nieuwe en interessante nederlandse wantsen vii (: )

Berend Aukema, Twan Martens, Naomi Klunder & Joop Prijs

Doordat steeds meer informatie over herkenning en verspreiding van wantsen beschikbaar komt, neemt de aandacht voor deze groep in Nederland toe. In 2017 start zelfs een atlasproject voor de grotere, meer opvallende soorten. In deze bijdrage aan de faunistiek van de Nederlandse wantsen worden drie soorten besproken die nieuw zijn voor de Nederlandse lijst: Dimorphopterus spinolae, Oxycarenus lavaterae (beide Lygaeidae) en Ochetostethus nanus (Cydnidae). inleiding R. Akkermans (foto’s Waarneming.nl). Nationaal De lijst van in Nederland waargenomen wantsen Park De Meinweg, ac 200-354, 12.iii.2017, 20 ex. blijft groeien. Sinds het laatste overzicht (Aukema en ac 203-353, 2 ex., R. Akkermans (foto’s Waar­ 2016) zijn er weer drie soorten voor het eerst in neming.nl). Tegelen, Holtmühle, ac 208-369, ons land waargenomen. De lijst telt nu 644 soor­ 15.iii.2017, 2 ex. en ac 208-370, 2 ex., T. Martens ten. De vondsten van de nieuwe soorten worden (foto’s waarneming.nl). Beegden, Beegderheide, in detail behandeld. De nomenclatuur en volg­ ac 191-356, 24.iii.2017, 10 ex., R. Akkermans orde van de taxa zijn gebaseerd op de ‘Catalogue (foto Waarneming.nl). Roermond, De Breidberg, of the Heteroptera of the Palaearctic Region’ ac 199-353, 25.iii.2017, 10 ex. en Driestruik, (Aukema & Rieger 2001, 2006, Aukema et al. ac 200-353, 25 ex., R. Akkermans (foto’s Waar­ 2013). Gebruikte afkortingen: ac - Amersfoort­ neming.nl). Alle vondsten werden gedaan op coördinaten. duinriet en afgezien van een aantal op 16 febru­ ari verzamelde exemplaren, die in de tekst behandeld worden, waren het allemaal kort­ soortbesprekingen vleugelige dieren.

Familie Lygaeidae Twan Martens fotografeerde op 23 december 2016 in het natuurontwikkelingsgebied Kockersen Dimorphopterus spinolae (Signoret, 1857) bij Blerick (Gemeente Venlo) (ac 204-376) een Nieuw voor Nederland vrouwtje van een wants, die aanvankelijk op Waarneming.nl werd geplaatst als de lygaeide Limburg Blerick, Kockersen, ac 204-376, sabuleti (Fallén, 1826) (fig. 1, 2). 23.xii.2016, 8 ex. en 28.i.2017, 10 ex. op en tussen Het bleek echter de verwante Dimorphopterus duinriet, T. Martens (foto’s Waarneming.nl). spinolae (Signoret, 1857) (fig. 3, 4) te zijn, een Idem, ac 204-376, 16.ii.2017, in groot aantal, B. soort die nog niet eerder in Nederland werd waar­ Aukema & T. Martens (foto’s Waarneming.nl). genomen. Er werden acht exemplaren geteld. Idem, Kraijelheide, ac 203-377, 16.ii.2017, in groot Gewapend met kennis over de waardplant, duin­ aantal en ac 203-376, 2 ♂, 2 ♀, B. Aukema & riet epigejos, werd de vindplaats op T. Martens (foto Waarneming.nl). Venlo, Groote 28 januari 2017 nogmaals bezocht. Het duinriet Heide, ac 212-374, 16.ii.2017, in groot aantal, (fig. 5) staat er overal en domineert grote opper­ B. Aukema & T. Martens en 10.iii.2017, 1 ex., vlakten. Volgens Sjaak Gubbels (schrift. med.)

aukema et al. ‒ nieuwe en interessante nederlandse wantsen vii 45 Figuur 1. Ischnodemus sabuleti, 1 2 brachypteer ♀, Kraijelheide. Foto Theodoor Heijerman. Figure 1. Ischnodemus sabuleti, brachypterous ♀, Kraijelheide. Photo Theodoor Heijerman.

