TOT DUSVERRE BEKENDE GROEIPLAATSEN. 2or Nu, begin November, hebben de planten een berg Onder 't dorrend akeleiloof van 't vorige jaar wortelbladen gevormd, frischgroen, die nog altijd schieten in dienzelfden bak tallooze sneeuwklokjes van 't minste najaarszonnetje profiteeren, om zet­ omhoog; elk jaar meer. 't Begint soms al in Sep­ meel te vormen. Dat belooft wat voor de lente! tember. Dit jaar zijn ze laat. 't Is begin November De groeischeden worden hoe langer hoe steviger. en nog maar een paar zilvergroene puntjes zijn te En zoolang 't nog niet vriest, wordt er telkens meer zien boven de vochte aard. Dezelfde bak bevat nog voorraad opgetast voor den aanstaanden lente- Anemone nemorosa van den Plasmolen en 't Bloemen- bloemtros. daalsche bosch; ook A. ranunculoïdes van 't ïïaar- Wanneer we zoo'n najaar hebben, dat den planten lemsche zeldzaamhedenlandje, Ornithogalum van 't veroorlooft, nog lang blad te houden, dan is dat in Sloterdijker laantje, Convallaria en Listera uit de 't voorjaar aan mijn kweekelingen o zoo goed te duineji en Baarnsche jonge koningsvarens. De gan- merken. Ze bloeien dan veel rijker, dan wanneer sche bak is dus een mooi boschstukje. een snerpende najaarskou hen overviel, bijna nog CHBISTIAAN H. J. RAAD. in. hun zomerfleur. A'dam, Nov. '00. (Wordt vervolgd.) •&u vu

Tot dusverre bekende groeiplaatsen der tot de bijgenoemde familiën behoorende planten.

Familie Labialen. 5. T h y m u s. 1. Pulegium. T. Serpyllum L. Op heide-, duin- en zandgrond, ook tus­ P. vulgare MUL Langs waterkanten en in vochtige wei­ schen gras, aan dijken en wegen. Algemeen en overal. landen. Meers, Middelaar. Groot Deuteren, Grave, Vlijmen, 6. Hyssopus. Vught, Werkendam. Nijmegen (Heumen, Wijchen), Wamel, Varik, Tielerwaard, Batenburg, Ulenpas, Eibergen, Gorsel. H. officinalis L. Op oude muren. Harderwijk, Huis te Zalk. don Haag. Bronkhorst. Utrecht. .2 Mentha. 7. Satureja. M. aquatica L. Aan vaarten, slootkanten, vooral in veen- S. Iwrlensis L. Verwilderd aan het Spaarne. streken, ook in vochtige duinpannen. Algemeen en overal. 8. C1 i n o p o d i u m. M. pyramidalis Lloyd. Aan de Vecht bij Hcemze. M. gentilis L. Aan waterkanten, op vochtige plaatsen. C. vulgare L. In duinen en heuvelachtige streken, op open Apeldoorn, Beekbergen. Poppe. Abcoude (?). den Haag, plaatsen in bosschen, aan heggen. Limburg (vrij alg . Nijmegen Waalsdorp. (Hunerberg, Ubbergen, Beek, Groesbeek), Duno, Wagening- M. sativa L. Aan waterkanten, op vochtige plaatsen. scheberg. Grebbe, Gorsel, 's Heorenberg. Texel, Agrdenhout, Maastricht, St.-Pietersberg. Boxtel, Breda. Velp, Lichtevoorde, Overveen, Bentveld, Hazeveld. Noordwijkerhout. Ruurlo. Amerongen, Neerlangbroek. Deventer, Zwolle, 9. C a 1 a m i n t h a. Heeruze, Giethoorn. Amsterdam, Haarlemmermeer, Sloten. C. Acinos Clairv. Op zandgrond, ook aan do grootere , , Alblasservvaard. Schouwen, Z.