankrijk). Deze leiding heeft als doel de bevoorrading van ons land en de transit naar het buitenland met Noors aardgas (zeepipe) te verzekeren. De aansluiting op het Franse gastransportnet wordt in Blaregnies verzekerd. - het VTN-project (versterking transit/transportnet). De nieuwe leiding vertrekt te Zeebrugge vanuit de IZT (Interconnector Zeebrugge Terminal) en komt aan te Zomergem. De Interconnector is een aardgasleiding op de zeebodem tussen Zeebrugge en Bacton in Zuid-Oost-Engeland. Vanuit Zomergem loopt de VTN-leiding verder over twee tracés. Een eerste tracé is bedoeld voor doorvoer naar Duitsland. In Raeren (Eynatten) is er een aansluiting voorzien op het bestaande Duitse net. Op deze lijn is er een aftakking vanaf Gent richting Nederland. Een tweede tracé is bedoeld voor de doorvoer naar Frankrijk (Blaregnies). Kortom er komen 3 gasleidingen op 80 bar toe in Zomergem en er vertrekken er 5.

Vanaf Zeebrugge werden er voor de nieuwe VTN-leiding alternatieve tracés langsheen de N49 en langsheen de E40 onderzocht. Door het eventueel volgen van de N49 of de E40 was het praktisch niet meer verantwoord het verplichte doorgangspunt Zomergem (Oostwinkel) te respecteren. Deze tracés waren immers in belangrijke mate langer dan het weerhouden tracé waardoor globaal genomen ook meer landbouwterreinen moesten worden aangesneden. Voor de nieuwe VTN-leiding Zomergem-Gent-Eynatten volgt men vanaf Stoktevijver de Lieve.

Na de aanleg rust er een erfdienstbaarheid binnen een strook langsheen de leiding. In toepassing van het KB van 11.3.66 en 21.9.88 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen bestaat er langsheen een gasleiding een beschermde zone. Indien er hierbinnen werken gepland worden is er een meldingsplicht. Daarenboven is het binnen de voorbehouden zone verboden bouwwerken uit te voeren en te stapelen. Uitzonderlijk zijn er bepaalde beplantingen toegelaten.

Vanaf Oostwinkel richting Nevele liggen er 3 leidingen naast elkaar. De voorbehouden zone is 2 x 5 + 2 x 7 = 24 m breed en de beschermde zone 2 x 15 + 2 x 7 + 1 = 45 m breed. In het MER-rapport wordt er een landschappelijke inkleding van het afsluitersknooppunt te Oostwinkel voorzien. Dit werd echter nog niet uitgevoerd.

59 GRS ZOMERGEM

3.3 POSITIONERING BINNEN DE REGIONALE OPEN – RUIMTE STRUCTUUR

Zomergem behoort tot twee fysisch-geografische streken, met name:

 cuesta Zomergem-Oedelem

De cuesta, heeft een dominerend dunne kwartaire bedekking die de randgebieden van zandig-Vlaanderen vormen. Door de geringe diepte (enkele decimeters) van het tertiaire substraat, is de invloed van de tertiaire ondergrond op het huidig reliëf goed merkbaar.

 de Vlaamse Zandstreek

Het andere gebied maakt deel uit van de Vlaamse Vallei en heeft een dik kwartair dek dat deel uitmaakt van het kerngedeelte van zandig-Vlaanderen. Het is een vlak gebied met een uitgesproken microreliëf.

De grens tussen de twee fysisch-geografische streken situeert zich grosso modo ter hoogte van het huidige Schipdonkkanaal en komt tot uiting in de agrarische, landschappelijke en nederzettingsstructuur.

Het hoger gelegen cuestagebied situeert zich ten oosten van het Schipdonkkanaal sluit aan bij de oude veldgebieden van het Bulskampveld (Ruiselede), het Aalterveld en het Maldegemveld. Ze komen overeen met laat en op zeer systematische wijze ontgonnen gronden waar de kwartaire mantel boven de tertiaire lagen ontbreekt en de bodem weinig geschikt was voor landbouw. De ondiepe tertiaire klei geeft stuwwatergronden. Het is een licht golvend landschap met duidelijke taluds langs de zuid- en oostranden. Grote boscompartimenten worden afgewisseld met door dreven begrensde rechthoekige of kwadratische akkers en weiden.

De boscompartimenten op de cuesta zijn niet alleen landschappelijk erg typerend, ze bezitten eveneens een belangrijke ecologisch waarde. De bossen rond de Drongengoedhoeve (Knesselare-Maldegem) en de Keigatbossen (Knesselare-Zomergem) behoren tot de bosstructuur op Vlaams niveau.

De bossen van het Leen fungeren op provinciaal niveau als structuurbepalende elementen binnen de natuurlijke structuur. Deze bossen zijn, tesamen met de Hospitaalbossen en een deel van de Stuiverbossen eigendom van de provincie. Op het domein zijn een arboretum, het heemmuseum, een bosmuseum en verblijfsaccomodatie voor bosklassen aanwezig. Dit grensoverschrijdend complex (met gemeenten Eeklo en Waarschoot) vormt een belangrijke toeristisch-recreatieve attractiepool in de regio.

De meest uitgesproken, zuidelijke flank van de cuesta ter hoogte van de vroegere Gentweg (de weg van Zomergem naar Ursel en Knesselare) vormt de overgang naar het lager gelegen oorspronkelijk valleigebied van de Durme. In de bedding van deze rivier werd later het kanaal Gent - Brugge gegraven. Dit valleigebied vormt een uitloper van de Vlaamse Vallei en wordt naar het zuiden toe afgesloten door het beboste gebied rond Kraenepoel

60 GRS ZOMERGEM

(Nevele/Aalter) dat een aanloopzone vormt naar de hoogeterug van Hertsberge - Aalter - Lotenhulle.

Gezien de aanwezigheid van zeer vruchtbare gronden behoren de oudste cultuurlandschapscellen tot het lager gelegen gebied. Laat-middeleeuwse, individuele ontginningswijzen maakten dat het gebied zich kenmerkt door lineaire bebouwing (straat- en driesdorpen). Het is een vlak gebied met gemengde land- en tuinbouw en een grote dichtheid aan bebouwing langs de wegen (linten). Ondanks het vlakke karakter van het landschap komen wijdse gezichten weinig voor en zijn ze dikwijls versnipperd door bebouwing, tuinen en serreteelt. De oorspronkelijke straatdorpen zijn verbonden door sterke lintbebouwing21.

Op basis van het BSS22 per landbouwactiviteit wordt de rundvee-veredeling als meest dominante productietak binnen de agrarische structuur van de gemeenten Waarschoot, Zomergem, Knesselare en Maldegem beschouwd23. De relatieve dominantie van deze productietak kan verklaard worden door een samenhangend complex van fysische en cultuurhistorische factoren:

- de relatief grote oppervlakte cultuurgrond (in Zomergem bedraagt de oppervlakte cultuurgrond 74% van de totale oppervlakte), nodig voor oppervlaktebehoeftige activiteiten;

- de gunstige bodemgeschiktheid voor grasland;

- de geringe verstedelijkingsdruk;

- de historische dimensie van de rundveeteelt.

21 AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998), 200-201. Bodemkaart van België, verklarende tekst bij het kaartblad Zomergem 39E (1971) 16-18.

22 Bruto Standaard Saldo. Het Bruto Saldo van een teelt komt overeen met de in geldwaarde uitgedrukte totale opbrengsten, verminderd met de specifieke kosten (zoals zaad- en pootgoed, bestrijdingsmiddelen, meststoffen, veevoeders,…). Standaard refereert naar het bruto saldo die overeenkomt met de gemiddelde waarde voor elk van de onderscheiden kenmerken.

23 Lenders, S. De landbouwactiviteit in de Belgische gemeenten: proeve van een typologie. Ministerie van Middenstand en Landbouwbestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling - DG6: studie A81 (1998).

Gedas, B.I. Concept Informatief Gedeelte van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen, Deel II, Hfst. 2: Open Ruimte Structuur (1999) 28-29.

61 GRS ZOMERGEM

3.4 BESLUIT In dit hoofdstuk werd de gemeente vanuit regionaal perspectief benaderd.

Tijdens de voorbije decennia hebben zich in het gebied ten westen van Gent een aantal belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen voorgedaan. Enerzijds kan men spreken van het ontstaan van een stedelijk conglomeraat, anderzijds van een aantal min of meer lineair uitgebouwde verdichtingsstroken langsheen de belangrijkste lijninfrastructuren (N9, E40, E17). Het traditioneel open - ruimte gebied ten westen van Gent kwam door bovenvermelde ontwikkelingen onder stedelijke druk te staan, wat belangrijke ruimtelijke consequenties met zich mee bracht.

Wat Zomergem betreft, kunnen we toch stellen dat de traditionele complementariteit tussen de fysische constellatie (bepalend voor het historisch landbouwsysteem) en de historisch- maatschappelijke dynamiek (bepalend voor de historische bebouwingslaag) nog zeer goed herkenbaar is binnen de huidige morfologische structuur. Temidden van een aantal verdichtingspolen (grootstedelijk gebied Gent en in mindere mate kleinstedelijk gebied Eeklo, economische knooppunten Aalter en Maldegem) profileert Zomergem zich als een matig uitgeruste, landelijke gemeente, met een belangrijk aandeel ‘open-ruimte’.

Binnen deze ‘open ruimte’ kunnen de kanalen en het cuestafront met de boscomplexen als macrostructurerend worden beschouwd.

De situering van de gemeente binnen de regionaal ruimtelijke structuur werd voorgesteld op kaart 1.

62 GRS ZOMERGEM

4 BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR VAN DE GEMEENTE

In dit deel wordt de ruimtelijke structuur op gemeentelijk niveau benaderd. De mesostructuur is echter niet los te koppelen van de invoed van de structuurbepalende elementen op macro- en microschaal. De ruimtelijke structuur kan eveneens niet los gezien worden van zijn functionele invulling. Er bestaat immers een wederkerige relatie tussen beide factoren: de ruimtelijke structuur wordt gestuurd door de aanwezige maatschappelijke dynamiek, de functionele invulling wordt op zijn beurt bepaald door de ruimtelijke basis.

Deze ruimtelijke structuur bestaat uit een aantal onderling samenhangende deelstructuren: - landschappelijke structuur; - natuurlijke structuur; - agrarische structuur; - nederzettingsstructuur; - ruimtelijk-economische structuur; - verkeer en vervoer.

4.1 FYSISCH – LANDSCHAPPELIJK BASISWEEFSEL Landschappen ontstaan door een voortdurende wisselwerking tussen biotische en abiotische componenten. De belangrijkste abiotische componenten zijn: de geologie, de geomorfologie en de hydrografie (deze twee laatsten bepalen het reliëf). Deze componenten bepalen in grote mate de andere, meer afhankelijke componenten, zoals: hydrologie en bodemgesteldheid. Deze fysische constellatie was bepalend voor de natuurlijke structuur. Sedert het Neolithicum heeft ook de mens zijn stempel gedrukt op deze natuurlijke wisselwerking. De landschappen zijn dus tevens drager van het gemeenschappelijk erfgoed van de mens.

De laatste twee eeuwen zijn echter de traditioneel-homogene relaties tussen de fysische constellatie, het cultuurhistorisch grondgebruik en de natuurlijke structuur omwille van de sterke evolutie van het technologisch kunnen van de mens sterk vervaagd.

4.1.1 Fysische on derbouw

De fysische structuur ligt aan de basis van de ruimtelijke structuur. Het is het onderliggend geheel van eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, geologie, reliëf, bodem, oppervlakte- en grondwater en lucht.

63 GRS ZOMERGEM

1) Geologische opbouw

De gemeente Zomergem maakt deel uit van de laagvlakte die zich uitstrekt over de noordelijke helft van België en die historisch en landschappelijk Binnen-Vlaanderen wordt genoemd.

Verder bestaat Zomergem uit 2 duidelijk onderscheiden geologische eenheden: de Vlaamse Vallei en de cuesta van Oedelem-Zomergem. De algemene geologische opbouw van Zomergem wordt weergegeven in Tabel 6 en geïllustreerd in Figuur 17 en Figuur 18.

Tabel 6: geologische opbouw Zomergem

Periode Tijdvak Laag Kwartair (2 - 0 miljoen jaar) Holoceen alluvium, kolluvium en stuifzand Pleistoceen lokale en niveo-eolische dekzanden Tertiair (65 - 2 miljoen jaar) Eoceen Bartoniaan (glauconiethoudende klei, grijsblauwe tot zware klei, donkergrijs lemig zand) Lediaan (fijne, zachte, weinig glauconiethoudende kalkrijke zanden) Paniseliaan (Onder-Paniseliaan (P1): basislaag uit plastische klei (P1m) en erop kleiachtig zand (P1c) en fijn lemig humeus zand (P1d)/ Boven-Paniseliaan (P2):bleekgrijs kleiig tot lemig zand) Ieperiaan (mariene kleiige sedimenten (Yc) en zandige sedimenten (Yd)) Paleoceen Landeniaan (glauconiethoudende mariene zanden (L1) en kontinentale zanden met kleilenzen (L2)) Secundair (225 - 65 miljoen jaar) Senoon (100 - mariene kalkafzettingen op discordantievlak (krijt) 65) Primair (570 - 225 miljoen jaar) Cambrium (570 - leistenen en kwartsieten 500) Bron: Bodemkaart

Figuur 17: Vlaamse Vallei (met aanduiding geologische doorsnede)

64 GRS ZOMERGEM

Figuur 18: geologische doorsnede Zomergem-Gent

Rijvers Blandijnberg (Gent) Kerk (Zomergem)

Lediaan (zand met zandsteenbanken) Bartoon (klei) 0 Kwartair (zand) nken) et zandsteenba +P1d (zand m seliaan P2 Pani gen) met kleila fijn zand Yd (zeer klei) g zand en (kleiachti P1c+P1m

100 Ieperiaan

Yc (klei)

r

e

t

e

m

L1 (zand) n eende klei) Landeniaa L2 (verst 200

ijt) (wit kr Senoon

Cambrium (leistenen en kwartsieten)

300

kilometer

De tertiaire sedimenten (65 tot 1,8 miljoen jaren geleden) werden tijdens het kwartair door erosie aangetast. Het gebied ten oosten van het Schipdonkkanaal werd veel dieper ingesneden, waardoor zich de zgn. ‘Vlaamse vallei’ vormde, met talrijke uitlopers (onder meer de Neerkale en de Hoge Kale die reikte tot in de huidige depressie van het kanaal Gent-Oostende). De stugge kleilaag van de cuesta bood echter goed weerstand tegen deze erosie zodat ze als een steile rug boven de Vlaamse vallei bleef uitsteken. Tijdens het Pleistoceen (1,8 miljoen tot 10.000 jaar geleden) werd de Vlaamse vallei verder opgevuld met niveo-eolische en niveo-fluviale zandige en lemige materialen.

Binnen deze Pleistocene opvullingen kunnen twee soorten worden onderscheiden. Een eerste deklaag werd gevormd door de opvulling van de diepste insnijdingen van de Vlaamse vallei, met name ter hoogte van Lovendegem en de aansluiting van de kanaaldepressie. Een tweede eolische actie betrof de lokale verplaatsing van dekzand, dat in en nabij de valleien werd opgenomen en op de flanken ervan werd afgezet. Op die manier ontstonden de kouters, waarvan de lengte-as getrouw de richting van het hydrografisch net volgde.

2) Geomorfologie

Het reliëf van Zomergem vertoont slechts twee duidelijk te onderscheiden gebieden.

Cuesta Oedelem-Zomergem

Het noordwestelijk gedeelte van Zomergem behoort landschappelijk en geomorfologisch tot de steilrand van de cuesta van Oedelem-Zomergem. Dit gedeelte schiet zeer steil naar omhoog en bereikt zijn maximale hoogte van ca. 28 m op de plaats die men ‘Den Berg’ noemt en gelegen is langsheen de Bauwerwaan, ongeveer halfweg tussen de wijk Nekke en het Keigat, bij de grens met Ursel en Oostwinkel.

65 GRS ZOMERGEM

Deze betrekkelijke korte heuvelkam, die eerder een heuvel op zichzelf is, heeft zeer steile flanken. Vooral zijn zuidelijke flank valt op zeer korte afstand op minder dan 10 m terug (Nekke-Hoetsel-Uitgem). De noorderflank doet het wat langzamer aan. Deze heuvel heeft aan zijn noordelijke flank nog een uitloper over het grondgebied van Ronsele, met een maximale hoogte van 26 m, die men ‘De Steenberg’ noemt.

Vlaamse zandstreek

De rest van de gemeente maakt deel uit van de Vlaamse Vallei, met een vlak tot licht golvend reliëf (van 7 tot 12 m hoog). Geheel de oostelijke helft van de gemeente, die van noord naar zuid en precies in het midden doorsneden wordt door het Schipdonkkanaal, is nagenoeg vlak, enkele kleine hellingen waarvan de hoogte rond de 8m schommelt daargelaten.

Het zuidwestelijk gedeelte van de gemeente verheft zich niet boven de 9 m. Het is trouwens in dit lage gebied, op de grens met Merendree en Hansbeke, dat men het Kanaal Gent- Brugge heeft gegraven.

3) Hydrografie

Gent zocht reeds van in de twaalfde eeuw een uitweg naar de zee. Achtereenvolgens werden via Zomergem volgende verbindingen met de zee tot stand gebracht:

- het Lievekanaal, ook Ghentse Leye genoemd: 1251-1269, nu onbevaarbaar;

- het Kanaal naar Oostende, ook Zuytleye genoemd: 1613-1624, nu met een capaciteit van 1350 ton;

- het Schipdonkkanaal of het Afleidingskanaal van de Leie: 1847-1863, nu met een capaciteit van 300 ton, vanaf Schipdonk tot in Eeklo.

De Lieve volgt ter hoogte van Beke de loop van de bedding van een voorhistorisch beekje nl. de ‘Becca’. Tevens werd het kanaal Gent-Brugge voor het grootste deel gegraven in de bedding van een natuurlijk riviertje, nl. de Durme. Bij het graven van het Schipdonkkanaal of het Afleidingskanaal van de Leie, heeft men minder gebruik kunnen maken van de natuurlijke waterlopen die men tegenkwam.

Naast de bevaarbare waterlopen heeft Zomergem vele kilometers onbevaarbare waterlopen. Sinds 1967 worden de onbevaarbare waterlopen onderverdeeld in drie categorieën, hoofdzakelijk op basis van de grootte van het stroomgebied dat er op afwatert.

De waterlopen van 1e categorie worden in gans Vlaanderen beheerd door het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ongeacht of ze al dan niet in een polder of watering liggen. De Lieve is een waterloop van 1e categorie.

Voor de andere waterlopen is de beheersstructuur complexer:

- binnen de omschrijving van polders en wateringen zijn het de besturen van de polders en wateringen zelf die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de waterlopen van 2e en 3e categorie. De provincie (2e categorie) en de gemeenten (3e categorie) zijn wettelijk verplicht om de kosten der onderhoudswerken terug te betalen;

66 GRS ZOMERGEM

- buiten polders en wateringen worden de waterlopen van 2e categorie rechtstreeks beheerd door de provincie, die van 3e categorie door de gemeenten.

Op Figuur 19 zijn de bestaande waterlopen en de drie gebieden van de betrokken wateringen aangeduid. Het betreft: - watering van de Wagemakersstroom; - watering van de Burggraevenstroom; - watering Zomergem-Lovendegem. Het regenwater van de cuesta vloeit via de Fortloop, de Kouterloop en de Lijkstraatwaterloop, gelegen in het zuidwestelijk deel van Zomergem, af in het Kanaal Gent- Brugge. De Wagemakersstroom, de Vijverloop en de Ronselehoekwaterloop zorgen voor de afwatering naar het Schipdonkkanaal. In het oostelijk gedeelte gebeurt de waterafvoer hoofdzakelijk via de Lieve en de Kruisstraatwaterloop.

Ondanks een dicht waternet zijn er tal van gronden met een hoge grondwaterstand. Dit is te merken aan de aanwezigheid van knotwilgen in het gebied rond Ro, die oorspronkelijk massaal aangeplant werden door de bevolking in een poging de gronden te draineren. Nu zijn er door moderne landbouwvoering en het intensieve onderhoud van de knotbomen reeds veel verdwenen. De Huizegaver, aan de rand met de gemeente Lovendegem, is welig begroeid met waterwilg, schietwilg en elzen. De uitvoering van de ruilverkaveling, de werkzaamheden van de wateringen en het plaatsen van een pompgemaal hebben die gronden ook niet kunnen draineren.

Naast de twee kanalen, de Lieve, de talrijke kleine onbevaarbare waterlopen, de omwalling van het kasteel Van Wetteren in Ronsele, enkele visvijvers in het Leen en Ro zijn er in Zomergem geen belangrijke waterpartijen.

67 GRS ZOMERGEM

Figuur 19: hydrografisch net - wateringen

1. Wagemakersbeek

2. Vijverloop

3. Diepenbeek

4. Ronselhoekwaterloop

5. Fortloop

6. Kouterloop

7. Lijkstraatwaterloop

8. Kruisstraatwaterloop

9. Leike

10. Lieve

BRON: AMINAL, GIS- bestand Vlaams Hydrografische Atlas (versie 1999)

De Vlaamse Milieumaatschappij (V.M.M.) onderzoekt voortdurend de kwaliteit van het oppervlaktewater, dit zowel biologisch als fysico-chemisch. De resultaten van het onderzoek worden o.m. gebruikt als basis voor de Algemene Waterzuiverings Programma's. Die A.W.P.'s geven de toestand van de verschillende waterlopen weer en doen concrete voorstellen om de kwaliteit te verbeteren.

68 GRS ZOMERGEM

Tevens stelt de V.M.M. investeringsprogramma's op voor de bouw van rioolwater-zuiveringsinstallaties (RWZI's) en toevoerleidingen (collectoren). De uitvoering van de werken en het beheer van de installaties gebeurt door N.V. Aquafin. Ook stelt de V.M.M. programma's op voor gemeentelijke investeringen (riolering).

Het grondgebied van Zomergem ten oosten van het Schipdonkkanaal behoort sedert 31 juli 1997 tot het AWPII- gebied nr. 10 van het oppervlaktewaterwinningsgebied van Kluizen. De kwaliteitsdoelstelling is drinkwaterkwaliteit. De kwaliteit van de waterlopen is veelal matig tot goed.

Het Kanaal Gent-Oostende en het Schipdonkkanaal hadden in 1996 opnieuw een slechte kwaliteit.

Zomergem beschikt nog niet over een rioolwaterzuiveringsinstallatie zodat alle afvalwaters ongezuiverd geloosd worden. Te vermelden is dat Aquafin binnenkort een RWZI aan het containerpark zal bouwen. Daarenboven zal men binnenkort met de aanleg van het collectorennetwerk starten.

4) Bodemkenmerken

 Bodemkarakteristieken

Voor de land- en tuinbouw is de bodem een zeer belangrijke productiefactor. De kwaliteit van de bodem bepaalt immers in grote mate de opbrengsten die op een bepaald perceel gehaald kunnen worden. Bij het maken van keuzes in het landelijk gebied is de intrinsieke kwaliteit van de bodem dan ook zeer belangrijk.

In opdracht van de Bestendige Deputatie werd er aan de dienst Land- en Tuinbouw de opdracht gegeven tot een ‘Studie Landelijk Gebied’24. De hierna volgende gegevens werden uit deze studie overgenomen.

Figuur 20: textuur bodem

Bron: Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Land- en Tuinbouw

24 Provincie Oost - Vlaanderen, dienst Land- en Tuinbouw, Studie Landelijk Gebied, Deel 1: Analyse van de bodemgeschiktheid (1999).

69 GRS ZOMERGEM

Figuur 20 geeft de bodem naar structuur weer. Zomergem beschikt over: ƒ zandige bodems nl. zand en lemig zand: º gemakkelijk bewerkbaar; een hogere opbrengst dan op een zwaardere bodem; houden voedingsstoffen minder goed vast zodat ze intenser bemest dienen te worden. ƒ lichte zandleem: º geven voor de ruimste teeltkeuzen de hoogste opbrengsten. ƒ klei: º dikwijls te nat en daardoor aangewezen voor weiland. Figuur 21: drainageklassen vóór en na de ruilverkavelingen

Bron: Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Land- en Tuinbouw

Figuur 21 geeft de van toepassing zijnde drainageklassen weer vóór en na de uitvoering van de ruilverkavelingen.

Waterzieke gronden (e, f, g, h) zijn gronden die wateroverlast hebben omdat de watertafel te hoog stijgt in de winter. Droogtegevoelige gronden zijn gronden die watertekort hebben tijdens de groeiperiode.

Er werd een aanpassing van de drainageklasse van de bodemkaart uitgevoerd in de ruilverkavelingen van Zomergem. De waterhuishouding is er immers door drooglegging en drainage sterk verbeterd. De natte (e) en matig natte (d) bodem werden met een drainage klasse opgewaardeerd.

 Bodemgeschiktheid

Op basis van de bodemkarakteristieken, textuur, drainage en profielontwikkeling werden er voor Zomergem 9 bodemgeschiktheidskaarten opgemaakt voor volgende teeltgroepen:

70 GRS ZOMERGEM

Tabel 7: teeltgroepen

Akkerbouwteelten Tuinbouwteelten grasland teelten onder glas maïs azalea’s en begonia’s akkerbouw bosboomteelt extensieve groenteteelt intensieve groenteteelt fruitteelt Bron: Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Land- en Tuinbouw

De bodemgeschiktheid wordt er uitgedrukt in procent van de optimale opbrengst. Aldus worden 5 geschiktheidsklassen onderscheiden:

Tabel 8: geschiktheidsklassen

Klasse Omschrijving Procent van optimale opbrengst klasse 1 zeer geschikt 90-100 klasse 2 geschikt 75-90 klasse 3 matig geschikt 55-75 klasse 4 weinig geschikt 30-55 klasse 5 ongeschikt <30 Bron: Provincie Oost-Vlaanderen, Dienst Land- en Tuinbouw

Aan de hand van deze bodemgeschiktheidskaarten komt men per landschapstype tot volgende conclusies: ƒ Geopend gebied van de zandstreek: - Zeer goed tot goed geschikt voor tuinbouwteelten; - Matig geschikt tot ongeschikt voor akkerbouwteelten; - Matig geschikt voor grasland. ƒ Geopend bulkengebied (ruilverkavelingsgebied): - Zeer goed tot goed geschikt voor tuinbouwteelten; - Zeer goed tot goed geschikt voor akkerbouwteelten, uitgezonderd de droge zandgronden die ongeschikt zijn; - Matig geschikt tot geschikt voor grasland, droge zandgronden zijn ongeschikt, matig natte zandleemgronden zijn zeer geschikt. ƒ Cuesta: - Minder geschikt tot ongeschikt voor akkerbouwteelten, uitgezonderd de kleigronden en de matig droge gronden aan de oostelijke rand van de cuesta die zeer geschikt zijn; - Minder geschikt tot ongeschikt voor tuinbouwteelten, uitgezonderd de kleigronden en de matig droge zandgronden aan de oostelijke rand van de cuesta die zeer geschikt zijn; - Zeer geschikt voor grasland, uitgezonderd de zandgronden aan de oostelijke en zuidelijke rand van de cuesta. ƒ Gaaf gebleven bulkengebied (historisch landschap Ro): - Zeer geschikt voor tuinbouwteelten, uitgezonderd de natte (licht-) zandleemgronden; - Zeer geschikt tot matig geschikt voor akkerbouwteelten, uitgezonderd de natte lemige zandgronden en de (licht-)zandleemgronden; - Geschikt tot zeer geschikt voor grasland.

71 GRS ZOMERGEM

4.1.2 Evolutie va n het landschap sinds de middeleeuwen

Ieder landschap heeft zijn eigen wordingsgeschiedenis en aldus zijn eigenheid. Tal van factoren, zowel abiotische en biotische als menselijke factoren hebben door voortdurende interactie met elkaar geleid tot het landschap zoals dat momenteel waarneembaar is.

Het middelpunt van de Zomergemse nederzetting heeft zich van meet af aan gesitueerd rondom de huidige dorpskern. Zomergem, met zijn strategische ligging (22 m hoog), werd voorgesteld als een oude verdedigingsplaats (reeds van in de tijd van de Kelten en Germanen25) aan de samenloop van een aantal belangrijke wegen:

- de zeer belangrijke handelsweg Brugge - Gent - Brussel - Keulen, nl. de bestaande weg van Knesselare, Ursel, Nekke, Dreef, Motje, Kruisstraat en Vellare, vroeger de ‘Gendtwegh’ genaamd;

- de verbindingsweg Zomergem - Eeklo, via Ronsele, Oostwinkel en Kleiten;

- een andere belangrijke verbindingsweg liep naar Waarschoot over de wijken Daelmen en Stoktevijver, tot op het Waarschootse gehucht Kere, waar hij aansloot op de grote handelsweg van Brugge naar Gent.

De geleidelijke Germaanse kolonisatie van de streek bracht de stichting mee van een aantal nederzettingen. Men vestigde zich in eerste instantie op hoger gelegen, droge zandgronden. Rond de kleine dorpskernen kwamen pleksgewijs akkerontginningen tot stand. Tot ca. 1000 bleef echter het natuurlandschap, voornamelijk bestaand uit bos en woeste gronden overheersen.

De grote ontginningen vatten aan vanaf de 11e eeuw en kenden hun hoogtepunt voornamelijk in de 12de - 13de eeuw. Waar de bodemgesteldheid het toeliet, werden bestaande ‘akkers’ uitgebreid en eventueel samengevoegd tot uitgestrekte, open bouwlanden. Dikwijls waren die vele hectaren groot en werden ze gemeenschappelijk bewerkt volgens een verplichte driejaarlijkse vruchtafwisseling (het zgn. ‘drieslagstelsel’). In de regio, grosso modo ten zuiden van het kanaal Gent-Brugge, waar de vruchtbare zandleemgronden zich uitstekend leenden voor de aanleg van reuzenblokken en waar bovendien reeds een lange traditie bestond van gemeenschappelijke bebouwing, vond het stelsel algemeen ingang en bepaalden de open kouterlanden voorgoed het landschapspatroon. In de regio ten noorden van Zomergem daarentegen zijn de kouters minder talrijk, wat zowel fysische als sociale oorzaken heeft. Enerzijds leende de bodem zich niet zo goed tot de aanleg van koutercomplexen, waarvoor immers uitgestrekte terreinen van gelijke hoedanigheid en met een goede natuurlijke ontwatering nodig waren. Anderzijds stonden de collectieve organisatievormen haaks op de individualistische mentaliteit van de Noord-Vlaamse ontginners en landbouwers.

25 In de periode 1994-1996 leverden archeologische opgravingen te Zomergem-boven volgende vaststellingen op:

- de aanwezigheid van gallo-romeinse nederzettingsstructuren in situ;

- duidelijke aanwijzingen om de site als kleiverwerkend bedrijf te karakteriseren (o.a. kleiwinningsputten, Romeinse dakpannen en bakstenen,…)

- de aanwezigheid van een ouder bewoningssubstraat uit het begin van de late ijzertijd (ca. 5e eeuw v.c).

72 GRS ZOMERGEM

Door het in-cijns-geven of het schenken van gronden aan particulieren of de grote abdijen werden reeds vroeg een aantal gebieden in cultuur gebracht. Er werden typische ontginningshoeven gebouwd, die eerst in cijns gegeven werden door de vorst en dan in het bezit kwamen van Gentse patriciërsfamilies, zoals het Goed van Rapenburg, het Goed te Meerlare en het Goed van Schaubroek. In de nabijheid van deze zogenaamde 'Einzelhöfe' of 'sites met walgracht' met stedelijk kapitaal (particulieren of instellingen) ontstonden rijgehuchten als Beke, den Berg en Stoktevijver. In eerste instantie werden dus de drogere, makkelijk bewerkbare zandgronden aangewend voor landbouwdoeleiden.

De latere ontginning van de nattere, lemige en lager gelegen gronden gebeurden eerder op individuele basis. Deze ontginning liet een eerder gesloten landschap achter, bestaande uit een bonte mozaïek van kleine, langgerekte en grote, eerder blokvormige percelen omzoomd met houtkanten en bomenrijen en doorsneden met grachten (bulkenlandschap). De houtkanten, bomenrijen en grachten waren niet enkel een manier om het individuele eigendom af te bakenen maar fungeerden tevens als vochtregulator en brandstofbevoorrading. Geheel in de sfeer van de verzelfstandiging verschijnen de boerderijen nu ook dicht bij de bedrijfsgronden. De bebouwing binnen de bulkgebieden is dan ook gespreid. Ook de oorspronkelijke open akkerandcomplexen werden verdeeld in kleine, afgezoomde percelen.

Op de Ferraris-kaart (opgesteld door graaf de Ferraris tussen 1771 en 1778) kan men duidelijk zien dat Zomergem, ondanks de grootschalige ontginningen van de voorgaande eeuwen, nog vrij veel woeste gronden en bossen telde (zie Figuur 22):

- de bossen op de cuesta (o.a. de Keigatbossen) kwamen tot tegen het dorp Oostwinkel en in het zuiden tot aan Nekke. Zij vormden een volledig blok (Oostwinckelvelde).

- de bossen die nu het Leen vormen kwamen tot 300 m van het huidige Schipdonkkanaal. Ook ten noorden van de Stoktevijverstraat waren enkele verspreide percelen bebost. De huidige Stuiverbossen kwamen tot in Zomergem.

- rond de Rapenburghoeve was er het Bekebos (in 1884 verdwenen).

Op deze 18de-eeuwse kaart bemerken we tevens dat grote koutergebieden zoals te Nevele en Lovendegem ontbreken. Het gaat veeleer om een gediversifieerd patroon van grote, kwadratische akkers op hoger gelegen, vruchtbare zandgronden en kleine, langgerekte kavels op lager gelegen, nattere licht-zandleemgronden. Grote, kwadratische akkers zijn terug te vinden in de omgeving van de Rapenburghoeve, in de omgeving van Ronsele, tussen Rostraete en Nekke en op een zandige opduiking tussen de Rostraete en het kanaal. Voorts is vooral het lineair nederzettingspatroon erg opvallend. De hoeven waren omgeven door bomen en de grotere boerderijen hadden een hoogstammige boomgaard. Vele akkers waren met hagen omgeven. Ter hoogte van Schipdonk en Huizegaver waren er moerassige gronden die als hooi- en weiland werden gebruikt (meersen).

73 GRS ZOMERGEM

Figuur 22: Uittreksel uit de Ferrariskaart (1770-1777): Zomergem

Bron: Facsimilé-uitgave door het Gemeentekrediet van: Graaf de Ferraris, Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden (1770-1777), kaartbladen Eecloo 34 (P³) (3) en Ghendt 35 (G6) (1)

Uitvoering van herbebossingsdecreten, uitgevaardigd onder Oostenrijks bewind en later door het Frans bestuur bestendigd, de demografische druk en het nijpend tekort aan voedsel en hout hebben op het einde van de 18de eeuw een vrijwel definitieve ontginningsbeweging op gang gebracht. Deze vrij recente ontginningen leidden tot een inversie in het landschapsbeeld waarbij enerzijds aaneengesloten bossen werden gerooid en anderzijds werd gepoogd om voormalige woeste gronden in nieuwe landbouwgrond om te zetten. Op de kaart van Vander Maelen uit de eerste helft van de 19de eeuw bemerken we dat reeds een groot deel van het oorspronkelijk bosareaal is verdwenen. Opvallend is het verdwijnen van de zuidelijke bossen tussen Rijvers en Bauwerwaan.

Na 1850 zijn er in vergelijking met de kaart van Ph. Vander Maelen veel kappingen gebeurd (toestand 1884):

- de grootte van het Leen is fel geslonken;

- de Keigatbossen zijn verminderd met als bosgrens Diepenbeek;

- de Stuiverbossen liggen enkel nog op Waarschoot.

