`Een seer hardt ende horribel gevecht" Maarten Harpertsz. Tromp en de Slag bij Ter Heijde (10 augustus 1653)

door Adri P van Vliet

Maarten Harpertsz. Tromp, een van de grootste Nederlandse zee- helden, werd in 1598 te geboren. Op negenjarige leeftijd ging hij al naar zee. Zijn succesjaren braken in 1637 aan. Hij werd toen opperbevelhebber van de Nederlandse oorlogsvloot. Lange tijd was hij de schrik van de Duinkerker kapers. Op zijn tijdgenoten maakte Tromp veel indruk door een Spaanse Armada in de slag bij het Engelse Duins (1639) te verslaan. Tegen de Engelsen ging Tromp strijdend ten onder. Tijdens de Eer- ste Engelse Zeeoorlog (1652-1654) sneuvelde Tromp voor Ter Heijde. Vanaf het strand en de duintoppen waren op 10 augustus 1653 dui- zenden Westlanders getuige van Tromps laatste zeeslag.

Inleiding Op 10 augustus 2003 was het 350 jaar geleden dat één van onze grootste zeehelden, Maarten Harpertsz. Tromp, in de Slag bij Ter Heijde sneuvelde. Recentelijk (2001) publiceerde de maritiem-histo- ricus Ronald Prud'homme van Reine een dubbelbiografie over Maar- ten Harpertsz. Tromp en zijn zoon getiteld Schitte- ring en schandaal. Biografie van Maerten en Cornelis Tromp.

Een klein stuk uit dit boek is gewijd aan de Slag bij Ter Heijde. Ge- beurtenissen als de Slag bij Ter Heijde lijken allemaal ver weg, maar toentertijd zullen zeker de inwoners uit Brielle, Maassluis, Naald- wijk, 's-Gravenzande, Ter Heijde, Monster en Scheveningen hierover gesproken hebben.

In dit artikel komen in vogelvlucht aan de orde het leven van Tromp, de oorzaken die leidden tot het uitbreken van de Eerste Engelse Zeeoorlog (1652-1654), het verloop van de oorlog, het sneuvelen van Tromp in de Slag bij Ter Heijde en een impressie van de herdenkin- gen die in de loop der tijd naar aanleiding van het overlijden van Tromp werden georganiseerd.

52 Tromps leven Op 23 april 1598 werd Maarten Harpertsz. Tromp in Brielle geboren. Zijn vader was Harpert Maartenszoon, alias Tromp. Zijn moeder heette Jannetje Barentsdochter. In de Sint Catharijnekerk te Brielle werd hij gedoopt.

Tekst doopakte

`Het kindt van Herpert Maertenszoon ende Jannetgen Barents, getuyghen Lambrecht Maertenszoon, Jochum Corneliszoon ende Machtelt Maertens.: het kint heet Maerten'. 2

Enkele jaren later verhuisden de Trompen naar Rotterdam. Maartens vader kreeg daar een aanstelling tot kapitein bij de Rotterdamse admiraliteit. In 1607 ging Maarten al naar zee. Hij voer toen als scheepsjongen mee op de Olifantstromp, het schip van zijn vader. Zijn vuurdoop was tijdens de Slag bij Gibraltar, waarbij vloot- voogd Jacob van Heemskerck sneuvelde. Onder zijn vader maakte hij talloze konvooireizen naar Engeland en Frankrijk, nam deel aan de bescherming van de haringvloot en was betrokken bij de blokkade van de Vlaamse kust. Maarten leerde zo in de praktijk uitstekend het zeemansvak. Gelijktijdig maakte hij kennis met de eigenaardigheden van de Noordzee en het Kanaal. Kennis die in zijn latere loopbaan van groot belang zou zijn. In 1610 stapten vader en zoon over naar de koopvaardij. Op eigen kosten rustte Harpert Tromp een koopvaardijschip uit en vertrok naar de West-Afrikaanse kust om daar handel te drijven. Een ont- moeting met een Engelse zeerover werd Harpert Tromp noodlottig. Hij werd dodelijk gewond door een kanonskogel. Maarten kwam als kajuitsjongen in dienst van de kaperkapitein. Twee jaar later werd hij vrijgelaten en keerde hij terug naar Rotterdam. Vanaf 1612 werkte Maarten als timmerman op een scheepswerf. Maar de zee behield zijn aantrekkingskracht. Op 23 juni 1617 mon- sterde hij aan als kwartiermeester bij kapitein Lambert Hendrikszoon, ook wel Moy Lambert genoemd. In het voorjaar van 1619, hij was inmiddels opgeklommen tot stuurman, nam hij ontslag uit 's lands dienst. Hij keerde terug naar de koopvaardij en monsterde als stuurman aan op de Tuchthuis, een Straatvaarder, dat wil zeggen een zwaar

53

bewapend koopvaardijschip dat via de Straat van Gibraltar naar de Middellandse Zee zeilde. Opnieuw was het lot Maarten niet gunstig gezind. Op de terugreis viel de Tuchthuis in handen van een Tunesische kaper. Ruim een jaar was hij gedwongen mee te varen aan boord van Barbarijse kapers. Al spoedig sprongen zijn zeemans- kwaliteiten in het oog. Maarten kreeg een hoge post op de Barbarijse vloot aangeboden, maar hij bedankte voor deze eer. Tot zijn grote verbazing werd hij daarna door de dei van Tunis vrijgelaten. Via Lon- den keerde hij huiswaarts.

Inmiddels was het Twaalfjarig Bestand afgelopen en de oorlog met Spanje hervat. De oorlogsvloot kon veel personeel gebruiken. Op 23 juli 1622 trad Tromp opnieuw in dienst bij de Rotterdamse ad- miraliteit. Als luitenant van kapitein Cornelis Corneliszoon Bagijn maakte hij met de Bruynvisch, een kleine oorlogsbodem met acht stukken geschut en 75 koppen, een aantal konvooireizen op de Atlan- tische Oceaan. In 1624 volgde een overplaatsing naar een schip van de blokkadevloot voor de Vlaamse kust. Dit leidde tot zijn eerste con- frontatie met Duinkerker kapers. Gedurende zijn verdere loopbaan zouden er nog vele volgen. Hetzelfde jaar trouwde hij in de Brielse Sint-Catherinakerk met Dignum Cornelisdochter de Haas. Brielle werd ook hun woonplaats.

Tekst huwelijksinschrijving

`Dese sijn bevestiget op den 7de mey Marten Herpertsz. jonge(sel), luijtenant van cap(iteij)n Mees den Boer ende Dignum Cornelis jonge d(ochte)r, wonende int Noordt-eijnde'.3

Kort na zijn huwelijk werd Tromp bevorderd tot kapitein bij de Rotterdamse admiraliteit. De Trompen verhuisden daarop naar Rot- terdam. Zijn loopbaan bij de Rotterdamse admiraliteit raakte in een stroomversnelling. Promoties volgden op promoties. Over steeds gro- tere oorlogsbodems voerde hij het bevel. In het voorjaar van 1629 werd op voorstel van de luitenant-admiraal van Holland, Piet Heyn, Tromp tot kapitein op zijn vlaggenschip Groene Draeck benoemd.