-Beveland, rivieren en in de duinen. Maastricht. Valkenburg, Gulpen, Walcheren, Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen. Gronsveld, Hamert, Middelaar, Afferden. Boxmeer, Grave, M. arvensis L. In zandig bouw- en weiland, ook aan Nijmegen (Weurt, Beek, Oosterhontsche bosch, Ooischewaard), waterkanten. Algemeen en overal. Arnhem, Doonverth, Wageningscheberg, Grebbe, Kuilenburg, M. piperita L. (ontsnapt uit een kweekery), Leeuwen, Vierakker, Oosterbeek, Warnsveld, Zutphen, M. rotundifolia L. Waterkanten, op vochtige plaatsen Twello. Rhenen, Zeist. Deventer, Diepenveen, Olst, Zwolle, Limburg (vrij alg). Heusden, Aalburg. Nijmegen (Ooische Zalk, Kampen, Markelo. Bergum, Heerenveen, Appelscha. waard, Weurt, Lent, Bemmel, Bessen, Weurt, Sleewijk, Kennemerland, Hilversum. Noordwyk binnen, , Eist, Arnhem, Ulenpas, Zevonaar, Hattem. Vianen, Montfoort Wassenaar, 's Gravenhage, , Loosduinen, Naald­ Deventer, Lutte. Friesland, den Haag, Wassenaar, Dordrecht, wijk, Monster, . Vlissingen. Voorne. Zuid-Beveland, Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen. C. officinalis Moench. Alleen bij Maastricht aan den voet M. sylvestris L. Aan rivieroevers, in grienden, aan sloot van den St-Pietersberg en in de vestingwerken Nijmegen. en akkerkanten. Epen, Kerkrade, Baarlo. Boxtel, Hilvaren beek, Werkendam, Woensdrecht. Nijmegen (Ooischewaard 10. Salvia. Lent. Beuningen), Everdingen, Tiel, Grebbe, Zutphen. utrecht S. verticillata L. Aangevoerd. Venlo. den Bosch. Arnhem, Driebergen, Odijk, Neerlangbroek. Deventer, Lutte, Zwolle^ Ruurlo, ulenpas. Deventer (Pothoofd), Zwolle. Scheveningen, Zalk. Heerenveen. Bloomendaal, Brederode, Haarlem. Noord Overschie, Rotterdam. wijk. Leiden, , Eynsburg, Wassenaar, Naaldwijk S. sylvestris L. Aangevoerd. St. Pietersberg. den Bosch. Rotterdam, Moerkapelle, Dordrecht. Vlissingen, Kwaden Nijmegen, Rhederoord, Zutphen. Deventer (Pothoofd). Hoek damme. van Holland, . Vlissingen. S. Verhenaca L. Op grasgrond en begroeide plaatsen. 3. L y c o p u s. Kanaal van Pannerden, Enghuizen, Ulenpas. Noordwijk. L. europaeus L. Langs slooten en andere vochtige Noord Beveland, Middelburg, West Kapelle. plaatsen. Vrij algemeen en overal. S. pratensis L. Op drogen grasgrond, aan dijken en wegen. Maastricht, Blerik, Venlo, Roosteren. Alem, Werkendam. 4. Origan um. Nijmegen, Arnhem, Everdingen, Tiel, Gorkum, Rhenen, O. vulgare L. Op onbebouwde, zonnige plaatsen, aan Zutphen, Twello. Apeldoorn, Hattem. Vreeswijk. Deventer, dijken en stadswallen. Limburg (vrij alg.). Oudenbosch. Olst, Wyhe, Zalk, Kampen, Hardenberg. Amsterdam, den Gelderland (vrij alg.), Wijk-biJDuurstede. Zalk. Leiden, Haag. den Haag. Schouwen, Tholen, Zuid-Beveland, Walcheren S. Sclarea L. Op opgevoerden bouwgrond bij Vlissingen (Rammekens), Hoek, Neuzen. en Zutphen. 200 DE LEVENDE NATUUR.