In de loop van de 19de eeuw werden de hagen als afsluiting van de landbouwpercelen vervangen door knotwilgenrijen. De concentratie aan lijnvormig groen is het grootst kort na

74 GRS ZOMERGEM

de tweede wereldoorlog. De bulkgebieden vertoonden op dat moment een uitermate gesloten karakter.

Door de verregaande intensivering en schaalvergroting van de landbouwsector tijdens de daaropvolgende decennia verdween echter een groot deel van de kleine landschapselementen in het algemeen en de oorspronkelijke perceelsrandbegroeiing in het bijzonder. Na de ruilverkavelingsoperatie tijdens de zestiger jaren werd een groot deel van het oorspronkelijk bulkenlandschap opnieuw drastisch gewijzigd door het uitvoeren van een nieuwe kavelindeling, het verbeteren van de waterhuishouding en het verbeteren van het net van ontsluitingswegen.

In de betrokken gebieden is de agrarische structuur verbeterd, maar landschappelijk gezien kunnen de ruilverkavelingen geen geslaagd project genoemd worden. Het is een zeer open landschap geworden, waarin praktisch alle kleine landschapselementen (hoogstammige bomen, levende hagen en struiken) en de typische kerkwegels die zich door de akkers slingerden verdwenen zijn en waar de wegen zeer rechtlijnig zijn.

Tussen de kaart van 1980 van het N.G.I. en de toestand van 1884 is er wat betreft de bosstructuur niet zo veel meer gewijzigd: in de Keigatbossen is een groot deel van het bos tussen Rijvers en Diepenbeek verdwenen.

4.1.3 Landschapseenheden

Op basis van cultuurhistorische, agrarische, natuurlijke en fysische parameters in combinatie met visuele waarneming kunnen we op lokaal niveau een aantal landschapstypes onderscheiden (zie Figuur 23). Hierbij worden telkens per ruimtelijke eenheid de verschillende kenmerken weergegeven van de landschappelijke basisstructuur en het huidig ruimtegebruik:

Geopend landschap van de Zandstreek ƒ aan de oostelijke grens met Lovendegem, Eeklo en Waarschoot; ƒ overgangsgebied naar noordelijk gelegen Zandstreek; ƒ intensief geëxploiteerd landbouwgebied; ƒ kleinschaligheid volledig verdwenen door ruilverkaveling, waardoor een open landschap ontstond; ƒ hoge bebouwingsgraad, aanwezigheid commercieel lint langs N9, boomkwekerijen; Geopend bulkengebied

ƒ oorspronkelijk cultuurlandschap:

• afwisseling van weilandcomplexen met perceelsrandbegroeiing op nattere gronden en open kouterontginningen op noordoost-zuidwest georiënteerde zandige ruggen; • de oudste cultuurlandschapscellen vallen samen met de kouterontginningen op zandige opduikingen in de nabijheid van bewoning; • omwille van dominantie van weilandcomplexen met perceelsrandbegroeiing overwegend gesloten karakter; • oorspronkelijke perceelsstructuur bestaande uit bonte mozaïek van blokvormige en langwerpige percelen; • lineaire nederzettingspatronen op de zandige opduikingen (ten oosten van het kanaal: Korteboeken, Langeboeken, Meirlare, Kerkhoek; ten westen van het kanaal: bewoningsas Kruipuit - Veldeke langs

75 GRS ZOMERGEM

N499 net buiten de gemeentegrens, bewoningsas Oostwinkel - Langestraat, bewoning ter hoogte van Leischoot, bewoningsas Ronselhoek - Stoktevijver); • Uitgesproken depressie ter hoogte van de Huizegaver (zeer natte gronden op licht zandleem met venig substraat). Deze depressie is ecologisch zeer waardevol gezien de aanwezigheid van populier- aanplantingen op vochtige ondergrond en frequent overstroomd wilgestruweel; ƒ De landschappelijke herkenbaarheid en identiteit raakte sterk vervaagd ten gevolge van de ruilverkavelingsoperatie. Zo ontstond een open en geuniformiseerd landschap. ƒ Intensief geëxploiteerd landbouwgebied met verspreid liggende bedrijfszetels; ƒ Aanwezigheid van lintbebouwing, beperkt aantal kleinere bospercelen. Gaaf gebleven bulkengebied - historisch landschap Ro ƒ Begrensd door het cuestafront in het noorden, het Schipdonkkanaal in het oosten en het kanaal Gent-Oostende in het zuiden; ƒ oorspronkelijk cultuurlandschap: • zie ‘geopend bulkengebied’; • lineaire nederzettingspatronen op de zandige opduikingen (Ro, Hoetsel); • uitgesproken depressie ter hoogte van Schipdonk (nattere gronden met veensubstraat); • biologisch zeer waardevolle bospercelen op natter zandleemgronden ƒ In tegenstelling tot het ruilverkavelingsgebied betreft het een vrij gaaf gebleven bulkenlandschap. Het traditionele kavelpatroon is nog vrij goed herkenbaar, vooral in de depressie ter hoogte van Schipdonk; ƒ gesloten coulissenlandschap met typerende bomenrijen (knotwilgen, populieren op vochtige of droge ondergrond); ƒ aanwezigheid van lintbebouwing en verspreid liggende bedrijfszetels. Cuesta ƒ vrij reliëfrijk gebied met een mengeling van kleigronden aan de oppervlakte, zandgronden, zandgronden met klei(zand)substraat op geringe diepte en natte gronden op lemig zand. ƒ De cuestarug werd oorspronkelijk ingenomen door een vrij uitgestrekt bosgebied met enkele heidestroken. De grootschalige ontginning tijdens de 19de eeuw liet een vrij regelmatig patroon van kwadratische akkers op zandige bodem en weiland op moeilijk bewerkbare natte kleigronden achter; ƒ De resterende bosfragmenten geven vorm aan een gecompartimenteerd landschap. De bebouwing situeert zich vooral op de flanken van de cuestarug. Voorts is het gebied relatief bebouwingsvrij.

76 GRS ZOMERGEM

Figuur 23: landschapseenheden

4.1.4 Evolutie rui mtegebruik

Om een beter beeld te geven van de recente evolutie in het bodemgebruik van de gemeente wordt de bodembezetting van de laatste jaren meer in detail beschouwd. Het percentage bebouwde gronden is lichtjes gestegen ten opzichte van 1982 (toename met 77,41 ha). De toename kan bijna volledig worden toegeschreven aan de stijging van de oppervlakte van ‘huizen, hoeven en bijgebouwen’, nl. een stijging van 71,63 ha.

Bij de onbebouwde gronden is uiteraard een daling van het aandeel te merken, nl. een verlies met 81,67 ha. Desalniettemin maken de onbebouwde percelen toch nog steeds 86,32% van de totale oppervlakte uit. Deze percelen bestaan voor 77,52% uit akkerland en grasland en vormen het kader van de open ruimte in de gemeente. De totale oppervlakte akkerland en grasland is slechts met 27,9 ha afgenomen, maar kende wel interne verschuivingen (van akker naar grasland en omgekeerd). De ‘boomgaarden’ hebben een achteruitgang gekend van 31,64 ha, dit is een daling met 28,96%. Het aandeel ‘tuinen en parken’ is gedurende de periode met 11,75 ha gedaald, dus een daling met 36,31%. Daartegenover staat dat de ‘bossen en woeste gronden’ met 0,88 ha of 0,46% zijn toegenomen.

77 GRS ZOMERGEM

Tabel 9: evolutie bodembezetting (1982-1996)

Aard bezetting Oppervlakte 1982 Oppervlakte 1989 Oppervlakte 1996 Index ha % ha % ha % % Bebouwd 293,43 7,57 323,41 8,34 370,84 9,56 126,38 appartementen en buildings 0,19 0,00 0,69 0,02 1,36 0,04 715,79 huizen, hoeven en bijgebouwen 257,77 6,65 284,17 7,33 329,40 8,49 127,79 industriegebouwen en opslagruimten 10,74 0,28 12,55 0,32 14,42 0,37 134,26 kantoor- en handelsgebouwen 8,17 0,21 8,65 0,22 8,76 0,23 107,22 openbare gebouwen, nutsvoorzieningen 0,37 0,01 0,49 0,01 0,51 0,01 137,84 sociale zorg, onderwijs en cultuur 5,34 0,14 5,14 0,13 7,04 0,18 131,84 recreatie en sport 6,88 0,18 7,76 0,20 7,45 0,19 108,28 andere 3,99 0,10 3,96 0,10 1,89 0,05 47,37 Onbebouwd 3429,22 88,43 3397,90 87,62 3347,55 86,32 97,62 akkerland 1952,87 50,36 1913,79 49,35 1878,46 48,44 96,19 grasland 1081,20 27,88 1115,38 28,76 1127,71 29,08 104,30 tuinen en parken 32,36 0,83 24,34 0,63 20,61 0,53 63,69 boomgaarden 109,25 2,82 92,54 2,39 77,61 2,00 71,04 bossen en woeste gronden 191,57 4,94 194,18 5,01 192,45 4,96 100,46 recreatieterreinen 0,60 0,02 0,60 0,02 0,60 0,02 100,00 andere 61,35 1,58 57,06 1,47 50,11 1,29 81,68 Totaal (incl. niet-gekadastreerde 3877,85 100,00 3878,15 100,00 3878,15 100,00 100,01 oppervlakte) Bron: NIS - bodembezetting

4.1.5 Besluit

Op basis van een aantal cultuurhistorische, agrarische, natuurlijke en fysische parameters, in combinatie met visuele waarneming werden een viertal landschapstypes onderscheiden, met name: het geopend landschap van de Zandstreek, het geopend bulkengebied, het gaaf gebleven bulkengebied en de cuestarug (zie Figuur 23).

De traditioneel-homogene relatie tussen de fysische basisstructuur en het huidige ruimtegebruik is enkel op de cuesta en in het bulkengebied tussen het cuestafront en het kanaal Gent-Brugge nog vrij goed herkenbaar in het huidig landschappelijk patroon. De ruilverkavelingsoperatie heeft deze traditionele relatie in een groot deel van de gemeente immers sterk vervaagd. Ook de tendenzen inzake bebouwing, aanleg van infrastructuur en agrarische bedrijfsvoering (intensivering van de veeteelt) hebben evenzeer een verdere vervlakking in de hand gewerkt (ook, maar in mindere mate in het historisch landschap Ro en op de cuestarug). Deze uniformiseringstendens leidde eveneens tot een versnippering van de oorspronkelijke natuurlijke structuur.

Desalniettemin wordt het bodemgebruik binnen de gemeente nog steeds gedomineerd door akker- en grasland.

78 GRS ZOMERGEM

4.2 NATUURLIJKE STRUCTUUR Het fysisch-landschappelijk basisweefsel werd reeds toegelicht. In dit hoofdstuk komen de ruimtestructurerende vegetatieformaties aan bod. Hierbij kunnen we een onderscheid maken tussen vlak-, lijn- en puntvormige elementen.

4.2.1 Vlakvomige elementen in de natuurlijke structuur 1) Bossen

De bosstructuur bestaat uit het samenhangend geheel van gebieden waar bossen omwille van socio-economische (productie, educatie, recreatie), ruimtelijke (buffering, structuurbepalend vermogen) en ecologische doelstellingen (schermfunctie, natuurfunctie) worden behouden en ontwikkeld.

Zomergem heeft relatief weinig bossen (slechts 5% van de oppervlakte). Het meest uitgestrekte bos is ‘Het Leen’, dat eigendom is van de Provincie. In 1990 telde de gemeente Zomergem 191 ha bos (4,9% van totale oppervlakte) (afdeling Waters en Bossen): eigendom van de provincie: het Leen (83ha 5 a), de Hospitaalbossen (9 ha 12 a) en Strengbossen (2 ha); eigendom van particulieren: 98 ha 23 a.

 Het Leen

Het domein strekt zich uit over drie gemeenten (zie Tabel 10 en Figuur 24).

Tabel 10: ligging het Leen

Gemeente Totale oppervlakte (ha) waarvan bos (ha) Zomergem 98 92 Waarschoot 75 69 Eeklo 42 30 Totaal 215 191 Bron: Bosbeheersplan van het Provinciaal Domein Het Leen

In de 18e eeuw gaf Maria-Theresia opdracht om van het Leen, ook de Wilde Moer genoemd, een volwaardig bos te maken. Voor een optimale irrigatie liet ze kilometers grachten graven, sloten die er vandaag nog liggen. Op de grond tussen de grachten liet ze bomen planten. In 1938 werd het grootste deel van het Leen gekocht door het Ministerie van Landsverdediging om er een munitiedepot aan te leggen bestaande uit talrijke bunkers en opslagplaatsen.

Het provinciebestuur kocht Het Leen in 1973 kocht om er een domein voor passieve recreatie van te maken.

Momenteel heeft het domein volgende functies:

1. Het domein bezit op de eerste plaats een zeer belangrijke ecologische functie: omwille van het het grote, onverdeelde en aaneengesloten boscomplex, bestaande uit voornamelijk streekeigen loofhout met bijzonder waardevolle bosvegetaties op natte lemige zandgronden, de aanwezigheid van drassige gronden met moerasvegetatie en enkele waterplassen en een vrij rijke fauna en flora.

2. Na de ecologische is de sociale en educatieve functie van het domein de belangrijkste functie met een grote attractie voor dagjestoeristen en recreanten, de inrichting van een bosmuseum, twee bosleerpaden, een arboretum, een aantal visvijvers en een cafetaria. Er werd ook een heemkundig museum voor de streek

79 GRS ZOMERGEM

gevestigd en er zijn plannen voor een speelbos. Er zijn ook hardere vormen van recreatie zoals de aanwezigheid van een kampeerterrein en verblijfsaccomodatie voor bosklassen, voornamelijk gebruikt door groepen, die een zekere betredingsdruk veroorzaken op de bosbestanden. Het bos heeft twee bewegwijzerde wandelroutes en is enkel toegankelijk voor voetgangers. Men kan het domein betreden via de oostelijke hoofdingang of via de Rostijneweg (Oostwinkel).

3. De schermfunctie van het bos is heden ten dage van bijkomstige aard, en is beperkt tot bescherming van het grondwater, bodem, landschap, erosiebestrijding e.a., die volgt uit de aanwezigheid van een bosopstand.

Op het gewestplan staat het domein op het grondgebied Zomergem deels als natuurgebied en parkgebied aangeduid.

Figuur 24: Situatieplan Provinciaal Domein het Leen (1999)

BRON: Provinciebestuur

De provincie voert als verantwoordelijke voor het domein geen actieve aankooppolitiek bij het verwerven van gronden, maar alle opportuniteiten worden binnen de mate van het mogelijke benut. Zo verwierf de provincie recentelijk de Hospitaalbossen (9 ha 51a 70ca) en een deel van de Strengbossen (2ha).

In toepassing van het bosdecreet werd er door de provincie een bosbeheersplan opgesteld.

 Hospitaalbossen - Strengbossen - Rijverse bossen

Ten zuiden van de bossen van het Provinciaal Domein liggen de ‘Hospitaalbossen’, ook wel de ‘O.C.M.W.-bossen’ genoemd. Recent werden ze door de provincie aangekocht.

Het is een gemengd bos, waarvan de interne bospaden allen aardewegen zijn. Ten oosten ervan liggen de Strengbossen. Dit bosgebied van ca. 2 ha. werd tijdens de periode 1963- 1973 verdeeld in een aantal kleinere percelen. Op een aantal kavels werden constructies opgericht, gaande van tuinhuisjes en bergplaatsen tot chalets. Gezien deze constructies strijdig zijn met de geldige voorschriften voor de bestemming ‘natuurgebied’ werd reeds voor enkele constructies de afbraak geboden. Momenteel draagt het bosgebied nog duidelijk de sporen van de verkaveling uit de zestiger en zeventiger jaren, maar is een duidelijke tendens waarneembaar tot heroriëntering en juridische rechtzetting van het gebied.

80 GRS ZOMERGEM

De Rijverse bossen liggen gedeeltelijk op het grondgebied van Zomergem en op het grondgebied van Knesselare. Ze liggen een 900-tal meter van het centrum van Oostwinkel.

De gehele oppervlakte is privé-eigendom, in handen van 13 particulieren. Momenteel is het bos voor de jacht verhuurd en niet opengesteld voor het publiek, met uitzondering van het Karel-Lodewijk Ledeganckpad dat op elk tijdstip kan bewandeld worden.

Deze bossen liggen op de cuesta Oedelem-Zomergem. Het hoogste gedeelte van de Rijverse bossen bevindt zich aan de zuidrand, het Keigat. Het Rijverse bos is een gemengd bos en er zijn geen waterplassen aanwezig. Het bos zelf is in het westelijk deel beter toegankelijk dan in de overige gedeelten.

 Kleine bossen

Naast bovenvermelde boscomplexen bevinden zich nog enkele kleinere bossen die evenzeer een belangrijke rol toebedeeld krijgen binnen het ecologisch functioneren op lokaal niveau, maar die ook landschappelijk gezien een belangrijke functie dragen als ruimtebegrenzende en dus ruimtestructurerende massa. De kleinere bospercelen op de cuesta zorgen dan ook voor een gecompartimenteerd landschap. De Potterse bossen en de bossen ter hoogte van Motte zijn op het gewestplan ingekleurd als natuurgebied en zijn in particuliere handen.

Buiten deze bossen in natuurgebied liggen nog her en der verspreid in het agrarische gebieden een veertigtal bossen met een gemiddelde oppervlakte van 1 ha. Enkele populier- aanplantingen op vochtige ondergrond in de Huizegaver en ter hoogte van Schipdonk worden als ecologisch zeer waardevol beschouwd.

2) Graslanden

Conform het traditionele cultuurgebruik, kon men de uitgestrekte graslandcomplexen vooral terugvinden op de voor de akkerbouw meest ongunstige gronden. Door het natte karakter van deze gronden konden de knotwilgen hun rol vervullen als vochtregulator, naast het gebruik ervan als veewering en individuele perceelsafsluiting. Deze graslanden werden gebruikt als graasweide, hooiland of wisselweide. Het microreliëf bestaande uit lager gelegen vochtige gronden en hoger gelegen droge gronden zorgde voor een uitstekende biotoop voor fauna en flora. Aan de rand van de graslanden ontwikkelden zich typische (zeldzame) vochtminnende planten. De oevers van de kleine waterlopen die vaak de grens tussen twee percelen vormden en mede zorgden voor een ontwatering van het gebied waren in het landschap herkenbaar door het voorkomen van een typische rietkraag, water- en oevervegetatie, wat op zich een aantrekkingspool vormde voor de aanwezige fauna.

Door een toenemende drainering en bemesting is het areaal aan waardevolle graslanden vanaf de tweede helft van deze eeuw sterk afgenomen. Beken werden rechtgetrokken, perceelsgrenzen reikten tot aan de waterkant. Bijna overal domineren thans zeer gewone soorten met een hoog concurrentieel vermogen, typerend voor vegetaties op sterk aangerijkte bodems. Enkele van deze historisch permanente graslanden konden via drainering omgezet worden naar akkerland (maïsteelt).

Graslandcomplexen van enige omvang en enige landschappelijke en biologische waarde, vaak afgelijnd en/of doorsneden met kleine landschapselementen, zijn terug te vinden aan de oostelijke rand van de cuesta (Steenberg) en op de natte (licht-) zandleemgronden in het

81 GRS ZOMERGEM

gaaf gebleven bulkenlandschap. Deze ecologisch-landschappelijk waardevolle graslanden werden op het gewestplan aangeduid als ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’, met uitzondering van het noordelijk gedeelte van de graslanden rond de Steenberg die deel uitmaken van het ‘agrarisch gebied’. In het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu worden er maatregelen voorzien inzake de bescherming van de historisch permanente graslanden26.

3) Akkerlanden

Heel wat gronden op hoger gelegen plaatsen zijn reeds lange tijd in gebruik als akkerland. Echter door de verbeterde technische mogelijkheden zijn in het recente verleden heel wat zeldzamer wordende biotopen als natte graslanden in akkerland omgezet. De natuurwaarden binnen akkerlandcomplexen worden meestal niet erg hoog geprezen. Nochtans zijn er ondanks de intensivering en de schaalvergroting van de landbouw nog specifieke natuurwaarden binnen het cultuurland terug te vinden. De meeste natuurwaarden zijn vooral aanwezig op de randen van deze complexen (grachten, wegbermen) of in de kleine landschapselementen (knotbomenrijen). Biologisch en landschappelijk waardevolle akkerlandcomplexen zijn terug te vinden in het gaaf gebleven bulkenlandschap. De akkerlandcomplexen met omvangrijke perceelsrandbegroeiing werden op het gewestplan aangeduid als ‘landschappelijk waardevol agrarisch gebied’.

4.2.2 Lijn - en pu ntvormige elementen: ecologische infrastructuur

De ecologisch infrastructuur bestaat uit lijnvormige elementen (houtkanten, (knot)bomenrijen, sloten, wegbermen, graften, taluds, hagen, hoogstamboomgaarden, struwelen..) en solitaire puntobjecten (veedrinkputten, poelen, alleenstaande bomen,…) die respectievelijk als ecologische corridor of als ‘stepping stone’ van belang zijn als verbindingselement tussen grotere habitats. Deze verbindende elementen vervullen een brugfunctie in de verspreiding van organismen, zaden, …Ze geven tevens vorm en inhoud aan het landschap, m.a.w. ze ‘kleden’ het landschap en vormen aldus een welgekomen afwisseling in een intensief gebruikt cultuurlandschap.

De opgaande vegetatie binnen de ecologische infrastructuur worden als ‘kleine landschapselementen’ (KLE) beschouwd. Bijna alle vormen van kleine landschapselementen (bomenrijen, houtkanten,…) zijn door de mens aangelegd en hebben (hadden) een specifieke nutsfunctie in het exploiteren van het agrarisch landschap. Kleine landschapselementen werden, afhankelijk van de fysische omstandigheden en de historische ontwikkeling in een streek, in een verscheidenheid van inhoud en hoeveelheid aangelegd. Hierdoor zijn ze streekgebonden en bepalen mee de eigenheid van een regio. Ze vormen dan ook een historische getuigenis van de ontwikkelingen die in een bepaalde streek hebben plaatsgegrepen. Zo vormt de aanwezigheid van knotbomenrijen een essentieel onderdeel

26 Historisch permanent grasland wordt in het Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu dd. 21 oktober 1997 gedefinieerd als: “ een halfnatuurlijke vegetatie bestaande uit grasland gekenmerkt door het langdurig grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide met ofwel cultuurhistorische waarde, ofwel een soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten waarbij het milieu wordt gekenmerkt door aanwezigheid van sloten, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones”.

82 GRS ZOMERGEM

van het landschapstype van de bulkgebieden. Omwille van hun landschappelijk-ecologische en historische waarde is hun behoud dan ook wenselijk.

In het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu worden er maatregelen voorzien inzake het behoud en het herstel van kleine landschapselementen.

Gebieden met concentraties aan KLE zijn: het graslandcomplex rond de Steenberg en het gaaf gebleven bulkengebied en dan vooral de permanente graslanden ten zuiden van de Rostraat. Op de cuesta zijn nog enkele (slecht onderhouden) veedrinkpoelen aanwezig.

Rond enkele hoeven zijn hoogstamboomgaarden aanwezig. De hoogstammen worden bijna niet onderhouden, maar bevatten zeker een schat aan genetisch materiaal. Ze zijn tevens een uitstekende biotoop voor verscheidene kleinere dieren.

Een ander belangrijk element uit het landschap zijn de bermen (wegbermen, kanaalbermen, slootranden en bosranden). Zomergem heeft 80 km wegen met bermen. Alle bermen zijn van de akkers door een gracht gescheiden. De meeste bermen zijn smal tot zeer smal (minder dan 1m breed). Soms begint het talud van de gracht onmiddellijk naast de rijweg. De helling is steil en laat niet gemakkelijk een spontane begroeiing toe. In het Leen zijn de bermen over het algemeen heel soortenrijk.

De kanalen vormen een aparte biotoop, de taluds zijn beplant met populieren, de ondertaluds zijn verstevigd, en de oevers zijn voldoende breed om begroeiing toe te laten. De oevers van de Lieve zijn steiler en zijn niet beplant met boomsoorten. Door het rechttrekken van de beken en het verstevigen van de oevers ten behoeve van de ruilverkavelingsoperatie verdween de traditionele beekdynamiek en verminderde de ecologische waarde van de waterlopen en hun onmiddellijke omgeving drastisch. De Wagemakersbeek, de Vijverloop, de Diepenbeek, Ronselhoekwaterloop, Leike en de Kruisstraatwaterloop situeren zich in het ruilverkavelingsgebied. Deze beken zijn voornamelijk noordoost-zuidwest georiënteerd en zijn binnen het geopend bulkengebied verantwoordelijk voor het afwisselend patroon van hoge, zandige ruggen en lager gelegen nattere gronden. De waterlopen in het gaaf gebleven bulkenlandschap ten zuiden van de cuesta (Bellemstraatjeswaterloop en Lijkstraatwaterloop) behielden hun traditionele beekdynamiek en vervullen hun rol als ecologische corridor in het waardevolle landschap.

4.2.3 Besluit

De natuurlijke structuur werd voorgesteld op kaart 2.

De natuurlijke structuur op lokaal niveau wordt voornamelijk gedomineerd door de aanwezige boscomplexen. Het gaaf gebleven bulkenlandschap ten zuiden van de woonkern Zomergem en het graslandencomplex rond de Steenberg bezitten nog belangrijke ecologische kwaliteiten. Ook de ecologische infrastructuur bestaande uit waterlopen, bermen en bomenrijen vormt een belangrijke schakel in het functioneren van de natuurlijke structuur.

83 GRS ZOMERGEM

4.3 AGRARISCHE STRUCTUUR Landbouw is een belangrijke structurerende functie voor de open ruimte. Uit de cijfers van het bodemgebruik (zie 4.1.4) kan men immers afleiden dat de agrarische sector de belangrijkste ruimtegebruiker binnen de gemeente vormt: 77% van de oppervlakte wordt ingenomen door land - en tuinbouwactiviteiten.

Volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen bezit de landbouwfunctie van de gemeente een hoogdynamisch karakter27. Zomergem heeft een historisch gegroeide traditie van familiale landbouwbedrijven en meer specifiek in de rundvee-veredeling.

Uitgestrekte weilandcomplexen, afgewisseld met open akkerlanden waarop de voederteelt primeert, bepalen dan ook het agrarisch en tevens landschappelijk beeld van de gemeente. Functioneel gezien is de landbouwfunctie dan ook zeer belangrijk voor het behoud van de open ruimte.

Vooraleer dieper in te gaan op de ruimtelijke weergave, wordt eerst een profiel geschetst van de landbouw in de gemeente.

4.3.1 Profiel van de landbouw 1) Werkgelegenheid

De werkgelegenheid in de landbouw is in Zomergem nog vrij belangrijk. Immers is 13,9% van de werknemers en zelfstandigen tewerkgesteld in deze sector, met het zwaartepunt bij de zelfstandigen (28% van de zelfstandigen is landbouwer).

Tabel 11: verdeling werkkrachten (1997)

Plaats Bedrijfsle Bedrijfsle Medewer Medewer Andere Andere Totaal Totaal ider ider kende kende personen personen (man) (vrouw) (man) (vrouw) echtgeno echtgeno (man) (vrouw) ot te Bestendig 117 16 0 36 10 3 127 55 Niet-bestendig467 7453 45656 Totaal1868820294 Bron: NIS - landbouwtellingen

De meeste landbouwbedrijven zijn hoofdzakelijk éénmansbedrijven (183 van de 186 bedrijven) met soms hulp van de echtgenote of een ander persoon (meestal familieleden) (108 of 37% van alle werkkrachten). Er dient opgemerkt te worden dat niet alle landbouwers deze bezigheid als hoofdberoep hebben (133 of 72% is bestendig bedrijfsleider). Soms hebben de bewoners een hoofdbezigheid verwant met de landbouw, vb. handelaars in vee en veevoeders, gepensioneerde landbouwers, ...

27 De dynamiek werd bepaald op basis van drie parameters: het landbouwareaal, de fysische karakteristieken (voorkomen van ruilverkavelingen, bodemgeschiktheid en drinkwaterwinningen) en de socio-economische karakteristieken (bruto-standaardsaldi, bedrijfscontinuïteit). AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 82.

84 GRS ZOMERGEM

2) Grondgebruik en grondgebondenheid

Dankzij moderne landbouwtechnieken kunnen bepaalde productierichtingen zoals veredelingslandbouw en hydroculturen onafhankelijk van de intrinsieke bodemgesteldheid functioneren. Toch blijft de intrinsieke bodemgeschiktheid voor vele producties een vast gegeven.

Als basis werden de landbouwtellingen van 1950, 1970, 1990 en 1997 beschouwd. Deze gegevens geven de evolutie van het grondgebruik in de landbouw en de bedrijfsgrootte sinds de eerste helft van deze eeuw weer. Hierbij moet worden opgemerkt dat de cijfers betrekking hebben op de bedrijven waarvan de maatschappelijke zetel in Zomergem gevestigd is. Dit brengt met zich mee dat bedrijven die hun zetel in Zomergem hebben, maar waarvan de grond op het grondgebied van één van de buurgemeenten gelegen is, eveneens in rekening gebracht werden en vice versa.

 Algemene evolutie

De totale oppervlakte landbouwgrond te Zomergem is op 47 jaar met 138,6 ha afgenomen, dit is een vermindering met 4,6%. De afname gebeurde bijna volledig in de periode 1950- 1990 (1950: 3026,54 ha.; 1970: 2835,31 ha. en 1990: 2663,13 ha.) en kent sindsdien een lichte toename tot 1997 (2887,94 ha.).

 Tuinbouw

Tabel 12: Evolutie van het gebruik van de cultuurgronden (1950-1970): tuinbouw

Cultuurgrond absoluut (ha) Aandeel in totaal grondgebruik door land- en tuinbouw(%) 1950 1970 1990 1997 1950 1970 1990 1997 1950- 1997 Tuinbouw open lucht 198,7 27,42 25,3 32,66 6,5 0,96 0,95 1,13 -5.37 Tuinbouw onder glas 2,06 1,14 0,98 0,53 0,07 0,04 0,04 0,02 -0,05 Groenten open lucht 0,70 3,13 11,61 16,62 0,02 0,11 0,44 0,58 0,55 Groenten onder glas 0,39 0,37 0,17 0,01 0,01 0,01 -0,01

Fruit open lucht 193,34 16,05 9,21 11,82 6,39 0,57 0,35 0,41 -5,98 Fruit onder glas 0 0 0 00000 0

Bomen en sierteelt 4,66 8,24 4,48 4,22 0,15 0,29 0,17 0,15 -0,01 open lucht Bomen en sierteelt 1,67 0,61 0,36 0,05 0,02 0,01 -0,04 onder glas Bron: NIS - landbouwtellingen

Zomergem behoort niet tot de klassieke ‘tuinbouwgemeenten’. Het aandeel van de tuinbouw in het totale agrarisch grondgebruik bedroeg in 1950 nog 6,5% en is afgenomen tot 1,1% in 1997. De tuinbouw in de gemeente beperkt zich hoofdzakelijk tot fruitteelt en boomkwekerijen in open lucht. De afname van het belang van de tuinbouwsector in het grondgebruik gedurende de periode 1950-1990 dient dan ook toegeschreven te worden aan afname in de fruitteeltsector.

Teelt onder glas heeft ruimtelijk een veel grotere impact dan tuinbouw in open lucht. Het aandeel van de serreteelt in de gemeente is uiterst minimaal.

85 GRS ZOMERGEM

 Akkerbouw en weiland

Tabel 13: Evolutie van het gebruik van de cultuurgronden (1950-1970): akkerbouw en weiland

Cultuurgrond absoluut (ha) relatief (%) 1950 1970 1990 1997 1950 1970 1990 1997 1950- 1997 Weiden en grasland 1044,09 1577,33 1555,34 1524,57 34,50 55,63 58,40 52,79 18,29 Granen 1018,38 840,20 190,73 250,94 33,65 29,63 7,16 8,69 -24,96 Nijverheidsgewassen 85,80 9,10 20,45 16,45 2,83 0,32 0,77 0,57 -2,27 * Voedergewassen 314,16 235,94 838,27 1026,24 10,38 8,32 31,48 35,54 25,16 wortel- en 193,79 182,13 42,03 41,03 6,40 6,42 1,58 1,42 -4,98 knolgewassen groenvoedergewasse 118,74 53,81 796,24 985,21 3,92 1,90 29,90 34,11 30,19 n (maïs) Aardappelen 352,88 139,73 28,66 25,68 11,66 4,93 1,08 0,89 -10,77 Pootgoed en 0,13 0,00 2,50 8,30 0,00 0,00 0,09 0,29 0,28 landbouwzaden voor de verkoop** Overige 1,82 0,03 0,00 0,02 0,06 0,00 0,00 -0,06 Bouwland uit 8,52 4,42 0,90 2,55 0,28 0,16 0,03 0,09 -0,19 productie genomen Bron: NIS - landbouwtellingen (*: gegevens 1950 zonder Ronsele, **: gegevens 1950 zonder Ronsele en Zomergem)

Als conclusie kan gesteld worden, dat van de grote diversiteit van gewassen die in de jaren 50 het landschap kenmerkte nu niet veel meer te vinden is. De intensivering van de veeteelt laat zich uiteraard ook in de akkerbouw gelden, waarbij de oppervlakte voor voedergewassen meer dan 35% van de oppervlakte cultuurgrond in beslag neemt. Samen met de weiden en graslanden hypothekeert de veeteelt nu 88% van de totale oppervlakte cultuurgrond.

 Veeteelt

De laatste jaren zet de trend tot intensivering van de veeteelt in Vlaanderen zich steeds verder door. Eén van de gevolgen daarvan is de mestproblematiek die steeds meer de ruimtelijke ontwikkelingen in landelijke gemeenten mee gaat bepalen. Daarom zal eerst een evolutie geschetst worden van de veeteelt in Zomergem sinds de eerste helft van deze eeuw (zie Tabel 14).

86 GRS ZOMERGEM

Tabel 14: evolutie van de veeteelt (1950-1997)

Soort 1950 1970 1990 1997 Index (1950=100) 1950-1997 Paarden 503 393 73 62 12,33 landbouwpaarden 479 213 60 24 5,01 andere 24 180 13 38 158,33 Runderen 4722 8042 11417 10826 229,27 melkkoeien 1907 2908 5553 5000 262,19 andere 2815 5134 5864 5826 206,96 Schapen 290 76 166 231 79,66 Varkens 4654 13681 40381 35524 763,30 Pluimvee 12968 73987 35651 45792 353,12 leghennen 10165 40850 10574 7111 69,96 vleeskippen - 28000 25020 38635 - andere 2803 5137 57 46 1,64 Geiten 78 11 13 14 17,95 Konijnen - 286 86 45 - Bron: NIS - landbouwtellingen

Uit deze tabel volgen enkele interessante vaststellingen: - Het aantal paarden is gedurende de periode van 47 jaar afgenomen met bijna 90%. Vooral het aantal landbouwpaarden is achteruit gegaan daar nu bijna uitsluitend tractors gebruikt worden. - Het aantal runderen is meer dan verdubbeld in dezelfde periode. Toch nam het aantal sinds 1990 terug af, waarschijnlijk als gevolg van de E.G.-maatregelen in verband met de overschotten in die sector. Zoals eerder vermeld is deze evolutie ook te zien bij de oppervlakte aan voedergewassen (vooral maïs). Het gevolg van deze tendens was dat het aantal runderen per ha weiland steeg. - De meest in het oog springende evolutie is deze van het aantal varkens. Het aantal is op 47 jaar 8 maal zo groot geworden, en kende in 1990 een absoluut toppunt. - Ook het pluimvee is zeer sterk toegenomen. Het aantal vleeskippen is in de periode 1970-1997 met bijna 40% toegenomen, maar het aantal leghennen is in dezelfde periode met bijna 83% afgenomen (1970 was hier het topjaar). Deze vaststellingen zijn uiterst belangrijk voor de verdere ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. Er moet immers rekening gehouden worden met de aanwezigheid van grootschalige, voornamelijk op de vleesproductie gerichte bedrijven.