54 Hun samenwerking was echter van korte duur. Piet Heyn sneuvelde op 18 juni 1629 tijdens een gevecht met een kapereskader uit Oost- ende. Ondanks de dood van zijn admiraal zette Tromp met succes het gevecht voort. Met behulp van andere Nederlandse oorlogsschepen werden drie kapers uitgeschakeld en de andere op vlucht gejaagd. In 1634 nam Tromp opnieuw ontslag uit 's lands zeedienst. De voor- naamste redenen hiervoor waren de slechte samenwerking met lui- tenant-admiraal Philips van Dorp, het overlijden van zijn vrouw in 1633 en het niet uitbetalen van achterstallige gages en buitgelden. Een nieuwe moeder voor zijn kleine kinderen vond hij in Alida Jacobsdochter Arckenbout. Zij trouwden in Rotterdam op 12 septem- ber 1634.

Tekst huwelijksinschrijving

Sijn getrouwt den 12de september 1634 Capiteijn Marten Herpertsz. Tromp, weduwenaer wonende tot Rotterdam ende Alijt Jacobs Arcken- bout jonge dochter, wonende inde Nobelstraet'. 4

Na lang aandringen van de Staten van Holland liet Tromp zich in 1637 overhalen om weer in 's lands dienst naar zee te gaan. Hij volgde als luitenant-admiraal Van Dorp op, die kort daarvoor zijn functie had neergelegd. Vanaf dat moment organiseerde Tromp de blokkade van de Vlaamse kust en bestreed hij waar mogelijk de Duinkerker kapers. Het hoogtepunt vormde 1639. Op de rede van Duins wist Tromp een Spaanse oorlogsvloot te vernietigen. Dankzij deze overwinning werd een halt toegeroepen aan de Spaanse mari- tieme expansiedrift in de richting van het Kanaal en de Noordzee. Tromps faam was voorgoed gevestigd. De Franse koning verhief Tromp zelfs in de adelstand. Op 13 april 1639 was zijn tweede vrouw overleden. Nog geen jaar later, op 1 februari 1640, trad Tromp opnieuw in het huwelijk, met Cornelia Teding van Berckhout. Door dit huwelijk, Cornelia was de dochter van een raadsheer van het Hof van Holland, behoorde Tromp nu tot de gevestigde regentenklasse.

55 Portret van Maarten Harpet sz. Tromp. (Foto: Marinemuseum te Den Helder).

In 1648 sloten de Republiek en Spanje de Vrede van Munster, waar- door er een einde kwam aan de Tachtigjarige Oorlog. Op zee braken enkele jaren van rust aan. Maar een nieuw conflict met Engeland broeide.5

Het conflict met Engeland De hoofdoorzaak van het conflict dat zich tussen Engeland en de Re- publiek ontwikkelde, lag in de toenemende handelsconcurrentie tus- sen beide landen. Met de uitvaardiging van de Akte van Navigatie op 9 oktober 1651 trachtte Engeland zijn handelsbelangen te bescher- men tegen de moordende Nederlandse concurrentie. Europese producten mochten voortaan alleen door Engelse schepen of door schepen uit het land van herkomst naar Engeland worden vervoerd. De aanval op het Nederlandse vervoersmonopolie werd ingezet. Gelijktijdig claimde Engeland het recht op de soevereiniteit over het haar omringende zeegebied, het zogenaamde 'mare clausum'. Boven- dien konden Nederlandse schepen in verband met het transport van 56 contrabande aangehouden worden en indien zij dit soort goederen aan boord hadden, werden schip en lading geconfisqueerd. Daarnaast speelden ook allerlei andere ondergeschikte zaken een rol die uiteindelijk ertoe leidden, dat de Engelse opinie zich steeds meer tegen de Nederlanders keerde. Zo toonde de Republiek zich ondank- baar ten aanzien van de Engelse steun gedurende de Opstand. Het was de Republiek die de koningsgezinden tijdens de Engelse burger- oorlog steunde in plaats van de aanhangers van Cromwell. De be- stuurders van de Republiek weigerden in te gaan op het Engelse verzoek om te komen tot een unie tussen beide landen. Het waren Nederlandse kapiteins die weigerden in de Narrow Seas hun vlag voor Engelse schepen te strijken en zo de Engelse soeverei- niteit over de zeeën rond Engeland ontkenden. Een speciale delegatie, bestaande uit de oud-raadpensionaris Jacob Cats, Gerard Schaap Pietersz. en Paulus van der Perre, vertrok naar Londen om een oplossing te zoeken voor de bovengenoemde geschil- punten. Maandenlange onderhandelingen volgden. Resultaten ble- ven vooralsnog uit. Wel besloten de Staten-Generaal alvast tot de uitrusting van 150 oorlogsschepen. Met spanning wachtten zeelieden en vissers af. Zouden de weder- zijdse afgevaardigden erin slagen de vrede tussen Engeland en de Republiek te bewaren. Iedereen was het erover eens, dat het op zee ging spannen. Met deze wetenschap gewapend voer op 21 december de Maassluise visser Ewout Andriesz. Drouvert naar de visgronden bij het Witte Water. De volgende ochtend om 9 uur op twaalf mijlen van de Maasmonding en acht mijlen uit de kust verwijderd kreeg Drouvert boven de horizon een gezicht te zien: een vlak landschap met ruiters en voetvolk openbaarde zich. De overige bemannings- leden die onderdeks waren, misten dit visioen. Wel zagen zij iets later tegen de heldere lucht uit het noorden een hele vloot schepen komen aanzeilen. Eén schip verloor zijn steng, maar deze schade werd onmiddellijk gerepareerd. Daarna verscheen uit het zuidoosten een machtige vloot. Een zeeslag leek plaats te vinden. Een dikke damp onttrok beide vloten aan het oog. Alle schepen zonken daarna. Een geweldig groot schip werd zichtbaar, dat eveneens zonk met de boeg voorover. Oost-noord-oost vertoonde zich een leeuw die zich niet liet wegjagen en het strijdgewoel bleef domineren. Drie uur lang duurde het gezicht. Diep onder de indruk rapporteerde Drouvert6 zijn ervaringen aan de Maassluise schout en schepenen. Zijn verklaring werd gedrukt en breed verspreid. Het visioen werd op tweeërlei wijze geïnterpreteerd. Sommigen zagen het als een voorteken van blijvende vrede tussen Engeland en de Republiek. Anderen voorzagen een positieve uitslag voor de Republiek in een confrontatie met de Engelsen op zee. Beide opinies zouden spoedig gelogenstraft worden.'