11. Nep o ta. Maastricht, Mechelen, Valkenburg, Slenaken, Pesaken, Plas­ N. ucranlca L. Op onbebouwd terrein bij het station den molen. Nijmegen (Groesbeek, Beek, Ubbergen, Malden. Bosch. Berg-en-Dal), Doosburg, Zutphen. Baarn. N. Cataria L. Op ruige plaatsen, aan dyken, op muren. 17. Stachys. Maastricht, Geulhem, Schinnen, Mechelen, Beek, Meersen, Roosteren, Gronsveld, Wijlre, Sittard, Plasmolen. Boxmeer. S. annua L. Aangevoerd. Maastricht. Ruurlo, Zutphen, Nijmegen (Lent), Hoog Soeren, Harderwijk. Utrecht, Rhenen, Apeldoorn. Deventer. Amsterdam, den Haag. Montfoort. Deventer, Zalk. Overveen, Boekfftode. Katwijk, S. germanka L. Op onbebouwde plaatsen, aan wegon, op Scheveningen, Rotterdam, Dordrecht. Tholen, Zuid Beveland. kalkhoudenden grond. Alleen bij Sittard gevonden. De var, citriodora te Gulpen, Pesaken, Maastricht en S. arvensis L. Op bouwland en tuingronden. Limburg Weurt. (alg.). Eindhoven, Valkenwaard, Boxtel, Rosmalen, St-Jans- iV. Nepetella L. Alleen bij Weurt en Brummen gevonden. beek, Breda. Nijmegen, Beek, Oosterbeek, Wageningen. Hummelo, Keppel, Groenlo, Winterswijk, Gorsel. Warnsveld. 12. G1 e c h o m a. Apeldoorn, Vaarson, Epe. Maartensdijk, Renswoude. Blauw- G. hcderacea L. Op grasgrond, aan wegen, heggen, op kapel, Bunnik. Houten, de Bilt. Deventer, Wijhe, Zwolle, muren, in kreupelhout en andere vochtige, beschaduwde Zalk, Kampen, Bathmen, Delden, Dalfsen, Hello, Borne, plaatsen. Algemeen en overal. Haaksbergen. Steenwijkerwold. Emmen. Groningen. Wolvega, Teridsert, Wommels, Zwaagwesteinde, Franeker. Texel. 12. Gale o b dol o n. Bergen, Heemskerk, Breesaap, Bentveld, Overveen. Bloemen- daal, Laren, Eemnes. Oegstgeest, Endegeest, Leiden, Wasse­ O. luteum Huds. In bosschen en op vochtige plaatsen tus­ naar, Voorne. Hulst, Zuiddorpe, Sas-van-Gent. schen hakhout. Sint Pietersberg, Bunde, Valkenburg, Span- beek. Beek, Elslo, Wijlre, Gulpen, Mechelen. Rosmalen, S. sylvatica L. Op beschaduwde vochtige plaatsen, aan Nunen, Soa, Oorschot, Eindhoven. Nijmegen (Ubbergen, slootkanten. Vrij algemeen en bijna overal. Beek, Bergendal, Neerbosch), Hemmen, Middachten, Ulenpas, 8. p ilustris L. Op vochtige plaatsen, ook op zandig Beekbergen, Harderwijk. Amersfoort, Neerlangbroek. Olden- bouwland. Algemeen en overal. zaal, Ootmarsum, Zwolle. Bergum, Hardegarijp. Vogelen­ S. recta L. Aangevoerd. Alleen by Eist (by Arnhem) ge­ zang, Haagsche bosch. vonden. S. anibigua Sm. Op beschaduwde, vochtige plaatsen, aan 14. L a m i u m. slootkanten. Utrecht. Heemstede, den Haag. L. incisum W. Op bebouwden grond, aan wegen. Ouden­ 18. Sideritis. bosch. Utrecht, de Bilt. Heino, Zwolle. Annen. Helpman, Pottum. Jelsum. Dronrüp, Holwerd, Sexbierum, Franeker, 8. montana L. Aangevoerd. Maastricht, Apeldoorn. Ameland. Texel. Santpoort. Amsterdam. Leiden, Valkenburg, Deventer. Amsterdam. Leiden, Dordrecht. Middelburg. Rijnsburg. Sint Philipsland, Zuid Beveland. Domburg, Hoek. 19. Ballota. L. ainplexiiiinle