3) Aantal bedrijven en bedrijfsopvolging

Naast de evolutie van de monoculturen doet zich nog een andere evolutie voor, nl. de schaalvergroting van de landbouwbedrijven. Tabel 15 geeft de evolutie weer van het aantal bedrijven per grootteklasse sinds 1950.

Het aantal landbouwbedrijven in Zomergem daalde van 1152 bedrijven in 1950 naar 186 in 1997, dit is een daling met 84% (zie Tabel 15)28. De oppervlakte van de landbouwgrond daalde in dezelfde periode slechts lichtjes. Terwijl er in 1950 nog 668 bedrijven waren met een oppervlakte van minder dan 1 ha landbouwgrond, zijn dit er in 1997 nog slechts 11. Een dergelijk klein bedrijf is nu nog moeilijk levensvatbaar en daarom wordt deze activiteit

28 Let op: in 1950 werden inzake het aantal bedrijven ook de aangiften van de personen die, behoudens een moes- of fruittuin voor eigen gebruik, geen andere teelten verbouwen in de telling opgenomen

87 GRS ZOMERGEM

veelal gecombineerd met andere activiteiten. De gemiddelde oppervlakte per bedrijf steeg van 2,6 ha in 1950 tot 15,5 ha in 1997.

Tabel 15: evolutie van het aantal landbouwbedrijven per grootteklasse (1950-1997)

Oppervlakte 1950 1970 1990 1997 aantal Cultuurop aantal Cultuurop aantal Cultuurop aantal Cultuurop bedrijven pervlakte bedrijven pervlakte bedrijven pervlakte bedrijven pervlakte (ha) (ha) (ha) (ha) zonder teelt 3 6 6 4 >0 - 1 ha 668 146,71 63 31,28 13 8,40 11* 12,92 1 - 5 ha 255 672,12 87 254,27 46 132,07 38 131,45 5 - 10 ha 150 1097,03 105 805,04 50 358,00 36 250,78 10 - 20 ha 73 1000,16 111 1560,59 53 771,58 29 425,18 20 - 30 ha 1 21,25 4 91,79 40 941,24 42 1012,96 30 - 50 ha 2 62,57 3 113,60 12 452,82 21 777,86 50 - 80 ha------5278,95 Totaal 1152 2999,84 379 2856,57 220 2664,11 186 2890,10 (3041 (1033 (1079 (1362 percelen) percelen) percelen) percelen) Bron: NIS - landbouwtellingen (*: voor 1997 gelden categorieën: >0 - 2 ha en 2 - 5 ha)

Het aantal bedrijven met een cultuuroppervlakte groter dan 10 ha bedroeg in 1950 slechts 6,6% van het totaal aantal bedrijven, in 1970 was dat 31,1% en sindsdien is het aandeel bedrijven van die grootte gegroeid tot 52,2%. Deze schaalvergroting zet zich ook nu nog verder door. Dit blijkt duidelijk indien de tellinggegevens meer in detail bekeken worden. Tussen 1950 en 1970 nam het aantal bedrijven met een cultuuroppervlakte van minder dan 10 ha enorm af, terwijl het aantal bedrijven met een cultuuroppervlakte tussen 10 en 20 ha sterk toenam. Na 1970 nam het aantal bedrijven van die grootte echter opnieuw af en nam het aantal nog grotere bedrijven (meer dan 20 ha) toe.

In Tabel 16 wordt het aantal bedrijven met een bedrijfsleider van minstens 50 jaar, die al dan niet beschikken over een vermoedelijke opvolger ouder dan 14 jaar, naast elkaar gezet.

Tabel 16: opvolging van de landbouwbedrijven (1997)

Opvolger Aantal Aantal Cultuuroppervl Cultuuroppervl (absoluut) (%) akte (ha) akte (%) ja 10 5,4 199,05 6,9 nee 65 34,9 591,58 20,5 weet het nog niet 26 14,0 368,12 12,7 Aantal bedrijven met 101 54,3 1158,75 40,1 bedrijfsleider ouder dan 50 jaar Totaal aantal 186 100,0 2890,10 100,0 bedrijven Bron: NIS - landbouwtellingen

In totaal heeft 54% van de Zomergemse landbouwbedrijven een bedrijfsleider ouder dan 50 jaar. 35% van het totaal aantal bedrijven heeft geen vermoedelijke opvolger voor het bedrijf. Dit betekent dat binnen een twintig jaar 35% van de bedrijven van vandaag waarschijnlijk niet langer zullen functioneren als landbouwbedrijf. Bovendien vertegenwoordigen deze bedrijven 20% van de totale oppervlakte cultuurgrond. Deze gronden zullen grotendeels

88 GRS ZOMERGEM

worden overgenomen door andere landbouwbedrijven, wat dus een verdere schaalvergroting binnen de landbouw betekent.

4.3.2 Ruimtelijke aspecten van de land en tuinbouwbedrijven

De landbouwfunctie van de gemeente heeft een gemengd karakter met de nadruk op grootschalige akkerbouw ten behoeve van de intensieve veeteelt. Voederteelten zoals maïs en voederbieten primeren op de akkerlanden. In de ruilverkavelingsgebieden primeren grootschalige akkerlandcomplexen, op de nattere gronden van de cuesta en het historisch landschap Ro vindt men daarentegen uitgestrekte, landschappelijk waardevolle weilandcomplexen terug. In de onmiddellijke omgeving van de woonkern Zomergem situeren zich een viertal percelen met boomteelt. Langs de Grote Baan is er een grootschalige boomkwekerij gevestigd. De aanwezigheid van boomkwekerijen is overigens een typerend kenmerk van de agrarische structuur in het geopend gebied van de Zandstreek. In de omgeving van Korteboeken zijn er nog twee fruittelers aanwezig.

De landbouwbedrijfsgebouwen komen versnipperd over het gehele grondgebied voor. Men kan weliswaar een aantal concentratiegebieden onderscheiden: ƒ as Leischoot - Oostwinkeldorp - Langestraat; ƒ as Hoekstraat - Stoktevijver; ƒ zone Kruisstraat - Langeboeken; ƒ as Rostraat; ƒ as Hoetsel. Gebieden met een relatief hoge graad aan verspreide landbouwbedrijven: ƒ cuesta; ƒ zandige gronden net ten zuiden van de woonkern Zomergem (Durmstraat - Molenstraat); ƒ gebied Kerhoek - Korteboeken. Op basis van het GIS - bestand betreffende de landbouwexploitatiezetels werden de land- bouwbedrijven geselecteerd per gewestplanbestemming (zie Tabel 17).

Tabel 17: Landbouwbedrijven per gewestplanbestemming

(Landschappelijk waardevol) agrarisch gebied 189 Groengebied (Azaleastraat - Stoktevijver - 1 Schipdonkkanaal) Parkgebied 1 Reservatiezone Schipdonkkanaal (grondkleur groen) 8 Reservatiezone R43 1 Woongebied 9 Woongebied met landelijk karakter 23 Woonuitbreidingsgebied 1 Ambachtelijk gebied29 6 Totaal 228 BRON: VLM, GIS - bestand landbouwexploitatiezetels 1996.

29 Met inbegrip van één para-agrarisch bedrijf.

89 GRS ZOMERGEM

In principe kunnen enkel de landbouwexploitatiezetels in het groengebied, het parkgebied, in de reservatiestrook en in het ambachtelijk gebied (met uitzondering van het para-agrarisch bedrijf) als volledig of gedeeltelijk zonevreemd worden beschouwd. Voor een verdere beoordeling dient men rekening te houden met de aard van de agrarische bedrijvigheid en de verenigbaarheid met zijn omgeving.

4.3.3 Besluit

Zomergem kan worden beschouwd als een agarische gemeente, met nog een vrij belangrijke primaire sector en dit zowel qua tewerkstelling als qua ruimtegebruik. De agrarische activiteiten vormen dan ook het ‘raamwerk’ van de open ruimte.

De nadruk ligt voornamelijk op de gemengde landbouw in functie van de rundvee- veredeling. De agrarische structuur wordt voorgesteld op kaart 3.

90 GRS ZOMERGEM

4.4 NEDERZETTINGSSTRUCTUUR

4.4.1 Ruimtelijke opbouw nederzettingsstructuur

Op basis van de huidige morfologische structuur kunnen een aantal types worden onderscheiden: - kernen: hoogste bouwdichtheid; - woonparken: lage bouwdichtheid; - woonlinten: lage bebouwingsdichtheid; - kleinere woonconcentraties in het landelijk gebied; - verspreide bebouwing. 1) Kernen

Zomergem-centrum vormt de hoofdkern van de gemeente. De woonkern lag op een strategisch zeer gunstige plaats: op de cuestarug (22 meter hoog) en aan de samenloop van een aantal belangrijke handelswegen. Zo ontstond een eerder stervormig patroon van lineaire bebouwing langsheen de belangrijkste invalswegen. Grootschalige verkavelingen vanaf de jaren 1960 zorgden voor het dichtslibben van het oorspronkelijk grofmazig stratennet, zodat een breed uitgestrekte noord-zuid georiënteerde woonband, parallel verlopend met het Schipdonkkanaal tot stand kwam. Hierdoor werd de woonkern Ronsele gekoppeld aan de hoofdkern. Het bebouwingspatroon zet zich verder in het omringende open-ruimte gebied via lineaire ontwikkelingsassen en dit voornamelijk in oostelijke en westelijke richting. De oostelijke tak draagt daarbij een belangrijke economische functie, naast de residentiële functie.

Zomergem bevat een vrij compact, aaneengesloten centrumgebied met verweving van residentiële-, commerciële-, ambachtelijke- en dienstverlenende functies.

De landelijke woonkernen Oostwinkel en Beke vertonen een uitgesproken lineair bebouwingspatroon met een aantal uitlopers in het omringende open-ruimte gebied. De gesloten bebouwing beperkt zich tot de onmiddellijke omgeving van de kerk. De open bebouwing primeert.

2) Woonparken

Het betreft twee voormalige kasteeldomeinen die bij de opmaak van het gewestplan als woonpark werden aangeduid. De dichtheid in deze woonparken ligt bijzonder laag: 3 tot 5 woningen per ha. De residentiële woningen zijn gelegen in een zeer groene omgeving.

3) Woonlinten en kleinere woonconcentraties

Groot-Zomergem bevat, net als de omliggende gemeenten, vrij veel lintbebouwing. Deze woonlinten dragen vaak een belangrijke historische dimensie. Lintbebouwing kenmerkt zich door het lineair bebouwingspatroon langs één of beide zijden van een straat. De achterliggende gronden blijven veelal onbebouwd. In deze woonlinten vormt open bebouwing (veel ruimte innemend) de meest toegepaste bebouwingsvorm.

91 GRS ZOMERGEM

We kunnen zowel qua morfologie als qua juridische status een onderscheid maken tussen erkende en niet-erkende woonlinten. De erkende woonlinten vertonen veelal een denser en uniformer bebouwingspatroon dan de niet- erkende woonlinten, wat het gevolg is van hun juridische erkenning als landelijk woongebied.

Erkende woonlinten (landelijk wonen):

- Aansluitend op de woonkern Zomergem-Ronsele: Kerhoek - Kruisstraat; Bauwerwaan - Nekke - Gentweg - Haagstraat; Daalmstraat - Stoktevijver; Durmstraat;

- Aansluitend op de woonkern Oostwinkel: Langestraat;

- Aansluitend op de woonkern Beke: Grote Baan;

- Enigszins geïsoleerd aan de grens met Nevele: Peperhoek - Durmstraat - Zomergemstraat.

Het betreft hier veelal woonlinten waarin de residentiële functie primeert, naast het voorkomen van ambachtelijke en landbouwbedrijven. Deze woonlinten zijn in het gewestplan opgenomen als woongebied met landelijk karakter.

Niet-erkende woonlinten : De nummering stemt overeen met de nummering op kaart 4: 1. Rostraat 11. Stoktevijver 2. Rohoek 12. Hoekstraat 3. Hoetsel – Berkenstraat – Haagstraat 13. Leischoot 4. Hulsemstraat – Durmstraat 14. Langestraat 5. Overdam 15. St.-Jansstraat 6. Kruisstraat 16. Rijvers – Daalmstraat 7. Langeboeken 17 Gentweg 8. Korteboeken 9. Kerhoek 10. Meirlare

4.4.2 Overzicht z onevreemdheidsproblematiek In vorige paragraaf werden de hoofdlijnen geschetst van de ruimtelijke opbouw van de nederzettingsstructuur. In deze paragraaf wordt specifiek ingegaan op de zonevreemde woningen. De meeste van de zonevreemde woningen bevinden zich in een niet – erkend woonlint of woongroepering. Deze gedetailleerde studie is gebeurd door W. Dujardin, voorzitter van de GECORO, in samenwerking met het studiebureau. Binnen de groep van zonevreemde woningen kan, naar het gebruik van de woongebouwen toe, een onderscheid gemaakt worden tussen:

ƒ Zuiver residentiële woningen: In (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied ((LW)AG) In groen- of natuurgebied (Gr.) In ambachtelijke zone (Amb.)

ƒ Woningen in functie van een ambachtelijke bedrijvigheid

ƒ Woningen in functie van een landbouwactiviteit in bijberoep. In verband met deze categorie dient er duidelijk bij vermeld te worden dat het slechts gaat om een

92 GRS ZOMERGEM

geschat aantal. Men kan immers niet zonder controle ter plaatse uitmaken of de landbouwbedrijven al dan niet in hoofdberoep worden uitgeoefend. Woningen die niet gelegen zijn in een woongebied (met landelijk karakter) maar die deel uitmaken van een goedgekeurde, niet - vervallen verkaveling, zijn juridisch beschouwd niet zonevreemd. Toch kunnen ook deze woningen opgenomen worden, om een cijfermatig onderbouwd beeld te geven van de niet – erkende woonlinten en verspreide bebouwing. Hierbij wordt zowel het aantal bebouwde als het aantal nog niet bebouwde kavels weergegeven. Ter aanvulling wordt ook het aantal woningen i.f.v. een volwaardige landbouwactiviteit weergegeven. Het betreft potentieel zonevreemde woningen. Na stopzetting van de agrarische activiteiten zullen deze woningen immers zonevreemd worden. Bij dit cijfer werden ook het aantal woningen bijgeteld waarvan men niet zeker weet of het gaat om landbouw in hoofd- of in bijberoep. De resultaten van deze studie worden in onderstaande tabel weergegeven, gerangschikt per straat.

93 GRS ZOMERGEM

Straat Zuiver residentieel i.f.v. amb. i.f.v. landbouw Verkavelingen buiten bedrijvigheid de woongebieden (LW)AG Gr Amb In In hoofd- Bebouwde Onbebouw bijberoep of kavels de kavels bijberoep Aerdekensstr 1 2 Azaleastraat 2 2 Bauwerwaan 8 3 2 Bekestraat 6 Bellemstraat 1 1 Berkenstraat 6 2 4 7 1 Bosstraat 1 2 2 2 Daalmen 2 Daalmstraat 16 4 De Styne 1 De Vijf Eiken 1 1 Diepenbeek 1 2 Durmstraat 17 2 2 Gentweg 7 1 9 Grote Baan 16 2 3 1 Grote 64 Steenweg Haagstraat 12 1 13 3 Hoekstraat 13 1 5 8 Hoetsel 24 2 6 Hulsemstraat 13 2 Kasteeldreef 1 Kerhoek 30 1 6 Korteboeken 35 4 4 14 3 Kruisstraat 13 3 3 5 2 1 Langeboe- 18 3 5 ken Langestraat 23 3 3 2 3 Leischoot 37 3 4 Meirlare 20 1 6 6 Moerstraat 3 3 3 Motmolenstr. 4 1 Moststraat 1 2 Nekke 8 1 2 1 Molenstraat 1 Overdam 10 3 Paterstraat 5 R. Leerstraat 3 1 Rijvers 37 2 5 9 1 Rohoek 10 9 Rostraat 21 7 Ronselestraat 1 Schipdonkstr 5 2 St. Jansstraat 9 2 2 1 Spinhoutstr. 2 1 8 8 1 Stoktevijver 31 1 3 5 Vaart Rechts 6 Vaartkant 10 2 Veldhoek 6 2 Vijverstraat 1 2 TOTAAL 499 9 6 44 19 109 78 17 Samengevat geeft dit volgend resultaat:

94 GRS ZOMERGEM

Zuiver residentieel In (landschappelijk waardevol) 499 agrarisch gebied In groen- en natuurgebied 9 In ambachtelijke zone 6 I.f.v. ambachtelijke activiteit 44 I.f.v. landbouwactiviteit in bijberoep 199 577 woningen of 17,48% van het totaal aantal woningen30

Tellen we hierbij het aantal woningen op die gelegen zijn buiten de woongebieden in een goedgekeurde, niet – vervallen verkaveling, bekomen we volgend resultaat: In goedgekeurde, niet – vervallen verkavelingen Bebouwde kavels + 78 Onbebouwde kavels + 17 672 woningen of 20,36% van het totaal aantal woningen

Tellen we tenslotte het aantal woningen i.f.v. landbouwactiviteiten in hoofdberoep en deze waarvan het niet geweten is of het om hoofd- dan wel bijberoep gaat erbij op, wordt volgend resultaat bekomen: I.f.v. landbouwactiviteiten in hoofdberoep + 109 of niet gekend 781 woningen of 23,67% van het totaal aantal woningen

4.4.3 Woningdic htheid

Zomergem is vooral een landelijke gemeente. De gemiddelde dichtheid in Zomergem – centrum bedraagt 15 woningen per ha. In het historisch kerngebied wordt een hogere dichtheid bereikt (ongeveer 20 woningen per ha.), onder meer door de gesloten bebouwing en de appartementsbouw. De gebieden rond de historische kern dragen daarentegen een lagere bouwdichtheid (10 woningen per ha.) omwille van de dominant aanwezige open bebouwing. De woonparken ter hoogte van Stoktevijver – Parklaan en ter hoogte van Durmen bevatten een zeer lage bebouwingsdichtheid (3 tot 5 woningen per ha.). In de landelijke woonkernen Oostwinkel en Beke bedraagt de gemiddelde woningdichtheid 10 à 15 woningen per ha.

30 Voor het totaal aantal woningen wordt uitgegaan van de situatie op 1.1.1998, namelijk 3134 woningen.

95 GRS ZOMERGEM

4.4.4 Kwantitatie ve analyse van het woningbestand 1) Evolutie bouwactiviteit

Eerst zal een analyse gemaakt worden van de bouwactiviteit te Zomergem, aan de hand van de verleende bouwvergunningen in de laatste 10 jaar.

Tabel 18 geeft het aantal goedgekeurde bouwvergunningen en vergunningen voor verbouwingen weer. De gegevens werden gehaald uit de jaarverslagen van de gemeente Zomergem.

Onder woningbouw wordt de som van de ééngezinswoningen, de meergezins- en de handelswoningen verstaan. Bij de meergezinswoningen wordt eveneens het totaal aantal gerealiseerde wooneenheden tussen haakjes vermeldt.

Tabel 18: evolutie aantal vergunningen (1988-1997)

jaar bouwvergunningen verbouwingen eengezins meergezinswo handels- of andere woning- andere woning ning bedrijfs- bouw woning 1988 44 1 (47) 5 12 14 7 1989 45 2 (7) 1 14 9 8 1990 36 1 (2) 4 21 7 1 1991 34 0 8 24 5 2 1992 42 1 (2) 7 17 8 1 1993 37 1 (6) 4 19 7 2 1994 43 5 (25) 4 21 8 6 1995 20 2 (13) 1 16 13 4 1996 32 1 (5) 0 23 21 3 1997 19 0 1 15 12 5 1998 - 70 6 (41) 11 / / / 2001 Bron: Dienst Stedenbouw Zomergem

Algemeen kan gesteld worden dat de meeste vergunningen verleend werden in 1994 (87), komende van een zwakke periode tussen 1990 en 1993. 1995 vormt het grootste dieptepunt, maar deze trend wordt in 1996 omgebogen om dan in 1997 opnieuw te zakken.

Ondanks de vrijwel stabiel blijvende bevolking in Groot-Zomergem is de bouwactiviteit lichtjes toegenomen sinds 1990. Dit wijst er dus op dat er niet echt een verband is tussen de evolutie van de bevolking en de evolutie van de bouwactiviteiten, maar dat de evolutie van de gezinsverdunning een belangrijke rol speelt.

2) Evolutie aantal woningen

Bij het bekijken van de evolutie van het woningenaantal te Zomergem, Ronsele en Oostwinkel (zie Tabel 19) wordt een stijging van het aantal woningen vastgesteld. Op 10 jaar tijd zijn er 305 woningen bijgekomen, waarvan 368 woongebouwen, daar de boerderijen (58) en de handels- en nijverheidsgebouwen (4) met 62 zijn afgenomen.

96 GRS ZOMERGEM

Tabel 19: evolutie aantal bewoonde particuliere woningen per statistische sector (1981-1991)

Plaats 1981 1991 Evolutie totaal totaal totaal boerderij boerderij boerderij woongebouw woongebouw woongebouw

Groot-Zomergem 2530 2259 176 2835 2627 118 305 368 -58 Zomergem 2134 1919 133 2412 2241 91 278 322 -42 Zomergem-centrum 730 674 1 879 826 4 149 152 3 Motje9187098921 751 Molenpark 316 301 6 326 318 3 10 17 -3 Park ter Daelmen 103 103 0 128 128 0 25 25 0 Verspr. bew.-west 389 320 63 424 379 41 35 59 -22 Beke 190 175 12 222 209 6 32 34 -6 Verspr. bew.-oost 260 212 43 273 232 32 13 20 -11 Ter Durmen5547862574 710-4 Ronsele 148 135 12 163 155 6 15 20 -6 Ronsele-kern6058262602220 Stoktevijver 57 55 2 68 66 0 11 11 -2 Verspr. bew. 31 22 8 33 29 4 2 7 -4 Oostwinkel 247 204 31 260 231 21 13 27 -10 Oostwinkel-kern 124 107 7 131 120 3 7 13 -4 Verspr. bew. 123 97 24 129 111 18 6 14 -6 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

De laatste volks- en woningtelling van het NIS dateert reeds van 1991. Om een idee te hebben van het aantal woningen die erbij gekomen zijn in de periode 1991 – 2002 wordt het aantal bijkomende gezinnen in deze periode in rekening gebracht.

Op 1/1/1991 bedroeg het aantal gezinnen 2860 eenheden. Op 1/1/2001 is dit aantal opgelopen tot 3145. Dit levert een verschil van 285 eenheden op.

Volgens deze methodiek wordt het aantal woningen op 1/1/2001 geschat op 3110 eenheden (2835 + 285).

97 GRS ZOMERGEM

3) Kwalitatieve analyse van het woningbestand

 Typologie van de woningen

Uit Tabel 20 komt duidelijk naar voren dat het aandeel open bebouwing primeert. Bijna 60% van de woningen in Groot-Zomergem zijn van het open type. Echter zijn er, zoals vaker, opmerkelijke verschillen per deelgemeente. Zo heeft Ronsele het hoogste percentage open bebouwing, nl. 86%. De gesloten bebouwing is voor alle deelgemeenten uiteraard hoofdzakelijk in de kern te vinden. Opvallend is echter ook dat er vrij veel open bebouwing is in de kernen; gesloten bebouwing heeft slechts een aandeel van 15,8%, in Ronsele slechts 4,9%. Dit bevestigt nogmaals het residentieel en landelijk karakter van de gemeente.

Tabel 20: woningtypologie (1991)

Plaats Totaal aantal Open Halfopen bebouwing Gesloten bebouwing woningen bebouwing abs % abs % abs % Groot-Zomergem 2835 1677 59,15 583 20,56 450 15,87 Zomergem 2412 1362 56,47 524 21,72 412 17,08 Ronsele 163 140 85,89 14 8,59 8 4,91 Oostwinkel 260 175 67,31 45 17,31 30 11,54 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

 Ouderdom van de woningen

Tabel 21: ouderdom van woningen (1991)

Plaats Totaal <1919 1919 1946 1971 1981 bouwjaar aantal | | | | onbekend woningen 1945 1970 1980 1991 Groot-Zomergem 2835 610 318 775 522 391 219 (21,5%) (11,2%) (27,3%) (18,4%) (13,8%) (7,7%) Zomergem 2412 502 267 663 450 349 181 (20,8%) (11,1%) (27,5%) (18,7%) (14,5%) (7,5%) Ronsele 163 29 10 52 32 25 15 (17,8%) (6,1%) (31,9%) (19,6%) (15,3%) (9,2%) Oostwinkel 260 79 41 60 40 17 23 (30,4%) (15,8%) (23,1%) (15,4%) (6,5%) (8,9%)

Vlaanderen (11,3%) (14,8%) (33,5%) (18,5%) (10,7%) Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

Tabel 21 geeft een overzicht van de ouderdom van de Zomergemse woningen. In Groot- Zomergem zijn ongeveer 60% van de woningen gebouwd na 1945, waarvan 913 (of 32,2%) na 1970. Opvallend is echter wel dat het aandeel woningen uit de periode vóór 1919 in Groot-Zomergem (21,5%) 10% hoger is vergeleken met dat in Vlaanderen (11,3%).

Zomergem heeft een analoge verdeling als Groot-Zomergem. Daar waar in ‘Zomergem-centrum’ en ‘Motje’ de meeste woningen uit de periode 1946-1970 zijn (resp. 32,4% (285) en 45,9% (45)), zijn in ‘Molenpark’, ‘Park ter Daelmen’ en ‘Ter Durmen’ de meeste woningen gebouwd tussen 1971 en 1980 (resp. 36,5% (119), 57,0% (73), en 24,2% (15)). Voor ‘Ter Durmen’ dient nog opgemerkt dat 24,2% van de woningen zijn gebouwd vóór 1919. Van groot belang is dat in ‘Zomergem - verspreide bewoning-oost’ en ‘west’ de meeste woningen van vóór 1919 zijn (resp. 44,3% (121) en 31,6% (134)). Dit wil zeggen dat de verspreide bewoning voornamelijk historische achtergronden heeft. Slechts 6,2% van de woningen in ‘oost’ en 13,7% in ‘west’ zijn gebouwd na 1981. De

98 GRS ZOMERGEM

bebouwing van ‘Beke’ dateert voornamelijk van vóór 1919 (25,2%), hoewel de bebouwing na 1970 goed is voor 27,9% van het totaal.

In Ronsele zijn 66,8% van de woningen na 1945 gebouwd en 34,9% na 1970. Er zijn dan ook relatief weinig woningen uit de periode 1919-1945 (6,1%). Opvallend is het hoge percentage woningen uit de periode 1946- 1980 (62,9% of 39) in de ‘kern’ van Ronsele. Voor ‘Stoktevijver’ ligt die piek in de periode 1962-1980, nl. 41,2% (of 28). Voor de ‘verspreide bewoning’ kan dezelfde opmerking gegeven worden als voor Zomergem, nl. 45,5% van de woningen is vóór 1919 gebouwd.

Oostwinkel heeft het hoogste aandeel woningen van vóór 1919, en de ontvolking van deze deelgemeente laat zich ook voelen in het aantal woningen in de periode 1981-1991, nl. slechts 6,5%, waarbij vooral de periode 1981-1985 het zwakst was (4 woningen). Zowel voor de ‘kern’ als voor de ‘verspreide bewoning’ geldt dat resp. 35,1% en 25,6% van de woningen gebouwd zijn vóór 1919. Voorts zijn voor beide statistische sectoren 15% van de woningen uit de periode 1971-1980.

 Comfort van de woningen

Niet alleen de ouderdom, maar ook het comfort speelt een belangrijke rol in de kwaliteit van de woonomgeving. Uit de cijfers van de volkstelling van 1991 zijn hieromtrent interessante gegevens te vinden. Zo wordt in Tabel 22 het woningcomfort weergegeven. Met klein comfort wordt bedoeld de aanwezigheid van stromend water, toilet met waterspoeling en badkamer of stortbad. Bij middelmatig comfort komt daar nog de aanwezigheid van centrale verwarming bij; bij groot comfort nog een keuken van 4m², telefoon en een personenwagen.

Tabel 22: comfort van woningen (1991)

Plaats Totaal Groot Middelmati Klein Zonder klein Minstens aantal comfort g comfort comfort comfort klein comfort woningen abs % abs % abs % abs % abs % Groot-Zomergem 2835 962 34 279 10 974 34 587 21 2215 78 Zomergem 2412 821 34 255 11 822 34 491 20 1898 79 Ronsele 163 70 43 14 9 53 33 24 15 137 84 Oostwinkel 260 71 27 10 4 99 38 72 28 180 69 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

Als de cijfers voor Groot-Zomergem (78%) vergeleken worden met deze van Vlaanderen (87%), dan valt op dat Groot-Zomergem minder woningen heeft met minstens klein comfort. Dit is uiteraard ten gevolge van het groter aandeel woningen van vóór 1919 in Groot- Zomergem, want een oud patrimonium brengt automatisch een gemiddeld lager comfort met zich mee.

Zomergem, globaal gezien niet afwijkend van de cijfers van Groot-Zomergem, kent toch belangrijke verschillen in de statistische sectoren. Zo heeft de sector ‘Motje’ het hoogste aandeel woningen zonder klein comfort (32%), terwijl ‘Park ter Daelmen’ hier het minst scoort (6%). Uiteraard zijn hier het hoogste aantal woningen met groot comfort te vinden (63%), gevolgd door ‘Molenpark’ met 42%. De verspreide bewoning ten oosten van Zomergem (26%), gevolgd door Beke (27%) hebben het minst aantal woningen met groot comfort.

Ronsele valt op door het zeer hoge percentage woningen met minstens klein comfort (82%), en heeft zelfs het hoogste aandeel woningen met groot comfort. Ook hier speelt het hoge aandeel recente woningen een belangrijke rol in de logica van de cijfers; immers Ronsele heeft relatief gezien het meest recente woningen van de ganse gemeente. Op het niveau van de statistische sectoren valt op dat in Ronsele kern meer woningen zijn met groot comfort (53%), dit in tegenstelling tot de verspreide bewoning die slechts 24% woningen van deze categorie heeft. De meeste woningen in de verspreide bewoning hebben slechts klein comfort (51%).

99 GRS ZOMERGEM

Oostwinkel daarentegen heeft het hoogste aandeel woningen zonder klein comfort (27%). Opnieuw zijn hier ook relatief de meeste oude woningen terug te vinden. Toch is de verspreide bewoning iets beter uitgerust dan de kern van Oostwinkel (verschil van 3%).

 Oppervlakte van de woningen

Tabel 23 geeft de indeling van de woningen op basis van de oppervlakte weer. Ronsele heeft het hoogste percentage grote woningen, nl. 44% van de woningen is er groter dan 105 m². Ongeveer 80% van de woningen in Groot-Zomergem zijn groter dan 45 m², waarvan 44% zelfs groter is dan 105 m².

Tabel 23: oppervlakte van woningen (1991)

Plaats Totaal <44 m² 45 65 >105 m² Oppervlakt aantal | | e per woningen 64 m² 104 m² bewoner abs % abs % abs % abs % m² Groot-Zomergem 2835 142 5 481 17 1246 44 966 34 34 Zomergem 2412 118 5 416 17 1071 44 807 33 34 Ronsele 163 8 5 16 10 67 41 72 44 33 Oostwinkel 260 16 6 49 19 108 42 87 33 32 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

 Eigendomsstructuren

Het verschil in eigendomsstatuut eigenaar/huurwoning is belangrijk omwille van het feit dat mag aangenomen worden, dat de eigenaar langer zijn woning zal bewonen, daar waar de omloopsnelheid van de bewoning in huurhuizen hoger ligt.

In Tabel 24 wordt de beheersvorm van de woningen voorgesteld. Zo is het aantal woningen in Groot-Zomergem, bewoond door de eigenaar, in 1981 62,5%, terwijl dit aantal in 1991 gestegen is tot 67%. Ronsele kent het hoogste percentage eigenaars, Zomergem het laagste. Dit heeft vooral te maken met de spreiding van het aantal sociale huurwoningen over het grondgebied.

Vergeleken met het arr. Gent of Vlaanderen scoort Groot-Zomergem gelijklopend. Ronsele en Oostwinkel vormen hierop een uitzondering.

Tabel 24: particuliere woningen naar bewoningstitel (1981-1991)

Plaats 1981 1991 Eigenaar Huurder Eigenaar Huurder abs % abs % abs % abs % Groot-Zomergem 1581 62,5 947 37,5 1906 67,8 905 32,2 Zomergem 1310 61,4 822 38,6 1602 66,9 791 33,1 Ronsele 107 72,3 41 27,7 120 74,1 42 25,9 Oostwinkel 164 66,4 83 33,6 184 71,9 72 28,1

Arr. Gent 54 46 59 41 Vlaanderen 64 36 67 33 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

100 GRS ZOMERGEM

 Sociale huisvesting

De sociale bouwmaatschappij ‘Elk zijn dak’ voerde reeds volgende projecten (sociale verkavelingen) uit (zie Figuur 25, nummering stemt overeen) (situatie 1999): 1. Lt. Dobbelaerestraat-Korteboeken-Paterstraat in 1931: 6 sociale woningen (6 verhuurd) 2. Tuinwijk Motje-Kleitstraat in 1954: 60 sociale woningen (28 verhuurd) 3. Chrysantenstraat-Hofbouwstraat in 1963: 41 sociale woningen (18 verhuurd) 4. Oostwinkeldorp in 1965: 5 sociale woningen (3 verhuurd) 5. André Claeyspark in 1969: 29 sociale woningen (20 verhuurd) 6. Molenpark in 1973 en 1977: 82 sociale woningen (57 verhuurd) 7. Vijf Eiken in 1983: 32 sociale woningen (29 verhuurd) 8. Veldhoek in 1996: 4 appartementen (4 verhuurd) De sociale bouwmaatschappij ‘Elk zijn dak’ heeft in de gemeente in totaal 253 sociale woningen gerealiseerd via sociale verkavelingen. In 1999 bezat de bouwmaatschappij nog 165 wooneenheden die verhuurd werden, 88 wooneenheden werden in de loop der jaren reeds aan de toenmalige huurder verkocht.

Ook het O.C.M.W. Zomergem beschikt over een aantal woningen die verhuurd worden (zie Figuur 25, nummering stemt overeen): 11. Weldadigheidsstraat (Zomergem): 4 bescheiden woningen 12. Overdam (Zomergem): 1 bescheiden woning 13. Stoktevijver (Ronsele): 1 gezinswoning De huizen van het O.C.M.W. zijn meer bedoeld voor alleenstaanden, dit in tegenstelling tot de bouwmaatschappij ‘Elk zijn dak’. Wegens het kleine aanbod aan woningen worden de meeste aanvragen doorgespeeld aan naburige gemeenten (voornamelijk Eeklo).

Een actualisatie van bovenvermelde cijfers gebeurde a.d.h.v. gegevens die door het Streekplatform Meetjesland ter beschikking werden gesteld.

Op 1/1/2001 telde de gemeente 186 sociale huurwoningen, verdeeld over Zomergem (inclusief Beke) (179) en Oostwinkel (7). Dit is 6,6% van het totaal aantal woningen in 1991. Hiermee scoort de gemeente boven de gemiddelden van het Meetjesland (4,6%), Oost – Vlaanderen (5,9%) en Vlaanderen (5,8%). Daarenboven telde de gemeente op 1/1/2001 nog 46 sociale huurwoningen en woningen/flats die aangepast zijn voor senioren en in het bezit zijn van de gemeente of het OCMW.

Vooral op vlak van sociale koopwoningen zal een gemeente een inhaalbeweging moeten doen. Op 1/1/2001 waren er in de gemeente géén sociale koopwoningen aanwezig.