57 De toenemende gespannen verhouding met Engeland kreeg haar ontlading in het zogenaamde 'vlagincident' bij Dover op 29 mei 1652. Tromp ontmoette toen de Engelse admiraal (1599- 1657). Volgens de Engelse admiraal voldeed Tromp niet aan de voor- geschreven saluutplicht, waarna hij het vuur op Tromps vlaggen- schip Brederode opende. Een ongeregelde zeeslag ontbrandde. Direct informeerde Tromp de Staten-Generaal over het incident met Blake. Tevergeefs stuurden de Staten-Generaal raadpensionaris Adriaen Pauw op 14 juni 1652 naar Londen om erger te voorkomen. Het ge- vecht tussen Tromp en Blake werd het startschot voor één van de bloedigste zeeoorlogen. Pas op 8 juli 1652 brak de oorlog officieel uit. Pauw werd toen door de Staten-Generaal teruggeroepen naar Den Haag en de Engelse oorlogsvloot liep op dat moment in zee met de opdracht de Nederlandse visserij te vernietigen en de retourschepen van de VOC te onderscheppen. De Eerste Engelse Zeeoorlog was een feit.8 Een anonieme pamfletschrijver beschreef het gebeurde in een Bon- dig en waerachtigh verhael van 't gene onlancx is voorgevallen tusschen d' Engelsche onder 't commando van den generael Blake ende de Hollantsche Armada, onder 't beleyt van den E. Heer luytenant-admirael Tromp, ontrent Doevres: als mede diversche brie- ven, examinatien en attestatien nopende de selve. Het werd gedrukt door Jan Veld, drukker van het Parlement van En- geland te Londen in 1652. Onder het Nederlandse lezerspubliek vond dit pamflet gretige aftrek. Over de vraag wie nu als de schuldige aan dit incident kon worden beschouwd, hebben pamfletschrijvers en tijdgenoten lange tijd geredetwist. Ook latere historici kwamen niet uit deze schuldvraag.

Voorzorgsmaatregelen Aan de wal in het Zeeuwse en Hollandse kustgebied werden maat- regelen genomen om een invasie van Engelse troepen te voorkomen. Alle mannelijke inwoners in de regio werden onder de wapenen ge- roepen. Zo moesten de bestuurders van Monster binnen tien dagen bij de Staten van Holland een overzicht inleveren van alle mannen tussen de achttien en zestig jaar die hiervoor in aanmerking kwamen en hun wapens inspecteren. Op 27 juni 1653 werden de beschikbare geweren en pieken in Ter Heijde, Monster, Poeldijk en Loosduinen geteld. Tijdens de monstering consumeerden de betrokkenen voor ruim 37 gulden aan bier. Verder werden de schutterijen in Maassluis, Vlaardingen en Den Haag opgeroepen en de garnizoenen in de ste- den versterkt. Extra buskruit en wapens werden aangekocht.9

De Eerste Engelse Zeeoorlog (1652-1654) Het streven van de Engelse marine was er vooral op gericht de Ne-

58 )11.00 'vo -fcryc ii, z 7- ?-t. ti cr , ,,,:. ,, fr# • ‘-. op?r, .., C

- ...----

1.2-'/'

b),91. 1'1/ raysatt, -1);■; (3r) i.)-

rc t“,....5 c ::,44-,P,-,..,-.C.)g,,,teEtd-- L,..,53 -,-,-,,,,..J-- ',„:,...gtgx árm.

LII %c ,

4— e:9Y an;r■

c-f,ye by.. v1,9 co)

Overzicht van het geconsumeerde bier tijdens de monstering van inwoners van Monster in de zomer van 1653. (GA Monster, Oud-archief inv. nr. 1453). 59 derlandse haringvisserij in de Noordzee uit te schakelen, de Neder- landse koopvaardij te belemmeren en de Nederlandse kust te blok- keren. De bevelhebbers van de Staatse oorlogsvloot daarentegen zochten nadrukkelijk de confrontatie. Zij werden hierbij echter ge- hinderd, doordat zij gelijktijdig de visserij dienden te beschermen, de handelsroutes door het Kanaal moesten openhouden en gelast wer- den uitzeilende en terugkerende VOC-schepen te begeleiden.

Op verzoek van Cent Centsz. uit Ter Heijde verklaarden stuurman Arie Cornelisz. de Graeff van het haringschip 't Lant van Belofte en zijn bemanningsleden Willem Ariensz. Kat uit Ter Heijde, Pieter Pietersz. Schout uit Delfshaven en Simon Pietersz. uit Ter Heijde dat zij in het begin van de maand juli (1652) op weg naar hun thuishaven Delfshaven 's nachts tussen de Engelse vloot verzeild raakten. In het donker konden zij het aantal schepen echter niet tellen. Zij werden aangeroepen in het Engels: `Houla van waer 't schip' en `waer sijn de buijssen'. De stuurman gaf als antwoord: `van Delfshaven' en 'om de Noort, sonder iets te meer tegens haer te seggen'. Ongehinderd kon 't Lant van Belofte een uur lang door de Engelse vloot zeilen zonder dat zij vijandig werden bejegend.1°

In eerste instantie verliep de zeeoorlog voor de Republiek niet ongun- stig. Michiel Adriaensz. de Ruyter slaagde erin om op 26 augustus 1652 bij Plymouth de Engelse Kanaalvloot onder George Ayscue te weerstaan. Ayscue week uit naar zijn thuishaven. De Staatse vloot bleef voorlopig meester van het Kanaal. Het grote konvooi dat aan De Ruyter was toevertrouwd, kon veilig thuiswaarts zeilen. Onder- tussen bracht Blake de haringvisserij enorme schade toe. Twaalf visserijkonvooiers werden uitgeschakeld. Vier haringbuizen werden genomen. Deze schepen werden echter weer vrijgelaten, nadat zij de gewonden van de visserijkonvooiers hadden moeten overnemen. Noodgedwongen moesten de vissers hun vangstseizoen vroegtijdig beëindigen. Tromp werd met verwijten overladen en door de Staten- Generaal op non-actief gesteld. verving hem. Zijn ne- derlaag bij Kentish Knock op 8 en 9 oktober zorgde ervoor dat Tromp weer terugkeerde naar de Staatse vloot. Tromp wist dankzij de voor hem succesvol verlopen Slag bij Dungenes (10 december 1652) het Kanaal open te houden. Daarna waren de rollen omgekeerd. De Engelse walorganisatie draaide in de wintermaanden van 1652 en 1653 op volle toeren. Schepen werden gerepareerd en nieuwe schepen aan de vloot toegevoegd. Incompetente officieren werden ontslagen, de discipline aangescherpt en de opvarenden met hogere gages gepaaid. Blake kreeg twee andere militairen naast zich als `generals-at-sea'. Het waren George Monck (1608-1670) en Richard Deane (1610-1653).11 60 Kaartje met de voornaamste slagen uit de Eerste Engelse Zeeoorlog. 1. 29 mei 1652 Slag bij Dover 2. 26 augustus 1652 Slag bij Plymouth 3. 8-9 oktober 1652 Slag bij Duins 4. 10 december 1652 Slag bij Dungeness 5. 28 februari-2 maart 1653 Driedaagse Zeeslag 12-13 juni 1653 Slag bij Nieuwpoort 6. 7. 10 augustus Slag bij Ter Heijde

Tijdens de Driedaagse Zeeslag in het Kanaal (28 februari tot 2 maart 1653) dolf de Staatse oorlogsvloot het onderspit. Hoewel Tromps vloot niet werd vernietigd, waren de verliezen groot. Op 12 en 13 juni 1653 wist Monck in de Slag bij Nieuwpoort opnieuw de Staatse vloot te bedwingen. De Zeeuwse en Hollandse kust werden geblokkeerd, waardoor handel en visserij stil kwamen te liggen. Het gemor aan de wal nam steeds grotere vormen aan. Tijdgenoten, waaronder raad- pensionaris Johan de Witt, legden direct een verband tussen de oorlogssituatie, de economie en de oproeren die in de zomermaanden van 1653 onder andere in Enkhuizen, Alkmaar en Rotterdam uitbra- ken.