L. Op bouwland en moeshoven. Vrü alge­ meen en bijna overal. B. foetida Lam. Aan wegen, op puinhoopen, in heggen, L. purpnreum L. Op bouwland, in moeshoven, aan wegen, op ruige plaatsen. Vry algemeen en vrywel overal. tusschen kreupelhout. Algemeen en overal. L. albtim L. Aan wegen, tusschen kreupelhout, op ruige 20. L e o n u r u s. plaatsen. Algemeen en overal. L. Cardiaca L. Op ruwe, steenachtige plaatsen, aan L. macnlatum L. In heggen, aan boschkanten. in grienden. wegen, Kerkrade, Heerle, Gulpen, Beek. Breda. Doorwerth. Maastricht, Meersen, St. Pietersberg, Geulhein, Beek. Elslo, Westerbouwing. Zutphen, Soerenschebosch, Vaassen, Beek­ Houthem. Valkenburg, Neer, Ganne. Werkendam. Nijmegen bergen, Harderwyk. Utrecht, Rhenen, Amersfoort, Doorn, (Weurt. Bergendal. Beek, Ubbergen, Heumen), Kuilenburg, Zeist, Amerongen. Deventer, Wyhe, Zwolle. Zalk, Kampen. Druten. Welsum. Arnhem, Ruurlo, Groenlo, Loenen. Utrecht. Meppel, Emmen. Leeuwarden, Ameland. Terschelling, Zalk. .AtM)tNHü«T Vlieland. Wieringen, Velzen, Haarlem, Amsterdam. Muider­ berg, Laren, Bussum. Leiden, Warmond, den Haag, . 15. Galeopsis. Rotterdam, Voorne, Dordrecht. West Zeeuwsch-Vlaanderen. ö. Ladanum L. Op bouwland, in bosschen. Maastricht, Gulpen. Wijlre, Mechelen. Breda, Werkendam. Nymegen 21. Marrubium. (Ooischewaard. Ubbergen), Wageningen, Rossum. Baarn, M. vulgare L. Aan wegen, in de duinen, zandvlakten en Vianen. Deventer. Helpman. Friesland. Velzen. Katwijk, op muren. Maastricht, Gronsveld, Amby, Valkenburg, Meersen. , den Haag, Wassenaar. Sint Philipsland. Beek, Weert. Nymegen, Tiel, Zutphen, Twello. Deventer. G. ochroleuca Lam. Op bebouwden en onbebouwden zand­ Enschede, Zalk. Emmen. Ameland. Terschelling, Haarlem­ grond, in duinen, aan wegen. Vrij algemeen en bijna overal, merhout, Heemstede, Hilversum, Noordwyk, Katwyk, Sche­ doch in de westelijke provinciën bijna uitsluitend in de veningen, Wassenaar, Loosduinen, Staalduin, 's Gravesande. duinen (Naarden, Muiderberg, Laren, Hilversum. Zuid- Rotterdam, Dordrecht. Brouwershaven. Goes, WestZeeuwsch- Beveland). Vlaanderen. G. versicolor Curt. Op bouwland, langs hakhout langs M. pannonicum Echb. Aangevoerde grond te Amsterdam wegen, op ruige plaatsen. Breda, Oudheusdon, Breda, Werken­ (Willemspark). dam. Groesbeek, Wageningen, Arnhem. 's-Heerenberg, Win­ terswijk, Terborg, Twello, Apeldoorn, Harderwijk. Utrecht, 22. Scutellaria. Wijk-bü-Duurstede, Maarsbergen, de Bilt, Zeist, Renswoude, Scherpenzeel, Doorn, Amersfoort, Westbroek, Maarssen. S. Colummv W. var. Gussoni Ten. Alleen by Haarlem Wijhe, Zwolle, Kampen, Kamperveen, Almelo, Vriezenveen, (Zomerzorg, , Velzen), Bevonden. Hengelo, Borne. Koevorden, Meppel, Rolde. Helpman. Veen- S. galericulata L. Op vochtige plaatsen., aan waterkanten, wouden, Hardegarijp. Beverwijk, Velzen, 's Graveland, soms op muren. Vry algemeen en byna overal. Leiden, den Haag. Renesse, Koewacht. S. minor L. Op vochtige