101 GRS ZOMERGEM

Figuur 25: sociale huurwoningen en O.C.M.W.-woningen te Zomergem

Legende sociale huurwoning (nr 1-8) OCMW-woning (nr 11-13) weg waterweg gemeentegrens

8 4 0500 1000 1500

13 7 1 1 2 3 1

2 11 6 5 2 12

102 GRS ZOMERGEM

4.4.5 Voorziening en en diensten

 Administratieve diensten

De gemeentelijke administratieve diensten zijn geconcentreerd in de hoofdkern Zomergem: - Markt 1 - Gemeentehuis: Dienst Bevolking, Dienst Stedenbouw, Financiële Dienst, Secretariaat en O.C.M.W.; - Bevrijdingsstraat 27: Technische Dienst en Groendienst (er rechtover bevindt zich het containerpark en het waterzuiveringsstation); - Markt 11: Politie; - Blauwersstraat: Brandweer. Verder is er een rijkswachtkantoor in Den Boer en een vredegerecht in de Dekenijstraat. Een postkantoor is er in de Dreef, maar niet in Ronsele, Oostwinkel en Beke.

 Afvalverwerkingsinstallaties

Op het eind van de Bevrijdingsstraat beschikt de gemeente over: - een containerpark; - een waterzuiveringsinstallatie.  Socio-medische voorzieningen

De medische sector in Zomergem is vertegenwoordigd door 11 dokters, 4 tandartsen, 6 kinesisten en 3 apothekers. Voor gespecialiseerde behandeling evenals voor ziekenhuis- opname is de bevolking gericht op Eeklo en Gent.

Er is één bejaardentehuis ‘Ons Zomerheem’ in Zomergem en één jeugdtehuis voor jongens ‘De Kerhoek’. De situatie van het bejaardentehuis werd reeds uitvoerig toegelicht. Het jeugdtehuis werd in 1967 opgericht en evolueerde van kindertehuis (jongens en meisjes van 0 tot 21 jaar) naar een begeleidingstehuis voor jongeren. Maximum 15 jongens (tussen 12 en 18 jaar) verblijven er binnen de leefgroep in de studio’s, of uiteindelijk onder de werkvorm begeleid zelfstandig wonen. Momenteel zijn er in de Kerhoek 12 personen tewerkgesteld. Dit opvangtehuis bevindt zich temidden van het landelijk gebied.

 Onderwijs

De gemeente Zomergem heeft in zijn vier woonkernen (Zomergem, Oostwinkel, Ronsele en Beke) kleuter- en basisonderwijs, behalve in Ronsele waar enkel een kleuterschool is. De woonkern Zomergem beschikt ook over een middelbare onderwijsinstelling. Voor het hoger onderwijs is Zomergem aangewezen op naburige steden.

Socio-culturele voorzieningen

Naast het sportcomplex ‘Den Boer’ in Zomergem bevindt zich de gemeentelijke openbare bibliotheek en speel-o-theek. Ook Beke en Oostwinkel beschikken over een uitleenpost.

Zomergem beschikt ook nog over een aantal culturele verenigingen, zoals de toneelbond ‘Kunst Veredelt Koninklijk’, die gebruik maakt van de turnzaal in de vroegere meisjesschool Sint-Lutgardis voor hun repetities en opvoeringen. De Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia repeteert in de vroegere jongensschool. Voor grote concerten, o.a. Festival van Vlaanderen, worden de Sint-Martinus kerk en de pas gerestaureerde kerk van Ronsele gebruikt.

103 GRS ZOMERGEM

In Oostwinkel en Beke zijn ontmoetingscentra aanwezig.

Jeugdtehuis ‘de Kerhoek’

Het jeugdtehuis de ‘Kerhoek’ bevindt zich temidden van het landelijk gebied en is er zonevreemd. De ‘Kerhoek’ vindt zijn oorsprong in de zogenaamde tehuizen van de St – Antonius Kring, die na de tweede wereldoorlog instonden voor de opvang van verlaten kinderen. Het huidige gebouw dateert van 1967, dus vóór de totstandkoming van de gewestplannen. Het jeugdtehuis wordt beheerd door vzw Hadron. Deze vzw beheert naast de instelling te Zomergem (‘St-Antoniusgaard’) eveneens gelijkaardige inrichtingen te Oosterzele (‘St-Antonius Oord’) en te Zottegem (‘St-Antonius Kluis’). Deze drie inrichtingen werden als inrichting erkend op 13.2.1975, naar het KB van 22.11.1974. Het betreft een tehuis voor adolescente jongens, die omwille van velerlei complexe problemen (tijdelijk) niet meer thuis kunnen verblijven. Deze jongens worden doorverwezen door de Jeugdrechtbank, het Comité van Bijzondere Jeugdzorg en soms door het OCMW. Momenteel kunnen er maximaal 16 jongeren gehuisvest worden. De meeste van deze jongeren komen uit de regio Gent – Eeklo.

 Begraafplaatsen

De gemeente telt twee begraafplaatsen, één te Zomergem en één te Oostwinkel. Het kerkhof voor de woonkern Beke bevindt zich op Waarschoots grondgebied. De capaciteit van de huidige begraafplaats te Oostwinkel is relatief beperkt, zodat een uitbreiding dient voorzien te worden.

4.4.6 Recreatieve voorzieningen (zie kaart 5)

 Gebieden met recreatieve functie Zomergem beschikt volgens het gewestplan slechts over één gebied voor dagrecreatie. Het betreft een eiland in de landbouwzone dat gebruikt wordt voor telegeleide vliegtuigjes. Gelet op de gerechtelijke uitspraken, het schorsingsarrest van de milieuvergunning, de aantasting van het stiltegebied en van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving dient er door de hogere overheid een uitspraak te worden gedaan over de toekomst van het terrein. In het midden van de jaren zeventig werd het sportcomplex ‘Den Boer’ gebouwd, bestaande uit een sporthal, een zwembad, vijf tennisvelden en twee voetbalvelden. Het sportcomplex bevindt zich in het centrum van Zomergem en beschikt over ruime parkeermogelijkheden. Het complex heeft een bovenlokale reikwijdte, gezien de afwezigheid van overdekte sportfaciliteiten in de buurgemeenten.

Verder beschikt Zomergem over: - tafeltennisterrein in de oude fabrieksgebouwen nabij Motjes Brug; - ruitersport (Koninklijke Rijvereniging St. Martinus) dicht bij het Beukenpark; - manege ‘Den Draver’ in de Spinhoutstraat; - crosspiste in de Hofbouwstraat. Uit de inventaris blijkt dat een aantal sport- en recreatieterreinen met bijhorende gebouwen (o.a. voetbalterreinen aan Motje en Vijf Eiken) volgens het gewestplan zonevreemd zijn.

 Jeugdactiviteiten

104 GRS ZOMERGEM

Er zijn speelpleinwerkingen voor kinderen tussen 3 - 15 jaar. Ze gebruiken daarvoor: - het speelpark, zonder lokaal, nabij het sportcomplex ‘Den Boer’ in Zomergem; - in Beke de vervallen, vroegere chiro-gebouwen, gelegen achter de school; - in Oostwinkel de gebouwen van de lagere school in de Veldhoek; - de tuin van de pastoor in de Kasteeldreef te Oostwinkel. Zomergem is rijk aan talrijke jeugdbewegingen, zoals de K.S.A.-V.K.S.J., de K.L.J. Zomergem, de K.L.J. Oostwinkel en JOKER. Allen beschikken ze over een eigen jeugdlokaal. - De K.S.A.-V.K.S.J. beschikt over een 330-tal leden tussen de 6 -25 jaar en ze gebruiken het lokaal ‘Den Oepites’ in de Hofbouwstraat. De gronden rond het gebouw zijn braakliggend en zouden kunnen aangelegd worden tot een speelpark. Het gebouw mag verhuurd worden voor het geven van feesten, voor jeugdverblijven en voor het geven van een fuif, éénmaal in de maand. - De K.L.J. Zomergem heeft een 100-tal leden tussen de 10 -25 jaar en ze gebruiken een vervallen gebouw in de Daalmstraat. - De K.L.J. Oostwinkel beschikt over een 50-tal leden tussen de 10 -25 jaar en ze gebruiken de vroegere, zeer oude en vervallen schoolgebouwen in de Kruipuit. - JOKER telt een 40-tal leden tussen de 12 -18 jaar, en zij gebruiken een lokaal van het Parochiaal Centrum. Verder heeft Zomergem nog een aantal jeugdhuizen: - de Messink, Dreef 6-8, midden in het dorp Zomergem - Boemerang, een lokaal in het parochiaal centrum  Provinciaal Domein ‘het Leen’

Het provinciaal domein bevindt zich op het grondgebied van drie gemeenten en vormt een belangrijke attractiepool voor dagrecreatie in de regio van het Meetjesland. Op het domein zijn een arboretum, het heemkundig museum van Eeklo en een bosinfocentrum aanwezig. Het domein bevat tevens een aantal kampeerterreinen en verblijfsaccommodatie voor bosklassen. In 1996 kreeg het heemkundig museum 3446 bezoekers over de vloer. Het bosinfocentrum telde dat jaar 21000 bezoekers. Het domein zelf is voorzien van een aantal verharde wandelpaden. De openingstijden verschillen naargelang het seizoen.

 Recreatief medegebruik

Bij de bespreking van de open ruimte is duidelijk naar voren gekomen dat recreanten veel belang hechten aan de natuurlijke omgeving, die een landelijk, agrarisch karakter heeft. Daarbij blijft het dikwijls niet alleen bij het beleven, of kijken naar, maar ook van het op één of andere wijze gebruik maken van het agrarisch gebied. Men kan hier spreken van verweving van functies of recreatief medegebruik. Zomergem beschikt over volgende wandel- en fietspaden: - uitgaande van het Vlaamse Gewest: de Vlaanderenroute: Het betreft een lange-afstandsfietsroute langs het kanaal Gent-Oostende, de Schelde, de Rupel, de Nete en het Albertkanaal. Nu ligt ze ten zuiden van het kanaal Gent-Brugge en passeert dus niet in Zomergem. - uitgaande van het provinciebestuur: de Drongengoedroute (Eeklo, Oostwinkel, Ursel, Drongengoedbos en Kleit) - uitgaande van de VVV De Lieve: Ro- en Rijverspad, Sumaringahem-pad, Primus Steyaertpad, Karel Lodewijk Ledeganckpad, A. Stubbepad,… Een overzicht van de belangrijkste fietsroutes en wandelwegen wordt weergegeven in kaart 5.

105 GRS ZOMERGEM

4.5 RUIMTELIJK – ECONOMISCHE STRUCTUUR

4.5.1 Economisc h profiel van de gemeente

De tewerkstelling van Zomergem bestaat uit 1906 eenheden (R.S.Z. en R.S.V.Z.31 1996). Deze arbeidsplaatsen vertegenwoordigen 44,6% zelfstandigen en 55,4% werknemers. De bedienden maken het grootste deel uit van de werknemers, nl. 538 in 1996 ten opzichte van 518 arbeiders. Tabel 26 geeft een overzicht van de recente evolutie van de werkgelegenheid. De werkgelegenheid wordt opgedeeld in drie sectoren: primaire sector, secundaire sector en tertiaire sector. Binnen iedere economische sector worden verschillende bedrijfstakken onderscheiden.

Tabel 25: evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid (1982-1996)

Plaats 1982 1994 1996 Evolutie Aalter 4096 4913 5193 126,78 Eeklo 6629 6825 6454 97,36 Knesselare 780 1011 951 121,92 Lovendegem 857 1022 1086 126,72 Maldegem 2845 3464 3615 127,07 Nevele 939 1378 1304 138,87 Waarschoot 989 1190 1178 119,11 Zomergem 770 999 1056 137,14

Oost- 320833 376595 381908 119,04 Vlaanderen Bron: Streekplatform Meetjesland, GOMOV, RSZ

Tussen 1982 en 1996 nam de werkgelegenheid toe met 286 eenheden of een stijging met 37%. Zomergem groeit zelfs sterker dan Oost-Vlaanderen en is na Nevele de sterkste groeier in het Meetjesland.

De bedrijven met het grootst aantal werknemers zijn terug te vinden in de bouwsector, met name Aclagro NV (111 werknemers), Claeys Rene NV (35) en Van Hecke Gebr. NV (23).

 tewerkstelling in de primaire of land- en tuinbouwsector

De betekenis van de landbouw als tewerkstellingssector is de laatste decennia sterk afgenomen, ondanks de sterke toename van het productievolume en de productiviteit van de arbeid. Deze trend is in heel Vlaanderen waarneembaar. Het aandeel van de primaire sector in de totale werkgelegenheid bedraagt 2,56 % (1996). De werkgelegenheid is als volgt verdeeld: 209 zelfstandigen en 29 helpers (medewerkende echtgeno(o)t(es) niet meegerekend). De primaire sector kent een lichte achteruitgang t.o.v. 1994, zowel bij de werknemers als bij de zelfstandigen.

31 resp. Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen

106 GRS ZOMERGEM

In vergelijking met de provincie Oost-Vlaanderen (0,8%) en het Vlaams Gewest (0,7%) is de bezoldigde tewerkstelling in de primaire sector vrij hoog. In vergelijking met de buurgemeenten scoren enkel Maldegem en Nevele een hoger aandeel.

 tewerkstelling in de secundaire en tertiaire sector

Opmerkelijk is dat meer dan 70% van de werkgelegenheid in de gemeente gebeurt in de dienstensector. De werkgelegenheid is in deze sector toegenomen sinds 1982. In deze sector werkt ongeveer 63% als werknemer en 37% als zelfstandige. Toch is het aantal zelfstandigen sterker toegenomen dan het aantal werknemers in de periode 1994-1996 (zie Tabel 26). Dit wijst op het feit dat veel diensten aangeboden worden door eenmanszaken met geen extra personeel in dienst (409 zelfstandigen en slechts 30 helpers). In vergelijking met de provincie Oost-Vlaanderen (63%) en het Vlaams Gewest (65%) is de bezoldigde tewerkstelling in de tertiaire sector vrij hoog. In vergelijking met de buurgemeenten scoort enkel Lovendegem een hoger aandeel.

De secundaire sector is goed voor 27,3% van de werkgelegenheid. De meeste mensen zijn hier als werknemer tewerkgesteld (62%). Binnen de secundaire sector is de bouwnijverheid de voornaamste tak (goed voor 78% van de werkgelegenheid in die sector). Gezien de vrij sterke positie van de primaire en tertiaire sector, ligt het aandeel van de bezoldigde werkgelegenheid in de secundaire sector in vergelijking met het Vlaams en provinciaal gemiddelde (resp. 33,8% en 36,3%) relatief laag. In vergelijking met de buurgemeenten scoort enkel Lovendegem een nog lager percentage.

Tabel 26: recente evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid per economische sector (1994- 1996)

Sector Werknemers Aandeel Aandeel Zelfstandigen Evolutie (w) totale totale (z) 94 96 sector werkgele 94 96 w z (1996) genheid (1996) Primair 29 27 2,56 244 238 93,10 97,54 land-, bosbouw, jacht, visserij 29 27 100 2,56 93,10 Secundair 266 288 27,27 171 173 108,27 101,17 voedings-, drank-, tabaknijverheid 11 12 4,17 1,14 109,09 kledingnijverheid 14 11 3,82 1,04 78,57 houtnijverheid 4 8 2,78 0,76 200,00 rubber- en kunststofnijverheid 15 21 7,29 1,99 140,00 metaalverwerkende nijverheid 7 7 2,43 0,66 100,00 machines, apparaten en 0 1 0,35 0,09 werktuigen meubelnijverheid 11 3 1,04 0,28 27,27 diverse industrie 1 0 0,00 0,00 0,00 bouwnijverheid 203 225 78,13 21,31 110,84 Tertiair 704 741 70,17 380 439 105,26 115,53 handel en reparatie 82 65 8,77 6,16 79,27 horeca 13 44 5,94 4,17 338,46 vervoer, opslag en communicatie 77 79 10,66 7,48 102,60 financiële instellingen 31 28 3,78 2,65 90,32 diensten t.a.v. bedrijfsleven 24 20 2,70 1,89 83,33 openbaar bestuur 96 95 12,82 9,00 98,96 onderwijs 154 171 23,08 16,19 111,04 gezondheidszorg en maatsch. 191 200 26,99 18,94 104,71 dienstverlening diverse diensten 36 39 5,26 3,69 108,33 Totaal 999 1055 795 850 105,61 106,92 Bron: Streekplatform Meetjesland, GOMOV, RSZ, RSVZ

107 GRS ZOMERGEM

4.5.2 Ruimtelijke opbouw secundaire en tertiaire sector 1) Lokale bedrijventerreinen volgens het gewestplan

Op het gewestplan werden drie ambachtelijke bedrijvenzones voorzien, samen goed voor 20,9ha. De huidige grondinname en bezetting van de lokale bedrijventerreinen zijn samengevat in Tabel 27 en Tabel 28 en weergegeven op kaarten 5A en 5B.

Tabel 27: inname lokale bedrijventerreinen Zomergem (2002)

Zone Totale Ingenomen Nog niet Werkgelegenheid oppervlakte oppervlakte (ha) ingenomen (ha) 1. Grote Steenweg 2,8 ha 2,8 ha 0 125 2. Kruisstraat rechts 12,6 ha 8,9 ha 3,7 ha 45 3. Kruisstraat links 5,5 ha 5,5 ha 0 12 Totaal 20,9 ha 17,2 ha 3,7 ha 182 Bron: eigen inventarisatie en schatting (schaalfactor digitalisatie: 0,95994)

Tabel 28: bezetting ambachtelijke bedrijvenzones (2002)

A : Ambachtelijke bedrijven, groothandel en aan de landbouw verwante bedrijven A1 Arlo nv Aannemer bouwwerken In oprichting A2 Lammens Eddy bvba Garage - carrosserie Actief A3 Welvaert Kristoffel Metaalconstructie Actief A4 Van Laecke nv Fabricatie kunstoframen Actief A5 Vervoer Flement en zoon nv Transport Actief A6 Vanden Berghe Hans Schrijnwerkerij In oprichting A7 Vanden Berghe Hans Schrijnwerkerij Actief A8 De Fruyt cv Drankgroothandel Aangekocht A9 Van Speybroeck Schrijnwerkerij Actief A10 Durocub Schrijnwerkerij Actief A11 De Backer bvba Putboringen Actief A12 Flip cv Spermabank Actief A13 KLIMA - service Installeren van verwarming Aangekocht A14 Koeltechniek Verstraete bvba Koeltechniek Actief A15 Muylaert (Voorbehouden voor zoon) In eigendom A16 ACLAGRO Aannemer Actief B : Boerderijen B1 Muylaert Marc Landbouwer Actief G : Gemeenschapsvoorzieningen G1 : Belgacom Telefooncentrale Actief G2 : ELIA nv Transformatorenonderstation (36 KVA) G3 : GECOLI nv Hoogspanningspiloon K : Kleinhandel K1 Flement Luc Brandstoffen Actief K2 Lippens Electro Electro winkel Actief K3 Maes Patrick bvba Brandstoffen Actief Bron : eigen inventarisatie

108 GRS ZOMERGEM

Er wordt vastgesteld dat de ambachtelijke zones uitverkocht raken. Slechts 3,7ha blijven ter beschikking. Vier bedrijven zijn volop aan het bouwen : Arlo, Vanden Berghe Hans, Koeltechniek Verstraete en Durocub. Drie bedrijven hebben gronden aangekocht : Elia nv, Klima – service en De Fruyt cv.

2) Verspreide bedrijvigheid

Naast de op het gewestplan aangeduide bedrijventerreinen zijn er in Zomergem nog een groot aantal geïsoleerde bedrijven. In het kader van het in opmaak zijnde Sectoraal BPA - zonevreemde bedrijven werd er een inventaris opgemaakt van de bedrijven die zonevreemd zijn of zonevreemd worden door een gewenste uitbreiding.

 Definitie

Zonevreemdheid ten aanzien van een gewestplan wordt gedefinieerd als een gebouw, activiteit of functie waarbij zowel de juridische toets (strijdigheid met bestaande voorschriften), als de planologische toets (onverenigbaarheid met de aanwezige activiteiten en functies) duidelijk daartoe besluiten32.

 Historische verklaring voor het ontstaan van zonevreemde bedrijven

Bij de opmaak van het gewestplan Gentse en Kanaalzone werd het agrarisch karakter van de gemeente, door het inkleuren van ongeveer 82% van de totale oppervlakte als agrarisch gebied, benadrukt. Hierbij werden kleine groepjes bebouwing over het hoofd gezien (niet- agrarische bebouwing in agrarisch gebied).

Nu wordt Zomergem gekenmerkt door een sterke spreiding van kleine bedrijven langs belangrijke lokale wegen over het gehele grondgebied. Men vindt ze dus verspreid over de verschillende gewestplanzones heen, maar uiteraard voornamelijk in agrarische gebieden en woongebieden met landelijk karakter. Veel van deze bedrijven waren zeer kleinschalig gestart, meestal op de woonplaats van de ondernemer zelf, zodat er geen bijzondere eisen dienden gesteld aan hun lokalisatie. Meestal zijn deze bedrijven niet echt storend in de woonomgeving. Daarenboven zijn ze meestal verscholen in de woningen en bijgebouwen van de ondernemers. De zonevreemd gemaakte bedrijven komen echter voor zware problemen te staan, zoals bedrijfsontdubbeling, bedrijfsverplaatsing, verlies aan bedrijfskapitaal en efficiëntie.

Uit het overzicht van de startdata van de in 2000 geênqueteerde zonevreemde bedrijven kan worden afgeleid dat het opstarten van bedrijven onverminderd doorgaat, hetgeen wijst op het initiatiefnemend karakter van de Zomergemse bevolking. Talrijke bedrijven doen dit in zonevreemde gebieden en starten meestal in boerderijen en andere landelijke gebouwen die hun functie verloren hebben, of in woongebieden met landelijk karakter met overschrijding van de 50 m - zone.

32 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, 1998, p573

109 GRS ZOMERGEM

Tabel 29: overzicht van de startdata van de geënquêteerde zonevreemde bedrijven (januari 2000)

Periode Zonevreemde bedrijven 1900-1959 3 1960-1969 3 1970-1979 12 1980-1989 14 1990-1994 12 1995-1998 11 Totaal 55 Bron: eigen inventarisatie

Aangezien enkel de VLAREM-vergunningen opgenomen zijn in de enquête (bron: Dienst Stedenbouw Zomergem), en niet de ARAB-vergunningen, kan hieruit weinig worden afgeleid. Toch is het duidelijk dat een aantal zonevreemde bedrijven die op basis van hun activiteit over een VLAREM-vergunning dienen te beschikken, deze niet kunnen krijgen.

Een aantal bedrijven hebben zich reeds geheel of gedeeltelijk verplaatst en zijn nu gevestigd in Aalter, Eeklo en Gent. Het betreft de bedrijven Vlado, Derolic, Portas, Gebr. Van Hecke, ACLAGRO, ABI Contractors, enz. Als oorzaak van vertrek komt meestal het niet ter beschikking stellen van industriegrond naar voren.

 Overzicht zonevreemde bedrijven

Op 28.10.99 werd door het gemeentebestuur de opdracht gegeven een sectoraal BPA – zonevreemde bedrijven op te starten. Tijdens de eerste fase van het onderzoek werden de gegevens omtrent de bedrijven geactualiseerd en aangevuld. Bij die enquête werden 100 bedrijven ter plaatse ondervraagd (zie sectoraal BPA – zonevreemde bedrijven, fase 1: inventarisatie en fase 2: classificatie).

De indeling van de inventaris werd gemaakt op basis van de interpretatie van de omzendbrief die door de Afdeling Ruimtelijke Planning werd verstuurd: “In toepassing van de omzendbrief RO 97/01 is het sectoraal BPA enkel van toepassing voor bedrijven gelegen in bestemmingen van de open ruimte of die door uitbreiding zonevreemd worden. Aldus kan de inventaris en het sectoraal BPA beperkt worden tot zonevreemde bedrijven gelegen in bestemmingen van de open ruimte. Hieruit volgt dat bedrijven gelegen in de woonzone art. 5.1.0 (KB 1972) niet in een sectoraal BPA behoren. Voor bedrijven gelegen in de woongebieden met landelijk karakter of in woonuitbreidingsgebieden, dienen de mogelijkheden van verweving te worden onderzocht. Als verweving onmogelijk blijkt, kan opname in een sectoraal BPA verantwoord zijn. Ten tweede is het sectoraal BPA bedoeld voor ambachtelijke, industriële en of agrarische toeleverende en verwerkende bedrijven (zie Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen). Toeristisch-recreatieve bedrijven, kleinhandel of agrarische kunnen dus geen ruimtelijke oplossingen krijgen door middel van een sectoraal BPA.”

In deze bedrijfsenquête werden eveneens de bedrijven opgenomen die vanuit de ambachtelijke zone willen uitbreiden in het achterliggende agrarisch gebied. Als korte – termijnactie binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd door de gemeente echter reeds beslist tot het opmaken van een BPA om een kwalitatieve en efficiënte ruimtelijke invulling te geven aan de bedrijventerreinen gelegen langs de Kruisstraat. Om die reden dienen de bedrijven die gelegen zijn in de ambachtelijke zone ‘Kruisstraat - rechts’ en die wensen uit te breiden in het achterliggend agrarisch gebied niet verder te worden behandeld in een sectoraal BPA – zonevreemde bedrijven maar dienen ze opgenomen te worden in het in opmaak zijnde ‘BPA – Ambachtelijke Zone Kruisstraat’.

110 GRS ZOMERGEM

Langsheen het Schipdonkkanaal worden er een hele reeks bedrijven getroffen door de reservatiezone voor de geplande verbredingswerken. Zij worden in hun ontwikkelings- mogelijkheden geremd. Bij verbouwingswerken dienen zij immers afstand te doen van de gerealiseerde meerwaarde, hetgeen notarieel wordt vastgelegd. Om die reden wordt dan ook uitgezien naar een nieuwe vestigingsplaats en worden deze bedrijven weerhouden uit het sectoraal BPA – zonevreemde bedrijven.

Rekening houdend met bovenvermelde opmerkingen werden de 100 geënquêteerde bedrijven opgesplitst tot onderstaande indeling die zowel op de fiches (zie aard) als op de kaarten vermeld staan:

1. Kleinhandel, landbouw, horeca en diensten

Aard Aantal ƒ kleinhandel 9 ƒ landbouw 3 ƒ horeca 7 ƒ diensten 4 Totaal 23 Bron: eigen inventarisatie

2. Ambachtelijk niet zonevreemd

Aard Aantal ƒ gelegen in een woongebied (1.0) 2 ƒ gelegen in een woongebied met een landelijk karakter (1.2.2) 5 ƒ gelegen in een gebied voor ambachtelijke bedrijven (2.3) 0 Totaal 7 Bron: eigen inventarisatie

3. Ambachtelijk zonevreemd door (geplande) uitbreiding – opnemen in BPA ‘Lokaal bedrijventerrein Kruisstraat’

Aard Aantal ƒ gelegen in een gebied voor ambachtelijke bedrijven (2.3) en in 2 agrarisch gebied (4.1) ƒ geplande uitbreiding vanuit een gebied voor ambachtelijke 5 bedrijven (2.3) naar een agrarisch gebied Totaal 7 Bron: eigen inventarisatie

4. Ambachtelijk gedeeltelijk of volledig zonevreemd – gelegen in reservatiezone

Aard Aantal ƒ gelegen in een gebied voor ambachtelijke bedrijven (2.3) en in 1 reservatiegebied (7.3) met grondkleur groengebieden (4.3) ƒ gelegen in een woongebied (1.0) en in reservatiegebieden (7.3) 1 met grondkleur groengebieden (4.3) ƒ gelegen in een woongebied met landelijk karakter (1.2.2) en in 3 een agrarisch gebied (4.1) en in reservatiegebieden (7.3) met grondkleur groengebieden (4.3) ƒ gelegen in reservatiegebieden (7.3) in groengebieden (4.3) 3 Totaal 8 Bron: eigen inventarisatie

111 GRS ZOMERGEM

5. Ambachtelijk volledig zonevreemd

Aard Aantal ƒ gelegen in een agrarisch gebied (4.1) 30 ƒ gelegen in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied (4.1 3 + 4.6.1) Totaal 33 Bron: eigen inventarisatie

6. Ambachtelijk gedeeltelijk zonevreemd

Aard Aantal ƒ gelegen in een woongebied (1.0) en in een agrarisch gebied 2 (4.1) ƒ gelegen in een woongebied (1.0) en in een groengebied (4.3) 4 ƒ gelegen in een woongebied (1.0) en in een landschappelijk 2 waardevol agrarisch gebied (4.1 + 4.6.1) ƒ gelegen in een woongebied met een landelijk karakter (1.2.2) en 3 in een landschappelijk waardevol agrarisch gebied (4.1 + 4.6.1) ƒ gelegen in een woongebied met een landelijk karakter (1.2.2) en 6 in een agrarisch gebied (4.1) ƒ gelegen in een gebied voor ambachtelijke bedrijven (2.3) en in 1 reservatiegebieden (7.3) met grondkleur groengebieden (4.3) Totaal 18 Bron: eigen inventarisatie

7. Ambachtelijk zonevreemd door geplande uitbreiding

Aard Aantal ƒ vanuit een woongebied met een landelijk karakter (1.2.2) naar 4 een agrarisch gebied (4.1) ƒ vanuit een woongebied (1.0) naar een agrarisch gebied (4.1) 1 Totaal 5 Bron: eigen inventarisatie

Uit het voorgaande kan men afleiden dat de inventaris 56 zonevreemde bedrijven bevat nl.:

Tabel 30: overzicht zonevreemde bedrijven

Aard Aantal ƒ volledig zonevreemd 33 ƒ gedeeltelijk zonevreemd 18 ƒ zonevreemd door geplande uitbreiding 5 Totaal 56 Bron: eigen inventarisatie

 Situering zonevreemde bedrijven

Kaart 6 geeft de situering van de zonevreemde bedrijven weer. Uit deze overzichtskaart kan men afleiden dat: ƒ een vijftiental zonevreemde activiteiten worden gehypothekeerd door de reservatiezone langsheen het Schipdonkkanaal. Deze activiteiten kunnen moeilijk opgenomen worden in een sectoraal BPA zolang de bestemming van het gewestplan behouden blijft;

112 GRS ZOMERGEM

ƒ een belangrijke concentratie van zonevreemde activiteiten doet zich voor langsheen de Grote Steenweg en de Kruisstraat, namelijk in de omgeving van de ambachtelijke bedrijvenzones. Een globale aanpak dringt zich op; ƒ verder worden er concentraties vastgesteld in volgende gebieden: - het groengebied gelegen tussen de Azaleastraat en het Schipdonkkanaal; - in een aantal structureel aangetaste agrarische gebieden, met name ‘Nekke’ te Zomergem en ‘Stijne’ te Beke (zie voorstellen tot afbakening van het agrarisch gebied door de afdeling Land); - langsheen de Grote Steenweg (N9) te Beke; - een aantal gebieden met lintbebouwing (Korteboeken, Leischoot, Langestraat, Hoetsel, Berkenstraat). 3) Kleinhandel en commerciële diensten

Het draagvlak van de gemeente wordt voornamelijk bepaald door de uitbouw van de tertiaire sector. Deze uitbouw kan zowel een oorzaak als een gevolg zijn van de aantrekkelijkheid van een gemeente en geeft een indicatie van de leefbaarheid.

Binnen de ruimtelijke opbouw van de kleinhandel, commerciële en openbare diensten kunnen een aantal concentratiegebieden worden onderscheiden:

- kernwinkelgebied: Zomergem-centrum: bevat de belangrijkste concentratie aan winkels die zowel primaire (bakkers, slagers, fruithandelaars,..) als secundaire (kledij, schoenen) goederen aanbieden, horecazaken en dienstverleningsinstellingen. Enkele handelszaken overstijgen het lokaal belang.

- gebieden met enkele, eerder grootschalige handelszaken: het betreft eerder groot- schalige, sterk autogerichte inplantingen langs belangrijke verkeersassen of invalswegen: ƒ Grote Steenweg - Kruisstraat: een aantal supermarkten en winkels met tertiaire goederen (vooral garages), sluiten aan bij het centrum en beschikken over ruime parkeermogelijkheden; ƒ langs de N9: enkele baanwinkels en een dancing die over ruime parkeergelegenheden beschikt; - kleinschalige winkelgebieden in landelijke woonkernen: het betreft het lokale handelsapparaat te Oostwinkel en Beke, bestaande uit lokale winkels met voornamelijk primaire goederen.

- verspreid liggende handelszaken: het betreft voornamelijk horecazaken die verspreid liggen over het grondgebied. Ze zijn hoofdzakelijk gelokaliseerd aan de fietsroutes langsheen de Lieve en het Schipdonkkanaal. Een belangrijk probleem inzake de ontwikkelingsperspectieven van deze zaken is de bestemming ‘reservatiezone’ op het gewestplan aangeduid langsheen het Schipdonkkanaal en de Lieve. Uiteraard mogen ook het cafetaria van het provinciaal domein ‘Het Leen’ en het bowlingcenter ‘Euro – city’ niet vergeten worden.

113 GRS ZOMERGEM

4.6 VERKEER EN VERVOER

4.6.1 Wegeninfra structuur (zie kaart 7) 1) Wegen van regionaal en bovenlokaal belang

Perifeer ten opzichte van de dorpskern van Zomergem bevinden zich een aantal N-wegen met een verbindende en doorgaande functie, niet alleen intragemeentelijk, maar ook intergemeentelijk, met name: - de N9 Gent-Eeklo, met gedeeltelijke doortocht te Beke; - de N461 Knesselare - Zomergem - Hansbeke - E40 - Deinze. Deze gewestweg doorkruist de gemeente vanaf Ursel over Nekke, Spinhoutstraat, Rostraat tot aan de brug over het kanaal Gent-Brugge richting Hansbeke; - de N499 Aalter (E40, N44) - Eeklo (N49 (A11)): deze gewestweg bevindt zich net ten noordwesten van de gemeente, maar heeft een belangrijke invloed op de lokale verkeersafwikkeling. Gezien de perifere ligging stelt het probleem van de verkeersleefbaarheid voor deze gewestwegen op het grondgebied van de gemeente zich slechts in beperkte mate. Enkel te Beke doorkruist de N9 een deel van de woonkern. Deze wegen zijn structuurbepalend voor de lokale verkeersafwikkeling, maar de selectie en inrichting van de secundaire wegen wordt op provinciaal niveau bepaald. Enkel de N9 werd in het ontwerp van het provinciaal ruimtelijk structuurplan als secundaire weg (type II) geselecteerd.

De N499 en de N461 daarentegen werden niet als secundaire weg geselecteerd, wat de nadruk legt op hun lokaal functioneren. Het zijn voornamelijk de secundaire wegen (en ook de lokale wegen) die behandeld worden via het mobiliteitsconvenantenbeleid vanuit een globale visie op de ruimtelijke inrichting en de bijhorende mobiliteitsingrepen33.

2) Wegen van lokaal belang

Het onderzoek naar de bestaande verkeersstructuur op gemeentelijk niveau is voornamelijk gebaseerd op verkeerstellingen uit het Verkeersplan Zomergem34. Op basis van deze tellingen kan men een duidelijke hiërarchie onderscheiden wat betreft de wegen op (boven)lokaal niveau (zie kaart 7):

 Gemeentelijke ontsluitingswegen:

Deze wegen staan in voor de ontsluiting en bereikbaarheid van de dorpskernen, en hebben in principe geen doorgaande functie. Het zijn de volgende assen: - de as Kruisstraat - Motje - Dreef voor de verbinding met Lovendegem, de N9, de R4 en de E40;

33 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, 1998, p493

34 BIRO vzw, Verkeersplan Zomergem (1994). In 1994 werd door BIRO vzw een verkeersplan opgesteld voor de gemeente. Een verkeerswerkgroep, samengesteld uit een dertigtal mensen uit Zomergem, moest het verkeersplan begeleiden. Bovendien werd een aanvullend verkeersplan, dat hoofdzakelijk de conclusies van het Verkeersplan Zomergem implementeert, op 20 augustus 1998 door de Staatssecretaris voor Veiligheid goedgekeurd.