De Witt omschreef de situatie als volgt: 'De haringvangst staat stille, de rogge ende 't andere koren begint dapper te steigeren, uit alle 't welke wordt veroorzaakt dat duizenden van mensen, haar handen noch haar monden geen werk wetende te geven, beide gebruiken tot kwaad doen, de ..een tot plunderen ende roven, ende de ander tot calomniëren (=kwaadspreken) ende lasteren, van hoedanige soort 61 van mensen meest alle de steden van Holland vol zijn. Ende gelijk men het kwaad altijd een oorzaak wil geven, zo wordt generalijk alle disastre toegeschreven de kwade directie der regenten'.'2 Op 20 juni 1653 kwam het in Enkhuizen tot een uitbarsting. De hoofdoorzaken waren de grote werkloosheid onder de zeevarenden, de koopkrachtdaling als gevolg van stijgende graanprijzen, het slechte verloop van de oorlog op zee, het grote aantal slachtoffers en krijgsgevangenen en de ontevredenheid over het functioneren van de admiraliteiten.13 Zes dagen later protesteerde men in Alkmaar voor het huis van een lid van de Admiraliteit tegen de slechte toestand waarin de Staatse oorlogsvloot verkeerde. Vooral vrouwen uitten hun ongenoegens dat hun mannen op wrakke oorlogsbodems naar zee werden gestuurd."

De Slag bij Ter Heijde Na de verloren Slag bij Nieuwpoort werden de schepen van de terug- gekeerde vloot in Zeeland, Holland en Friesland met grote spoed ge- repareerd en opnieuw uitgerust. Hoewel Tromp de admiraliteiten en de Staten-Generaal overstelpte met klachten over de kwaliteit van zijn schepen, over de tekortschietende bevoorrading en over de tekor- ten aan ervaren zeelieden, liep hij toch op 2 augustus 1653 met een deel van zijn vloot weer in zee. Het eskader dat onder bevel van vice- admiraal Witte Cornelisz. de With in Texel werd uitgerust, liet nog op zich wachten.Tromps missie was de wurgende Engelse blokkade van de Zeeuwse en Hollandse kust te breken. Op last van de Staten-Generaal moest de schout van Scheveningen dagelijks met behulp van visserspinken contacten met Tromps sche- pen onderhouden. Vanaf 2 augustus waren tussen 's-Gravenzande en Huisduinen posten-te-paard opgesteld die het berichtenverkeer landinwaarts met de Staten-Generaal, de Staten van Holland en de admiraliteitscolleges verzorgden. Voorzien van vage instructies be- reidde Tromp zich voor op een nieuwe confrontatie met de Engelse vloot. Voorzichtig en tergend langzaam zeilde Tromp naar het noorden. Hij hoopte op deze manier De With de gelegenheid te geven met zijn eskader uit Texel te vertrekken en een confrontatie met de Engelse vloot nog even uit te stellen totdat beide vloten verenigd waren. Dit lukte slechts ten dele. Op 8 augustus ontdekte Monck Tromps vloot. `s Avonds vond er ter hoogte van Wijk aan Zee een korte onbesliste zeeslag plaats. De invallende duisternis, een harde noordwester- storm en hevige regenbuien maakten verdere gevechten onmogelijk. Intussen had Witte de With kans gezien zijn eskader buitengaats te brengen en zich aan te sluiten bij Tromps vloot. Op verzoek van de Staten van Holland werden op 9 augustus 1653 in de Haagse kerken en in de kerken in de kustdorpen speciale kerk-

62 diensten georganiseerd om van God 'victorie en overwinning op de vijanden' af te smeken."

Op de vroege zondagochtend van 10 augustus 1653 lagen beide vlo- ten voor Ter Heijde. Volgens de journalist van de Hollandze Mercurius was dit juist ter hoogte van de plaats waar in 1651 de Maassluise visser Ewout Andriesz. Drouvert zijn visioen over het uitbreken van de oorlog met Engeland had gekregen." Beide vloten telden elk meer dan honderd schepen. Met dit verschil dat de Staatse vloot uit kleinere schepen bestond en over minder vuurkracht beschikte. Tromp had zijn schepen verdeeld over vijf eskaders. Hij voerde zelf de rechtervleugel aan, De Ruyter comman- deerde de linkervleugel, Johan Evertsen voerde het bevel over de middentocht en de eskaders van De With en Pieter Florisz. vormden de achterhoede. Rond zes uur 's morgens hadden Tromp en De With op de Brederode nog even overleg. Dit werd echter onderbroken door de komst van de Engelse vloot. Monck ging direct tot de aanval over. `Den horriblen en bloedigen slach' ving aan. De eskaders van Tromp, De Ruyter en Evertsen kregen het zwaar te verduren. Tot rond twee uur in de namiddag werden vier felle char- ges uitgevoerd. Aanvankelijk wist de Staatse vloot de Engelsen tot aan Goeree terug te dringen. Rond elf uur passeerde het eskader van de Engelse schout-bij-nacht Goodson in kiellinie varend en al schie- tend de Brederode. Vanaf het laatste fregat werd Tromp op de trap van zijn campagne door een musketkogel getroffen." In de Hollantsche Mercurius werd later Tromps einde verwoord als: 'Door den roock kost men zijn schip somtijts niet sien. Den Engelschen schout-bij-nacht quam dicht langst hem heen schuijven, al schie- tende. Doen quam een kleene kogel uijt het derde Eng. fregat dat achter dito schout-bij-nacht volgde, en trof onsen kloecken adm. M(aerten) H(arpertsz.) Tromp, soo hij op de trap van de hut in 't afgaen was, onder de lincker tepel door 't hert en 't lichaem. En op kussens in de hut neergeleijt zijnde, storf met deese woorde: 'Ick heb gedaen: Hout goede moet; o Heere weest mij en dit arme volck genadigh'."

Vlaggenkapitein Egbert Meusen Cortenaer hield voorlopig de dood van de admiraal voor vriend en vijand verborgen. De admiraalsvlag bleef in top. Wel liet hij de rode vlag hijsen, het sein dat de vlaggen- officieren voor een krijgsraad naar de Brederode werden ontboden. Slechts De Ruyter was in staat om hieraan gehoor te geven. Bij het zien van de gesneuvelde Tromp zou de De Ruyter gezegd hebben `Ach, ware ick voor hem gestorven'. Cortenaer kreeg van De Ruyter bevel Tromps vlag te blijven voeren en met de Brederode verder te vechten ten einde paniek te voorkomen.