Figuur 2. Ischnodemus sabuleti, macropteer ♀, Norgerholt. Foto Theodoor Heijerman. Figure 2. Ischnodemus sabuleti, macropterous ♀, Norgerholt. Photo Theodoor Heijerman.

Figuur 3. Dimorphopterous spinolae, 3 4 brachypteer ♀, Kockersen. Foto Theodoor Heijerman. Figure 3. Dimorphopterous spinolae, brachypterous ♀, Kockersen. Photo Theodoor Heijerman.

Figuur 4. Dimorphopterous spinolae, macropteer ♀, Kockersen. Foto Theodoor Heijerman. Figure 4. Dimorphopterous spinolae, macropterous ♀, Kockersen. Photo Theodoor Heijerman.

heeft het duinriet zich op de Kraijelheide spon­ de bladscheden gevonden. Alle waargenomen taan gevestigd en breidt het zich de laatste tien exemplaren waren volwassen en brachypteer. jaar gestaag uit. Op alle voormalige landbouw­ De op dezelfde plekken aangetroffen nimfen percelen, die nu in het bezit zijn van Defensie, waren niet van D. spinolae, maar van I. sabuleti. komt duinriet voor. Dimorphopterus spinolae Op 16 februari werd het gebied opnieuw bezocht bleek massaal voor te komen op meerdere perce­ door de auteurs en Theodoor Heijerman en werd len. Bij de eerste waarneming in december zaten ook een populatie ontdekt op de Groote Heide ze hoog in de verdroogde bloeistengels, maar de ten oosten van Venlo. Gestimuleerd door deze tweede keer werden ze laag op de bodem tussen vondsten werden binnen korte tijd ook populaties

46 nederlandse   48 ‒ 17 Figuur 5. Duinrietvegetatie bij Kockersen. Foto Twan Martens. Figure 5. Vegetation of bushgrass near Kockersen. Photo Twan Martens.

globaal 44 en 55º noorderbreedte in Europa (Bos­ nië-Herzegovina, Bulgarije, Duitsland, Frank­ rijk, Hongarije, Italië, Moldavië, Oostenrijk, Po­ len, Roemenië, Midden- en Zuid-Rusland, Slove­ nië, Slowakije, Servië, Tsjechië, Oekraïne en Zwitserland) en Azië (Azerbeidzjan, China, Iran, Japan, Kazachstan, Kirgizië, Korea, Mongolië, Siberië, Tadzjikistan en Turkije) (Péricart 1999, 2001, Aukema et al. 2013). Buiten deze zone komt ze in West-Europa ook voor in Zuid- Zweden (Coulianos & Ossiannilsson 1976: Skåne), Denemarken (Andersen & Gaun 1974: Zuid-Jut­ land), op de Duitse waddeneilanden Norderney, Baltrum en Langeoog (Bröring 1991) en in België in de haven van Antwerpen (Viskens et al. 2012). Uit het aangrenzende deel van Duitsland is ze bekend uit Nordrhein-Westfalen (Kott 2007) en Rheinland-Pfalz (Hoffmann & Melber 2003). In Noord-Frankrijk is er één waarneming van 6 Dimorphopterus spinolae Figuur . Verspreiding van in 1900 Nederland. voor uit het departement Somme en een Figure 6. Distribution of Dimorphopterus spinolae in beperkt aantal recentere vindplaatsen uit het the Netherlands. stroomgebied van de Seine (Péricart 1999). De dichtstbijzijnde vindplaatsen bevinden zich in de omgeving van Keulen op hemelsbreed ontdekt in De Meinweg en bij Beegden, Tegelen 70-80 km afstand vanaf Blerick (Kott 2007: en Roermond, zodat ze nu in Nederland bekend Köln-Longerich en Erfstadt-Herrig). is uit zeven uurhokken (fig. 6). Dimorphopterus spinolae leeft fytofaag op duin­ Dimorphopterus spinolae is een Palaearctische riet Calamagrostis epigejos in allerlei zandige soort die voorkomt in een brede band tussen biotopen. In Nederland komt duinriet voor op