114 GRS ZOMERGEM

- de as Kerkstraat - Nekke - Gentweg die voor de bereikbaarheid van Ursel, Knesselare, de N44 en de N499 zorgt; - de as Boven - Durmstraat die voor de verbinding met Merendree en Lovendegem zorgt. Samen met de Guido Gezellestraat en de Kapellestraat wordt ze steeds meer als parallelweg gebruikt; - de as Kleitstraat - Ronselestraat - Leischoot die Zomergem verbindt met Ronsele, Oostwinkel, Eeklo en Adegem; - de as Hoekstraat - Stoktevijver voor de verbinding van Oostwinkel en Ronsele met Waarschoot; - Korteboeken die Zomergem verbindt met Beke en Waarschoot; - De N461 die Zomergem met Hansbeke verbindt is een onvoldoende gewaardeerde gemeentelijke ontsluitingsweg.  Lokale wegen:

Dit zijn wegen die dezelfde functie vervullen als de vorige klasse, maar in mindere mate, nl. de Zandstraat, de as Azaleastraat - Stoktevijver, de as Moerstraat - Langeboeken en de as Langestraat - Vaartkant.

 Woonstraten en landelijke wegen:

Hiertoe behoren bijna alle andere wegen, met uitzondering van de laatste categorie.

 Plaatselijk verkeer of voetweg:

Hiertoe behoren voornamelijk de wegen van de ruilverkavelingsgebieden, daar deze slechts toegankelijk zijn voor landbouwvoertuigen, ruiters en fietsers. Ook de trekwegen langs het Schipdonkkanaal (linkerzijde) en langs het kanaal Gent-Brugge (rechterzijde) zijn enkel voor fietsers toegankelijk.

4.6.2 Fietsinfrastr uctuur

De belangrijkste assen voor het fietsverkeer zijn: ƒ de as Lovendegem-Zomergem; ƒ de as Stoktevijver-Azaleastraat-Lt. Dobbelaerestraat; ƒ de as Markt-Claeysstraat-Durmstraat; ƒ de as Bekestraat-Bekecentrum-Korteboeken35.

4.6.3 Openbaar vervoer (zie kaart 8)

Het openbaar vervoer in Zomergem wordt verzorgd door de lijn 65: Gent Handelsmarkt - Zomergem - Ursel, de lijn 66: Zomergem - Eeklo, en de lijn 69: Gent - Beke - Waarschoot (zie kaart ).

De lijn 65 biedt van maandag tot vrijdag om het half uur een verbinding tussen Gent en Zomergem, en tijdens het weekend en op feestdagen om het uur. Het traject Gent Handelsmarkt - Zomergem Kerk neemt bijna 1 uur in beslag. Deze lijn doet 48 stopplaatsen aan tussen de startplaats en Zomergem Kerk, waarvan er slechts 5 op Zomergems grondgebied zijn gelegen. Vanaf Zomergem Kerk tot het eindpunt Ursel Kerk neemt de rit maar een goede 10 minuten in beslag, maar biedt slechts om de 2 uur een verbinding. ‘s Morgens en in de late namiddag

35 BIRO, Verkeersplan Zomergem (1994) p3.3.1

115 GRS ZOMERGEM

is er echter om het uur een verbinding. Op dit traject zijn er 10 stopplaatsen, waarvan er 5 op grondgebied Zomergem zijn gelegen.

De lijn 66 overbrugt het traject Zomergem Kerk - Eeklo-station in een tijdspanne van een kleine 25 minuten. Deze bus rijdt enkel op schooldagen ‘s morgens bij het begin van de scholen, de woensdagnamiddag, en de overige dagen, ‘s avonds bij het uitgaan van de scholen. Op dit traject zijn er 15 halten, waarvan er 7 op het grondgebied van Zomergem zijn gelegen.

Zowel de lijn 65 als de lijn 66 geven respectievelijk in Ursel en in Eeklo verbindingen met verschillende andere bustrajecten en met lijnen van de NMBS.

De lijn 69 overbrugt het traject Gent - Waarschoot, en biedt enkel op schooldagen ‘s morgens bij het begin van de scholen, de woensdagmiddag, en ‘s namiddags bij het uitgaan van de scholen een verbinding. Het hele traject wordt uitgevoerd in een tijdspanne van 50 minuten. Op het traject zijn er 40 halten, waarvan er 3 op het grondgebied van Zomergem (Beke) zijn gelegen. Op bepaalde uren van de dag rijdt deze bus ook verder naar Eeklo (station).

Zomergem beschikt over een busstelplaats van de Lijn, die gelegen is in de Dreef. Er wordt gedacht aan een verhuis naar de ambachtelijke bedrijvenzone.

Het openbaar vervoer wordt vrij veel gebruikt, vooral voor woon-schoolverkeer. In deze optiek is het jammer, dat er geen busverbindingen bestaan tussen de stations Hansbeke, Landegem en Waarschoot, omdat van daaruit de treinverbindingen met Gent, Brugge en Eeklo veel minder tijd in beslag neemt. Daarenboven is de verbinding met het station van Aalter eveneens ondermaats te noemen.

4.7 OVERZICHT BESTAANDE RUIMTELIJKE STRUCTUUR Een overzicht van de belangrijkste structuurbepalende elementen wordt cartografisch voorgesteld op op kaart 9. Uiteraard worden hier alleen de belangrijkste structuren weergegeven, en dient voor meer detail naar de deelfiguren van bovenvermelde punten gekeken te worden.

116 GRS ZOMERGEM

5 ANALYSE VAN EEN AANTAL DEELRUIMTEN BINNEN DE GEMEENTE

Op micro-niveau worden de verschillende deelgebieden behandeld, waaruit de gemeente is samengesteld. Het betreft een aantal deelruimten die bepalend zijn voor het ruimtelijk functioneren van Zomergem. Hierbij worden de verschillende deelstructuren behandeld op het niveau van de te onderscheiden deelruimten.

Achtereenvolgens worden volgende deelruimten op micro-niveau uitgewerkt:

- de hoofdkern Zomergem-Ronsele, met het gebied langs het Schipdonkkanaal als specifiek aandachtsgebied;

- de landelijke woonkern Oostwinkel;

- de landelijke woonkern Beke.

Figuur 26: aanduiding van de deelruimten

Oostwinkel

Beke

Zomergem- Ronsele

117 GRS ZOMERGEM

5.1 HOOFDKERN ZOMERGEM – RONSELE (ZIE KAART 10) Zomergem en Ronsele vormen twee historische kernen die door de recente verkavelingsbeweging vanuit Zomergem-centrum naar elkaar toe gegroeid zijn en op die manier niet enkel een morfologische, maar ook een functionele eenheid vormen, gezien de beperkte aanwezigheid van voorzieningen in Ronsele. De kern Zomergem-Ronsele telde in 1998 7508 inwoners (Zomergem-centrum: 6931; Ronsele: 577), zijnde 91 % van de totale bevolking binnen de gemeente. Zomergem-centrum bevat de hoogste bevolkingsdichtheid binnen de gemeente, zijnde 245 inwoners per km². Gezien de beperkte oppervlakte van Ronsele (2,5 km²) bedraagt de bevolkingsdichtheid slechts 197 inwoners per km².

Een overzicht van de structuurbepalende elementen van de woonkern Zomergem wordt gegeven in kaart 2. De huidige structuur wordt eveneens vergeleken met deze van ongeveer 1770, nl. de periode van de Oostenrijkse Nederlanden (zie Figuur 27 en Figuur 28)36.

5.1.1 Historische analyse

Zomergem-centrum vormt de hoofdkern van de gemeente. De woonkern lag op een strategisch zeer gunstige plaats: op de cuestarug (22 meter hoog) en aan de samenloop van een aantal belangrijke handelswegen, met name de weg van Brugge naar Gent via Ursel, Nekke, Dreef, Motje, Kruisstraat en Vellare, de weg van Zomergem naar Eeklo via Ronsele en Oostwinkel en de weg van Zomergem naar Waarschoot over de wijken Daelmen en Stoktevijver. Zo ontstond een eerder stervormig patroon van lineaire bebouwing langsheen de belangrijkste invalswegen. Tijdens de 18de eeuw situeerde de bewoning zich langsheen de as Kerkstraat - Markt - kop van de Dreef en Steyaertplein - Blauwersstraat.

Voorts bemerken we een concentratie van woningen ter hoogte van de huidige straten Kerhoek en Korteboeken (in de omgeving van het ‘goed van Verdeke’), evenals een aantal rijgehuchten (Hulsemstraat - Durmstraat, Haagstraat, Gentweg).

Op de Ferrariskaart bemerken we dat de bewoning te Ronsele zich in de 18de eeuw concentreerde rondom een centraal gelegen plein dat wellicht zijn oorsprong vond in het gebruik als gemeenschappelijke weide (dries). Los daarvan situeerde zich een rijgehucht ter hoogte van de Daalmstraat (zie Figuur 28).

Tijdens de 19de eeuw werd het Schipdonkkanaal gegraven in het lager gelegen gebied aan de voet van het cuestafront.

Vanaf de jaren 60 zijn een aantal grootschalige verkavelingen doorgevoerd (onder meer Den Boer met sportinfrastructuur, het Molenpark, tuinwijken Motje en Kleitstraat, park Ter Daelmen, Beukenpark en ’t Lindeken).

36 Kabinetskaart der Oostenrijkse Nederlanden, opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris (1771-1778)

118 GRS ZOMERGEM

Figuur 27: Zomergem in de 18e eeuw Figuur 28: Ronsele in de 18e eeuw (Ferraris) (Ferraris)

5.1.2 Huidige sit uatie

De verkavelingen te Zomergem-centrum zorgden voor het dichtslibben van het oorspronkelijk grofmazig stratennet, zodat een breed uitgestrekte noord-zuid georiënteerde woonband, parallel verlopend met het Schipdonkkanaal tot stand kwam. Hierdoor werd de woonkern Ronsele gekoppeld aan de hoofdkern.

Het bebouwingspatroon zet zich verder in het omringende open-ruimte gebied via lineaire ontwikkelingsassen en dit voornamelijk in oostelijke en westelijke richting. De oostelijke tak draagt daarbij een belangrijke economische functie, naast de residentiële functie. Het woongebied is, behalve enkele binnengebieden waaronder de gerangschikte tuin achteraan de gerangschikte dorpsbrouwerij, volledig aangesneden.

De typerende driesvorm is nog steeds herkenbaar in de huidige structuur van Ronsele. Voorts beperkt de morfologische structuur zich tot een lineair bebouwingspatroon langsheen volgende assen: H. Ryckaertstraat - Ronselestraat, Eikendreef, Daalmstraat en Stoktevijver. Het woonpark ‘Parklaan’ en de verkavelingen ‘Ronselekouter’ en ‘Park Ter Daelmen’ vormen hierop echter een belangrijke uitzondering. Bij de realisatie van de verkaveling Ronselekouter werd er onvoldoende rekening gehouden met de integratie met de kern. Door de aanleg van enkele grootschalige verkavelingen en de opvullingen van bebouwbare percelen langsheen de assen Kleitstraat - H. Rijckaertstraat, Daalmstraat en Azaleastraat - Stoktevijver kan Ronsele beschouwd worden als onderdeel van de hoofdkern Zomergem. De woongebieden zijn nagenoeg volledig volgebouwd.

De toegangspoorten tot het centrumgebied van Zomergem worden gevormd door de brug aan het Motje, het kruispunt van de Azaleastraat en de Lt. Dobbelaerestraat, het midden van de Kleitstraat, het einde van de Kerkstraat, het kruispunt van de A. Lievensstraat en de G. Gezellestraat en het midden van de Durmstraat.

De weg rond de kerk vormt het belangrijkste knooppunt, gevolgd door het kruispunt Kapellestraat-H. Claeysstraat en het kruispunt Azaleastraat-Motje-Dreef. De meeste wegen bieden zowel een verbindings- als een erffunctie. De wegen van de recent opgerichte

119 GRS ZOMERGEM

verkavelingen, zoals Molenpark, Motje, Den Boer, Park ter Daelmen, Claeyspark en ‘t Lindeken hebben echter een loutere erffunctie. Door de lokale ontsluiting is het er rustig wonen.

Op basis van een morfologisch-functionele analyse kunnen een vijftal gebieden worden onderscheiden (de nummering stemt overeen met kaart 10):

1. de as Kerkstraat - Markt - Steyaertplein - kop van de Dreef: historisch kerngebied met concentratie aan winkels en enkele belangrijke voorzieningen (gemeentehuis, politiekantoor, school, bank en verzekeringen). Het betreft voornamelijk winkels die primaire goederen aanbieden (bakkers, slagers, fruithandelaar). In de nabijheid van het Steyaertplein vinden we enkele winkels met secundaire goederen terug. Het centrum is rijk aan beschermde monumenten en dorpsgezichten. Zij vormen een aaneensluitend geheel zodat het een structuur- en beeldbepalend geheel vormt in de kern;

2. Blauwerstraat - Boven - Zandstraat: subkern met enkele winkels (voornamelijk secundaire goederen: schoenen, kledij,…) en een aantal voorzieningen (brandweerkazerne, vredegerecht, school), voornamelijk gesloten bebouwing;

3. tweede deel van de Dreef - Azaleastraat: subkern met enkele voorzieningen (school, postkantoor, rusthuis, stelplaats van de Lijn), voornamelijk gesloten bebouwing, enkele anomalieën in de straatwand;

4. Motje - Grote Steenweg: subkern met enkele grootschalige handelszaken en bedrijven, voornamelijk open en halfopen bebouwing;

5. de omgeving van Den Boer: subkern met enkele voorzieningen: een sportcentrum, de rijkswacht en de bibliotheek, voornamelijk halfopen en open bebouwing.

Ronsele telt slechts een zeer beperkt aantal kerngebonden voorzieningen (bakker, café), zodat de inwoners voor hun inkopen grotendeels afgestemd zijn op Zomergem-centrum. De kern is dus niet enkel morfologisch gekoppeld aan Zomergem, er bestaat ook een duidelijke functionele afhankelijkheidsrelatie.

5.1.3 Open ruimte structuur

De aanleg van een aantal grootschalige verkavelingen zorgde voor het langzaam dichtslibben van de ruimte tussen Zomergem en Ronsele. De lager gelegen gronden tussen Azaleastraat, Stoktevijver-brug, de verkaveling Beukenpark en het Schipdonkkanaal, evenals het gebied tussen de Daalmstraat en de Eikendreef bleven min of meer gespaard van bebouwing. Beide gebieden dragen nog een belangrijke landbouwfunctie en fungeren tegelijk als resterende groenfragmenten binnen de centrale woonband. Het gebied langs het Schipdonkkanaal heeft een aantal belangrijke potenties, maar draagt omwille van de juridische aanduiding als groengebied evenzeer een specifieke problematiek van zonevreemdheid. Als dusdanig wordt dit gebied dan ook verder in detail benaderd.

120 GRS ZOMERGEM

1) Specifieke aandachtszone: Groengebied Azaleastraat, Stoktevijver - Schipdonkkanaal.

Een vrij smalle strook tussen Stoktevijver - brug, Azaleastraat, de verkaveling ‘Beukenpark’ en het Schipdonkkanaal (22,6 ha.), evenals een kleine zone tussen Korteboeken en Vaart Rechts (0,56 ha.) worden op het gewestplan aangeduid als groengebied. Deze zones vormen een verbreding van het groengebied langsheen het Schipdonkkanaal (als onderkleur van het reservatiegebied ter verbreding van het kanaal).

Figuur 29: Micro-analyse groengebied Azaleastraat - Stoktevijver - Schipdonkkanaal (A) en groengebied Korteboeken - Vaart Rechts (B)

A

B

BRON: GIS - bestand landbouwgebruikspercelen, eigen inventarisatie

121 GRS ZOMERGEM

Het betreft voornamelijk lager gelegen, matig droge gronden op licht-zandleem tot lemig zand, gelegen aan de voet van het cuestafront. Het groengebied Azaleastraat - Stoktevijver - Schipdonkkanaal wordt voornamelijk aangewend als weiland of voor hobbylandbouw. In het gebied zijn er een zestal zonevreemde bedrijven waaronder een landbouwbedrijf gevestigd. De bebouwing dringt op enkele plaatsen tot diep in het groengebied door, met gedeeltelijk zonevreemde activiteiten tot gevolg. De natuurfunctie van het groengebied beperkt zich tot enkele knotwilgen, een zeldzame veedrinkpoel en riet- en oevervegetatie langsheen de kleine waterlopen die het gebied doorkruisen en langs de oevers van het Schipdonkkanaal.

Het gebied draagt eveneens een passief - recreatieve potentie rekening houdend met de korte afstand tot het centrum van Zomergem en de aanwezigheid van het vrijliggend fietspad langs het Schipdonkanaal. Een ordening van de toegelaten activiteiten dringt zich op.

Het groengebied ter hoogte van Motje wordt volledig ingenomen door woningen. Ook in het reservatiegebied voor de verbreding van het Schipdonkkanaal bemerken we enkele zonevreemde woningen, ambachtelijke bedrijven (ter hoogte van Motje), landbouwbedrijven en horecazaken (ter hoogte van de kruising van Vaart Rechts met de Lieve).

2) Resterende groenfragmenten binnen de dorpskernen

Het belangrijkste groenfragment binnen de morfologische kern van Zomergem wordt gevormd door de tuin achteraan de dorpsbrouwerij (beschermd monument en dorpsgezicht). Samen met de jongensschool en een aantal privétuinen vormt dit gebied een groene oase in de dorpskern.

Ook de sportterreinen van Den Boer en het park van het rustoord ‘Ons Zomerheem’ zorgen voor een variatie op het gesloten bebouwingsweefsel.

De open ruimte structuur binnen de dorpskern Ronsele wordt gevormd door het Kerkplein. Het is een zeer aantrekkelijke groene ruimte met cultuurhistorische waarde (dries). Daarnaast is de Eikendreef eveneens belangrijk en werd in het actieprogramma van het GNOP een punt opgenomen om bij de hogere overheid aan te dringen op de rangschikking als dorpsgezicht van de Eikendreef en het Kerkplein met zijn waardevolle linden.

3) Aangrenzende open-ruimte gebieden

Beide woonkernen ontstonden op hoger gelegen, zandige gronden aan de meest oostelijke rand van het cuestafront. Rondom de middeleeuwse dorpskernen situeerden zich uitgestrekte, open akkerlanden. Deze raakten geleidelijkaan volgebouwd. Langsheen de voornaamste invalswegen ontstonden lineaire bebouwingspatronen die het oorspronkelijk cultuurlandschap verder versnipperden. Gezien de vele woonlinten en de aanwezigheid van verspreide bebouwing, valt de grens tussen bebouwde en open ruimte moeilijk te trekken.

122 GRS ZOMERGEM

5.1.4 Knelpunten en mogelijkheden

In de huidige ruimtelijke structuur zijn er een aantal knelpunten aangegeven: - de commerciële functies zijn verspreid over de gemeente. De uitzwerming neemt nog toe; - in de Dreef zitten een aantal gaten in de straatwand (onbebouwde percelen). Daarenboven is er weinig continuïteit in de commerciële functies; - er ontbreken schakels in de verbinding tussen de subkernen en het historisch kerngebied, vooral tussen de historische kern en de subkern Motje - Grote Steenweg; - de onaantrekkelijkheid van de terreinen van de Lijn; - de aanwezigheid van zonevreemde constructies in het overgangsgebied tussen de bebouwde en de open ruimte - fragmenten; - het gebrek aan integratie van de verkaveling Ronsele - kouter en het woonpark ‘parklaan’. Naast de knelpunten zijn er ook potenties: - De lopende dorpskernvernieuwing heeft als doel de kern aangenaam en verkeersleefbaar te maken. Door het herinrichten van het dorpsplein, de Dreef en de omringende straten kreeg de dorpskern reeds een aantrekkelijker uitzicht. Hierdoor wordt ook een belangrijke impuls gegeven aan de commerciële leefbaarheid van de kern. De eerste tekenen van deze nieuwe impuls binnen het Zomergems handelsleven zijn reeds merkbaar in het straatbeeld. Door het toepassen van het zone 30 - concept werd aandacht besteed aan de veiligheid van de zwakke weggebruiker; - de compacte vorm van de dorpskern; - de integratie van de openbare functies, woonfuncties en niet-woonfuncties zorgt voor een perfecte verweving van tal van activiteiten; - door de stervormige structuur en de uitgedunde hoofdverkeersassen is de bereikbaarheid van het centrum gegarandeerd; - de voldoende parkeerruimte die vrij evenwichtig verspreid is; - de jongensschool, het gerangschikt dorpsgezicht en een aantal privé-tuinen vormen een uniek binnengebied in de kern van de deelgemeente. Met de nodige omzichtigheid dient het gebied aangepakt te worden; - de aanwezigheid van drie belangrijke woonuitbreidingsgebieden die nauw aansluiten bij de kern. - het aaneensluitend gebied voor beschermde monumenten en landschappen en dorpsgezichten is vrij uniek. - Het gebied langs het Schipdonkkanaal draagt een belangrijke passief - recreatieve potentie rekening houdend met de korte afstand tot het centrum van Zomergem en de aanwezigheid van het vrijliggend fietspad langs het Schipdonkanaal. Een ordening van de toegelaten activiteiten dringt zich op. - de bestaande dries en de beschermde St.-Gangulfkerk te Ronsele.

123 GRS ZOMERGEM

5.2 DEELKERN OOSTWINKEL (KAART 11) De woonkern Oostwinkel telde in 1998 725 inwoners, zijnde 9% van de totale Zomergemse bevolking. De bevolkingsdichtheid bedraagt slechts 97 inwoners per km². Een overzicht van de structuurbepalende elementen van de woonkern Oostwinkel wordt gegeven in kaart 11. De woonkern wordt geconfronteerd met een steeds verdergaande ontvolking en vergrijzing.

Het huidige lintvormig bebouwingspatroon draagt een belangrijke historische dimensie (cfr. Ferrariskaart).

Figuur 30: Oostwinkel in de 18e eeuw (Ferraris)

De hoofdas wordt gevormd door de verbindingsweg tussen Zomergem en Kruipuit op de gewestweg N449 (Aalter-Ursel-Eeklo). De kruispunten met de Langestraat en de Veldhoek vormen de belangrijkste verkeersknooppunten. De overige structuurbepalende assen zijn: de Langestraat, Veldhoek en Kasteeldreef (gedeeltelijk).

De gevelwanden langs deze assen zijn zelden gesloten (Oostwinkeldorp) en meestal open (Kasteeldreef, Langestraat, Veldhoek). De bouwhoogte beperkt zich tot 1 à 2 bouwlagen. De meeste percelen geven aansluiting op het omliggende landbouwgebied, nl. de ruilverkaveling.

Het eigenlijke centrum bevindt zich rond de kerk en in de omgeving van de aanzet van de Kasteeldreef. In het vroegere gemeentehuis is thans een uitleendienst van de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek gevestigd. De basisschool en parochiezaal bevinden zich in het begin van de Veldhoek. Oostwinkel beschikt over twee beschermde monumenten, nl. de Sint Jans Onthoofdingskerk en een boerderij uit de 18-de eeuw langs de Langestraat.

Op een paar uitzonderingen na herbergt de hoofdstraat Oostwinkeldorp de meeste handelsfuncties. De activiteiten gaan van detail- tot groothandel en kleinschalige bedrijven. Oostwinkel kan met een bakker, slager, kruidenier, apotheker, 2 kapsalons en 3 cafe’s wel instaan voor de dagelijkse behoeften maar toch is het aanbod in het dorp nog vrij beperkt. Er zijn eveneens een aantal meer gespecialiseerde handelszaken in de zogenaamde secundaire en tertiaire sector. Aansluitend bij de kern bevindt zich een zonevreemde

124 GRS ZOMERGEM houtzagerij van ongeveer 2,5 ha groot (bij ministerieel besluit d.d. 31.01.03 goedgekeurd). Ook in de reservatiestrook van het Schipdonkkanaal, in het agrarisch gebied tussen Ronsele en Oostwinkel en in het niet-erkende woonlint langs de Langestraat bevinden zich enkele zonevreemde bedrijven die rechtszekerheid hebben gekregen. In het stratendorp met uitsluitend lintbebouwing is het landbouwgebied nooit veraf. In de Kasteeldreef en rond de kerk zijn twee onooglijke pleintjes.

De ontvolking en vergrijzing van de landelijke kern kunnen als belangrijkste knelpunt worden beschouwd. De woonkern is bovendien moeilijk bereikbaar met het openbaar vervoer.

De landelijke kern kan daarentegen een rol vervullen als potentieel rustpunt in de receatieve netwerkverbinding tussen het Provinciaal Domein, de Keigatbossen en de fietsroute langs het Schipdonkkanaal. De aanwezige beekalluvia lenen zich uitstekend als toekomstige ‘ecologische corridor’. De kernversterking is mogelijk door een klein deel van het woonuitbreidingsgebied palend aan de kerk en de Kasteeldreef aan te snijden (BPA Oostwinkeldorp).

125 GRS ZOMERGEM

5.3 DEELKERN BEKE (ZIE KAART 12) In 1997 telde de statistische sector Beke als onderdeel van de ‘kern Zomergem’ 577 inwoners. De woonkern is echter gesplitst in een Zomergems en een Waarschoots gedeelte. Het Waarschoots gedeelte bevat 417 inwoners. Bij het bepalen van de ontwikkelingsperspectieven voor de woonkern Beke zal dan ook steeds rekening gehouden worden met het Waarschoots gedeelte.

Een overzicht van de structuurbepalende elementen van de woonkern Beke wordt gegeven in kaart 12.

1) Historische analyse

Beke is ontstaan langs het Lievekanaal, de middeleeuwse verbinding tussen Gent en de zee. De woonkern is gelegen op een zandige rug die kan beschouwd worden als een uitloper van de Zandstreek ten noorden van de gemeente.

Tijdens de 18de eeuw situeerde de bewoning zich langsheen volgende assen: de Oude Staatsbaan, Bekestraat - Paterstraat. In overeenstemming met de andere dorpen in de Zandstreek bezat Beke een lineair bebouwingspatroon. De woonkern werd omringd door een aantal open akkerlanden.

Figuur 31: Beke in de 18e eeuw (Ferraris)

2) Huidige situatie

De Oude Staatsbaan vormt de administratieve grens tussen het Waarschoots en het Zomergems gedeelte van de woonkern en kan als belangrijkste drager van de ruimtelijke structuur gezien worden. Met de aanleg van een parallelweg, de N9 (Grote Baan - Leeuw Van Vlaanderenlaan - H. Consciencelaan) verloor de Oude Staatsbaan zijn vroegere verbindende functie en ontstonden twee bochtafsnijdingen, zodat een grenscorrectie functioneel aangewezen zou zijn.

Het gedeelte tussen de Bekestraat en de kerk vormt het eigenlijke centrum. Van daaruit verspreid de bebouwing zich volgens een hoofdzakelijk lineair ontwikkelingspatroon

126 GRS ZOMERGEM langsheen de Oude Staatsbaan en de Grote Baan (N9) en langs de Paterstraat. De bebouwing langs de Stijne en de De Baetsstraat, alsook de sociale verkaveling aan de Vijf Eiken vormen de verbinding tussen bovenvermelde assen. De bebouwing langsheen de Oude Staatsbaan zet zich op Waarschoots grondgebied verder, zodat Beke morfologisch gezien kan beschouwd worden als uitloper van het uitvergroot stratennetdorp Waarschoot. Op het gewestplan zijn bovenvermelde bebouwde assen als woongebied met landelijk karakter aangeduid. De woonwijk ter hoogte van de Vijf Eiken situeert zich gedeeltelijk in woonuitbreidingsgebied. Voorts bevinden zich nog enkele woonkorrels en woonlinten gelegen langs de Bekestraat en de Paterstraat in agrarisch gebied.

Het is merkwaardig dat alle openbare voorzieningen gegroepeerd zijn, nl. de kerk, de openbare bibliotheek, de parochiezaal, de pastorij, de basisschool, de gemeentelijke speelpleinwerking en buitenschoolse kinderopvang. Dit kan vrij uniek genoemd worden. Enkel het kerkhof ligt op Waarschoots grondgebied. Naast de noodzakelijke medische voorzieningen zijn eveneens de meest noodzakelijke winkels aanwezig. Er zijn ruime parkeermogelijkheden langs de Oude Staatsbaan en op de publieke parking aan de kerk en de school.

De commerciële voorzieningen concentreren zich langsheen de Oude Staatsbaan. Ter hoogte van de brug over de Lieve bevinden zich de horecazaken St.-Maurushoeve en de bowling Euro City. Net over de grens op Waarschoots grondgebied situeert zich het vleeswarenbedrijf Ter Beke. Het bedrijf is gedeeltelijk gevestigd op de gronden van de vroegere textielfabriek Lousberg, die tussen beide wereldoorlogen nagenoeg 1000 arbeiders tewerkstelde en hierdoor de kern van Beke mee hielp ontwikkelen. Op het gedeelte van de N9 dat gelegen is tussen de twee kruisingen met de Oude Staatsbaan, zijn nog enkele grootschalige handelszaken gevestigd.

3) Open ruimte structuur

In het stratendorp Beke is de nabijheid van het landschap nooit veraf. Maar ook het hart van het dorp heeft een groen karakter. Het gebied ingesloten tussen de Bekestraat, de Oude Staatsbaan en de Priemwegel maakt deel uit van het woongebied met landelijk karakter, maar omvat nog een aantal diepe privé-tuinen. Het nog niet aangesneden woonuitbreidingsgebied tussen de kerk, de Priemwegel en de sociale verkaveling vormt eveneens een open ruimte temidden van de woonkern.

Het gebied tussen de Vijf Eiken en de De Baetsstraat wordt ingenomen door enkele bedrijfsgebouwen, weides en een voormalige voetbalkantine. Bij de afbakening van de agrarische structuur beschouwde de afdeling Land dit agrarisch gebied als structureel aangetast.

4) Knelpunten en potenties

Volgende knelpunten kunnen worden vermeld: - in het verkeersleefbaarheidsplan werden een aantal problemen inzake verkeersveiligheid opgesomd, met name: ƒ het gebruik van de Stijne en de De Baetsstraat als sluikweg; ƒ de hoge snelheid op de Oude Staatsbaan. Het profiel van deze weg is immers te ruim;

127 GRS ZOMERGEM

ƒ een aantal gevaarlijke kruispunten: nl. de Bekestraat met de Paterstraat en de Oude Staatsbaan met de N9. - het gebrek aan morfologische samenhang tussen de bestaande kern en de nieuwbouwverkaveling, nl. de verkaveling van de bouwmaatschappij ‘Elk zijn dak’ in de Vijf Eiken; - de Oude Staatsbaan maakt geen integrerend onderdeel uit van de dorpskern, maar fungeert eerder als scheidingslijn tussen het Waarschoots en het Zomergems gedeelte; - de aanwezigheid van een aantal zonevreemde bedrijven en horecazaken; - de vrij wanordelijke invulling van de woongebieden met landelijk karakter, waardoor een hypotheek werd gelegd op toekomstige bouwmogelijkheden; - de beperkte verbindingsmogelijkheden met het openbaar vervoer (lijn 69 Gent-Beke- Waarschoot).

Volgende potenties kunnen worden aangereikt: - de kruising van de provinciale fietsweg (van Gent naar het Leen via de Lieve en het Schipdonkkanaal) met een aantal andere fiets- en wandelpaden ter hoogte van de brug over de Lieve creëert potenties ten aanzien van commerciële functies die afgestemd zijn op het recreatief fiets- en wandelverkeer; - de concentratie van voorzieningen in het centrum van de dorpskern. Het openbaar domein en omgeving rond de kerk en de school hebben belangrijke potenties inzake: ƒ versterking van de kern o.a. door de integratie met de nieuwe aansnijdingen; ƒ het uitbouwen van een aantrekkelijke ontmoetingsplek. Door het inbrengen van bijkomende groenvolumes kan het strakke karakter van het stratendorp met woonlinten gebroken worden. Daarbij kan de Priemwegel behouden blijven als verbinding voor de zwakke weggebruiker. - gezien de beperkte afstand tot het centrum van Waarschoot, bestaat er een belangrijke potentie inzake de busverbinding met het station van Waarschoot.

128 GRS ZOMERGEM

6 BEHOEFTEN EN PROGNOSES

Zoals reeds in de inleiding aangeduid, omvat de belangrijkste taak binnen een ruimtelijk structuurplan het afwegen van de ruimtelijke behoeften van diverse maatschappelijke activiteiten, rekening houdend met de ruimtelijke draagkracht. In dit deel wordt een prognose vooropgesteld van de ruimte - behoeften van de voornaamste maatschappelijke activiteiten.

6.1 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN

6.1.1 Analyse va n de demografische ontwikkelingen tot op heden

1) Inwonersaantallen en evolutie

In 1998 telde Zomergem 8233 inwoners. Ondanks de geleidelijke voortdurende stijging met 23,6% in de periode 1920-1997, heeft de gemeente nog steeds 9,5% minder inwoners dan in 1831 (zie Tabel 31).

Tabel 31: historische bevolkingsevolutie ten opzichte van de buurgemeenten (1831-1997)

Plaats 1831 1920 1947 1970 1980 1990 1998 Evolutie 1831-1997 Aalter 11306 12342 11739 13465 15461 16678 17778 +57,2% Eeklo 8659 13659 17026 19256 19541 18972 19085 +120,4% Knesselare 6227 6675 6931 7425 7634 7796 7830 +25,7% Lovendegem 5102 4553 5455 6295 8179 8837 9122 +78,8% Maldegem 10442 15260 17983 20467 21171 21340 21841 +109,2% Nevele 12909 10199 9806 10259 10517 10555 10883 - 15,7% Waarschoot 6193 6055 7277 7905 7544 7744 8037 +29,8% Zomergem 9083 6652 7108 7673 7841 8017 8233 - 9,5%

Oost- Vl. 742251 1096388 1217599 1310017 1330134 1331608 1354737 +82,5% Vlaanderen 2142006 3732082 4552524 5416583 5618952 5739736 5898824 +175,3% Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

De globale positieve bevolkingsgroei is het resultaat van de som van de natuurlijke groei (=aantal geboorten - aantal sterfgevallen) en het migratiesaldo (=aantal inwijkingen - aantal uitwijkingen). Tabel 32 en Tabel 31 geven een overzicht.

129 GRS ZOMERGEM

Tabel 32: evolutie natuurlijke groei en migratiesaldo (1988-1997)

Jaar Geboorten Sterfgevallen Saldo Inwijking Uitwijking Saldo Groei 1988 79 94 -15 272 310 -38 -53 1989 85 100 -15 276 238 38 23 1990 73 109 -36 320 215 105 69 1991 76 89 -13 301 260 41 28 1992 90 101 -11 281 265 16 5 1993 95 100 -5 319 301 18 13 1994 71 114 -43 330 251 79 36 1995 67 129 -62 344 290 54 -8 1996 91 101 -10 367 282 85 75 1997 90 101 -11 302 304 -2 -13 Bron: Dienst Bevolking Zomergem

De gemeente wordt gedurende gans de periode gekenmerkt door een hoger aantal sterfgevallen dan geboorten (dus negatieve groei). De groei is hier enkel te wijten aan de positieve migratiestroom, die dan nog grotendeels een gevolg is van de toestroom van bejaarden naar het rustoord ‘Ons Zomerheem’ (sinds 1968). Uiteraard heeft dit rustoord ook implicaties op het aantal sterfgevallen. Uiteindelijk zal dus de invloed van het rusthuis op de bevolkingsgroei verwaarloosbaar zijn, daar er voor elk sterfgeval onmiddellijk een nieuwe inschrijving volgt.