63 64 De zeeslag had intussen steeds meer het karakter van een serie on- derlinge duels aangenomen, aangezien de ondiepe kustwateren het uitvoeren van grote manoeuvres onmogelijk maakten. Bloedige en- tergevechten en succesvolle acties van branders zorgden voor enorme aantallen doden en gewonden. Pas rond het middaguur hoorde Witte de With van Tromps dood. Tromps plaatsvervanger Johan Evertsen was ondertussen met zijn zwaar beschadigd schip en vele doden en gewonden naar Goeree gesleept. Ook De Ruyter had het strijdgewoel moeten verlaten. De With stond voor een onmogelijke opgave het tij te keren, te meer omdat meer dan twintig Staatse oorlogsbodems zich aan de gevech- ten onttrokken. Op een vijfde charge durfde hij het niet te laten aan- komen. Samen met Pieter Florisz. en enkele andere kapiteins dekte hij de aftocht van 's lands vloot naar Texel. De schade die de Engelse vloot in de gevechten had opgelopen, was zodanig dat Monck besloot in de nacht van 10 op 11 augustus huiswaarts te zeilen naar Harwich. Tromps missie, de blokkade door de Engelse vloot van de Zeeuwse en Hollandse kust te breken, was geslaagd. Wel was 'een man, welckers gelijcke de aerde niet veel heeft gedraegen en mogelijck in het toecomende niet lightelick sal sijn te vinden' gesneuveld.19

Toeschouwers Aangezien de confrontatie tussen de Engelse en Staatse vloot vlak onder Hollandse kust plaatsvond, konden duizenden vanaf het strand de gevechten gadeslaan 'met grote verschricktheyt overmits het afgrijselijck schieten aen weder zyden'.2° De Zweedse diplomaat Martenson rapporteerde hierover drie dagen later aan zijn opdracht- gevers: 'Zondag de 10de (augustus) begon het gevecht bij het krieken van de dag en duurde met grote heftigheid tot zonsondergang. Niet alleen kon men op het land elk schot horen, maar ook van verschil- lende duintoppen kon men het gevecht gadeslaan. Vanaf Ter Heijde tot aan Petten stond het strand vol volk, duizenden mensen waren toegestroomd. Deze zeeslag was de heftigste van dit jaar. Duidelijke berichten over de afloop van de strijd ontbreken nog'.21 In zijn Ockenburgh (1653) geeft de dichter Jacob Westerbaen een berijmd verslag van de zeeslag bij Ter Heijde. Vanaf de duintoppen bij zijn buiten Ockenburgh was ook hij getuige geweest van het verloop van de strijd: `My grouwelt van den dagh, die niet en sal eerouwen, Doe 't huylen in myn buyrt der brullende kortouwen Quam storen myne rust door 't dreunen en 't gedruys Van myne vensteren en glaesen in mijn kluys, Daer ick my had geset te leesen of te schryven Om in myn eensaemheydt den uchtend te verdryven'.22

65 Van heinde en verre waren Westlanders naar 's-Gravenzande en Ter Heijde gegaan om vanaf de duintoppen een glimp van de zeeslag op te vangen. De toch al kwetsbare duinen aldaar hadden enorm onder de mensenmassa te lijden. Duinmeier Hendrik Pieterz. Sterrevelt stond machteloos tegenover dit publiek geweld. Om toch zijn gezag nog enigszins te laten gelden nam Sterrevelt een hondje in beslag van het zoontje van Aernout Vapoer. Een terecht optreden. Honden in de duinen verbeurden immers hun leven. Omstanders bemoeiden zich met de zaak en een vechtpartij ontstond. Vapoer werd hierbij door Sterrevelt lelijk mishandeld.'"

Verdere verloop van de oorlog en de gevolgen Groot was de schade aan 's lands vloot. Het zeegebied tussen de hoek van Holland en 's-Gravenzande leek wel een scheepskerkhof. Het strand was bezaaid met blokken, stukken verschansing, hekkeboorden, watervaten en scheepsaffuiten. Minstens dertien schepen gingen verloren en 24 schepen werden meer of minder be- schadigd Ruim tweeduizend doden en gewonden werden geteld en zo'n duizend opvarenden werden krijgsgevangen gemaakt. De En- gelse verliezen waren beduidend lager. Ongeveer twaalfhonderd zee- lieden raakten gewond of sneuvelden en slechts enkele schepen gin- gen verloren." Ook onder de inwoners van Ter Heijde waren doden gevallen. Ruim vijfjaar later werd hieraan nog gerefereerd in een verzoekschrift van de Heijdse diaconie waarin maatregelen worden gevraagd voor de verarmde bevolking: 'van dat sij gansch onvermogende ende tot extremiteyt gekomen sijn, oock meest bestaen in arme weduwen en wesen die haermans en vaders in den Engelsen Oorlogh veel verlooren hebben'.25

Honderden opvarenden van de Staatse oorlogsvloot kwamen ten gevolge van de gevechten op zee in Engelse gevangenissen terecht. Zij versterkten daar het contingent gevangenen dat afkomstig was van veroverde Nederlandse koopvaardij- en vissersschepen. Tegen het einde van 1653 was hun aantal opgelopen tot zo'n 3.000 à 4.000. Het regende klachten over de slechte toestanden in de Engelse ge- vangenissen: 'slapende op stroo, sommighe ghenoegsaem onder den kouden hemel; als zijnde in hutte met plancken afgeschooten so dat veel storven van koude ende ongemack; 't welck tegen en in de win- ter noch meer soude toenemen'.26 Om uit deze ellendige omstandig- heden te komen traden enkelen in Engelse dienst of huwden met Engelse vrouwen. Vrouwen en andere familieleden trokken geregeld naar de bestuurscolleges in Den Haag om de uitwisseling van hun verwanten te eisen. Veel konden de bestuurders niet doen. Er waren te weinig Engelse krijgsgevangenen in de Republiek die tegen Hol-

66 landers of Zeeuwen konden worden uitgewisseld. De Engelsen waren in eerste instantie alleen bereid mannen met de rang van kapitein uit te wisselen. Gevangenen werden geprest tot werk op de Engelse oorlogsschepen. In de buurt van Salisbury werden velen ingezet in de agrarische sector. Een geëmigreerde Zeeuw zag kans om honderden gevangen genomen Nederlandse matrozen aan het werk te zetten bij één van zijn inpolderingsprojecten in Engeland.

De behandeling van de Engelse krijgsgevangenen in de Republiek was in het algemeen veel beter. Al op 16 augustus 1652 hadden de Staten-Generaal de admiraliteitscolleges gelast alle gevangen geno- men Engelse vissers of matrozen vrij te laten. Zij hoopten daarmee te bereiken dat de Engelsen deze geste zouden overnemen. Tever- geefs echter zoals we zagen. Zij die kans zagen te ontvluchten moes- ten al bedelend proberen een havenplaats te bereiken en trachtten met een neutraal schip naar het vasteland te komen. Engelse dou- aniers kregen expliciet opdracht van alle Spaanse en Duinkerkse schepen de bemanningslijsten bij aankomst en vertrek te controle- ren, omdat veel Nederlanders juist deze schepen gebruikten om te ontsnappen. In de loop van 1654 keerden de meesten berooid huis- waarts. Velen van hen werden in de havens van aankomst door diaconieën opgevangen en van mondkost en reisgeld voorzien.27

Ondanks de opgelopen schade was de Engelse vloot onder schout-bij- nacht John Lawson, later nog versterkt door een eskader onder Monck, eind augustus 1653 al weer in zee. Slecht weer verhinderde de Engelse admiraals de aanval te openen op de vloot van De With die vanuit Texel honderden koopvaarders naar het Oostzeegebied begeleidde. Uiteindelijk trok de Engelse vloot zich terug naar haar thuisbases. De With slaagde erin om in november 1653 ruim vier- honderd koopvaarders vanuit de Sont veilig naar de Republiek te brengen. Op last van de Staten-Generaal moesten de oorlogsbodems van De With buitengaats blijven. Ondanks het winterseizoen hoop- ten zij nog op een definitieve confrontatie met de Engelse vloot. Het werd echter een gevecht met de elementen. Vier dagen lang, van 7 tot 10 november, woedde een vreselijke storm die enorm huishield onder de Nederlandse vloot. 23 Schepen verloren hun grote mast, zestien hun roer, vijftien schepen zonken of liepen op het strand. Tussen de dertien- en veertienhonderd man kwamen om.28 Hoewel op papier in maart 1654 de plannen rond waren voor de uit- rusting van 180 oorlogsschepen, was de Republiek economisch ge- zien aan het einde van haar latijn. Terwijl de Engelse vloot in fe- bruari al 75 zeilen telde, waren eind april in de Hollandse en Zeeuwse havens pas 36 oorlogsbodems gereed. De Republiek snakte naar vrede. Naast de verliezen van de oorlogsvloot, leden de Neder-