aukema et al. ‒ nieuwe en interessante nederlandse wantsen vii 47 Tabel 1. Vondsten van Dimorphopterus spinolae in vier populaties (i-iv) op 16 februari 2017. n: aantal exemplaren; br: brachypteer; im: intermediare vleugellengte; ma: macropteer. Table 1. Records of Dimorphopterus spinolae in four populations (i-iv) on 16 Febrauary 2017. n: number of speci­ mens; br: brachypterous; im: intermediate wing-length; ma: macropterous.

Amersfoort- nr Locatie coördinaten Datum n ♂ ♀

br im ma %ma br im ma %ma

i Blerick, Kockersen 204-376 16.ii.2017 185 91 1 7 7,1 61 1 24 27,9 ii Blerick, Kraijelheide 203-377 16.ii.2017 143 56 - - 0 86 1 - 0 iii Blerick, Kraijelheide 203-376 16.ii.2017 4 2 - - 0 2 - - 0 iv Venlo, Groote Heide 212-374 16.ii.2017 132 57 - - 0 75 - *1 1,3

* dood/dead specimen

droge tot vochtige, tamelijk voedselrijke zand­ eerste nimfenstadia kunnen overwinteren. grond in ruige graslanden en struikgewas, aan Wachmann et al. (2007) vermelden echter dat bosranden, op kapvlakten; ook op stenige en naast volwassen dieren juist de oudere nimfen kalkrijke plaatsen. Het komt zeer algemeen voor overwinteren. Ook opperen ze de mogelijkheid in de duinen en elders is het plaatselijk algemeen dat de cyclus van D. spinolae net als bij de (Van der Meijden 2005). Nimfen en imago’s van verwante Ischnodemus sabuleti (Fallén, 1826) D. spinolae zijn vooral te vinden tussen de onder­ tweejarig zou kunnen zijn, waarbij in de eerste ste bladscheden, maar bij warm weer klimmen ze winter alleen de oudere nimfen zouden over­ ook omhoog in de halmen. Ze voeden zich met winteren. In de populaties bij Blerick (drie sap uit de bladeren en de stengels, maar ze zuigen plekken) en Venlo werden uitsluitend imago’s ook in de bodem aan de wortels. Van de Duitse aangetroffen (tabel 1). waddeneilanden worden naast duinriet ook helm arenaria en zandhaver Leymus arena­ De overwinterde dieren worden omstreeks april rius als waardplant genoemd en in het binnen­ weer actief en de eieren worden in de periode van land komt ze in Duitsland ook incidenteel op begin juni tot eind juli afgezet. Dieren van de andere grassen voor, onder andere parelgras nieuwe generatie zijn vanaf juli/augustus volwas­ Melica spec., rietgras arundinacea en riet sen (Péricart 1999). Het is een vleugeldimorfe (Wachmann et al. 2007). soort, waarvan doorgaans de meeste dieren kort­ De vermelding van riet heeft echter vermoedelijk vleugelig zijn. Langvleugelige dieren staan te boek betrekking op de tweelingsoort Dimorphopterus als zeldzaam en daarnaast komen er incidenteel blissoides (Baerensprung, 1859), die monofaag op exemplaren voor met intermediaire vleugellengtes. dit gras leeft (Péricart 1999). Bij de vier bemonsterde (sub)populaties werden opvallende verschillen in de het percentage Literatuurgegevens over de levenscyclus van langvleugelige dieren gevonden (tabel 1). Lang­ D. spinolae zijn niet eenduidig. Volgens Péricart vleugelige dieren werden alleen waargenomen in (1999) overwintert ze als imago in het strooisel populatie i, respectievelijk 7,1 en 27,9 % voor aan de voet van de waardplant en heeft ze één mannetjes en vrouwtjes, terwijl alle levend aan­ generatie per jaar. Onder gunstige weers­ getroffen dieren in populatie ii en iv kortvleuge­ omstandigheden zouden incidenteel ook de lig waren. Van populatie iii konden slechts vier