Toch is het belangrijk te weten wat de exacte invloed van het rustoord is op de migratiestroom en de natuurlijke groei. Op 31 december 1998 bestond de bewonerspopulatie er uit 187 bejaarden wonend in kamers (waarvan 70 afkomstig uit Zomergem en 41 uit Gent) en 32 wonend in serviceflats (waarvan 10 afkomstig uit Zomergem). Gezien het rustoord duidelijk een aantrekkingspool is voor een ruime regio, kan aan de verzorgingsdienst een regionaal karakter toegewezen worden die de lokale vraag overschrijdt. Het rustoord zal echter in de toekomst haar aanbod diversifiëren: - Terugbrengen van 187 kamers naar 157; - Verhogen van het aantal serviceflats; - Verhogen van het dagverzorgingssysteem voor de plaatselijke bejaarden. Op die manier zal het rustoord een meer lokale verzorgingsfunctie krijgen.

Om een beter beeld te krijgen op de invloed van de buitengemeentelijke bejaarden op de natuurlijke groei en de migratie zal een beroep worden gedaan op cijfers over de beweging van de bewonerspopulatie van het rustoord vanaf 1992 tot 1997. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij die beweging ook personen van Zomergem vervat zitten, en deze dus eigenlijk niet in rekening mogen worden gebracht, daar zij deel uitmaken van de eigenlijke Zomergemse bevolking. Daarom wordt aangenomen dat slechts ongeveer 35% van de bewoners van het rustoord van Zomergem zelf zijn. Voor 1998 was dit 36,5% (80 op 219 personen). Door dus 65% van de opnames en sterfgevallen van het rustoord af te trekken van de inwijking en sterfgevallen in Tabel 32 wordt de invloed van de buitengemeentelijke bejaarden uitgeschakeld. De cijfers geven echter slechts een indicatie, zonder exactheid na te streven.

130 GRS ZOMERGEM

Tabel 33: evolutie natuurlijke groei en migratiesaldo na correctie rustoord (1992-1997)

Jaar Geboorten Sterfgevallen Saldo Inwijking Uitwijking Saldo Groei 1992 90 60 30 240 265 -25 5 1993 95 68 28 287 301 -15 13 1994 71 78 -7 294 251 43 36 1995 67 91 -24 310 290 20 -4 1996 91 65 26 331 282 49 75 1997 90 69 22 270 304 -35 -13 Bron: Dienst Bevolking Zomergem, rustoord ‘Ons Zomerheem’

Bij analyse van Tabel 33 valt op dat de gemeente wel degelijk een positieve natuurlijke groei kent, behalve in de jaren 1994 en 1995. De gemeente kent in de jaren 1992, 1993 en 1997 een lichte leegloop, maar dit wordt dan weer goedgemaakt in de periode 1994-1996. Het uiteindelijke saldo is dan ook bijna steeds positief, behalve voor de jaren 1995 en 1997.

2) Bevolkingsspreiding

Op 20 juni 1998 telde Groot-Zomergem 8233 inwoners, verspreid over de deelgemeenten Zomergem, Ronsele en Oostwinkel. Daar de gezamenlijke oppervlakte van Zomergem (27,8855 km² ), Oostwinkel (8,3575 km²) en Ronsele (2,5226 km²) 38,7557 km² is, geeft dit een bevolkingsdichtheid van 212,4 inwoners per km². Zomergem heeft de grootste dichtheid, nl. 245 inwoners per km², gevolgd door Ronsele met 197 en Oostwinkel met slechts 97 inwoners per km². Worden deze cijfers vergeleken met bvb. het arr. Gent (516 inwoners per km²), dan heeft Zomergem slechts een vrij kleine bevolkingsdichtheid.

Uit de nederzettingsstructuur volgt dat de deelgemeente Zomergem uit twee woonkernen bestaat, nl. Zomergem en het gehucht Beke. Voor de verdere berekeningen inzake de woningbehoeften wordt hiermee rekening gehouden en wordt er steeds een onderscheid gemaakt tussen beide kernen. Om de bevolkingsevolutie meer in detail te bekijken moet per statistische sector gekeken worden.

Figuur 32 geeft een grafisch overzicht van de statistische sectoren van Groot-Zomergem en de sector van Beke die op het grondgebied van Waarschoot gelegen is.

131 GRS ZOMERGEM

Figuur 32: statistische sectoren Zomergem + deel Beke (Waarschoot)

Legende statistische sector weg waterweg gemeentegrens

Verspreide bewoning

Centrum 0500 1000 1500

Verspreide bewoning Verspreide bewoning oost Beke

Stoktevijver Centrum Park ter Daelmen Beke

Molenpark Centrum Motje

Verspreide bewoning west

Ter Durmen

Om tot een duidelijke analyse te komen, wordt het cijfermateriaal verder opgedeeld in twee groepen: 1. Kerngebonden bewoning: omvat de volgende statistische sectoren: ƒ Zomergem - kern: de buurten Centrum, Motje, Molenpark, Park ter Daelmen; ƒ Oostwinkel - centrum; ƒ Ronsele: de buurten Centrum en Stoktevijver; ƒ Gehucht Beke (deel van Zomergem en deel van Waarschoot); 2. Verspreide bewoning: omvat de volgende statistische sectoren: ƒ Verspreide bewoning west; ƒ Verspreide bewoning oost; ƒ Ter Durmen; ƒ Verspreide bewoning Oostwinkel; ƒ Verspreide bewoning Ronsele.

132 GRS ZOMERGEM

Tabel 34: bevolkingsspreiding en bevolkingsevolutie per kern (1970-1991)

Plaats 1970 1981 1991 Evolutie t.o.v. 1970 Kerngebonden bewoning ƒ Zomergem - kern 3613 3850 4092 113,26 (57,1%) (58,4%) (60,0%) ƒ Beke - kern 621 531 586 94,36 (9,8%) (8,1%) (8,6%) ƒ Ronsele - kern 157 368 381 242,68 (32,3%) (77,3%) (76,7%) ƒ Oostwinkel - kern 456 391 353 77,41 (53,0%) (47,6%) (46,4%) ƒ Totaal kernen 5019 5140 5412 107,83 (65,4%) (65,1%) (67,0%) Verspreide bewoning ƒ Totaal verspreide 2631 2746 2666 101,33 bewoning (34.3%) (34,8%) (33,0%) Totaal 7673 7898 8080 105,30 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

Zomergem - kern telt het grootst aantal inwoners, gevolgd door de dorpskernen Beke, Ronsele en Oostwinkel. Beke en vooral Oostwinkel kampen met een vrij aanzienlijke ontvolking. Zomergem kent daarentegen een aanzienlijke versterking van de dorpskern.

Meer dan 30% van de bevolking woont niet in de kernen. De stijging van de bevolking heeft echter bijna volledig plaats gehad in de kernen, daar hier de bevolking met 8% is toegenomen, terwijl de verspreide bewoning slechts met 1% toenam. Door het beperken van nieuwe woongebieden en woonuitbreidingsgebieden tot zones die aansloten bij de bestaande woonkernen en door het afschaffen van de opvulregel, werd immers de uitzwermende trend van de verspreide bebouwing tegengehouden.

Aangezien Beke zowel in Zomergem als in Waarschoot ligt, is het beter beide delen in rekening te brengen om een goede analyse van deze kern te maken.

Tabel 35: bevolkingsevolutie van Beke (1981-1997)

Plaats 1981 1991 1997 Evolutie t.o.v. 1981 Zomergem kern Beke 531 586 577 108,7 Waarschoot kern Beke 437 404 417 95,4 Totaal 968 990 994 102,7 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

Uit Tabel 35 blijkt dat vooral het Waarschootse deel van Beke te kampen heeft met een ontvolking (4,6% op 16 jaar).

133 GRS ZOMERGEM

3) Immigratie en emigratie

Migratiebewegingen, zowel van buiten de gemeente naar Zomergem als omgekeerd, spelen een belangrijke rol in de bevolkingsevolutie. Globaal gezien was het totale migratiesaldo in de gemeente positief met een uitschieter in 1990 en een klein negatief verloop in 1997 (zie Tabel 33). Het is dan ook interessant te weten vanwaar de mensen die in Zomergem komen wonen afkomstig zijn en waarheen de mensen die Zomergem verlaten, verhuizen. Dit werd onderzocht door alle aankomsten en vertrekken vanaf 1 januari 1988 tot en met 31 december 1997 te beschouwen. Tabel 36 geeft de bestemmingsgemeenten weer volgens het aantal inwoners van Zomergem die erheen verhuisd zijn.

Tabel 36: bestemmingsgemeenten waarheen minstens 25 inwoners geëmigreerd zijn (1988- 1998)

Plaats Aantal vertrekken Aandeel (%) 1/1/88 - 31/12/97 Gent 563 20,73 Eeklo 272 10,01 Waarschoot 245 9,02 Maldegem 180 6,63 Aalter 153 5,63 Lovendegem 151 5,56 Knesselare 138 5,08 Nevele 120 4,42 Evergem 108 3,98 Kaprijke 60 2,21 Assende 49 1,80 St-Laureins 38 1,40 Brugge 35 1,29 Knokke 27 0,99 Deinze 26 0,96 Som 2165 79,71

Andere gemeenten 551 20,29 Buitenland 47 1,73

Totaal 2677 100,00 Bron: Dienst bevolking Zomergem

De belangrijkste bestemmingsgemeenten zijn Gent, Eeklo en Waarschoot, samen goed voor 39.76% van de verhuizers op een periode van 10 jaar.

134 GRS ZOMERGEM

Tabel 37: herkomstgemeenten waarvan minstens 25 inwoners geïmmigreerd zijn (1988-1998)

Plaats Aantal aankomsten Aandeel (%) 1/1/88 - 31/12/97 Gent 980 31,49 Lovendegem 324 10,41 Waarschoot 241 7,74 Eeklo 239 7,68 Nevele 152 4,88 Evergem 140 4,50 Knesselare 139 4,47 Maldegem 122 3,92 Aalter 95 3,05 Kaprijke 46 1,48 Assenede 35 1,12 Som 2570 82,58

Andere gemeenten 542 17,42 Buitenland 52 1,67

Totaal 3112 100,00 Bron: Dienst bevolking Zomergem

Tabel 37 geeft de herkomstgemeenten weer van de mensen die tussen 1988 en 1998 naar Zomergem verhuisden.

De gemeenten Gent, Lovendegem, Waarschoot en Eeklo vertegenwoordigen samen 57,32% van het totaal, waarbij Gent alleen al goed is voor bijna één derde van het totaal aantal immigranten.

In Tabel 38 worden voor de drie belangrijkste migratiegemeenten het aantal aankomsten en vetrekken naast elkaar gezet. Wat opvalt is dat Gent meer inwoners telt die naar Zomergem emigreren dan er inwoners van Zomergem zijn die naar Gent verhuizen. Een zelfde trend is ook te merken voor Lovendegem. Waarschoot en Eeklo worden dan weer gekenmerkt door een grotere inwijking van inwoners van Zomergem, dan er immigranten zijn uit de betreffende gemeenten naar Zomergem.

Tabel 38: vertrekken, aankomsten en saldo voor de belangrijkste migratiegemeenten (1988- 1998)

Plaats Aantal aankomsten Aantal vertrekken saldo in Zomergem vanuit Zomergem 1/1/88 - 31/12/97 1/1/88 - 31/12/97 Gent 980 563 417 Lovendegem 324 151 173 Waarschoot 241 245 -4 Eeklo 239 272 -33 Bron: Dienst bevolking Zomergem

135 GRS ZOMERGEM

4) Bevolkingsstructuur naar leeftijdsgroepen

Voor de overzichtelijkheid werden de leeftijdsgroepen (per 5 jaar) onderverdeeld in 5 leeftijdsklassen.

Tabel 39: bevolkingsevolutie volgens leeftijdsklassen (1981-1997)

Leeftijdsklasse 1981 1991 1997 Evolutie 1981- 1997 0-14 1714 1505 1402 -18,2% 15-24 1292 1111 1017 -21,3% 25-44 2034 2447 2529 +24,3% 45-64 1672 1817 1897 +13,5% 64+ 1186 1200 1377 +16,1% Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, Dienst Bevolking Zomergem

Op te merken valt dat de leeftijdsklasse van 15-24 jaar de grootste afname kent, terwijl de groep 25-44 de grootste toename kent. Opvallend is dat de toename van het aantal personen >64 jaar bijna even groot is als de afname van het aantal personen <15 jaar. Wordt het rustoord in rekening gebracht, dan is de toename van de bevolking grotendeels te wijten aan een positieve migratiestroom en een negatieve natuurlijke groei. Indien de correctie voor de buitengemeentelijke bejaarden wordt doorgevoerd, dan geldt het tegenovergestelde en worden er dus meer baby’s geboren dan er mensen sterven (behalve in 1995.

Tabel 40: bevolking volgens leeftijdsklassen ten opzichte van hogere schaalniveaus (1991)

Jaar 0 0 15 15 25 25 45 45 64+ 64+ | | | | | | | | 14 14 (%) 24 24 (%) 44 44 (%) 64 64 (%) (abs) (abs) (abs) (abs) (abs) (%) Zomergem 1505 18,6 1111 13,8 2447 30,3 1817 22,5 1200 14,8 arr. Gent 84045 17,2 66082 13,6 148617 30,5 112319 23,1 76,157 15,6 Oost-Vlaanderen 232101 17,4 185818 13,9 404445 30,3 309509 23,1 203920 15,3 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken

Ten opzichte van de hogere schaalniveaus wijkt Zomergem niet opmerkelijk af. Er zijn iets meer kinderen en jongeren en iets minder bejaarden. Om nu te zien of Zomergem een verouderde bevolking heeft of niet kunnen diverse coëfficiënten berekend worden. De bevolkingscijfers laten toe de seniliteitscoëfficiënt en de dependentiecoëfficiënt te berekenen, waarbij het uiteraard zinvol is deze waarden te vergelijken met deze van de buurgemeenten.

De seniliteitscoëfficiënt wordt berekend als volgt:

B SC = 64+ B0−14

Ze drukt aldus de verhouding uit van het aantal personen van 65 en ouder (= vergrijzing) op het aantal personen jonger dan 15 (= ontgroening).

De dependentiecoëfficiënt, die de verhouding is van de demografisch afhankelijke bevolking (aantal personen jonger dan 15 en ouder dan 64 (teller)) ten opzichte van de demografisch

136 GRS ZOMERGEM

onafhankelijke bevolking (= recruteringsbevolking, aantal personen tussen 15 en 64 (noemer)), wordt berekend volgens

B + B DC = 0−14 64 + B15−64

Deze coëfficiënten zijn weergegeven in Tabel 41.

Tabel 41: bevolkingsveroudering ten opzichte van buurgemeenten (1991)

Plaats 0-14 0-14 15-64 15-64 64+ 64+ SC DC (abs) (%) (abs) (%) (abs) (%) Aalter 3243 19,2 11336 67,1 2314 13,7 0,714 0,490 Eeklo 3063 16,1 12878 67,7 3088 16,2 1,008 0,478 Knesselare 1469 18,8 5189 66,4 1154 14,8 0,786 0,505 Lovendegem 1607 17,9 6349 70,7 1022 11,4 0,636 0,414 Maldegem 3846 18,0 14313 66,8 3259 15,2 0,847 0,496 Nevele 1915 18,1 7088 67,1 1558 14,8 0,814 0,490 Waarschoot 1413 18,4 5156 67,2 1109 14,4 0,785 0,489 Zomergem 1505 18,6 5375 66,5 1200 14,9 0,797 0,503

arr. Gent 84045 17,2 327018 67,2 76157 15,6 0,906 0,490 Oost-Vlaanderen 232101 17,4 899772 67,3 203920 15,3 0,879 0,485 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

Uit deze tabel volgen enkele interessante vaststellingen. Inzake de seniliteitscoëfficiënt vertoont Zomergem ten opzichte van de buurgemeenten een vrij gelijklopend resultaat. De enige belangrijke uitzondering is Eeklo, met een seniliteitscoëfficiënt groter dan 1, wat wil zeggen dat Eeklo een iets groter aantal ouderen telt dan jongeren. Deze trend zal zich echter in de nabije toekomst (2010) algemeen manifesteren, althans volgens de bevolkingsprognose van het NIS (NIS, bevolkingsprognose 1992-2050). Vergeleken met het arr. Gent of Oost-Vlaanderen scoort Zomergem en de meeste buurgemeenten aanzienlijk beter. Het percentage afhankelijken ten opzichte van de niet-afhankelijken (DC) weegt iets zwaarder door in Zomergem dan in de meeste buurgemeenten.

Wanneer nu naar de deelgemeenten zelf gekeken wordt zijn er opnieuw opmerkelijke verschillen vast te stellen.

Tabel 42: bevolkingsevolutie volgens leeftijdsklassen per deelgemeente (1981-1997)

Jaar 0-14 15-64 64+ SC DC 1981 Zomergem 1369 4187 1032 0,754 0,573 Ronsele 123 300 53 0,431 0,587 Oostwinkel 218 503 101 0,463 0,634 1991 Zomergem 1242 4539 1040 0,837 0,503 Ronsele 120 329 48 0,400 0,511 Oostwinkel 143 505 112 0,783 0,505 1997 Zomergem 1166 4549 1189 1,020 0,518 Ronsele 128 384 60 0,469 0,490 Oostwinkel 108 511 128 1,185 0,462 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, Dienst Bevolking Zomergem, eigen berekeningen

137 GRS ZOMERGEM

De seniliteitscoëfficiënt is opmerkelijk lager in Ronsele dan in de andere deelgemeenten. Dit wijst op een zeer jonge bevolking. Ronsele wordt dan ook bewoond door relatief jonge gezinnen met kinderen.

Gedurende dezelfde periode is in Oostwinkel een enorme stijging van de seniliteitscoëfficiënt te merken, daar het aantal jongeren er meer dan gehalveerd is. Tevens is de dependentiecoëfficiënt ook gedaald, wat ook vooral te wijten is aan de afname van het aantal jongeren.

Zomergem kent eveneens een stijging van de seniliteitscoëfficiënt, maar minder sterk dan in Oostwinkel. Zomergem en Oostwinkel hebben dus sinds 1997 meer personen ouder dan 64 jaar dan jongeren jonger dan 15 jaar.

5) Bevolkingsstructuur volgens activiteitsgraad

 Economisch actieve bevolking: 43,6% van de bevolking

De economisch actieve bevolking of beroepsbevolking kan men definiëren als alle personen woonachtig in het onderzochte gebied, die op het ogenblik van de opname effectief aan de economische activiteit of aan het productieproces deelnemen, ofwel tijdelijk inactief zijn als gevolg van werkloosheid of dienstplicht.

Uit de volkstelling van 1991 blijkt dat de beroepsbevolking van Zomergem bestond uit 3524 personen (zie Tabel 43), terwijl ze in 1981 bestond uit 3165 personen, met andere woorden een stijging met 11,3%. De 3524 personen vertegenwoordigen 1411 vrouwen en 2113 mannen, waarbij ten opzichte van 1981 het aandeel van de vrouwen met 37% (= 379) is gestegen, terwijl het aantal mannen met 2% (= 40) gedaald is.

Tabel 43: beroepsbevolking per deelgemeente (1991)

Plaats Bevolking Beroepsbevolking Werkzoekenden absoluut % van werkend % van bevolking bevolking Groot-Zomergem 8080 3524 43,6 3224 39,9 260 Zomergem 6821 2975 43,6 2719 39,9 224 (84,4%) (84,4%) (84,3%) (86,2%) Ronsele 497 229 46,1 211 42,5 15 (6,2%) (6,5%) (6,5%) (5,8%) Oostwinkel 760 318 41,8 292 38,4 5 (9,4%) (9,0%) (9,1%) (1,9%) Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

De economisch actieve bevolking vertegenwoordigt aldus 43,6% van de totale populatie, een stijging met 3,5% ten opzichte van 1981 (terwijl de bevolking slechts met 2,3% toenam). Van de 3524 personen zijn 3224 tewerkgesteld (=91,5), en heeft de gemeente 260 werkzoekenden (= 7,4%) en 40 dienstplichtigen (=1,1%). Van de tewerkgestelde beroepsbevolking (3224) werken 1038 personen (=32,2%) in de gemeente zelf, waarvan 552 personen thuis werken. Voorts is het grootste deel van de werkende beroepsbevolking

138 GRS ZOMERGEM

woonforens37, nl. 2043 personen (=63,4%, of 62,0% ten opzichte van de totale beroepsbevolking).

De in de gemeente werkende beroepsbevolking is in 1991 vastgesteld op 1465 personen, waarvan 1038 uit de gemeente zelf komen en 427 werkforens38 zijn (dit is 29,1% van het totaal).

De werkgelegenheidscoëfficiënt, dit is de verhouding van het aantal tewerkgestelden in de gemeente op de totale beroepsbevolking van de gemeente, bedraagt 41,6%. Dit is een zeer laag cijfer, wat erop wijst dat de economische structuur van Zomergem veel te klein is ten opzichte van de eigen beroepsbevolking (60% moet in andere gemeenten werken). Er wonen met andere woorden meer werkende mensen in Zomergem dan er mensen werken. Dit lage cijfer stemt uiteraard overeen met het landelijk karakter van de gemeente.

 Economisch niet-actieve bevolking: 55,5% van de bevolking

Dit is het deel van de bevolking dat niet deelneemt aan het productieproces (kinderen, studenten, overige personen ten laste o.a. huisvrouwen, pensioengerechtigden,...).

In 1991 was het aandeel niet-actieven 55,5% van de bevolking. Van die groep was 40,2% jonger dan 18 jaar, 27,6% (brug)gepensioneerd, verzorgde 25,7% de eigen huishouding en was slechts 5,6% student (18 jaar en ouder) (zie Tabel 44).

Tabel 44: bevolking zonder beroep per deelgemeente (1991)

Plaats Bevolking Bevolking zonder beroep

totaal jonger dan student verzorgt (brug)gepens 18 jaar eigen ioneerd huishouding Groot-Zomergem 8080 4483 1802 250 1152 1236 Zomergem 6821 3774 1481 210 978 1066 (84,4%) (84,2%) (82,2%) (84,0%) (84,9%) (86,2%) Ronsele 497 267 138 16 65 46 (6,2%) (6,0%) (7,7%) (6,4%) (5,6%) (3,7%) Oostwinkel 760 442 183 24 109 124 (9,4%) (9,8%) (10,1%) (9,6%) (9,5%) (10,1%) Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

37 Dit is de in Zomergem wonende beroepsbevolking die tewerkgesteld is in andere gemeenten

38 Dit is de in andere gemeenten wonende beroepsbevolking die tewerkgesteld is in Zomergem

139 GRS ZOMERGEM

6) Evolutie van de gezinsopbouw

Een gezin of een particulier huishouden is volgens het NIS een gemeenschappelijke eenheid die onder één dak verblijft, één woning betrekt en een onafhankelijk geheel vormt.

Deze redenering heeft tot gevolg dat het rustoord ‘Ons Zomerheem', het klooster en het jeugdtehuis ‘De Kerhoek’ buiten beschouwing blijven en gedefinieerd worden als collectieve gezinnen. De bewoners van deze collectieve woningen worden niet in rekening gebracht bij de berekening van de gemiddelde gezinsgrootte.

Tabel 45: evolutie aantal gezinnen (1981-1997)

Plaats 1981 1991 1997 Groei 1981- Groei 1991- 1991 1997 (%) (%) Groot-Zomergem 2533 2860 3071 12,9 7,4 Zomergem 2134 2432 2598 14,0 6,8 Ronsele 148 165 199 11,5 20,6 Oostwinkel 248 263 274 6,0 4,1

arr. Eeklo 27374 29523 31450 7,9 6,5 arr. Gent 178836 193964 204223 8,5 5,3 Oost-Vlaanderen 469748 509913 539291 5,6 5,8 Bron: NIS- volkstellingen en bevolkingsstatistieken

In Tabel 45 is de evolutie weergegeven van het aantal particuliere huishoudens tussen 1981 en 1997. Het aantal huishoudens is voor Groot-Zomergem toegenomen met 538 eenheden, of met 21,2%. De groei van 12,9% in de periode 1981-1991 is merkelijk groter in vergelijking met het arr. Eeklo (7,9%), het arr. Gent (8,5%) en met de provincie Oost- Vlaanderen (8,6%). Bij een verdere onderverdeling volgens de deelgemeenten is tussen 1991 en 1997 de grootste groei waar te nemen in Ronsele (21%), daarna volgt Zomergem (7%) en tenslotte Oostwinkel (4%).

Tabel 46: evolutie gemiddelde gezinsgrootte (1981-1997)

Plaats 1981 1991 1997 Afname 1981- Afname 1991- 1991 1997 Groot-Zomergem 3,02 2,74 2,68 0,28 0,06 Zomergem 2,97 2,71 2,66 0,26 0,05 Ronsele 3,21 3,01 2,87 0,20 0,14 Oostwinkel 3,31 2,88 2,73 0,43 0,15

arr. Eeklo 2,92 2,67 2,53 0,25 0,14 arr. Gent 2,72 2,51 2,42 0,21 0,09 Bron: NIS- volkstellingen en bevolkingsstatistieken

Voor het arrondissement Eeklo is er een gezinsverdunning vast te stellen van 0,25 personen per gezin tussen 1981 en 1991 (zie Tabel 46). Voor het arr. Gent is de gezinsverdunning minder groot, namelijk 0,21. Deze trend zet zich eveneens voort in de periode 1991-1997. Zomergem tenslotte kent een gezinsverdunning van 0,28 personen per gezin in de periode 1981-1991, wat toch beduidend hoger ligt. Hierbij springt de gezinsverdunning in de deelgemeente Oostwinkel het meest in het oog, met maar liefst 0,43 personen per gezin.

140 GRS ZOMERGEM

Ook in de recente evolutie (1991-1997) valt vooral de afname van de gezinsgrootte in Oostwinkel en Ronsele op.

Een verklaring voor de vermindering van de gezinsgrootte is gelegen in een aantal sociale evoluties: daling van het aantal kinderen per gezin, jongeren die besluiten alleen te gaan wonen op jongere leeftijd, ouderen die langer in hun woning wensen te blijven.

6.1.2 Bevolkings - en gezinsprognose

1) Prognose van de eigen bevolking

In het licht van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en zoals aangegeven in omzendbrief RO 97/03 voor het opmaken van een woningbehoeftenstudie wordt voor de buitengebiedgemeente Zomergem een gesloten bevolkingsprognose gemaakt. Hierbij wordt vertrokken van de bevolkingscijfers van 1997 (NIS – cijfers van 1/1/1998). Een gesloten bevolkingsprognose houdt enkel rekening met het natuurlijk saldo en stelt een nivellerend migratiesaldo als voorwaarde (aantal immigraties = aantal emigraties). Dergelijke demografische prognose betekent de facto een trendbreuk ten aanzien van de heersende tendensen tot een verdergaande ontvluchting van de stad en rurbanisatie van de landelijke gemeenten39.

Per leeftijdsgroep en per geslacht bestaan overlevingskansen die aanduiden hoe groot de kans is om na 5 jaar in een hogere leeftijdsgroep te komen. De getallen van de overlevingskansen werden afgeleid uit de sterftetafels 1995-1997 van het NIS.

Tevens werd berekend hoeveel kinderen de vrouwen tussen 15 en 50 jaar na 5 jaar voortbrengen uitgaande van de vruchtbaarheidscijfers van vrouwen per leeftijdsgroep. Deze cijfers zijn afkomstig uit de bevolkingsstatistieken van 1998 en gelden voor het Vlaams Gewest in het jaar 1993. Hierbij werd uiteraard onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes volgens de verdeling 51,25% meisjes en 48,75% jongens (gegevens NIS, 1993). Aldus bekomt men de groep 0-4 jaar bij het volgende prognosejaar.

Ook werd aandacht besteed aan het feit dat bij de berekening van de gezinnenprognose enkel de particuliere gezinnen in aanmerking komen. Hiervoor worden in de bevolkingsprognose de personen die tot een collectief gezin behoren niet meegeteld. Het gaat hier om de bewoners van het rustoord en klooster,en om de bewoners van het jeugdtehuis ‘De Kerhoek’. In 1997 waren er 191 personen in het rustoord. Voor wat betreft de Kerhoek was er 1 jongen in Zomergem gedomicilieerd. Deze aantallen worden vervolgens bij de gepaste leeftijdsgroep voor Zomergem (zonder Beke) afgetrokken zodat een bruikbare bevolkingsprognose bekomen wordt.

39 AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 229-234.

141 GRS ZOMERGEM

Tabel 47: resultaten gesloten bevolkingsprognose van Groot-Zomergem (1997-2012)

Leeftijds- mannen vrouwen mannen vrouwen mannen vrouwen mannen vrouwen groep 1997 1997 2002 2002 2007 2007 2012 2012 0 - 4 231 217 214,4 225,4 192,0 201,8 188,4 198,0 5 - 9 232 220 229,1 215,4 212,7 223,7 190,4 200,3 10 - 14 253 249 231,8 219,8 229,0 215,2 212,5 223,5 15 - 19 276 257 252,8 248,8 231,6 219,7 228,8 215,1 20 - 24 254 229 275,1 256,5 251,9 248,3 230,9 219,2 25 - 29 271 277 252,3 228,6 273,2 256,0 250,2 247,9 30 - 34 326 326 269,4 276,5 250,8 228,1 271,6 255,5 35 - 39 339 342 324,2 325,3 267,9 275,9 249,4 227,6 40 - 44 340 309 336,6 340,7 321,9 324,0 266,0 274,8 45 - 49 289 261 336,1 306,8 332,8 338,3 318,3 321,8 50 - 54 238 226 283,9 258,4 330,2 303,7 326,9 334,9 55 - 59 217 203 230,7 222,7 275,1 254,6 320,0 299,3 60 - 64 234 226 207,1 198,9 220,1 218,2 262,6 249,4 65 - 69 205 246 217,5 219,0 192,5 192,7 204,6 211,4 70 - 74 146 187 182,3 233,4 193,5 207,8 171,2 182,8 75 - 79 76 100 119,2 169,8 148,9 211,9 158,0 188,6 80 - 84 55 80 54,8 83,7 85,9 142,1 107,3 177,4 85 - 89 27 44 31,3 56,7 31,2 59,4 48,9 100,8 90 - 94 9 6 10,9 23,7 12,7 30,6 12,6 32,0 95+ 1 7 2,4 3,4 3,0 8,8 3,5 12,2 Totaal 8031 8175 8218 8195 Bron: NIS, eigen berekeningen op basis van NIS-gegevens

Opmerkelijk is echter het feit dat de toename van de bevolking zeer sterk voor rekening van de ouderen moet gebracht worden (zie Tabel 48). Het aantal jongeren zal aanzienlijk afnemen vergeleken met 1997. Dit heeft belangrijke implicaties voor de resulterende gezinsstructuur en de hiermee samenhangende specifieke woningbehoeften en woningmarkt. Oudere gezinnen hebben normaal kleinere woningen nodig dan jongere gezinnen (met kinderen). Er kan dus vanuit gegaan worden dat er in de toekomst meer kleinere woningen en serviceflats zullen gebouwd moeten worden. Het voeren van een gezinsgedifferentieerd huisvestingsbeleid is dan ook meer dan noodzakelijk.40

Tabel 48: verdeling bevolkingsprognose Groot-Zomergem tot 2012 naar leeftijdscategorie

Leeftijdscategorie personen 1997 personen 2002 personen 2007 personen 2012 Groei t.o.v. 1997 < 34 jaar 3618 3395,9 3234,1 3132,3 86,58 35-59 jaar 2764 2965,4 3024,5 2939,0 106,33 > 60 jaar 1649 1814,1 1959,1 2123,3 128,76 Bron: eigen berekeningen

Analoge bevolkingsprognoses werden eveneens gemaakt voor Zomergem (zonder Beke), Beke, Ronsele en Oostwinkel, maar werden niet in detail opgenomen. Wel wordt in Tabel 49 een overzicht gegeven van de totale bevolkingsevolutie per prognosejaar. Hierbij dient vermeld te worden dat Ronsele en Beke een zeer sterke toename van het aantal ouderen (60+) zal kennen in 2012 (resp. een stijging met 53% en 31%). Beke wordt eveneens

40 LACOERE P.”Nieuw stedelijk wonen – Over de verzoenbaarheid van de aspiraties van gezin en overheid”, Planologisch Nieuws, jaargang 17, nr. 4/1997, blz. 269

142 GRS ZOMERGEM

geconfronteerd met de sterkste afname van het aantal personen <34 jaar (daling met 16%) en Ronsele met de sterkste stijging van het aantal personen tussen 35 en 60 jaar (stijging met 12%). Tabel 50 verduidelijkt dit.

Tabel 49: resultaten gesloten bevolkingsprognose (1997-2012)

Plaats 1997 2002 2007 2012 Groot-Zomergem 8031 8175 8218 8195 Zomergem (zonder 6135 6245 6271 6243 Beke) Beke 577 588 590 584 Ronsele 572 590 597 603 Oostwinkel 747 752 760 765 Bron: NIS, eigen berekeningen op basis van NIS-gegevens

Tabel 50: evolutie van de verdeling van de bevolkingsprognose naar leeftijdscategorie en per kern (1997-2012)

Leeftijdscategorie Zomergem Beke Ronsele Oostwinkel Groot- (zonder Beke) Zomergem < 34 jaar 86,23 83,80 87,85 90,41 86,58 35-59 jaar 105,61 104,90 112,04 108,99 106,33 > 60 jaar 128,74 130,71 153,17 116,08 128,76 Bron: eigen berekeningen

2) Prognose van het aantal gezinnen

Gezinspercentages

Uitgaande van de evolutie van de gezinnen, is er een daling van de gezinsgrootte vast te stellen (= gezinsverdunning). De gemiddelde jaarlijkse afname van de grootte is verschillend van deelgemeente tot deelgemeente (zie Tabel 51).

Tabel 51: gemiddelde jaarlijkse gezinsverdunning (1981-1997)

Plaats Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde Gemiddelde gezinsgrootte gezinsgrootte gezinsgrootte jaarlijkse afname jaarlijkse afname 1981 1991 1997 (1981-1991) (1991-1997) Groot-Zomergem 3,02 2,74 2,68 0,028 0,010 Zomergem (zonder 3,00 2,73 2,58 0,027 0,025 Beke) Beke 2,79 2,56 2,44 0,023 0,020 Ronsele 3,21 3,01 2,87 0,020 0,023 Oostwinkel 3,31 2,88 2,73 0,043 0,025 Bron: NIS- volkstellingen, bevolkingsstatistieken en particuliere huishoudens

Hierbij valt op dat, behalve voor Ronsele, de afname van de gezinsgrootte kleiner is in de periode 1991-1997 dan in de periode 1981-1991.

Inzake de woningdifferentiatie kan er moeilijk met de gemiddelde waarden gewerkt worden, daar leeftijdsspecifieke gegevens ontbreken. Daarom wordt gebruik gemaakt van de ‘gezinnenpercentages’, per leeftijdsgroep van 5 jaar. Een gezinnenpercentage is de verhouding van het aantal particuliere gezinnen op het aantal personen van die leeftijdsgroep (dus zonder de personen die tot de collectieve gezinnen behoren).

143 GRS ZOMERGEM

De verdere evolutie werd op twee verschillende manieren berekend, maar dan alleen voor Groot-Zomergem, daar deze gegevens per deelkern niet werden opgenomen in de volkstellingen van het NIS.

De eerste methode = methode RSV (zie Tabel 52) is de tweede prognose die door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen gebruikt werd. Er wordt hier een rechtlijnige doorzetting van het tempo voorgesteld. Concreet wil dit zeggen dat jongeren steeds later het ouderlijk gezin verlaten, dat de trend tot versnippering van gezinnen op actieve leeftijd zich verder zet omwille van het groeiend aantal echtscheidingen en dat ouderen door een betere gezondheid ook op hoge leeftijd langer zelfstandig kunnen leven41.