67 landse koopvaardij- en vissersvloot enorme verliezen. Tijdens de oorlog verloor de Republiek zo'n 200 vissersschepen en tussen de 1.000 en 1.500 koopvaarders. De blokkades van de kust en het suc- cesvolle optreden van Engelse kapers brachten de Nederlandse eco- nomie grote schade toe. Gretig maakten de Staten-Generaal gebruik van het vredesaanbod van Olivier Cromwell. Deze nieuwe machthebber in Engeland wilde zo snel mogelijk de relatie met de Republiek normaliseren. De `world was wide enough for the merchants and mariners of both nations'. Op 15 april 1654 werd het Verdrag van Westminster gesloten. De vredesvoorwaarden vielen erg mee. De Republiek moest een schade- vergoeding betalen, de saluutplicht aan Engelse schepen erkennen en akkoord gaan met de bepalingen uit de Navigation Act. Clausules omtrent het heffen van belastingen door de Engelsen op de Neder- landse haringvisserij in de Engelse kustwateren en het doorzoeken van Nederlandse schepen op contrabande ontbraken echter. Op ver- zoek van Cromwell gingen de Staten van Holland in het geheim ak- koord met de Akte van Seclusie. Zij beloofden hierbij geen Oranje meer tot stadhouder te benoemen. Cromwell had daardoor de garan- tie dat een Oranje het door hem verdreven Engelse koningshuis niet zou kunnen steunen.29

De gevolgen van de Eerste Engelse Oorlog waren zeer ingrijpend. Grootschalige gevechtstactieken, zoals de linietactiek, deden hun intrede. De oorlogsvloot bestond voortaan uit 'echte' oorlogsbodems. Gecharterde koopvaardijschepen maakten geen substantieel deel meer uit van de vloot. Een corps van professionele marineofficieren trad aan. In plaats van soldaten was er nu vooral vraag naar matro- zen. Het zwaartepunt van de oorlogsbelangen kwam nu definitief in Holland en Zeeland te liggen. Een nieuwe tijd brak voor de Republiek aan. De oorlogsvloot werd het middel om de handelsbelangen veilig te stellen en het instrument om in de internationale politiek eisen kracht bij te zetten.3°

Begrafenis Het stoffelijk overschot van Tromp werd bij Den Helder aan land gebracht en per koets langs het strand naar zijn woonhuis aan het Korte Voorhout in Den Haag vervoerd. Op 5 september vond de in- drukwekkende staatsbegrafenis plaats. Voorafgegaan door de vier- honderd man sterke garde van de Staten van Holland begeleidden vertegenwoordigers van de Admiraliteit, de Staten-Generaal, de Raad van State, de Staten van Holland, de Hoge Raad, het Hof van Holland, de Rekenkamer, de magistraten van Den Haag, , Brielle en Rotterdam, predikanten, zee- en landofficieren en bewo- ners van Den Haag de lijkkist naar een schip dat Tromp vanuit Den

68 Het praalgraf van Maarten Harpertsz. Tromp in de Oude Kerk te Delft. (Foto: Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg te Brielle).

69 Haag naar Delft bracht. De kist was bedekt met zijn familiewapen en een lang zwart kleed waarvan de uiteinden door , Johan Evertsen, Pieter Florisz. en Gideon de Wildt werden vastge- houden. Opvallend blijft dat vice-admiraal De With als slippendrager ontbrak. In Delft werd de begrafenisstoet door vier gewapende bur- gervendels opgewacht en onder saluutschoten werd het stoffelijk overschot in de Oude Kerk in een nieuwe grafkelder ter aarde be- steld." Later werd in de voormalige Heemraadskapel in de Oude Kerk te Delft op last van de Staten-Generaal een grafmonument opgericht. Zij gingen grondig te werk. De historicus Marcus Boxhorn kreeg alle relevante papieren uit de griffie van de Staten overhandigd om een opzet te maken voor een stuk beeldhouwwerk waarin de heldenda- den van Tromp zouden worden verbeeld 'tot eere ende eeuwige gedachtenisse van de overledene'. Architect Pieter Post, die ook het huis van Tromp in Den Haag ontwierp, werd gevraagd een ontwerp voor het grafmonument te maken. en Willem de Keyser realiseerden het in 1658. In het midden van het monument ligt Tromp. Zijn hoofd rust op een stuk geschut en zijn lichaam op een roer van een schip. Daaronder is in wit marmer de Slag bij Ter Heijde verbeeld. Op het voetstuk staat een gedicht van Joost van den Von- del. De beginregels luiden 'Hier rust de zeeheld Tromp de dappere beschermer der zeevaert en de zee; ten dienste van 't vrye land'. Aan weerszijden staan twee pilaren die versierd zijn met ankers, harnas- sen, schilden, helmen en strijdbijlen. Het grafmonument wordt be- kroond met het wapen van Tromp dat hij in 1639 van de Franse ko- ning ontving vanwege zijn overwinning op de Spaanse vloot bij Duins. De Staten-Generaal tastten diep in de buidel voor dit praalgraf. De kosten bedroegen maar liefst 11.000 gulden. Het leek wel of de Sta- ten met dit uiterlijk vertoon hun onvermogen om Tromp met een sterke oorlogsvloot in zee te sturen wilden camoufleren.32

Geen monument voor Ter ijde Opvallend is het dat wel Michiel de Ruyter en Piet Heyn, maar niet Maarten Tromp in de hausse van standbeeldoprichtingen van de 19e eeuw met eigen monumenten werden vereerd. Al op 29 april 1840 legde vice-admiraal O.W. Gobius de eerste steen voor de sokkel waarop een beeld van De Ruyter zou worden geplaatst. Een jaar la- ter stond De Ruyter te pronken op zijn De Ruyterplein te Vlissingen. In 1870 viel deze eer in Delfshaven te beurt aan Piet Heyn. Tussen 1886 en 1888 poogde een 'Commissie tot oprichting van een natio- naal gedenkteken gewijd aan de grote daden der vroegere Neder- landse zeehelden' een standbeeld voor Tromp te realiseren. Geldge- brek deed dit initiatief echter mislukken. Ook in zijn geboorteplaats 70 Brielle en in zijn woonplaatsen Rotterdam en Den Haag kwam het niet tot een monument.