plaatsen, in heidegrond en op G. pubescens Besser. Aangevoerd. Eemnes. Deventer. veenachtigen grasgrond. Maastricht, Velden, Arcen, Venlo, Emmen, Valthe. Leiden. Axel. Plasmolen. Loon op Zand, Boxtel, Waalre, Aarle, Valkens- G. bifida Bonn. Op bouwland, aan dijken en we^en. waard, Etten, Ginneken, Oploo, Nieuwkerk, Deurne, Ouden­ Gulpen, Harles. Woensdrecht. Beek, Terborg. Zeist. Kampen, bosch, Groot Zundert, Bergen-op-Zoom, Roosendaal. Nymegen IJselmuiden, Steenwijkerwold, Delden, Oldenzaal, Raalte. (Hatert, Wychen, Mook. Malden, Heumen), Laag Soeren, Wolvega, Teridsert. Amsterdam, Sparen dam. Zuid-Beveland, Eibergen, Doetichem. Hilversum. Zuiddorpe, Koewacht. G. Tetrahit L. Op bouwland, tusschen hakhout, ook langs 23. Prunella. wegen en op ruige plaatsen. Algemeen en overal, vooral P. vulgaris. L. In wei- en bouwland, aan wegen, dyken. in de noordelijke provinciën. Algemeen en overal. 16. B e t o n i c a. 24. A j u g a. B. officinalis L. In heiden, bosschen en hakhout, in zan- A. Chamaepitys Schreb. Op kalkhoudenden bouwgrond. dige streken. Wijlre, Gulpen, St-Pieterberg, Gronsveld, Maastricht. Deventer (aangevoerd). OPMERKINGEN BIJ HET LEZEN VAN „DE LEVENDE NATUUR." 207

A. genevensis L. Op zand- en heidegrond. Aan wegen. meer, Oudenbosch, Breda, Bergen-op-Zoom. Nijmegen (Boek. Sittard, Gronsveld. Leiden (hortus). Ubbergen), Arnhem. Doorwerth, Wageningen, Velp, Ulenpas, A. reptans L. Op grasgrond. op vochtige plaatsen, in Eibergen, Ruurlo, Vorden. Winterswyk, Groenlo, Terborg, duinpannen. Limburg (vrij alg.). den Bosch, Boxtel. Breda, Apeldoorn, Gorsel, Harderwyk. Grebbe. Amerongen, Zeist. Oudenbosch, Woensdrecht. Nymegen (Beek, Neerbosch), Diepenveen, Zwolle, Bathmen, Ootmarsum, Oldenzaal. Heilo, Arnhem. Kuilenburg, Wageningen, Velp, Rhenen, Voorst, Wijk aan Zee, Bloemendaal, Overveen, Bentveld, Aarden- Apeldoorn, Harderwyk. Bunnik, Doorn, Driebergen, Maars­ hout, Heemstede. Bennebroek, Hilversum, Bussum, Blaricum, bergen, Amersfoort, Woudenberg. Deventer, Diepenveen, 's Graveland. , , Noordwijkerhout, Vogelen­ Kampen, Delden. Vollenhove, Steenwijkerwold. Meppel, zang. Wassenaar, den Haag, Loosduinen, Staalduin, Voorne. Weerdinge. Peize. Haren. Oranjewoud. Goutum. Velzen, Walcheren (Domburg), Koewacht. Bloemendaal. Haarlem. Overveen, Amsterdam. Noordwijk, T. Scordium L. Moerassige weiden, vochtige duinpannen. Vogelenzang, Leiden. Wassenaar, , den Haag. Maastricht. Zevenaar, Borculo. Lisse, Oost Voorne. Naaldwijk, Delft, Dordrecht. Schouwen, Walcheren, Oost- T. Botrijs L. Op bouwland. Gulpen. Zwolle. Zeeuwsch-Vlaanderen. T. Ohamae.drys L. Op heuvelachtigen grond, ruige plaatsen, aan wallen, in bosschen. Maastricht. Bergum, Hoerenveen, 25. T e u c r i u m, Drachten. Haagsche bosch. T. Scorodonia L. Op duin- en zandgrond en ruige bosch- H. HEUKELS. rijke plaatsen. Limburg (vrij alg). Rosmalen. Bostel, Box­ , {Wordt vervolgd.)

Opmerkingen bij fyef lezen van ,,De £et>encle jVlahmr."