48 nederlandse   48 ‒ 17 dieren verzameld worden, die alle kortvleugelig grootschalige natuurontwikkeling. Gericht waren. Op de Groote Heide werd naast grote onderzoek van duinriet in dergelijke biotopen zal aantallen brachypteren slechts een dood lang­ mogelijk ook buiten Midden-Limburg nieuwe vleugelig vrouwtje aangetroffen. Plaatselijk kan de vindplaatsen van D. spinolae kunnen opleveren. verhouding brachypteer/macropteer echter sterk Hetzelfde geldt voor de duinen en de wadden­ verschillen. Kott (2007) vond voor de populatie eilanden, waar duinriet zeer algemeen is. bij Keulen veel hogere percentages macropteren: 41,6 % van 101 mannetjes en 47,1 % van 68 vrouw­ tjes. Hoge percentages macropteren kunnen Oxycarenus lavaterae (Fabricius, 1787) onder gunstige omstandigheden leiden tot veel Nieuw voor Nederland vliegactiviteit en daarmee de kans op succesvolle dispersie verhogen. Limburg Maastricht, Heugem, ac 177-316, 7.x.2016, massaal met nimfen op stam lindeboom, De factoren die bij deze soort de vleugelontwik­ N. Klunder (foto’s Waarneming.nl); Idem, keling bepalen zijn onbekend, maar er is wel 20.x.2016, A. Kruithof (foto’s Waarneming.nl) en laboratoriumonderzoek naar gedaan bij de 29.x.2016, B. Aukema (col. B. Aukema). verwante Dimorphopterus japonicus (Hidaka, 1959), die leeft op Japans zilvergras Miscanthus Op 7 oktober 2016 ontdekte Naomi Klunder in sinensis (Sasaki et al. 2002). Hieruit blijkt dat de Heugem (Maastricht) een lindeboom met een volgende omgevingsfactoren tijdens de nimfale grote populatie O. lavaterae (Fabricius, 1787), ontwikkeling een positief effect hebben op de die in een karakteristieke, meterslange, aaneen­ vleugelontwikkeling: hogere temperatuur, gesloten rode laag op de stam zaten, zowel langere daglengte en hogere dichtheid. volwassen dieren als nimfen van verschillende Per generatie kan het percentage macropteren in stadia, mogelijk wel 100.000 exemplaren de populatie dan ook grote verschillen vertonen (fig. 7, 8). De betreffende boom is ongeveer (Sasaki et al. 2003). Voor de bemonsterde zeven meter hoog met op twee meter hoogte een populaties in Limburg ligt het niet voor de hand stamomtrek van 98 cm (130 cm bij de voet). te denken aan opvallende verschillen in tempera­ De dieren bevonden zich aan de zuidzijde van tuur of daglengte, zodat verschillen in dichtheid de stam over vrijwel de hele lengte. In de onmid­ overblijven: hoe hoger de dichtheid hoe meer dellijke omgeving bevonden zich kleine groepjes langvleugeligen. Dit zou een functionele respons van een enkel exemplaar tot tientallen exem­ kunnen zijn op voedselgebrek of in algemene zin plaren op lindebomen van dezelfde soort en achteruitgang van de habitat. Er zijn echter geen leeftijd (latere waarnemingen van Arp Kruithof veldgegevens om een en ander te ondersteunen. en de eerste auteur). Daarnaast kan het ook niet uitgesloten worden dat er sprake is van een genetische achtergrond Oxycarenus lavaterae (fig. 9) is een Palaearctische van de vleugeldimorfie, waarbij de expressie van soort, die voorkomt in de westelijke helft van het een langvleugelig genotype afhankelijk is van de Middellandse Zeegebied en op de Makaronesische genoemde omgevingsfactoren. eilanden. Tot halverwege de jaren 1980 was ze bekend uit Portugal, Spanje (inclusief De Balea­ Duinriet komt in het binnenland vaak voor in ren), Zuid-Frankrijk (inclusief Corsica), Italië door de mens verstoorde of kunstmatige bio­ (inclusief Sardinië, Sicilië en een aantal kleinere topen. Dit was het geval bij beide vindplaatsen in eilandjes), Malta, Zuid-Zwitserland (Ticino), de omgeving van Keulen (Kott 2007), het haven­ Slovenië (Nova Gorica), Kroatië, Bosnië en Her­ terrein in Antwerpen (Viskens et al. 2012) en ook zegovina, Noord-Afrika (Algerije, Marokko en de vindplaatsen bij Blerick maken deel uit van Tunesië) en de Canarische Eilanden. Vermeldingen