Bijna had de gemeente Monster de primeur gekregen. Op de Rijks- werf bij het Marine-Etablissement te Amsterdam stond aan het einde van de negentiende eeuw op een stenen sokkel een ijzeren, met hout bekleed schegbeeld van Tromp. Het beeld was afkomstig van het voormalige linieschip Tromp. In 1915 hoorden burgemeester en wethouders van Monster de geruchten over een gedeeltelijke ontrui- ming van de marinewerf en de vernietiging van het schegbeeld. Dit was voor hen aanleiding de minister van Marine te verzoeken let Gemeentebestuur te gelegener tijd bij de ontruiming in het bezit te willen stellen van genoemd beeld met voetstuk, ten einde dit te Ter Heijde te kunnen plaatsen (welk dorp tot de gemeente Monster be- hoort)'. De minister reageerde positief op dit verzoek. Een jaar later liet de gemeente Monster het echter afweten. De kosten die gemaakt moesten worden voor de restauratie van het schegbeeld, voor de plaatsing op een nieuwe sokkel en voor het transport, geschat op ongeveer vijfhonderd gulden, waren voor de Monsterse bestuurders te veel gevraagd. Tromps beeld bleef in Amsterdam en is waarschijn- lijk in de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan."" Tekst van een briefkaart van de Marine aan B en W van Monster `Met referte aan een aan U gericht schrijven van den minister van Marine dd 16 juni 1915 no 63, heb ik de eer U Edelachtbare te verzoeken, mij wel te willen berichten, wanneer en met wat voor middel van transport het daarin bedoelde beeld met voet- stuk zal worden afgehaald. Hoogachtend LTZ 2' klasse J. v.d. Laan'

Ter Heijde moest genoegen nemen met twee kanonnen (24 ponders) die in 1980 bij de Slapersdijk werden geplaatst. Een aangebracht opschrift houdt de herinnering aan de zeeslag bij Ter Heijde op 10 augustus 1653 levend.

Herdenkingen In de loop der eeuwen vonden geregeld herdenkingen van Tromps ge- boorte- of sterfjaar plaats. In tegenstelling tot die van De Ruyter waren dit meestal kleinschalige plechtigheden. Pas op 10 augustus 1903 werd voor het eerst een grotere herdenkingsbijeenkomst door de Koninklijke Marine georganiseerd in de Oude Kerk te Delft. Ver- tegenwoordigers van alle onderdelen van de marine, zowel actief dienenden als gepensioneerden waren hierbij tegenwoordig 'om door

71 hunne tegenwoordigheid te getuigen, dat Tromp nog steeds als "Bestevaer" in de herinnering voortleeft'. Schout-bij-nacht W.J. Derx, directeur en commandant van de marine te Amsterdam en oudste vlaggenofficier van de Zeemacht in Nederland, sprak een herden- kingsrede uit en legde een krans bij Tromps grafmonument." Vijftig jaar later werd door de burgemeester van Brielle de laatste grote herdenkingsmanifestatie georganiseerd. Op 5 september 1953, de datum waarop het 300 jaar was geleden dat Tromp in Delft werd begraven, sprak de minister van Marine ir. C. Staf een herdenkings- woord in de Brielse Sint-Catharijnekerk. De kerk waar Tromps ouders hem in 1598 lieten dopen. Op 10 augustus 2003 was het 350 jaar geleden dat 'Bestevaer' voor Ter Heijde sneuvelde. In de zomermaanden werd op gepaste wijze hieraan aandacht besteed. Het initiatief lag nu niet bij de gemeenten Delft of Brielle maar bij de gemeente Monster, waar het kerkdorp Ter Heijde deel vanuit maakt. Een groot aantal activiteiten werd in de maand augustus naar aanleiding van de Slag bij Ter Heijde gereali- seerd. Door de Koninklijke Marine werd vanaf het nieuwe LCF Hr.Ms. Tromp voor de kust van Ter Heijde een krans gelegd en in de Oude Kerk te Delft werd een herdenkingsdienst georganiseerd ter nagedachtenis aan de 'verwinnaar der vyanden (die) dapperlyk voor `t vaderland strydende,' de dood vond.

BRONNEN: Rijksarchief Gelderland te Arnhem, Familiearchief Van Rhemen, inv.nr. 129 Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, Knuttel nrs. 7090-7091 Nationaal Archief te Den Haag Staten-Generaal, inv.nrs. 5549-5550, 5580 Oud-rechterlijk archief Brielle, inv.nr. 61 Oud-rechterlijk archief Maassluis, inv.nr. 179 Oud-notarieel archief Monster, inv.nr. 6038 Zeeuws Archief te Middelburg Staten van Zeeland, inv.nrs. 506, 1301, 2134-2135 Streekarchief Voorne-Putten en Rozenburg te Brielle NK Kerk Brielle, Doop-, trouw- en begraafboeken Gemeentearchief te Maassluis Visserijarchief, inv.nrs. 37, 73 Gemeentearchief te Monster, Oudarchief, inv.nrs. 52, 1453, 2107-2108, 2131, 2257-2258, 2403-2404 Nederlands Hervormde Kerk te Ter Heijde Diaconiearchief, inv.nr. 29 Instituut voor Maritieme Historie te Den Haag Collectie Materieelsverwerving KM 1867-1945), inv.nr. 41 (1915) Persoonsdocumentatie 'Tromp' 72 LITERATUUR: L. VAN AITZEMA, Saken van Staet en Oorlogh, 6 dln. (Den Haag, 1669-1672). C. BALLHAUSEN, Die drei englisch-holltindischen Seekriege. 1. Der erste englisch-holltindische Seekrieg 1652-1654, sowie der schwedisch- holltindische Seekrieg 1658-1659 (Den Haag, 1923). [L. VAN DEN BOSCH], Leven en bedryf van den vermaarden zeeheld Cornelis Tromp (Amsterdam/Haarlem, 1692). C.R. BOXER, The Anglo-Dutch Wars of the 17th Century 1652-1674 (Londen, 1974). S.W.P.C. BRAUNIUS, 'Oorlogsvaart', in: Maritieme Geschiedenis der Neder- landen, dl II (Bussum, 1977) 316-354. J.R. BRUIJN, Varend verleden. De Nederlandse oorlogsvloot in de 17de en 18de eeuw (Amsterdam, 1998). Calendar of State Papers. Domestic series 1653-1654, ed. M.A. Everett Green (Londen, 1897). H.T. COLENBRANDER, Bescheiden uit vreemde archieven omtrent De Groote Nederlandsche Zeeoorlogen 1652-1676, 2 dln (Den Haag, 1919). G. DAVIS, The early Stuarts 1603-1660 (Oxford, 1976). R. DEKKER, Holland in beroering. Oproeren in de 17de en 18d" eeuw (Baarn, 1982). J.E. ELIAS, Schetsen uit de geschiedenis van ons zeewezen, 6 dln (Den Haag, 1916-1930). J.E. FARNELL, 'The Navigation Act of 1651 the First Dutch War, and the London Merchant Community', in: The Economic History Review 16 (1963) 439-454. W. FRIJHOFF, 'Voorgezichten van strijd en straf in de zeventiende-eeuwse Republiek. Naar een geschiedenis van de produktiewijze van collectieve waarneming', in: E.K. Grootes e.a. (red.), Geschiedenis godsdienst letter- kunde. Opstellen aangeboden aan dr. S.B.J. Zilverberg (Roden, 1989) 81-89. WILLEM FRIJHOFF EN MARIJKE SPIES, 1650 Bevochten eendracht (Den Haag, 1999). T. VAN GENT, 17 zeventiende eeuwse admiralen en hun zeeslagen (Den Haag, 2000). W. HESS, Himmels- und Naturerscheinungen in Einblattdrucken des XV. bis XVII. Jahrhunderts (Nieuwkoop, 1973). Hollandze Mercurius vervaetende het gepasseerde in Europa, voornamelijck den Enghels ende Nederlandtschen oorloch voorgevallen in 't geheele jaer 1653, 4' deel (Haarlem, 1662). Hollantse Mercurius vervaetende het gepasseerde in Europa, voornamelijck den Enghels ende Nederlandtschen oorloch voorgevallen in 't geheele jaer 1653 (Haarlem, 1654). J.R. JONES, The Anglo-Dutch Wars of the Seventeenth Century (Londen/New York, 1996). J.C. DE JONGE, Het Nederlandsche Zeewezen, dl I (Haarlem, 1858). N.J.M. KERLING, 'Nederlandse krijgsgevangenen in Engeland (1652-1674)', in: Mededelingen van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis 16 (1968) 5-13. P.J. KLAPWIJK, 'Variaties op een thema. Penningen op de Slag bij Ter Heijde (1653)', in: S. de Meer e.a. (red.), Schatkamer. 73 Veertien opstellen over maritiem-historische onderwerpen aangeboden aan Leo M. Akveld (Franeker, 2002). J.R. POWELL, Robert Blake. General-at-Sea (Londen, 1972). R. PRUD'HOMME VAN REINE, Rechterhand van Nederland. Biografie van Michiel R. Prud'homme van Reine, Schittering en schandaal. Biografie van Maerten en Cornelis Tromp (Amsterdam/Antwerpen, 2001). A. PIJNACKER HORDIJK, Voor en na 10 augustus. Herinneringen aan Tromp (Nijmegen, 1903). J.F.M. STERCK e.a. (red.), De werken van Vondel, deel 5 (Amsterdam, 1931) 586. R.J. DE VRIES, Enkhuizen 1650-1850. Bloei en achteruitgang van een Zuiderzeestad (Amsterdam, 1987). R. WILLEMSEN, Enkhuizen tijdens de Republiek. Een economisch-historisch onderzoek naar stad en samenleving van de 16' tot de 19' eeuw (Hilversum, 1988).