(Deel II blz. 207). Volksnamen van vogels. Blauwpaapje bezigen, dus excrement — dit is groenachtig bruin, wordt werd door den vogeloppasser van den Dierentuin te 's-Gra- in aanraking met de lucht taai en elastisch, en heeft den venhage ook gegeven aan Ruticilla phoenicurus. De man vorm van een draadje of uiterst dun reepje elastiek. DE is Limburger. Of Blauwpaapje nu Haagsch is, of Limburgsch GEEE meende pl.m. 1773, dat het diertje door dat „pypje" kan ik niet zeggen. Bij Amiersfoort noemde een boer mij vochten uit het woondier zoog. De Geer's verbazing steeg Anorthura troglodytes: tuilekruuper. ten top, toen hij verscheidene Uropoda vegetans aaw eWcaar (Deel II blz. 224). Interessant is die waarneming van het zag hangen. De goede (Jpsalageleerde meende werkeiyk zoo overvloedig drinken van de rupsen van Lasiocampa dat die diertjes nu van en door elkaar op die wyze het potatoria. Zeker heeft degene, die den vlinder den naam lichaamsvocht van het woondier opslorpten!! Later bleek. van potatoria gaf, dat ook gezien, want potator beteekent dat De Geer gedwaald heeft. De Uropoda's zyn in staat. een drinkebroer. Alle rupsen drinken, vooral na droogte om, zoodra zy een geschikte voedingsplaats op hun gretig dauwdruppels of regendruppels. Iemand, die rupsen „vehikel" bereikt hebben, de „steel" los te laten en weg te kweekt, kan zich daarvan herhaaldeiyk overtuigen. loopen. De steel biyft dan aan het vehikel kleven. Maar (Deel II blz. 225, kolom 1.). Hommelmijten. „De arme als mj probeeren, om de Uropoda's van die stoeltjes los te beestjes werden geplaagd door kleine vleeschkleurige krygen, lukt ons dat niet. Ze houden die steel met hun mijten." Zie hierover myne opmerkingen over kevermyten aarskleppen zoo verbazend hard vast, dat men eerder de in Deel IV, blz. 251. steel breekt of de my ten verbrijzelt! Probeer 't maar eens, (Deel II blz. 225, kolom 2). Doodgravermijten. Behalve met een naald, om zoo'n Uropoda van zijn vehikel te dezelfde opmerking als hierboven, nog het volgende. Er lichten, en merk dan goed op, hoe de steel door uw waren hier 2 soorten van myton. pogingen wel tweemaal langer wordt, dan hij is, om dan Onder aan 't borststuk zaten een tiental onbewegeiyk op een hoopje". Ik vermoed dat dit Uropoda vege­ tans waren. Uropoda beteekent; staartvoet; ze zitten vast met een elastisch staartje. Vegetans beteekent: als planten levend. Hoe met myt en al met een verbazende kracht terug te komen die diertjes aan dien naam'? springen. Uw naald geeft er zelfs geluid van! Ge moet Ik zal het maar niet historisch deze proefneming natuuriyk doen, gewapend met een loep, behandelen, maar mfidedeelen, wat liefst met eene, die ge, als een horlogemaker doet, in uw men tegenwoordig er van weet, oog kny'pt. Ik gebruik altyd zulke loepen, dan heb ik mijn Uropoda vegetans gebruikt allerlei beide handen vry. kevers en hommels, even als • (Deel II blz, 225). Te veel levende hommels in een fleschje. Gamasus coleuptratorum, als lucht­ Tien hommels in één fleschje! Thuis gekomen waren ze ballon, als omnibus of, zooals in dood; ze hadden elkander doodgestoken. Neem me niet de boeken staat, als „vehikel." kwaiyk, maar dat geloof ik niet. Hommels, byen en En dat doet Uropoda vegetans nu wespen hebben een zeer snelle stofwisseling, ademen dus weer op zyn eigenaardige manier, zeer snel; dat kunt ge wel aan hun snelle ademhalings­ zooals geen dier hem na kan bewegingen van het achteriyf zien. Ze zyn dus, al hadt ge doen! Zoodra hij op zoo'n levende de flesch met een stukje gaas, in plaats van met kurk omnibus geklauterd is, drukt hy gesloten, eenvoudig gestikt uit gebrek aan zuurstof, en •syn aars tegen het lichaam van tevens vergiftigd in hun eigen uitgeademd koolzuur. zyn vliegmachine en laat zijn ex­ (Deel II blz. 226;. Oorwormen. „De poppen (van de vlier- crementen vry spel. Deze — ik vlinder) werden zeer geplaagd door oorwormen." Heeft u moet eigeniyk hier het enkelvoud Uropoda vegetans. niet ondervonden, dat ze ze opaten? De oorwormen eten