aukema et al. ‒ nieuwe en interessante nederlandse wantsen vii 49 Figuur 8. Volwassen dieren en nimfen van Oxycarenus lavaterae op stam lindeboom in Heugem. Foto Arp Figuur 7. Lindeboom in Heugem met een rode laag Kruithof. 8 Oxycarenus lavaterae. Foto Arp Kruithof. Figure . Adults and larvae of Oxycarenus lavaterae Figure 7. Linden tree in Heugem with a red layer of on trunk of a linden tree in Heugem. Photo Arp Oxycarenus lavaterae Photo Arp Kruithof. Kruithof.

Figuur 9. Oxycarenus lavaterae ♂, Heugem. Figuur 10. Verspreiding van Oxycarenus lavaterae in Foto Theodoor Heijerman. Nederland. Figure 9. Oxycarenus lavaterae ♂, Heugem. Figure 10. Distribution of Oxycarenus lavaterae in the Photo Theodoor Heijerman. Netherlands.

50 nederlandse   48 ‒ 17 van het Arabisch schiereiland en tropisch Afrika de cyclus hier precies verloopt is niet duidelijk, behoren mogelijk tot O. zavattarii Mancini, 1939 maar zowel imago’s als nimfen van verschillende (Kment et al. 2006). Vanaf 1985 breidde ze haar stadia lijken te overwinteren. Op linde vindt de areaal langzaam uit en werd ze achtereenvolgens overwintering plaats onder loszittende schors of waargenomen in Montenegro (1985), Hongarije in spleten en holtes in de stam. Vanaf half mei (1994), Slowakije (1995), Servië (1996), Bulgarije verspreiden de dieren zich naar de onderste (1998), Noord-Frankrijk (1999: Parijs), Madeira takken en voeden zich met sap uit de bladeren, (2001), Oostenrijk (2001), Noord-Zwitserland wat uiteindelijk leidt tot zichtbare zuigschade (2002), Tsjechië (2004), Duitsland (2004: Baden- (Péricart 1999). Volgens Velimirović et al. (1992) Württemberg), Roemenië (Péricart 2001, zouden ze zich echter uitsluitend met sap uit de Rabitsch 2008, Kment 2009, Aukema et al. 2013) stam en takken voeden en niet aan het blad zui­ en nu dus ook in Nederland (fig. 10). Toevallige gen. Op kaasjeskruid voeden ze zich ook met sap introducties met plantmateriaal uit Italië in uit de zaden, maar of ze dat op linde ook doen, Duitsland in Berlijn in 2000 (Deckert 2004) is niet bevestigd. Kalushkov & Nedved (2010) en in Nederland in Sint-Oedenrode in 2007 konden ze echter zonder problemen kweken op (Aukema & Hermes 2009) resulteerden niet in lindezaden. De zuigactiviteit van O. lavaterae zou vestigingen. De tot dusverre meest noordelijke kunnen leiden tot het verwelken en vervroegd populaties bevinden zich op het eilandje Tatihou afvallen van de bladeren, maar de bomen lijken in Normandië, Frankrijk (Hoffmann 2005) en in daar geen last van te ondervinden. Darmstadt-Kranichstein in Hessen, Duitsland, de vanuit Heugem dichtstbijzijnde vindplaats op ongeveer 240 km afstand (Schneider & Dorow Familie Cydnidae 2016). Vermeldenswaardig zijn ook de vondsten in Rheinland-Pfalz (Simon 2008: Maikammer, Ochetostethus nanus (Herrich-Schaeffer, 1834) Neustadt en Jockgrimm), die zich ten opzichte Nieuw voor Nederland van Maastricht op ongeveer