Tevens werden volgende stellingen in acht genomen: er is behoud van de gezinnenpercentages op het niveau van 1998 voor de leeftijdsklassen beneden 25 jaar en van 90 jaar en meer. Verder zijn de gezinnenpercentages voor de bevolking tussen 60 en 84 jaar begrensd op een maximaal niveau van 97%.

Tabel 52: resultaten prognose gezinnenpercentages - methode RSV (1997-2012)

Leeftijds- gezinnen% gezinnen% aangroei gezinnen% gezinnen% gezinnen% groep 1991 1997 1991- 2002 2007 2012 1997 15 - 19 0,37 0,00 0,00 0,00 0,00 20 - 24 10,59 7,87 7,87 7,87 7,87 25 - 29 36,24 35,04 -1,21 34,03 33,02 32,01 30 - 34 48,03 44,02 -4,02 40,67 37,32 33,97 35 - 39 51,97 51,10 -0,87 50,38 49,65 48,93 40 - 44 51,79 50,69 -1,10 49,78 48,86 47,94 45 - 49 52,89 56,18 3,29 58,92 61,67 64,41 50 - 54 50,94 57,11 6,17 62,25 67,40 72,54 55 - 59 55,60 55,71 0,11 55,81 55,90 55,99 60 - 64 55,37 53,91 -1,46 52,70 51,48 50,26 65 - 69 60,57 61,20 0,63 61,72 62,25 62,77 70 - 74 71,23 69,37 -1,86 67,82 66,27 64,72 75 - 79 72,07 92,61 20,54 97,00 97,00 97,00 80 - 84 74,80 63,70 -11,10 54,45 45,20 35,95 85 - 89 68,66 80,28 11,62 89,97 97,00 97,00 90 - 94 68,75 93,33 93,33 93,33 93,33 95 - 99 66,67 37,50 37,50 37,50 37,50 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

Bij de tweede methode = methode West-Vlaams Economisch Studiebureau, (zie Tabel 53) wordt een afzwakking van de groei van de gezinnenpercentages voorgesteld (cfr. visie buitenlandse auteurs42). Er is behoud van de gezinnenpercentages op het niveau van 1991

41 AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 234.

42 HUT.,AA. JURRIENS, Y. KIKSTRA, J.K. en SUIJKER, F.W., “De woningmarkt op lange termijn. Onderzoeksmemorandum nr.98”, Centraal Planbureau, Den Haag, juni 1992, blz. 42

MACRAKIS B. en LEGRAND M., “Recensement 1990 : moins de décohabitations et moins de constructions neuves”, Profils de l’économie Nord-Pas-de-Calais, 1991, nr. 3-4, blz. 3-8

LOUVOT C. ,”Le nombre de ménages augmentera de moins en moins vite. Une projection à l’ horizon 2020.”, Economie et Statistique, 1993, blz. 31-47

144 GRS ZOMERGEM

voor de leeftijdsklassen beneden 25 jaar en van 90 jaar en meer, en eveneens voor de leeftijdsklassen waar er een daling was van de gezinnenpercentages in de periode 1981- 1991. Voorts werd voor de evolutie van 1991-1997 een halvering van de trend voorgesteld, net zoals voor 1997-2002. Voor 2002-2007 werd slechts een kwart van de trend van 1981- 1991 gebruikt. Voor de jaren na 2007 worden de gezinnenpercentages constant gehouden op het niveau van 2007.

Tabel 53: resultaten prognose gezinnenpercentages - WES (1997-2012)

Leeftijds- gezinnen% gezinnen% aangroei gezinnen% gezinnen% gezinnen% groep 1991 1997 1991- 2002 2007 2012 1997 15 - 19 0,37 0,00 0,00 0,00 0,00 20 - 24 10,59 7,87 7,87 7,87 7,87 25 - 29 36,24 35,04 -1,21 35,04 35,04 35,04 30 - 34 48,03 44,02 -4,02 44,02 44,02 44,02 35 - 39 51,97 51,10 -0,87 51,10 51,10 51,10 40 - 44 51,79 50,69 -1,10 50,69 50,69 50,69 45 - 49 52,89 56,18 3,29 57,55 58,24 58,24 50 - 54 50,94 57,11 6,17 59,68 60,97 60,97 55 - 59 55,60 55,71 0,11 55,76 55,79 55,79 60 - 64 55,37 53,91 -1,46 53,91 53,91 53,91 65 - 69 60,57 61,20 0,63 61,46 61,59 61,59 70 - 74 71,23 69,37 -1,86 69,37 69,37 69,37 75 - 79 72,07 92,61 20,54 97,00 97,00 97,00 80 - 84 74,80 63,70 -11,10 63,70 63,70 63,70 85 - 89 68,66 80,28 11,62 85,13 87,55 87,55 90 - 94 68,75 93,33 93,33 93,33 93,33 95 - 99 66,67 37,50 37,50 37,50 37,50 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

Gezinnenprognoses

Door de prognoses van de bevolking per leeftijdsgroep voor de verschillende jaren te vermenigvuldigen met de gezinnenpercentages voor elke leeftijdsgroep voor die jaren, wordt de prognose van de gezinnen berekend. Opnieuw worden hier twee methodes voorgesteld, die uiteraard verschillende resultaten zullen geven.

Bij de eerste methode = methode RSV (Tabel 54) zal het aantal gezinnen in 2012 toegenomen zijn met 405 ten opzichte van het jaar 1997 (dit is een groei van 13%). Volgens deze prognose zal het aantal gezinnen voortdurend blijven toenemen. Dit wil zeggen dat er in de periode 1997-2002 jaarlijks een 43-tal woningen nodig zullen zijn, enkel en alleen door een gesloten bevolkingsprognose (geen invloed van migratie), en een continuering van de trend van de daling van de gezinsgrootte. In de periode 2002-2007 zullen jaarlijks 27 bijkomende woningen nodig zijn, en voor de periode 2007-2012 jaarlijks 10.

145 GRS ZOMERGEM

Tabel 54: resultaten prognose gezinnen - methode RSV (1997-2012)

Plaats 1997 1997 2002 2002 2007 2007 2012 2012 gezinnen gezinnen gezinnen gezinnen personen personen personen personen

Zomergem (zonder 6135 2367,2 6245 2525,8 6271 2629,6 6243 2666,1 Beke) Beke 577 223,2 588 242,3 590 250,9 584 252,8 Ronsele 572 200,8 590 217,3 597 232,0 603 245,9 Oostwinkel 747 288,8 752 310,5 760 320,1 765 319,6 Totaal 8031 3080,0 8175 3295,9 8218 3432,5 8195 3484,5 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

Tabel 55: resultaten prognose gezinnen - methode WES (1997-2012)

Plaats 1997 1997 2002 2002 2007 2007 2012 2012 gezinnen gezinnen gezinnen gezinnen personen personen personen personen

Zomergem (zonder 6135 2367,2 6245 2549,0 6271 2668,7 6243 2719,5 Beke) Beke 577 223,2 588 244,3 590 255,7 584 259,3 Ronsele 572 200,8 590 219,3 597 234,1 603 247,2 Oostwinkel 747 288,8 752 313,2 760 326,4 765 329,6 Totaal 8031 3080,0 8175 3325,8 8218 3484,9 8195 3555,6 Bron: NIS - volkstellingen en bevolkingsstatistieken, eigen berekeningen

Bij de tweede methode = methode WES zal het aantal gezinnen in 2012 toegenomen zijn met 476 ten opzichte van het jaar 1997 (dit is een groei van 15%). Dit wil zeggen dat er in de periode 1997-2002 jaarlijks een 49-tal woningen nodig zullen zijn, enkel en alleen door een gesloten bevolkingsprognose (geen invloed van migratie), en een halvering van de daling van de gezinsgrootte. In de periode 2002-2007 zullen jaarlijks 32 bijkomende woningen nodig zijn, en voor de periode 2007-2012 slechts 14.

Tabel 56: aangroei van het aantal gezinnen

Periode RSV-methode WES-methode

1997-2002 216 246 2002-2007 137 159 2007-2012 52 71 Totaal 405 476 Bron: eigen berekeningen

Wordt naar de verdeling van de gezinnen over de verschillende leeftijdscategorieën gekeken dan valt, net zoals bij de bevolkingsprognose, de sterke groei op van de gezinnen ouder dan 60 jaar en de afname van het aantal gezinnen jonger dan 34. (Tabel 57 en Tabel 58)

146 GRS ZOMERGEM

Tabel 57: evolutie van de verdeling van de gezinnenprognose naar leeftijdscategorie en per kern - methode RSV (1997-2012)

Leeftijdscategorie Zomergem Beke Ronsele Oostwinkel Groot- (zonder Beke) Zomergem < 34 jaar 70,2 74,7 77,7 84,6 72,3 35-59 jaar 115,9 114,6 126,9 115,9 116,6 > 60 jaar 128,3 128,2 149,3 114,9 127,9 Bron: eigen berekeningen

Tabel 58: evolutie van de verdeling van de gezinnenprognose naar leeftijdscategorie en per kern - methode WES (1997-2012)

Leeftijdscategorie Zomergem Beke Ronsele Oostwinkel Groot- (zonder Beke) Zomergem < 34 jaar 82,9 87,2 91,1 101,6 85,5 35-59 jaar 109,7 108,6 118,4 111,6 110,4 > 60 jaar 137,1 138,9 158,5 122,2 136,7 Bron: eigen berekeningen

Toetsing van de resultaten aan de prognoses van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen

Zoals al eerder vermeld werd, zal het aantal gezinnen in Groot-Zomergem in de periode 1997-2012 stijgen met 13%, volgens de methode RSV en met 15% volgens de methode WES.

In Tabel 59 gaat het om prognose 3 van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en om de periode 1992-2007. We zien dat de procentuele stijging in Eeklo en Gent in dezelfde lijn ligt als die van Zomergem.

Tabel 59: Evolutie gezinnen tijdens de periode 1992-2007 volgens prognose 3 van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen naar arrondissement en provincie.

Plaats aantal aantal groei groei gezinnen in gezinnen in gezinnen gezinnen (%) 1992 2007 (abs)

Eeklo 29854 33660 3806 12,75 Gent 196696 226011 29313 14,90 Oost-Vlaanderen 518395 601854 83459 16,10 Bron: AROHM, Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 241.

147 GRS ZOMERGEM

6.2 BEHOEFTEN INZAKE WONEN

6.2.1 Behoefte a an bijkomende woongelegenheden tot 2007

Eigen berekende behoefte 1997 - 2007

De behoefte aan bijkomende woningen is het gevolg van een aantal demografische ontwikkelingen zoals deze hierboven beschreven werden. Het aantal gezinnen in de gemeente zal in de toekomst immers blijven toenemen als gevolg van de natuurlijke groei van de bevolking en door het fenomeen van gezinsverdunning. Deze gezinsverdunning heeft te maken met de vergrijzing van de bevolking (ouderen die langer zelfstandig wonen), een toenemend aantal echtscheidingen, het zelfstandig wonen van ongehuwden, enz.

De huidige behoefte aan bijkomende woningen is gelijk aan de aangroei van het berekend aantal gezinnen, verhoogd met de woningmutatiereserve. De woningmutatiereserve of frictieleegstand is de leegstand van korte of zeer korte duur die noodzakelijk is om de woningmarkt op een dynamische manier te laten verlopen. Dit is nodig om de gezinnen toe te laten geregeld te verhuizen. Deze frictieleegstand bedraagt voor Zomergem 3%, analoog aan het percentage dat door het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt gehanteerd voor het arr. Gent43.

Volgens de aangroei van het aantal gezinnen, verhoogd met de woningmutatiereserve, bedraagt de behoefte aan bijkomende woningen in Zomergem 363 voor de periode 1997 – 2007, m.a.w. een jaarlijkse toename met 36 wooneenheden.

De verdeling van de woonbehoefte per kern wordt in onderstaande tabel weergegeven.

Tabel 60: raming van de woningbehoefte per kern 1997 - 2007

Aant. gezinnen Aant. gezinnen Aangroei woningbehoefte 1997 2007 gezinnen 1997 - 1997 - 2007 2007 Groot - Zomergem 3080 3432 352 363 Zomergem - Ronsele 2568 2862 294 302 Beke 223 251 28 29 Oostwinkel 289 320 31 32 Bron: eigen berekeningen

Confrontatie met recente bouwactiviteiten (1.01.97 – 1.01.01)

Uit een grondig onderzoek van alle afgeleverde bouwvergunningen in de periode 1.01.97 - 1.01.03 blijkt dat er gemiddeld slechts 20 woningen per jaar bijgekomen zijn. Te vermelden is immers dat vervangingsbouw en verbouwingen van bestaande woningen niet in rekening worden gebracht. De resultaten kunnen als volgt worden samengevat:

43 Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (1998) 273

148 GRS ZOMERGEM

1997 13 1998 4 1999 33 2000 30 2001 6 2002 6 Volgens tabel 60 is er een woningbehoefte van 363 bijkomende wooneenheden voor de periode 1.01.97 - 1.01.07. Dit komt overeen met gemiddeld 36 bijkomende wooneenheden per jaar. Hieruit kan men afleiden dat er gemiddeld 36-20=16 wooneenheden per jaar te weinig op de markt komen. Een inhaalbeweging dringt zich op.

Rekening houdend met het aantal bijkomende wooneenheden in de periode 1.01.97 - 1.01.01 rest er dus voor de periode 1.01.01 - 1.01.07 nog een behoefte aan 283 bijkomende wooneenheden (363-80).

Toetsing aan de provinciale taakstelling

In het ontwerp PRS kan de gemeente Zomergem 427 nieuwe woningen realiseren binnen de planperiode 1991-2007.

Naar aanleiding van de plenaire vergadering BPA nr.4 Kleitstraat-Rijvers werd er door de provinciale diensten berekend dat er binnen de planperiode (tot 2007) maximaal 109 nieuwe woningen in het woonuitbreidingsgebied kunnen gerealiseerd worden. Het verschil met het cijfer vermeld in de woonprogrammatie bedraagt : - 125 - 109 = 16 (volgens werkwijze van voorontwerp); - 187 - 109 = 78 (bij toepassing van de gangbare realisatiegraden). Bij de berekening werd er rekening gehouden met het aantal gerealiseerde woningen en onderstaande realisatiegraden van de onbebouwde percelen behorende tot de juridische voorraad.

- 30% over een termijn van 10 jaar (niet gelegen in verkavelingen);

- 80% over een termijn van 10 jaar (onbebouwde percelen gelegen in goedgekeurde verkavelingen).

Conclusie : verder gaan met gecorrigeerde woonbehoeften 2001 - 2007

Uit de confrontatie met het PRS kan men concluderen dat het uiteindelijk verschil na berekening 78 wooneenheden uitmaakt. De gemeente wenst dan ook verder te gaan met de woonbehoefteberekening vanuit de eigen, gesloten bevolkingsprognose, weliswaar mits het optrekken van het basisjaar 1997 naar 2000. Op die manier verkrijgt men een woonbehoefte van 283 wooneenheden voor de periode 2001 – 2007. Dit betekent dat er in de periode 2001 – 2007 (6 jaar) jaarlijks 47 wooneenheden dienen bij te komen. De correctie met 78 woningen zal gebeuren in het richtinggevend gedeelte.

6.2.2 Differentiat ie van de algemene woonbehoeften in functie van sociale doeleinden

Behoefte aan sociale huurwoningen

149 GRS ZOMERGEM

Op 1/1/2001 telde de gemeente 186 sociale huurwoningen, verdeeld over Zomergem (inclusief Beke) (179) en Oostwinkel (7). Dit is 5,9% van het geschat aantal woningen in 2001. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij hanteert een streefcijfer van 5% sociale huurwoningen. Dit betekent dat de gemeente anno 2001 over 155 sociale huurwoningen zou moeten beschikken. Zomergem heeft de 5% - norm momenteel dus reeds bereikt.

Volgens diezelfde 5% - norm zou de gemeente in 2007 over 170 sociale huurwoningen moeten beschikken. Het huidig aantal sociale huurwoningen overschrijdt momenteel reeds het minimum aantal voor 2007. Het komt er dus voor de gemeente vooral op aan hun positie de komende jaren te handhaven.

Behoefte aan wooneenheden voor specifieke doeleinden (bejaardenwoningen)

Bejaarden hebben behoefte aan aangepaste huisvestingsvormen : kleinere woningen die op loopafstand van voorzieningen zijn gelegen. Vaak voldoen de huidige woningen niet aan deze voorwaarden. Het voorzien van passende woningen voor bejaarden kan hieraan een oplossing bieden. De oude woonsten van de bejaarden komen op die manier ook vrij voor andere doelgroepen (bvb. jonge gezinnen).

In de gemeente waren op 1/1/2001 46 service – flats voor bejaarden aanwezig, hetzij 1,6% van het woningpatrimonium in 1991. Hiermee scoort de gemeente boven het Meetjeslands gemiddelde. De bedden in de RVT’s en de privé – voorzieningen zijn niet in het cijfer opgenomen.

Behoefte aan sociale koopwoningen

Op 1/1/2001 telde de gemeente géén sociale koopwoningen. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij hanteert een streefcijfer van 5% sociale koopwoningen. Dit impliceert dat de gemeente anno 2001 over 155 sociale koopwoningen zou moeten beschikken. De gemeente zal dus belangrijke inspanningen moeten leveren om deze niche in de woningmarkt op te vullen.

Volgens diezelfde 5% - norm zou Zomergem in 2007 over 170 sociale koopwoningen moeten beschikken. Dit betekent dat er in de periode 2001 – 2007 jaarlijks 28 sociale koopwoningen moeten bijkomen. Om de achterstand van de voorbije decennia in te lopen zou de gemeente dus 60% van de jaarlijkse woonbehoeften moeten vrijmaken voor de realisatie van sociale koopwoningen. De richtlijn van 5% sociale koopwoningen in 2007 lijkt ons inziens dan ook té hoog gegrepen. Een streefcijfer van 2% is hierbij meer realistisch. Dit impliceert 12 bijkomende sociale koopwoningen per jaar in de periode 2001 – 2007. Op die manier zal de gemeente in 2007 over 72 sociale koopwoningen beschikken.

6.3 BEPALING VAN HET WONINGAANBOD Waar kunnen deze woonbehoeften nu opgevangen worden? In eerste instantie komen deze gronden in aanmerking die kunnen aangewend worden zonder de aanleg van bijkomende weginfrastructuur. Het betreft de ‘reële bouwmogelijkheden’ die – mits een gepast stimuleringsbeleid – haast onmiddellijk kunnen ingezet worden voor de opvang van de woonbehoeften. We kunnen een onderscheid maken tussen reële bouwmogelijkheden :

150 GRS ZOMERGEM

− door verdichting

− door vermindering van de overtollige leegstand

− door het aansnijden van uitgeruste kavels en juridisch vastliggende kavels.

6.3.1 Door verdi chting

Onder verdichtingsmogelijkheden wordt het vervangen van eengezins- door meergezinswoningen verstaan binnen het bestaand woonweefsel. Verdichtingsprojecten komen tegemoet aan de vraag naar kleinere wooneenheden. Hiermee wordt ingespeeld op de behoefte van specifieke doelgroepen zoals starters, bejaarden en alleenstaanden. Bovendien worden door verdichting extra woongelegenheden gecreëerd zonder bijkomend ruimtebeslag.

In de periode 1991 – 2001 werden 16 nieuwbouwvergunningen voor meergezinswoningen afgeleverd, wat resulteerde in 92 nieuwe wooneenheden. Deze nieuwe wooneenheden zijn dus grotendeels door verdichting tot stand gekomen. Tijdens de voorbije 11 jaar kwamen er dus gemiddeld 8 à 9 wooneenheden per jaar door verdichting bij. Deze verdichting werd uitsluitend gerealiseerd in Zomergem – centrum, in de omgeving van de Markt en de Dreef.

Indien de trend van de voorbije 11 jaar lineair wordt verder gezet, zouden er in de periode 2001 – 2007 48 à 54 wooneenheden door verdichting kunnen bijkomen. De gemeente wenst deze trend echter niet lineair verder te zetten. Een verregaande verdichting zou immers botsen met het landelijk beeld van de kern. Op die manier wordt dan ook rekening gehouden met een toename van 30 wooneenheden door verdichting tijdens de periode 2001 – 2007.

6.3.2 Door verm indering van de overtollige leegstand

Bij een inventarisatie van de leegstaande woningen eind 1996 en in maart 1998, uitgevoerd door de Dienst Stedenbouw van Zomergem, kwam naar voren dat 37 woningen onbewoond zijn, 27 in Zomergem - Ronsele, 8 in Oostwinkel en 2 in Beke .

Ten behoeve van het functioneren van de woningmarkt is echter steeds een bepaald percentage aan leegstaande en onbewoonde woningen noodzakelijk. Dit is de zgn. frictieleegstand of woningmutatiereserve. Voor de gemeente bedraagt dit percentage 3% van het totaal aantal wooneenheden.

Inzake het totaal aantal woningen dateren de meest recente gegevens van het NIS van 1991. Om dus de recent geïnventariseerde cijfers betreffende de leegstand te kunnen vergelijken met de woningmutatiereserve, dienen de gegevens van 1991 te worden geëxtrapoleerd naar 1997. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de cijfers inzake de afgeleverde bouwvergunningen tijdens de periode 1991 - 1997. Gedurende deze periode werden 262 bouwvergunningen afgeleverd voor in totaal 299 ééngezinswoningen, meergezinswoningen en handelswoningen. Tussen 1991 en 1997 werden géén woningen gesloopt. De woningvoorraad op 1/1/98 bedroeg dus 3134 woningen (2835 + 299). De woningmutatiereserve bedraagt dus 94 wooneenheden (3% van de berekende woningvoorraad op 1/1/98, zijnde 3134 woningen).

151 GRS ZOMERGEM

Indien er sprake is van een structurele leegstand, dient de geïnventariseerde leegstand groter te zijn dan de frictieleegstand. Te Zomergem is er dus geen structurele leegstand (37 geïnventariseerde, leegstaande woningen ten opzichte van 94 wooneenheden als woningmutatiereserve).

6.3.3 Door het a ansnijden van uitgeruste en juridisch vastliggende kavels

Terreininventarisatie 1998

In juni 1998 werd, in samenwerking met de Dienst Stedenbouw, een inventarisatie van onbebouwde percelen uitgevoerd. Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen onbebouwde percelen langs uitgeruste weg en de onbebouwde percelen die niet langs een uitgeruste weg gelegen waren.

Voor de onbebouwde percelen gelegen langs een uitgeruste weg is de perceelsbreedte aan de straatkant belangrijk. De huidige breedte van het perceel (of naast elkaar liggende percelen) wordt gedeeld door een bepaalde maximum (gewenste) kavelbreedte naargelang de ligging van het perceel in open bebouwing (15m), halfopen bebouwing (10m) of gesloten bebouwing (6m). Toegepast op de gemeente Zomergem (conform de omzendbrief RO/97/03) komen we op een totaal van 214 realiseerbare percelen langs uitgeruste weg (juni 1998) :

− Zomergem – Ronsele : 194 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg, waarvan 15 in een goedgekeurde verkaveling (1998)

− Oostwinkel : 12 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg, waarvan 4 in een goedgekeurde verkaveling (1998)

− Beke : 8 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg (1998)

Actualisatie 2001

Aan de hand van het aantal nieuwbouwvergunningen voor eengezinswoningen kan dit aanbod verder geactualiseerd worden. Tijdens de jaren 1998, 1999 en 2000 werden 52 vergunningen afgeleverd voor de bouw van eengezinswoningen. We kunnen veronderstellen dat deze eengezinswoningen gerealiseerd werden in een goedgekeurde, niet-vervallen verkaveling of op een perceel langs uitgeruste weg vermits er in die periode géén nieuwe verkavelingsvergunningen werden afgeleverd buiten de contouren van het woongebied (met landelijk karakter). We kunnen dus veronderstellen dat er op 1/1/2001 nog 214 - 52 = 162 onbebouwde, uitgeruste percelen overblijven.

Het is evenwel niet duidelijk voor welke plaatsen deze nieuwbouwvergunningen werden afgeleverd. Gaat het om een perceel in Zomergem, in Oostwinkel of in Beke? Om het aanbod van 2001 over deze kernen te verdelen, gaan we uit van de verdeling op het moment van de terreininventarisatie van 1998. Op dat moment was 91% van de uitgeruste gronden gelegen in Zomergem – Ronsele, 5% in Oostwinkel en 4% in Beke.

Dit geeft volgend resultaat :

152 GRS ZOMERGEM

− Zomergem – Ronsele : 148 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg (2001)

− Oostwinkel : 8 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg (2001)

− Beke : 6 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg (2001)

Inschatting van de reële bouwmogelijkheden op uitgeruste gronden tot 2007

Niet al deze theoretisch beschikbare kavels zullen de eerstvolgende jaren daadwerkelijk op de markt komen. In de literatuur44 wordt aangenomen dat op een periode van 10 jaar ongeveer 30% van de uitgeruste gronden gerealiseerd zal worden.

De toepassing van deze 30% - norm geeft volgend resultaat :

− Zomergem – Ronsele : 45 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg die zullen vrijkomen in de periode 2001 - 2007

− Oostwinkel : 2 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg die zullen vrijkomen in de periode 2001 - 2007

− Beke : 2 onbebouwde percelen langs uitgeruste weg die zullen vrijkomen in de periode 2001 - 2007

Te vermelden is dat de toepassing van de 30%-norm voor de periode 2001-2007 nagenoeg overeenkomt met de 45% norm voor een periode van 10 jaar. Deze globale norm benadert de gemiddelde realisatiegraad (30% en 80%) van de provinciale taakstelling.

6.3.4 Confrontat ie reële bouwmogelijkheden op uitgeruste gronden met woonbehoeften

De vergelijking van de woonbehoeften met het aanbod aan reële bouwmogelijkheden leidt tot volgend resultaat :

NIEUWBOUWBEHOEFTE 2001 - 2007 283 Æ voor sociale woningbouw (voornamelijk koopwoningen) 72 Æ overige nieuwbouwbehoefte 211 REËLE BOUWMOGELIJKHEDEN 2001 - 2007 79 Æ door verdichting 30 Æ door verminderen van de overtollige leegstand 0 Æ door het aansnijden van uitgeruste en juridisch vastliggende 49 kavels RESTERENDE NIEUWBOUWBEHOEFTE 204

44 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, AROHM, bestuur Ruimtelijke Ordening, Het Algemeen en Bijzonder Plan van Aanleg als actueel beleidsinstrument (1991) 2.29.

153 GRS ZOMERGEM

De vergelijking van de reële bouwmogelijkheden met de nieuwbouwbehoefte geeft de resterende nieuwbouwbehoefte. De resterende nieuwbouwbehoefte is het aantal wooneenheden dat in te ontwikkelen woon- en woonuitbreidingsgebieden kan gerealiseerd worden.

Deze vergelijking leert ons dat de reële bouwmogelijkheden in goedgekeurde, niet – vervallen verkavelingen en op percelen langs uitgeruste weg, niet volstaan voor het opvangen van bijkomende wooneenheden vanuit de eigen bevolking binnen de planperiode. De ontwikkeling van binnengebieden en/of woonuitbreidingsgebieden zal dan ook noodzakelijk zijn.

Rekening houdend met een gemiddelde dichtheid van 15 woningen per ha. kan er tijdens de periode 2001 – 2007 maximaal 14ha aan binnengebieden of woonuitbreidingsgebieden ontwikkeld worden. Deze 14ha zal volstaan voor het opvangen van de 204 wooneenheden die niet konden opgevangen worden op uitgeruste gronden.

Waar kunnen deze 204 wooneenheden dan wel opgevangen worden? Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aanbod aan grote, aaneengesloten nog niet bouwrijp gemaakte woon- en woonuitbreidingsgebieden binnen de gemeente. Voor de ontwikkeling van deze gebieden als woonomgeving is de aanleg van nieuwe infrastructuur noodzakelijk om deze gebieden te ontsluiten.

Tabel 61: Aanbod aan grote aaneengesloten niet uitgeruste gronden. Inventarisatie juni 1998

Zomergem - Ronsele Oostwinkel Beke Totaal Tot opp. Vrije opp. Tot opp. Vrije opp Tot opp Vrije opp Tot opp Vrije opp IN WOONGEBIED 1,8 ha 1,8 ha - - 0,5 ha 0,5 ha 2,3 ha 2,3 ha IN WOONUITBREIDINGS- 41 ha 34 ha 13,6 ha 8,4 ha 5,8 ha 3,3 ha 60,4 ha 45,7 ha GEBIED ALGEMEEN TOTAAL 42,8 ha 35,8 ha 13,6 ha 8,4 ha 6,3 ha 3,8 ha 62,7 ha 48 ha Bron: eigen inventarisatie, Dienst Stedenbouw Zomergem

Voor het kerngebied Zomergem – Ronsele bekwam men een aanbod aan grote aaneengesloten nog niet bouwrijp gemaakte gronden van 4,5 ha. 2,7 ha komt juridisch beschouwd echter niet in aanmerking voor bebouwing. Het betreft de achterliggende tuin van het voormalige brouwershuis in de Dekenijstraat 745 (gebied tussen Zandstraat, Kerkhofstraat, Dekenijstraat en Dreef) dat als beschermd dorpsgezicht werd gerangschikt (MB 23.12.1998 als uitbreiding van de bescherming van 10.11.1995).

De aanbodmogelijkheden worden per kern voorgesteld op Figuur 33, Figuur 34 en Figuur 35. Tabel 62 omvat een gedetailleerde weergave van de analyse van de woonuitbreidingsgebieden en de bouwmogelijkheden binnen de woonuitbreidingsgebieden.

45 Brief AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen, 2001/0/INF/PM (12.09.2001)

154 GRS ZOMERGEM

Tabel 62: Analyse van de woonuitbreidingsgebieden. Inventarisatie juni 1998 e (ha) (ha) Vrije 1998 Totale Aantal (15/ha) tot kerk) woningen Ligging ten ogelijkhden oppervlakte oppervlakte dingsgebied opzichte van BWK - versie kern (afstand Woonuitbrei- Ontsluitingsm Drainageklass Zomergem 1 18,5 16 240 aansluitend Rijvers, Kleitstr, Kerkstr, 1c - d K.L.Ledeganckstr Zomergem 2 8,37 5,48 82 aansluitend Koning Leopold III - 1c - d laan, Kerkstraat, G. Gezellestraat Zomergem 3 14,14 12,54 188 ongeveer G. Gezellestraat, 1c - d 600m. Hogenbrand Beke 5,81 3,3 49 aansluitend De Vijf Eiken, Oude 1b - c Staatsbaan en Paterstraat Oostwinkel 13,58 8,358 125 aansluitend Oostwinkeldorp, 1d Langestraat Totaal 60,39 45,678 685 Bron: eigen berekeningen (schaalfactor digitalisatie: 0,95994)

Verklaring parameters: Drainageklassen: ƒ b = droog ƒ c = matig droog ƒ d = matig nat. BWK - versie 1998: ƒ 1 = biologisch minder waardevol.

Figuur 33: Aanbodmogelijkheden te Zomergem - centrum. Inventarisatie juni 1998

Legende

sociale huurwoning weg

OCMW-woning 1 leegstaande woning onbebouwd perceel (niet ingepalmd)

onbebouwd perceel (ingepalmd)

beschermd monument of dorpsgezicht 2 woonuitbreidingsgebied 3 01000500 1500

155 GRS ZOMERGEM

Figuur 34: Aanbodmogelijkheden te Beke. Inventarisatie juni 1998

Legende

sociale huurwoning weg

leegstaande woning

onbebouwd perceel (niet ingepalmd)

onbebouwd perceel (ingepalmd)

woonuitbreidingsgebied

01000500 1500

Figuur 35: Aanbodmogelijkheden te Oostwinkel. Inventarisatie juni 1998

Legende

sociale huurwoning weg

leegstaande woning

onbebouwd perceel (niet ingepalmd)

onbebouwd perceel (ingepalmd)

beschermd monument of dorpsgezicht

woonuitbreidingsgebied

0500 1000 1500

156 GRS ZOMERGEM

6.4 BEHOEFTE VOOR ECONOMISCHE ACTIVITEITEN

6.4.1 Behoefte a an nieuwe bedrijfskavels46

De behoefte aan een lokaal bedrijventerrein kan ontstaan indien: 1. Bestaande bedrijven zich wensen te herlokaliseren 2. Nieuwe lokale bedrijfjes zich wensen te vestigen op een lokaal bedrijventerrein (lokaal economische dynamiek 2001 – 2007) 2. Bestaande bedrijven vanuit de ambachtelijke zone wensen uit te breiden 4. Bestaande bedrijven genoodzaakt zijn zich te herlokaliseren omwille van de geplande verbreding van het Schipdonkkanaal

1. Behoefte aan bedrijfsruimte voor het herlokaliseren van bestaande bedrijven

In het kader van het sectoraal BPA – zonevreemde bedrijven en van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan werd in 1999 een bedrijfsenquête uitgevoerd om een beter beeld te krijgen van de lokale werkgelegenheid en de al dan niet zonevreemdheid. Uit de inventaris bleek dat er 35 bedrijven als volledig zonevreemd konden worden beschouwd, 24 als gedeeltelijk zonevreemd en 10 als zonevreemd door geplande uitbreiding.

Op basis van deze inventaris en de gegevens uit de bedrijfsenquête werd door het gemeentebestuur reeds de beslissing genomen een sectoraal BPA - zonevreemde bedrijven op te stellen. Het sectoraal BPA kan beschouwd worden als een korte termijn - actie binnen het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan. Het sectoraal BPA zonevreemde bedrijven werd op 31.01.03 bij ministerieel besluit goedgekeurd. 17 deelplannen op een totaal van 20 werden goedgekeurd.

In het kader van de opmaak van het BPA ‘Ambachtelijke zone Kruisstraat’ werd de bedrijfsenquête verder uitgewerkt en geactualiseerd (2002). Hieruit blijkt dat een aantal bedrijven geïnteresseerd zijn om zich te herlokaliseren in de ambachtelijke bedrijvenzone. Samen wensen zij 3,8 ha aan te kopen.

46 Deze behoefteberekening is gebaseerd op : Voorontwerp BPA nr. 3 ‘Ambachtelijke zones Kruisstraat’, toelichtingsnota (1 oktober 2002)

157 GRS ZOMERGEM

Tabel 63: behoefte door herlocalisatie – enquête 2002 bedrijf activiteit Huidige Te ver- gewenste tewerk- wachten oppervlak stelling tewerk- -te (in ha.) stelling 1. Ally, Julien Aannemer in bouwwerken 3 5 0,4 2. Vermeulen, Frank Aannemer in electriciteitswerken / / 0,2 3. De Poorter, Raphaël Schrijnwerkerij 4 5 0,3 4. Mouton, Dirk Schrijnwerkerij 1 2 0,2 5. Van De Walle, Johan Aannemer in isolatie, parket, aluminium ramen 120,3 en deuren 6. Nevejans, Martin Metaalconstructie 1 2 0,3 7. Riveerpa, bvba Schrijnwerkerij 2 4 0,3 8. Geerard Danny Metser 1 2 0,2 9. Bvba Standaert Gino Schrijnwerken 3 5 0,3 10. Van Hecke Kristof Metaalconstructie 1 5 0,5 11. Claeys Rene Afbraak-grondwerken 50 50 0,8 Totaal 69 86 3,8 ha. Bron: eigen inventarisatie (2002)

2. Behoefte aan bijkomende bedrijfsruimte voor bedrijven gelegen in de ambachtelijke zone

In de huidige ambachtelijke zone ‘Kruisstraat Rechts’ zijn er zes bedrijven gevestigd die in het uitbreidingsgebied van de KMO – zone wensen uit te breiden. Het betreft gronden die reeds eigendom zijn van de betrokken bedrijven (samen 0,6ha).