1 Citaat uit een brief van de Zeeuwse gedeputeerden bij de Staten-Gene- raal, Zeeuws Archief, Staten van Zeeland, inv.nr. 506 (13 augustus 1653). 2 SA Voorne-Putten en Rozenburg, NH Kerk Brielle, DTB. 3 SA Voorne-Putten en Rozenburg, NH Kerk Brielle, DTB. 4 SA Voorne-Putten en Rozenburg, NH Kerk Brielle, DTB. 5 Gebaseerd op IMH, Persoonsdocumentatie `Tromp'; Prud'homme van Reine, Schittering en Schandaal, 19-53. 6 Op 15 juli 1653 was Drouvert getuige van een gevecht bij Hitland. Zijn plaatsgenoot Pleun Cornelisz. d'Oij werd, toen hij met zijn hoeker de vissersvloot ging waarschuwen dat de Engelse vloot de Hollandse zee- gaten blokkeerde, door Engelse kapers genomen. D'Oij werd door een musketkogel in de borst getroffen en bleef op Hitland achter om te gene- zen. Een halfjaar later op 6 maart 1654 werd Drouverts hoeker door een Engels schip genomen. Een prijsbemanning werd overgezet om het schip naar Lith te brengen. Onderweg schakelden Drouverts bemanningsleden de Engelsen uit en brachten de hoeker veilig naar Maassluis. (NA De Haag, RA Maassluis, 179 dd 16 augustus 1653 en 16 maart 1654). 7 RA Gelderland, Familiearchief van Rhemen, inv.nr. 129; Koninklijke Bibliotheek Den Haag, Knuttel, nrs. 7090-7091; Hess, Himmels- und Naturerscheinungen, 65, 109. 8 GA Maassluis, Visserijarchief, inv.nr. 73 (13 juli 1652) dat de ambassa- deurs op maandag 8 juli 'den oorloch aenden Engelschen hadde aangeseijt'; Elias, Schetsen, II, 101-109; Powell, Robert Blake, 153. 9 GA Monster, Oud-archief, inv.nrs. 52, 1453. 10 NA, Staten-Generaal, inv.nr. 5580. 11 NA, Staten-Generaal, inv.nrs. 5549-5550; Bruijn, Varend verleden, 91-93; Elias, Schetsen, II, 104-105. 12 Citaat bij Dekker, Holland in beroering, 130-131. 13 Hollantsche Mercurius, 60; De Vries, Enkhuizen, 19-20; Willemsen, Enkhuizen, 142-147. 14 Dekker, Holland in beroering, 42. 15 Zeeuws Archief, Staten van Zeeland, inv.nr. 2134 (10 augustus 1653). 16 Hollandze Mercurius, 74. 74 17 Elias, Schetsen, V, 194-199. 18 Hollantsche Mercurius, 88. 19 Elias, Schetsen, V, 200-209; De Jonge, Zeewezen, I, 517; Prud'homme van Reine, Schittering en Schandaal, 190. 20 Geciteerd door Klapwijk, 'Penningen', 130. 21 Colenbrander, Bescheiden uit vreemde archieven, I, 76-77. 22 Pijnacker Hordijk, Voor en na 10 augustus. 23 NA, Oud-notarieel archief Monster, inv.nr. 6038 (29 april 1654). 24 Elias, Schetsen, V, 206; Prud'homme van Reine, Schittering en Schan- daal, 190. 25 NH Kerk Ter Heijde, Diaconiearchief, inv.nr. 29 (8 oktober 1658). 26 Van Aitzema, Saken van Staet, III, 861, 27 NA, Staten-Generaal, inv.nr. 5550 (23 augustus 1652); NA, RA Brielle, inv.nr. 61 (29 maart 1654); GA Maassluis, Visserijarchief, inv.nrs. 37, 73; ZA, Staten van Zeeland, inv.nr. 1301 (21 november 1653); Calendar of State Papers. Domestic series 1653-1654, 95, 111; Braunius, 'Oorlogs- vaart', 346-347; Kerling, 'Nederlandse krijgsgevangenen', 5. 28 Boxer, The Anglo-Dutch Wars, 15-17; De Jonge, Zeewezen, I, 519-521. 29 Boxer, The Anglo-Dutch Wars, 15-19. 30 Bruijn, Varend verleden, 95-97; Frijhoff en Spies, 1650 Bevochten een- dracht, 132. 31 [Van den Bosch], Leven en bedrijf, 131; Prud'homme van Reine, Schitte- ring en Schandaal, 195-196. 32 Zeeuws Archief, Staten van Zeeland, inv.nr. 2135 (16 augustus 1653); Prud'homme van Reine, Schittering en Schandaal, 195-196. 33 GA Monster, Oudarchief, inv.nrs. 2107-2108, 2131, 2257-2258, 2403-2404; IMH, Collectie Materieelsverwerving KM 1867-1945), inv.nr. 41 (1915); Prud'homme van Reine, Rechterhand van Nederland, 353-354; Idem, Schittering en schandaal, 412-416. 34 'Hulde van de Marine aan de nagedachtenis van Maarten Harpertszoon Tromp', in: Marineblad 18 (1903/04) 237-244.

75