dezelfde afstand bevinden. Zuid-Holland Meneersche Plaat, ac 71-421, 12-18. ix.2016, 1 ♀ in malaiseval in oud vlierbosje, J. Oxycarenus lavaterae leeft op vertegenwoordigers Prijs (collectie B. Aukema). van de kaasjeskruidfamilie Malvaceae. In het Middellandse Zeegebied komt ze voor op abutilon In de bijvangsten uit een malaiseval van de Hibiscus spec., heemst Althea spec., kaasjeskruid vierde auteur op de Meneersche Plaat langs de Malva spec., struikmalva Lavatera spec. en oever van de Haringvliet (fig. 11) bevond zich een Amerikaanse linde Tilia americana (Wachmann vrouwtje van Ochetostethus nanus, een nog niet et al. 2007, Péricart 1999). In Midden-Europa eerder in ons land waargenomen Cydnidae (fig. wordt ze in stedelijk gebied op linde en in het 12). De malaiseval stond op ongeveer tien meter bijzonder op winterlinde Tilia cordata waar­ van het open water op een open stukje in een genomen (Hoffmann & Schmitt 2014, Rabitsch klein, oud vlierbosje met veel opslag van reuzen­ 2008). Vooral vlak voor en na de overwintering balsemien Impatiens glandulifera, grenzend aan vormen ze samenscholingen van grote aantallen een extensief beweide, ruige kruidenvegetatie dieren op de stammen van de waardplant, tot met veel heemst Altaea officinalis en brandnetel circa 100.000 exemplaren (Simon 2008), zoals Urtica dioica. ook in Maastricht. In het mediterrane gebied zijn er meerdere generaties per jaar (drie tot vier) en is Ochetostethus nanus is een soort met een Atlan­ ze plaatselijk mogelijk zelfs acyclisch, waarbij alle tisch verspreidingspatroon, die alleen bekend is stadia kunnen overwinteren (Péricart 1999). Hoe van het Iberisch schiereiland (Portugal en Spanje),

aukema et al. ‒ nieuwe en interessante nederlandse wantsen vii 51 Figuur 12. Ochetostethus nanus ♀, Meneersche Plaat. Foto Theodoor Heijerman. Figure 12. Ochetostethus nanus ♀, Meneersche Plaat. Photo Theodoor Heijerman.

Figuur 11. Meneersche Plaat, locatie malaiseval. Foto Joop Prijs. Figure 11. Meneersche Plaat, location of malaise trap. Photo Joop Prijs.

Frankrijk, België (Aukema et al. 2013) en nu dus ook uit Nederland (fig. 13). De dichtstbijzijnde vindplaats bevindt zich in Aalter, in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen op hemelsbreed iets meer dan 90 km afstand (Aukema et al. 2007). Over de biologie van de soort is weinig bekend. Het exemplaar in Aalter werd gevangen met een zuigval op een bouwkavel met spaarzame ruderale vegetatie, gedomineerd door de mossen krulmos Funaria hygrometrica en purpersteeltje Ceraton purpureus (Aukema et al. 2007). Nader onderzoek zal moeten uitwijzen of er zich op de Figuur 13. Verspreiding van Ochetostethus nanus in Meneersche Plaat daadwerkelijk een populatie Nederland. bevindt. Mogelijk is er slechts sprake van een Figure 13. Distribution of Ochetostethus nanus in the met de wind meegevoerd vliegend exemplaar uit Netherlands. een zuidelijke populatie.