Tabel 64: behoefte aan bijkomende bedrijfsruimte voor bedrijven gelegen in de ambachtelijke zone – enquête 2002 bedrijf activiteit Huidige Te ver- gewenste tewerk- wachten oppervlak stelling tewerk- -te (in ha.) stelling 1. Van Laecke nv Fabricatie kunststoframen 19 19 0,13 2. Welvaert Kristoffel Construct Metaalconstructie 3 6 0,07 3. Lammens Eddy bvba Garage - carrosserie 10 12 0,08 4. Arlo nv Aannemer in bouwwerken 8100,10 5. Vervoer Flement en Zoon Transport 10 10 0,08 6. De Backer putboringen 5100,14 Totaal 55 73 0,60ha. Bron: eigen inventarisatie (2000)

1. Van Laecke n.v. (zie A4 op kaart 5B)

Het bedrijf is gespecialiseerd in het produceren en plaatsen van kunststoframen (capaciteit 160 ramen/dag. Ongeveer 10 jaar geleden heeft het bedrijf het achterste perceel aangekocht. Hiervan zijn er 13 aren in het agrarisch gebied gelegen. Op het betrokken perceel werden er reeds twee uitbreidingen gerealiseerd. Het personeelsbestand bestaat uit 20 personeelsleden. Het bedrijf dringt aan op een veilige toegang van het bedrijf aan de achterzijde. Daarenboven wordt er aangedrongen op een bijkomende uitbreiding van de bedrijfsgebouwen.

158 GRS ZOMERGEM

2. Welvaart Kristoffel Construct (zie A3 op kaart 5B) Het metaalconstructiebedrijf wenst achteraan een uitbreiding om volgende redenen: – het perceel achteraan, waarvan 7 aren in het agrarisch gebied zijn gelegen, werd 2 jaar geleden aangekocht. Ondertussen werd de bestaande loods nagenoeg verdubbeld en achteraan werd er een parking aangelegd; – men wenst vooraan een woning te bouwen en de opslag van constructiemateriaal naar achter te verhuizen; – om veiligheidsredenen is het wenselijk dat de aan- en afvoer achteraan gebeurt nl. via de nieuwe industrieweg. 3. Lammens Eddy bvba (zie A2 op kaart 5B) De Volkswagen- en Audigarage met een tewerkstelling van 11 personen is uitgegroeid tot één van de belangrijkste garages in de streek. Het bedrijf wenst achteraan een uitbreiding te realiseren omwille van volgende redenen: – het perceel achteraan, waarvan 8 aren in het agrarisch gebied gelegen zijn, werd 2 jaar geleden aangekocht. Ondertussen werd achteraan een parking aangelegd; – uit veiligheidsoverwegingen is het wenselijk dat de aan- en afvoer van wagens achteraan het bedrijf gebeurt nl. via de nieuwe industrieweg; – men wenst achteraan een car-wash te installeren. 4. Arlo n.v. (zie A1 op kaart 5B)

Het aannemersbedrijf heeft 2 jaar geleden het terrein aangekocht en vervolgens een loods van 35,00 m op 37,00m gebouwd. Hiervan zijn er 10 aren in het agrarisch gebied gelegen. Teneinde rond het bedrijfsgebouw te kunnen circuleren en een bufferzone te kunnen aanleggen is het verantwoord dat het restperceel in de KMO-zone wordt opgenomen.

5. Vervoer Flement en zonen n.v. (zie A5 op kaart 5B)

Het betreft een internationaal transportbedrijf met een wagenpark van 9 trekkers, 2 volumewagens en 21 opleggers. Het bedrijf heeft een tewerkstelling van 12 personen. Het bedrijf wenst de bestaande parking, die nu reeds in het agrarisch gebied gelegen is (8 aren), uit te breiden en een bijkomend magazijn te bouwen.

6. De Backer putboringen bvba (zie A11 op kaart 5B)

Het bedrijf is gespecialiseerd in putboringen. Sedert de aankoop in 1997 van het betrokken terrein met bedrijfsgebouwen is de tewerkstelling van 2 naar 5 personen gestegen. Het bedrijf kampt met plaatsgebrek en wenst dan ook dringend een bijkomende loods te bouwen. Van de gronden die gelegen zijn in het agrarisch gebied krijgen er slechts 14 aren de bestemming KMO-zone. Hiervan dient het bedrijf nog een strook van 15,00 meter breedte als bufferzone in te richten.

3. Behoefte ten gevolge van verbredingswerken Schipdonkkanaal

Reeds op het gewestplan werd een reservatiestrook voorzien voor de verbreding van het Schipdonkkanaal. Door deze reservatiezone worden een hele reeks bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden geremd. Bij verbouwingswerken dienen zij immers afstand te doen van de gerealiseerde meerwaarde, hetgeen notarieel wordt vastgelegd.

In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen wordt deze verbreding nog gezien als één van de drie mogelijkheden voor het verbeteren van de hinterlandverbindingen van de Zeebrugse haven. In 2001 raakten de eerste resultaten van de ‘Maatschappelijke Impactstudie (MAIS – studie) voor de ontsluiting van de Vlaamse Kusthavens’ bekend. Hieruit bleek dat de verbreding van het Schipdonkkanaal de voorkeur geniet op de andere alternatieven. Dit zal echter verder moeten blijken uit waterbeheersings- en mobiliteitsstudies (hinterland- verbindingen).

159 GRS ZOMERGEM

Door de verbredingswerken zullen volgende bedrijven zich op termijn moeten hervestigen :

Tabel 65: behoefte ten gevolge van verbredingswerken Schipdonkkanaal – enquête 2002 bedrijf activiteit Huidige ingenomen Gewenste tewerk- oppervlakte oppervlak stelling (in ha.) te (in ha) 1. Gabriël Luc Garage 3 0,4299 - 2A. ACLAGRO nv Aannemer in 125 2,9744 - wegeniswerken 2B. De Troyer, J. Aannemer in bebloeming 2 - 0,2 2C. Cleppe, W. Winkel – en wooninrichting 5 - 0,25 3. Noack, nv (curator Garage - carrosserie / 0,2 0,25 4A. Chalmet Alu - constructions Aluminium constructies 2 0,2 0,25 4B. Roesbeke, Eddy Schrijnwerkerij 4 0,4641 0,25 Totaal 143 4,41ha. 0,95 ha Bron: eigen inventarisatie (2002)

2. Het terrein van ACLAGRO

Op het terrein van het bedrijf ACLAGRO zijn er in een deel van de verouderde fabrieksgebouwen (gelegen in de reservatiezone van het kanaal en waar de regel van afstand van meerwaarde van toepassing is) twee bedrijven gevestigd. Het betreft de bedrijven De Troyer (2B) en Cleppe Wim (2C) die er een ruimte huren. Het bedrijf De Troyer is gespecialiseerd in het plaatsen en onderhouden van bloemenkorven en staat reeds meer dan twee jaar op de wachtlijst voor 2000 m². Het bedrijf Cleppe Wim is gespecialiseerd in winkel- en wooninrichtingen en heeft een totale tewerkstelling van 5 personen. Wim Cleppe wenst op de wachtlijst opgenomen te worden voor een oppervlakte van 2500 m². De meeste bedrijfsgebouwen van het aannemersbedrijf ACLAGRO zijn in de reservatiezone van het Schipdonkkanaal gelegen. Bij een verbreding van het kanaal houdt het aannemersbedrijf in de KMO-zone voldoende ruimte over voor een herschikking op het overblijvend gedeelte. Verschillende activiteiten o.a. het breken van puin en de betoncentrale werden immers reeds overgeheveld naar de industriezone te Wondelgem – Gent.

3. Noack n.v.

Het garagebedrijf Noack (Mercedes) ging in 1999 in faling. Binnenkort zal het door de curator verkocht worden.

4. Chalmet Aluconstructions en Roesbeke Eddy Beide bedrijven huren het bedrijventerrein met bedrijfsgebouwen. Zij beschikken over de nodige milieuvergunningen. − Chalmet Aluconstruction, Grote Steenweg 10B te Zomergem, gespecialiseerd in aluminium constructies (dranghekken, afsluitingen, enz. ). Het bedrijf wenst in te schrijven voor 2500 m² en heeft een tewerkstelling van 2 personen. − Roesbeke Eddy, Boven 1 te Zomergem. Het betreft een schrijnwerkerij met een totale tewerkstelling van 4 personen. Het bedrijf wenst in te schrijven voor 2500m².

4. Ruimte voor nieuwe lokale bedrijfjes 2002 – 2007 Uit het overzicht van de startdata van de geënquêteerde bedrijven kan worden afgeleid dat het opstarten van bedrijven onverminderd doorgaat. Dit wijst op het initiatiefnemend karakter van de Zomergemse bevolking. In de periode 1980-1999 (zie tabel) waren er maar liefst 44 startende bedrijven of gemiddeld 10 bedrijven per 5 jaar.Voor de periode 2002-2007 kan men aldus rekenen op

160 GRS ZOMERGEM

een bijkomende vraag van 10 x 2500m² = 2,5ha. Een gemiddelde oppervlakte van 2500 m² kan zeker niet overschat worden.

Tabel 66: overzicht van de startdata van de geënquêteerde bedrijven (1998)

Periode Alle bedrijven Zonevreemde bedrijven 1900-1959 6 2 1960-1969 7 2 1970-1979 16 8 1980-1989 15 12 1990-1994 18 10 1995-1998 11 5 Totaal 73 39 Bron: eigen inventarisatie

Het gemeentebestuur blijft het initiatiefnemend karakter van de Zomergemse bevolking benadrukken. Dit blijkt voldoende uit het aantal startende bedrijven op tal van zonevreemde lokaties. Het voorzien van een bedrijvencentrum van ongeveer 0,5ha zal hieraan een gedeeltelijk antwoord kunnen bieden. Daarnaast dient men eveneens KMO-grond aan startende bedrijven ter beschikking te kunnen stellen.

Aangezien de opvang van de lokale dynamiek voor de periode 2002 – 2007 moeilijk kan gespecifieerd worden is de gemeente bereid deze vraag van 2,5 ha tot 1,5 ha te verminderen en als volgt op te splitsen:

− 0,5 ha voor het bedrijvencentrum − 1,0 ha voor het uitbreiden van het bedrijventerrein

Totale vraag van de lokale dynamiek 2002 – 2007 : 1,5ha, waarvan 1ha voor het uitbreiden van het bedrijventerrein.

6.4.2 Huidig aan bod aan bedrijventerreinen

Rekening houdend met de nood aan ruimte voor de herlokalisatie van bestaande zonevreemde bedrijven, alsook voor het opstarten van nieuwe lokale bedrijven is er duidelijk nood aan nieuwe, beschikbare bedrijfskavels. Daarbij dient eerst de bestaande voorraad aan bedrijventerreinen van nabij bestudeerd te worden.

De gemeente beschikt over ongeveer 21 ha. aan bedrijventerreinen. Tussen de bedrijven bevinden zich huizengroepen, actieve landbouwbedrijven en een als monument gerangschikte woning binnen de op het gewestplan voorziene ambachtelijke bedrijventerreinen. Het gewestplan in overlay met de orthofofo’s en een toetsing op het terrein leert ons er 3,7ha nog niet door bedrijven zijn ingenomen. Daarbij gaat het om een zestal kleinere landbouwpercelen met een zeer versnipperde structuur. Rekening houdend met de versnipperde structuur lijkt een ruimtelijke herschikking van de bestaande bedrijvenzone meer dan noodzakelijk.

161 GRS ZOMERGEM

6.4.3 Confrontat ie behoefte – aanbod

Rekening houdend met bovenvermelde elementen kan de behoefteraming als volgt worden samengevat:

Tabel 67: behoefteraming bedrijventerrein

AANBOD Volgens gewestplan 3,7 ha VRAAG Herlokalisatie zonevreemde bedrijven - 3,8 ha Uitbreiden ter plaatse - 0,6 ha Opvang lokale dynamiek (2002 – 2007) - 1,0 ha Herlokalisatie ingevolge verbreding Schipdonkkanaal (periode 2002 – 2007) - 0,95ha BEHOEFTE 2,6 HA BRON : Voorontwerp BPA nr. 3 ‘Ambachtelijke zones Kruisstraat’, toelichtingsnota (1 oktober 2002).

Men komt aldus tot een behoefteraming van 2,6 ha. aan bijkomende, nieuwe bedrijfskavels. Tezamen met de bijkomende ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen (2,5ha, zie verder) bekomt men aldus een behoefte van 5,1ha.

Het BPA nr.3 'Ambachtelijke zone Kruisstraat' werd in juli 2003 bij ministerieel besluit goedgekeurd.

162 GRS ZOMERGEM

6.5 BEHOEFTE VOOR VOORZIENINGEN EN DIENSTEN

Waterzuiveringsstation

NV Aquafin bouwde een waterzuiveringsstation vlak naast het containerpark in de zone voor gemeenschapsvoorzieningen palend aan het Schipdonkkanaal. In augustus 2003 werd het opgestart.

Jeugdvoorzieningen

Door de jeugdraad wordt er aangedrongen op het oprichten van een jeugdontmoetingscentrum met de nodige accommodaties en van de nodige speelruimtes in de onderscheiden woonkernen en/of grote verkavelingen.

Uitbreiding jeugdtehuis ‘de Kerhoek’

Het jeugdtehuis de ‘Kerhoek’ bevindt zich temidden van het landelijk gebied en is er zonevreemd. Momenteel biedt het tehuis onderdak aan 16 jongeren. Men wenst dit aantal verder op te drijven, gezien er steeds meer jongeren begeleiding behoeven.

Herlokalisatie blijkt om pedagogische redenen niet wenselijk. Het landelijk kader is immers voor de meeste jongeren een rustgevende factor in de pedagogische aanpak. Omgevingsfactoren, zoals een groentetuin, huisdieren, voldoende ruimte om aan sport te doen en mogelijkheden naar natuureducatie worden doelbewust gebruikt in de begeleidingstechnieken.

Op de huidige site wenst men een tweede gebouw op te richten. In dit gebouw zal men een aantal aaneensluitende studio’s voor kamerbewoning onderbrengen, bedoeld voor jongeren die zich voorbereiden om zelfstandig onder begeleiding te gaan wonen, of voor jongeren die in een heel individueel begeleidingsprogramma opgevangen worden (in de huidige evolutie binnen de jeugdzorg wordt afbouw van het ‘leefgroepsysteem’ een toekomstgerichte uitdaging. De Kerhoek heeft zich in dit verband ingeschreven in het recente aanbod ‘kortdurende gestructureerde residentële begeleiding’ vanuit het Ministerie van Welzijn en Gezin. Naast het gebouw wordt bijkomende spel- en sportinfrastructuur gepland.

Voorts wenst de huidige site in zuidelijke richting uit te breiden om een derde gebouw op te richten. Dit gebouw kan niet op het noordelijk gelegen perceel voorzien worden, omwille van de aanwezigheid van de hoogspanningsluchtlijn.

Om aan de wensen van de inrichting te voldoen, zal de huidige site uitgebreid moeten worden met 0,84ha.

Herlokalisatie stelplaats De Lijn

Het gemeentebestuur is geïnteresseerd in het verwerven van de huidige stelplaats van de Lijn met dienstwoning aan de kop van de Dreef. In overleg met de Lijn wordt er in de uitbreiding van de bedrijvenzone een nieuwe inplanting van 8000 m² voorzien. De Lijn heeft zich hieromtrent akkoord verklaard. In het Schepencollege wordt voor de huidige stelplaats

163 GRS ZOMERGEM vooral gedacht aan complementaire functies aan het wonen zoals het onderbrengen van een cultureel centrum en het huisvesten van bejaarden.

Herlokalisatie brandweerkazerne

De huidige brandweerkazerne voldoet niet meer aan de huidige vereisten. De huidige lokatie biedt daarenboven te weinig uitbreidingsmogelijkheden. Een uitbreiding is immers noodzakelijk voor het renoveren of herbouwen van de brandweerkazerne, de aanleg van een grotere parking en een veilige toegangsweg. Het Schepencollege heeft beslist om in het BPA – ambachtelijke zone Kruisstraat een terrein voor te behouden voor de inplanting van een ruime brandweerkazerne. Een grondinname van ongeveer 4000 m² wordt vooropgezet.

Stelplaats voor vrachtwagens

De gemeente wordt geconfronteerd met het her en der parkeren van vrachtwagens langsheen de wegen. Hieraan wenst men dringend een oplossing te geven, o.a. door het uitvaardigen van een politiereglement en door het voorzien van een parking (ongeveer 8000m²).

Een bedrijvencentrum

De gemeente wenst er een bedrijvencentrum op te richten. Hieronder verstaat men een samenhangend geheel van bedrijfs- en kantoorruimtes die tijdelijk aan starters en/of een nieuwe vestiging van een bestaand bedrijf ter beschikking worden gesteld, waarbij tevens gemeenschappelijke diensten, accommodatie en permanent advies en begeleiding worden aangeboden. Een grondinname van ongeveer 5.000m² wordt vooropgezet.

Locatie Landelijke Rijvereniging

De Landelijke Rijvereniging zoekt naar een lokatie voor clublokalen, stallingen, enz. Het huidige voetbalterrein aan Motjesbrug lijkt hiervoor een geschikte lokatie gezien de ligging aan het ruiterpad langs het Schipdonkkanaal en gezien de ligging aan de rand van het kerngebied.

Bijkomende tennisvelden

De tennisclub van Zomergem is momenteel gevestigd op het complex van Den Boer. Men zoekt echter nog 5 à 6 bijkomende tennisvelden.

164 GRS ZOMERGEM

6.6 BEHOEFTE VOOR LANDBOUW

6.6.1 Tendensen

De hogere gemiddelde leeftijd van de bedrijfsleiders en de geringe mate aan opvolging zorgen voor een sterke afname van het aantal bedrijven tijdens de volgende jaren. De prognose is gebaseerd op de landbouwtellingen van 1997 waarvoor het aantal landbouwers ouder dan 50 jaar gekend is en hun mogelijke opvolging. De prognose heeft betrekking op 2012 omwille van het feit dat het merendeel van de bedrijfsleiders die nu de leeftijd van 50 hebben bereikt binnen 15 jaar vermoedelijk niet meer actief aan het productieproces zullen deelnemen.

Volgens de berekeningen zullen in 2012 ongeveer 35% van de bedrijven niet langer functioneren als landbouwbedrijf. Deze bedrijven bevatten een ruimtegebruik van 592 ha.

Dit houdt in dat de overblijvende bedrijven over meer landbouwgrond kunnen beschikken en er dus sprake is van schaalvergroting, zonder daarbij echter te intensiveren, hetgeen de facto gunstig is voor het milieu. Anderzijds houdt het vrijkomen van landbouwgrond steeds een risico in van functiewijziging van bestaande landbouwbedrijfsgebouwen of van gewoonweg onttrekken van gronden aan de landbouwsector.

De tendens tot intensivering bevat ook een aantal ruimtelijke repercussies:

- door de hoge productiedruk van fosfaten en stikstof wordt Zomergem in het MAP gecategoriseerd als ‘Zwarte Gemeente’;

- om de mestoverschotten uit te drijven zijn steeds meer landbouwgronden nodig;

- ten behoeve van voederteelten (maïs) worden ecologisch waardevolle graslanden omgezet naar akkerland (‘scheuren’ van weiland).

6.6.2 Behoefte

Indien de landbouw ten behoeve van milieufactoren doelbewust de productiviteit dient af te remmen, dan zal er uiteraard een grotere grondbehoefte ontstaan om dezelfde productie te behouden (extensiveringsprognose).

165 GRS ZOMERGEM

6.7 BEHOEFTE VOOR BOS In 1996 werd door AMINAL Afdeling Bos en Groen de gewenste bosstructuur voor Vlaanderen op kaart uitgetekend47. Dit document, tezamen met de recente studie voor de ontwikkeling van een regionaal bos werd als basis gehandhaafd voor het bepalen van ontwikkelingsperspectieven voor bosuitbreiding in het concept richtinggevend gedeelte van het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Hierbij kwam het provinciaal domein ‘het Leen’ in aanmerking als prioritaire zoekzone voor bosuitbreiding. Over de grenzen van de drie gemeenten waarop het domein zich bevindt heen, voorziet men een bosaanplanting van ongeveer 5 ha48.

47 Mens en Ruimte in opdracht van AMINAL Afdeling Bos en Groen. De gewenste bosstructuur voor Vlaanderen. Visievorming, selectie en globale afbakening/differentiatie voor de gebieden of elementen op schaal 1/50.000 door de overheidssector ‘bosbouw’ (1996).

48 Gedas B.I., Concept Richtinggevend Gedeelte van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (2000) 148.

166 GRS ZOMERGEM

6.8 BEHOEFTE VOOR VERKEER EN VERVOER

6.8.1 Wegeninfra structuur

Men wenst een oplossing te voorzien voor een aantal problemen inzake verkeersleefbaarheid en verkeersveiligheid.

6.8.2 Waterwege ninfrastructuur

De op het Gewestplan voorziene verbreding van het Schipdonkkanaal wordt in een GOM- studie49 als volgt verantwoord:

“Uit het voorgaande is gebleken dat het Afleidingskanaal van de Leie een geschikte waterwegverbinding Zeebrugge-achterland kan opleveren. De vereiste tonnenmaat is 2000 ton, die tevens 3000 ton duwvaart toelaat. Anderzijds kan enkel via hetzelfde kanaal een goede waterbeheersing gewaarborgd worden. De noodzakelijke afvoercapaciteit bedraagt 200 m³ per seconde.”

De ruimtelijke ingreep langsheen het te verbreden kanaal wordt door middel van een schematische voorstelling van het te realiseren dwarsprofiel te Zomergem weergegeven (Figuur 36).

Figuur 36: overzicht en dwarsprofiel te Zomergem

De reservatiezone op het gewestplan hypothekeert reeds 20 jaar een hele reeks activiteiten in deze zone. Zo worden er slechts bouwvergunningen afgeleverd indien men afstand doet van de meerwaarde bij eventuele latere onteigeningen. Recent dient dit zelfs notarieel te worden vastgelegd.

De realisatie van een Noorderkanaal tussen Balgerhoeke en het Kluizendok (Kanaal Gent-Terneuzen) behoort nog steeds tot de mogelijkheden. Een verbreding en kalibrering van het Schipdonkkanaal tussen Balgerhoeke en Schipdonk wordt dan overbodig.

49 West-Vlaanderen Werkt 3/1984 - ‘De Waterwegverbinding zeebrugge-Merendree: een dubbele noodzaak’

167 GRS ZOMERGEM

Met de wassen van 1993-1994 en 1995 in gedachten wordt thans onderzocht om via het huidig kanaal hogere debieten af te voeren. Een oplossing op korte termijn zou er in bestaan van de stuwsluis te Schipdonk uit te schakelen50.De relatief smalle stuw te Schipdonk beperkt immers de instroom in het kanaal. Daarenboven heeft ze slechts een verval van 60 cm (van 5,61 naar 5,0).De afschaffing moet echter gepaard gaan met de bouw van een aantal pompstations teneinde de waterhuishouding van bepaalde landerijen te verzekeren.Tevens zouden een aantal bruggen moeten verhoogd worden om de scheepvaart mogelijk te houden.

In Zomergem zouden de huidige vijf bruggen over het Schipdonkkanaal vervangen worden door drie nieuw bruggen : één ter hoogte van Stoktevijver, één ter hoogte van de Bevrijdingsstraat en één ter hoogte van Rohoek – Peperhoek. Met de overwegingen die in de jaren 1970 geleid hebben tot de inplanting van de bruggen dient er hopelijk geen rekening meer gehouden te worden. Het barrière-effect van een verbreed kanaal met slechts drie bruggen zou immers te ingrijpend zijn. Zomergem durft dan ook pleiten voor het behoud van de huidige toestand, een groene rustige slagader.

50 West-Vlaanderen Werkt, 5/1995 - Waterbeheersing in West- en Oost-Vlaanderen

168 GRS ZOMERGEM

7 KNELPUNTEN EN POTENTIES

In de voorgaande delen werd de analyse per deelstructuur en de bijhorende ruimtelijke behoeften weergegeven. Aan de hand van een SWOT - analyse (Strenghts/weaknesses/opportunities/threats = sterkten/zwakten/kansen/bedreigingen) worden de belangrijkste knelpunten en potenties van Zomergem gesynthetiseerd.

Deze SWOT - analyse zal in tabelvorm worden voorgesteld, waarbij de sterkten en zwakten geënt zijn op de bestaande toestand, terwijl de kansen en bedreigingen een eerste aanzet geven tot visievorming met betrekking tot de gewenste ruimtelijke structuur.

169 GRS ZOMERGEM

Tabel 68: SWOT - analyse

Sterkten Zwakten Nederzettingsstructuur ƒ ruimtelijke opbouw - compacte vorm van de hoofdkern - groot aandeel woonlinten in het landelijk gebied

ƒ demografische context - vergrijzing - ontvolking te Oostwinkel en te Beke (beperkte mate) - gezinsverdunning ƒ woningbestand - beperkte leegstand - verouderd woningenbestand, vooral te Oostwinkel - te grote oppervlakte per perceel ƒ voorzieningen en diensten - het merendeel van de voorzieningen is geconcentreerd binnen de kernen - de aanwezigheid van het provinciaal domein met heemmuseum en bosinfocentrum - een groot aantal bewegwijzerde wandel- en fietspaden - aanwezigheid van middelbare school, vredegerecht, regionaal bejaardentehuis, stelplaats van de Lijn. Ruimtelijk-economische structuur ƒ werkgelegenheid - relatieve toename van de lokale werkgelegenheid, vooral in de tertiaire sector ƒ ruimtelijke opbouw • bedrijvigheid - lokale economische dynamiek - hoog aandeel verspreide (zonevreemde) aanwezig, voornamelijk gegenereerd bedrijvigheid door kleinschalige bedrijven - lage bezettingsgraad bedrijventerrein • kleinhandel en - de recente evolutie tot heropleving van - geen ruimtelijke samenhang tussen de commerciële het commerciële centrum, onder meer handelspanden in het centrum diensten ten gevolge van de gerealiseerde - grootschalige perifere handelszaken te dorpskernvernieuwing Motje en langs de N9 - verspreid liggende, zonevreemde horecazaken Natuur en landschap - het landelijk karakter van de gemeente - banalisering van het landschap (o.m. (86% van de oppervlakte is door ruilverkaveling en het verdwijnen onbebouwd) van KLE’s, reliëfwijzigingen, scheuren - cuesta en historisch landschap Ro: van grasland,…) hoge landschappelijke waarde - versnippering van het landschap (o.m. - de bossen van het Leen dragen een door lintbebouwing en belangrijke ecologische waarde, naast hoogspanningsluchtlijnen) hun recreatieve waarde - lage bebossingsgraad (slechts 5% - de biologisch zeer waardevolle alluviale bossen) bospercelen in Schipdonk en - vervuild afvalwater en dempen van Huizegaver grachten Agrarische structuur - werkgelegenheid in de primaire sector - probleem van opvolging en ligt nog vrij hoog schaalvergroting - hoog percentage aan - wanordelijke schikking en gebrekkige landbouwgronden landschappelijke integratie van de landbouwbedrijfsgebouwen Verkeer en vervoer - vrij hoog aandeel aan doorgaand verkeer in de dorpskernen - sluipverkeer - onvoldoende fietsvoorzieningen op een aantal verbindingswegen - ontbreken van een ruimtelijke hiërarchie van het wegennet door een uniforme aanpak van de uitrusting - frequentie van de busdiensten naar de kleinere woonkernen is vrij ondermaats - moeilijke verbinding met E40

170 GRS ZOMERGEM

Kansen Bedreigingen Nederzettingsstructuur ƒ ruimtelijke opbouw - recente dorpskernvernieuwing maakt - een groot aantal zonevreemde woningen de dorpskern aantrekkelijker om te - lineaire bebouwingspatronen wonen - te Beke: enkel bebouwingsmogelijkheden - aanbod aan inbreidingsmogelijkheden op Zomergems grondgebied te Zomergem en te Beke - ongecontroleerde uitbreiding van - voldoende aanbod aan gunstig bebouwbare percelen betekent een gelegen woonuitbreidingsgebieden bedreiging voor bepaalde open-ruimte gehelen ƒ demografische context - door toename seniorengezinnen nood - vergrijzing en ontvolking werken negatief aan kleinere wooneenheden op de leefbaarheid van de kernen Oostwinkel en Beke ƒ woningbestand - aanwezigheid van een aantal - verouderd woningbestand werkt onbebouwde percelen in de eveneens negatief op de leefbaarheid dorpskernen van Oostwinkel en Beke ƒ voorzieningen en diensten - aanwezigheid van vrijliggende - het ontbreken van een onvoldoende fietswegen langsheen de kanalen kwalitatief onderbouwd - mogelijkheden tot recreatief voorzieningenapparaat werkt eveneens medegebruik negatief op de leefbaarheid van beide kernen Ruimtelijk-economische structuur ƒ werkgelegenheid ƒ ruimtelijke opbouw ƒ bedrijvigheid - het herschikken van de bestaande - talrijke zonevreemde bedrijven komen bij bedrijvenzones met behoud van de uitbreiding in problemen en verliezen totale oppervlakte kan leiden tot een daarenboven hun rechtszekerheid gemeentelijk initiatief en tot koopbare percelen; ƒ kleinhandel en - de compacte vorm van de kern - de concurrentie van de grootschalige, commerciële diensten Zomergem creëert mogelijkheden ten perifere handelszaken ten opzichte van aanzien van de commerciële de kerngebonden commerciële functies attractiviteit - verdwijnen van kerngebonden - de centrale ligging binnen het voorzieningen ten gevolge van Meetjesland ontvolking in Oostwinkel - meer aandacht voor de zwakke weggebruiker bij de dorpskernvernieuwing Natuur en landschap - de aanwezigheid van drie potentiële - verdwijnen van micro-reliëf, vooral door stiltegebieden dempen van grachten en door - de kanalen als ecologische corridor en ophogingen landschapsstructurerende elementen - intensifiëring van veeteelt - selectie van de Keigatbossen en het - verlies van biodiversiteit en traditionele Leen als ‘ankerplaatsen’ landschappen als gevolg van - het behoud en versterken van de uniformisering en diverse verstoringen groene long in de kern (tuin Standaert) - stelselmatig verdwijnen van kleine - het behoud en versterken van de landschapselementen groene slagader (Schipdonkkanaal) Agrarische structuur - vermindering van beschikbare cultuurgronden door steeds toenemende grondinname van andere functies - verdwijnen van ruimtelijke differentiatie Verkeer en vervoer - nabijheid van de spoorwegstations te - problemen inzake verkeersveiligheid en Landegem, Hansbeke en Waarschoot verkeersleefbaarheid - de verbreding van het Schipdonkkanaal met zware ruimtelijke repercussies; - de op het gewestplan voorziene reservatiestrook voor de aanleg van de R43 - Ring rond Eeklo - het aanleggen van steeds meer nutsleidingen

171 GRS ZOMERGEM

LITERATUUR

- Antrop M., Oriëntatierapport ten behoeve van de opmaak van het Milieu- en Natuurbeleidsplan van de Provincie Oost-Vlaandere’, Universiteit Gent - Antrop, M. , Van damme, S. Landschapszorg in Vlaanderen. Onderzoek naar criteria en wenselijkheden voor een ruimtelijk beleid met betrekking tot cultuurhistorische en esthetische waarden van de landschappen in Vlaanderen. Universiteit Gent in opdracht van AROHM, Afdeling Monumenten en Landschappen (1995). - Antrop, M., Lic. V. Van Eetvelde, Atlas van de relicten van de traditionele landschappen in de provincie Oost- Vlaanderen. Universiteit Gent – Vakgroep Geografie (1997). - Antrop,M., Lic. V. Van Eetvelde, Landschapszorg in Vlaanderen: Operationaliseren en onderlinge afstemming van de landschapsdatabanken van de provincies Oost-Vlaanderen, Antwerpen en Limburg, eindrapport, versie september 1999, Universiteit Gent - Vakgroep Geografie (1999). - Biologische Waarderingskaart van België - verklarende tekst - kaartbladen 5 en 13, Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin - Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie - Coördinatiecentrum van de Biologische Waarderingskaart (1986). - Biro vzw, Verkeersplan Zomergem, gemeentebestuur Zomergem (1994). - De Clerq W., Thoen H., Vriendenboek Luc Stockman: Enkele aspecten van de Gallo-Romeinse aanwezigheid in het Meetjesland (1998). - De Smet M. Gemeentelijk Natuur- en Ontwikkelingsplan Zomergem, Gemeentebestuur Zomergem (1997). - Gedas B.I. Concept Informatief Gedeelte Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen (versie juli 1999) - Gedas B.I. Concept Richtinggevend Gedeelte Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen (versie april 2000) - Goossens, M., Van der Haegen, H., Atlas van België, De invloedssferen der centra en hun activiteitsstructuren (1972). - Jacobs P., Marechal R., De Ceukelaire M., Sevens E., De Breuck W. & De Moor G., Toelichtingen bij de geologische kaart van België - Vlaams Gewest - Kaartblad 13 Brugge, Ministerie van Economische Zaken - Belgische geologische Dienst, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Bestuur Natuurlijke Rijkdommen en Energie (1993) - Lenders, S. De landbouwactiviteit in de Belgische gemeenten: proeve van een typologie. Ministerie van Middenstand en Landbouwbestuur voor Onderzoek en Ontwikkeling - DG6: studie A81 (1998). - Leys R., Sys Ch. & Tavernier R.,Bodemkaart Zomergem 39 E, Institut Géographique Militaire-Bruxelles (1967) - NERO ontwerpburo, Mercurius-project Zomergem - een strategisch-commercieel plan voor een sterdorp (1997). - Ontwerp van Groene Hoofdstructuur van Vlaanderen – Provincie Oost-Vlaanderen, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Administratie Milieu, Natuur en Landinrichting - Dienst Natuurbescherming en Instituut voor Natuurbehoud (1993). - Provinciale dienst planning en natuurbehoud, Studie van de bebossingsmogelijkheden en de afbakening van een regionaal bos en een stadsbos in de regio Gent (1998). - Provinciale dienst voor Land- en Tuinbouw, Studie Landelijk Gebied: deel I: Analyse van de bodemgeschiktheid en deel II: Gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het agrarisch grondgebruik (1999). - Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen - integrale versie Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap - Departement Leefmilieu en Infrastructuur - AROHM - Afdeling Ruimtelijke Planning - Ryckaert M. ‘Zomergem, iets over zijn ontstaan, zijn naam en zijn oudste bewoners’ in Appeltjes van het Meetjesland, jg. 1955-1956 nr. 7 - Ryckaert M. Het bedrijfsleven te Zomergem, Appeltjes van het Meetjesland jg. 1984-1985 nr. 36. - Ryckaert M. Het kultuurlandschap van Zomergem in de voorbije eeuwen - Geschetst door een brok toponymie, Appeltjes van het Meetjesland jg. 1968-1969 nr. 20,. - Ryckaert M., Het sociaal-economisch aspect te Zomergem onder het Frans bewind in Appeltjes van het Meetjesland, jg.1964-1965 nr. 16. - Ryckaert M., Zomergem onder de Geuzentijd (1566-1630) in Appeltjes van het Meetjesland, jg. 1957-1958 nr. 9

172 GRS ZOMERGEM

- Streekplatform Meetjesland, Forum van het Meetjesland: syllabus voor de deelnemers van de presentatie 4 december 1997, Gemeentehuis Aalter (1997). - Streekplatform Meetjesland, Portret van het Meetjesland. Socio-economisch vademecum (1998). - Tack G., Van den Bremt P. & Hermy M., Bossen van Vlaanderen - Een historische ecologie (1990) - Van Hecke Etienne. Actualisering van de stedelijke hiërarchie in België, Het tijdschrift van het Gemeentekrediet. Nr 205-1998/3.

Opgesteld te Eke - Nazareth, oktober 2003

Ruimtelijke Planners:

Irmine Vermandere

Bart Willaert

173