52 nederlandse   48 ‒ 17 dankwoord Hoffmann, H.-J. & A. Melber 2003. Verzeichnis der Sjaak Gubbels gaf informatie over het voorkomen Wanzen Deutschlands.– Entomologische Nach­ van duinriet op de Blerickse Heide, waartoe richten und Berichten, Beiheft 8: 209-272. [Entomo­ Kockersen en de Kraijelheide behoren, Theodoor fauna Germanica 6] Heijerman maakte de foto’s van de drie soorten Hoffmann, H.-J. & R. Schmitt 2014. Die Malvenwanze en Arp Kruithof leverde de foto’s van de linde­ Oxycarenus lavaterae (Fabricius, 1787) (Heteroptera, boom met Oxycarenus lavaterae. Lygaeidae) breitet sich im Rheintal nach Norden aus. – Heteropteron 41: 14-16. 2010 literatuur Kalushkov, P. & O. Nedved . Suitability of food­ plants for Oxycarenus lavaterae (Heteroptera: Andersen, N. MØller & S. Gaun 1974 . Fortegnelse over Lygaeidae), a mediterranean bug invasive in Denmarks tæger (Hemiptera-Heteroptera. – Ento­ Central and South-East Europe. – Comptes mologiske Meddelelser 42: 113-134. Rendus de l’Académia des Sciences 63: 271-276. Aukema, B. 2016. Nieuwe en interessante Nederlandse Kment, P. 2009. Oxycarenus lavaterae, an expansive wantsen vi (Hemiptera: Heteroptera). – Neder­ species new to Romania (Hemiptera: Heteroptera: landse Faunistische Mededelingen 46: 57-85. Oxycarenidae). – Acta Musei Moraviae, Scientiae Aukema, B. & D. Hermes 2009. Nieuwe en interessante Biologicae 94: 23-25. Nederlandse wantsen iii (Heteroptera: Heteroptera). Kment, P., O. Vahala & K. Hadril 2006. First records – Nederlandse Faunistische Mededelingen 31: 53-87. of Oxycarenus lavaterae (Heteroptera: Oxycareni­ Aukema, B. & Chr. Rieger (red.) 2001. Catalogue of dae) from the Czech Republic, with review of its the Heteroptera of the Palaearctic Region iv. Pen­ distribution and biology. – Klapalekiana 42: 97-127. tatomomorpha i. – Nederlandse Entomologische Kott, P. 2007. Dimorphopterus spinolae (Signoret, 1857) Vereniging, Amsterdam. mit zwei Fundorten neu in nrw (Heteroptera, Aukema, B. & Chr. Rieger (red.) 2006. Catalogue of Lygaeidae). – Mitteilungen Arbeitsgemeinschaft the Heteroptera of the Palaearctic Region v. Pen­ Westfälischen Entomologen 23: 49-51. tatomomorpha ii. – Nederlandse Entomologische Meijden, R. van der 2005. Heukels’ Flora van Neder­ Vereniging, Amsterdam. land. – Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten. Aukema B., J.M. Bruers & G.M. Viskens 2007. Nieu­ Péricart, J. 1999. Hémiptères Lygaeidae Euro-Méditer­ we en zeldzame Belgische wantsen ii (Hemiptera: ranéens. Volume 1. Généralités. Systématique: pre­ Heteroptera). – Bulletin van de Koninklijke Bel­ mière partie. – Faune de France 84a: i-xx, 1-468. gische Vereniging voor Entomologie 143: 83-91. Péricart, J. 2001. Family Lygaeidae Schilling, 1829. – Aukema, B., Chr. Rieger & W. Rabitsch 2013. Catalo­ In: B. Aukema & Chr. Rieger (red.), Catalogue gue of the Heteroptera of the Palaearctic Region of the Heteroptera of the Palaearctic Region 4. vi. Supplement. – Nederlandse Entomologische Pentatomomorpha i. Netherlands Entomological Vereniging, Amsterdam. Society, Amsterdam: 35-200. Bröring, U. 1991. Die Heteropteren der Ostfriesischen Rabitsch, W. 2008. Alien true bugs of Europe (Insecta: Inseln. – Drosera, Beiheft 1: 1-96. Hemiptera: Heteroptera). – Zootaxa 1827: 1-44. Deckert, J. 2004. Zum Vorkommen von Oxycareninae Sasaki, R., F. Nakasuji & K. Fujisaki 2002. Environmen­ (Heteroptera, Lygaeidae) in Berlin und Branden­ tal factors determining wing form in the lygaeid bug, burg. – Insecta 9: 67-75. Dimorphopterus japonicus (Heteroptera: Lygaeidae). Coulianos C.-C. & F. Ossiannilsson 1976. Catalogus – Applied Entomology and Zoology 37: 329-333. Insectorum Sueciae. vii. Hemiptera-Heteroptera. Sasaki, R., F. Nakasuji & K. Fujisaki 2003. Seasonal 2nd. Ed. – Entomologisk Tidskrift 97: 135-173. changes in wing dimorphism of the lygaeid bug Hoffmann, H.-J. 2005. Oxycarenus lavaterae (Fabricius, Dimorphopterus japonicus (Heteroptera: Lygaeidae) 1787) nun auch im Norden Frankreichs und im sw in relation to environmental factors. – Environ­ Deutschlands. – Heteropteron 21: 25-27. mental Science 6: 63-70.

aukema et al. ‒ nieuwe en interessante nederlandse wantsen vii 53 Schneider, A. & W.H.O. Dorow 2016. Erstnachweis Viskens, G., J. Bruers & B. Aukema 2012. Eerste von Oxycarenus lavaterae (Fabricius, 1787) für waarnemingen van twee soorten wantsen in Hessen. – Heteropteron 45: 23-24. België (Hemiptera: Heteroptera). – Bulletin Simon, H. 2008. 2. Nachtrag zum Verzeichnis der van de Koninklijke Belgische Vereniging voor Wanzen in Rheinland-Pfalz (Insecta: Heteroptera). Entomologie 148: 189-190. – Fauna Flora Rheinland-Pfalz 11: 549-559. Wachmann, E., A. Melber & J. Deckert 2007. Wanzen Velimirović, V., Z. Ðurović & M. Raičević 1992. Bug 3. Pentatomomorpha i. Aradidae, Lygaeidae, Oxycarenus lavaterae Fabricius (Lygaeidae, Hetero­ Piesmatidae, Berytidae, Pyrrhocoridae, Alydidae, ptera) new pest on lindens in southern part of Coreidae, Rhopalidae, Stenocephalidae. Montenegro. – Zaštita Bilja (Beograd) 43: 69-72. – Die Tierwelt Deutschlands 75: 1-288.

summary New and interesting Dutch bugs vii (Hemiptera: Heteroptera) The first Dutch records of Dimorphopterus spinolae, Oxycarenus lavaterae (Lygaeidae) and Ochetostethus nanus (Cydnidae) in the Netherlands are given. Dimorphopterus spinolae was collected from its food plant bush grass Calamagrostis epigejos at 11 sites in the central part of the province of Limburg. A dense population of Oxycarenus lavaterae was discovered on linden trees near Maastricht in the south of the province of Limburg. It is the northernmost locality where the species was ever found and, apart from an incidental introduction on linden trees from Italy, the first Dutch record. A female of the Atlantic Ochetostethus nanus was caught in a malaise trap in the coastal province of Zuid-Holland along the Haringvliet, representing the northernmost record of the species. The number of species listed for the Netherlands is 644.

B. Aukema Nobelweg 54 6706 gd Wageningen [email protected]

T. Martens Nieuwstraat 37 5863 ax Blitterswijck [email protected]

N. Klunder Wederik 15 4251 kx Werkendam [email protected]

J. Prijs Bosland 4 9753 ev Haren [email protected]

54 nederlandse   48 ‒ 17